“Een nieuwe fase” Onderzoek bedrijfsvoering Rapportage aan leden Dagelijks Bestuur/ Algemeen Bestuur
Versie 2.0 21 juni 2003 Wim Muilenburg, Met ondersteuning van Ernst & Young (Wil Bouwman)
INLEIDING In de regio Nijmegen voert namens de regiogemeenten de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) uit. De regiogemeenten1 hebben daartoe een Gemeenschappelijke Regeling (GR) in het leven geroepen. Bestuurders van de regiogemeenten vormen het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB) van . Bij werken ca. 1.800 fte 2 medewerkers die vanuit de WSW onder aangepaste omstandigheden reguliere arbeid verrichten. Verder heeft ca. 150 fte medewerkers in ambtelijke dienst. De kosten van salarissen WSW bedragen in 2002 ca. 45,9 miljoen Euro, waartegenover een subsidiebedrag staat vanuit het Rijk van 43 miljoen Euro. Het “subsidieresultaat” bedraagt derhalve 2,9 miljoen Euro negatief. De kosten van het ambtelijk apparaat en alle overige organisatiekosten bedragen in 2002 15,1 miljoen Euro. Daartegenover staat een netto toegevoegde waarde van 14,3 miljoen Euro. Het NTW-, Netto Toegevoegde Waarde, resultaat is derhalve in 2002 0,8 miljoen Euro negatief. Conform de GR zijn de regiogemeenten gehouden het nadelig saldo van te dragen. In 2002 bedraagt dit nadelig saldo ca. 3,9 miljoen Euro. Dit nadelig saldo is als volgt opgebouwd. 1. subsidieresultaat 2. NTW resultaat 3. incidentele baten en lasten
2,9 miljoen Euro negatief 0,8 miljoen Euro negatief 0,2 miljoen Euro negatief
Voor de regiogemeenten is het nadelig saldo over 2002 een fikse tegenvaller. De eerste begroting 2002 sloot namelijk op een nadelig saldo van 1,1 miljoen Euro, terwijl in meerjarenperspectief gerekend wordt op het realiseren van een gemeentelijke bijdrage van “nihil” in 2005 (de zg. “nuloptie”) . De informatie over de financiële tegenvaller in 2002 is voor een belangrijk deel pas in 2003 aan het DB gemeld 3 . De informatie over de financiële tegenvaller leidde in de Raden van de regiogemeenten tot een stortvloed aan vragen en kritiek. Het huidige DB is in juli 2002 aangetreden na de Gemeenteraadsverkiezingen. Het DB wordt gevormd door mevrouw Scholten (wethouder Nijmegen), voorzitter, de heer Hendriks (wethouder Wychen), secretaris en verder als leden de heer Lucassen (wethouder Nijmegen), de heer Peereboom (wethouder Beuningen) en de heer Wilbers (burgemeester Ubbergen). De dagelijkse leiding van is in handen van de Algemeen Directeur (AD). De AD wordt geassisteerd door de Directeur Industrie en Dienstverlening (I&D) en de Directeur Arbeids Integratie (AI). Gedrieën vormen zij de Directieraad. De omvang van de WSW subsidie wordt in het najaar van het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar kenbaar gemaakt aan (en vanzelfsprekend aan alle landelijke collega WSW bedrijven). De subsidie is opgebouwd uit het aantal fte dat voor het begrotingsjaar 1
Regiogemeenten: bedoeld worden alle gemeenten van de Regio Nijmegen; synoniem hiermee is het begrip “deelnemende gemeenten”, namelijk de gemeenten die deelnemen in de Gemeenschappelijke Regeling. In de tekst wordt consequent het begrip “regiogemeente” gebruikt 2 Full time equivalenten = voltijdse plaatsen 3 We baseren ons bij deze bewering op de door ons geraadpleegde reguliere, maandelijkse, financiële managementrapportage aan het DB
1
wordt gesubsidieerd en een subsidievolume (in euro) per fte. Voor de berekening van het aantal te subsidiëren fte is het aantal gesubsidieerde fte in het voorgaande begrotingsjaar uitgangspunt met een correctiefactor voor de omvang van de WSW wachtlijst. Is bij voorbeeld de omvang van de wachtlijst in de regio Nijmegen geringer van omvang dan elders in Nederland, dan wordt het aantal te subsidiëren fte voor door het Ministerie neerwaarts bijgesteld. Van belang is ook te melden dat het Ministerie als subsidiegever het macrobudget (exclusief compensatie voor loon- en prijsontwikkelingen) constant houdt. De consequentie van dit uitgangspunt is dat de gemiddelde efficiencyverbetering van de SW- sector doorberekend wordt in het subsidiebedrag per fte. Bij voorbeeld: stel je voor dat een aantal SW - organisaties erin slagen met het aan hen toegekende vaste subsidievolume meer plaatsingen te realiseren. Dit is mogelijk door een hoger NTW resultaat dan wel lagere kosten per fte te realiseren. Hierdoor daalt de benodigde subsidie per fte en kunnen er meer plaatsingen worden gerealiseerd. Het gerealiseerde efficiency4 effect bij enkele SW organisaties zal dan tot gevolg hebben dat ook SW organisaties die dit effect niet weten te realiseren in het volgende begrotingsjaar minder subsidie ontvangen per fte. Om het financiële “gat” te dichten zal in dat geval de gemeentelijke bijdrage per fte omhoog moeten. De in de GR deelnemende gemeenten zijn immers conform de Wet verplicht het nadelig saldo te dragen. Het voorgaande samenvattend kan gesteld worden dat voor en de regiogemeenten de volgende risico’s in de subsidiering door het Rijk aanwezig zijn: • risico van daling van het gemiddeld subsidiebedrag per fte als gevolg van landelijke efficiencyverbeteringen, die bij in mindere mate zijn gerealiseerd • risico van daling van het aantal te subsidiëren fte omdat de landelijke wachtlijst relatief langer is • risico van onvoldoende compensatie van CAO effecten Van de drie genoemde risico’s is de tweede in 2002 opgetreden. In 2002 waren er ca 50 fte medewerkers meer in dienst van dan het gesubsidieerd volume toeliet. Het Ministerie is van mening dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de WSW en hun SW – bedrijven dus ook efficiënt en doeltreffend moeten organiseren. Het bekostigingsmodel wordt door tegenstanders wel eens betiteld als een “wurgmodel”. Feit is dat door toepassing van het model het aantal fte landelijk gestegen is van 78.000 rond 1990 tot thans 86.000. Het macrobudget exclusief loon- en prijscompensatie is in dezelfde periode constant gebleven. Mede als een gevolg daarvan is de gemeentelijke bijdrage in die periode noodgedwongen gestegen. Gemiddeld zou de gemeentelijke bijdrage thans rond de 800 – 1000 Euro per fte liggen. Voor zou dit een bijdrage betekenen van tussen de 1,6 – 2,0 miljoen euro. Naast de bepaling van het aantal te subsidiëren fte en het subsidievolume per fte, berekent het Ministerie ieder jaar een bedrag loon- en prijscompensatie, dat additioneel wordt uitgekeerd aan de SW - organisaties.
4
Efficiency: een hoger NTW resultaat en/ of een lager kostenniveau per fte
2
Sinds jaar en dag kent de SW een ideële doelstelling: het is de bedoeling dat door trajectbegeleiding, training en opleiding SW- medewerkers een hoger prestatieniveau bereiken. Zij die daarvoor geschikt zijn, dienen uit te stromen naar regulier werk. Uit gegevens blijkt dat die uitstroom zeer beperkt is: minder dan 0,5% per jaar. Vanwege het feit dat veel SW bedrijven in het verleden de bedrijfseconomische doelstelling van hun organisatie lieten prevaleren boven het bevorderen van het prestatievermogen van hun SW medewerkers, is de handhaving van de ideële doelstelling verscherpt. SW - bedrijven dienen aan de hand van trajectbegeleidingverslagen aan te tonen dat de ideële doelstelling daadwerkelijk wordt nagestreefd. OPDRACHT EN AANPAK Opdracht; het DB heeft de opdracht als volgt geformuleerd: 1. Welke factoren liggen ten grondslag aan het feit dat de realisatie 5 2002 in negatieve zin sterk afwijkt van de begroting 2002? 2. Welke factoren hebben ertoe geleid dat de financiële informatievoorziening over de resultaten in 2002 niet tijdig was? 3. Welke verbeteringen zijn mogelijk/ noodzakelijk om de (financiële) bedrijfsvoering en de informatievoorziening intern en extern te verbeteren. Het advies diende vorm te krijgen in overleg met de Regionale Ambtelijke Werkgroep (RAWB), die eerder twee rapportages had opgesteld betreffende de financiële informatievoorziening van aan de raden van de regiogemeenten. Dit om een snelle doorlooptijd van de inventarisatie te bewerkstelligen en overlap te voorkomen. Medio april is gestart met een inventarisatie door ten kantore van schriftelijke bronnen (bijlage 1) door te nemen. In de loop van mei werd duidelijk dat de Algemeen Directeur terug zou treden. Dit gegeven heeft de conclusies van de inventarisatie niet beïnvloed. Op 8 mei en 15 mei is mondeling gerapporteerd aan het DB/ AB. In de periode na 15 mei heeft het DB/ AB zich beraden op de inhoud van de diverse adviezen. Dit advies is de schriftelijke weergave van de rapportage aan het DB/ AB. Aanpak; bij het formuleren van het advies is uitgebreid gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen, zoals verslagen van DB, AB en de Groepsraad 6 . Verder zijn verordeningen en reglementen doorgenomen die de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van Bestuur en Directie beschrijven. Het gaat daarbij onder meer om de Gemeenschappelijke Regeling en het Directiestatuut. Het bestuderen van verordeningen en reglementen heeft als doel om de “formele” situatie, zoals die in reglementen en verordeningen vastligt, te kunnen vergelijken met de wijze waarop verantwoordelijkheden en bevoegdheden in de praktijk worden uitgeoefend. In de laatste plaats zijn de belangrijkste financiële documenten bestudeerd, zoals de maandelijkse financiële rapportages aan het DB, de subsidiebrieven van het Ministerie, een accountantsrapportage en begroting en concept rekening 2002. Bijlage 1 geeft een nauwgezet overzicht van de gebruikte bronnen.
5 6
Realisatie: het totaal van de werkelijke kosten Directieraad met inbegrip van het hoofd P&O en het hoofd F&F
3
Met de informatie verzameld bij het brononderzoek als leidraad, zijn interviews gehouden met enkele leden van DB/ AB, de leden van Directieraad en Groepsraad, medewerkers van de betrokken stafafdelingen, en enkele buitenstaanders (zie bijlage 1). Niet alle geraadpleegde bronnen bleken relevante informatie te bieden voor deze inventarisatie. Daar waar schriftelijke informatie wordt gebruikt in deze inventarisatie, wordt ook verwezen naar de bron. Het advies is als volgt opgebouwd. Paragraaf 3, “De Gemeenschappelijke Regeling: het kader voor bevoegdheden en verantwoordelijkheden”, beschrijft de bevoegdheden en verantwoordelijkhedenverdeling tussen AB, DB en AD. Deze paragraaf biedt zo een “kapstok” voor de analyse in de vervolg paragrafen. In paragraaf 4, “Resultaten literatuurstudie”, wordt de informatie beschreven uit verslagen van de vergaderingen van DB, AB en Directieraad in 2001 en 2002. De informatie wordt vergeleken met actuele gegevens, zoals de concept Jaarrekening 2002, en daaruit worden conclusies getrokken. Paragraaf 5, “De administratieve organisatie”, beschrijft de risico’s in de administratieve organisatie van . Op basis van de informatie uit de paragrafen 4 en 5, en met behulp van de diverse financiële rapportages die in 2002 aan DB/ AB zijn voorgelegd, worden in paragraaf 6, “De feitelijke gang van zaken in 2002”, de financiële ontwikkelingen in 2002 besproken. In paragraaf 7, “Managementaspecten van de bedrijfsvoering”, wordt de wijze waarop de Directieraad leidt, besproken. De paragrafen 8 en 9, respectievelijk “De nabije toekomst” en “Hoe nu verder”, bevatten verbetervoorstellen voor de korte termijn en de iets langere termijn. DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING: HET KADER VOOR BEVOEGDHEDEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN Bijlage 2 bij deze inventarisatie bevat relevante artikelen uit de Gemeenschappelijke Regeling (GR) WNO bedrijven 1999, d.d. 29 juni 2000. De GR geeft middels artikel 3 aan dat: “het bestuur van WNO-bedrijven bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter” Verdere relevante artikelen zijn de artikelen 22, 23 en 24 die onder hoofdstuk 7 van de GR, “inlichtingen en verantwoording”, zijn geordend. Artikel 22 geeft aan dat (de leden van) het DB verantwoording verschuldigd zijn aan het AB en aan het AB ongevraagd alle informatie leveren Artikel 23 geeft aan dat het DB/ AB aan de Raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie geven, die voor een juiste beoordeling van het door hen te voeren en gevoerde beleid nodig is. Artikel 24 benadrukt de individuele verantwoordelijkheid van een AB lid aan zijn Gemeenteraad op het punt van “inlichtingen en verantwoording”. Relevant voor de reguliere financiële informatievoorziening vanuit naar de deelnemende gemeenten is artikel 23 lid 1 dat stelt: “het AB en het DB geven aan de Raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is”. Lid 1 van artikel 34 uit het Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur, zie bijlage 3, is nog
4
explicieter. Er wordt gesteld: “Het AB geeft door toedoen van het DB aan de Raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie…”. Bij “ongevraagd alle informatie” is naar onze mening in de eerste plaats te denken aan de reguliere financiële rapportages benodigd voor de interne gemeentelijke informatievoorziening. Conform de strekking van de artikelen 22, 23 en 24 had het voor de hand gelegen – bij voorbeeld ten behoeve van de gemeentelijke Voorjaarsnota 2002 en de Najaarsnota 2002 – dat er onder verantwoordelijkheid van het DB een financiële rapportage was opgesteld. Deze financiële rapportage had, na behandeling in het AB, verstrekt kunnen worden aan de Raden van de deelnemende gemeenten. Wij hebben dergelijke rapportages niet kunnen terugvinden. Ook navraag bij de leden van de Regionale Ambtelijke Werkgroep (RAWB) leverde op dit punt niets op. Mocht onze conclusie terecht zijn, namelijk dat een dergelijke financiële rapportage niet is verzonden aan de Raden van de deelnemende gemeenten, dan is naar onze mening niet voldaan aan de informatieplicht van AB/ DB aan de Raden van de regiogemeenten in 2002 7 . In dit verband is het ook relevant het Directiestatuut (bijlage 4) te raadplegen en daarin te zoeken naar een informatieplicht van de AD aan de deelnemende gemeenten. Die informatieplicht zou dan – gezien de strekking van artikel 23 van de GR – weliswaar onder verantwoordelijkheid van DB/ AB vallen, maar door het DB opgedragen kunnen zijn aan de AD. Wij hebben in het Directiestatuut een informatieplicht, zoals voorgaand beschreven, niet terug kunnen vinden. Wij bevelen aan een dergelijke informatieplicht in het Directiestatuut expliciet op te nemen, We beogen daarmee dat in de toekomst er een reguliere informatiestroom is naar de Raden van de regiogemeenten. Terug naar de kwestie van de verantwoordelijkheidsvraag. Wie is er verantwoordelijk voor ? De GR legt de verantwoordelijkheid voor bij DB/AB neer. De AD heeft niet de positie van statutair directeur of Raad van Bestuur, en is dus slechts de “eerste ambtenaar” binnen . Hij is slechts aan het DB verantwoording verschuldigd. De consequentie hiervan in de lijn van verantwoording is: Een lid van het AB is verantwoording verschuldigd aan zijn Gemeenteraad (Een lid van) het DB is verantwoording verschuldigd aan het AB De AD is verantwoording verschuldigd aan het DB De Directie of Directieraad is in de formele regelgeving niet opgenomen, er is slechts sprake van een AD. Hoe kan het bovenbeschreven bestuursmodel “gewogen”worden in het licht van de problemen die in de loop van 2002 ontstaan zijn bij . We willen u de volgende discussie aanreiken: Het beschreven bestuursmodel, zoals dat is vastgelegd in de GR is een relatief “oud” bestuursmodel. In de verzelfstandiging die de laatste 10 jaren door het Rijk is doorgevoerd bij grote zorginstellingen en onderwijsinstellingen (onder meer de ROC8 vorming) is steevast
7
De AD geeft bij dit punt aan dat het naar zijn mening de expliciete wens van het DB/AB is zelf te rapporteren aan de Gemeenteraden. 8 ROC: Regionaal Opleidingen Centrum; het betreft zeer grote – regionaal gesitueerde – onderwijsorganisaties die (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs en Educatie en Inburgeringtrajecten verzorgen. Hun wettelijke
5
gebruik gemaakt van een Raad van Bestuur - model in combinatie met een Raad van Toezicht. In een enkel geval ook van een privaatrechtelijk model met een Raad van commissarissen en aandeelhoudersvergadering. Bij dergelijke modellen hebben bestuurders de rol van toezichthouder, maar zijn niet primair verantwoordelijk. Verantwoordelijk is de statutair directeur of de Raad van Bestuur. Er wordt daarmee veel meer recht gedaan aan het feit dat gemeentelijke bestuurders niet beschikken over adequate mogelijkheden (tijd, informatie, kennis van de sector, etc.) om ten volle de verantwoordelijkheid te dragen zoals die past bij een eindverantwoordelijk bestuurder. Mochten er overwegingen van politieke aard zijn om niet voor een dergelijk besturingsmodel met de gemeentelijke bestuurder als toezichthouder te kiezen, dan zou u een situatie moeten creëren dat de besturingsverantwoordelijkheid beter waargemaakt kan worden. Daarbij is te denken aan als gemeentelijke dienst onder de verantwoordelijkheid van een van de grotere regiogemeenten. Overige gemeenten zouden dan op basis van een inkooprelatie hun wettelijke SW taak kunnen vervullen. Recent is onder verantwoordelijkheid van de burgemeester van Groesbeek, de heer Ger Prick, een inventarisatie uitgevoerd naar de bestuurbaarheid van GR instellingen in de regio Nijmegen9 . Zijn advies met de titel “de kunst van het loslaten” biedt tal van waardevolle aanbevelingen. Samenvattend kan gesteld worden dat gedurende een groot deel van 2002 het DB/AB niet veel meer instrumenten in handen om de in de GR vastgelegde bestuursverantwoordelijkheid waar te maken dan het vertrouwen in de AD. Inmiddels zijn er echter diverse initiatieven te noemen die de beschreven bestuursverantwoordelijkheid beter borgen. Te noemen zijn: 1. de instelling van de RABW in de zomer van 2002 2. de financiële verordening WNO bedrijven (d.d. 5 februari 2003), waarin naast de AD de functionaris van “de controller” een rechtstreekse taak op het terrein van de informatievoorziening richting DB krijgt. 3. het initiatief van het DB voor het opstellen van een advies omtrent de (inrichting van de) financiële informatievoorziening en planning en controlcyclus van 10
RESULTATEN LITERATUURSTUDIE WNO in verandering; in 2001 is het project “WNO in verandering” (WIV) uitgevoerd. WIV is een ambitieus, veelomvattend project: • de structuur van de organisatie is gewijzigd • er is een scheiding is aangebracht tussen “een mensdivisie” en een “werkdivisie” • het voornemen is om een formeel juridische splitsing aan te brengen tussen het publieke schap en een private holding • de stichting WNO support is opgericht taak is vastgelegd in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). In de regio Nijmegen is ROC Nijmegen onder meer actief. 9 GR organisaties zijn onder meer: , de regionale Brandweer, het Nijmeegs Instituut voor Maatschappelijk werk (NIM), de GGD, het Regionaal Indicatieorgaan (RIO), Markant – voorheen de Schooladvies Dienst. 10 Zie daartoe paragraaf 2, “opdracht en aanpak”.
6
• • •
er een match is gemaakt tussen de ambtelijke medewerkers enerzijds en de voor hun (nieuwe) functie benodigde competenties anderzijds medewerkers zijn getraind en opgeleid er is een proces in gang gezet om de cultuur positief te beïnvloeden
In het kader van de match bij medewerkers tussen benodigde competenties en aanwezige competenties is door de AD, als vertegenwoordiger van het DB, geconstateerd dat de competenties van de controller niet voldoende pasten op de functie-eisen voor de functie van controller. Dit heeft ertoe geleid dat de betrokken controller in 2002 zijn post heeft verlaten. In de vacature is eerst intern voorzien. Later is er ter versterking van de financiële functie binnen een interim hoofd F&F aangetrokken. Als een gevolg van de hierboven aangegeven personeelsmutaties is er sprake geweest van een zekere discontinuïteit in het functioneren van de financiële functie binnen . Voor de ondersteunende en administratieve processen die gericht zijn op het verzamelen van broninformatie voor boekhouding en operaties, had “WNO in verandering” tot gevolg: • wijzigingen in de procesgang van de ondersteunende en administratieve processen • de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ondersteunende diensten zijn gewijzigd in de richting van meer ondersteunend en minder directief • binnen de ondersteunende, indirecte, functies is gepoogd te stroomlijnen en te besparen. • de wijze van informatievoorziening aan DB en AB is sterk gewijzigd door een splitsing aan te brengen tussen het subsidieresultaat van het Schap en het NTW resultaat van de Holding. Parallel aan “WNO in verandering” zijn twee nieuwe administratieve systemen aangekocht en in gebruik genomen. Het gaat om een nieuw personeels- en salarisadministratiesysteem (PNG) en een nieuw financieel administratief systeem, met inbegrip van productie en logistiek. M.n. de implementatie van Navision, het financieel administratief systeem, is een omvangrijke operatie, gezien de omvang van en de complexiteit van Navision. In Navision diende ook de scheiding tussen schap en holding administratief verankerd te worden, met als gevolg vele administratieve verrekeningen tussen schap en holding. Achteraf kan geconcludeerd worden dat de uitvoering van “WNO in verandering”, gekoppeld aan de administratieve splitsing tussen schap en holding, de invoering van de nieuwe systemen en de wijzigingen binnen de financieel administratieve processen (te?) ambitieus is geweest. Onze conclusie is dat: • de wijzigingen in de financieel administratieve processen nog niet tot verbetering heeft geleid, eerder het omgekeerd • besparingen op een aantal essentiële plaatsen (onder meer de boekhouding) hebben geleid tot een te groot verlies in kwaliteit en kwantiteit • de implementatie van de nieuwe bevoegdheden en verantwoordelijkheden thans nog niet is afgerond, waardoor er in 2002 sprake was van een organisatie die niet “in control” was. • Navision nog niet volledig betrouwbaar is Recent heeft de Accountant van , Deloitte & Touche Accountants de rapportage interim controle afgerond. De bevindingen van Deloitte & Touche bevestigen onze conclusies. De samenvatting van het rapport is als bijlage 5 toegevoegd.
7
De kosten van “WNO in verandering” zijn aanvankelijk geactiveerd met de bedoeling de kosten over meerdere jaren af te schrijven. De bedrijfseconomische onderbouwing van het activeren van deze kosten is dat “nut” van deze kosten in de begrotingsjaren 2002 en verder in een verbeterd exploitatiesaldo zichtbaar zou worden. Op de achtergrond is daarbij ook het voornemen van zichtbaar om binnen enkele jaren op een “nulsaldo” uit te komen11 . Met andere woorden: geen bijdrage meer aan uit gemeentelijke middelen. Helaas kan nu geconcludeerd worden dat er in bedrijfseconomische zin geen “nut” zichtbaar is geworden in een verbeterd exploitatiesaldo. Sterker nog: het tekort over 2002 is substantieel groter dan in voorgaande jaren. Bovendien werkt het tekort structureel door in de jaren 2003 en verder. De omvang van de wachtlijst; in paragraaf 1, “Inleiding”, is aangegeven dat voor de berekening van het aantal te subsidiëren fte in het begrotingsjaar het aantal gesubsidieerde fte in het voorgaande begrotingsjaar uitgangspunt is. Daarop wordt een correctiefactor voor de omvang van de WSW wachtlijst toegepast. De subsidiebrief van het Ministerie geeft begin oktober 2001 de volgende informatie: Taakstelling 2001
1848,9 fte
Berekende uitstroom Directe herbezetting 15%
92,6 (neg.) 13,9
Gemeentelijke vacatureruimte
78,7 (neg.)12
Relatieve wachtlijst (-0,513%) Instroom uit landelijk vacatureruimte
21,8 (neg.)
Berekend volume 2002
1748,4 fte
Uit het overzicht blijkt dat het subsidievolume in aantal fte sterk terugloopt, m.n. als gevolg van het feit dat de wachtlijst in vergelijking met de landelijke wachtlijst zeer gering van omvang is. Navraag over de geringe omvang van de wachtlijst leidde tot de informatie dat de geringe omvang een gevolg zou zijn van een haperende communicatie met de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Nijmegen op het punt van het overdragen van dossiers van potentiële WSW instromers. In het kader van het literatuuronderzoek hebben we daar echter geen concrete aangrijpingspunten voor gevonden. Het bekostigingsmodel; naast effecten zoals bovenstaand aangegeven, compenseert het Ministerie jaarlijks de effecten van wijzigingen in de CAO WSW personeel. Uit de brief van 18 september 2002, ingekomen bij op 19 september 2002, wordt duidelijk dat er een compensatie voor de wijziging van de arbeidsvoorwaarden13 wordt verleend van 5,2%. De nieuwe CAO voorziet onder meer in een verhoging van de salarissen per 1 juli 2002 met 3%, en een verhoging van de eindejaarsuitkeringen. Uit bijlage 6, de voorlopige resultatenrekening van over 2002, valt op te maken dat de compensatie van 5,2% voldoende is om de meerlasten van de nieuwe CAO te dekken. 11
Uitgaande van een consistent subsidiebeleid van het Rijk dit aantal fte wordt overgeheveld naar de landelijke vacatureruimte 13 op basis van de per 1 juli 2002 gewijzigde CAO 12
8
Het subsidieresultaat en het NTW resultaat; uit de DB verslagen komt het beeld naar voren dat het subsidieresultaat (Schap) sterk onder druk staat en het NTW resultaat (Holding) tot tevredenheid stemt. Uit de thans beschikbare gegevens, onder meer de voorlopige resultatenrekening 2002 en de subsidiebrieven 2002, blijkt het tegendeel. De voorlopige resultatenrekening d.d. 8 mei 2003 (bijlage 6) geeft aan (bedragen in Euro):
In vergelijking met de realisatie 2001 (“werkelijk 2001”) en de begroting 2002 loopt het NTW resultaat ca. 2,2 miljoen Euro terug. Het beeld van teruglopende omzetten is overigens voor tal van bedrijven in de regio Nijmegen herkenbaar. Het is voor een belangrijk deel te wijten aan conjuncturele omstandigheden. Dit wordt bevestigd door de heer Jeene, de aanstaande voorzitter van de Industriële Kring Nijmegen, voorheen voorzitter van de Industriële Kring Wychen. Het subsidieresultaat loopt slechts 0,8, respectievelijk 0,6 miljoen Euro terug in vergelijking met de realisatie 2001 en de begroting 2002. De teruggang van het subsidieresultaat komt volledig voor rekening van het feit dat de teruggang in het aantal te subsidiëren fte geen gelijke tred heeft gehad met het feitelijk aantal in dienst zijnde medewerkers. Met andere woorden: tegenover het salaris van ongeveer 50 fte medewerkers staat geen subsidie. Daartegenover staat dat de wijziging van de CAO per 1 juli 2002 volledig is gecompenseerd door het Ministerie. Samenvattend kan gesteld worden dat het nadelig saldo in 2002 van 3,9 miljoen Euro negatief in vergelijking met de begroting 2002 van 1,1 miljoen Euro negatief verklaard wordt door de sterke terugloop van het NTW resultaat en het feit dat er geen subsidie inkomsten voor ca. 50 fte (1,1 miljoen Euro) SW- medewerkers werd ontvangen. Voor de beoordeling van het door in verschillende stukken gepubliceerde financiële meerjarenbeeld, te weten subsidieresultaat en NTW resultaat, verwijzen wij naar de conclusies van de RAWB. In de 2e tussenrapportage d.d. 11 april 2003 staat te lezen: “zo blijkt dat het subsidieresultaat over de jaren 1998 – 2003 constant als te negatief is geraamd 15 . Het tegenovergestelde is te constateren bij het NTW resultaat, hier wordt de ontwikkeling te optimistisch ingeschat”. Ons beeld betreffende de meerjarige ontwikkeling van de compensatie van arbeidsvoorwaarden in de publieke sector gedurende de laatste jaren, te weten 2000 – 2002, is dat de compensatie adequaat is geweest. Dit is voor een belangrijk deel te danken aan het 14
waarvan respectievelijk 445.103 Euro (werkelijk 2001), 340.335 Euro (begroting 2002) en 305.235 Euro (werkelijk 2002) reorganisatiekosten - WIV 15 volgens de AD wordt dit veroorzaakt door de gewoonte om met begrotingswijzigingen te werken
9
besluit van het Kabinet “Paars 2” om extra middelen uit te trekken voor zorg, welzijn en onderwijs.
DE ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE De Rapportage interim controle 2002, d.d. 20 maart 2003, van Deloitte & Touche Accountants geeft een helder beeld van de kwaliteit van de administratieve organisatie van (zie bijlage 5). De belangrijkste conclusie is aangegeven op pagina 2: “ streeft er naar om “in control” te zijn. Onder “in control” zijn verstaan we dat over een beleids- en beheersinstrumentarium en over procesbeheersingtechnieken beschikt die in staat stellen kansen en bedreigingen snel te signaleren en hierop in termen van sturing alert te reageren. “Gelet op onze 16 bevindingen en de daaraan gekoppelde verbeterpunten in enerzijds de algemene bedrijfsvoeringaspecten als tussentijdse informatievoorziening, procesbeheersing en interne audits en anderzijds door te voeren verbeteringen in diverse processen (inkoop, verkoop, financieel beheer) zijn wij van mening dat nog niet in control is”. Vervolgens worden in de rapportage interim-controle de volgende essentiële verbeterpunten aangegeven en besproken: - managementinformatie - onvoldoende interne controle - onvoldoende procesbeheersing - geen debiteurenbeheer en – bewaking in 2002 - tussenrekeningen niet gespecificeerd en geanalyseerd. Hoewel onze inventarisatie van een andere orde is geweest dan de interim controle van Deloitte & Touche, constateren wij dat het beleids- en beheersinstrumentarium van niet adequaat heeft gefunctioneerd in de volgende situaties: 1. juist signaleren van ontwikkelingen op het gebied van subsidieresultaat en NTW resultaat in meerjarenperspectief 2. tijdig signaleren van teruggang NTW resultaat (2002) 3. volledig, juist en tijdig analyseren van ontwikkelingen in CAO per 1 juli 2002 en de subsidiecompensatie op dat punt (2002) 4. tijdig en juist signaleren van het financieel resultaat 2002 en de bijdrage van de regiogemeenten 5. tijdig analyseren van de effecten van de terugloop van het aantal te subsidiëren fte in 2002 in relatie tot het aantal WSW medewerkers dat daadwerkelijk in dienst was.
DE FEITELIJKE GANG VAN ZAKEN IN 2002 De constateringen onder 1, 2 en 3 (hierboven) zijn eerder onderbouwd. De constateringen onder 4 en 5 (hierboven) worden in deze paragraaf “de feitelijke gang van zaken in 2002” gestaafd. Om een goed beeld te ontwikkelen over de juistheid en tijdigheid van de financiële informatie, beveel ik u aan het onderstaande opstelling steeds te vergelijken met de door de
16
bedoeld worden de bevindingen van Deloitte & Touche Accountants
10
AD aan het DB verstrekte informatie in de bestuursvergaderingen die in 2002 hebben plaatsgevonden. De verschillende vergadering zijn “vet” afgedrukt: De voorlopige resultatenrekening (bijlage 6) geeft aan (bedragen in Euro):
Vergadering DB van 3 mei 2002; in deze vergadering wordt de prognose op basis van de realisatie 1e kwartaal 2002 behandeld. De prognose sluit op een totaal resultaat van 1.664.793 Euro (neg.), waaronder een NTW resultaat van 3.032.591 Euro. Vergadering DB van 5 juli 2002; in deze vergadering wordt de prognose op basis van de realisatie tot en met mei 2002 behandeld. De prognose sluit op een totaal resultaat van 1.219.345 Euro (neg.), waaronder een NTW resultaat van 3.478.739 Euro. Vergadering DB van 6 september 2002; in deze vergadering wordt de prognose op basis van de realisatie tot en met juni 2002 behandeld. De prognose sluit op een totaal resultaat van 1.593.121 Euro (neg.), waaronder een NTW resultaat van 2.325.312 Euro. In vergelijking met de vorige prognose wordt thans voor de eerste keer een terugloop van het NTW resultaat gesignaleerd. In totaliteit wordt nog geen substantiële afwijking van de prognose met de begroting aan het DB gesignaleerd. Vergadering DB van 4 oktober 2002; in deze vergadering wordt de prognose op basis van de realisatie tot en met augustus 2002 behandeld. De prognose sluit op een totaal resultaat van 1.955.449 Euro (neg.), waaronder een NTW resultaat van 1.943.140 Euro. In vergelijking met de vorige prognose wordt het beeld bestendigd dat er sprake is van enige terugloop van het NTW resultaat. In vergelijking met de begroting geeft de begroting aan dat het NTW resultaat nog altijd 500.000 Euro boven de begroting ligt. Vergadering AB van 31 oktober 2002; in deze AB vergadering wordt de prognose op basis van de realisatie tot en met september 2002 behandeld. De prognose sluit op een totaal resultaat van 1.733.687 Euro (neg.), een verbetering in vergelijking met de vorige prognose. Vergadering DB van 6 december 2002; in deze vergadering wordt de prognose op basis van de realisatie tot en met oktober 2002 behandeld. De prognose sluit op een totaal resultaat van 2. 575.764 Euro (neg.), waaronder een NTW resultaat van 1.506.039 Euro (vrijwel conform begroting). In vergelijking met de vorige prognose is nu pas sprake van de eerste tekenen van een neergaande lijn. De vergadering van 6 december is de laatste vergadering van het DB in 2002. Pas in 2003 komt er betrouwbare informatie beschikbaar over de werkelijke omvang van het NTW resultaat en het nadelig saldo over 2002.
11
Naar onze mening had er redelijkerwijs reeds voor de zomer van 2002 een beeld moeten zijn van de ernst van de situatie, te meer daar thans blijkt dat het tekort te wijten is aan de factoren • teruggang NTW resultaat • te veel fte WSW in dienst (over 2002 ca. 50 fte) Beide factoren waren voorzienbaar en berekenbaar. Waarom zijn beide factoren dan niet tijdig gesignaleerd? Het zou in dit kader te ver voeren om uitgebreid op dit punt in te gaan. Globaal kan gesteld worden dat de factoren: • onbetrouwbare gegevens uit de bronsystemen • discontinuïteit in de financiële functie (vertrek controller en tijdelijke invullingen daarna) • gewijzigde, nog niet goed geïmplementeerde, rolmodellen voor de ondersteunende diensten • niet goed geïmplementeerde financieel administratieve procedures en wellicht (?) ondoordachte besparingen op indirecte functies • een enorme werkdruk om alle deelprojecten van WIV te realiseren • een te weinig oplettende Directie de gebeurtenissen verklaren. MANAGEMENTASPECTEN VAN DE BEDRIJFSVOERING Hoe kan de ontwikkeling van in meerjarenperspectief worden gezien? heeft zich vanaf 1997 goed ontwikkeld. De organisatie is klantgerichter geworden, professionaliteit en dienstbetoon staan hoger in het vaandel, de organisatiestructuur is modern, men hanteert moderne bedrijfsinformatiesystemen, medewerkers zijn gewend dat er aan hen eisen worden gesteld. In het recente verleden is er op tal van plaatsen in de organisatie kwaliteit aangetrokken. We komen ten aanzien van de ontwikkeling van tot de typering dat de organisatie vanuit de “pioniersfase” is doorgegroeid naar een nieuwe fase, waarin • de deelprojecten van WIV stevig verankerd moeten worden in de dagelijkse bedrijfsvoering • alle investeringen, zowel materieel als immaterieel (opleidingen en trainingen) tot wasdom moeten komen • de kwaliteit op middenmanagementniveau verder ontwikkeld moet worden. • er rust moet komen in de organisatie In het kader van het onderzoek bleek dat de Directie in het verleden niet goed in staat is geweest de bovengenoemde punten te realiseren. We baseren ons daarbij op tal van mondeling en schriftelijke signalen vanuit het middenmanagement. Naar onze mening moeten de competenties van de nieuwe AD recht doen aan de fase van ontwikkeling waarin thans verkeert. Competenties als “coachend leiderschap”, “empatisch”, “resultaatgericht”, “communicatief”, “netwerker” zijn daarbij aan de orde. Het is niet nodig gedurende langere tijd met een interim directeur als verandermanager te werken.
12
Implementatie van alles wat is ontwikkeld, dient voorrang te krijgen. In “de nieuwe fase” verdient ook de ontwikkeling van de beide andere directeuren aandacht.
DE NABIJE TOEKOMST
Meerjarenperspectief; uitgaande van een nadelig saldo in 2002 van 3,9 miljoen Euro in 2002 en een eerste prognose voor 2003 van 3,4 miljoen Euro negatief, is de vraag of de “nuloptie” in 2005 realiseerbaar is. In een opgaande conjunctuur zou het realiseren van de “nuloptie” wellicht realiseerbaar zijn geweest. In de scherp neergaande conjunctuur zoals we die vanaf eind 2001 kennen is naar ons idee de “nuloptie” uitgesloten. Naar onze mening kan, bij ongewijzigd beleid, een nadelig saldo in de komende jaren verwacht worden tussen 3 – 5 miljoen Euro. We zien echter een mogelijkheid dat, bij gewijzigd beleid, het nadelig saldo in meerjarenperspectief wordt teruggebracht naar 2 – 3 miljoen Euro. In de volgende paragraaf, “hoe nu verder – voorstellen”, formuleren we een aantal (globale) voorstellen daartoe. Een nadelig saldo van 2 miljoen Euro kan vertaald worden naar een gemeentelijke bijdrage van 1.000 Euro per voltijdse WSW aanstelling. Gemeentelijke bijdrage vooraf of achteraf; in een publicatie van de regionale pers17 is deze vraag in positieve zin beantwoord. Ook wij zijn van mening dat een bijdrage vooraf van de genoemde 1.000 Euro de beeldvorming rondom in positieve zin zal beïnvloeden. Overigens maakt een bijdrage vooraf of achteraf voor de exploitatierekening van de deelnemende gemeenten geen verschil. Wij zullen ons advies aan u op dit punt nog nader onderbouwen. Benchmark; door de afdeling F&F is recent een benchmark opgesteld waarbij gebruik is gemaakt van gegevens van de landelijke koepelorganisatie van SW organisaties (NOSW). De benchmark geeft inzicht in de nadelige saldi per fte van de SW organisaties in Nederland. De benchmark gegevens zullen u in een latere fase, vergezeld door een analyse, worden voorgelegd. Versterking financieel administratieve functie 18 ; met verwijzing naar de rapportage interim controle Deloitte & Touche Accountants willen we u adviseren op korte termijn de financieel administratieve functie binnen te versterken. In het kader van “WNO in verandering” is onder meer de financieel administratieve functie gestroomlijnd en zijn Navision en PNG ingevoerd. Thans blijkt dat de financieel administratieve functie te kwetsbaar is geworden, zeker in het ligt van het uit te voeren verbeterplan, waar Deloitte om vraagt. We adviseren u op MBO niveau een aantal versterkingen aan te brengen. Adviezen RAWB; we hebben kennis genomen van de adviezen van de RAWB. Er is ook meermalen overleg geweest met de leden van de werkgroep om ideeën en informatie uit te wisselen. Als een gevolg daarvan hebben we onze inventarisatie uitgevoerd complementair
17
het betreft een publicatie in “de Gelderlander” met financieel administratieve functie wordt bedoeld het totaal van medewerkers die binnen op dit terrein werkzaam zijn, in combinatie met de (automatisering)systemen die zij hanteren 18
13
aan de werkzaamheden van de RABW. We kunnen ons volledig vinden in de uitvoering ervan. Vandaar dat we in deze inventarisatie verder niet ingaan op de RAWB adviezen. Informatievoorziening aan regiogemeenten; de gewijzigde informatievoorziening aan het DB met als voornaamste kenmerk de splitsing in subsidieresultaat en NTW resultaat, heeft bij de regiogemeenten tot enige verwarring geleid. We zijn van mening dat de gewijzigde informatievoorziening voor de interne sturing van goed gebruikt kan worden. Voor de informatievoorziening aan de regiogemeenten in het kader van bij voorbeeld de Voorjaarsen de Najaarsnota zou beter teruggevallen kunnen worden op geconsolideerde informatie, waarvan de vorm en inhoud in overleg met de RAWB zou kunnen worden bepaald. Het lijkt ook belangrijk vast te leggen dat de splitsing in de Holding en het Schap geen consequenties zal hebben voor “de afrekening” met de regiogemeenten. HOE NU VERDER? – VOORSTELLEN Onderstaand worden alle adviezen, zoals ze in de voorgaande paragrafen zijn geformuleerd, op een rijtje gezet. Tevens zijn enkele andere adviezen toegevoegd. 1. Het bestuursmodel van , zoals dat in de GR is beschreven, evalueren. Dit in het licht van de discussie van paragraaf 3, “de Gemeenschappelijke Regeling: het kader voor bevoegdheden en verantwoordelijkheden”, en de voorstellen zoals deze zijn vastgelegd in de nota “de kunst van het loslaten” (Ger Prick; Groesbeek) 2. In het Directiestatuut de verplichting vastleggen dat de AD, onder verantwoordelijkheid van het AB, zorgdraagt voor de reguliere informatieverzorging aan de regiogemeenten. Deze reguliere informatieverzorging ook plannen en wat betreft vorm en inhoud afstemmen met de regiogemeenten. 3. Een verbeterplan Administratieve Organisatie opstellen; we verwijzen op dit punt naar paragraaf 5, “de administratieve organisatie” 4. Zo snel mogelijk een nieuwe AD werven. Daaraan voorafgaande voor korte tijd een interim directeur inzetten. Naar onze mening moeten de competenties van de nieuwe AD recht doen aan de fase van ontwikkeling waarin thans verkeert. Competenties als “coachend leiderschap”, “empatisch”, “resultaatgericht”, “communicatief”, “netwerker” zijn daarbij aan de orde. Het is niet nodig gedurende langere tijd met een interim directeur als verandermanager te werken. Implementatie van alles wat is ontwikkeld, dient voorrang te krijgen. 5. De Directieraad opheffen en een tijdelijk managementteam (MT) samenstellen onder leiding van de interim directeur. Voor de bemensing van het tijdelijk MT zou ook gekeken moeten worden naar de huidige groep van middenmanagers en geselecteerd moeten worden op het punt van positieve cultuurdragers. Met dit laatste zou u impliciet het vertrouwen naar de organisatie toe uitspreken. 6. De structuur van de rve’s in stand houden en tevens ook het principe van integraal en resultaatverantwoordelijk management niet loslaten. Wel een meer directe dienstverleningsrelatie tussen de trajectbegeleiders en de managers tot stand brengen 14
door aan een groep rve’s een trajectbegeleider te verbinden. Overigens bestaat die relatie al voor de dienstverlening vanuit F&F en P&O. 7. De commerciële functie 19 doorlichten, gericht op een meer directe relatie tussen de commerciële functie en de rve’s. De doorlichting dient er verder op gericht te zijn meer opdrachten voor te genereren, een beter inzicht te krijgen in de prestaties van de commerciële functie en deze wellicht kwalitatief te verbeteren 8. Voor maatregelen in meerjarenperspectief die het nadelig saldo kunnen terugbrengen naar een, wellicht?, aanvaardbaar niveau van 2 – 3 miljoen Euro, denken we aan een aantal maatregelen. Een daarvan is het opheffen van de directie AI. De directie AI is opgericht met onder meer als denkbeeld dat het mogelijk zou zijn op commerciële basis reïntegratie trajecten uit te voeren. Ook op het punt van de Wet Poortwachter zouden reïntegratie trajecten van zieke werknemers een aantrekkelijke markt bieden. Naar onze mening zijn beide uitgangspunten in een aantal jaren tijd achterhaald. Voor wat betreft het eerste: er is momenteel sprake van een sterke arbeidsuitstoot die reïntegratie trajecten voor zwakkere groepen op commerciële basis onmogelijk maakt. Voor wat betreft de Wet Poortwachter: deze markt is inmiddels door commerciële Arbo diensten verdeeld. Ons voorstel is dan ook om het onderdeel “detacheringen” over te hevelen naar de directie I&D. Het betreft hier een voornemen dat reeds enkele jaren bestaat bij de huidige Directie. De interne trajecten dienen met verve te worden voortgezet, dit gezien de eisen die de WSW op dit punt stelt. Dit laatste geeft echter geen bestaansrecht aan een aparte directie. Voor de verantwoordelijkheidsrelatie met trajectbegeleiders vanuit de rve’s verwijzen we naar punt 6. Overigens zullen we ons voorstel op het punt van AI nog nader onderbouwen. 9. Een andere suggestie om te komen tot betere resultaten is strategische samenwerking met AWBZ instellingen. Deze instellingen maken momenteel een sterke groei door vanwege het feit dat het Rijk hen de opdracht heeft gegeven de wachtlijsten weg te werken. De daarbij behorende middelen zijn via de AWBZ bekostiging beschikbaar. Een aantal groeiende instellingen is actief in de regio Nijmegen op zoek naar huisvesting om hun cliënten onderdak te kunnen bieden. Te denken is aan het gezamenlijk opzetten van activiteiten met gebruik maken van de faciliteiten (huisvesting, machines, trajectbegeleiding) die kan aanbieden. Er is recent een samenwerkingsovereenkomst door gesloten met de Driestroom. Deze overeenkomst vereist echter nog een krachtige invulling 10. Versterking van de financieel administratieve functie; zie daarvoor ons advies in paragraaf 8, “de nabije toekomst”. 11. Uitvoeren van de adviezen van de RAWB; zie daarvoor ons advies in paragraaf 8, “de nabije toekomst”.
19
met commerciële functie wordt bedoeld het totaal van medewerkers die binnen op het terrein van acquisitie van opdrachten werkzaam zijn, in combinatie met de (automatisering)systemen die zij hanteren
15
Bijlage 1: geraadpleegde bronnen 1. (twee wekelijkse) verslagen Groepsraad uit de periode januari 2002 tot en met december 2002 2. alle notulen van de vergaderingen van het AB uit de periode oktober 2000 tot en met februari 2003 3. alle verslagen van de vergaderingen van het DB uit de periode januari 2001 tot en met maart 2003 4. Gemeenschappelijke regeling WNO-bedrijven 1999 (d.d. 29 juni 2000) 5. Reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur (d.d. 25 maart 1994) 6. Akte van oprichting van stichting WNO support (d.d. 18 oktober 2002) 7. Instructies voor de Algemeen Directeur (Directiestatuut; d.d.24 juni 1999) 8. Regelen betreffende de Financiën en het Beheer van het Schap (d.d. 24 september 1982) 9. Financiële verordening WNO bedrijven (d.d. 5 februari 2003) 10. De subsidiebrieven van het Ministerie aangaande het begrotingsjaar 2002 11. maandelijkse financiële rapportages AD aan DB in 2002 12. Kadernota 2003 (ongedateerd, van zomer 2002) 13. Resultatenrekening 2002 < Breed > (voorlopig, d.d. 2 mei 2003) 14. Rapportage Interimcontrole Deloitte & Touche Accountants (d.d. 20 maart 2003) 15. Bevindingen n.a.v. gesprekken met managers en stafmedewerkers (d.d. 28 april 2003) 16. Samenwerking Driestroom20 – WNO van Liselot Roeling21 (d.d. 3 april 2003); als voorbeeld voor mogelijkheden van samenwerking tussen een AWBZ 22 bekostigde organisatie en een SW organisatie 17. De rapportages van de RAWB Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met 18. de AD 19. leden van het DB en het AB, en met een lid van het DB uit de voorafgaande periode 20. de overige leden van de Groepsraad 21. enkele andere leidinggevenden binnen 22. enkele medewerkers van de afdelingen F&F en P&O 23. de nieuwe voorzitter van de Industriële Kring Nijmegen, voorheen voorzitter van de Industriële Kring Wychen, de heer Bert Jeene 24. de RABW (drie maal) 25. de interim directeur van de Hameland Groep, de heer Peter Hobbele (gesprek gevoerd door Wil Bouwman)
20
De Driestroom is een (AWBZ- bekostigde) organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking die actief is in de regio’s Nijmegen, Arnhem en Land van Maas en Waal 21 Liselot Roeling is medewerker van AI 22 AWBZ – Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten