Studieplanner blok 1.1 Voeding & Diëtetiek deeltijd De Haagse Hogeschool Leerjaar: 2015‐2016
1
Inhoudsopgave INTEGRALE LEERLIJN 1.1 (VD‐A110‐14) .................................................................................................................. 3 Toetsing: Onderzoeksverslag beoordelingscriteria (VD‐A110‐14 verslag 1) .................................................. 5 Beoordelingsmodel integrale opdracht .......................................................................................................... 6 Toetsing diëtistische vaardigheden mondeling (VD‐A110‐14 mondeling) ..................................................... 7 Planning projectlessen* .................................................................................................................................. 9 Planning Diëtistische vaardigheden ................................................................................................................ 9 CONCEPTUELE LEERLIJN 1.1 VD‐A120‐14 ............................................................................................................. 10 (On) Gezonde voeding (VD‐A120‐14 SCHRIFT 1) .............................................................................................. 10 Toetsing ......................................................................................................................................................... 12 Planning lessen (On)Gezonde voeding ......................................................................................................... 13 Medische biologie (met chemie in VD‐A120‐14 Schrift 2) ............................................................................... 14 Toetsing ......................................................................................................................................................... 14 Planning Medische biologie .......................................................................................................................... 15 Chemie (met medische biologie VD‐A120‐14 SCHRIFT 2) ................................................................................ 16 Toetsing ......................................................................................................................................................... 16 Planning Chemie ........................................................................................................................................... 17 VAARDIGHEDENLIJN 1.1 (VD A130‐14) ................................................................................................................. 19 Toetsing ......................................................................................................................................................... 20 Planning schriftelijke vaardigheden .............................................................................................................. 21 Beoordelingsmodel voor schrijfvaardigheid ................................................................................................. 22 Voeding in de praktijk ....................................................................................................................................... 24 Toetsing ......................................................................................................................................................... 24 Planning Voeding in dePraktijk ..................................................................................................................... 25 Beoordelingsmodel formatieve toets Voeding in de Praktijk ....................................................................... 27 STUDIELOOPBAAN 1.1 (VD A240‐14 en VD‐A510‐14) .......................................................................................... 28 Toetsing ......................................................................................................................................................... 28 Planning studieloopbaanbegeleiding............................................................................................................ 29 Beoordelingscriteria VDA240‐14 Portfolio & Praktijkplan (Blok 1.2) ........................................................... 30 VDA510‐14 Portfolio & Praktijkplan (Blok 1.4) ................................................................................................. 31 PRESENTEREN ................................................................................................................................................... 32 Toetsing ......................................................................................................................................................... 32 Beoordelingsmodel Presenteren (mits beeld‐ en geluidskwaliteit goed is) ................................................. 33 2
INTEGRALE LEERLIJN 1.1 (VD‐A110‐14) Onderwijseenheid: VDA110‐14 Integrale opdracht ECT’s : 4 (studiepunten) Toetsvorm : verslag (cijfer) ‐ weging: 100% mondeling ‐ weging: V/O (voldoende/onvoldoende) Toetsing: het verslag en mondeling dienen beide met een voldoende te zijn afgerond (5,5 of hoger). Studiebelasting: 127 uur Vakken: project & diëtistische vaardigheden Deadline inleveren eerste kans: 30 oktober 17.00 uur (verslag); 9 november 17 uur in week 10 voor het mondeling. Deadline inleveren herkansing: 8 januari 2016 17.00 uur (verslag); 25 januari 2015 17:00 uur voor het mondeling.
‘Tell me what you eat and I will tell you who you are.’ Jean Anthelme Brillat‐Savarin (1755 –1826)
Op een zeker moment werd een man genaamd Jean Brillat‐Savarin ziek. Zijn dokter raadde hem aan om een plantaardig dieet te volgen. Op een dag komt er een vriend op ziekenbezoek. Hij ziet Jean aan tafel een mooi gebraden kip eten. De vriend vraagt hem of dat wel een goede keuze is voor een zieke. Jean antwoord dat hij gerst en boekweit eet. ‘En deze kip dan?’ vraagt zijn vriend. ‘Deze kip heeft daar twee maanden van geleefd en nu leef ik daar van.’ Veel beroemde quotes over voeding komen van deze Franse jurist en geleerde Jean Brillat‐Savarin. Gefascineerd door het psychologische en fysiologische effect van eten op mensen, schreef hij in 1826 het beroemde boek ‘ De psychologie van de smaak’ (http://ebooks.adelaide.edu.au/b/brillat/savarin/b85p/complete.html#r141) . In dit boek schrijft hij o.a. het effect van een koolhydraatarm dieet en de oorzaken van obesitas. 3
Deze Franse geleerde had al lang voor onze tijd ideeën over de invloed van eten op de gezondheid van mensen en hun omgeving. Dit blok gaan we hier ook mee aan de slag. Anders dan Brillat‐Savarin ga jij op zoek naar feiten uit wetenschap om antwoord te geven op de vraag wat iemand aan zijn eetpatroon kan veranderen om dat gezonder te maken. Wat is nu feit en wat is fabel? En hoe toets je uitspraken? Als toekomstige voedingskundige en/of diëtist is het jouw taak om uitspraken te controleren en metingen te verrichten. Jij bent het belangrijkste meetinstrument, want een weegschaal of een meetlint zegt enkel iets over kilogrammen en centimeters. Ze vertellen je de gevolgen maar niet de oorzaken. Door middel van gesprekken achterhaal je motieven, gedachten en gedrag van mensen. Met dit project leer je zelfstandig eetgewoonten van een groep analyseren. In acht weken tijd word je in de projectlessen (zie rooster) begeleid en ondersteund door medestudenten en docenten om je onderzoek vorm te geven, gesprekken te voeren met je proefpersonen, je onderzoek uit te voeren en te rapporteren. Hieronder vind je in vijf stappen wat je te doen staat. Na deze beschrijving volgen de leerdoelen van de opdrachten en daaruit voortvloeiend de beoordelingsmodellen voor dit project. Lees deze goed door en stel eventuele vragen in de projectbijeenkomsten. 1) Je zoekt een doelgroep waarvan je verwacht dat ze niet eten “zoals het hoort” volgens de Richtlijnen Goede Voeding. Van deze doelgroep zoek je minimaal vijf personen (je onderzoeksgroep) die graag willen weten hoe gezond ze eten. Het is belangrijk dat je er rekening mee houdt dat voor deze vijf dezelfde voedingsrichtlijnen gelden. Dat betekent in ieder geval dat ze tot dezelfde leeftijdscategorie behoren, hetzelfde geslacht hebben en dat ze gezond zijn. 2) Je zoekt uit wat de richtlijnen zijn voor de inname van in ieder geval energie, eiwit, koolhydraten, vetten en vezels voor de doelgroep die je hebt gekozen. 3) Je analyseert eetdagboeken van je onderzoekspopulatie (van minimaal drie dagen). Je berekent per voedingsstof wat de gemiddelde inname is. Je plaatst van één persoon de berekeningen en de analyse ervan op Blackboard (zie voorbeeld op Blackboard) en hebt een gesprek hierover met een ouderejaarsstudent. 4) Je legt in een onderzoeksverslag de uitkomsten van 2) en 3) vast. Je onderzoeksverslag schrijf je voor vakgenoten en beantwoordt de vraag wat goede voedingsadviezen zijn voor je onderzoeksgroep. Hiervoor beschrijf je o.a. de verschillen tussen de aanbevolen inname en de werkelijke inname en concludeer je hoe de gewenste inname gerealiseerd kan worden. 5) Je koppelt in gesprekken aan je onderzoekspopulatie terug wat je onderzoeksuitkomsten zijn. Geef aan wat je is opgevallen aan hun voedingsdagboeken en waar de verschillen zitten met de richtlijnen. Geef, waar dat gewenst is, aanbevelingen voor verbetering van het eetpatroon. Let er hierbij op dat je aansluit op de doelgroep, zowel inhoudelijk als in vorm.
4
Leerdoelen Leerdoelen vertellen je iets over wat je dient te weten of te kunnen bij de toetsing. Hiermee kun je jezelf ook testen of je klaar bent voor de toetsing. Na de uitvoering van de integrale opdracht kun je: projectmatig werken; gegevens over de voedingsinname verzamelen door middel van een eetdagboek en deze gegevens op de juiste manier analyseren; conclusies uit de voedingsinname trekken; de conclusies bespreken met de cliënten; de conclusies begrijpelijk uitleggen aan de cliënten en vragen hierover duidelijk beantwoorden; je rol als as. voedingskundige/diëtist evalueren aan de hand van persoonlijke reflectie en de feedback van de cliënten en medestudenten.
Toetsing: Onderzoeksverslag beoordelingscriteria (VD‐A110‐14 verslag 1) Dit onderdeel wordt getoetst door middel van een onderzoeksverslag. Je schrijft een onderzoeksverslag waarin je vakgenoten informeert over je onderzoek naar de gewenste en werkelijke voedingsinname van je onderzoekspopulatie en de mogelijkheden om verschillen hiertussen te verkleinen. Je stuk heeft een titelpagina met daarop je naam, studentnummer en klas ‐ de structuur van een onderzoeksverslag (inleiding – methode – resultaten – conclusie – discussie) en een literatuurlijst. Het bevat functionele afbeeldingen en correcte verwijzingen naar bronnen (APA of Vancouver). Voorwaardelijke criteria onderzoeksverslag (voldoe je hier niet aan, dan wordt je verslag niet beoordeeld): a) De analyse van de voedingsdagboeken moet besproken zijn met een ouderejaarsstudent. Deze post je tussen week 3 en week 6 uiterlijk vrijdag 17 uur op Blackboard in de discussieruimte van je klas. Vervolgens maak je, ook uiterlijk in week 6 op vrijdag om 17 uur, een afspraak met een ouderejaarsstudent ter beoordeling. Let op: dit gesprek kun je vanaf week 3 al voeren. Hoe eerder, hoe beter, want dan kun je ook nog aanpassingen verrichten naar aanleiding van het gesprek met de ouderejaarsstudent. b) Je bent aanwezig en participeert actief in de reflectiesessie van projectbijeenkomst 8. c) De omvang van je verslag is max. 5 A4 vanaf de inleiding tot de literatuurlijst excl. bijlagen. d) De bijlage mag de gezamenlijke analyse van de vijf dagboeken bevatten; niet alle losse eetdagboeken of losse berekeningen. Maximale omvang van de bijlage is 2 A4. e) Het verslag heeft een overzichtelijke vormgeving, lettergrootte 11 of 12. f)
Het verslag is als Worddocument geüpload in Ephorus via Blackboard, module 1.1 integrale opdracht voor
g) vrijdag 17.00 uur in (les)week 8.
5
Beoordelingsmodel integrale opdracht BEOORDELINGSMODEL ONDERZOEKSVERSLAG Cesuur: per criterium wordt een cijfer toegekend. De cursieve criteria kennen een lagere weging dan de overige. BEROEPSTAAK GOED VOLDOENDE ONVOLDOENDE Evidence based werken (50%) vakliteratuur gebruiken over specifieke voedingsaandachtspunten (ADH, inname, veranderingen) van de door jou gekozen doelgroep hoofdzaken uit vakliteratuur en eigen onderzoek samenvatten de literatuurlijst en –verwijzingen vormgeven volgens de APA‐ of Vancouverrichtlijnen
Adequaat, doelgericht en correct rapporteren over praktijkonderzoek (50%) een beantwoordbare onderzoeksvraag formuleren uitgevoerd praktijkonderzoek systematisch weergeven de juiste inhoud in de verschillende onderdelen van je onderzoeksverslag (inleiding – methode – resultaten – conclusie – discussie) opnemen coherentie tussen en binnen informatie aanbrengen het taalgebruik in je onderzoeksverslag afstemmen op doel en doelgroep in correct Nederlands (grammatica, spelling, woordkeus) schrijven
De student gebruikt minimaal vijf bronnen, waarvan twee oorspronkelijke relevante bronnen om beweringen over de doelgroep, ADH, methode en/of adviezen te onderbouwen.
De student gebruikt minimaal vier maar alleen secundaire bronnen (richtlijnen, handboeken). Deze zijn wel ondersteunend.
De student gebruikt tertiaire bronnen (kranten, populair‐ journalistiek) of irrelevante of geen bronnen.
De tekst bevat weinig tot geen zijpaden, parafrases ondersteunen de rode draad in de tekst.
De tekst bevat enkele zijpaden/de parafrases sluiten niet overal aan op de rode draad.
De tekst bevat veel details en er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofd‐ en bijzaken.
De resultaten volgend uit de methode en conclusies volgend uit de resultaten zijn gebaseerd op evidence based voedingsrichtlijnen en zijn inhoudelijk correct.
De resultaten volgend uit de methode en conclusies volgend uit de resultaten zijn gebaseerd op evidence based voedingsrichtlijnen of zijn inhoudelijk correct.
De resultaten volgend uit de methode en conclusies volgend uit de resultaten zijn niet gebaseerd op evidence based voedingsrichtlijnen en zijn inhoudelijk niet correct.
De literatuurlijst is consistent en volledig. Er is gekozen voor de Vancouver‐ of Apa‐stijl. In de tekst is consequent verwezen.
De literatuurlijst mist hier een daar een onderdeel maar is grotendeels volledig of de literatuurverwijzingen in de tekst zijn onvolledig.
De literatuurlijst is inconsistent of onvolledig. Er wordt niet of nauwelijks naar bronnen verwezen in de tekst.
De onderzoeksvraag is specifiek en meetbaar en wordt volledig beantwoord in resultaten en conclusie.
De onderzoeksvraag is specifiek en meetbaar maar de beantwoording laat te wensen over/de onderzoeksvraag is te algemeen.
De onderzoeksvraag ontbreekt /is niet beantwoordbaar/wordt nauwelijks of niet beantwoord.
De gebruikte figuren zijn overzichtelijk en worden toegelicht, genummerd en er wordt naar verwezen. De methodebeschrijving is (chrono)logisch en methodisch.
De gebruikte figuren zijn overzichtelijk maar toelichting erop/verwijzing ernaar mist. De methodebeschrijving is volledig maar niet erg methodisch.
De gebruikte figuren zijn onoverzichtelijk/in de methodebeschrijving missen genomen stappen.
In elke paragraaf staat enkel de informatie die daar hoort.
In een paragraaf staat informatie die in een andere paragraaf hoort.
Meerdere paragrafen bevatten informatie die er niet in hoort.
Er is samenhang binnen en tussen paragrafen, alinea’s en zinnen: alle tekstonderdelen sluiten op elkaar aan.
Hier en daar ontbreekt samenhang tussen verschillende tekstonderdelen.
Vaak ontbreekt de samenhang tussen verschillende tekstonderdelen.
De tekst bevat een zakelijke en onpersoonlijke toon en informeert vakgenoten over uitgevoerd onderzoek.
De tekst bevat hier en daar spreektaal/is niet volledig onpersoonlijk.
De tekst is spreektalig en is niet afgestemd op een publiek van vakgenoten.
In de tekst staan weinig tot geen fouten op het gebied van grammatica, spelling, leestekens en woordgebruik.
De woordkeuze in de tekst is meestal adequaat en trefzeker; er wordt slechts een enkele fout gemaakt.Op het gebied van spelling, leestekens of grammatica bevat de tekst incidentele fouten.
De tekst bevat de nodige fouten op het gebied van woordgebruik, leestekens, spelling en grammatica.
6
Toetsing diëtistische vaardigheden mondeling (VD‐A110‐14 mondeling) Het mondeling van dit project is het terugkoppelingsgesprek dat je voert voor het project, waarbij je praat over het eetdagboek van één van de personen uit je doelgroep. De trainingen van het vak diëtistische vaardigheden bereiden je voor op het voeren van een professioneel gesprek zoals dit terugkoppelingsgesprek. Het gesprek wordt alleen beoordeeld als het voldoet aan de volgende eisen: - Het is een video‐opname van 15‐20 min. - Het mondeling is te vinden op een afgeschermd YouTube kanaal (zonder inloggen te openen). - Beide personen zijn met bovenlichaam, minstens gezicht, goed in beeld. - Geluid en beeldkwaliteit is goed, vooraf gecheckt door student. - De opname is voorzien van een reflectie van de student, op basis van het beoordelingsformulier (zie studieplanner). - In dit verslag staat met een tijdsaanduiding aangegeven waar 10 verschillende vaardigheden (zie zelfbeoordelingsmodel hieronder) functioneel zijn (5) of niet (5). - Aanvullend op dit verslag zijn minstens 3 leerdoelen geformuleerd; deze zijn specifiek en meetbaar. Organisatie mondelinge toets De halve klas wordt onderverdeeld in subgroepen van 3 of 4 studenten. Je kunt je video‐opname openen en je reflectieverslag laten zien. In ongeveer 10 min. bekijk je om beurt samen fragmenten en reflecteer je op je gesprek. Op aanwijzing van de docent toon je: - 2 fragmenten waarin een vaardigheid functioneel wordt ingezet - 2 fragmenten waarin een vaardigheid onterecht niet of niet functioneel wordt ingezet Je moet per fragment kunnen beredeneren waarom de vaardigheid op dat moment in het gesprek functioneel is of niet. Een voldoende behaal je wanneer: - is voldaan aan de voorwaardelijke eisen (zie boven) - je de vaardigheden goed hebt herkend (3 van de 4) - je oordeel over het al dan niet functioneel zijn van de vaardigheid overeenstemt met wat je in de les hebt geleerd over de inzet van die desbetreffende vaardigheid (3 van de 4) Een voorbeeld: Je herkent bij het terugkijken een parafrase in je gesprek. Je vindt die parafrase functioneel. Je geeft aan op welk moment (tijdsaanduiding: min+sec) die plaatsvindt in het beoordelingsmodel. In het gesprek met de docent laat je dit gespreksfragment zien en beredeneer je waarom die parafrase functioneel is. Het omgekeerde kan ook: stel jij een gesloten vraag en vind je dat bij het terugkijken niet functioneel, dan kun je dat fragment laten zien en uitleggen waarom je beter een andere vaardigheid had kunnen inzetten (bijv. een open vraag of gevoelsreflectie). Een goede reflectie op onvoldoende of niet uitvoeren van een vaardigheid, kan dus nog tot een voldoende leiden.
7
Zelfbeoordelingsrubriek Gespreksvaardigheden 1.1 Cesuur: alle onderdelen dienen V te zijn. 1 O mag gecompenseerd worden met 1 G. (in Osiris staat V of O) Leerdoel 1 – student kan de cliënt op gemak stellen door aandachtgevend gedrag passend bij een professioneel gesprek.
Leerdoel 2 – student kan structuur in een professioneel gesprek aanbrengen en behouden d.m.v. regulerende vaardigheden.
Aandachtgevend non‐verbaal gedrag Moedigt aan/ ondersteunt: knikt , humt laat korte aandachtige stiltes vallen laat cliënt uitpraten En: heeft stimulerend oogcontact heeft gedraaide zithouding heeft open houding Aandachtgevend verbaal gedrag stelt duidelijke geformuleerde vragen stelt voornamelijk open vragen toont interesse d.m.v open vragen geeft reactie of bevestiging op verbaal of non‐ verbaal gedrag van cliënt. heeft vragende toon heeft actief spreektempo en volume hanteert professioneel taalgebruik aansluitend op niveau van cliënt Regulerende vaardigheden benoemt tijdsduur en doel van het gesprek benoemt gesprekspunten geeft correcte parafrases en/of samenvattingen, stelt relevante vragen stelt gesloten vragen om af te bakenen stelt ex‐in en ex‐uit vragen indien passend/nodig stelt vragen in logisch volgorde koppelt tussentijds en aan het eind terug naar doel(en) denkt hardop vraagt door op vage en/of abstracte woorden verduidelijkt situatie door metacommunicatie.
GOED
VOLDOENDE
ONVOLDOENDE
De student toont aandachtgevend verbaal‐ en non‐verbaal gedrag, de timing is goed. Dit zorgt voor een goed contact met cliënt en maakt het een open en ontspannen gesprek
De student toont gedeeltelijk aandachtgevend verbaal‐ en/of non‐verbaal gedrag. De timing van aandachtgevend gedrag is (soms) niet passend. Mogelijkheden om cliënt op gemak te stellen blijven (soms) onbenut.
De student toont te weinig of geen aandachtgevend gedrag en/of de timing is verkeerd. Er ontstaat geen goed contact met de cliënt/ er ontstaat een ongemakkelijke sfeer/. Er is weinig of geen openheid in het gesprek.
De student zet regulerende vaardigheden in en zorgt daarmee voor een helder, efficiënt gesprek waarbij hij/zij de leiding heeft . De student stemt het/de doel(en) van het gesprek af en het doel wordt behaald
De student zet deels regulerende vaardigheden in; het verloop is (soms) ongestructureerd. Het doel wordt wel behaald, maar het lukt de student deels om de leiding te hebben.
De student zet te weinig of geen regulerende vaardigheden in; het gesprek verloopt ongestructureerd. Het doel van het gesprek is niet of nauwelijks behaald, het lukt de student niet de leiding te hebben.
8
Leerdoel 3 – student kan verdieping aanbrengen in het gesprek en weet op maat te handelen
Verdieping aanbrengen en ‘op maat’ handelen Vaardigheden voor verdieping in gesprek reageert op signalen en gevoelens van de cliënt (gevoelsreflectie) reageert invoelend/ empatisch vraagt door (i.p.v. doet aannames) op normen, waarden, behoeftes/wensen, mogelijkheden van cliënt geeft de cliënt de gelegenheid te reageren Vaardigheden om op maat te handelen: geeft niet ongevraagd een oordeel, mening of advies geeft (op juiste wijze) antwoord op vragen geeft cliënt ruimte eigen keuzes te maken
De student toont vaardigheden die tot verdieping in het gesprek leiden. Er ontstaat een vertrouwensband doordat er moeite gedaan wordt de cliënt te begrijpen en de cliënt ruimte voor eigen inbreng krijgt.
De student toont deels vaardigheden die tot verdieping in het gesprek leiden. Er ontstaat (redelijk) een vertrouwensband, er wordt enige moeite gedaan de cliënt te begrijpen en er is ruimte voor inbreng van de cliënt, zodat eigen keuzes (deels) gemaakt kunnen worden. Ongevraagd een mening/oordeel/advies van de student komt voor, maar (zeer) beperkt
De student toont te weinig/ geen vaardigheden voor verdieping en handelt niet op maat. Geeft bijv. algemene (ongevraagde) suggesties/adviezen die niet zijn afgestemd op de situatie van de cliënt.
Planning projectlessen*
bijeenkomst 1 Inhoud bijeenkomst kennismaking, organisatie opleiding doornemen projectopdracht plannen project indeling lessen
bijeenkomst 2 Inhoud bijeenkomst professioneel omgaan met je onderzoeksgroep evidence‐based werken leesvaardigheid: voedselconsumptiepeiling
Voorbereiding bijeenkomst ‐
Voorbereiding bijeenkomst
Lees H3 uit Evidence‐ based diëtetiek Definitieve planning meenemen Bestudeer de voedselconsumptiepeilin g voor jouw specifieke doelgroep
bijeenkomst 3 Inhoud bijeenkomst evaluatie projectplanning en doelen gesprek met studentassistent: voorbereiden en oefenen presenteren voorlopige resultaten project of stand van zaken/ plan van aanpak Voorbereiding bijeenkomst
projectplanning en doelen meenemen presentatie voorbereiden (maximaal 3 min)
bijeenkomst 4 Inhoud bijeenkomst reflectiesessie
Voorbereiding bijeenkomst Beschrijf in één alinea een dilemma dat je hebt over de integrale opdracht bijv. omtrent de adviezen die je je onderzoeksgroep wilt geven, de gesprekken die je gaat voeren enz.
*In de vier projectlessen wordt met name aandacht besteed aan projectmatig werken De inhoudelijke informatie die je nodig hebt om het andere eindproduct, het onderzoeksverslag, te maken, krijg je in de lessen Schriftelijke vaardigheden. Het onderzoeksverslag komt in de projectlessen weinig tot niet aan bod. Planning Diëtistische vaardigheden
Project 1
Project 2
Project 3 9
Inhoud bijeenkomst gesprek openen vragen en doorvragen ezelsbruggetjes: LSD etc Feedback GEIN luisteren, samenvatten verbaal‐ / non‐verbaal Voorbereiding bijeenkomst Lees hoofdstuk 1 en hoofdstuk 11 van Leren Communiceren. Bedenk wie jij een prettige gesprekspartner vindt om dit te bespreken in de les. Het mag ook een youtube‐fragment zijn van tv.
Inhoud bijeenkomst structuur leiding nemen/ reguleren afsluiten gesprek de vaardigheden gebundeld
Voorbereiding bijeenkomst Bepaal jouw leerdoelen voor deze les Neem mee: video‐opname van een interview ‘Wat bepaalt jouw eetgedrag’. Geef jezelf de uitdaging om deze minimaal 15 minuten te laten duren. Oordopjes en tablet/laptop/telefoon om het video af te luisteren.
Inhoud bijeenkomst mindmap thema’s interviewvragen video‐opnames themagesprek bekijken en beoordelen oefenTOETSgesprek feedback geven en ontvangen: GEIN! Voorbereiding bijeenkomst Maak minimaal 20 vragen die je wilt stellen in het gesprek voor het project. Bepaal de volgorde waarin je ze wilt stellen. Beschrijf ook wat je wilt zeggen in de intro en afsluiting.
CONCEPTUELE LEERLIJN 1.1 VD‐A120‐14 (On) Gezonde voeding (VD‐A120‐14 SCHRIFT 1) Regelmatig krijg je als diëtist de vraag van een cliënt: “ Maar wat mag ik nou wel en wat mag ik nou niet eten?”. Het moeilijke aan deze vraag is dat daar geen goed, en in ieder geval geen bevredigend, antwoord op te geven is. Je kunt uitleggen dat niet voedingsmiddelen, maar voedingspatronen meer of minder gezond zijn. Je kunt van één specifiek voedingsmiddel wel aangeven dat het ongezond of gezond is, maar het hangt er van af hoe vaak je dit voedingsmiddel eet welke bijdrage het aan je voedingspatroon levert. Om een voedingspatroon te kunnen beoordelen van een cliënt is het laten invullen van een eetdagboek een zinvol instrument. Vaak wordt het eetdagboek alleen als zelfhulpmiddel voor de cliënt gebruikt. In andere gevallen biedt het goede informatie om iemands voeding te berekenen, te beoordelen en vervolgens een voedings‐ of dieetadvies te geven aan de cliënt.
Beroepstaken:
op methodische/planmatige wijze gegevens verzamelen en analyseren werkt evidence based baseert het dieetadvies op evidence based practice; passend en uitvoerbaar
Leerdoelen workshop 1 voedingsanamnese en voeding in de praktijk De student kan: beargumenteren wanneer je welke voedingsanamnesemethodiek kunt gebruiken; veel voorkomende rapportagefouten van het eetdagboek kunnen herkennen; zelf een eetdagboek correct invullen; instructies geven aan een cliënt over het invullen van een eetdagboek; van basisvoedingsmiddelen de gemiddelde portiegrootte aangeven; voedingsmiddelentabellen op de juiste wijze gebruiken bij voedingswaardeberekeningen; een inschatting maken van de iso‐energetische waarde van productgroepen workshop 2 rekenen met kcal en KJ, energiebehoefte en BMI 10
De student kan: de functies van de voedingstoffen eiwitten, vetten, koolhydraten, vezels, vitamines, mineralen en water globaal uitleggen; berekenen in welke verhouding macronutriënten voorkomen in voedingsmiddelen; energiepercentages berekenen; de energiebehoefte van een persoon op verschillende manieren berekenen en verklaren; de BMI van een persoon berekenen en beoordelen; Workshop 3 richtlijnen en advies uitleggen hoe de voedingsnormen van voedingstoffen zijn vastgesteld met behulp van de termen: gemiddelde behoefte, aanbevolen hoeveelheid, adequate inneming, aanvaardbare grens van inneming, deficiëntie, intoxicatie een eetdagboek beoordelen aan de hand van evidence‐based voedingsrichtlijnen; de resultaten van de eetdagboeken relateren aan het voedingspatroon. evidence‐based voedingsadviezen formuleren en toepassen op een individu en onderzoeksgroep op basis van een eetdagboek.
11
Toetsing Het vak Voedingsleer en Dietetiek wordt getoetst door middel van een multiplechoicetoets van 60 driekeuzevragen. Je hebt een voldoende wanneer bij een 5,5, hiervoor moet je 42 vragen goed hebben beantwoord. De eerste kans van deze toets vindt plaats in week 46 2015, de tweede kans in week 4 of 5 2016. Wanneer je de toets (Voedingsleer en Dietetiek en de toets medische biologie en chemie met een voldoende hebt afgerond heb je 4 studiepunten behaald.
12
Planning lessen (On)Gezonde voeding
workshop 1 inhoud bijeenkomst voedingsanamnese, voeding in de praktijk en het eetdagboek
workshop 2 inhoud bijeenkomst rekenen met kcal en KJ, energiebehoefte en BMI
workshop 3 inhoud bijeenkomst richtlijnen en advies geven
voorbereiding bijeenkomst
voorbereiding bijeenkomst
voorbereiding bijeenkomst
bestuderen De voedingsanamnese, J.H.M. de Vries , E.J. de Boer , K.F.A.M. Hulshof, 2007(zie Blackboard) Nederlandse Voedingsmiddelen‐ tabel (NVT), blz. 5 t/m 11, 97 t/m 101 Bekijk in de NVT globaal de tabellen met voedingsstof‐ gehaltes. Bekijk verder de NEVO tabel via de website: http://nevo‐ online.rivm.nl/ Understanding Nutrition Appendix H en G globaal bekijken, tekst en tabellen. Understanding Nutrition figure 8.3 op blz. 245 and Chapter 1.1 and 1.2, blz. 4‐ 12 meenemen: Nederlandse Voedingsmiddelentabel rekenmachine
bestuderen Lees NVT blz, 109‐115 Energieaanbevelingen, A.M. Werkman, H. van den Berg, 2009 (zie blackboard) Understanding Nutrition, Chapter 8.3 ‘Energy Out: The kCalories the Body Expends’, blz 236‐240 Understanding Nutrition, Chapter 8.4 ‘ Body weight and body composition’, blz. 241‐ 246 Nederlandse Voedingsmiddelentabel, blz. 108‐ 109 en blz. 126. meenemen: Nederlandse Voedingsmiddelentabel Ingevuld eetdagboek met berekening van de energie en macronutriënten: kJ/kcal, koolhydraten, eiwitten, vetten, vezels, alcohol in grammen en energieprocenten (m.b.v. voedingsberekeningsprogramma of App (bijv. Eetmeter, Dieetinzicht, Fat Secret)) Informatie over (één van de) proefpersonen (geslacht, leeftijd, lengte, gewicht en activiteiten) rekenmachine
bestuderen Voedingsnormen, H. van den Berg, A.M. Werkman, 2009 (zie Blackboard) Lees NVT blz, 105‐107 Understanding Nutrition Chapter 1.1, paragraaf 1.4, Lees hoofdstuk 2 t/m blz. 45 globaal door Factsheet RichtlijnenVoedselkeuze, Voedingscentrum, 2011, via http://www.voedingscentrum.nl/ Assets/Uploads/Documents/Facts heet%20Richtlijnen%20Voedselke uze.pdf meenemen: Nederlandse Voedingsmiddelentabel Ingevuld eetdagboek met berekening rekenmachine
13
Medische biologie (met chemie in VD‐A120‐14 Schrift 2) Als je straks als diëtist aan de slag gaat, zul je te maken krijgen met cliënten en patiënten met uiteenlopende problemen. Zo zul je mensen tegen komen met diabetes mellitus, nierfalen of hart‐ en vaatziekten. Om deze mensen goed te kunnen helpen, is het van essentieel belang dat je snapt hoe ons lichaam in elkaar zit, wat de functies zijn van onze cellen, weefsels en organen en wat er kan gebeuren als één of meerdere functies niet goed werken. Daarom krijg je gedurende de opleiding medische biologie. Het eerste blok staat in het teken van cellen en genen. Dit staat aan de basis van de opbouw van het menselijk lichaam. Leerdoelen je kunt: de belangrijkste organisatieniveaus in levende organismen herkennen en benoemen; de orgaanstelsels van het menselijk lichaam en de belangrijkste onderdelen en functies van elk stelsel herkennen en benoemen; de anatomische structuren die een relatie hebben met de opname van voeding benoemen; medische terminologie hanteren met betrekking tot het menselijk lichaam; de organellen van een lichaamscel beschrijven en de specifieke functies benoemen; het belang van homeostase verklaren en beschrijven op welke manier dit wordt geregeld; transport van stoffen van en naar cellen beschrijven; het proces van eiwitsynthese beschrijven; de basisprincipes van de erfelijkheidsleer toepassen; differentiatie verklaren en het belang ervan verduidelijken; het belang van genetica in relatie brengen met voeding; een populair wetenschappelijk artikel in relatie tot anatomie/fysiologie en voeding in eigen woorden uitleggen. Toetsing
Het vak medische biologie wordt getoetst door middel van een multiplechoicetoets, samen met chemie, van 60 driekeuzevragen. Hiervan zijn 25 vragen voor het vak medische biologie. Je hebt een voldoende wanneer bij een 5,5, hiervoor moet je 70% van de vragen goed hebben beantwoord. De eerste kans van deze toets vindt plaats in week 46 2015, de tweede kans in week 4 of 5 2016 Wanneer je de toets (Voedingsleer en Dietetiek en de toets medische biologie en chemie met een voldoende hebt afgerond heb je 4 studiepunten behaald.
14
Planning Medische biologie Werkcollege 1 Werkcollege 2 Inhoud bijeenkomst Inhoud bijeenkomst De cel Van organisme naar ‐ de cel weefsel ‐ organellen ‐ organisatieniveaus ‐ transport ‐ orgaanstelsels ‐ homeostase ‐ organen ‐ medische terminologie en beeldvormende technieken Voorbereiding Voorbereiding bijeenkomst bijeenkomst Lezen Lezen Martini – anatomie en Martini – anatomie en fysiologie een inleiding: fysiologie een inleiding: H1.5 t/m 1.6 H1.1 t/m 1.4 H2 doorlezen, geen leerstof Voorbereiden Voorbereiden Opdracht op blackboard Opdracht op blackboard
Werkcollege 3 Inhoud bijeenkomst Van cel naar eiwitsynthese ‐ herhaling WC2 ‐ celkern ‐ DNA/ RNA ‐ translatie vs transcriptie ‐ eiwitsynthese
Werkcollege 4 Inhoud bijeenkomst Van eiwitsynthese naar erfelijkheid ‐ herhaling WC3 ‐ erfelijkheidsleer ‐ differentiatie ‐ gentica en voeding
Voorbereiding bijeenkomst lezen Martini – anatomie en fysiologie een inleiding: H2.12 H3.6 t/m 3.7 Voorbereiden Opdracht op blackboard
Voorbereiding bijeenkomst Lezen Martini – anatomie en fysiologie een inleiding: H20.8 Informatorium voor Voeding en Diëtetiek: Voeding en erfelijke aandoeningen (Feskens, Boer en Kampman) NRC handelsblad: Verstopt in de ruis van het genoom Voorbereiden Opdracht op blackboard
15
Chemie (met medische biologie VD‐A120‐14 SCHRIFT 2) Inleiding
In het vak inleiding chemie komt de basischemie aan bod die noodzakelijk is om de chemie‐ en biochemievakken in de opleiding Voeding en Diëtetiek te kunnen volgen. In de vakken chemie I en II worden vragen beantwoord zoals: Wat zijn verzadigde vetten en onverzadigde vetten? Hoe komt het dat een vet ranzig wordt? Hoe verschillen koolhydraten uit fruit en brood van elkaar? In de lessen biochemie zal verder ingegaan worden op wat er in je cellen gebeurt met de voedingsstoffen die je binnenkrijgt. Met deze kennis begrijp je beter wat er in het lichaam misgaat bij bepaalde ziektes. Je moet weten wat een gezond lichaam nodig heeft en hoe je een evenwichtige voeding samenstelt. Deze informatie helpt bij de advisering t.a.v. gezonde voeding en bij de dieetbehandeling van personen met bepaalde ziektebeelden. Ook bij het onderzoeken van bepaalde ziektebeelden is chemische kennis van belang. Leerdoelen Na de lessen kun je:
de bouw van stoffen, elementen en moleculen beschrijven het ontstaan van soorten verbindingen uitleggen en herkennen chemische reacties herkennen en op juistheid controleren chemisch rekenen toepassen in voorbeelden uit de praktijk de chemische begrippen zuur‐base, redox en evenwichten definiëren en toepassen in voorbeelden uit de praktijk molecuulformules en structuurformules volgens verschillende schrijfwijzen opstellen en herkennen functionele groepen herkennen en benoemen
Toetsing Het vak chemie wordt getoetst door middel van een multiplechoicetoets, samen met medische biologie, van 60 driekeuzevragen. Hiervan zijn 35 vragen voor het vak chemie. Je hebt een voldoende wanneer bij een 5,5, hiervoor moet je 70% van de vragen goed hebben beantwoord. De eerste kans van deze toets vindt plaats in week 46 2015, de tweede kans in week 4 of 5 2016 Wanneer je de toets (Voedingsleer en Dietetiek en de toets medische biologie en chemie) met een voldoende hebt afgerond heb je 4 studiepunten behaald.
16
Planning Chemie
Chemie les 1 1e Inhoud bijeenkomst kennismaking atomen en moleculen protonen, neutronen en elektronen het periodiek systeem elementen bindingen Voorbereiding bijeenkomst literatuur Basischemie: hoofdstuk 1, behalve 1.3 hoofdstuk 2: 2.1, 2.2 en 2.3+2.4 hoofdstuk 3: 3.2, 3.3, 3.4 en 3.6. Maak de studievragen les 1 van Blackboard.
Chemie les 1 2e Inhoud bijeenkomst moleculaire stoffen zouten metalen bindingen ionen oplos‐ vergelijkingen
Chemie les 2 1e Inhoud bijeenkomst mengen soorten reacties kloppende reactie‐ vergelijkingen
Chemie les 2 2e Inhoud bijeenkomst molecuulmassa Molmassa molariteit mol berekenen natrium, zout, glucose, cholesterol in gram en mol
Voorbereiding bijeenkomst literatuur Basischemie: hoofdstuk 3: 3.2, 3.3, 3.5, 3.6.+ 3.7 hoofdstuk 4: 4.5, 4.6, 4.7 en 4.8. bijlage 3 en 4. Maak de studievragen les 2 van Blackboard.
Voorbereiding bijeenkomst literatuur Basischemie: hoofdstuk 2: 2.1, 2.5 Maak de studievragen les 3 van Blackboard.
Voorbereiding bijeenkomst literatuur Basischemie: hoofdstuk 5: 5.1 ‐ 5.5 en 5.7. Maak de studievragen les 4 van Blackboard.
17
Chemie les 3 1e
Chemie les 3 2e
Chemie les 4 1e
Inhoud bijeenkomst
Inhoud bijeenkomst
Inhoud bijeenkomst
zuur, base, loog, alkalisch, neutraal, pH geconjugeerde base, buffer zuur/base reactie anti‐oxidanten oxidatie
evenwichten organische chemie koolstofwaterstoffen
opbouw vetzuren, glycerol, aminozuren en monosachariden (functionele groepen) isomeren polaire binding, apolaire binding en waterstofbrug toepassingen organische chemie
Voorbereiding bijeenkomst literatuur
Voorbereiding bijeenkomst literatuur
Voorbereiding bijeenkomst literatuur
Basischemie:
Basischemie:
Basischemie:
hoofdstuk 5: 5.1 – 5.5 en 5.7. hoofdstuk 6: 6.3 + 6.5 hoofdstukken 7 en 10 (behalve 10.3) hoofdstuk 8: 8.1 en 8.2.
Understanding Nutrition: pag. 323, 324; 376, 377. Blackboard: “ inleiding chemie” ; document over ijzer
hoofdstuk 6: 6.3 + 6.5 hoofdstuk 7: 7.5 + 7.7 hoofdstuk 10: NIET 10.3.
Blackboard: “inleiding chemie” : “ benzeen”
Chemie les 4 2e Inhoud bijeenkomst Vragenuurtje en examentraining
Voorbereiding bijeenkomst
hoofdstuk 4: 4.1, 4.2, 4.3 hoofdstuk 11: 11.1 – 11.4 en 11.6. hoofdstuk 12: 12.1, 12.2, 12.3, 12.6, 12.7
Understanding Nutrition: pag. 96+97 tot disachariden; 130, 131.
Blackboard: leeratlas van de biochemie: polaire bindingen en Maak de studievragen waterstofbruggen en les 6 van Blackboard. bijlage reacties koolwaterstoffen. Maak de studievragen Maak de studievragen les 5 van Blackboard. les 7 van Blackboard.
18
VAARDIGHEDENLIJN 1.1 (VD A130‐14) In deze eerste periode van de propedeuse leer je onderzoek te doen en daarover te schrijven aan (aanstaande) collega’s en vakgenoten in de vorm van een onderzoeksverslag. Wat je precies onderzoekt en hoe wordt uitgelegd in de studieplanner van de integrale opdracht. Je gebruikt zowel bronnen als gegevens uit de praktijk voor je onderzoek en daarover rapporteer je. Bij schriftelijke vaardigheden leer je in vier lessen van twee uur de conventies rondom onderzoeksverslaglegging én je leert de basis van evidence based werken: wat staat er in een onderzoeksverslag, welke structuur heeft het en welk taalgebruik hoort erbij? Hoe zoek je bronnen die je uitspraken kunnen staven en hoe verwerk je die in het verslag? Hoe verwerk je resultaten uit je praktijkonderzoek? Voor het correct schrijven van een onderzoeksverslag is een goede taalvaardigheid ook van belang. In de werkcolleges staan we hier niet specifiek bij stil. Weet je van jezelf dat dit wel een aandachtspunt is, dan kun je ondersteunend onderwijs Nederlands volgen in de avonduren op maandag of dinsdag. Hou de portal in de gaten voor berichten hierover. Bovendien wordt in een laatste hoorcollege wel aandacht besteed aan correct taalgebruik. In dat hoorcollege wordt ook de tentamenopdracht uitgelegd. Leerdoelen Na de lessen kun je:
een beantwoordbare onderzoeksvraag formuleren; vakliteratuur gebruiken over specifieke voedingsaandachtspunten (ADH, inname, veranderingen) van de door jou gekozen doelgroep; hoofdzaken uit vakliteratuur samenvatten; uitgevoerd praktijkonderzoek systematisch weergeven; de juiste inhoud in de verschillende onderdelen van je onderzoeksverslag (inleiding – methode – resultaten – conclusie – discussie) opnemen; coherentie tussen en binnen informatie aanbrengen; het taalgebruik in je onderzoeksverslag afstemmen op doel en doelgroep; de literatuurlijst en –verwijzingen vormgeven volgens de APA‐ of Vancouverrichtlijnen; in correct Nederlands (grammatica, spelling, woordkeus) schrijven.
19
Toetsing
De lessen schriftelijke vaardigheden bereiden voor op twee tentamens:
het onderzoeksverslag dat je inlevert voor de integrale opdracht (VD A110‐14 verslag); het tentamen schriftelijke vaardigheden (VD A130‐14 schrift).
Voor deze toetsen gelden twee verschillende beoordelingsformulieren. Alleen dat voor de schrijfvaardigheidstoets is in deze studieplanner opgenomen (zie laatste twee pagina’s); dat voor het onderzoeksverslag staat in de studieplanner van de projectlessen. De schrijfvaardigheidstoets betreft een takehometentamen. Je krijgt twee werkdagen voor de inleverdatum van het takehometentamen een onderzoeksverslag gemaild (dus op woensdagmiddag 17 uur). Daarvan schrijf je een samenvatting, die je op vrijdagmiddag 13 november uploadt op Blackboard in Ephorus.
20
Planning schriftelijke vaardigheden
Schriftelijke vaardigheden 1 Inhoud bijeenkomst kennismaking organisatie en toetsing voorbeeldverslagen eigenschappen onderzoeksverslag verschil tussen populaire bronnen en oorspronkelijke bronnen formuleren van een onderzoeksvraag Voorbereiding bijeenkomst Leren Communiceren meenemen, 6.3, H7, H 8.2 lezen BIBIT‐training van de bibliotheek volgen (zie BIBIT‐ handleiding op Blackboard), mag ook na deze les
Schriftelijke vaardigheden 2 Inhoud bijeenkomst onderzoeksvraag verbeteren bouwplan maken beginnen met inleiding
Schriftelijke vaardigheden 1 Inhoud bijeenkomst parafraseren, citeren, refereren bronnen samenvatten correct verwijzen feedback geven en ontvangen op teksten
Voorbereiding bijeenkomst Voorbereiding bijeenkomst Leren communiceren bouwplan afmaken meenemen, 2.4.1 en meenemen tot en met 2.4.4 en inleiding en 5.4 lezen methode schrijven en meenemen onderzoeksvraag afmaken en meenemen bij voorkeur ook een laptop meenemen
Schriftelijke vaardigheden 2 HC Schriftelijke vaardigheden Inhoud bijeenkomst Inhoud bijeenkomst criteria rondom gebruik Correct schrijven (woordgebruik, van figuren grammatica, spelling) voorbespreken inhoud methode, resultaten, Inhoud en organisatie tentamen schriftelijke conclusie, discussie vaardigheden
Voorbereiding bijeenkomst schrijven onderzoeksverslag en concept meenemen
Voorbereiding bijeenkomst bestuderen criteria schriftelijke vaardigheden in studieplanner
21
Beoordelingsmodel voor schrijfvaardigheid Rubriek Schrijven Inhoud
onvoldoende □ De tekstvorm is geen inhoudelijke samenvatting. □In de tekst ontbreken een of meer onderdelen die gegeven zijn in de opdracht
voldoende □ De tekstvorm betre een samenva ng. □ De meeste onderdelen zijn uitgebreid uitgewerkt; hier en daar mist deze uitwerking en is de uitleg te algemeen.
goede □ De tekstvorm een samenva ng en de vereiste onderdelen zijn uitgebreid uitgewerkt. □ Alle onderdelen zijn uitgebreid uitgewerkt. Argumenten worden uitgewerkt met subargumenten en/of voorbeelden.
O/V/G Inhoud □ Onvoldoende □ Voldoende □ Goed
Criterium Coherentie
1 = B1‐niveau (deficiënt) □ De tekst bevat een eenvoudige, lineaire opbouw
2 = B2‐niveau (propedeuse) □ De tekst is logisch en consequent opgebouwd.
3 = C1‐niveau (afstuderen) □ De tekst bevat een duidelijke rode draad bij een complexe gedachtegang; hoofd‐ en bijzaken zijn duidelijk gescheiden.
□ De tekst bevat alinea’s waartussen Inhoudelijke verbanden expliciet aangegeven zijn met bijvoorbeeld veelvoorkomende verbindingswoorden (ten eerste, ten tweede, en, toen). □ Onduidelijkheden door verwijswoorden komen voor. Samenhang in de tekst en binnen samengestelde zinnen is niet altijd duidelijk
□ De tekst bevat alinea’s en waar nodig paragrafen waartussen inhoudelijke verbanden expliciet zijn aangegeven met complexere verbindingswoorden (daarentegen, namelijk, zodat). □ Rela es als oorzaak‐gevolg, voor‐ en nadelen, overeenkomsten, standpunt‐ argument en vergelijkingen zijn duidelijk aangegeven met de juiste verwijs‐ en voegwoorden.
□ De tekst bevat alinea’s en waar nodig paragrafen waartussen inhoudelijke verbanden expliciet zijn aangegeven met alle mogelijke verbindingswoorden en duidelijke cohesieverhogende zinnen (“wat hier ook op wijst”, “hieruit is af te leiden”). □ Rela es (zie B2) zijn duidelijk aangegeven met de juiste verwijs‐ en voegwoorden, ook in lange, meervoudig samengestelde zinnen of complexe redeneringen.
Coherentie □ Onvoldoende □ Voldoende □ Goed
□De tekst bevat een mengeling van schrijf‐ en spreektaal: dit blijkt uit interpunctiegebruik, woordgebruik en zinsbouw. De zinslengte is relatief kort (Jip‐ en‐Janneke). De formulering is hier en daar vaag en gebruik van algemeenheden (“je”) komt regelmatig voor. □De formulering in de tekst is afgestemd op een algemeen publiek, maar hier en daar lijkt het vooral afgestemd op mensen uit de directe eigen omgeving: verplaatsing in de lezers is niet overal zichtbaar.
□De tekst is in één stijl geschreven en er wordt schrijftaal gebruikt: redelijk zakelijk, zinslengte rond de 17 woorden per zin gemiddeld (maar vooral gevarieerd!). De formulering is veelal genuanceerd en concreet.
Register = genrespecifiek taalgebruik (taalgebruik en toon bij deze tekstvorm, bij dit tekstdoel en publiek)
□De tekst is in een eigen stijl geschreven met rijk en gevarieerd taalgebruik, heel zakelijk met een zinslengte rond de 20 woorden per zin gemiddeld (maar vooral gevarieerd). De formulering is genuanceerd, concreet en bevat geen uitweidingen. □De tekst is consequent in vakspecifieke □De tekst is in (vak)specifiek taalgebruik geschreven, al is dit laatste niet consequent onderzoekstaal geschreven. Verslag van verricht onderzoek staat consequent in de overal doorgevoerd. Verslag van verricht onderzoek staat in de verleden tijd, zij het verleden tijd. niet overal consequent.
Register □ Onvoldoende □ Voldoende □ Goed
22
Woordgebruik
Grammaticale correctheid – zin – woord
Spelling‐leestekens
□De toon is persoonlijk: de schrijver betrekt zichzelf nadrukkelijk in de tekst. Tekst bevat ongefundeerde meningen (bijvoorbeeld suggestieve vragen in de inleiding of opvattingen in de resultaten) of dwingende formuleringen (‘moeten’ etc).
□De toon is behoorlijk onpersoonlijk: het onderzoek staat centraal en wordt objectief gepresenteerd (zonder gebruik van ik, u, enz). Emotionele betrokkenheid is nauwelijks zichtbaar
□De toon is heel onpersoonlijk: het onderzoek staat centraal en persoonsverwijzingen komen niet voor. Emotionele betrokkenheid ontbreekt.
□ Het woordgebruik in de tekst varieert, maar bevat frequent voorkomende woorden; storende herhaling komt voor.
□ De tekst bevat gevarieerd woordgebruik waarmee (storende) herhaling wordt voorkomen.
□ De tekst bevat rijk en zeer gevarieerd woordgebruik waarmee herhaling wordt voorkomen.
□ De tekst bevat nog fouten met idiomatische uitdrukkingen (denk aan vaste woordcombinaties, vaste voorzetsels bij een werkwoord, lidwoorden bij een zelfstandig naamwoord).
□ Er wordt slechts een enkele idioma sche fout gemaakt.
□ De tekst bevat een goed gebruik van idiomatische uitdrukkingen.
Woordgebruik □ Onvoldoende □ Voldoende □ Goed
□ De zinsbouw is redelijk correct.
□ De zinsbouw bevat slechts incidentele vergissingen, niet‐stelselmatige fouten of kleine onvolkomenheden. □ De vervoegingen of verbuigingen bevatten slechts incidentele vergissingen, niet‐stelselmatige fouten of kleine onvolkomenheden.
□ Fouten in de zinsbouw zijn zeldzaam, de zinnen lopen bijna allemaal goed. □ Fouten in vervoegingen van werkwoorden en verbuigingen van bijvoeglijk naamwoorden of voornaamwoorden zijn zeldzaam.
Grammaticale correctheid □ Onvoldoende □ Voldoende □ Goed
□ In de tekst is ook de werkwoordsspelling van moeilijkere werkwoorden correct. In de tekst worden de regels voor aaneen en los schrijven goed gehanteerd. □ In de tekst is de interpunc e vrijwel al jd correct (in ieder geval alle punten en komma’s).
□ In de tekst is de spelling van alle woorden (ook die met verbindingsstreepjes, apostrof en het gebruik van hoofdletters etc.) vrijwel altijd correct. □ De tekst bevat een correct gebruik van punten, komma’s en dubbele punten.
Spelling en Leestekens □ Onvoldoende □ Voldoende □ Goed
□ De vervoegingen van werkwoorden (bijv. wil/wilt/willen) en verbuigingen van bijvoeglijk naamwoorden (bijv. mooi/mooie), voornaamwoorden (bijv. jou/jouw) zijn redelijk correct. □ In de tekst komen fouten in de spelling van moeilijkere werkwoorden (bijv. behandeld/t) nog voor. In de tekst worden de regels voor aaneen en los schrijven regelmatig overtreden. □ De tekst bevat een redelijk correct gebruik van punten en komma’s. Overige benodigde leestekens worden niet (goed) gebruikt.
23
Voeding in de praktijk In dit eerste blok zijn er 2 lessen ‘Voeding in de Praktijk’. Iedere les wordt opgedeeld in 2 lesuren theorie en 2 lesuren praktijk. De praktijkles vindt altijd plaats in de keuken: RZ.103. De theorieles vindt plaats in een werkcollegezaal. De onderwerpen die deze 2 lessen aan bod komen, zijn: etikettering en warenwet, groente‐ en fruitsoorten, bereidingstechnieken en conserveermethoden. Zo ga je bijvoorbeeld jam maken en leren hoe je kritisch naar etiketten kunt kijken. Er wordt van je verwacht dat je thuis ook tijd besteed aan dit vak.
Leerdoelen Je kunt: hygiëneregels toepassen m.b.t. het bewaren, bereiden en serveren van maaltijden om voedselveiligheid te waarborgen; alle mogelijke conserveermethoden toepassen m.b.t. groenten, fruit en paddenstoelen om de houdbaarheid ervan te verlengen; verschillende soorten van microbieel bederf te benoemen en de factoren die hierbij een rol spelen (bijv wateractiviteit, temperatuur, zuurgraad, zuurstof) gevolgen van het toepassen van de bereidingstechnieken en conserveermethoden op de voedingswaarde, verloop van bederf en organoleptische eigenschappen van voedingsmiddelen beredeneren; bereidingstechnieken toepassen a.d.h.v. sensorische eigenschappen van voedingsmiddelen en rekening houdend met mogelijk aanwezige schadelijke stoffen; de productiewijze, samenstelling, seizoen en herkomst van verschillende soorten groente en fruit benoemen; berekenen welke hoeveelheden van een voedingsmiddel nodig zijn om na bereiding tot de ADH van het voedingsmiddel te komen; etiketten van levensmiddelen kunnen lezen en beoordelen op voedingswaarde, ADH en portiegrootte; aangeven welke informatie op een verpakking van een levensmiddel dient te worden vermeld; Toetsing In dit eerste blok vindt er geen toets plaats. Alle onderwerpen van dit blok worden getoetst in blok 2 met een digitale meerkeuze toets en een demonstratie van een kooktechniek.
24
Planning Voeding in dePraktijk
Voeding in de Praktijk 1 Inhoud bijeenkomst Theorie conserveermethoden bederf schadelijke stoffen (contaminanten) conserveringsprocessen groente & fruit productkennis Praktijk conserveermethoden: bijv. jam of augurken op zuur
Voorbereiding bijeenkomst Theorie Ons Voedsel blz 173: kader ‘wateractiviteit’ (na de les: lees artikel bederf op BB) Ons voedsel H9 (behalve p. 132, 136, 137 (tot contaminanten…) tot 141 lezen Ons voedsel H.14 alvast bestuderen Lezen artikel: Groeisnelheid van micro‐organismen en sporen http://www.missethoreca.nl/horeca/artikel/2012/4/groeisnelheid‐ van‐micro‐organismen‐en‐sporen‐10125234 Bestuderen uit het boek Veilig voedsel: blz. 50 4.4 ‘Zuurstofbehoefte’ blz.67 ‐ 73 5.5 ‘Factoren van invloed op de groei‘ t/m 5.5.3. ‘zuurgraad‘ blz.57 ‐ 58 5.1 ‘Bederf van voedsel‐ inleiding en verschillende vormen van bederf‘ blz.59 ‐ 63 5.3 ‘Besmettingsbronnen‘ t/m 5.3.3. ‘lucht‘ blz.77 ‐ 78 5.5.5. ‘Conserveermiddelen‘
Voeding in de Praktijk 2 Inhoud bijeenkomst Theorie etikettering etiketten lezen e‐nummers additieven (EU) wetgeving warenwet opzoektechnieken warenwet Praktijk bereidingstechnieken: blancheren, braden , frituren, fruiten, grillen, ontvellen, pocheren, roerbakken, smoren, stomen, stoven. sauzen Theorie Neem een etiket mee van een levensmiddel naar keuze ZIE VOLGENDE PAGINA!
25
Praktijk Neem je keukenjas, pannenlappen en theedoek mee naar de les. Kook Ook Kookboek: blz 31 ‘conserveren’ bestuderen blz.147 ‐ 157 8.1 ‘Levensmiddelenhygiëne ‐ inleiding‘ t/m 8.3.2 ‘desinfectie‘ TIP: bekijk 240 t/m 259 van Kook Ook Kookboek voor info en recepten!
Praktijk Neem je keukenjas, pannenlappen en theedoek mee naar de les. Neem een recept mee waar een (of meerdere) van bovenstaande bereidingstechnieken in voorkomt. Bekijken bereidings‐technieken filmpjes op BB. Kook Ook Kookboek: blz 12‐31 ‘Hulp in de keuken’ bestuderen TIP: bekijk blz 142 t/m 233 van Kook Ook Kookboek voor info en recepten!
26
Beoordelingsmodel formatieve toets Voeding in de Praktijk Beoordelingsformulier ‘Voeding in de Praktijk’ Student: …………………………………………………………… Klas: …………………………. Docent: …………………………………………………………… Datum: ……………………… Beoordeling: voldoende wanneer 5 van de 6 onderdelen voldoende zijn beoordeeld. Onderdeel Score Toelichting O V G Je werkt hygiënisch. ᴏ ᴏ ᴏ Je weegt je ingrediënt van tevoren af. ᴏ ᴏ ᴏ ᴏ ᴏ ᴏ Je past de bereidingstechniek op de juiste wijze toe. Je levert een gaar eindproduct. ᴏ ᴏ ᴏ Je licht je handelingen toe. ᴏ ᴏ ᴏ ᴏ ᴏ Je kan uitleggen welke bereidingstechnieken ᴏ toepasbaar zijn op verschillende producten.
27
STUDIELOOPBAAN 1.1 (VD A240‐14 en VD‐A510‐14) In de SLB‐bijeenkomsten sta jij centraal. In dit blok start je met het maken van jouw digitale profileringsportfolio. Dit is een middel om te laten zien wie jij bent, waar je goed in bent en wat je te bieden hebt. Je laat zien waarom jij uniek bent. Deze zet je in als je bijvoorbeeld gaat solliciteren naar een opdracht of stage en later een baan. Het is heel belangrijk om jezelf onderscheidend neer te zetten in een tijd waar de banen niet voor het oprapen liggen. Verder ga je dit studiejaar praktijkervaring opdoen. Jij bepaalt zelf wat je wilt leren (ontdekken) en welke projecten hier het beste bij passen. Enkele quotes die passen bij je studieloopbaan en om te onthouden bij het maken van je portfolio en het ontwerpen van je projecten: “Je wordt toch wel in een hokje gestopt; bepaal zelf welk hokje dat is.” ‘If it doesn’t challenge you, it doesn’t change you.” "If you can dream it, you can do it.”
leerdoelen Je kunt: • (pro)actief samenwerken met medestudenten om tot goede beroepsproducten te komen; • feedback geven en ontvangen op gegeven adviezen en hierop reflecteren. Toetsing In blok 1 begin je aan je online profileringsportfolio en aan het maken van jouw praktijkplan. Je bespreekt dit in het individuele gesprek met je studieloopbaanbegeleider. Je wordt in blok 1 nog niet beoordeeld, dit gebeurt in blok 2 en 4: • Blok 2: VD‐A240‐14 portfolio en praktijkplan V/O (1 studiepunt) • Blok 4: VD‐A510‐14 portfolio V/O (5 studiepunten) De eindbeoordelingscriteria staan hieronder vermeld zodat je weet waar je naar toe gaat werken. Naast deze toetsmomenten werk je in de lessen en gedurende het studiejaar ook aan individuele en aan groepsopdrachten. Als nieuwe klas moet je natuurlijk met elkaar kennis maken, maar ook de docenten willen graag weten met wat voor klas ze te maken hebben. Maak daarom een introductiefilmpje over jullie klas: wat is kenmerkend voor jullie klas en hoe is de sfeer in de klas? Wat zijn sterke punten van de klas en wat zijn leerpunten van de klas? Gebruik daarvoor bijvoorbeeld feedback die je van docenten krijgt. Het filmpje is tussen de 3 en 5 minuten lang en jullie zijn vrij in de invulling van het filmpje. Het doel is dus dat je in korte tijd een goed beeld geeft van de klas. Zet het filmpje op youtube en stuur de link naar je slb’er en je leercoaches. De deadline is de vrijdag van week 6 van het blok.
28
Planning studieloopbaanbegeleiding
Studieloopbaan Introductiedag
Inhoud bijeenkomst Kennismaken met elkaar Kennismaken met blackboard, studieplanner, rooster, portal, studentenstatuut.
Voorbereiding bijeenkomst Geen
Studieloopbaan 1 Plenair Inhoud bijeenkomst Kiezen van klassenvertegenwoordiger Communicatiekanalen Portfolio’s bekijken In kaart brengen ‘Wie ben ik?’ Voorbereiding bijeenkomst Geen
Studieloopbaan 2 Plenair Inhoud bijeenkomst Praktijkervaring leercoach In kaart brengen ‘Wat wil je leren?’ en ‘Wat is je passie?’
Studieloopbaan‐ Individueel Gesprek
Voorbereiding bijeenkomst Geen
Inhoud van het gesprek Kennismakingsgesprek met SLB‐docent Bekijken van portfolio Bespreken van plannen voor praktijkervaring. Voorbereiding bijeenkomst Neem een voorwerp of artikel mee dat je dierbaar is en wat onderscheidend is. Zijn er omstandigheden die het leren belemmeren? Denk aan dyslexie. Neem het studentenstatuut deel I en II (zie portal) door en bestudeerd specifiek het onderdeel decaan, vertrouwenspersoon en studieloopbaanbegeleiding.
29
Beoordelingscriteria VDA240‐14 Portfolio & Praktijkplan (Blok 1.2)
Voorwaardelijke criteria: Om tot een beoordeling te komen moet je aan de onderstaande criteria voldoen. ‐ ‐ ‐ ‐
Je hebt een pitch gehouden. Je hebt minimaal 1 en maximaal 4 verschillende projecten om praktijkervaring op te doen. Het portfolio is in correct Nederlands geschreven, nagenoeg foutloos. Je website heeft een overzichtelijke, professionele opmaak en is daarmee geschikt als profilering naar het werkveld.
Cesuur: voor een voldoende dienen er 6 van de 7 punten voldoende te zijn gescoord. De volgende beschrijvingen staan in het portfolio: 1. Jouw IK ‐ Je beschrijft welke overtuiging(en), normen en waarden je hebt. Zoek hierbij een passende slogan en logo/beeld. 2. Kwaliteiten ‐Je beschrijft jouw unieke en onderscheidende eigenschappen, vaardigheden en kwaliteiten aan de hand van feedback die je vraagt aan anderen. 3. Ambitie ‐Je beschrijft jouw ambities en dromen en hoe dit linkt met de praktijkervaring en het toekomstige beroep. 4. Uitdaging ‐ Je verantwoordt hoe de praktijkervaring een uitdaging vormt en aansluit bij jouw ambities en toekomst(dromen). Het is voor de lezer duidelijk op welke manier de praktijkervaringen jouw grenzen heeft verlegd. 5. Competentie‐ontwikkeling ‐Je beschrijft wat de praktijkervaringen jou opleveren op het gebied van specifieke vaardigheden, kennis, kwaliteiten, beroepscompetenties of inzichten. 6. Plan van Aanpak ‐ Je beschrijft je PvA (inclusief urenverantwoording) door vooraf doelen te stellen en welke stappen je gaat zetten om je doelen te bereiken. Daarnaast beschrijf je wie je gaat benaderen en je aanpak daarin. 7. Beeldend ‐ Je hebt passend, professioneel foto‐ en/of videomateriaal van jezelf die je beschrijvingen ondersteunen.
V/O V/O V/O V/O
V/O
V/O
V/O
30
VDA510‐14 Portfolio & Praktijkplan (Blok 1.4) Voorwaardelijke criteria: Om tot een beoordeling te komen moet je aan de onderstaande criteria voldoen. ‐ ‐ ‐ ‐
‐
Je hebt minimaal 1 en maximaal 4 verschillende praktijkervaringen opgedaan. Je hebt een pitch gehouden (blok 2 en blok 4). Je hebt een urenverantwoording waaruit blijkt dat je minimaal 80 uur aan praktijkervaring hebt besteed. Maximaal 1/3 deel vormt deskresearch op de uitvoering van het praktijkonderdeel. Er is feedbackinterview afgenomen bij een relevante beroepsprofessional. Je hebt een feedback gesprek over je doelen, aanpak en resultaten. Het interview is opgenomen (youtube/mp3). De persoon is te benaderen door SLB‐docent. Je schrijft in correct Nederlands en gebruikt professioneel taalgebruik. Cesuur: voor een voldoende dienen er 7 van de 9 punten voldoende te zijn gescoord.
Portfoliocriteria: 1. Je schrijft bondig (passend bij een website) en reflectief (persoonlijk). Dit nodigt uit tot lezen. 2. Je website heeft een overzichtelijke, professionele opmaak en is daarmee geschikt als profilering naar het werkveld. 3. Je website is visueel aantrekkelijk en uniek.
V/O V/O V/O
Praktijkervaringcriteria : 4. Uitdaging ‐ Je verantwoordt hoe de praktijkervaring een uitdaging vormt en aansluit bij jouw ambities en toekomst(dromen). Het is voor de lezer duidelijk op welke manier de praktijkervaringen jouw grenzen heeft verlegd. 5. Evaluatie ‐ Je evalueert op vooraf gestelde doelen en je reflecteert hierbij je handelen. (Tip! gebruik optioneel reflectiemodel). 6. Kwaliteiten ‐Je verantwoordt wat voor nieuwe dingen je hebt geleerd over jezelf (kwaliteiten en ontwikkelpunten) en wat je hier tijdens je studie verder mee wilt gaan doen. 7. Werkexploratie – Je legt uit wat je over je toekomstig beroep of beroepssituaties hebt geleerd en wat je wilt leren in toekomstige studiejaren.
V/O
V/O V/O
V/O
8. Netwerk ‐ Je legt uit hoe en wie je hebt betrokken bij praktijkervaringen en op welke manier dit bijdraagt aan een relevant netwerk voor de toekomst.
V/O
9. Vervolgstappen ‐ Je beschrijft welke nieuwe plannen je hebt voor leerjaar 2 en mogelijk 3 en hoe je dit op de keuze van stage en afstuderen.
V/O
31
PRESENTEREN Iedere hbo‐professional heeft presentatievaardigheden nodig. Voor de voedingskundige of diëtist is dat niet anders. Zowel in het bedrijfsleven als in de klinische setting is het belangrijk je kennis of opvattingen aan publiek te kunnen overdragen op een begrijpelijke en overtuigende manier. Daarom krijg je in de propedeuse het vak Presentatievaardigheden. Dit vak wordt aangeboden in periode 3 en omvat een oefenles van vier uur, waarin iedereen twee keer een presentatie oefent. Niet iedereen heeft de oefenlessen nodig. Studenten die in hun vorige opleiding of werk al veel hebben gepresenteerd en er geen moeite mee hebben, bieden we daarom de gelegenheid in periode 1 en 2 hun eindpresentatie alvast in te leveren. De toetsing gebeurt namelijk door het inleveren van een youtube‐link waarop je presentatie te zien is. Hiervoor is het belangrijk een goede video‐opname te maken van deze presentatie met voldoende geluidskwaliteit. Ook geldt als eis dat je als individu te beoordelen bent, dus dat je minimaal 8 minuten alléén aan het woord bent. Ook het inleveren van de video‐opname gebeurt via Blackboard. Interessante literatuur: hoofdstuk 10 uit Leren Communiceren (Steehouder e.a. 2013). leerdoelen Je: Hebt inzicht in je eigen presentatievaardigheden; Weet wat je sterke punten en ontwikkelpunten van je presentatievaardigheden zijn en hoe je daarop reflecteert; Weet feedback te geven aan medestudenten op hun presentatievaardigheden; Weet drie voor‐ en nadelen te benoemen van het gebruik van hulpmiddelen; Kunt aandachtspunten benoemen voor zowel de inhoud als de vorm van een presentatie voor een specifieke doelgroep; bent in staat een professionele presentatie voor te bereiden en te houden; weet hoe je kunt zorgen voor een interactie tijdens een presentatie. Toetsing Je geeft een presentatie van 8‐10 minuten over een onderwerp gerelateerd aan voeding of diëtetiek aan een publiek uit de buitenwereld. Voeding is momenteel een populair onderwerp, dus aan jou om een thema te kiezen en publiek te vinden dat graag geïnformeerd wordt over dit thema. Je filmt deze presentatie en zorgt ervoor dat: ‐ de beeldkwaliteit goed is zodat ook je mimiek zichtbaar is; ‐ de geluidskwaliteit goed is zodat je op normaal volume goed verstaanbaar bent; ‐ het duidelijk is dat je voor een publiek presenteert door bijvoorbeeld aan het begin of aan het eind ook het publiek in beeld te brengen. Je presentatie heeft een duidelijke opbouw in inleiding‐kern‐slot en je non‐verbale en verbale gedrag zijn afgestemd op doel en doelgroep. Je gebruikt ondersteunende middelen naar keuze.
32
Beoordelingsmodel Presenteren (mits beeld‐ en geluidskwaliteit goed is)
Cesuur (alle onderdelen dienen Voldoende te zijn. 1 O mag gecompenseerd worden met 1 G) In Osiris staat V of O. je publiek helder informeren over een aan voeding gerelateerd onderwerp/ je publiek overtuigen van jouw ideeën een duidelijke inleiding en afsluiting aanbrengen in je presentatie
je aan de vastgestelde tijd houden
het publiek betrekken bij je presentatie met non‐verbaal gedrag
je stemgebruik afstemmen op doel en doelgroep
ondersteunende middelen effectief inzetten
Goed De gepresenteerde informatie heeft een logische samenhang en de spreker zorgt ervoor dat de hoofdgedachte/lijn van redeneren helder en afgestemd is op het niveau en de interesses van het publiek.
Voldoende Meestal is duidelijk wat de hoofdgedachte /de lijn van redeneren is, soms niet. De geselecteerde informatie is gedeeltelijk afgestemd op het niveau en de interesses van het publiek. Aan het begin van de presentatie wordt Aan het begin van de presentatie wordt het het onderwerp geïntroduceerd, het onderwerp geïntroduceerd, doel en de tijd genoemd en relevante informatie over de spreker vermeld. De het doel en de tijd genoemd en relevante informatie over introductie is prikkelend, de spreker vermeld. Het slot nieuwsgierigmakend. Het slot bevat bevat een conclusie, een conclusie, samenvatting en grijpt samenvatting en grijpt terug terug op het begin. Het slot bevat een “uitsmijter”. op het begin. De presentatie duurt tussen de 8‐10 De presentatie is een halve minuten. De spreker bewaakt deze minuut langer of korter dan 8‐ zelfstandig. 10 minuten.
De spreker maakt gebruik van houding, gebaren, positie in de ruimte, mimiek en oogcontact om interactie met het gehele publiek tot stand te brengen.. Kleding is afgestemd op de situatie.
De spreker maakt regelmatig oogcontact, maar kijkt ook regelmatig naar elders/het scherm. De houding en positie in de ruimte zijn niet geheel vrij. De mimiek is hier en daar vlak. De kleding is erg casual/over the top.
De spreker heeft een levendige articulatie, toonhoogte / intonatie, een passend volume en tempo die de aandacht voor de presentatie versterkt en bijdraagt aan het bereiken het doel van de presentatie. De gekozen ondersteunende middelen (Powerpoint, Prezi, anders…..!) vullen de presentatie goed aan, worden goed getimed en prikkelen het publiek. Ze zijn origineel en informatief.
De presentator is meestal goed verstaanbaar, heeft hier en daar een stopwoordje maar het stoort niet.
De gekozen ondersteunende middelen zijn informerend en passen bij doel en publiek.
Onvoldoende De verzamelde informatie is niet samenhangend. De informatie is niet afgestemd op het niveau van het publiek (te moeilijk/te makkelijk).
Inleiding en/of slot missen. De aansluiting tussen beide en op de kern is niet helder.
De presentatie duurt korter dan 7,5 minuut of langer dan 10,5 minuut/de docent moet de presentatie stoppen vanwege tijdsoverschrijding. De spreker maakt weinig oogcontact, kijkt over het publiek heen of veel naar het scherm. De houding is onnatuurlijk, stram, of bevat veel “gefrunnik”. De mimiek is niet afgestemd op wat gepresenteerd wordt/vlak/te levendig. De kleding past niet bij de presentatie. De presentator is slecht verstaanbaar, praat in zichzelf, articuleert niet duidelijk. Er is storend gebruik van stopwoordjes, sprake van uitschieters in de stem.
Er zijn geen ondersteunende middelen gekozen waar dat wel nodig was, de gekozen middelen dragen niet bij aan het bereiken van het doel en/of publiek.
33