Studiegids 3 aba - EA-ICT
Punt/dOO
Punten/OO
BKV
3
2
24
c
3
30
30
3
14
12
c
3
30
30
1
12
c
3
30
30
2
28
c
3
30
30
c
3
30
30
e
3
30
30
10
c
3
30
30
12
c
3
30
30
c
3
30
30
c
3
30
30
c
3
30
30
e
3
30
30
18
c
3
30
30
8
c
3
30
30
c
4
40
40
c
3
30
30
16
c
4
40
40
6
c
3
30
30
60
c
7
70
70
60
600
600
OO
Naam OO/dOO
FINGM2A
Ingenieur & maatschappij 2A (*)
3
FINGM2A
FINGM2B
Ingenieur & Maatschappij 2B (*)
3
FINGM2B
FITC
Internationaal Toeg. Communicatie (**)
3
FITC
HaDi
P
2
FSBP
Small Business Project
3
FSBP
GeEl
P
1
FCHIP
Chipdesign
3
FCHIP
MeNe
M/P
3
FCLOUD
SOA en Cloud Computing
3
FCLOUD
AeKr
FDCOM
Datacommunicatie
3
FDCOM
BoJa
M/P
3
18
FDIG2
Digitaal ontwerp 2
3
FDIG2
MeNe
M/P
3
18
FDIG3
Digitaal ontwerp 3
3
FDIG3
MeNe
FELO3
Toegepaste analoge elektronica
3
FELO3
GeJa
FELT
Elektrotechniek
3
FELT
DaMi
FINFCPP
Softwareontwerp met C/C++ en Qt
3
FINFCPP
AeKr
M
3
FMICPR
Microprocessorontwerp
3
FMICPR
CoLu
M/P
3
12
FMSYS
Meetsystemen
3
FMSYS
ApFr
S/P
3
18
FNANO
Nano-elektronica
4
FNANO
ThRo
FREG1
Analoge Regeltechniek
3
FREG1
BaJo
FREG2
Digitale Regeltechniek
4
FREG2
BaJo
M/P
4
FTCOM
Telecommunicatie
3
FTCOM
BoJa
M/P
3
FBPEA
Bachelorproef EA
7
FBPEA
ThRo
P
5
Totaal Aantal Opleid.Ond. -- Aantal examens Totaal aantal contacturen Gemidd. aantal contacturen / week ECTS-punten / semester Aantal creditattesten
Ex
Ex
Stpt
LeSy
P
ValSt
P
P
P
60 19
Stpt
KO
BKV
Semester 2 L
12
13 18
L/P
M/P
18
3
P
20
3
24
18
3
12
3
24
12
22
4
10
12
2
24 137
6
24
M/P
M/S
3
12
S/P/L
3
37
108
8
18
18
122
6
106
116
6 282
344 22
26
29 9
L
12
M/P
OD Stpt/dOO
KO
Semester 1
Contract
Coörd. Verantw.
Stpt OO
3ABA-EA-ICT
Code dOO
3e jaar Academische Bachelor in de Industriële Wetenschappen in Elektronica-ICT
31 10
19
KO: Kennisoverdracht ; BKV: Begeleide kennisverwerking; L : Lab(o) Contract: e: examencontract is mogelijk; c: geen examencontract mogelijk Ex: P: permanente evaluatie ; L: lab(o)-examen ; S: schriftelijk examen ; M: mondeling examen OO: Opleidingsonderdeel --- OD: indien J: overdracht punten deelvak mogelijk
(*) Keuze uit FINGM2A of FINGM2B (**) Keuze uit FITCF, FITCE, FITCD: Frans, Engels of Duits
FINGM2A_1213_LeSy
OO Code
Ingenieur & Maatschappij 2A FINGM2A
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Sylvain Leysen (LeSy) Sylvain Leysen (LeSy) 3ABA-BK, 3ABA-EM, 3ABA-AE, 3ABA-EA-ICT, 3ABA-NT, 3ABA-VT 3 Tot.: 84u KO: 2u BKV: 24u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij/zij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3 3. communicatievaardigheden 3.4 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.4, 4.7, 4.9 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.3, 6.4, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
(ethiek)
ZS:
58u
De student: - kan een eigen mensvisie uitbouwen, argumenteren en verdedigen. AC3/AWC1 - kan ethische vragen stellen in verband met het eigen vakgebied.AC3/AWC1/AWC2/AWC3 - kan, aan de hand van een ethische casus uit het eigen vakterrein, aantonen en verdedigen dat de eigen mensvisie en de ethische vraagstelling geïntegreerd zijn om zo het kritische denken te stimuleren. Het formuleren en onderbouwen van een standpunt inzake een ethisch probleem maakt deel uit van de toetsing via de paper. AWC1/AWC3/AC10
Inhoud Mensvisies 1. De existentieel-fenomenologische mensopvatting. 2. Levinas: een meervoudig persoonsbegrip 3. De omschrijving van onszelf (Bart Pattyn) 4. Het mensbeeld in de nieuwe natuurkunde (Willy Wielemans) Toegepaste ethiek I. Toegepaste ethiek 1. Inleiding 2. Waarom moraal? 3. Normen, waarden, deugden 4. Morele vraagstukken. II. Enkele begrippen uit de toegepaste ethiek 1. Rechtvaardigheid 2. Vrijheid 3. Verantwoordelijkheid 4. Macht Toepassingen
Werkvorm
Zelfstudie, groepsgesprekken en werkcolleges. De docent treedt in dit proces eerder als coach en supporter op en zet voortdurend aan tot reflectie.
Studiemateriaal
Cursus: Antropologie en ethiek S. Leysen en Ethische sites op www. Filosofische en ethische tijdschriften in de mediatheek van KHLim en UH
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Permanente evaluatie. In de permanente evaluatie wordt eerder het groeiproces van de student in ogenschouw genomen. De student schrijft een paper per doelstelling. Mondeling open boek examen
FINGM2A_1213_LeSy
OO Code
Ingenieur & Maatschappij 2A FINGM2A
(ethiek)
Algemene visie
De ingenieurscompetentie is een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden en attitudes die een sterke persoonlijkheid in staat stelt in een bedrijf en in de wereld op een professionele wijze als ingenieur te functioneren. Om die sterke persoonlijkheid te vormen heeft de ingenieur een stevig persoonlijk waardepatroon nodig op basis waarvan hij/zij ethisch kan reflecteren en handelen.
Begincompetenties
Zelf kritisch durven denken.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Omdat ethiek een mensvisie veronderstelt,wordt gebruik gemaakt van de in het tweede jaar ontwikkelde mensvisie in de cursus wijsbegeerte.(FINGM1A) Het is nodig geslaagd te zijn voor FINGM1.
Relatie met onderzoek
In het vak ethiek wordt uitdrukkelijk de vraag naar de ethische aspecten van onderzoek gesteld. De student raadpleegt daarvoor primaire bronnen.
Relatie met werkveld
Omdat er wordt gewerkt met ethische casussen die de studenten zelf aanbrengen vanuit hun ervaringen met het bedrijfsleven is de relatie met het werkveld duidelijk aanwezig.
Aanvullende info
Het formuleren en onderbouwen van een standpunt inzake een ethisch probleem maakt deel uit van de toetsing via de paper. Het zelfstandig ethisch reflecteren (zien, oordelen) en handelen is de competentie waarover elke ingenieur moet beschikken. De docent treedt in dit proces eerder als coach en supporter op en zet voortdurend aan tot reflectie. In de permanente evaluatie wordt eerder het groeiproces van de student in ogenschouw genomen. Omdat de student binnen het geschetste kader zijn casus vrij mag kiezen wordt de inhoud van de gesprekken mee door de student gestuurd en wordt de zelfstandigheid en het kritische denken gestimuleerd.
FINGM2B_1213_VaSt
OO Code
Ingenieur & Maatschappij 2B FINGM2B
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Stijn Valkeneers (VaSt) Stijn Valkeneers (VaSt) & Gastsprekers 3ABA-BK, 3ABA-EM, 3ABA-AE, 3ABA-EA-ICT, 3ABA-NT, 3ABA-VT 3 Tot.: 84u KO: 14u BKV: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij/zij gericht kan toepassen 1.5, 1.7 3. communicatievaardigheden 3.1, 3.2, 3.4 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.6, 4.8, 4.9 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS:
58u
De student: - kan aantonen en verklaren waarom de ingenieur multidisciplinair te werk moet gaan omdat een probleemstelling verschillende disciplines omvat 1.5, AC1 - illustreert aan de hand van nieuwe ontwikkelingen binnen wetenschapen techniek samenhorende nieuwe ethische problematieken 1.7, AC1 - kan a.d.h.v. een verslag beschrijven en reflecteren welke inzichten de lessen en gastcolleges hem/haar hebben bijgebracht 3.1, AC1 - kan een wetenschapsfilosofisch probleem mondeling toelichten 3.2, AC6 - ontwikkelt eigen standpunten binnen het discussiedomein vanuit verschillende achtergronden als ingenieur 3.4, AC1 - geeft blijk van zelfstandig verwerken van wetenschapsfilosofische vragen vanuit een open en kritische houding 4.1, AC3/AWC1 - kan een eigen visie op een wetenschapsfilosofisch onderwerp overtuigend beargumenteren 4.2, AC6 - geeft blijk van het opnemen van verantwoordelijkheid bij het werken in teamverband 4.6, AC1 - geeft aan doordrongen te zijn van de grote verantwoordelijkheid die de ingenieur heeft t.a.v. het ontwikkelen van duurzame technologie 4.8, AC7 - kan concluderen dat de ingenieur en de maatschappij onlosmakend verbonden zijn 4.9, AWC3 - toont aan selectief te zijn met bronnenmateriaal 6.3, AC2 - verklaart waarom het goed is vraagtekens te zetten bij het benaderen van wetenschapsfilosofische stellingen 6.4, AC1 - maakt zich een kritisch-onderzoekende houding eigen 6.5, AC1 - vergelijkt verschillende manieren van aanpak en denkt dieper na over consequenties 6.6, AC3/AWC1 - toont een kritische-constructieve benadering van het eigen denken en kunnen en dat van de peergroup 6.7, AC3/AWC1 - geeft blijk van een benadering van de problematieken, de eigen standpunt en deze van de peergroup vanuit een open geest met kritische houding AC1 - onderzoekt en gebruikt correct bronnenmateriaal in overleg met peergroup bij het tot stand komen van paper en presentatie AC2 - stelt zichzelf als ingenieur in vraag en benadert problematieken op een gefundeerde manier vanuit verschillende invalshoeken AC3/AWC1 - verdedigt eigen visie en beargumenteert standpunten zowel schriftelijk (paper, verslag) als mondeling (presentatie en klasgebeuren) en komt tot consensus tijdens discussies (groepstaak en klasgebeuren) AC6 - geeft blijk van het overtuigd zijn van de noodzaak van een open geest waarin nieuwsgierigheid en levenslang leren een essentieel onderdeel van zijn AC7 - kan aantonen en verdedigen waarom wetenschapsfilosofische vragen eigen zijn aan het beroep van ingenieur en dat ze steeds verbonden zijn met de maatschappelijke realiteit AWC3
Inhoud
Wetenschapsfilosofie (confer 1B) Verschillende ethische kaders bij de benadering van de problematiek Bio-ethiek Duurzame technologie Verantwoordelijkheid van de ingenieur van/voor morgen
Werkvorm
Aanbod van diverse gastcolleges door sprekers met expertise op vlak van wetenschapsfilosofie. De studenten kiezen min. 3 gastcolleges waarover ze achteraf een verslag uitschrijven. De coördinator zal 2 sessies geven voor de volledige groep: inleiding 2B en info over wat er verwacht wordt. Het groepswerk wordt voorgesteld en de studenten zorgen voor evaluatie en zelfevaluatie. Tussen de verschillende gastcolleges zal de coördinator op een vast tijdstip beschikbaar zijn voor de studenten: begeleiding bij het uitvoeren van de opdracht.
Studiemateriaal
Hand-outs presentaties gastsprekers + presentatie groepstaken, Artikels , Documentaires/fragmenten
FINGM2B_1213_VaSt
OO Code Examenvorm 1ste examenkans
Ingenieur & Maatschappij 2B FINGM2B De studenten maken een verslag van de lezingen, reflecteren over het thema en geven hun eigen mening. De coördinator/evaluator zal na afloop van elk gastcollege 3 vragen meegeven, die te maken hebben met de lezing. De studenten verwerken deze vragen in hun verslag (ze geven hun mening, kritiek, eventuele knelpunten, valkuilen, mogelijkheden, toekomstvisie ,…).( 40% van de punten) De studenten worden opgedeeld in groepjes van max. 5 personen: schrijven van paper over wetenschapsfilosofisch onderwerp. De studenten verdelen het takenpakket en zijn verantwoordelijk voor een deel van het geheel. De groepstaak wordt voorgesteld aan de medestudenten en de coördinator van het vak. Naast de evaluatie door de coördinator is er ruimte voor zelfevaluatie en evaluatie door de peergroup. De paper, de presentatie en de evaluatie van de peergroup staan telkens op 1/3 van het totaalcijfer voor deze deelopdracht. De evaluatie richt zich op de inhoud, de presentatie en de samenwerking. De groepstaak en presentatie telt mee voor 60% van het totale cijfer voor dit opleidingsonderdeel.
2de examenkans
De studenten herwerken hun paper in groep, rekening houdend met de opmerkingen die werden gegevens tijdens de 1ste examenkans (50%) + mondelinge verdediging (50%)
Algemene visie
We vormen een kandidaat industrieel ingenieur die voldoende inzichten en vaardigheden verwerft om mensgericht en taakgericht te reflecteren (filosofie) over zichzelf (mensvisie) en zijn omgeving (sociale filosofie). We willen daarbij mensen vormen die vanuit een humanistische inspiratie in concrete situaties aan het maatschappelijke en menselijke welzijn meewerken. Zij kunnen een bijdrage leveren tot de integratie van ethische beschouwingen bij economisch-wetenschappelijk onderzoek. Er wordt de nodige aandacht besteed aan wijsgerige reflectie gericht op persoonlijkheidsontwikkeling, zelfkennis en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ingenieur. Het samenwerken in groep en de presentatie van het gekozen wetenschapsfilosofisch onderwerp versterkt vaardigheden die binnen de opleiding tot ingenieur nodig zijn. Ook het reflecteren en de evaluatie van vakgenoten en de zelfevaluatie scherpen de geest.
Begincompetenties
Zelf kritisch durven denken.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De plaats van de toekomstige ingenieur in een snel evoluerende maatschappij komt tijdens de gastcolleges aan bod. De studenten krijgen de gelegenheid om via reflectie, vraagstelling en gesprekken dieper in te gaan in het thema wetenschap en maatschappij. In op opleidingsonderdeel 2B wordt dieper ingegaan op conflicterende rollen die een ingenieur kan opnemen. Naast de colleges wordt er in kleine groepjes gewerkt aan de uitdieping van wetenschapsfilosofische thema’s. Vanuit evaluatie en zelfevaluatie wordt de betrokkenheid en het inzicht versterkt.
Relatie met onderzoek
De studenten leren kritisch omgaan met onderzoek en hun verantwoordelijkheid op te nemen wanneer uiteenlopende belangen meespelen.
Relatie met werkveld
De studenten zijn ervan bewust dat bedrijven en instellingen, door de toenemende specialisaties meer verweven raken met moraal en techniek.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands
FITC_1213_DiHa
OO Code
Internationaal toegepaste communicatie – Frans, Engels of Duits FITC
Coördinator Lesgever(s)
Hannelore Dierickx (DiHa) Karine Evers (EvKa), Eric Caers (CaEr), Hannelore Dierickx (DiHa), Jeroen Lievens (LiJe), Ivy Verbeeck (VbIv) 3ABA-BK, 3ABA-EA-ICT, 3ABA-NT, 3ABA-VT 3 Tot.: 84u KO: 12u BKV: 12u Labo: 0u ZS: 60u Inleidend/Uitdiepend (zie “Beoordelingscriteria”)
Opleidingsfase ECTS-punten Niveau Competenties Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
De student beschikt over: 2. praktische vaardigheden 2.2 3. communicatievaardigheden 3.5, 3.6 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.13 Wat de verwachte eindcompetenties betreft, wordt er een onderscheid gemaakt tussen de verschillende talen. Met betrekking tot het Europees Referentiekader voor Talen (CEFR 2001) wordt voor Engels niveau B1 (halfgevorderden) en voor Frans niveau A2 (beginners+) als een minimum vooropgesteld en wordt er zo veel mogelijk gestreefd naar een niveau hoger (d.w.z. B2 (gevorderden) voor Engels, B1 (halfgevorderden) voor Frans). Voor Duits wordt uitgegaan van een goede A1 (beginners). Voor Duits krijgen "receptieve" vaardigheden (luisteren en vooral begrijpend lezen (teksten, handleidingen e.d.)) een belangrijkere rol toebedeeld dan voor Engels en Frans, waar voornamelijk "productieve" vaardigheden (spreken en schrijven) aan bod komen. De volgende beoordelingscriteria worden gehanteerd: De student: - kan actief en begrijpend luisteren naar anderstalige tekstfragmenten, presentaties, interviews, uiteenzettingen e.d. (E+F+D). 3.6, AC6 - kan zich mondeling helder en (syntactisch, lexicaal, fonologisch) verzorgd uitdrukken in een vreemde taal, al dan niet gebruikmakend van visuele hulpmiddelen (E+F, in mindere mate D). 3.6, AC6 - kan anderstalige teksten van algemene en/of technische aard binnen een aanvaardbaar tijdsbestek doorlezen en er leesstrategieën op toepassen met het oog op verdere inhoudelijke verwerking of bespreking (E+F+D). 3.5, 4.1, AC6, AC2, AC7 - kan zich schriftelijk helder en verzorgd uitdrukken in een vreemde taal, rekening houdend met algemeen geldende schrijfnormen en een correcte spelling (E+F, in mindere mate D). 3.6, AC6 - kan op een efficiënte manier gebruikmaken van courante multimediatoepassingen (E+F+D). 2.2, AWC4 - geeft blijk van een empathische, relatiegerichte attitude, met aandacht en begrip voor andere culturen en opinies (E+F+D). 4.13, BC11
Inhoud
In dit vak leert de student communiceren in een internationale context. In 3aba kiest de student uit het aanbod Engels, Frans of Duits één taal die hij of zij verder wenst uit te diepen. In het masterjaar (Internationale toegepaste communicatie 2) kiest de student een andere taal dan in 3aba. Tijdens de sessies begeleide kennisverwerving (semester 1) voert de student praktijkgerichte opdrachten uit waarin de vier essentiële communicatieve vaardigheden aan bod komen: luisteren, spreken, lezen en schrijven. De inhoud van de taallessen sluit zo veel mogelijk aan op de concrete leef- en leerwereld van de studenten en hun toekomstige beroepspraktijk. Er is een weloverwogen mix van algemene en meer technisch gerichte topics. Tegen het einde van semester 2 werkt de student een vakoverschrijdende opdracht uit in dezelfde taal. Daartoe formuleert hij of zij zélf een voorstel, in overleg met de betrokken taaldocent en (optioneel) met één of meerdere lectoren technische vakken. Enkele voorbeelden: een internationale stage in het buitenland; een gedeelte van de bachelorproef in een andere taal uitwerken; de uitwerking van een anderstalige blog of website die aansluit bij een technisch of economisch vak; de uitwerking van een anderstalig bedrijfsbezoek; een uitvoerige anderstalige presentatie aansluitend op de vakinhoud van een technisch vak; het opstellen en mondeling verdedigen van een anderstalige paper; actieve deelname aan en rapportering over een internationale week at home; enz.
Werkvorm
Tijdens de BKV-sessies (semester 1, 2 sp) voert de student praktijkgerichte opdrachten uit in de gekozen vreemde taal waarin de vier essentiële communicatieve vaardigheden aan bod komen: luisteren, spreken, lezen en schrijven. Tegen het einde van semester 2 werkt de student zelfstandig een vakoverschrijdende taak uit in dezelfde taal (1 sp).
Studiemateriaal
De docenten stellen eigen up-to-date en recent cursusmateriaal ter beschikking van de studenten.
Examenvorm
Dit vak wordt 100% beoordeeld via permanente evaluatie. Er geldt verplichte aanwezigheid op alle evaluatiemomenten (incl. vakov. opdr.). Er is geen mogelijkheid tot vervangend examen als 2e examenkans. 100% permanente evaluatie Voor de PE is er geen tweede examenkans: de punten van de eerste examenkans blijven behouden.
1ste examenkans 2de examenkans
FITC_1213_DiHa
OO Code
Internationaal toegepaste communicatie – Frans, Engels of Duits FITC
Algemene visie
De nadruk op internationalisering wordt almaar groter en de kans dat studenten in een internationale context zullen tewerkgesteld worden ook. Daarnaast verwacht en vereist het beroepenveld talenkennis. Ook de afgestudeerden geven aan dat vreemdetalenkennis belangrijk is. Heel wat studies tonen aan dat de talenkennis van studenten in het hoger onderwijs nog heel wat beter kan en daarnaast verwatert talenkennis ook zeer snel. Studenten uit deze opleiding hebben dus nood aan een vak zoals ‘internationale toegepaste communicatie’ en krijgen de keuze tussen de drie talen Engels, Duits en Frans. In ‘Internationale toegepaste communicatie 1’ (3aba) selecteert de student uit dat aanbod één keuzetaal, in ‘Internationale toegepaste communicatie 2’ een andere taal.
Begincompetenties
Wat de begincompetenties betreft, wordt voor Engels en Frans voortgebouwd op de kennis en vaardigheden vergaard tijdens ‘Onderzoek en communicatie 1’ (1aba) en ‘Onderzoek en communicatie 2’ (2aba). Voor Duits is er geen voorkennis vereist (begincompetentie A1 (beginners) in Europees Referentiekader voor Talen).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Het opleidingsonderdeel ‘internationale toegepaste communicatie 1’ maakt deel uit van de leerlijn ‘onderzoek en communicatie’. De vaardigheden die in dit opleidingsonderdeel ontwikkeld worden, bouwen – voor de talen Engels en Frans - voort op ‘onderzoek en communicatie 1’ (1aba, FOCO1) en ‘onderzoek en communicatie 2’ (2aba, FOCO2).
Relatie met onderzoek
Vreemde talen maken deel uit van de leerlijn ‘onderzoek en communicatie’ en hebben vooral ondersteunende rol bij het onderzoek in het kader van bachelorproef (3aba) en masterproef (master). In het opleidingsonderdeel wordt gewerkt met wetenschappelijke teksten uit lopend onderzoek. Deze teksten worden dan begrijpend gelezen of er worden leesoefeningen, woordenschatoefeningen e.d. op toegepast. Ook in de vakoverschrijdende opdracht worden er onderwerpen behandeld die aansluiten bij het onderzoek van de opleiding.
Relatie met werkveld
Kennis en beheersing van vreemde talen is heel belangrijk in de huidige geglobaliseerde industriële wereld. Dat blijkt ook uit de rapporten van de afgelopen visitatiecommissies en diverse enquêtes van het werkveld en de industrie.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Engels/Frans/Duits/Nederlands - Aanvullend leermateriaal: Oefeningen, teksten e.d. via elektronisch leerplatform en eigen up-todate cursusmateriaal van docent. - Aanvullende informatie over evaluatie en puntenverdeling: Verplichte aanwezigheid op alle evaluatiemomenten
FSBP_1213_GeEl
OO Code
Small Business Project FSBP
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Elke Geyskens (GeEl) Elke Geyskens (GeEl) 3ABA-BK, 3ABA-EM, 3ABA-AE, 3ABA-EA-ICT, 3ABA-NT, 3ABA-VT 3 Tot. 84u KO: 0u BKV: 41u (13+28) Labo: 0u Uitdiepend
Competenties
De student: 1. beschikt over een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4 2. beschikt over praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 3. beschikt over communicatievaardigheden 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 4. beschikt over algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13 5. kan functioneren in een bedrijfscontext 5.1, 5.2, 5.3 6. beschikt over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 43u
De student: - kan inzichten uit verschillende disciplines aan elkaar relateren, d.w.z. heeft niet alleen oog voor technische details, maar ook voor het "grotere geheel" en is bereid om groepsbelang voor te laten gaan op eigenbelang (individueel standpunt). AC2, AC7, AWC4, BC8, AC5, BC1, BC9, BC7, AWC3, BC10, BC5, BC11 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13 - kan op eigen initiatief handelen: de eigen zaken afhandelen, zonder onnodig te verwijzen naar anderen en gaat op een kritische manier om met informatie. AC2, AC7, AWC4, BC8, AC5, BC1, BC9, BC7, AWC3, BC10, BC5, BC11, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13 - toont een grote inzet en werkkracht, respecteert deadlines en past de principes van efficiënt time management toe. AC2, AC7, AWC4, BC8, AC5, BC1, BC9, BC7, AWC3, BC10, BC5, BC11, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13 - kan op een creatieve manier ideeën ontwikkelen en uitwerken. AC1, AWC4, AC2, AWC1, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7 - voert een marktstudie uit. WC1, AC1, AWC4, AC2, AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7 - kan een businessplan opmaken, d.w.z.: zoekt actief naar aandeelhouders, houdt een portfolio bij, voert een kostprijsberekening uit van een gekozen product/dienst, stelt een rendabiliteitsanalyse op. WC1, BC6, AC1, AWC4, AC2, AWC1, 5.1, 5.2, 5.3, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7 - heeft commerciële vaardigheden, d.w.z.: kan een loonadministratie uitvoeren., opent en beheert een bankrekening, houdt boekhoudkundige documenten bij zoals een bankboek, kasboek, inventarisboek, aankoopboek en verkoopboek en kan bestellingen noteren, stelt correcte facturen op. AC2, AC6, AC7, AWC4, BC8, AC5, BC1, BC9, BC7, AWC3, BC10, BC5, BC11 , 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13 - geeft via netwerking aan inzicht te hebben in de werking van het bedrijfsleven, kan een algemene vergadering organiseren en kan mondeling op efficiënte, heldere wijze rapporteren, informeren en/of instrueren. AC2, AC6, AC7, AWC4, BC8, AC5, BC1, BC9, BC7, AWC3, BC10, BC5, BC11, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13 - kan op een heldere, verzorgde manier een PowerPointpresentatie geven, rekening houdend met algemene presentatierichtlijnen. AWC4, AC6, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6 - kan de commerciële vaardigheden van een verkoper toepassen in verkoopsituaties AC6, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6 - kan een heldere, goed gestructureerde zakelijke brief of tekst schrijven (van informatieve, persuasieve, evaluerende of om informatie verzoekende aard) en kan bij de opmaak van een rapport of schrijfstuk van enige lengte een goede basisstructuur opbouwen. AWC4, AC6, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6
Inhoud
Studenten starten een eigen onderneming op en worden hiervoor ingedeeld in groepjes van 4 à 5. Ze kiezen een product of dienst die ze willen aanbieden op de markt. Daarna doen ze alles wat een écht bedrijf ook doet: kapitaal verzamelen, functies verdelen, ontwerpen en productie opstarten, kwaliteit product/dienst waarborgen, contacten leggen met klanten, boekhouding bijhouden, vergaderen, presentaties geven enz. Studenten worden hierbij nauw begeleid door de docenten en door Vlajo.
Werkvorm
Projectonderwijs met intensieve begeleiding volgens het "just-in-time"-principe: hulp en feedback in diverse stadia van het ondernemersproject.
Studiemateriaal
Elektronisch leerplatform: cursus "Small Business Project". Cursus: “Start Up Kit Small Business Projects. Afstuderen in eigen bedrijf door Vlajo.” Portfolio: draaiboek van het SBP. Het is een belangrijk instrument bij de evaluatie omdat alle relevante informatie hierin wordt verzameld.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
100% Permanente evaluatie. Het belangrijkste evaluatiecriterium is de mate waarin de studenten erin slagen de diverse vereiste vaardigheden en inzichten te integreren in hun concrete projectwerkzaamheden. Voor PE is er geen tweede examenkans: punten van 1ste examenkans blijven behouden.
FSBP_1213_GeEl
OO Code
Small Business Project FSBP
Algemene visie
Via Small Business Projects (SBP’s) worden proefondernemingen opgestart in de hogescholen van Vlaanderen. Een SBP stelt de jongeren al tijdens hun studie in de gelegenheid om zich een reëel beeld te vormen van tal van aspecten van het ondernemerschap en de opstart van een eigen zaak. Maar vooral de attitude tot ondernemerschap wordt ontwikkeld. De SBP’s geven daarbij een extra dimensie aan de opleiding. Via de krachtige leerervaringsformule en het SBP-businessplan zijn de jongeren in staat om belangrijke ondernemersvaardigheden te ontwikkelen en te testen.
Begincompetenties
De studenten hebben de eerste twee opleidingsjaren de nodige technische kennis en vaardigheden vergaard om een bepaald product te kunnen ontwerpen en produceren of een bepaalde dienst te kunnen leveren.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
geen
Relatie met onderzoek
geen
Relatie met werkveld
Studenten gaan op zoek naar een droomcoach en verkopen hun product zowel aan particulieren als bedrijven. Deze bedrijven worden ook uitgenodigd op de stichtingsvergadering.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullend leermateriaal: elektronisch leerplatform en website VlaJo www.vlajo.org Na registratie kunnen studenten hier terecht om bijkomende informatie op te zoeken en elektronische documenten te downloaden. Elk SBP heeft een aparte webruimte en dient hierin onder andere de SBP-gegevens aan te vullen. - Aanvullende informatie over evaluatie en puntenverdeling: Het belangrijkste evaluatiecriterium is de mate waarin de studenten erin slagen de diverse vereiste vaardigheden en inzichten te integreren in hun concrete projectwerkzaamheden.
FCHIP_1213_MeNe
OO Code
Chipdesign FCHIP
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Nele Mentens (MeNe) Nele Mentens (MeNe) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
Lab: 12u
ZS: 54u
De student kan: Theorie: - uitleggen hoe een chipontwerp met standaardcellen gebeurt en de verschillende place & route methodes uitleggen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - een CMOS schakeling omzetten naar een dynamische CMOS schakeling, rekening houdend met de regels voor cascadeschakelingen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - de voor- en nadelen en problemen bij dynamische CMOS schakelingen uitleggen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de werking en de voor- en nadelen van de volgende datapad operatoren uitleggen: ripple-carry, carrylookahead, carry-select, conditionele som, ripple-carry, carry-save, booth, Wallace tree, pariteitsgenerator, comparator, zero/one detector 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2,AWC13 - een compacte lay-out van een schakeling tekenen met behulp van Euler paden 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - uitleggen welke soort verbindingen er op een IC kunnen gemaakt worden en de eigenschappen van deze verbindingen geven 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de voor- en nadelen en de problemen/oplossingen bij biCMOS schakelingen uitleggen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - een basispoort in CMOS omzetten naar biCMOS 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - uitleggen wat stuck-at-1 en stuck-at-0 fouten zijn 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de Booleaanse afgeleide van een combinatorische schakeling berekenen en gebruiken voor het vinden van de testpatronen die nodig zijn om alle stuck-at fouten te testen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - het verschil tussen controleerbaarheid en observeerbaarheid uitleggen, de verschillende vormen opsommen en toepassen in digitale schakelingen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - het D-algoritme gebruiken om een stuck-at fout op een bepaalde plaats in een combinatorische schakeling te ontdekken 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - de volgende test methodes uitleggen: scan-pad technieken, partial scan, parallelle scan, built-in self test, memory self test, JTAG 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2,AWC13 - de architectuur van een SRAM geheugen tekenen en uitleggen hoe een SRAM geheugen verbeterd kan worden 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de architectuur van een DRAM geheugen tekenen en uitleggen hoe een DRAM geheugen verbeterd kan worden 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - uitleggen wat een CAM geheugen is en een CAM geheugen cel tekenen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - het principe van latch-up uitleggen en toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 Project: - de verschillende stappen in het ontwerp van een analoge en/of digitale chip uitvoeren 2.1, 2.2, 2.3, 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11,6.3, 6.4, 6.5, 6.7,AC11,AC12,AWC4,AWC11
Theorie: - VLSI inleiding - Ontwerp met standaardcellen - Dynamische CMOS schakelingen - Datapad operatoren - Complexe cel lay-out met Euler paden
-
Verbindingen op IC BiCMOS schakelingen CMOS testmethodes Geheugens op IC Latch-up
Project: - Ontwerp van een chip
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + zelfstandig project
Studiemateriaal
Cursus op Toledo en bij de cursusdienst: “Ontwerptechnieken en –methodes voor VLSI ontwerp ” Lesnota’s
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie project Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + praktische opdracht
FCHIP_1213_MeNe
OO Code
Chipdesign FCHIP
Algemene visie
Doordat de ontwikkeling van chips een sterke groei kent, is het belangrijk om de technieken die gebruikt worden bij het ontwerpen van analoge en digitale chips uit de doeken te doen. De studenten wordt gevraagd om te redeneren over reeds vergaarde kennis en deze kennis te gebruiken om nieuwe, complexere technieken te begrijpen. Er wordt vorming verzekerd die aan de basis ligt van het opbouwen en analyseren van verschillende industriële toepassingen en industriële systemen.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FELO1), digitale elektronica (FDIG1) en micro-elektronica (FMICELO).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De voorkennis van de studenten bij de start van dit vak is digitale en analoge basiselektronica, samen met het vervolg op de basiselektronica, handelend over componenten zoals OPAMP’s, maar ook over transistorconfiguraties. Dit vak gaat vooral over de technieken die gebruikt worden voor het ontwerpen van analoge en digitale chips.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek. Verder doorloopt het praktisch gedeelte van het vak de stappen die in het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe chips ook worden gevolgd. De studenten leren om, vertrekkende van gegeven specificaties, een chip te ontwerpen. Het onderwerp van het project is ook steeds gelinkt aan het onderzoek van de docenten.
Relatie met werkveld
De studenten leren technieken die nodig zijn voor het ontwerpen van digitale en analoge chips, hetgeen in vele high-tech bedrijven wordt toegepast.
Aanvullende info
Bij het evalueren van de studenten zal de aandacht vooral gericht zijn op het toepassen van de aangeleerde technieken en methodes.
FCLOUD_1213_AeKr
OO Code
Service Oriented Architecture (SOA) en Cloud Computing FCLOUD
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Kris Aerts (AeKr) Kris Aerts (AeKr), Leo Rutten (RuLe), Koen Gilissen (GiKo) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 85u KO: 6u BKV: 24u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime veelzijdige, wetenschappelijk en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,2,3,4,5 en 7 2. praktische vaardigheden 2.1,2.2,2.3,2.4 3. communicatievaardigheden 3.1,3.2,3.3,3.4 4. algemene beroepsattitudes 4.1,4.2,4.3,4.4,4.6,4.10,4.11,4.12,4.13 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig denken 6.1,3,4,5,6,7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Labo: 0u
ZS: 55u
De student kan - de voor- en nadelen van SOA en Cloud Computing toelichten, zowel in het algemeen als in een concreet geval van een specifieke toepassing AC1/ AC2/AC6/AC7/AC12/AWC4/AWC13/BC2 – 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.7,3.2,3.3,3.4,4.1,4.4,4.6,4.13,6.1,6.3,6.4,6.7 - de behandelde technologieën bij SOA toepassen en de samenwerking uitleggen AC1/ AC2/AC6/AC7/WC1/BC2 – 1.1,1.2,1.7,2.4,3.2,4.1,6.3 - de algemene principes van XML benoemen AC1/ AC2/AC6/AC7/AWC4/WC1/BC2 – 1.1,1.2,2.4,3.2, - een Service Oriented Architectuur opzetten en een programma hierin ontwikkelen AC2/ AC7/AC11/AWC4/BC2 – 1.2,1.3,1.4,2.1,2.2,2.3,3.1,3.2,4.1,4.2,4.3,4.6,4.10,4.11,4.12,6.5,6.6
Inhoud
Het verschil tussen gewone geïntegreerde applicaties, een Service Oriented Architectuur en Cloud Computing met een overzicht van de voor- en nadelen van de verschillende systemen Een overzicht van de belangrijkste (basis)technologieën bij SOA ◦ SOAP en REST ◦ WSDL ◦ Enterprise Service Bus (ESB) Een algemeen overzicht van XML aangezien dit aan de basis ligt van bovenstaande technologieën Varianten van Cloud Computing: SaaS, PaaS en IaaS (Software/Platform/Infrastructure as a Service) en Service Level Agreements (SLA) Een korte bespreking van web 2.0-mashups, waar diensten van bv. Facebook, Twitter, Google, .. gebruikt worden Het concreet toepassen van bovenstaande concepten in een toepassing die gebruikt maakt van services ontwikkeld in verschillende programmeertalen en platformen ◦ We bekijken hierbij ook de mogelijkheid om een 6LowPan-toestel te integreren in de applicatie met behulp van de webserver-technologie die ondersteund wordt door 6LowPan
Werkvorm
De context en het overzicht worden aangereikt in (interactieve) hoorcollege, terwijl de details, de uitvoering en de praktische vaardigheden aan bod komen projectlabo’s op PC.
Studiemateriaal
Specifieke cursus, ontwikkeld door de betrokken docenten. Aanvullend materiaal en verwijzingen naar extra bronnen via http://ontwerpen1.khlim.be/~lrutten/cursussen/fcloud/ en het elektronisch leerplatform
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Permanente evaluatie in de vorm van medewerking aan de geïntegreerde applicatie, en mondeling examen met schriftelijke voorbereiding Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding
FCLOUD_1213_AeKr
OO Code
Service Oriented Architecture (SOA) en Cloud Computing FCLOUD
Algemene visie
Nadat we in de vorige softwareontwikkelingsvakken voornamelijk monolitische applicaties ontwikkeld hebben in één programmeertaal, gaan we in dit opleidingsonderdeel de situatie opentrekken en aparte services met elkaar samenbrengen in een applicatie. Dit gaat via het thema van Service Oriented Architectures. De stap naar Cloud Computing is dan snel gezet. Concreet gaan we zo verder op de leerlijn van Java in 1ABA en 2ABA sem 1 over databases met Java én C# in 2ABA sem 2 naar SOA en Cloud Computing over toepassingen die op verschillende platformen (bv. Java, PHP, .net, C/C++, …) kunnen draaien en die geïntegreerd moeten worden. Op die manier integreren we ook een hot topic in onze opleiding. Tenslotte versterken we ook de link tussen elektronica en ICT, want dit concept is ook geschikt voor hardware: denk maar aan 6LowPan waar de devices een webserver hebben, zodat we die in een SOA-platform kunnen integreren. Dat is trouwens een trend die we meer en meer zien, dat er webservers geinbouwd worden in embedded systemen Ook XML komt op die manier redelijk uitgebreid aan bod.
Begincompetenties
Er wordt verwacht dat de student basisalgoritmes kan implementeren en dat hij/zij de basiskennis van het objectgeoriënteerd ontwerpen en databanken heeft. De student moet bovendien vertrouwd zijn met basisconcepten van internet.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Om toepassingen in verschillende talen te integreren, moet je op zijn minst die verschillende talen kennen. Daarom is er als voorkennis minstens een aantal programmeervakken nodig, zonder daarom expliciet vast te leggen welke programmeervakken of programmeertalen nodig zijn. In die zin is er geen strikte volgtijdelijkheid met concrete vakken, maar dit vak kan niet gevolgd worden zolang er niet op zijn minst twee programmeervakken gevolgd zijn. Dit vak vormt een goede basis en dieper inzicht voor de softwarevakken in de master.
Relatie met onderzoek
Rond deze nieuwe ontwikkelingen wordt actief onderzoek verricht op verschillende universiteiten en gespecialiseerde bedrijven. De betrokken docenten zijn op dit moment vooral gebruikers en integreerders van deze technologie, zoals in het Open Garments-platform (FP7) dat zij gebouwd hebben en dat gebruikt maakt van SOA en OpenESB. 6LowPan is het onderwerp van een Tetraproject van EHB en KHLim.
Relatie met werkveld
Zoals we al aanhaalden in de algemene visie, is SOA en vooral Cloud Computing een hot topic in de ICT-sector. Verschillende softwarebedrijven richten zich exclusief tot SOA en/of Cloud Computing, en ook grote namen zoals Google en Microsoft gooien zich volledig op die markt.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: verschillende bronnen waarnaar tijdens de lessen verwezen wordt - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling:nihil
FDCOM_1213_BoJa
OO Code
Datacommunicatie FDCOM
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Jan Boutsen (BoJa) Jan Boutsen (BoJa), Leo Rutten (RuLe), Frank Appaerts ( ApFr) 3ABA-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Labo: 10u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 56u
De student kan volgende punten beschrijven, situeren, analyseren en realiseren: Theorie: - Beginselen van netwerken , OSI model en industriestandaard , Netwerktopologieën , IP adressering inclusief subnetmasks en een eenvoudig netwerk ontwerp 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - Routertheorie en routertechnologie, eenvoudige routerconfiguraties, gerouteerde en routeringsprotocollen , introductie LAN switching 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - Kritisch denken rond datacommunicatiesystemen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - Gevorderde routering en switching, geavanceerde routerconfiguraties, LAN switching, netwerkbeheer, gevorderd netwerkontwerp 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - inzicht in de verschillende netwerktechnieken, die toegepast worden in moderne LAN/MAN/Wan netwerken. 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - Projectgeoriënteerd leren, geavanceerde netwerkontwerpprojecten en netwerk-beheerprojecten 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - Recente protocollen in multimedia- en embedded systemen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2/ Lab: - basisvaardigheden binnen de datacommunicatietechnieken 2.1,2.2,2.3,AC1/AWC4/BC2/BC4 - in staat te zijn een datanetwerk te doorgronden en op basis van gegeven en gevraagde specificaties te bespreken, analyseren, optimaliseren en te (her-)ontwerpen. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van de kennis van een of meerdere van bovengenoemde competenties. 2.1,2.2,2.3,AC1/AWC4/BC2/BC4
Inhoud
Theorie: Door de opkomst van het Internet zijn netwerken (en het al dan niet functioneren ervan) een deel van het dagelijkse leven geworden. Netwerken zijn gebaseerd op dataprotocollen en deze cursus schetst een overzicht van de verschillende netwerktopologieën, verbindingstypes en data-instellingen gebruikt in hedendaagse netwerken. Lab: Inoefenen en toepassen van de basisvaardigheden binnen de datacommunicatietechnieken. Aanbrengen van praktische kennis en inzicht m.b.t. basisprincipes, de werking en de prestatie van datanetwerken en netwerktechnieken voor datacommunicatie via praktijk en simulatie. Een praktisch inzicht geven in het ontwerpen, implementeren en onderhouden van computernetwerken. Diverse labo opstellingen wordt gerealiseerd waarmee de studenten stelselmatig de werking van het netwerk praktisch realiseren en optimaliseren. Een computerconfiguratie met netwerkapparatuur op verschillende niveau's staat ter beschikking. Deze bestaat uit repeaters/ hubs, switches, routers, routing switches en firewalls . Inoefenen en toepassen van de basisvaardigheden en technieken binnen de Wireless protocollen en protocollen in multimedia- en embedded systemen.
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde voorbeelden, toepassingen en oefeningen + lab
Studiemateriaal
Theorie: Boek ‘Sybex CCNA Cisco Certified Network Associate Study Guide, 7 edition Todd Lammle bij de cursusdienst en op Toledo + aanvullingen via cursusdienst en op Toledo Lab: opgaven bij de cursusdienst, PC-software en Cisco netwerkapparatuur beschikbaar in het lab Aanvullend: CISCO NETWORKING ACADEMY PROGRAM, CCNA 1 and 2 Companion Guide, Third Edition, Cisco Press, Indianapolis - USA CISCO NETWORKING ACADEMY PROGRAM, CCNA 3 and 4 Companion Guide Comer, Douglas E., Computer Networks and Internets, PrenticeHall, 2004 Hall, Eric A. Internet Core Protocols, O'Reilly, 2000 Kurose, James F. en Ross, Keith W., Computer Networking, Addison-Wesley, 2004 Tanenbaum, Andrew S., Computer Networks, Prentice Hall, 2003 CCNA, Cisco Certified Network Associate Studie guide, Todd Lammle.
FDCOM_1213_BoJa
OO Code Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Datacommunicatie FDCOM Theorie: mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab: permanente evaluatie Theorie: mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab: overdracht punten permanente evaluatie uit 1ste examenkans
Algemene visie
Het doel is kennis en inzicht te verwerven op verschillende abstractieniveaus met systeembeschouwing Informatietransport op basis van datacommunicatie vormt de ruggengraat onze maatschappij. In een ste hoger tempo dienen zich nieuwe datatechnieken en protocollen aan om informatie uit te wisselen. Naas communicatie van spraak, is er de vraag naar de mobiele en zelfs wereldwijde communicatie van data, beelden en teksten. Het aantal gebruikers van draadgebonden en draadloze infrastructuren en de daar gepaard gaande ontwikkeling van nieuwe diensten groeit nog altijd. De toenemende draadloze mogelijkheden, de diversiteit en complexiteit plaatsen zowel de netwerkbeheerder als de netwerkgebrui voor moeilijke keuzen. Met name de explosief groeiende vraag naar meer bandbreedte en beveiliging maakt het niet eenvoudig te komen tot een optimale oplossing voor de groeiende communicatiebehoeften.
Begincompetenties
De vereiste voorkennis om deze cursus aan te vatten is het vak FDIG1, FEL01 en 2.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De kennis opgedaan in de vakken analoge en digitale elektronica wordt hier toegepast met raakpunten met andere opleidingsonderdelen, zowel in de bachelor als in de master.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof.
Relatie met werkveld
Dit vak behandelt de basisstappen en –componenten die nodig zijn voor het ontwikkelen en programmeren van een datanetwerk. Het volgen van de cursus zet de student ook aan om deel te nemen aan het examen voor het behalen van een officieel Cisco Certified Network Associate (CCNA)certificaat.
Aanvullende info
Er wordt getoetst of de studenten of een academische en ook een systematische manier (kleine) netwerksystemen kunnen opbouwen, testen en analyseren, alsook deze systemen te kunnen aanpassen. Projectgeoriënteerd leren, geavanceerde netwerkontwerpprojecten en netwerkbeheerprojecten worden toegepast.
FDIG2_1213_MeNe
OO Code
Digitaal ontwerp 2 FDIG2
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Nele Mentens (MeNe) Nele Mentens (MeNe), Frank Appaerts (ApFr), Dirk Smets (SmDi), 3ABA-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Labo: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 54u
De student kan: Theorie: - de werking van een SRAM- en DRAM-geheugen uitleggen en toepassen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - de werking van een ROM-, PROM-, EPROM- en EEPROM-geheugen uitleggen en toepassen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - de werking van een FIFO, LIFO, CCD en seriële (E)EPROM uitleggen en toepassen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - de werking van een SPLD (ROM, PLA en PAL) uitleggen en toepassen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - de werking van een CPLD en FPGA uitleggen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 - een gegeven digitale component in VHDL beschrijven 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2/AWC4/BC2 - gegeven VHDL-code analyseren en de architectuur van de bijhorende digitale schakeling tekenen 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2/AWC4/BC2 - uitleggen welke technieken er bestaan voor de optimalisatie van FSM’s 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1/AC2 Lab: - een gegeven digitaal probleem opsplitsen in gekende deelfuncties 2.1,2.2,2.3,AC1/AWC4/BC2/BC4 - deze deelfuncties in VHDL beschrijven, simuleren met een do-file, synthetiseren, implementeren en de FPGA configureren 2.1,2.2,2.3,AC1/AWC4/BC2/BC4
Inhoud
Theorie: 1. Geheugens: RAM (SRAM, DRAM), ROM (masker ROM, PROM, EPROM, EEPROM), seriële geheugens (FIFO, LIFO, CCD, seriële (E)EPROM) 2. Programmeerbare logica: SPLD (ROM, PLA, PAL), CPLD, FPGA 3. Digitaal ontwerp m.b.v. VHDL Inleiding Entiteiten en architecturen Bibliotheken en packages Combinatorische logica Concurrente en sequentiële statements Synchrone logica Loops Finite State Machines Uitgewerkt voorbeeld: stappenmotor Lab: Praktische kennismaking met VHDL voor programmeerbare logica: VHDL-editor, simulatie met do-file, synthese en implementatie, configuratie
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + lab
Studiemateriaal
Theorie: cursus bij de cursusdienst en op Toledo Lab: opgaven bij de cursusdienst, PC-software en FPGA-bordjes beschikbaar in het lab Aanvullend: “Hardware beschrijven en simuleren in VHDL”, Steven Redant “Programmeerbare logica van 0 en 1 tot FPGA”, Vincent Himpe
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Theorie: mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab: praktisch gerichte vraag tijdens theorie-examen + permanente evaluatie Theorie: mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab: praktisch gerichte vraag tijdens theorie-examen + overdracht punten permanente evaluatie uit 1ste examenkans
FDIG2_1213_MeNe
OO Code
Digitaal ontwerp 2 FDIG2
Algemene visie
Om de efficiëntie van elektronische systemen te verhogen, worden gegevens zoveel mogelijk verwerkt m.b.v. digitale logica. Aangezien de complexiteit van elektronische systemen steeds toeneemt, is er noo aan ontwerpmethoden op een hoger niveau van ontwerpabstractie. VHDL is een voorbeeld van een hardwarebeschrijvingstaal die toelaat om digitale systemen te beschrijven op een zeker abstractie-nivea Er zijn evenwel verschillende andere methoden op een nog hoger niveau van ontwerpabstractie en het ontwikkelen van deze methoden maakt deel uit van een actief en actueel onderzoeksdomein. Toch is he belangrijk om de studenten eerst de taal VHDL en de achterliggende ontwerpstrategieën aan te leren, o zo in de toekomst makkelijk de link te kunnen leggen met andere ontwerpmethoden. VHDL kan zowel voor het ontwerpen van ASIC’s als FPGA’s gebruikt worden. Dit vak focust op FPGA-ontwerp, omdat dit toelaat om het ontwerp te laten implementeren en testen door de studenten.
Begincompetenties
De vereiste voorkennis om deze cursus aan te vatten is het vak FDIGE.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De digitale componenten die in FDIGE aan bod komen, worden in dit vak in VHDL beschreven en gebruikt voor het ontwerpen van grotere digitale systemen. Het vak FDIG3B gaat een stap verder door nog complexere systemen aan te pakken.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof.
Relatie met werkveld
Dit vak behandelt de basisstappen en –componenten die nodig zijn voor het ontwikkelen van een digitaal systeem. Deze kennis is noodzakelijk om in een bedrijf te kunnen werken waar digitale systemen ontwikkeld worden. Praktische kennis van een hardwarebeschrijvingstaal zoals VHDL volgt eveneens de huidige ontwikkelingen in dit soort bedrijven.
Aanvullende info
Er wordt getoetst of de studenten of een systematische manier (kleine) digitale systemen kunnen opbouwen en analyseren, alsook deze systemen in VHDL kunnen beschrijven.
FDIG3_1213_MeNe
OO Code
Digitaal ontwerp 3 FDIG3
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Nele Mentens (MeNe) Nele Mentens (MeNe), Frank Appaerts (ApFr), Dirk Smets (SmDi), 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Lab: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 54u
De student kan: Theorie: - vertrekkende van een reëel probleem, de VHDL code schrijven die toelaat een automatische synthese uit te voeren naar een FPGA die de gewenste functie implementeert 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4 - de werking van de geschreven code simuleren aan de hand van een goed ontworpen testbench 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4 Lab: - een gegeven digitaal probleem opsplitsen in gekende deelfuncties 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4 - deze deelfuncties in VHDL beschrijven en simuleren met een goed ontworpen testbench 2.1,2.2,2.3,BC2/BC4/AWC13/AWC4
Inhoud
Theorie: - Testbenches - Uitlezing van een CCD array - Ontwerp van een modulaire opteller/aftrekker - Implementatie van het stroomcijfer Trivium - Ontwerp van een microprocessor Lab: Praktische oefeningen op FPGA met toenemende complexiteit: ontwerp van digitale schakelingen en testbenches m.b.v. VHDL
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + lab
Studiemateriaal
Theorie: cursus bij de cursusdienst en op Toledo Lab: opgaven bij de cursusdienst, PC-software en FPGA-bordjes beschikbaar in het lab Aanvullend: “Hardware beschrijven en simuleren in VHDL”, Steven Redant
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Praktisch examen: ontwerp in VHDL met behulp van een synthese- en simulatietool (open boek) Zelfstandige opdracht: schrijven van een testbench voor een gegeven ontwerp Praktisch examen: ontwerp in VHDL met behulp van een synthese- en simulatietool (open boek) Zelfstandige opdracht: schrijven van een testbench voor een gegeven ontwerp
FDIG3_1213_MeNe
OO Code
Digitaal ontwerp 3 FDIG3
Algemene visie
Om de efficiëntie van elektronische systemen te verhogen, worden gegevens zoveel mogelijk verwerkt m.b.v. digitale logica. Aangezien de complexiteit van elektronische systemen steeds toeneemt, is er nood aan ontwerpmethoden op een hoger niveau van ontwerpabstractie. VHDL is een voorbeeld van een hardwarebeschrijvingstaal die toelaat om digitale systemen te beschrijven op een zeker abstractie-niveau. Er zijn evenwel verschillende andere methoden op een nog hoger niveau van ontwerpabstractie en het ontwikkelen van deze methoden maakt deel uit van een actief en actueel onderzoeksdomein. Toch is het belangrijk om de studenten eerst de taal VHDL en de achterliggende ontwerpstrategieën aan te leren, om zo in de toekomst makkelijk de link te kunnen leggen met andere ontwerpmethoden. VHDL kan zowel voor het ontwerpen van ASIC’s als FPGA’s gebruikt worden. Dit vak focust op FPGA-ontwerp, omdat dit toelaat om het ontwerp te laten implementeren en testen door de studenten.
Begincompetenties
In het vak DIG4 worden de syntax-regels van de hardware-beschrijvingstaal VHDL aangeleerd, alsook v voorkomende ontwerp-structuren. Deze onderwerpen worden toegepast in DIG5, waar het begrijpen en realiseren van grotere ontwerpen in VHDL aan bod komen. In het vak CHONT wordt een digitale chip ontworpen met behulp van standaardcellen. De studenten hanteren hiervoor de meest gebruikte methode voor dit soort ontwerp, nl. het beschrijven van de hardware in VHDL. In DIG5 worden de vaardigheden aangeleerd die hiervoor nodig zijn.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Bij de start van dit vak hebben de studenten basiskennis van digitale elektronica en van de syntax van VHDL. De reeds gekende digitale componenten worden nu gebruikt om complexe schakelingen te ontwerpen.
Relatie met onderzoek
Een aantal van de praktische voorbeelden die besproken worden, zijn gerelateerd aan het onderzoek van de docent. Er wordt dan ook verwezen naar de wetenschappelijke artikels die dit onderzoek beschrijven. Verder is dit vak onderzoeksgerelateerd in de zin dat er in toegepast onderzoek naar efficiënte digitale schakelingen veelvuldig gebruik wordt gemaakt van VHDL.
Relatie met werkveld
Voor het ontwerp van digitale chips met behulp van standaardcellen wordt in bedrijven dikwijls gebruik gemaakt van de hardware-beschrijvingstaal VHDL. Verder worden FPGA’s als prototype of als eindprod aangewend in bedrijven. In DIG5 worden voorbeelden van digitale ontwerpen in VHDL gegeven. De studenten moeten na dit vak eveneens in staat zijn om zelf een ontwerp te realiseren.
Aanvullende info
De evaluatie zal bestaan uit het realiseren van een implementatie met gegeven beschrijving. Het resulta moet gesynthetiseerd en gesimuleerd worden. Verder wordt er door de studenten zelfstandig een testbe gerealiseerd. Het resultaat van deze opdracht wordt in de laatste labozitting (of bij de tweede examenka na het praktisch examen) door de docent geëvalueerd.
FELO3_1213_GeJa
OO Code
Toegepaste analoge elektronica FELO3
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Jan Genoe (GeJa) Jan Genoe (GeJa), Jan Boutsen (BoJa), Frank Appaerts (ApFr) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: .18u Labo: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
ZS: 54u
De student kan: - de werking van (lineaire en niet-lineaire) OpAmp schakelingen verklaren WC1,AC1,AC2,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - de werking van OTA schakelingen en comparator schakelingen verklaren WC1,AC1,AC2,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - de schematische voorstelling van verschillende OpAmp schakelingen tekenen WC1,AC1,AC2,1.1,1.2, 1.3,1.5,1.6 - de werking van verschillende hoogfrequent vermogensversterkers verklaren en toepassen tekenen WC1,AC1,AC2,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - een hoogfrequent vermogenversterker dimensioneren AWC1,AWC4,2.2,2.3,6.1,6.4,6.6 - een OPAmp schakeling opbouwen, uitmeten en verifiëren. AWC1,AWC4,2.2,2.3,6.1,6.4,6.6 - Een klasse C en Klasse D versterker simuleren. AWC1,AWC4,2.2,2.3,6.1,6.4,6.6 Theorie Lineaire OpAmp schakelingen en actieve filtercircuits Niet-lineaire OpAmp schakelingen OTA schakelingen en comparator schakelingen Hoogfrequent versterkerschakelingen o Klasse C en Klasse F versterkers o Klasse D en Klasse E versterkers Labo Opamp schakelingen Simulatie in Spice van Klasse C en Klasse D versterkers
Werkvorm
Hoorcollege
Studiemateriaal
Cursus op de elektronische leeromgeving & Lesnota’s
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie labo Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + opdracht in verband met het labo
FELO3_1213_GeJa
OO Code
Toegepaste analoge elektronica FELO3
Algemene visie
Deze cursus heeft tot doel de studenten een verdere diepgang te geven in een aantal schema’s die op heel veel plaatsen in de elektronica gebruikt worden. In de werkzittingen worden deze theoretisch besproken schema’s getoetst aan de werkelijkheid door middel van metingen, berekeningen en simulaties om daaruit volgend het systeemgedrag te leren kennen.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FELO1+FELO2)
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Deze cursus bouwt verder op de kennis van de componenten (FELO1) en de kennis van differentiële versterkers (FELO2). Daarnaast wordt er ook verder gebouwd op de kennis van de vermogenversterkers (FELO2).
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof (bv van de Klasse E versterkers) alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek.
Relatie met werkveld
De besproken schema’s vinden veel toepassingen waar toekomstige ingenieurs elektronica mee in contact gaan komen, zowel in het vakgebied van de elektronica als daarbuiten.
Aanvullende info
FELT_1213_DaMi
OO Code
Elektrotechniek FELT
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Michaël Daenen (DaMi) Erik Geuens (GeEr), Geert Vandensande (VdsGe), Thijs Vandenryt (VaTh) 2ABA, 3ABA-EA-ICT 3 Tot.: 84 KO: 18u BKV: 0u Labo: 12u Inleidend
Competenties
Student beschikt over: 1. een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.6 2. Beschikt over praktische vaardigheden 2.1, 2.3
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 54u
De student: - Kan definities, formules en eenheden van elektrische grootheden exact formuleren en toepassen. WC1, AC1, 1.1, 1.3 - Kan de begrippen en afleiding van formules uit de eenfasige en driefasige wisselstroom exact formuleren en gebruiken a) in oefeningen, b) bij de verklaring en werking van elektrische toestellen en schakelingen, c) bij de afleiding van bepaalde formules. WC1, AC1, 1.1, 1.2, 1.3 - Kan rekentechnieken, grafisch via fasoren en mathematisch via complexe getallen, voor het oplossen van elektrische kringen, aangesloten op eenfasige of driefasige wisselspanning, toepassen. WC1, AC1, 1.1, 1.2, 1.3 - Kan schakelingen opbouwen, doormeten en de meetresultaten interpreteren van uit de aangeboden theorie. AC1, AWC1, AWC4, 1.3, 1.4, 2.1, 2.3
Inhoud
Deel 4: Wisselstroomtheorie / toepassingen op magnetisme Fasordiagram - complexe voorstelling van spanningen, stromen en impedanties. RLC-resonanties Vermogensoverdracht De transformator Deel 5: Driefasige wisselstroom Driefasige spanningen en stromen Driefasige generatoren Driefasige belastingen (draaiveld) Vermogen in driefasige systemen Cos-phi-verbetering in driefasige systemen Driefasige netten en beveiliging: TT, TN, IT Labo Metingen met oscilloscoop 1. Inleiding oscilloscoop 2. RC-, RL-, en RLC-kringen 3. Overgangsverschijnselen Vermogen metingen 4. 3-wattmetermethode >< Aron-schakeling 5. TL lampen en COS phi verbetering 6. Relaisschakelingen
Werkvorm
Mix van hoorcolleges en labo’s.
Studiemateriaal
Eigen cursusteksten en powerpointpresentaties.
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Schriftelijk examen over theorie (40%) en oefeningen (40%). Het formularium mag gebruikt worden. Een grafisch rekentoestel mag gebruikt worden voor het oplossen van de oefeningen. Permanente evaluatie van het labo (20%). Verplichte aanwezigheid tijdens alle labo’s. Bij ongewettigde afwezigheid wordt er een factor “aanwezigheid” in rekening gebracht die per ongewettigde afwezigheid met 15% verminderd wordt. Tijdens de laatste labozitting wordt een praktisch examen afgenomen. Schriftelijk examen over theorie (40%) en oefeningen (40%). Het formularium mag gebruikt worden. Een grafisch rekentoestel mag gebruikt worden voor het oplossen van de oefeningen. Voor het labo is geen tweede examenkans mogelijk. De beoordeling over het labo uit de eerste examenkans wordt overgenomen.
FELT_1213_DaMi
OO Code
Elektrotechniek FELT
Algemene visie
Deze cursus beoogt het aanbrengen van een wetenschappelijke basiskennis van het vakgebied “elektrotechniek” als onderdeel van de polyvalente voorbereiding op het ingenieursberoep en als voorbereiding op de master “industriële ingenieurswetenschappen”. De wetenschappelijke basis bestaat voor een beperkt gedeelte uit feitenmateriaal (kennen). De nadruk ligt veeleer op redeneervaardigheden (begrijpen), en het oplossen van concrete problemen (toepassen).
Begincompetenties
Deze cursus steunt op de competenties verkregen in Elektriciteit1_1 en Elektriciteit1_2. Een basiskennis van elektrodynamica, elektrostatica en magnetisme is vereist. Voorts is de nodige basis wiskunde (algebra, vectorrekenen, integraal- en differentiaalrekenen) een must.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Steunt op: Elektriciteit1_1 en Elektriciteit1_2 Is basis voor: Elektrische aandrijvingen, elektrische installaties en ontwerpen en vermogenselektronica
Relatie met onderzoek
Het opleidingsonderdeel “Elektrotechniek” stelt resultaten van onderzoek voor zonder expliciet te verwijzen naar de onderzoeker of het onderzoek zelf. De studenten voeren onderzoeksgerelateerde opdrachten uit.
Relatie met werkveld
Het juist hanteren van de disciplinegebonden wetmatigheden, grootheden en eenheden is een minimum eis om in het werkveld op eenduidige wijze te kunnen communiceren.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: Douglas C. Giancoli; “Natuurkunde voor Wetenschap en Techniek: Elektrostatica en Magnetisme. - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling: De evaluatie peilt voornamelijk naar inzicht het vermogen om nieuwe problemen op te lossen en het correct toepassen van de respectievelijke elektrische grootheden en hun eenheden. - Overdracht van labcijfer naar volgend academiejaar is mogelijk indien minimum 10/20 behaald werd.
FINFCPP_1213_AeKr
OO Code
Softwareontwerp met C/C++ en QT FINFCPP
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Kris Aerts (AeKr) Kris Aerts (AeKr), Leo Rutten (RuLe), Koen Gilissen (GiKo) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 3 Tot.: 82u KO: 3u BKV: 24u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime veelzijdige, wetenschappelijk en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,2,3,4 en 7 2. praktische vaardigheden 2.1,2.3 3. communicatievaardigheden 3.2,3.4,3.5 4. algemene beroepsattitudes 4.1,4.2,4.3,4.5,4.10,4.13 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig denken 6.1,3,6 en 7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
Labo: 0u
ZS: 55u
De student kan: - een analyse maken van een complex probleem volgens de objectgeoriënteerde analyse AC1/ AC6/AWC4/BC2 – 1.2,1.3,1.6,2.3,2.4,3.2,3.3,3.4,4.2,4.3,6.5,6.6 - deze analyse omzetten in een werkend C++-programma AC1/ AC2/WC1/BC2 – 1.2,1.3,2.1,2.2,2.3,2.4,3.4,3.5,3.4,4.2,4.3 - een grafische user interface ontwikkelen met QT AC1/ AC2/AC6/AC7/AWC4/WC1/BC2 – 1.2,1.3,2.1,2.2,2.3,3.2,3.3,3.3,3.5,4,4.1,4.2,4.3,4.5,6.3,6.4,6.6 - een programma testen en uitvoeren op een single board computer AC2/ AWC4/BC2 – 1.2,1.3,2.1,2.1,2.2,2.3,3.2,3.3,5.4,4.2,4.3,4.5,6.3,6.4,6.6 - verschillen tussen C/C++ en Java uitleggen AC1/ AC2/AWC4 – 1.1,1.3,1.5,1.7,3.2,6.4 Niet-object-geörienteerde eigenschappen van C/C++ Controlestructuren, functies, pointers en reference variabelen en arrays Kenmerken van C++ Operatoren, virtuele functie, abstracte klasse, uitzonderingen, sjablonen, containers, STL Programmeerstijl in C++ UML, objectgeoriënteerde ontwerpstijl, erving en virtuele functie, containers als relatie tussen objecten Vergelijking tussen C/C++ en Java Cross-platform-ontwikkeling voor Single Board Computers via Linux Framework voor GUI ontwerp Qt in C++
Werkvorm
De context en het overzicht worden aangereikt in (interactieve) hoorcollege, terwijl de details, de uitvoering en de praktische vaardigheden aan bod komen projectlabo’s op PC.
Studiemateriaal
Specifieke cursus, ontwikkeld door de betrokken docenten. Modeloplossingen op het elektronisch leerplatform. Aanvullend materiaal via http://ontwerpen1.khlim.be/~lrutten/cursussen/finfcpp/
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling examen Mondeling examen
FINFCPP_1213_AeKr
OO Code
Softwareontwerp met C/C++ en QT FINFCPP
Algemene visie
C is oorspronkelijk ontwikkeld om hardware heel gericht aan te kunnen sturen. Later, en zeker met de toevoeging van C++, is C/C++ ook gebruikt voor ‘gewone’ software. Tegenwoordig wordt die rol eerder overgenomen door Java en .NET en is het belang van C en C++ (terug) verschoven naar de ingebedde systemen. Vanuit die optiek is het niet meer dan logisch om studenten elektronica/ict vaardigheden in C/C++ te laten verwerven. Vanuit dezelfde verbredende visie doen we dit met Linux als (cross-platform) ontwikkelplatform en met single board computers als doelplatform. In dit vak wordt met C gestart. De studenten wordt eerst vertrouwd gemaakt met de nietobjectgeoriënteerde eigenschappen van C met o.a. de pointers en arrays. Daarna is het de beurt aan C++. Hier is het objectgeoriënteerd ontwerpen opnieuw het uitgangspunt met een programmeerstijl waarbij pointers naar objecten worden gebruikt. Deze programmeerstijl is zodanig dat ze zowel in C++ als in Java toegepast kan worden. Tegelijkertijd wordt er in deze programmeerstijl niet gebruik gemaakt van alle mogelijkheden die de taal C++ biedt. Door deze beperking is het voor de student gemakkelijker om succesvol programma's te ontwerpen en is de C++ programmeerstijl verwant aan de Java programmeerstijl. Er wordt regelmatig gewezen op de verschillen en gelijkenissen tussen C++ en Java. De oefeningen zijn alleen in C++. In de oefening wordt er gestart met het ontwerp van de eerste klassen, later worden er GUI klassen aan toegevoegd m.b.v. QT. De studenten beheren de verschillende versies van hun oefeningen met Subversion. In een latere faze van de oefeningen maakt de student kennis met cross compilatie zodat de oefening kan draaien op een single board computer.
Begincompetenties
Er wordt verwacht dat de student basisalgoritmes kan implementeren en dat hij/zij de basiskennis van het objectgeoriënteerd ontwerpen heeft.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Dit vak is een vervolg op de Java vakken in 1ABA en 2ABA. De kenmerken van C en C++ worden uitgelegd en daarna wordt de C++ programmeerstijl aangeleerd. C++ blijft belangrijk, zeker voor het ontwerpen van programma's voor ingebedde systemen. In deze laatste is het aantal bronnen (processorkracht en geheugen) beperkt zodat voor het ontwerp van toepassingen C en C++ onmisbaar zijn. In de vakken Real Time Operating Systemen (RTOS) en Embedded Interfaces (EMBINT) van het masterjaar is de kennis van C en C++ noodzakelijk.
Relatie met onderzoek
Er wordt verwezen naar nieuwe ontwikkelingen in de programmeertalen. En er wordt uitgelegd waarom ondanks deze ontwikkelingen C en C++ nog steeds relevant blijven in een ingenieursopleiding Elektronica/ICT.
Relatie met werkveld
Zoals we al aanhaalden in de algemene visie, genieten C en C++ in het werkveld de voorkeur voor toepassingen die efficient gebruik willen maken van specifieke hardware en/of voor ingebedde systemen. Dit vak is dus uitermate relevant voor het werkveld, ook omdat uit recente cijfers (die ook in de cursus staan) blijkt dat er nog zeer veel vraag is naar C++-ontwikkelaars. Bovendien worden verschillende projecten in C of C++ herschreven naar Java, en is dus kennis van beide talen een belangrijk voordeel. Het is onvermijdelijk dat de student meerdere programmeertalen, elk met een eigen paradigma, beheerst.
Aanvullende info
- Onderwijstaal: Nederlands - Aanvullende leermateriaal: Linux PC's, GNU g++ compiler, Subversion versiebeheer - Aanvullende informatie over de evaluatie en puntenverdeling:nihil
FMICPR_1213_CoLu
OO Code
Microprocessorontwerp FMICPR
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Luc Coenegracht (CoLu) Frank Appaerts (ApFr), Luc Coenegracht (CoLu), Nele Mentens (MeNe 3ABA-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 12u Labo: 18u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 54u
De student kan: Theorie/BKV: - een gedegen kennis voorleggen van de technologische evoluties in de processortechnologie en de PC-architectuur 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2,AWC13 - een gedegen kennis voorleggen in de diverse domeinen van elektronische communicatie- en controlesystemen, toegepast in microprocessor en/of microcontroller gebaseerd systeemontwerpen. 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - inzicht verwerven in de architectuur van de praktisch toegepaste microprocessoren en -controllers 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - inzicht verwerven in de diverse computer architecturen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de verschillende bussystemen en externe interface mogelijkheden begrijpen en kunnen gebruiken 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC1,AC2,AWC4 - microprocessor instructiesets gebruiken, hardware specificaties doorgronden , polling- en interruptsystemen verduidelijken, microprocessormodes (real, protected, virtual, …)uitleggen, enz..1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - de programmatie toepassen op diverse niveaus (low-level assembler en high-level languages ) 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 LAB/Project: - De verworven theoretische kennis, getoetst aan de praktijk, via projectmatig werk toepassen. 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - Een klassieke microcontroller kunnen programmeren met inbegrip van zijn I/O-mogelijkheden en interrupts, met inbegrip van het testen van de correcte werking van het programma. - relevante en extra informatie opzoeken in de datasheets en toepassen bij het ontwerpen en programmeren van een microprocessor en/of microcontroller 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6,AC2 - In een specifiek toepassingsgebied een geïntegreerde oefening kunnen uitwerken (hard- en software) rond een microcontrollersturing. 2.1, 2.2, 2.3, 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11,6.3, 6.4, 6.5, 6.7,AC11,AC12,AWC4,AWC11
Inhoud
Theorie: Introductie en geschiedenis van microprocessoren en/of microcontrollers De technologische evoluties in de processortechnologie, FPGA en PC-architectuur. Geheugen- en systeemorganisatie van de microprocessor en/of microcontroller Bespreking van populaire microprocessoren en/of microcontrollers - Architectuur, geheugenorganisatie, businterface, programmeermodel, instructieset, programmeeromgeving, debuggen, digitale I/O, ADC, timers/counters, seriële I/O, interrupts, watchdog-timer, protocollen. Ondersteunende elektronica, toegepast in microprocessor en/of microcontroller gebaseerd systeemontwerpen LAB/Project: Programmatietechnieken Geavanceerde applicaties in projectvorm
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen en voorbeelden Projectmatig werk
Studiemateriaal
Cursus en aanvullende informatie op Toledo en bij de cursusdienst Lesnota’s Extra , niet verplicht, studiemateriaal: Brey B. B. (2009). The Intel Microprocessors - Architecture, Programming and Interfacing. Upper Saddle River (N.J.): Pearson. ISBN 9780137140947.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie projecten Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Geen tweede examenkans mogelijk voor het gedeelte permanente evaluatie.
FMICPR_1213_CoLu
OO Code
Microprocessorontwerp FMICPR
Algemene visie
Dit vak richt zich tot studenten die een brede algemene kennis willen verwerven op het gebied van computersystemen, en dit vertrekkende vanaf de microcontrollers over de PC naar de computer- ( server-) combinaties. Dit houdt in dat de student in elke omgeving een vrij goed beeld moet kunnen vormen over de structuur van het geheel. Van de student wordt verwacht dat hij, uitgaande van de beschrijving van de diverse systeemdelen in de theoriecursus, programmacode schrijft (in Assembler of in C) die deze blokken aanstuurt. Dit vertaalproces van beschrijving tot werkend onderdeel wordt eerst geoefend met eenvoudige programma’s, maar tegen het einde van de cursus worden ook de moeilijkere opgaven aangepakt.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FELO1 & 2), digitale elektronica (FDIG1) en Onderzoek & Communicatie 2 – Elektronica (FOCO_EA).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De voorkennis van de studenten ( zie begincompetenties ) bij de start van dit vak is digitale en analoge basiselektronica, samen met de capita selecta onderwerpen. Netwerken , datacommunicatie en meetinstrumentatiebussen en -protocollen, behandeld in andere opleidingsonderdelen (FDIG2, FINSTR, FINF 1-3) vormen een aanvullende brede systeembenadering, naast de genoten programmeerervaringen zoals Java.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar datasheets en applicatie omschrijvingen die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof, alsook wetenschappelijke teksten en papers. Tijdens het projectmatige gedeelte van het labo wordt, voor een stuk, het opzetten van onderzoek rond een probleem en de oplossing hiervan mee bevorderd. Dit houdt in dat de studenten informatie rond een bepaald onderwerp verzamelen, en hieruit de relevante informatie proberen te synthetiseren. Het toepassingsgebied van de diverse projecten vinden aansluiting met het toegepast onderzoek van de docenten en industriële toepassingen.
Relatie met werkveld
Dit vak draagt bij tot de brede vorming van de student, doordat continu de link gelegd wordt tussen de hardware, de software, het operating-systeem, en de bijbehorende applicaties. Daardoor is het voor de student mogelijk om de verschillende domeinen te koppelen en makkelijker het geheel te overzien.
Aanvullende info
Bij het evalueren van de studenten zal de aandacht vooral gericht zijn op het toepassen van de aangeleerde technieken en methodes.
FMSYS_1213_ApFr
OO Code
Meetsystemen FMSYS
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Frank Appaerts (ApFr) Johan Baeten (BaJo), Ronald Thoelen (ThRo ), Eelco Galestien (GaEe), Frank Appaerts (ApFr) 3ABA-EM, 3ABA-AE, 3ABA-EA-ICT, SCH-AUT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u Labo: 8u ZS: 54u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.7; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 3. communicatieve vaardigheden 3.4; 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.6, 4.7, 4.12; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
De student kan: - Een overzicht geven van de verschillende onderdelen en eigenschappen van een meetsysteem, alsook de verschillende soorten meetsystemen met een opdeling naar meetgrootheid, meetprincipe of informatiestructuur 1.1, 1.2, 1.3,1.4,1.5,1.7,WC1 - Uitgaande van de fysische opbouw en aan de hand van de basiswetten uit de mechanica, elektriciteit of elektronica, het werkingsprincipe alsook de aansturing van de verschillende sensoren (resistief, capacitief, inductief, opto-elektrisch, piëzo-elektrisch of ultrasoon) verklaren en afleiden. 1.1, 1.2, 1.3,1.4,1.5,1.7,AC1,AC2,WC1 - Een vergelijking of gefundeerde keuze maken tussen de verschillende soorten sensoren voor het meten van een gegeven grootheid ( o.a. positie, snelheid, versnelling, debiet, kracht, druk, niveau, temperatuur) gegeven de werkomstandigheden of economische factoren. 1.1, 1.2, 1.3,1.4,1.5,1.7,AC2,AWC1 - De nodige interfaceschakelingen uitwerken om de gemeten grootheid om te vormen tot meer geschikte meetwaarden voor datacommunicatie, -verwerking en visualisatie. 1.1, 1.2, 1.3,1.4,1.5,1.7,4.1,4.2,4.6,4.7,4.12,AC1,BC2 - Op basis van de beschrijving van de sensor en het fysisch werkingprincipe, de sensor correct aansluiten en het meetresultaat interpreteren. 2.1,2.2,2.3, 4.1,4.2,4.6,4.7,4.12,6.3,6.4,6.5,6.6,6.7,AC2,AWC1,AWC2
Inhoud
Theorie - Algemene principes (met focus op systeemeigenschappen): Opbouw, karakteristieken, ladingseffecten, signaal en ruis - Sensoren (met focus op werkingsprincipes): Binair, Resistief, capacitief, inductief, opto-elektrisch, piëzo-elektrisch, ultrasoon - Meetgrootheden (met focus op fysische meetgrootheid): Positie, debiet, (verschil-) druk, niveau, temperatuur - Gegevensverwerking en –voorstelling: Interfacing, oscilloscoop, multimeter. Labo - Diverse opdrachten en projecten met aandacht voor de basisprincipes, de meetmethode en systeemontwerp van sensoren en meetinstrumentatie. In deze ontwerpen dient de schakeling ( met eenvoudige interfacing) ook praktisch te worden uitgetest, en te werken volgens specificaties en theoretische doelstellingen. Er kan gebruik gemaakt worden van meetinstrumentatiesoftware.
Werkvorm
Hoorcollege en labo
Studiemateriaal
Eigen cursus ‘Meetsystemen’ inclusief handleiding labo’s
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Schriftelijk examen + permanente evaluatie: Het examen bestaat uit een aantal theorievragen. De punten voor de practica zijn gebaseerd op de mate waarin de student zijn opdrachten verwezenlijkt en op basis van aanwezigheid, voorbereiding en inzet. De kwaliteit van de verwezenlijkingen en resultaten speelt hierin een belangrijke rol. Schriftelijk examen / Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding. Opgelet: de aanpassing van de eindscore voor 1/3 met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet in het lab blijft behouden.
FMSYS_1213_ApFr
OO Code
Meetsystemen FMSYS
Algemene visie
Het vak meetsystemen is in eerste instantie een beschrijvend ingenieursvak. Naast de beschrijving van de werking van de meest voorkomende sensoren met voordelen en beperkingen, essentieel voor een correcte (toepassingsafhankelijke) keuze van een sensor, legt meetsystemen de nadruk op meetprincipes en verbanden met fysische werkingsprincipes waardoor de aangeboden kennis, sensor- en vooral fabrikantonafhankelijk is. De algemene kennis wordt verbreed door verbanden te leggen met de andere disciplines. Het laatste deel behandelt kort de signaalverwerkings- en weergavetechnieken. Dit laatste deel behoort niet tot de kerninhoud van het vak daar het meestal gaat om stukken leerstof die reeds in andere vakken afzonderlijk aan bod komen. Het biedt de student wel een overzicht aan met verbanden naar andere vakken. Samengevat vormt het vak meetsystemen een overzichtswerk dat de student in staat stelt op basis van functionaliteit en werkingsprincipe een snelle en juiste initiële keuze te maken in de zoektocht naar de perfecte sensor voor de beoogde toepassing. Het lab biedt ondersteuning voor de theorie met name door de student toe te laten het basiswerkingsprincipe van veel voorkomende meetapplicaties in de praktijk te ervaren. Daar de labozittingen vaak eerder starten dan de theorie, moet de student de bijhorende theoretische achtergrond in eerste instantie zelfstandig verwerken in de voorbereiding van de proeven.
Begincompetenties
Meetsystemen bouwt verder op basisvakken zoals fysica (magnetisme, geluid, stroming, licht, golven, piëzo-elektriciteit, laser), elektriciteit (R, C, L, transformator, Wheatstone-meetbrug, wervelstromen), elektronica (Hall-effect, opto-elektrische eigenschappen, diode, versterker, ic’s, microcontrollers, EMC, datanetwerken, MEMS), sterkteleer (rek, buiging, druk), systeemtheorie (transfertfunctie, frequentie-eigenschappen, Bode-diagram)
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Op zich is meetsystemen een finaal vak. De aangeboden kennis kan meteen gebruikt worden bij ontwerp van om het even welk systeem met sensoren. Niettemin zijn er raakpunten naar andere vakken zoals regeltechniek (sensoren, digitale sturing, terugkoppeling), mechanica (CNC, trillingen), elektronica (filters, modulatie, signaalverwerking, gelijkrichters, versterkers), ontwerpen …
Relatie met onderzoek
Het vak Meetsystemen stelt resultaten van onderzoek voor, bvb in de vorm van nieuwe ontwikkelingen binnen de sensortechnologie, zonder expliciet te verwijzen naar de onderzoeker of het onderzoek zelf. Gezien de student(e) de laboproeven zelfstandig moet uitvoeren en verwerken, zal hij/zij hierbij de basisprincipes aanleren om onderzoeksgegevens te verzamelen, te analyseren, te verwerken en te presenteren, ook al bevatten de laboproeven meestal geen vernieuwende materie.
Relatie met werkveld
Zoals eerder vermeld voorziet meetsystemen de ingenieur van een brede basiskennis over meetprincipes en mogelijke sensoren hetzij voor de keuze van een meetsysteem in een industrieel proces, hetzij bij een nieuw ontwerp.
Aanvullende info
FNANO_1213_ThRo
OO Code
Nano-elektronica FNANO
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Ronald Thoelen (ThRo) Ronald Thoelen (ThRo), Thijs Vandenryt (VaTh) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 4 Tot.: 112u KO+BKV: 22u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Labo: 10u
ZS: 80u
De student(e) - begrijpt en kan de componenten, fabricageprocessen en meetmethodes uit de nanotechnologie beschrijven. 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,AC1,AC2 - weet wat verschillende toepassingsdomeinen zijn van de nano-elektronische componenten 1.1,1.2,1.3,1.5,1.6,4.2,4.3,4.5,4.6,4.11,AC1,AC2,AWC1,AWC2,BC2,BC4 - kan individueel en in groepsverband een onderwerp uit de nanotechnologie uitdiepen via literatuurstudie en dit verwerken in een naslagwerk of paper 6.3,6.4,6.5,6.7,AWC1,AWC2 - heeft inzicht in de implementatie van nanotechnologie in de elektronica in recente en nieuwe ontwikkelingen. 4.2,4.3,4.5,4.6,4.11,6.3,6.4,6.5,6.7,AWC1,AWC2,BC2,BC4
Inhoud
-
Inleiding nanotechnologie Moleculaire nanotechnologie Nanopoeders en nanomaterialen Het tijdsperk van ‘The Carbon Age’ De natuur nabootsen Nanotechnologie in de optica/photonica Nanotechnologie in de elektronica Toepassingen van Nanotechnologie: heden en toekomst
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde oefeningen + zelfstandige diepgaande literatuurstudie in verband met nanotechnologie
Studiemateriaal
Cursus op de elektronische leeromgeving & Lesnota’s
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + permanente evaluatie labo Mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) + opdracht ivm het labo
FNANO_1213_ThRo
OO Code
Nano-elektronica FNANO
Algemene visie
In deze cursus springen we ineens naar de nanometerschaal. Hierbij kunnen we niet hetzelfde pad volgen als bij de microelektronica waar alles gebaseerd is op micrometerschaal. De reden is dat er nieuwe technologische fenomenen te voorschijn komen van zodra een component in het nanometer bereik komt. De elektronen en gaten gaan zich totaal verschillend gedragen dan op andere schalen. De wet van Ohm en de wet van Kirchoff, die de basis vormen van de elektronica, gelden op dit gebied niet langer meer. De technologieën die gebruikt worden om nanoschaal componenten te maken, zijn gesofisticeerder en duurder dan die voor grotere componenten. Hoe de componenten opgebouwd zijn en gemaakt worden, zal in dit dOO besproken worden. Verder zal ook besproken worden waarvoor ze reeds gebruikt worden en wat er in de toekomst verder mogelijk is met deze nieuwe technieken.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis is kennis en vaardigheden rond analoge elektronica (FDIG1) en microelektronica (FMICELO) alsook kennis van fundamentele wetten van de fysica (FFYS).
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Startend met de begincompententies van de studenten geeft dit vak een betere kijk op wat de verdere verkleining en miniaturisering binnen de elektronica mogelijk maakte en wat dit nog zal teweegbrengen in de toekomst.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek. Verder doorloopt het praktisch gedeelte van het vak de stappen die in het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe technologie dienen genomen te worden. Het onderwerp van het project is ook steeds gelinkt aan het onderzoek van de docenten.
Relatie met werkveld
De studenten leren de werking en basisprincipes kennen waarop recente ontwikkeling in de industrie gebaseerde zijn alsook kijken ze al een stap verder mee in de toekomst.
Aanvullende info
FREG1_1213_BaJo
OO Code
Analoge Regeltechniek FREG1
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Johan Baeten (BaJo) Johan Baeten (BaJo), Ronald Thoelen (ThRo ), Eelco Galestien (GaEe) 3ABA-EM, 3ABA-AE, 3ABA-EA-ICT, 3ABA-NT, 3ABA-VT 3 Tot.: 84u KO+BKV: 18u+2u Labo: 12u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 52u
De student kan - voortbouwend op de kennis uit signalen en systemen, de karakteristieke eigenschappen van eerste, tweede of hogere orde systemen en van systemen met dode tijd weergeven. AC1,AC2,WC1,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6 - de transfertfunctie van alle klassieke continue regelaars (P, PI, PD, PID) weergeven, doel en nut van de regelaar motiveren, de invloed van de regelaar op de regelkring uitrekenen om zo een gepaste regelaar te kiezen. AC1,AC2,WC1,AWC1,BC2,BC4,1.1,1.2,1.3,1.5,1.6, 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11 - eenvoudige problemen (case studies), i.v.m. stabiliteit, demping, responstijd of frequentiegedrag van een systeem oplossen. AC1,AC2,AWC1,WC1,AWC2,BC2,BC4,4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11,6.3, 6.4, 6.5, 6.7 - de werking van verschillende speciale regelstructuren toelichten. - eenvoudige regelaars implementeren en afstellen, alsook basis systeemparameters identificeren uit metingen. AC1,AC2,AWC1,AWC2,WC1,BC2,BC4,2.1,2.2,2.3, 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11,6.3, 6.4, 6.5, 6.7
Inhoud
1. Analoge regeltechniek - Terugkoppeling – Stabiliteit, Nauwkeurigheid en snelheid van een regelkring - Wortellijnendiagram - Continue regelaars: P, PI, PD, PID - Toepassingen, voorbeelden en oefeningen - Regelacties, systeemidentificatie en regelaarinstelling - Speciale regelstructuren 2. Lab regeltechniek - Stap- en frequentieweergave van eerste en tweede orde systemen - Regeling met P/ PI- regelaar - Introductie MATLAB/Simulink + Oefeningen - Volledige instelling van een PI-snelheidsregeling bij een DC-motor
Werkvorm
Hoorcollege met oefeningen tijdens hoorcollege (18u), facultatieve oefenzitting per oefengroep (2u) en labzittingen (4x3u).
Studiemateriaal
Eigen cursus ‘Automatisering Regeltechniek: deel I - Basis Regeltechniek’ ‘Regeltechniek - Oefeningenbundel’ - ‘Labo Regeltechniek - Deel 1’ Webpagina’s, handleiding Matlab, Toledo
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Schriftelijk examen / Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: Het examen bestaat uit twee delen. Het eerste deelt peilt in een schriftelijke proef binnen een beperkt tijdbestek naar de parate kennis en redeneervermogen over de eigenschappen van een regelkring en van regelaars aan de hand van een 11-tal korte vragen, hetzij meerkeuze, hetzij open vragen, zonder gebruik te maken van het formularium of een rekenmachine. Het tweede deel bestaat uit twee open oefeningen over het ontwerp van een regelkring waarbij formularium en rekenmachine gebruikt mogen worden. Het geheugen en bestandsysteem van het rekenapparaat dient volledig leeg te zijn. De student verdedigt de schriftelijk voorbereidde oplossingen mondeling bij de docent. De eindscore wordt voor 1/3 aangepast met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet in het lab. Schriftelijk examen / Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding. Opgelet: de aanpassing van de eindscore voor 1/3 met een ‘permanente evaluatie’-factor op basis van aanwezigheid en inzet in het lab blijft behouden.
FREG1_1213_BaJo
OO Code
Analoge Regeltechniek FREG1
Algemene visie
Regeltechniek is een ingenieursvak met als voornaamste inhoud het ontwerp en de instelling van regelaars en regelkringen. Elk (continu) proces dat automatisch dient te verlopen dwingt het invoeren van een vorm van controle met behulp van een regelaar af. In eerste instantie zal dit een eenvoudige klassieke (P-, PI-, PD- of PID-) regelaar (of Aan/Uit regelaar) zijn. Het doel van regeltechniek is de ingenieur in wording in staat te stellen zelf regellussen en regelaars te ontwerpen, bestaande regelkringen te verbeteren of op adequate wijze regelparameters aan te passen.
Begincompetenties
Essentiële voorkennis voor regeltechniek is kennis en vaardigheden rond de analyse van signalen en systemen.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Regeltechniek bestaat uit een aantal opeenvolgende vakken. Analoge regeltechniek (REG1) start met de beschrijving van de eigenschappen van de analoge regelkring qua stabiliteit, nauwkeurigheid, snelheid en robuustheid met het Bode-diagram (AM en FM) en het wortellijnendiagram als belangrijkste analyse-tools. Verder komen speciale regelstructuren aan bod. Regeltechniek hoort thuis in het vakdomein automatisering. Het vormt één van de twee voornaamste peilers binnen automatisering. De andere peiler is stuurtechniek. Regeltechniek kent raakpunten met meetsystemen (gebruik van sensoren), ontwerpen en informatica. Aan de andere kant is regeltechnische basiskennis vereist in de vakken: robotica, hydraulica, vermogen sturingen (frequentieregelaars, elektrische aandrijvingen) en vermogenversterkers, elektronica en elektrische motoren.
Relatie met onderzoek
Het vak Regeltechniek 1 stelt resultaten van onderzoek voor met (gedeeltelijke) verwijzing naar de onderzoeker en de methodologische onderbouw. In het lab leren de studenten de basisprincipes om onderzoeksgegevens te verzamelen en te verwerken. Zij trainen zichzelf in het uitvoeren van onderzoek, in de analyse en de interpretatie van de gegevens en in het opstellen en valideren van modellen.
Relatie met werkveld
Regeltechniek vormt in zijn finaliteit een onmisbare component bij elk mogelijk (continu) automatiseringsproces of ingenieursontwerp in een breed gamma aan technische domeinen: bijvoorbeeld in de procesindustrie (regelen van druk, temperatuur, niveau, debiet), bij het ontwerp of afstellen van motoren (snelheid, positie, stroom, kracht), in de robotica (positie en ondermeer ook voor toepassen van externe sensoren zoals visie, afstandsmeting of kracht). Ook bij het onderhoud van zulke systemen is een zekere regeltechnische basiskennis onontbeerlijk.
Aanvullende info
Naast de evidente basiskennis rond het vak regeltechniek zelf, (AC1, AC2, WC1) vertegenwoordigt regeltechniek eveneens een ingenieursvak dat zich uitstekend leent om het ingenieursdenken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen (AC1, AWC1). Een regeltechnisch ontwerp omvat naast een afwegen tussen de verschillende gestelde eisen ook een afwegen in de keuze van de meest geschikte ontwerptechniek (AWC1, AWC2). De evaluatie toetst naar de parate theoretische basiskennis (WC1), naar beredeneerd inzicht (AC1) en naar toepassingsgericht oplossend vermogen om te komen tot het juiste resultaat (BC2, BC4) volgens een adequate werkwijze. (AWC1, AWC2).
FREG2_1213_BaJo
OO Code
Digitale Regeltechniek FREG2
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Johan Baeten (BaJo) Johan Baeten (BaJo), Ronald Thoelen (ThRo ), Eelco Galestien (GaEe), Stijn Duchateau (DuSt) 3ABA-AE, 3ABA-EA-ICT, SCH-AUT 4 Tot.: 112u KO+BKV: 18u Lab: 16u ZS: 78u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AC7, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 3. communicatieve vaardigheden 3.1, 3.4; 4. algemene beroepsattitudes 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.12; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
Inhoud
De student kan: - de basisprincipes van digitale, fuzzy- en NL-regeltechniek aangeven en kan disciplinegebonden redeneren. 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.6,AC1,AWC1,WC1 - eenvoudige discrete systemen beschrijven en modelleren als TF of in de toestandsruimte en hierbij de correcte regeltechnische methode kiezen. 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.6,AC1,AC2,AWC1,WC1 - het verband leggen tussen de eigenschappen van een continu en het equivalent discreet systeem. 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.6,AC1,AC2,WC1,AWC1 - voor een gegeven continu systeem (regelaar) het discreet equivalent berekenen, bewust van de optredende benaderingen, hetzij een discrete regelaar ontwerpen. 2.1,2.2,2.3,6.3, 6.4,6.5,6.7,AC1,AC2,AWC1,AWC2 - op zelfstandige wijze processen identificeren, regelkring- en regelaarssimulatie opstellen en simuleren, om hieruit de gepaste conclusie te trekken en regelaars te implementeren en af te stellen en hierover communiceren. 2.1,2.2,2.3,3.1,3.4,4.1,4.2,4.3,4.4,4.5,4.6,4.12,6.3,6.4,6.5,6.7,AC1,AC2,AC7,AWC2,BC2,BC4
Digitale Regeltechniek: . Beschrijving van digitale of discrete systemen, differentievergelijkingen. . Z-transformatie: Eigenschappen, rekenregels, Verband P-domein en Z-domein. . Discrete regelaars en regelkring. . Discreet equivalent van continue systemen. . Discrete toestandsruimte, toestandsterugkoppeling en polenplaatsing. . Toepassingen en oefeningen. Project / simulaties rond procesidentificatie, niet-lineaire, digitale en/of fuzzy regelingen.
Werkvorm
Hoorcollege met inbegrip van oefeningen (18u), projectwerk (al dan niet in groep) en simulatie (8x2u).
Studiemateriaal
Eigen cursus ‘Automatisering Regeltechniek: deel 2 - Digitale Regeltechniek’ ‘Automatisering Regeltechniek: deel 3 – Fuzzy Regeltechniek’ – ‘Automatisering Regeltechniek: deel 4 NL-regeltechniek’ – project- en simualtieopgaven.
Examenvorm 1ste examenkans
2de examenkans
Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding 50% - Permanente evaluatie – project 50% Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: Het examen bestaat uit twee open oefeningen. De eerste oefening omvat hetzij de berekening van een discreet equivalent hetzij het ontwerp van een digitale regelaar. De tweede oefening omvat het ontwerp van een toestandregelaar. Formularium en rekenmachine mogen gebruikt worden. De student verdedigt de schriftelijk voorbereidde oplossingen mondeling bij de docent. De beoordeling van het project houdt rekening met inzet, resultaat, verslag en verdediging. Mondeling examen met schriftelijke voorbereiding: idem maar de evaluatie van het project uit de eerste examenkans blijft behouden.
FREG2_1213_BaJo
OO Code
Digitale Regeltechniek FREG2
Algemene visie
Regeltechniek is een ingenieursvak met als voornaamste inhoud het ontwerp en de instelling van regelaars en regelkringen. Wegens de permanente drang naar digitalisering zal dit in de praktijk vaak een digitale regelaar worden. Bij veeleisende processen, bijvoorbeeld met meerdere in- en uitgangen, is het gebruik van een toestandsregelaar dan weer aangewezen.
Begincompetenties
Regeltechniek 2 bouwt voort op de basis uit regeltechniek 1 (FREG1) op de voorkennis uit signalen en systemen (FSIGNS). Verder is een evidente basis bagage wiskunde (algebra, complex rekenen matrixrekenen) vereist.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Regeltechniek bestaat uit een aantal opeenvolgende vakken. Regeltechniek 2 beschrijft de werking, het ontwerp en de instelling van een regellus met minstens één digitaal element. De voornaamste inhoud van digitale regeltechniek is de Z-transformatie, transformatietechnieken voor het omzetten van een continu systeem naar een discreet equivalent, het ontwerp en de implementatie van (klassieke) digitale regelaars en het toestandsruimtemodel met ontwerp van een toestandsregelaar. Deze laatste techniek wordt enkel toegepast op enkelvoudige systemen (1 ingang - 1 uitgang), maar vormt desalniettemin een introductie in zeer voorname regeltechnische technieken. Daarnaast geven NL- en fuzzy regeltechniek een beknopte inleiding in de desbetreffende domeinen. Regeltechniek hoort thuis in het vakdomein automatisering. Het vormt één van de twee voornaamste peilers binnen automatisering. De andere peiler is stuurtechniek. Regeltechniek kent raakpunten met meetsystemen (gebruik van sensoren), ontwerpen en informatica (programmeren van een digitale regelaar). Aan de andere kant is regeltechnische basiskennis vereist in de vakken: robotica, hydraulica, vermogen sturingen (frequentieregelaars, elektrische aandrijvingen) en vermogenversterkers, elektronica en elektrische motoren. Digitale regeltechniek geeft bovendien een belangrijke basis voor digitale signaalverwerking.
Relatie met onderzoek
FREG2 stelt resultaten van onderzoek voor met gedeeltelijke verwijzing naar de onderzoeker en methodologie. De studenten moeten in het project via simulatiesoftware op zelfstandige basis de juiste regeltechnische methodieken toepassen om systemen te modelleren en te analyseren en om gegevens te verwerken.
Relatie met werkveld
Regeltechniek vormt in zijn finaliteit een onmisbare basiskennis bij elk mogelijk automatiseringsproces of ingenieursontwerp in een breed gamma aan technische domeinen: bijvoorbeeld in de procesindustrie (regelen van druk, temperatuur, niveau, debiet), bij het ontwerp of afstellen van motoren (snelheid, positie, stroom, kracht), in de robotica (positie en ondermeer ook voor toepassen van externe sensoren zoals visie, afstandsmeting of kracht). Ook bij het onderhoud van zulke systemen is een zekere regeltechnische basiskennis onontbeerlijk.
Aanvullende info
Naast de evidente basiskennis rond het vak regeltechniek zelf, (AC1, AC2, WC1) vertegenwoordigt regeltechniek eveneens een ingenieursvak dat zich uitstekend leent om het ingenieursdenken en probleemoplossend vermogen van de student te ontwikkelen: Een regeltechnisch ontwerp omvat vaak naast een afwegen tussen de verschillende gestelde eisen ook een afwegen in de keuze van de meest geschikte ontwerptechniek. (AWC1, AWC2). Via een aantal verplichte simulatietaken kunnen de studen zelfstandig en op eigen tempo de materie diepgaander verwerken. De evaluatie toetst naar beredeneerd inzicht (AC1) en naar toepassingsgericht (AC2) oplossend vermogen (AC1) om te komen tot het juiste resultaat (BC2, BC4) volgens een adequate werkwijze. en houdt rekening met het simulatie-projectwerk (AWC1, AWC2).
FTCOM_1213_BoJa
OO Code
Telecommunicatie FTCOM
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Jan Boutsen (BoJa) Jan Boutsen (BoJa), Wim Aerts (AeWi), Frank Appaerts ( ApFr) 3ABA-EA-ICT 3 Tot.: 84u KO: 18u BKV: 6u Labo: 6u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: (AC1, AC2, AWC1, AWC2, WC1, BC2, BC4) 1. een ruime, veelzijdige wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6; 2. praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3; 4. algemene beroepsattitudes 4.2, 4.3, 4.5, 4.6, 4.11; 6. elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.3, 6.4, 6.5, 6.7.
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 45u
Theorie: - Het blokschema van een telecommunicatiesysteem kunnen tekenen en de verschillende verschijningsvormen van telecommunicatie kunnen duiden aan de hand daarvan (analoog/digitaal, draadloos/bedraad, ...) WC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - Informatiesignalen en ruis kunnen beschrijven als stochastische signalen en de belangrijkste kenmerken (dc, rms, vermogen, PSD) kunnen uitrekenen AC1/AC2, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De stellingen van Nyquist en Shannon uitleggen en toepassen. WC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De PSD van een lijncode kunnen berekenen en kunnen afwegen in welke gevallen een bepaalde lijncode beter is dan een andere. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - Een lijncode (wiskundig) kunnen decoderen met een matched filter, correlator of integrate and dump filter. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De verschillende stappen van het digitaliseren van signalen, namelijk bemonsteren en quantiseren. (wiskundig) kunnen uitvoeren en de benaderingen die hierbij gemaakt worden, kunnen uitrekenen. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De systeemparameters voor Deltamodulatie kunnen berekenen aan de hand van voorwaarden voor slope overload en kwantisatieruis. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - Voor- en nadelen van Flat top en PWM reconstructie (DAC) kunnen bespreken. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De doorlaatband modulatietechnieken, zowel de analoge (AM, FM, PM) als digitale (ASK, FSK, PSK, QAM), kunnen afleiden uit de quadratuurmodulatie en hun PSD (of bandbreedte met Carson) kunnen berekenen. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De schakelingen voor AM, FM en PM kunnen tekenen en het verschil tussen coherente en niet-coherente detectie uitleggen. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - Het effect van ruis op de kwaliteit van een analoog (SNR) en digitaal (BER) communicatiesysteem kunnen berekenen en vuistregels kennen om ruis te beperken. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - Weten welke technieken zijn toegepast in het GSM en het GPS systeem en kunnen uitleggen waarom AC2/AWC1/AWC13, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - Het principe van de meest gebruikte multiplexing en multiple access technieken kunnen uitleggen. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 - De eigenschappen van de verschillende transmissiemedia kunnen uitleggen en toepassen. AC2/AWC1, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5,1.6 Lab: - Een gegeven transmissiemediaprobleem, -systeem of – opgave kunnen opsplitsen in gekende deelfuncties 2.1,2.2,2.3,AC1/AWC4/BC2/BC4 - In staat te zijn een telecommunicatiesysteem te doorgronden en op basis van gegeven en gevraagde specificaties te bespreken, analyseren, te testen, te meten en te (her-)ontwerpen. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van de kennis van een of meerdere van bovengenoemde competenties. 2.1,2.2,2.3,AC1/AWC4/BC2/BC4 - Simulatieprogramma’s toepassen en interpreteren
Inhoud
Theorie: 1. Inleiding 4. Toepassingen 2. Basisbandcommunicatie 5. Multiplexing en multiple access 3. Doorlaatbandcommunicatie 6. Transmissiemedia Lab: Inoefenen en toepassen van de meettechnische basisvaardigheden binnen de telecommunicatietechnieken. Aanbrengen van praktische kennis en inzicht m.b.t. basisprincipes van signaaloverdracht, de werking en de prestatie van modulatie- en codeertechnieken voor communicatie via praktijk en simulatie.
Werkvorm
Hoorcollege met geïntegreerde voorbeelden, toepassingen en oefeningen + lab
Studiemateriaal
Theorie: Cursustekst Lab: opgaven bij de cursusdienst, PC-software en schakelingen beschikbaar in het lab
Examenvorm 1ste examenkans
Theorie: mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek)
FTCOM_1213_BoJa
OO Code
Telecommunicatie FTCOM
2de examenkans
Lab: permanente evaluatie Theorie: mondeling met schriftelijke voorbereiding (gesloten boek) Lab: overdracht punten permanente evaluatie uit 1ste examenkans
Algemene visie
De impact van telecommunicatie op het dagelijkse leven en de maatschappij neemt nog steeds toe: internet en mobiele telefonie en hun directe en indirecte toepassingen zijn in een moderne samenleving van levensbelang. De gevolgen van het uitvallen ervan kunnen nauwelijks worden overschat. Binnen de sector zijn er ruime tewerkstellingsmogelijkheden. Communicatie in onze hedendaagse wereld gebeurt meer en meer elektronisch. Daarom is het voor studenten binnen een masteropleiding in de elektronica belangrijk om inzicht te verwerven in informatietechnologie
Begincompetenties De vereiste voorkennis om deze cursus aan te vatten is het vak FDIG1, FELO1, FELO2 en Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
De kennis opgedaan in de vakken analoge en digitale elektronica wordt hier toegepast met raakpunten met andere opleidingsonderdelen. Dit vak is nodig om het vak FNETRF in de master te kunnen begrijpen.
Relatie met onderzoek
In dit vak wordt verwezen naar wetenschappelijke artikels die aan de grondslag liggen van de behandelde leerstof alsook artikels die de behandelde leerstof als basis gebruiken voor verder onderzoek.
Relatie met werkveld
Dit vak behandelt de basisstappen en –componenten die nodig zijn voor het ontwikkelen van een digitaal/analoog communicatiesysteem. Deze kennis is noodzakelijk om in een bedrijf te kunnen werken waar communicatie- systemen ontwikkeld worden. De afgestudeerde ingenieur kan terecht komen in een specifiek telecombedrijf en/of -instelling zoals Belgacom, Proximus, Mobistar, Base, VRT, Alcatel; Imec enz..
Aanvullende info
Er wordt getoetst of de studenten of een academische en ook een systematische manier (kleine) communicatie systemen kunnen opbouwen, testen en analyseren, alsook deze systemen te kunnen aanpassen.
FBPEA_1213_ThRo
OO Code
Bachelorproef EA FBPEA
Coördinator Lesgever(s) Opleidingsfase ECTS-punten Niveau
Ronald Thoelen (ThRo) Ronald Thoelen (ThRo), Nele Mentens (MeNe), Thijs Vandenryt (VaTh) 3ABA-EA-ICT, SCH-EA-ICT 7 Tot.: 196u KO+BKV: 0u Labo: 84u Uitdiepend
Competenties
De student beschikt over: 1 Beschikt over een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen 1.1,1.2,1.3,1.4, 1.5, 1.6, 1.7 2 Beschikt over praktische vaardigheden 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 3 Beschikt over communicatievaardigheden 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6 4 Beschikt over algemene beroepsattitudes 4.1,4.2, 4.3, 4.4, 4.5,4.6,4.7, 4.8, 4.9, 4.11, 4.12 6 Beschikt over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7
Nummers verwijzen naar de deelcompetenties, codes verwijzen naar decretale competenties (zie deel 1 van de studiegids)
Beoordelingscriteria Codes verwijzen naar de decretale competenties (zie verklarende lijst in deel 1 van de studiegids) Nummers verwijzen naar de deelcompetenties (zie competentiematrix in deel 1 van de studiegids)
ZS: 112u
De student: - is vertrouwd met de algemene principes en methodes van het wetenschappelijk denken 1.1,1.2,1.3,1.4,1.5,1.6,1.7,WC1,AC1,AC2,AWC4,AWC1,AWC13 - kan een probleemstelling formuleren 6.1, AC1 - kan een eenvoudig onderzoeksproject binnen het eigen vakgebied uitvoeren 2.1,2.2,2.3,2.4,4.5,4.8,AWC4,BC8,BC7 - is in staat relevante informatie te verzamelen 3.5,6.3,AC6,AC2 - kan theoretische en methodologische kennis creatief en systematisch toepassen voor het oplossen van concrete problemen 4.2,4.8,6.5,6.6,AC1,BC7,AC10,AWC2,AWC4 - is zich bewust van onzekerheden en grenzen van kennis en eigen mogelijkheden 1.1,4.1,4.4,6.4,WC1,AC2,AC7,AC7,AWC1 - kan in teamverband werken en verantwoordelijkheden opnemen 4.6,4.9,4.12,AC5,BC1,AWC3 - kan projectmatig werken : tijdsplanning respecteren, afspraken nakomen, voorbereiding overlegmomenten, rapporteringen,… 3.1,3.2,3.3,3.4,3.6,4.7,6.2,6.7,AC6,AC5,BC9,AWC4,AWC1 - is in staat om het systematisch bijhouden van een portfolio over de uitgevoerde taken en werkzaamheden 4.3,4.11,AWC4,BC5
Inhoud
Deze bachelorproef brengt de studenten op theoretische en praktische wijze in contact met gelijkaardige les-, onderzoeks- en industriële aspecten van de elektronica. Voor dit project zullen de studenten kunnen kiezen uit aanvullende onderwerpen van de elektronica vakgebieden. Voorbeelden: een korte stageperiode in een academisch of industrieel laboratorium, een literatuurstudie over een onderzoeksonderwerp, een case study van innovatieproject binnen een KMO, het ontwerpen van een elektronisch product, software engineering. De studenten kunnen vervolgens intekenen voor een onderwerp en op basis daarvan worden teams van studenten samengesteld die gezamenlijk een onderwerp uitwerken waarbij een duidelijke proefopzet, het opzoeken van wetenschappelijke literatuur, het verzamelen van data, het verwerken en rapportering van gegevens, e.a. aan bod komen. De resultaten worden in een digitale portfolio gebundeld en voorgesteld aan de verantwoordelijke docenten en de medestudenten.
Werkvorm
De stage: De stage bestaat uit 15 dagen doorbrengen op de werkvloer. Alvorens te beginnen worden er ook 6 dagen vrij geroosterd als voorbereiding. Tijdens deze stage is het de bedoeling dat de student kan aantonen zelfstandig te werken en zijn voortgang op gepaste tijdstippen rapporteert aan zijn promotoren. De paper: De rapportering van de stage gebeurt in de vorm van een paper. Richtlijnen i.v.m. opmaak en inhoud worden op het elektronische leerplatform geplaatst. De presentatie: De student geeft een beknopte presentatie voor een jury bestaande uit docenten en promotoren.
Studiemateriaal
Bedrijfsinfo: diverse bedrijfsinformatie kan aangeboden worden door het bedrijf of de organisatie Vakliteratuur: literatuur in boeken, tijdschriften, internet,... is ter beschikking in de bibliotheken op de campus.
Examenvorm 1ste examenkans 2de examenkans
100% PE (Stageperiode bedraagt 15 aaneengesloten werkdagen + 6 dagen voorbereiding. De deadlines van indiening en mondeling presentatie worden opgelegd door de coördinator.) Verdeling: 1/3 stage, 1/3 paper, 1/3 presentatie 100% PE (Stageperiode bedraagt 15 aaneengesloten werkdagen in juli + 6 dagen voorbereiding. De deadlines van indiening en mondeling presentatie worden opgelegd door de coördinator.) Verdeling: 1/3 stage, 1/3 paper, 1/3 presentatie
FBPEA_1213_ThRo
OO Code
Bachelorproef EA FBPEA
Algemene visie
Uiteraard mag elektronica-onderricht zich niet beperken tot een theoretische studie. Daarom worden er ook laboratoriumzittingen georganiseerd die nauw aansluiten bij de behandelde theorie. De bachelorproef gaat nog een stap verder. Hier wordt de kennis die werd opgedaan in de verschillende theorielessen en labozittingen gecombineerd om een ontwerp te maken dat bij voorkeur in opdracht van een bedrijf wordt gedefinieerd. Naast de technische aspecten is de sociale interactie belangrijk bij dit vak. De studenten worden o.a. geconfronteerd met: 1. het zelfstandig uitwerken en verfijnen van een opgave; 2. het onderling in groep verdelen van verschillende taken; 3. verantwoordelijkheid opnemen in een groep; 4. sociale vaardigheden van groepswerk aanscherpen; 5. technische problemen kunnen voorzien en trachten op te lossen, waarbij het inschatten van de tijd een belangrijke factor is; 6. relevante informatie kunnen vergaren via een veelheid van bronnen; 7. het presenteren (individueel of in groep) van het resultaat en verloop van een project. In de opleiding wordt voor de vakgebieden analoge elektronica, digitale elektronica en computersystemen naast een diepgaande en theoretische vorming, uitgebreid aandacht besteed aan de daarbij aansluitende technologie, praktijk en ontwerp. Het doel van de bachelorproef is het aanwenden van de verworven kennis bij het ontwerpen, realiseren en testen van kwalitatieve projecten, rekening houdend met de vereisten van een economische, veilige en milieubewuste uitbating.
Begincompetenties
Elementaire kennis uit al de OO-en voorafgaand aan de bachelorproef.
Situering in het curriculum / Volgtijdelijkheid
Dit vak situeert zich tussen de andere elektronica- en informatica-gerichte vakken in de opleiding. De theoretische kennis wordt hier aangevuld met een aantal praktijkgerichte aspecten. De bachelorproef is een voorbereiding op de masterproef en wordt ondersteund door communicatiegerichte vakken.
Relatie met onderzoek
In dit opleidingsonderdeel zal de student onderzoek doen in een bedrijf- of onderzoeksomgeving met de ondersteuning van zijn interne promotor, externe promotor en de coördinator van de bachelorproef.
Relatie met werkveld
De inhoud van dit opleidingsonderdeel draagt bij tot de algemene ingenieursvorming, de onderzoekende houding en de communicatieve vaardigheden van de studenten en wordt uitgevoerd in een onderzoek- of bedrijfsomgeving.
Aanvullende info
Onderwijstaal: Nederlands (het artikel mag ook na aanvraag in het Engels geschreven worden) In de infonota vinden de studenten informatie met betrekking tot de praktische regeling (duidelijke omschrijving probleemstelling, doelstellingen, lesmomenten, ...).