Interventie
SuperChefs
Samenvatting Doel Kinderen die hebben deelgenomen aan SuperChefs: l l l l l l l
Weten meer over gezonde voeding Weten meer over veilig koken Geven aan gezonder en veiliger te kunnen koken Hebben een positievere attitude ten aanzien van gezond en veilig koken Vinden het makkelijker om gezond te eten Vinden het makkelijker om gezond eten klaar te maken Zijn minder bang om nieuwe smaken te proeven dan kinderen die niet hebben deelgenomen aan SuperChefs.
Doelgroep Kinderen uit groep 7 en 8 (10-12 jaar oud) van de basisschool vormen de einddoelgroep. De intermediaire doelgroep bestaat uit begeleiders van de Buitenschoolse opvang of begeleiders van buurthuizen, de mogelijke locaties waar SuperChefs kan worden uitgevoerd.Eventueel kan SuperChefs ook uitgevoerd worden op scholen. In dat geval bestaat de intermediaire doelgroep uit docenten die SuperChefs gaan begeleiden. Aanpak SuperChefs is een serie van 8 kookworkshops voor kinderen van ongeveer 10-12 jaar. Hierin ontdekken ze hoe gezond, lekker en gemakkelijk koken kan zijn. Ze leren hoe ze zelf een gezonde maaltijd en iets voor tussendoor kunnen klaarmaken. Tijdens de workshops wordt aanvullend aan het koken het wekelijkse thema verder uitgediept. Dit gebeurt door het stellen van vragen, vertellen, kijken en doen (bijvoorbeeld proeven).Elke les bestaat uit de volgende elementen: introductie, thema, verdelen groepen en taken, koken, proeven, SuperChefs-kinderkookboek en thuisvraag volgende les, opruimen en afsluiten Materiaal l l l l l l
SuperChefs; Handleiding begeleider Instructie DVD voor begeleider SuperChefs SuperChefs kinderkookboek (werkboek voor de kinderen) Poster Schijf van Vijf Poster Hygiëneregels Certificaat SuperChef
Onderzoek effectiviteit Hoewel SuperChefs goed wordt ontvangen, blijkt ook dat de voorbereiding van de kookdocenten beter kan. Een aantal onderdelen uit de handleiding wordt niet uitgevoerd en daarnaast blijkt dat het bekijken van de DVD wellicht niet altijd voldoende voorbereiding geeft. Voor de effectiviteit is een goed voorbereide docent en het uitvoeren van SuperChefs zoals bedoeld wel van belang. Wellicht is niet heel de training noodzakelijk maar zou contact met andere kookdocenten van
SuperChefs, zoals de trainingsgroep wel heeft gehad, van meerwaarde zijn voor onzekere momenten in de uitvoering. Op die manier kunnen kookdocenten een "kijkje in de keuken nemen" van andere kookdocenten. SuperChefs is effectief in het verbeteren van kennis over gezond eten,kennis over gezond en veilig koken, attitude ten opzichte van gezond en veilig koken, eigen effectiviteit ten opzichte van gezond eten en het klaarmaken van gezond eten en de vaardigheden om gezond en veilig te koken. Ontwikkeld door Stichting Voedingscentrum Nederland Postbus 85700 2508 CK Den Haag Email:
[email protected] Telefoon: 070-3068844 Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 13-12-2011 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: Sterk punt van Superchefs is dat kinderen zelf leren om een gezonde maaltijd te bereiden. Wel kan er in de interventie meer aandacht besteed worden aan het thema gezond eten. Met alleen het aanleren van kookvaardigheden worden kinderen onvoldoende gemotiveerd om gezonder te eten. De referentie naar dit document is: Joke Knoppert (December 2011). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'SuperChefs'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie SuperChefs verwijst met het gedeelte 'Super' naar iets waar je heel goedin bent, en 'Chefs' naar iemand die kookt. Door de combinatie van super bijchefs wordt duidelijk dat het gaat om iemand die heel goed is in koken. Dedeelnemers aan SuperChefs kunnen dat na afloop van de acht kooklessen.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Sinds 1955 wordt elke vijftien jaar de groei van kinderen in Nederland onderzocht. De Vijfde Landelijke Groeistudie (2010) laat zien dat er sinds 1997 een sterke toename in overgewicht is. Bij gemiddeld 32% van de kinderen van Turkse origine is er sprake van overgewicht, tegen 23% (jongens) en 30% (meisjes) in 1997. Bij jongens en meisjes van Marokkaanse afkomst is dit respectievelijk 25% en 29% (tegen 16% en 25% in 1997). Bij kinderen van autochtone afkomst is dit 13% (jongens) en 15% (meisjes), tegen respectievelijk 9% en 12% in 1997 (TNO, 2010).Overgewicht is sterk gerelateerd aan de ontwikkeling van ziekten zoals kanker, overgewicht, cardiovasculaire aandoeningen, diabetes type II en osteoporose. Een gezond dieet, dat bestaat uit een optimale combinatie van verschillende voedingsstoffen, kan het risico op de ontwikkeling van deze aandoeningen verkleinen (van Kranen & Harbers, 2009).Op dit moment voldoen de meeste kinderen (99%) niet aan de richtlijn goedevoeding (Van Rossum, Franssen et al. 2011). Buchner, Hoekstra, van den Berg, Wieleman en van Rossum et al. (2007) benadrukken het belang van het volgen van de richtlijnen goede voeding. Zij hebben becijferd dat er in de komende 20 jaar 140.000 minder doden zouden vallen als de Nederlandse bevolking de richtlijnen zou volgen, in tegenstelling tot de huidige situatie. De incidentie van harten vaatziekten zou bovendien met 20-30% dalen (Engelfriet, et al., 2010).
3. Doel van de interventie Het Voedingscentrum zet zich onder andere in om kinderen te stimuleren een gezond eetpatroon aan te leren. Door hen te laten koken zoals bij Super-Chefs gebeurt, wordt ingezet op de belangrijkste determinanten die ten grondslag liggen aan een gezond eetpatroon. Zo worden er met de interventie'voorwaarden' gecreëerd om kinderen een gezonder eetgedrag te kunnen laten uitvoeren. Uit de literatuur blijkt dat kinderen die gezond kunnen koken vaker een gezond eetpatroon hebben. Kinderen die hebben deelgenomen aan SuperChefs: l l
Weten meer over gezonde voeding Weten meer over veilig koken
l l l l l
Geven aan gezonder en veiliger te kunnen koken Hebben een positievere attitude ten aanzien van gezond en veilig koken Vinden het makkelijker om gezond te eten Vinden het makkelijker om gezond eten klaar te maken Zijn minder bang om nieuwe smaken te proeven dan kinderen die niet hebben deelgenomen aan SuperChefs
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld Kinderen uit groep 7 en 8 (ongeveer 10-12 jaar oud) van de basisschool vormen de einddoelgroep.De intermediaire doelgroep bestaat uit begeleiders van de Buitenschoolse opvang of begeleiders van buurthuizen, de mogelijke locaties waar SuperChefs kan worden uitgevoerd. Eventueel kan SuperChefs ook uitgevoerd worden op scholen. In dat geval bestaat de intermediaire doelgroep uit de docenten die SuperChefs gaan begeleiden. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Niet van toepassing. Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal bedoeld voor migranten. Bij de recepten is wel rekening gehouden met een variatie aan eetculturen. Ook staan er bij bepaalde recepten tips om ze aan te passen aan religieuze voorschriften. Naast die variatie in gerechten wordt ook gepraat over de eetcultuur thuis. Dit vergroot de betrokkenheid van de kinderen en het thuisfront. Er zijn aangepaste recepten beschikbaar voor kinderen met verschillende achtergronden.Er zijn geen vertaalde instructies of tolken beschikbaar.
5. Aanpak Opzet van de interventie SuperChefs is een serie van 8 kookworkshops voor kinderen van circa 10-12 jaar. Hierin ontdekken ze hoe gezond, lekker en gemakkelijk koken kan zijn. Ze leren hoe ze zelf een gezonde maaltijd en iets voor tussendoor kunnen klaarmaken. Tijdens de workshops wordt aanvullend aan het koken het wekelijkse thema verder uitgediept. Dit gebeurt door het stellen van vragen, vertellen, kijken en doen (proeven bijvoorbeeld). Setting SuperChefs is zo opgezet dat het goed past in de activiteitenprogramma's van de naschoolse opvang, buurthuizen of kindervakantieweken (in aangepaste vorm). Het kan ook op scholen uitgevoerd worden. Normaal gesproken komen kinderen misschien niet elke week naar een buurthuis, maar de ervaring is dat ze SuperChefs zo leuk vinden dat ze hier speciaal voor komen. De begeleiding van de workshops is best intensief, daarom worden de kookdocenten vaak bijgestaan door meerdere volwassen begeleiders (het liefst is er, behalve de kookdocent, één begeleider per vier kinderen). Ook ouders kunnen hier een rol bij spelen. Training kookdocenten De kookdocenten zijn veelal begeleiders van BSO of buurthuis, maar kunnen ook reguliere docenten zijn (indien SuperChefs op school wordt uitgevoerd).In de laatste pilot van SuperChefs zijn twee voorbereidingsvarianten ontwikkeld met betrekking tot de kookdocenten. Een deel van de docenten heeft een training ontvangen van ervaren trainers, een ander deel heeft ter voorbereiding op elke les de bijbehorende voorbereidingsfilm op de DVD bekeken.De extra begeleiders die de kookdocent ondersteunen worden door de kookdocent aangestuurd, helpen bij de uitvoering maar worden niet speciaal getraind. Workshops SuperChefs bestaat uit 8 opeenvolgende kookworkshops van 2 uur, die in principe in 8 opeenvolgende weken worden gegeven. De kinderen nemen aan alle 8 workshops deel. Het aantal kinderen in een groep is maximaal 15. Kookgerei en boodschappen In de handleiding staat uitgebreid beschreven wat de benodigdheden zijn qua kookgerei en boodschappen. Indien er geen (voldoende) fornuizen/pitten voorhanden zijn, kan de docent ervoor kiezen om alleen koude
gerechten te maken. Deze recepten zijn apart gemerkt als 'koken zonder keuken'. Opbouw van een SuperChefs-lesEr is een vaste lesopbouw die de docent zelf kan voorbereiden met behulp van het zogenaamde 'weekschema'. Dit schema zorgt ervoor dat in de les een goede balans is tussen uitleggen, voordoen en overlaten. Inhoud van de interventie Elke les kent dezelfde opbouw, maar iedere week wordt een ander thema behandeld. De vaste structuur van elke les is als volgt: 1. Introductie Als de kinderen binnenkomen, zijn ze nog vol van de dingen die ze daarvoor deden. Ze mogen uitblazen, wat drinken en vertellen. 2. Thema Elke les wordt gestart met een korte bespreking van het thema van die week. Daarnaast komt elke week gezonde voeding aan bod als de ingrediënten besproken worden en als de kooktechnieken doorgenomen worden. Als het eten opstaat, wordt van alles met de kinderen besproken. Tijdens het sudderen of het proeven kan het thema terugkomen. Voor alle lessen is dat in de handleiding uitgewerkt. 3. Verdelen groepen en taken De docent maakt groepjes van 2 of 3 kinderen. Ieder groepje krijgt een duidelijk omschreven taak. De kinderen lezen het recept en kunnen zelf ingrediënten en keukengerei klaarleggen en de taken verdelen. Op dit moment kan voedingskundige informatie gegeven worden. De Schijf van Vijf is vaak een handig hulpje bij de uitleg. Bij de recepten staan suggesties. 4. Koken In het begin moet alles duidelijk voorgedaan worden, vooral alle technieken.De kinderen worden gestimuleerd om na te denken over de gezondheidsaspecten van wat ze koken. Bijvoorbeeld: wat zou er tijdens het koken met de vitamines gebeuren? Tijdens het koken kan de docent extra uitleg geven of weetjes vertellen over de herkomst en voedingswaarde van de ingrediënten of het gerecht, over hygiëne, veiligheid en gezondheid. 5. Proeven Proeven komt wekelijks terug. Kinderen hebben vaak een uitgesproken mening over hoe iets smaakt. Ze lusten wat ze gewend zijn en daar wijken ze niet gemakkelijk van af. Er wordt afgesproken dat woorden als 'vies' of 'smerig' taboe zijn in de les. En alle kinderen moeten alles even proeven. De docent legt uit dat je zonder proeven niet kunt leren koken. 6. SuperChefs-kinderkookboek en thuisvraag volgende les Vóórdat de afwas wordt gedaan wordt het inhoudelijke deel van de les afgerond. De kinderen vullen de vragen in het boek behorend bij de les in. De docent stelt een vraag voor thuis en laat die noteren in het SuperChefs kinderkookboek. Met de thuisvraag wordt de betrokkenheid van het thuisfront vergroot. 7. Opruimen en afsluiten De kinderen moeten elke week zelf de keuken schoon achterlaten. Hieronder wordt een van de lessen uitgebreider weergegeven, om te illustreren hoe bovenstaande opbouw en de uitgangspunten uit de onderbouwing worden toegepast. Week 2: De Schijf van vijf Leerdoelen: l l l l
Zelfstandig de taken kunnen verdelen en uitvoeren in de groep Zelf een recept lezen en kunnen uitwerken in een lijstje en planning Weten wat de Schijf van Vijf is Weten wat het belang is van gezond eten
1. Introductie De docent komt terug op de thuisvraag. Deze vraag is bedoeld om de koppeling met de thuissituatie te maken
en te stimuleren dat kinderen ook thuis over SuperChefs praten. 2. Thema: de Schijf van Vijf De docent leest de uitleg over de schijf van vijf voor of laat deze door kinderen voorlezen. Dit is informatieoverdracht, waarbij wordt aangegeven waarom het belangrijk is om gezond te eten, en welke voordelen het heeft. Gezond eten, waarom zou je? (werkboek blz. 8) Gezond eten is goed voor je. Waarom eigenlijk? Heel simpel. Als je gezond eet, voel je je beter. Als je je beter voelt, kun je beter spelen en sporten en ben je minder snel moe. Als je gezonder eet, is het ook gemakkelijker je te concentreren. Eet dus drie keer per dag goed. Ontbijt, lunch en avondeten. Dan heb je tussendoor ook minder trek in snoep en snacks. Vakken 5 vakken met eten en drinken dat belangrijk is voor je gezondheid 1 Groente en fruit 2 Brood, (ontbijt)granen, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten 3 Zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers 4 Vetten (margarine, halvarine) en olie 5 Water /dranken In eten en drinken zitten allerlei voedingsstoffen of bouwstenen die je lijf nodig heeft, zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines en mineralen. Als je eet volgens de Schijf van Vijf zorg je dat je ze allemaal binnen krijgt. Op de Schijf van Vijf zie je vakken met verschillende soorten eten en een vak met drinken. Uit al die vakken moet je elke dag iets nemen. Hoe groter het vak, hoe meer je ervan nodig hebt. Veel groente en fruit dus en weinig vetten en oliën. In het midden van de Schijf van Vijf staan ook nog eens 5 regels.Bijvoorbeeld: eet en drink niet te veel. We bespreken ze zo meteen. Vaak fruit, af en toe koek (werkboek blz. 8) Extra's zoals chips, cola en koek staan niet in de Schijf van Vijf. Er zitten weinig gezonde voedingsstoffen in, maar je kunt er wel te zwaar van worden. Dit betekent niet dat je ze nooit mag nemen. Stel: je eet (bijna) elke dag lekker veel fruit en groente en boterhammen als je trek hebt, je snoept niet zoveel en je speelt veel buiten. Dan kan niemand zeggen dat af en toe wat chips of een glas cola slecht voor je is. Bijvoorbeeld als je een feestje hebt of op zondag in de speeltuin. Op gewone dagen eet je lekker fruit tussendoor. Daar heeft je lijf wat aan. Is gezond voor jou niet zo gewoon en zou je eigenlijk wat minder ongezonde dingen moeten kiezen? Tijdens SuperChefs ontdek je hoe je lekker en gezond kunt koken en eten! Regels (werkboek blz. 9) 5 regels voor gezond eten en bewegen, informatieoverdracht 1. Eet gevarieerd Om alle stoffen binnen te krijgen die je nodig hebt, is het belangrijk dat je niet steeds dezelfde dingen eet. In een banaan zitten bijvoorbeeld net andere goede stoffen dan in broccoli of een appel. Eet naast aardappelen ook eens pasta of rijst, en wissel af tussen verschillende soorten vlees, vis en vegetarisch. 2. Eet niet te veel en beweeg Zo groei je in de lengte en niet in de breedte. Als je voor de tv of achter de computer zit, zit je stil. Als je buiten speelt, beweeg je bijna altijd meer. En bewegen is goed voor je. Je voelt je fit en je wordt minder snel te zwaar. Daarom hoort bewegen bij eten en staat het dus ook in de regels van de Schijf van Vijf. 3. Eet minder verzadigd vet Vet staat in de Schijf van Vijf. Je hebt het dus gewoon nodig. Wel maakt het uit welk soort vet je kiest. Het Voedingscentrum heeft daarvoor een handig ezelsbruggetje bedacht: onverzadigd vet is oké, verzadigd vet is verkeerd. Olie en vloeibare bak- en braadproducten bevatten veel gezond, onverzadigd vet. Bakken met olie of de vloeibare bak- en braadproducten (uit de knijpflessen) is dus gezonder dan bakken in vaste margarine uit een pakje. Ook in vis zit goed vet. 4. Eet veel groente, fruit en brood Zo krijg je veel belangrijke stoffen binnen, die genoeg vullen maar niet te veel calorieën hebben. 5. Eet veilig Veilig eten betekent bijvoorbeeld dat je geen bedorven eten neemt. En, dat er geen viezigheid, bijvoorbeeld van het buitenspelen, op je eten komt. Daarom is handen wassen voor het eten zo belangrijk.
3. Verdelen groepen en taken Spreekt voor zich. 4. Koken Leren door te doen: Laat deze week al veel over aan de kinderen. Kijk of ze zelf al weten waar alles staat. Laat ze vanaf nu ook stilstaan bij de ingrediënten die ze pakken, bijvoorbeeld door te vragen in welk vak (Schijf van Vijf) bepaalde producten horen (koppelen van theorie aan praktijk). Koppelen van theorie aan praktijk: kom tijdens het helpen terug op de theorie die je aan het begin van de les hebt verteld. Modeling: Doe de technieken voor die de kinderen nog niet kennen, en laat ze deze (voorzichtig) nadoen. 5. Proeven Leren door te ervaren, koppelen theorie aan praktijk: vraag de kinderen bij het proeven wat ze het lekkerste ingrediënt vinden deze week. Waar hoort dat in de Schijf van Vijf? 6. SuperChefs-kinderkookboek en thuisvraag volgende les Herhaling: de stof is nu in de introductie van het thema, bij het koken en aan het eind van de les (in het kinderkookboek) aan de orde geweest. OverigIn de lessen is ook ruimte om in te gaan op interesses van een specifieke groep, bijvoorbeeld over vegetarisch eten.
6. Materialen en links De volgende materialen zijn beschikbaar via de webshop van het Voedingscentrum: l l l l l l
SuperChefs; Handleiding begeleider Instructie DVD voor begeleider SuperChefs SuperChefs kinderkookboek (werkboek voor de kinderen) Poster Schijf van Vijf Poster Hygiëneregels Certificaat SuperChef
De materialen zijn beschikbaar in de webshop van het Voedingscentrum:www.voedingscentrum.nl/webshop.Alle materialen kunnen daar tegen kostprijs worden besteld. De handleidingen, werkboeken en certificaten kunnen ook gratis worden gedownload.
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Risicogedrag Zoals al eerder in deze beschrijving vermeld is, voldoen kinderen niet aan de richtlijnen goede voeding. Uit de voedselconsumptiepeiling van 2007-2010 blijkt dat 99% van de kinderen van 10-13 jaar niet voldoet aan de richtlijnen voor fruit, groenten en vezels (Van Rossum, Fransen et al., 2010). De totale energie-inname van kinderen op deze leeftijd is te groot en een te groot deel van de energie is afkomstig van frisdrank en snacks (Hulshof, Kistemaker, et al., 1998b; Hulshof, Kruizinga, et al., 1998). Een studie van de WHO onder 11-15 jarigen vond dat hoe ouder deze kinderen worden, hoe vaker ze hun ontbijt overslaan en hoe minder fruit ze eten (WHO, 2008). Het overslaan van het ontbijt kan de consumptie van snacks die vezelarm en vetrijk zijn later op de dag vergroten (Resnicow, 1991). Dit leidt uiteindelijk tot een verhoogd risico op obesitas (Wolfe, Campbell, Frongillo, Haas & Melnik, 1994). Risicogroep Het Voedingscentrum heeft SuperChefs voor kinderen in de leeftijd van 10- 12 jaar ontwikkeld. Dit heeft verschillende redenen. Ten eerste hebben eetgewoonten in de jeugd effect op langere termijn gezondheid en ziekte (Ben-Shlomo & Kuh, 2002; Kimm, Gergen, Malloy, Dresser & Carroll, 1990).Verder leren kinderen de meeste eetgewoonten in hun jeugd aan en houden ze die gedragingen vast als jongvolwassenen (Kelder, et al., 1994; Rozin, 1990). Verder kunnen kinderen van ongeveer 10-12 jaar beter zelfstandig keuzes maken bijvoorbeeld over wat ze eten (WHO, 1998), en staan ze nog open voor veranderingen in hun voedselkeuzes (Birch, 1990; Wardle, 1995). Wat zijn de determinanten? SuperChefs richt zich met name op de individuele determinanten van een gezond eetpatroon, en laat daarbij omgevingsfactoren buiten beschouwing.
Hiervoor zijn andere interventies in te zetten, zoals Eetplezier en Beweegkriebels, Schoolgruiten, Smaaklessen en de Gezonde Schoolkantine (voortgezet onderwijs). Het gezondheidsbevorderende gedrag is 'gezond eten'. Dit is echter een complex gedrag, dat bestaat uit verschillende subgedragingen, zoals ook verwoord in de richtlijnen voor gezond eten. Het is vrijwel onhaalbaar om met een interventie van 8 bijeenkomsten van 2 uur te veronderstellen dat een zo complex gedrag bij kinderen van deze leeftijdsgroep compleet te veranderen is. Daarom is gekozen voor intermediaire doelstellingen, op determinantniveau, waarvan de verwachting is dat ze een goede voorspeller zijn voor het uiteindelijk gewenste gedrag, en in ieder geval de kinderen een eind op weg helpen. Uit onderstaande beschrijving blijkt dat de determinanten uit het ASE-model (Brug et al., 2007) geschikte voorspellers zijn voor voedingsgedrag van kinderen. Er wordt uitgegaan van het principe dat kinderen die zelf eten kunnen klaarmaken meestal ook gezonder eten (Larson, Perry, Story & Neumark- Sztainer, 2006). Echter, ouders hebben op deze leeftijd nog een grote invloed op wat kinderen eten, zij zijn degenen die het voedsel aanbieden en het voorbeeld zijn voor hun kinderen (Savage, Fisher & Birch, 2007). Daarom is het ook belangrijk de ouders te betrekken. Dit gebeurt in SuperChefs via de huiswerkopdrachten. Determinanten en doelen De schijf van vijf is een hulpmiddel om het mensen makkelijker te maken om te voldoen aan de richtlijnen voor gezonde voeding. (Voedingscentrum, 2010a). Kinderen gebruiken binnen SuperChefs de Schijf van Vijf als hulpmiddel om gezonder eten te kiezen. Verschillende studies tonen aan dat kennis over richtlijnen voor gezonde voeding een positief effect heeft op de consumptie van gezonde voeding, zoals groenten en fruit (Kristjansdottir & Thorsdottir, 2009; Massey, Delisle, Sawchuk, Mercer & Zahr, 2005; Robertson & Zalles, 2005; Slawta, Bentley, Smith, Kelly & Syman-Degler, 2008; Anderson et al., 2005; Murphy, Youatt, Hoerr, Sawyer & Andrews, 1994). Een interventieonderzoek waarin kinderen werd geleerd gezonde keuzes te maken, liet een positieve verandering in attitude zien ten aanzien van de consumptie van de juiste hoeveelheden voedingsmiddelen, en liet een positieve relatie zien tussen attitude en intentie om de juiste hoeveelheden van vet- en suikerrijke voedingsmiddelen te eten (Robertson & Zalles, 2005). Eigen effectiviteit is relevant omdat het een van de sterkste voorspellers van gedragsverandering is (Glanz et al., 2002) en een primaire voorspeller van gezonde voedselkeuzes onder kinderen bleek te zijn (Parcel, et al., 1995). Binnen de interventie SuperChefs wordt de Schijf van Vijf uitgelegd en wordt er regelmatig naar terugverwezen bij het pakken van producten, zodat de kinderen in de loop van de 8 weken bekend raken met de Schijf van Vijf en hoe zij deze kunnen gebruiken. Ze worden gestimuleerd om er zelf over na te denken in welk vak een product zit en over hoe je de adviezen in de schijf van Vijf kan toepassen. Op deze manier kan kiezen volgens de Schijf van Vijf bijdragen aan de kennis, attitude en intentie ten aanzien van gezond eten. Kinderen aarzelen vaak om nieuwe producten te eten, ze vinden het eng en ze denken dat het minder lekker is. Dit wordt neofobie genoemd (Pliner, Pelchat & Grabski, 1993). Pirouznia (2001) liet zien dat onder kinderen van 10-13 jaar kennis over voeding een positieve invloed had op hun voedselvoorkeuren. Uitproberen en proeven van gezonde voeding zijn ook sterk gerelateerd aan de voedselvoorkeuren (Baxter, 1998; Cooke, 2007). Neofobie is sterk gerelateerd aan blootstelling, wat ook een belangrijke determinant van voedselvoorkeuren is. Verschillende studies laten zien dat als kinderen vaak worden blootgesteld aan nieuwe producten, zij leren dat iets nieuws niet gevaarlijk maar veilig is (Birch, Gunder, Grimm-Thomas & Laing, 1998; Birch & Marlin, 1982; Birch, McPhee, Shoba, Pirok & Steinberg, 1987; Pliner, 1982; Zellner, Rozin, Aron & Kulish, 1983). Dit suggereert dat neofobie relevant maar ook veranderbaar is. Binnen SuperChefs is veel aandacht voor het proeven van verschillende smaken en nieuwe/onbekende producten en gerechten. Door deze ervaringen moet de angst voor onbekende producten minder groot worden. Omdat ouders in huis verantwoordelijk zijn voor het beschikbare voedsel, hebben zij een enorme impact op de voedselconsumptie van hun kinderen (Patrick & Nicklas, 2005). Daarom is het belangrijk ook ouders bij SuperChefs te betrekken. Er is voor gekozen om dit middels 'thuisopdrachten' te doen. De thuisopdrachten zorgen voor betrokkenheid van ouders bij wat hun kind in SuperChefs doet en leert. Didactiek: leren door ervaren SuperChefs gaat uit van leren door ervaren. Uit een onderzoek naar de eerste serie SuperChefs blijkt dat
kinderen het vooral leuk vinden om zelf te doen. De begeleider vertelt over gezond eten en doet veel voor, maar hij of zij is er vooral om de kinderen zelf te laten ervaren wat koken is. Ze vergroten zo hun vaardigheden en krijgen steeds meer verantwoordelijkheid. Ze leren zelf recepten lezen, kiezen en koken. Kinderen blijven alert en enthousiast als de begeleider aandachtig is, veel vragen stelt en complimenten geeft. Het vermijden van een al te schoolse sfeer is belangrijk. Met aandacht en een positieve instelling enthousiasmeer je kinderen om bij de les te blijven. Werkzame factoren/factoren die niet mogen ontbreken l l l l
De Schijf van Vijf als hulpmiddel bij het kiezen en toepassen van gezond eten adviezen Het leren door doen (zelf koken) Modeling (voordoen door docent) Proeven (leren eten van nieuwe dingen)
8. Samenvatting van de onderbouwing De meeste kinderen van 10 tot 12 jaar voldoen niet aan de richtlijnen goede voeding, wat op latere leeftijd kan leiden tot overgewicht en daaraan gerelateerde aandoeningen. Deze kinderen staan nog wel open voor verandering. In SuperChefs leren kinderen hoe zij gezond kunnen koken en eten en daarmee wordt een stap gezet in de richting van gezondere voedingskeuzes.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Kookdocenten, docenten of welzijnswerkers met kookkwaliteiten of diëtisten en kookfanaten met didactische kwaliteiten kunnen de cursus begeleiden. Daarnaast zijn voldoende hulpbegeleiders nodig (naast de kookdocent nog één begeleider per vier kinderen). Ook ouders kunnen hier een rol bij spelen. De kookdocenten krijgen een uitbreide handleiding om zich voor te bereiden en zij bekijken de trainings-DVD voorafgaand aan elke workshopbijeenkomst. Protocol / handleiding Er is een uitgebreide handleiding met instructie DVD. Daarmee is Super-Chefs compleet overdraagbaar. Uit de laatste pilot is gebleken dat de variant van SuperChefs met instructie DVD praktisch even effectief is als de variant waarbij de kookdocenten face-to-face getraind worden.Alle GGD's worden begin 2012 op de hoogte gesteld van de nieuwe materialen. Vanuit de GGD zijn vaak contacten met buurthuizen en in de pilots hebben de GGD's een grote rol gespeeld bij de werving. Ook wordt contact gezocht met kookstudio's en worden de beroepsgroepen diëtisten en gewichtsconsulenten op de hoogte gebracht van het bestaan van deze interventie. Ook zij kunnen initiator van een kookcursus zijn. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking In de afgelopen 4 jaar hebben 3 pilots van SuperChefs plaatsgevonden. Deze pilots zijn uitgebreid gemonitord en positief geëvalueerd. Vanaf 2011/2012 wordt de uitvoering van SuperChefs gemonitord (er wordt bijgehouden hoe vaak en waar het wordt uitgevoerd). Kosten Voor een groep van 10-15 kinderen zijn de kosten van ingrediënten circa € 300,-. Kostenberaming definitieve materialen: Handleiding kookdocent €15,95 Leerlingenboekje inclusief 2 sets receptenkaarten + certificaat €3,Twee posters (Schijf van Vijf & Hygiëneregels) €3,90 DVD €7,50 Als de interventie wordt uitgevoerd door een werknemer van de uitvoerende organisatie zijn er geen extra personele kosten. Tijdsbesteding: 4 uur per les, te weten 2 uur uitvoering, 2 uur voorbereiding (inclusief boodschappen doen)
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies
Van der Linden, L.F .(2009) Procesevaluatie naar de uitvoering van SuperChefs. Doel is nagaan of de voorwaarden voor het gebruik van SuperChefs voldoende aanwezig zijn om de doelstelling van het programma te behalen. In dit formatieve onderzoek is het gebruik en de waardering van de materialen, de uitvoering en de organisatie van de interventie onderzocht, om advies te kunnen geven over een tussentijdse bijstelling van de interventie. Er zijn 27 observaties uitgevoerd op 17 locaties waar SuperChefs werd uitgevoerd. Verder zijn er vragen ten aanzien van de waardering van materialen en SuperChefs lessen gesteld in de vragenlijsten die bij 76 kinderen en 35 ouders zijn afgenomen. Uit deze evaluatie blijkt dat kinderen, ouders en begeleiders enthousiast zijn over de interventie. Het materiaal is mooi vormgegeven, het koken en samen eten erg leuk. Daarnaast wordt het positief gewaardeerd dat een aantal ouders wordt betrokken bij SuperChefs, dat er gezamenlijk gegeten en geproefd wordt en dat er in de praktijk met de werkboekjes wordt gewerkt. Bij veel groepen ligt de nadruk op het zelf lezen van de recepten door de kinderen. De kennisoverdracht kan nog verbeterd worden. Er wordt aanbevolen om de interventie didactisch beter te onderbouwen waardoor de kennisoverdracht naar de kinderen toe beter geborgd is. Begeleiders gaven ook aan dit moeilijk te vinden. Naar aanleiding van deze evaluatie is de handleiding van SuperChefs van een didactische onderbouwing voorzien. Van Kan, S., Van Leeuwen, E. (2010) Procesevaluatie naar de naar aanleiding van pilot 1 gewijzigde interventie SuperChefs. Hoofdvraag voor deze evaluatie was: Is de interventie SuperChefs door de kookdocenten uitgevoerd zoals beschreven staat in de handleiding? Om deze vraag te beantwoorden zijn tien observaties en 8 interviews uitgevoerd. De kookdocenten en de kinderen zijn geobserveerd tijdens de kooklessen. Op 8 van de 10 locaties zijn na de observaties interviews gehouden met de kookdocenten. Uit deze procesevaluatie kwam naar voren dat er een verband is tussen de intensiviteit van de begeleiding en de kwaliteit van de lessen. De lessen werden beter gegeven naarmate er meer begeleiding was en naarmate er meer hulp was tijdens de lessen. Hoeveel hulp er nodig was hing samen met de inhoud van de les, het aantal kinderen en de ervaring van de begeleiders. Naar aanleiding van de bevindingen van dit onderzoek is de handleiding van SuperChefs nogmaals aangepast, en zijner meer handreikingen voor de kookdocenten en meer recepten toegevoegd. De Vet, E, De Ridder, D (2011) Voor deze procesevaluatie zijn zes kookdocenten van SuperChefs benaderd voor een telefonisch interview. De zes docenten werden geselecteerd op regio (Groningen, West-Brabant en Utrecht) en voorbereidingsvorm (training of DVD), zodat een goed beeld van de verschillende uitvoeringen van SuperChefs gekregen kon worden. Uiteindelijk is bij vijf kookdocenten een telefonisch interview afgenomen. De semigestructureerde vragenlijst omvat vragen naar de achtergrond van de docent, vragen over de handleiding, vragen over het werkboek voor de deelnemers, vragen over de DVD en training, vragen over de voorbereiding van de lessen en een aantal overige meldingen. Drie kookdocenten hebben de training gevolgd en twee kookdocenten hebben de dvd bekeken ter voorbereiding op de uitvoering van SuperChefs. SuperChefs is over het algemeen zeer positief ontvangen. Dit geldt zowel voor de kinderen als voor de begeleiding en de ouders/opvoeders. De kinderen vinden SuperChefs erg leuk en worden gemotiveerd door het programma in haar geheel. De tevredenheid en productiviteit zijn het grootst als de kinderen veel zelf mogen (en kunnen) doen. Ondanks dat SuperChefs goed wordt ontvangen, blijkt ook dat de voorbereiding van de kookdocenten beter kan. Een aantal onderdelen uit de handleiding wordt niet uitgevoerd. Ook blijkt dat het bekijken van de DVD wellicht niet altijd voldoende voorbereiding geeft. Voor de effectiviteit is echter een goed voorbereide docent en het uitvoeren van SuperChefs zoals bedoeld wel van belang. Wellicht is niet heel de training noodzakelijk maar zou contact met andere kookdocenten van SuperChefs, zoals de trainingsgroep wel heeft gehad, van meerwaarde zijn voor onzekere momenten in de uitvoering. Op die manier kunnen kookdocenten een "kijkje in de keuken nemen" van andere kookdocenten. De volgende aanbevelingen voor de verbetering van SuperChefs zijn tot stand gekomen door suggesties van de kookdocenten. l
De recepten in de handleiding zijn een punt van aandacht. Er mogen meer internationale recepten worden opgenomen in de handleiding. Tevens mag meer aandacht komen voor de "Hollandse pot";
l
Hygiëne, voedselveiligheid en veiligheid in de keuken behoeven meer aandacht in SuperChefs. Er zou bijvoorbeeld een poster kunnen worden ontworpen met belangrijke regels en richtlijnen rondom deze onderwerpen;
l
Meer aandacht voor proeven en smaakbeleving zal bevorderend zijn voor het doel van SuperChefs. Wellicht zouden deze onderwerpen in hethandboek nog meer mogen worden benadrukt. Tevens zouden de
kookdocenten meer mogen worden geïnformeerd over de meerwaarde van proeven en smaakbeleving met betrekking tot bijvoorbeeld verbreding van het voedingspatroon van de kinderen. l
Een terugkomdag zou kunnen worden georganiseerd of er zou een forum/mailinglist kunnen worden opgesteld voor de kookdocenten. Hier kunnen zij onderling ideeën en tips met elkaar uitwisselen. Onzekerheid in deuitvoering zou wellicht kunnen worden weggenomen of worden verminderd wanneer de kookdocenten (uit de dvd-setting) een bepaald referentiekader zouden kunnen hebben door het contact met andere kookdocenten van SuperChefs.
Naar aanleiding van de aanbevelingen zijn de handleiding en het werkboekaangepast.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Linssen, S. (2010) De resultaten van de effectevaluatie van pilotfase 1 en pilotfase 2 worden in dit rapport beschreven. Pilot 1: Wat zijn de effecten van SuperChefs op gedrag en gedragsdeterminanten ten aanzien van gezond koken? Onderzoeksgroep waren de kinderen die deelnamen aan SuperChefs in de eerste pilotfase. Het onderzoeksdesign was een pre-post design zonder controlegroep, de metingen werden uitgevoerd middels een vragenlijst die door de kinderen zelf werd ingevuld. 226 kinderen (uit 6 regio's en in totaal 19 locaties) hebben de vragenlijst van de voormeting ingevuld. De vragenlijsten van de nameting zijn door 75 kinderen (uit 3 regio's en 8 locaties) ingevuld. 4 regio's hebben niet meer gereageerd en op 4 locaties vielen hele groepen uit. Wellicht zijn zij vergeten de vragenlijsten in te vullen of op te sturen. De data zijn geanalyseerd door gepaarde t-toetsen op de continue variabelen uit te voeren en ordinale variabelen werden gehercodeerd naar dichotome variabelen waarop nonparametrische McNemar tests werden uitgevoerd. Effecten zijn gevonden op items die over gedrag, kennis en eigen effectiviteit gaan. Meer kinderen geven aan dat ze konden helpen bij het koken of zelf-standig konden koken na deelname aan SuperChefs (vm: 2.40 (.55); nm: 2.55 (.58); p = .02). Het aantal dingen waar ze op letten tijdens het koken neemt af in vergelijking met de voormeting (vm: 3.99 (1.09); nm: 3.59; p = .05). Meer kinderen kennen de Schijf van Vijf (vm: 65%; nm: 89%; p = 0.00) en weten wat de Schijf van Vijf is (vm: 53%; nm: 79%; p = 0.00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vinden kinderen het makkelijker om te koken (vm: 2.23 (.46); nm: 2.65 (.54); p = .00) en om te koken aan de hand van een recept (vm: 2.46 (.57); nm: 2.67 (.54); p = .02), en begrepen meer kinderen een recept (vm 2.60 (.59); nm: 2.77 (.46); p = .02). Op een aantal items scoorden kinderen al hoog op de voormeting en is mede daardoor geen effect op de nameting gevonden. Het gaat hier om handen wassen, voorzichtig zijn met messen, dat het makkelijk is om groenten klaar te maken, dat ze het leuk vinden om te koken en dat het belangrijk is om gezond te eten. Het is niet ondenkbaar dat een aantal van deze items sociaal wenselijk is beantwoord. Pilot 2: Wat zijn de effecten van SuperChefs op gedrag en gedragsdeterminanten ten aanzien van gezond koken? Onderzoeksgroep waren de kinderen die deelnamen aan SuperChefs in de tweede pilotfase. Het onderzoeksdesign was een pre-post design zonder controlegroep, de metingen werden uitgevoerd middels een vragenlijst die door de kinderen zelf werd ingevuld. 339 kinderen (uit 8 regio's en in totaal 32 locaties) hebben de vragenlijst van de voormeting ingevuld. De vragenlijsten van de nameting zijn door 237 kinderen (uit 8 regio's en 23 locaties) ingevuld. Op 9 locaties vielen hele groepen uit. Wellicht zijn zij vergeten de vragenlijsten in te vullen of op te sturen. De data zijn geanalyseerd door gepaarde t-toetsen op de continue variabelen uit te voeren en ordinale variabelen werden gehercodeerd naar dichotome variabelen waarop nonparametrische McNemar tests werden uitgevoerd. Effecten zijn gevonden op het gebruiken van een recept tijdens het koken (minder kinderen) (vm: 2.32 (.47); nm: 2.24 (.43); p = .03). Het aantal dingen waar kinderen tijdens het koken op letten is toegenomen (vm: 5.92 (1.48); nm: 6.42 (1.60); p = .00). Kinderen wisten na deelname aan Super- Chefs ook meer over gerechten uit andere culturen (vm: 2.02 (.73); nm: 2.13 (.65); p = .04)en ze gaven meer antwoorden over informatie op etiketten (vm: 4.03 (1.52); nm: 4.59 (1.58); p = .00). Meer kinderen kenden de Schijf van Vijf (vm: 68%; nm: 94%; p = .00) en kenden websites met informatie over gezond eten (vm: 26%; nm: 40%; p = .00). Ook wisten meer kinderen het juiste antwoord te geven op een aantal voedingsinhoudelijke vragen zoals hoeveel groenten en fruit je per dag moet eten (vm: 30%; nm: 50%; p = .00) en waarom groenten in de winter duurder zijn (vm: 60%; nm: 72%; p = .00), wat de betekenis van verzadigd vet is (vm: 42%; nm: 57%; p = .00), wat de betekenis van calorieën is (vm: 30%; nm: 50%; p
= .00), waarom je calorieën nodig hebt (vm: 59%; nm: 72%; p = .00), hoe vaak je op een dag moet eten (vm: 31%; nm: 40%; p = .01) en hoe je het best voor een gezond dieet kunt zorgen (vm: 52%; nm: 67%; p = .00). Ten aanzien van eigen ef-fectiviteit vonden kinderen het makkelijker om iets simpels te koken (vm: 2.64 (.48); nm: 2.75 (.44); p = .00), de ingrediënten te kiezen (vm: 2.41 (.66); nm: 2.56 (.68); p = .01), te kijken naar duurzaamheid van ingrediënten (vm: 2.59 (.70); nm: 2.80 (.60); p = .00) en om vlees en groenten te snijden en aardappels te schillen (vm: 2.52 (.64); nm: 2.71 (.56); p = .00. Evenals in pilot 1 scoorden kinderen op een aantal items al hoog bij de voormeting. Leeftijd heeft invloed op de effecten. Oudere kinderen zoeken meer informatie op internet over gezonde voeding en kijken vaker op het etiket dan jongere kinderen. Ook weten oudere kinderen beter wat de aanbevolen hoeveelheden groenten en fruit zijn. Meisjes letten op meer dingen tijdens het koken en kennen meer websites met informatie over gezond eten dan jongens. De Vet, E. & De Ridder, D. (2011) Om de effecten van pilotfase 3 te evalueren, is een niet-gerandomiseerd gecontroleerd experiment uitgevoerd. De interventie- en controlegroepen bestonden uit respectievelijk 86 en 108 kinderen. Van de 86 kinderen in de interventiegroep, hadden 59 deelnemers SuperChefs gevolgd bij een kookdocent die een training had ontvangen ter voorbereiding op SuperChefs. De overige 27 deelnemers had een kookdocent die ter voorbereiding een DVD had gekeken. Voor deze effectevaluatie zijn gegevens gebruikt uit vragenlijsten over determinanten van gedrag (kennis, neofobie, attitude, sociale invloed, eigeneffectiviteit, vaardigheden, intenties en letten op gezond eetgedrag) die kinderen invulden voorafgaand aan de lessen en tijdens de 7e les. Er was een follow-up meting voorzien die 4 tot 6 maanden na afloop van SuperChefs zou plaatsvinden, maar de respons op dit meetmoment was slechts 19 deelnemers. Ondanks intensieve acties om de respons te verhogen (aangekondigde verloting van een prijs, verzameling van adressen) is dit niet gelukt. SuperChefs is effectief in het verbeteren van kennis over gezond eten, kennis over gezond en veilig koken, attitude t.o.v. gezond en veilig koken, eigen effectiviteit t.o.v. gezond eten en t.o.v. klaarmaken van gezond eten, en de vaardigheden om gezond en veilig te koken. De effectgroottes van de gevonden significante verschillen op de nameting waren als volgt: kennis over gezond eten (F: 12.33; p = .001; d = .07); kennis over veilig en gezond koken (F: 12.73; p < .001; d = .06); attitude gezond en veilig koken (F: 5.15; p = .02; d = .03); eigen effectiviteit gezond eten (F: 6.41; p = .01; d = .04); vaardigheden gezond en veilig koken (F: 11.28; p = .001; d = .06). Verder werd één significant verschil tussen de DVD en training voorbereiding gevonden: vaardigheden gezond en veilig koken (F: 3.94; p = .05; d = .05; dit betekent dat de kinderen hun vaardigheden hoger inschatten als ze een kookdocent hadden die een training had gevolgd).Ook zijn de kinderen positief over de interventie. In de evaluatie is geen effect gevonden op neofobie, sociale invloed, intenties om gezonder te eten of het zelf letten op gezond eten.De conclusie is dat SuperChefs succesvol is in het veranderen van een aantal determinanten van gedrag. Daarnaast zijn kinderen positief over het programma Samenvatting Nederlandse effectstudies Studie 1 Auteurs: S. Linssen Jaar: 2010 Onderzoekstype: Pre - Post design zonder controlegroep Belangrijkste resultaten: Meer kinderen geven aan dat ze konden helpen bij het koken of zelfstandig konden koken na deelname aan SuperChefs (vm: 2.40 (.55); nm: 2.55 (.58); p = .02). Meer kinderen kennen de Schijf van 5 (vm: 65%; nm: 89%; p = 0.00) en weten wat de Schijf van 5 is (vm: 53%; nm: 79%; p = 0.00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vinden kinderen het makkelijker om te koken (vm: 2.23 (.46); nm: 2.65 (.54); p = .00) en om te koken aan de hand van een recept (vm: 2.46 (.57); nm: 2.67 (.54); p = .02), en begrepen meer kinderen een recept (vm: 2.60 (.59); nm: 2.77 (.46); p = .02). Bewijskracht van het onderzoek: zwak Resultaten effectiviteit: overwegend positief Studie 2 Auteurs: S. Linssen Jaar: 2010 Onderzoekstype: Pre - Post design zonder controlegroep Belangrijkste resultaten: Het aantal dingen waar kinderen tijdens het koken op letten is toegenomen (vm: 5.92 (1.48); nm: 6.42 (1.60); p = .00). Kinderen wisten na deelname aan SuperChefs ook meer over gerechten uit andere culturen (vm: 2.02 (.73); nm: 2.13 (.65); p = .04) en ze gaven meer antwoorden over
informatie op etiketten (vm: 4.03 (1.52); nm: 4.59 (1.58); p = .00). Meer kinderen kenden de Schijf van 5 (vm: 68%; nm: 94%; p = .00) en kenden websites met informatie over gezond eten (vm: 26%; nm: 40%; p = .00). Ook wisten meer kinderen het juiste antwoord te geven op een aantal voedingsinhoudelijke vragen zoals hoeveel groenten en fruit je per dag moet eten (vm: 30%; nm: 50%; p = .00) en waarom groenten in de winter duurder zijn (vm: 60%; nm: 72%; p = .00), wat de betekenis van verzadigd vet is (vm: 42%; nm: 57%; p = .00), wat de betekenis van calorieën is (vm: 30%; nm: 50%; p = .00), waarom je calorieën nodig hebt (vm: 59%; nm: 72%; p = .00), hoe vaak je op een dag moet eten (vm: 31%; nm: 40%; p = .01) en hoe je het best voor een gezond dieet kunt zorgen (vm: 52%; nm: 67%; p = .00). Ten aanzien van eigen effectiviteit vonden kinderen het makkelijker om iets simpels te koken (vm: 2.64 (.48); nm: 2.75 (.44); p = .00), de ingrediënten te kiezen (vm: 2.41 (.66); nm: 2.56 (.68); p = .01), te kijken naar duurzaamheid van ingrediënten (vm: 2.59 (.70); nm: 2.80 (.60); p = .00) en om vlees, groenten te snijden en aardappels te schillen (vm: 2.52 (.64); nm: 2.71 (.56); p = .00. Bewijskracht van het onderzoek: zwak Resultaten effectiviteit: overwegend positief Studie 3 Auteurs: E. de Vet, D, de Ridder Jaar: 2011 Onderzoekstype: Quasi experimenteel design (niet gerandomiseerd) Belangrijkste resultaten: De effectgroottes van de gevonden significante verschillen op de nameting waren als volgt: kennis over gezond eten (F: 12.33; p =.001; d = .07); kennis over veilig en gezond koken (F: 12.73; p < .001; d =.06); attitude gezond en veilig koken (F: 5.15; p = .02; d = .03); eigen effectiviteit gezond eten (F: 6.41; p = .01; d = .04); vaardigheden gezond en veilig koken (F: 11.28; p = .001; d = .06). Verder werd één significant verschil tussen de DVD en training voorbereiding gevonden: vaardigheden gezond en veilig koken (F: 3.94; p = .05; d = .05; dit betekent dat de kinderen hun vaardigheden hoger inschatten als ze een kookdocent hadden die een training had gevolgd) Bewijskracht van het onderzoek: vrij sterkResultaten effectiviteit: overwegend positief
12. Buitenlandse effectstudies Niet bekend
13. Uitvoering van de interventies In de afgelopen pilotjaren is SuperChefs uitgevoerd door organisaties voor naschoolse opvang en door buurthuizen Deze organisaties waren verspreid over een deel van Nederland. In totaal is SuperChefs inmiddels bij 8 organisaties uitgevoerd (4 welzijnsorganisaties, 4 GGD-en). In totaal (pilot 1, 2 en 3) hebben in 83 groepen 735 kinderen de interventie SuperChefs gevolgd. Via de webshop van het Voedingscentrum zijn de materialen voor iedereen beschikbaar. Op dit moment wordt gewerkt aan een samenhangend en ondersteunend implementatieplan.
14. Overeenkomsten met andere interventies In het verleden zijn door verschillende GGD-en kinderkookcafés ontwikkeld. Naar aanleiding van vraag vanuit de GGD-en heeft het Voedingscentrum op basis van de al bestaande interventies SuperChefs doorontwikkeld.
15. Lijst met aangehaalde literatuur Anderson, A. S., Porteous, L. E., Foster, E., Higgins, C., Stead, M., Hetherington, M., et al.(2005). The impact of a school-based nutrition education intervention on dietary intake and cognitive and attitudinal variables relating to fruits and vegetables. Public Health Nutrition, 8(6), 650-656. Bartholomew, L.K., Parcel, G.S., Kok, G. & Gottlieb, N.H. (2006). Planning Health Promotion Programs: An Intervention Mapping Approach. San Francisco: Jossey-Bass. Baxter, S. D. (1998). Are elementary schools teaching children to prefer candy but not vegetables? Journal of School Health, 68(3), 111-113. Ben-Shlomo, Y. & Kuh, D. (2002). A life course approach to chronic disease epidemiology: conceptual models, empirical challenges and interdisciplinary perspectives. International Journal of Epidemiology, 31(2), 285-293. Birch, L.L. (1990). Development of food acceptance patterns. Developmental Psychology, 26, 515-519. Birch, L.L., Gunder, L., Grimm-Thomas, K. & Laing, D.G. (1998). Infant's consumption of a new food enhances acceptance of similar foods. Appetite, 30, 283-295.
Birch, L.L. & Marlin, D.W. (1982). I don't like it; I never tried it: effects of exposure on twoyear- old children's food preferences. Appetite, 3, 353-360. Birch, L.L., McPhee, L., Shoba, B.C., Pirok, E. & Steinberg, L. (1987). What kind of exposure reduces children's food neophobia? Looking vs. tasting. Appetite, 9, 171-178. Buchner, F.L., Hoekstra, J., van den Berg, S.W., Wieleman, F. & van Rossum, C.T.M. (2007). Kwantificeren van de gezondheidseffecten van voeding. Bilthoven: RIVM. Contento, I.R. (2007). Nutrition education. Linking research, theory, and practice. Boston: Jones and Bartlett Publishers. Cooke, L.J. (2007). The importance of exposure for healthy eating in childhood: a review. Journal of Human Nutrition and Dietetics, 20(4), 294-301. Engelfriet, P., Hoekstra, J., Hoogenveen, R., Buchner, F., van Rossum, C. & Verschuren, M. (2010). Food and vessels: the importance of a healthy diet to prevent cardiovascular disease. European Journal of Cardiovascular Prevention and Rehabilitation, 17(1), 50-55. Glanz, K., Rimer, B.K. & Lewis, F.M. (2002). Health Behavior and Health Education. San Francisco: JosseyBass. Hulshof, K.F.A.M, Kistemaker, C. & Bouman, M. (1998b). De inname van energie en voedingsstoffen door Nederlandse bevolkingsgroepen - Voedselconsumptiepeiling 1997-1998. Zeist: TNO. Hulshof, K.F.A.M, Kruizinga, A.G. & Kistemaker, C. (1998). De bijdragevan enkele subgroepen voedingsmiddelen (differentiatie naar vetgehalte entype dranken) aan de inname van energie en voedingsstoffen - Voedselconsumptiepeiling 1997-1998. Zeist: TNO. Kelder, S. H., Perry, C. L., Klepp, K. I. & Lytle, L. L. (1994). Longitudinaltracking of adolescent smoking, physical activity, and food choice behaviors. American Journal of Public Health, 84(7), 1121-1126. Kimm, S. Y., Gergen, P. J., Malloy, M., Dresser, C. & Carroll, M. (1990).Dietary patterns of U.S. children: implications for disease prevention. Preventive Medicine, 19(4), 432- 442. Kristjansdottir, A. G. & Thorsdottir, I. (2009). Adherence to food-baseddietary guidelines and evaluation of nutrient intake in 7-year-old children.Public Health Nutrition, 12(11), 1999-2008. Larson, N.I., Perry, C.L., Story, M. & Neumark-Sztainer, D. (2006). Food preparation by young adults is associated with better diet quality. Journal of the American Dietetic Association, 106, 2001-2007. Massey, S., Delisle, K., Sawchuk, L., Mercer, W. & Zahr, (2005). Nutrition Education Program Improves Students' Food Choices in 10 Lessons. Journal of Nutrition Education and Behavior, 40(4), 60-60. Murphy, A. S., Youatt, J. P., Hoerr, S. L., Sawyer, C. A. & Andrews, S. L. (1994). Nutrition education needs and learning preferences of Michigan students in grades 5, 8, and 11. Journal of School Health, 64(7), 273-278. Parcel, G. S., Edmundson, E., Perry, C. L., Feldman, H. A., O'Hara- Tompkins, N., Nader, P. R., et al. (1995). Measurement of self-efficacy for diet-related behaviors among elementary school children. Journal of School Health, 65(1), 23-27. Patrick, H. & Nicklas, T. A. (2005). A review of family and social determinants of children's eating patterns and diet quality. Journal of the American College of Nutrition, 24(2), 83-92. Pirouznia, M. (2001). The association between nutrition knowledge and eating behavior in male and female adolescents in the US. International Journal of Food Science and Nutrition, 52(2), 127-132. Pliner, P. (1982). The effects of mere exposure on linking edible substances. Appetite, 3, 283- 290. Pliner, P., Pelchat, M. & Grabski, M. (1993). Reduction of neophobia in humans by exposure to novel foods. Appetite, 25, 95-103. Resnicow, K. (1991). The relationship between breakfast habits and plasma cholesterol levels in schoolchildren. Journal of School Health, 61, 81-85. Robertson, T. P. & Zalles, D. R. (2005). Nutrition education program Nutrition Pathfinders teaches children how to make healthful food choices. Journal of Nutrition Education and Behavior, 37(1), 41-42. Rozin, P. (1990). Development in the food domain. Developmental Psychology, 26, 555-562. Savage, J. S., Fisher, J. O. & Birch, L. L. (2007). Parental influence on eating behavior: conception to adolescence. Journal of Law, Medicine & Ethics, 35(1), 22-34. Slawta, J., Bentley, J., Smith, J., Kelly, J. & Syman-Degler, L. (2008). Promoting healthy lifestyles in children: a pilot program of be a fit kid. Health Promotion Practice, 9(3), 305-312. TNO (2010). Resultaten Vijfde Landelijke Groeistudie TNO. Leiden: TNO van Kranen, H.J. & Harbers, M.M. (2009). Wat is de relatie tussen voeding en gezondheid? Retrieved March 8th 2010, from RIVM: http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o1450n19088.html van Rossum, C.T.M., Fransen, H.P., Verkaik-Kloosterman, J., Buurma-Rethans, E.J.M., Ocke, M.C. (2011). Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010 : Diet of children and adults aged 7 to 69 years.
Bilthoven: RIVM. Voedingscentrum (2010a). Gezond eten Retrieved April 29th, 2010, from http://www.voedingscentrum.nl/nl/eten-gezondheid/gezond-eten.aspx Wardle, J. (1995). Parental influences on children's diets. The Proceedings of the Nutrition Society, 54(3), 747758. WHO (2008). Inequalities in young people's health: Health behavior inschool-aged children. International report from the 2005/2006 survey. Scotland: HBSC International Coordinating Centre.
Deze informatie is op 27 mei 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.