STRATEGISCH PROJECT 'OOST-VLAANDEREN ENERGIELANDSCHAP' HALFJAARLIJKSE RAPPORTAGE MAART 2014
Halfjaarlijks rapport 1 oktober 2013 – 31 maart 2014 1. 2. 3. 4. 5.
Algemene projectgegevens Pilootprojecten (spoor 1) Energietransitie (spoor 2) Instrumenten (spoor 3) Communicatie (spoor 4)
contactpersoon: Moira Callens
[email protected] 09 267 75 65 - 0479 28 23 94 Oost-Vlaanderen Energielandschap W. Wilsonplein 2, 9000 Gent www.energielandschap.be
BRIEFWISSELING Moira Callens Projectcoördinator
Algemene projectgegevens
1.
PROJECTSUBSIDIE
Het project Oost-Vlaanderen is een project dat kadert in de Vlaamse subsidieregeling van projecten die uitvoering geven aan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het subsidiedossier loopt van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2014 (uitvoeringstermijn van drie jaar). Op datum van 1 oktober 2011 zijn er twee partners die financieel participeren: de Vlaamse overheid ten bedrage van 297 450 euro (60% van de totale kost) en de provincie Oost-Vlaanderen ten bedrage van 198 300 euro (40% van de totale kost). De totale kost van het project bedraagt 495 750 euro waarvan 18% werkingsmiddelen en 82% personeelskosten. De projectstructuur 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' is een 'autonoom en onafhankelijk' project. Deze neutraliteit is één van de voorwaarden voor de Vlaamse subsidie; het project moet partners samenbrengen en de rol kunnen vervullen van een 'neutrale partner (die niet enkel gebonden is door de beleidslijnen van deputatie). Vanuit die optiek heeft het project een eigen logo en een eigen website. Het projectsecretariaat is gevestigd in de in de gebouwen van de provincie, PAC Het Zuid, 5de verdieping. Het projectsecretariaat is voltallig bestaat uit een projectcoördinator, Moira Callens een halftijds medewerker communicatie en participatie, Isabel Thys en een halftijds administratief medewerker Thaïs Thys. 2. 2.1.
PROJECTDOELSTELLING De aanloop
Het provinciebestuur Oost-Vlaanderen heeft de laatste jaren een zeer proactief beleid gevoerd voor de inplanting van windturbines. Dat was in de eerste plaats een ruimtelijk beleid dat zich vertaalde in het addendum Wind aan het provinciaal ruimtelijk structuurplan. In de macroconcentratiegebieden aangeduid in het addendum wordt de inplanting van windturbines verder gedetailleerd en ruimtelijk aangestuurd in op te maken RUP’s. In principe is dergelijke ruimtelijke sturing niet noodzakelijk om windturbines te realiseren, immers, door de toegenomen mogelijkheden voor het plaatsen van windturbines in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) kunnen windturbines nu ook in agrarisch gebied mits ze voldoen aan de milieunormen. Projectaanvragen voor windturbines worden echter wel nog onderworpen aan een stedenbouwkundige evaluatie waarbij verschillende administraties een bindend advies moeten uitbrengen. Doorgaans worden vergunningen aangevraagd voor projecten van 3 à 4 windturbines. In eenzelfde regio worden soms meerdere dergelijke projecten aangevraagd zonder dat daar een toaalvisie over is. De administraties hebben geen beeld over het totaal aantal windturbines, welke hun impact precies is, hoe die allemaal moeten aangesloten worden op het elektriciteitsnet, … noch hoe de verschillende projecten elkaar, het landschap, de avifauna, de radarinstallaties van luchtvaart enz… beïnvloeden met een negatief advies als gevolg. Door de toegenomen mogelijkheden voor het plaatsen van windturbines in de VCRO en de verdere ontwikkeling van de windmarkt is de concurrentie tussen de projectontwikkelaars
2
zeer hevig geworden met nefaste gevolgen voor het draagvlak voor windenergie. Grondeigenaren worden rijkelijk vergoed voor het ter beschikking stellen van hun gronden, projectontwikkelaars strijken de winsten op maar de lasten (geluid, slagschaduw, landschapsverandering, …) voor de omwonenden worden niet vergoed. Deze – in veel ogen – onrechtvaardige verdeling van de lusten en lasten en de eerder vernoemde, niet gecoördineerde inplantingen van windturbine projecten, hebben reeds nefaste gevolgen gehad voor het draagvlak. De ruimtelijke detaillering door middel van een RUP en het onderzoek naar de milieu impact door middel van een planMER wordt nu door de dienst ruimtelijke planning van de provincie Oost-Vlaanderen opgemaakt voor twee macroconcentratiezones, geselecteerd uit het addendum Wind: de zone Eeklo-Maldegem en de zone langs de E40 (in Aalter, Gent en Aalst). 2.2.
Het strategisch project
Oost-Vlaanderen is een Energielandschap. Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft onderzocht wat het effectieve (niet via import te bekomen) potentieel aan hernieuwbare energie binnen de provinciegrenzen is (zie vorige rapportages). Het doel van OostVlaanderen Energielandschap is om de realisatie van dat potentieel te faciliteren en wel zódanig dat een bewustwording bij alle betrokken actoren plaatsvindt naar de noodzaak voor een energietransitie. Inzake windenergie werkt het project via concrete projectontwikkelingen werkwijzen uit om windturbine projecten te realiseren met oog voor een rechtvaardiger verdeling van de lusten en lasten. Het windtraject is in oktober 2011 van start gegaan. De concrete projectontwikkeling gebeurt in de zone Eeklo-Maldegem en de zone langs de E40 (in Aalter, Gent en Aalst) en loopt daar samen in intense wisselwerking met de planprocessen van de provinciale dienst ruimtelijke planning. In de ruime omgeving van deze zones zal het project zal ook aansturen op de ontwikkeling van andere vormen van duurzame energie zodat een energielandschap ontstaat. De incentives daarvoor kunnen mogelijks gegenereerd worden uit de windturbine projecten. In combinatie met het stimuleren van initiatieven om energie te besparen wordt getracht een volledige energietransitie in gang te zetten. Naast de concrete projectontwikkeling is het distilleren van beleidsvoorstellen en ontwikkelen van een "best practice" inzake de uitbouw van een energielandschap een even belangrijke pijler van het strategisch project 3.
PROJECTSTRUCTUUR
De projectstructuur bestaat uit: projectsecretariaat, een projectbureau, een politieke stuurgroep en een klankbordgroep.
projectcoördinatie,
een
Het projectsecretariaat bestaat uit de projectcoördinator, de medewerker communicatie en participatie en de administratief medewerker. Het projectsecretariaat staat in voor de dagdagelijkse uitvoering van het project. Leidraad hierbij zijn de beslissingen van het projectbureau. De projectcoördinatie bestaat uit het projectsecretariaat, aangevuld met Mark Cromheecke, directeur directie Ruimte, Reinout Debergh, diensthoofd Ruimtelijke Planning en Karen Dhollander die de planprocessen wind aanstuurt. De projectcoördinatie komt wekelijks samen.
3
Het projectbureau bepaalt de inhoud van het project (binnen de krijtlijnen van het subsidiedossier) en beslist over de prioritair te nemen acties. Het projectbureau stuurt het projectsecretariaat aan. Het bestaat uit mensen die nauw betrokken zijn bij het project en vanuit hun bevoegdheid het project daadwerkelijk willen meesturen. Het projectbureau wordt voorgezeten door Mark Cromheecke, directeur van de provinciale directie Ruimte. Het
projectbureau is als volgt samengesteld: de projectcoördinator van het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap'; 1 vertegenwoordiger van de provinciale dienst Ruimtelijke Planning; 1 vertegenwoordiger van de provinciale directie Ruimte (voorzitter); 1 vertegenwoordiger van de provinciale directie Milieu; 1 vertegenwoordiger van de POM Oost-Vlaanderen; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, departement RWO; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen; 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse overheid, Vlaams Energie Agentschap; 1 vertegenwoordiger van de Organisatie Duurzame Energie Vlaanderen, 1 (of 2) experten inzake hernieuwbare energie.
De stuurgroep bestaat uit het projectbureau uitgebreid met een politieke afvaardiging van de Vlaamse regering en de deputatie. De bedoeling van de stuurgroep is om er zorg voor te dragen dat de richting waarin het project uitgaat politiek gedragen wordt door de verschillende overheden en daadwerkelijk ondersteund wordt. De stuurgroep wordt voorgezeten door de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen. In de stuurgroep zijn naast de leden van het projectbureau de volgende personen vertegenwoordigd: de gouverneur; de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening; de Vlaamse minister van Energie; de Vlaamse minister van Leefmilieu; de gedeputeerde bevoegd voor Ruimtelijke Planning; de gedeputeerde bevoegd voor Energie; de gedeputeerde bevoegd voor Milieu; de Organisatie Duurzame Energie Vlaanderen. De klankbordgroep is het 'netwerk' rond het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap'. De klankbordgroep heeft tot doel draagvlak te creëren voor het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' en partnerschappen op te zetten. De klankbordgroep bestaat uit een ruime vertegenwoordiging van politiekers, administraties, middenveld, projectontwikkelaars, onderzoekswereld, enz. De klankbordgroep wordt voorgezeten door de gouverneur van OostVlaanderen. 3.1.
Acties in de projectstructuur 1/10/2013-31/03/2014 datum projectstructuur actie wekelijks projectcoördinatie overleg 04/12/2013
projectbureau
informeel overleg projectbureau
27/02/2014
projectbureau
Brainstorm verderzetting OVl-EL
3.2.
Vooruitblik acties in de projectstructuur 31/03/2014-30/09/2014
De wekelijkse projectcoördinatie blijft onverminderd doorgaan.
4
Er zal nog een projectbureau samengeroepen worden voor de svz en voor de begeleiding van de toolkit. De stuurgroep zal naar aanleiding van de laatste stand van zaken voor de voorlopige vaststelling van PRUP's en de projectmatige realisatie van de windprocessen samengeroepen worden op 3 april 2014. Op het einde van het laatste werkjaar, n.a.v. het einde van dit strategisch project wordt een "klankbordgroep" uitgenodigd om de bereikte resultaten – en hopelijk – toekomstblik toe te lichten. We spreken van het slotevent.
5
Werken op verschillende sporen Het project– zoals uitgeschreven in de projectaanvraag en rekening houdende met de toewijzingsbrief met het ministerieel besluit en afspraken geformuleerd in de loop van het eerste werkjaar - wordt uitgebouwd worden op verschillende sporen.
Het eerste spoor omvat het opzetten van pilootprojecten rond hernieuwbare energie. Daarbij zal in eerste instantie gefocust worden op windenergie – omdat die vorm de grootste ruimtelijke impact heeft. De windprojecten kunnen dienen om in een latere fase andere vormen van hernieuwbare energie te katalyseren Het tweede spoor omvat acties en initiatieven met betrekking tot de energietransitie in Oost-Vlaanderen; het strategisch project zal in deze projecten geen trekker zijn maar diverse projecten ondersteunen en daarbij ervaring opdoen en expertise delen. In het derde spoor worden 'instrumenten' uitgewerkt ter ondersteuning van de energielandschappen in Oost-Vlaanderen. Twee concrete initiatieven zijn de uitbouw van de databank windturbines en het realiseren van een toolkit die bruikbaar is voor verschillende (energie)projecten. In het laatste spoor worden initiatieven ontwikkeld om meer draagvlak te creëren voor hernieuwbare energieprojecten. Tevens is het de bedoeling om de burger (en andere doelgroepen) verder te overtuigen van de noodzaak tot het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen en de energietransitie die daaruit volgt.
6
4.
SPOOR 1 – OPZETTEN VAN PILOOTPROJECTEN HERNIEUWBARE ENERGIE
Het projectbureau zal voorbeeldprocessen opzetten rond inrichting en beheer van energielandschappen, bvb. voor de grootschalige inplanting van windturbines. Ook andere vormen van hernieuwbare energie, zoals biomassa en zonne-energie, zullen aan bod komen. Bedoeling is goede voorbeelden te vinden en expertise op te doen. Deze expertise zal gebundeld en openbaar gemaakt worden in een toolkit, die bruikbaar moet zijn om andere energieprojecten te realiseren. 4.1.
Windenergie in de zone 'Maldegem-Eeklo' en 'E40 van Aalter tot Aalst' en ruimer
In dit spoor is er een nauwe samenwerking tussen de provinciale dienst Ruimtelijke Planning en het strategisch project. De provincie is verantwoordelijk voor het planmatige verhaal, het strategisch project staat in voor de communicatie en voor de realisatie van het gewenste energielandschap in overleg met de projectontwikkelaars en andere doelgroepen. 4.1.1.
OVl: windenergie met draagvlak
Aanvragen voor windturbines kampen met een groot draagvlakprobleem. Daar is in detail op ingegaan in vorige rapportages. Samen met het project Oost-Vlaanderen Energielandschap, werkt de Provincie aan het draagvlak voor windturbines via 5 pijlers: 1. Ruimtelijke, planmatige aansturing die bepaalt waar de turbines kunnen komen en waar niet. Dergelijk duidelijk eindplaatje brengt rust en duidelijkheid voor alle betrokkenen. 2. Kaderen van windturbineprojecten in het ruime Oost-Vlaamse windenergie- en hernieuwbare energiekader. Op deze manier wordt het potentieel in elke gemeente duidelijk. De boodschap is dat – om uiteindelijk klimaatneutraal te worden - het volledige potentieel moet worden ontwikkeld. 3. Directe aanpak van gecoördineerde, projectmatige realisatie van de windturbines in de concentratiezones. De verschillende projecten worden op elkaar en op de omgeving afgestemd – ook de technische aspecten die hiermee gepaard gaan (aansluiting, wegenwerken, …). 4. Alle betrokken actoren worden van in het begin meegenomen in een doorgedreven communicatie. Via intensief overleg kunnen alle betrokken actoren ook input leveren, zowel in het planningsproces als bij de projectmatige realisatie. 5. Windturbines hebben een niet te miskennen impact op de omgeving van een gemeenschap. Via 20% rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap (burgers, bedrijven en overheid) in de windturbineprojecten en een fonds om de omgevingskwaliteit te verhogen en rationeel energiegebruik te kunnen ondersteunen, worden de lusten herverdeeld over een volledige gemeenschap. Punt 2 tem 5 zijn expliciet taken van OVl-EL. Hieronder wordt het beknopte voortraject en de stand van zaken weergegeven van het volledige windproces. 4.1.2.
Stand van zaken van werking project in Eeklo-Maldegem en E40
PLANPROCESSEN – PRUPs, LUSTEN EN LASTEN, COMMUNICATIE Op 10 oktober 2010 besliste de deputatie om een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) en bijhorend planMER op te maken voor twee zoekzones van het Addendum PRS, met name voor het windlandschap 'Maldegem-Eeklo' en voor het windlandschap 'E40 van Aalter tot Aalst'.
7
Het PRUP 'Windlandschap Eeklo-Maldegem’ situeert zich op het grondgebied van de gemeenten Assenede, Eeklo, Evergem, Maldegem, Kaprijke, Sint-Laureins, Waarschoot, Zomergem (8 gemeenten) en het RUP windlandschap 'E40 van Aalter tot Aalst' situeert zich op het grondgebied van de gemeenten Aalst, Aalter, Deinze, Denderleeuw, De Pinte, Destelbergen, Erpe-Mere, Gent, Haaltert, Herzele, Knesselare, Laarne, Lede, Lovendegem, Maldegem, Melle, Merelbeke, Nevele, Ninove, Oosterzele, Sint-Lievens-Houtem, SintMartens-Latem, Wetteren, Wichelen, Zomergem (25 gemeenten). Dit dossier is reeds meermaals aan de provincieraad voorgelegd. Op 20 juni 2012 werden de landschapsstudie, het voorontwerp PRUP en voorontwerp planMER en bijhorende communicatietraject (infovergaderingen, enquête, enz) aan de provincieraad voorgelegd. De provincieraad besliste toen om het proces tot verfijning van de zoekzones verder te zetten, het milieu-onderzoek te verdiepen en een HE-scan voor de verschillende vormen van hernieuwbare energie voor de volledige provincie op te maken. Ongeveer een jaar later, op 24 april 2013, werd een voorontwerp PRUP en voorontwerp PlanMER aan de provincieraad voorgelegd alsook de stand van zaken met betrekking tot de projectmatige ontwikkeling van de windparken en de verdeling van lusten en lasten De provincieraad besliste om op basis van de beschikbare informatie de volgende voorkeurslocaties in een PRUP te vertalen: • de dubbele lijnopstelling in het gebied van de infrastructuurbundel (N49, hoogspanningsleidingen, Schipdonkkanaal) tussen Eeklo en Kaprijke; • de volgende zes clusters binnen de zone E40: bedrijventerrein Aalter, windakker Hansbeke, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle/ Wetteren, windkouter Sint-LievensHoutem/Erpe-Mere en het bedrijventerrein Erembodegem. Tevens werden in het provincieraadsbesluit van 24 april 2013 een aantal voorwaarden vooropgesteld waaraan windturbineprojecten binnen de voorgestelde zones moeten voldoen (o.a. met betrekking tot rechtstreekse participatie). Momenteel is zowel het planningsproces van 'Eeklo-Maldegem' als dat van 'E40 van Aalter tot Aalst' toe aan de volgende stap in de formele procedure: de voorlopige vaststelling van de PRUP's. In wat volgt wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken m.b.t. het besluit van 24 april 2013: Art. 1 t.e.m. 4 van het besluit van 24 april 2013 Het provincieraadsbesluit van 24 april 2013 stelde het volgende: • Art. 1 De raad neemt kennis van het gevoerde onderzoek en het gevoerde overlegtraject voor de macroconcentratiezones voor windturbines "Maldegem-Eeklo" en "E40 tussen Aalter en Aalst"; • Art. 2 Voor de macroconcentratiezone voor windturbines "Maldegem-Eeklo" wordt de voorkeursbeslissing genomen om windturbines te realiseren volgens het lineaire scenario, een dubbele lijninplanting langsheen de transportcorridor van de N49 en de hoogspanningslijnen tussen de kruising van de N49 met de N44 in Maldegem en de kruising van de N49 met de N456 in Kaprijke; • Art. 3 Voor de macroconcentratiezone voor windturbines "E40 tussen Aalter en Aalst" wordt de voorkeursbeslissing genomen om windturbines te realiseren in clusters langsheen de E40. De 6 geselecteerde clusters zijn: bedrijventerrein Aalter, windakker Hansbeke, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle/ Wetteren, windkouter Sint-LievensHoutem/Erpe-Mere en bedrijven¬terrein Erembodegem. • Art.4 De voorkeursscenario's worden in de komende maanden verder juridisch vertaald. Er worden hiertoe PRUP's opgemaakt voor het vastleggen van de geselecteerde concentratiegebieden. In de PRUP’s worden er rond elke concentratiezone, een zone voor landschappelijke begeleidende maatregelen en een uitsluitingszone voorzien. Het aan de raad voorgelegde concept van ruimtelijk uitvoeringsplan is hiertoe de aanzet.
8
Windlandschap Eeklo Maldegem Op 28 mei 2013 vond de plenaire vergadering plaats van dit PRUP. De documenten ter bespreking waren de documenten zoals voorgelegd aan de provincieraad op 24 april 2013, terug te vinden op de volgende link: http://www.oostvlaanderen.be/public/over_provincie/beleid_bestuur/provincieraad/agenda/index.cfm?agenda id=2498. Het verslag van de plenaire vergadering vindt u terug in bijlage 3. Op 13 augustus 2013 vond de richtlijnenvergadering plaats van de planMER. De goedgekeurde richtlijnen werden ontvangen op 2 oktober 2013. Op basis hiervan werd het document herwerkt en op 2 december 2013 werd de planMER goedgekeurd. De resultaten van de planMER werden, samen met de opmerkingen van de plenaire vergadering verwerkt en besproken op het projectteam van 19 november 2013 (verslag zie bijlage 4). In het document voor voorlopige vaststelling (zie bijlage 1a-e) is uiteindelijk rekening gehouden met de opmerkingen van zowel de plenaire vergadering, de goedgekeurde planMER als het projectteam van 19 november 2013. Het PRUP bestaat uit drie zones: een concentratiezone, een visuele intrusiezone en een uitsluitingszone. In de concentratiezone worden grote windturbines toegelaten, waarbij het in principe moet gaan om turbines met minimale masthoogte van 100m. In deze zone worden een aantal inrichtingsprincipes vooropgesteld waaraan windprojecten in deze zone moeten voldoen. In de 5km-zone rond de concentratiezone, de uitsluitingszone, worden grote windturbines verboden. De bedoeling van deze uitsluitingszone is om visuele interferentie tussen windparken te vermijden. Ten slotte wordt ook een visuele intrusiezone aangeduid. Die omvat de concentratiezone en de 800m zone er rond: het is een zone waar windturbines dominant aanwezig zijn in het landschapsbeeld en waar – projectmatig – maatregelen zullen worden genomen om het landschap op te waarderen via een omgevingsfonds. Meer gedetailleerde toelichting bij het grafisch plan en de voor¬schriften is terug te vinden in de toelichtingsnota van het ontwerpRUP (zie bijlage 1a). Windlandschap E40 van Aalter tot Aalst Op 29 mei 2013 vond de plenaire vergadering plaats van dit PRUP. De documenten ter bespreking waren de documenten zoals voorgelegd aan de provincieraad op 24 april 2013, terug te vinden op de volgende link: http://www.oostvlaanderen.be/public/over_provincie/beleid_bestuur/provincieraad/agenda/index.cfm?agenda id=2498. Het verslag van de plenaire vergadering vindt u terug in bijlage 5. Op 28 juni 2013 vond de richtlijnenvergadering plaats van de planMER. De goedgekeurde richtlijnen werden ontvangen op 2 oktober 2013. Op basis hiervan werd het document herwerkt en op 2 december 2013 werd de planMER goedgekeurd. De resultaten van de planMER werden, samen met de opmerkingen van de plenaire vergadering verwerkt en besproken op het projectteam van 19 november 2013 (verslag zie bijlage 6). In het document voor voorlopige vaststelling (zie bijlage 2a-o) is uiteindelijk rekening gehouden met de opmerkingen van zowel de plenaire vergadering, de goedgekeurde planMER als het projectteam van 19 november 2013. Het RUP bestaat uit een toelichtingsnota (met de visie voor de gehele zoekzone E40) en zes deelplannen nl. voor het windpark bedrijventerrein Aalter, windakker Hansbeke, bedrijventerrein Zwijnaarde, windakker Melle/ Wetteren, windkouter Sint-LievensHoutem/Erpe-Mere en het bedrijventerrein Erembodegem. Elk deelplan bestaat uit drie zones: een concentratiezone, een visuele intrusiezone en een uitsluitingszone. In de concentratiezone worden grote windturbines toegelaten, waarbij het in principe moet gaan om turbines met een minimale masthoogte van 100m. In deze zone worden een aantal inrichtingsprincipes vooropgesteld waaraan windprojecten in deze zone moeten voldoen. In de 5km-zone rond de concentratiezone, de uitsluitingszone, worden grote windturbines verboden. De bedoeling van deze uitsluitingszone is om visuele interferentie tussen windparken te vermijden. Ten slotte wordt ook een visuele intrusiezone aangeduid. Die omvat de concentratiezone en de 800m zone er rond: het is een zone waar wind¬turbines dominant aanwezig zijn in het landschapsbeeld en waar – projectmatig –
9
maatregelen zullen worden genomen om het landschap op te waarderen via een omgevingsfonds (zie verder). Meer gedetailleerde toelichting bij het grafisch plan en de voorschriften is terug te vinden in de toelichtingsnota van het ontwerpRUP (zie bijlage 2a). Art. 5 van het ¬besluit van 24 april 2013 Het provincieraadsbesluit van 24 april 2013 stelde het volgende: • Art5. Verdere stappen dienen te worden ondernomen om gebieden die niet geschikt werden bevonden om windturbines in te planten maximaal te vrijwaren. Hiertoe kunnen provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt. Daarnaast wordt aan Vlaanderen gevraagd om voor het grondgebied van Oost-Vlaanderen de zogenaamde clichering af te schaffen. Op 10 oktober 2013 nam de deputatie een principebeslissing tot opmaak van een RUP 'Landschappelijke rustzone Meetjesland’ op het grondgebied van de gemeenten Assenede, Evergem, Gent, Lovendegem, Sint-Laureins, Kaprijke, Maldegem, Eeklo, Waarschoot, Zomergem, Knesselare, Aalter en Nevele. In de PRUP's concentratiezones Eeklo-Maldegem en E40 wordt reeds een uitsluitingszone voorzien, nl. als een gebied met een straal van 5 km rond het concentratiegebied. Hierdoor wordt vermeden dat er visuele interferentie zou ontstaan tussen verschillende clusters. Tegelijkertijd worden aan de burger en de lokale besturen garanties geboden dat op korte afstand van de geplande turbines geen nieuwe windturbines meer zouden komen. Deze werkwijze biedt evenwel geen garanties voor het vrijwaren van (alle) gave open ruimtegebieden in de omgeving van een concentratiegebied. Zo is bijv. het Kreken- en poldergebied niet opgenomen in de uitsluitingszone noch de omgeving van het Drongengoed. Op de plenaire vergadering van het PRUP 'Windlandschap Eeklo-Maldegem' vroegen de gemeenten Eeklo, Maldegem en Sint-Laureins om de gebieden buiten de concentratiegebieden juridisch te vertalen in een PRUP. Momenteel wordt de screeningsnota opgemaakt i.f.v. de plenaire vergadering die gepland is in het voorjaar 2014. Art. 6 en 8 van het ¬besluit van 24 april 2013 Het provincieraadsbesluit van 24 april 2013 stelde het volgende: • Art.6 Een herverdeling van lusten en lasten en een grotere participatie van de lokale gemeenschap rondom de projectzones wordt als een absoluut noodzakelijke voorwaarde gezien voor de realisatie op het terrein. De raad wenst daarom volgend model van participatie binnen de projectgebieden van de macroconcentratiezones "E40 tussen Aalter en Aalst" en "Maldegem – Eeklo”: Aan de outputzijde de oprichting van lokale fondsen voor land¬schaps-opbouw enerzijds en voor acties rondom hernieuwbare energie / rationeel energiegebruik anderzijds. Deze fondsen dienen benut te worden in de directe omgeving van de windprojecten. Aan de input zijde dient een rechtstreekse verankering te worden bekomen voor de lokale gemeenschap. Hiertoe worden volgens een getrapt systeem tot 20 % van de turbines voorbehouden voor de lokale gemeenschap en overheden. • Art. 8: Uiterlijk tegen de voorlopige vaststelling van de uitvoeringsplannen waarin de projectzones effectief worden afgebakend (voorzien in het najaar van 2013) dient de Provincieraad de zekerheid te hebben over de effectieve uitwerking van het participatiemodel. Indien deze zekerheid niet kan worden aangereikt, kan de raad niet akkoord gaan met de komst van (bijkomende) windturbines in de macroconcentratiezones "E40 tussen Aalter en Aalst" en "Maldegem – Eeklo". Draagvlakmodel – 20% rechtstreekse participatie voor lokale gemeenschap en bijdrage in lokaal fonds Rechtstreekse participatie is dus een onderdeel van een volledig traject om draagvlak op te bouwen. Rechtstreekse participatie, waarbij de lokale gemeenschap mede-eigenaar wordt van windturbines en groene stroom, bouwt op meerdere manieren aan draagvlak voor
10
windenergie, en dit op korte en lange termijn. De omwonenden worden nauw betrokken bij de windturbines die in hún achtertuin draaien, de groene stroom die zij daaruit halen, versterkt die band nog én zorgt voor een sensibilisering. Zowel voor windenergie, voor hernieuwbare energie als voor klimaatdoelstellingen en energieonafhankelijkheid. Door het beslissingsrecht over de winsten gegenereerd uit de windopbrengst kunnen de omwonenden zélf investeren in hun eigen omgeving. Een herverdeling van lusten en lasten treedt op. Rechtstreekse participatie creëert bovendien een kanaal waarlangs positieve stemmen uit een omgeving zich kunnen uiten, vóór de komst van windturbines Het draagvlakmodel (pijler 5) is een dermate cruciaal onderdeel van de opbouw van het draagvlak voor de windturbineprojecten, dat de provincieraad van 24 april 2013 de toepassing ervan op de windturbineprojecten in Eeklo-Maldegem en E40 als een voorwaarde stelde voor verdere ontwikkeling. In zowel Eeklo-Maldegem als in de geselecteerde concentratiezones langs de E40, liggen bijna alle, voor windturbines in aanmerking komende percelen onder contract bij een projectontwikkelaar. Al de ontwikkelaars met opstalcontracten in en een grondige kennis van de windpotenties van de zones zijn gekend. Hun mogelijkheden op indienen van vergunningen (o.b.v. opstalcontracten en voorbereidend onderzoek) in Eeklo-Maldegem en E40 zijn als volgt: - Electrabel: 27 turbines - Aspiravi: 9 turbines - Electrawinds: 7 turbines - EDF Luminus: 4 turbines - Eneco: 3 turbines - Nimby: 3 turbines - Enervest: 2 turbines - Ecopower: 1 turbine - Colruyt (nog geen opstalcontracten voor turbines maar geïnteresseerd in grond in de cluster BT Zwijnaarde) Na de provincieraad van 24 april 2013 is opnieuw overleg gepleegd met deze ontwikkelaars om tot een engagement van hen uit te komen naar de effectieve toepassing van het draagvlakmodel zoals gevraagd door de provincieraad. De ontwikkelaars Enervest, Colruyt en Ecopower hebben eerder al engagement naar de Provincie toe genomen, zie bijlagen 11, 12 en 13.
het gevraagde
Op 8 oktober 2013 hebben leden van de deputatie de ontwikkelaars nog eens ten sterkste aangemaand dit engagement te nemen. Om duidelijk te stellen wat precies bedoeld wordt met rechtstreekse participatie en waaraan partijen die deze zouden invullen moeten voldoen, heeft de deputatie op 5 december 2013 daartoe een besluit genomen (voor het besluit zie bijlage 7). Een partij die de rechtstreekse participatie voor burgers en bedrijven opneemt, moet zo gestructureerd zijn dat: - leden mede-eigenaar worden van de windturbines - leden mede beslissingen nemen en het beleid uitstippelen - toetreding betaalbaar en open is voor iedereen - de nadruk ligt op produceren van hernieuwbare energie aan een billijke en transparante prijs voor de leden - zij autonoom opereert en niet wordt bestuurd door overheden of via andere bedrijven - concurrentie met soortgelijke partijen niet kan optreden omdat samenwerking optreedt Deze partij moet bovendien: - aantonen dat zij beschikt over voldoende middelen en kunde om effectief windturbines uit te baten
11
- het engagement nemen om bij te dragen in het fonds voor de lokale gemeenschap (voorwaarde provincieraad 24 april 2013) - leden en derden informeren over hernieuwbare energie en windenergie in het bijzonder Een partij die de rechtstreekse participatie voor lokale overheden opneemt, moet: - Het mogelijk maken dat lokale overheden mede begunstigde worden van de groene stroom en de opbrengsten uit de windturbines. Het mogelijk maken dat de lokale overheden medeeigenaar worden van de windturbines. - De lokale overheden correcte informatie verschaffen over hernieuwbare energie en windenergie in het bijzonder. In het besluit wordt aangegeven dat de burgers, bedrijven en lokale besturen het dichtst bij de windturbines, de eerste kans zullen krijgen om te participeren. Omdat ook met uitsluitingszones wordt gewerkt, waar geen windturbineprojecten meer mogelijk zijn en omdat het macroconcentratiezones betreft, kan de participatie in latere instantie ook worden opengesteld voor burgers, bedrijven en lokale overheden verder weg van de windturbines. Projectontwikkelaars die een engagement naar het volledige draagvlakmodel nemen, zullen positief meegenomen worden in de verdere communicatie rond de planprocessen van de provincie Oost-Vlaanderen en de projectmatige realisatie ervan door Oost-Vlaanderen Energielandschap. In het deputatiebesluit is ook gesteld welke maatregelen zullen worden uitgewerkt voor projecten binnen Eeklo-Maldegem en E40 van ontwikkelaars die zich niet engageren het draagvlakmodel te zullen toepassen: De weigering om zich te engageren zal expliciet gecommuniceerd worden. Bovendien zal in het opportuniteitsluik van de milieuvergunningen het (lokaal) draagvlak beoordeeld worden. Voor de projecten waarvan de ontwikkelaars geen voldoende engagement genomen hebben naar vooropgesteld draagvlakmodel, zal ook gekeken worden om een sturende provinciale belasting uit te werken, dit om alsnog de herverdeling van de lusten en lasten van de windturbines te bekomen. Er hebben zich twee partijen kandidaat gesteld om de rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap op te nemen. Voor de lokale burgers en bedrijven is dat de koepelvereniging van burgercoöperaties voor de productie van hernieuwbare energie, REScoop. REScoop is de som van zijn leden. Een aantal leden hebben reeds jaren ervaring met de bouw en uitbating van windturbines en één lid heeft een leveringsvergunning voor elektriciteit. Voor de lokale besturen is dat het Vlaams Energiebedrijf. Beide partijen zijn financieel en technisch bekwaam om windturbines te bouwen, uit te baten en de elektriciteit te leveren. Beide partijen voldoen aan de voorwaarden voor rechtstreekse participatie zoals vooropgesteld door de deputatie. Beide partijen zullen bovendien actief en bij hun respectievelijke doelpubliek mee het draagvlak nog versterken n.a.v. de effectieve vergunningsaanvragen. Zij treden op als een tandem en hebben onderling afspraken hiertoe gemaakt. Het engagement van VEB en REScoop naar de Provincie toe, m.b.t. de invulling van de rechtstreekse participatie in Eeklo-Maldegem en E40 vindt u in bijlage 8. Met deze twee partners is een praktische manier uitgewerkt hoe de overname van de 20% rechtstreekse participatie kan verlopen. Bij voorkeur worden vergunningen van fysiek gehele turbines verkocht. Een andere mogelijkheid is dat voor 20% een participatie in het totale windproject wordt genomen. Deze tweede mogelijkheid is interessant voor projectontwikkelaars die in totaal minder dan 5
12
vergunningen halen in de beide zones waardoor 20% niet kan worden gehaald in fysiek volledige turbines. Dit is voorgesteld aan elke ontwikkelaar in de betrokken zones. De projectontwikkelaar met het grootste aantal turbines in de zones (27 van de 56), Electrabel heeft vervolgens aangegeven tegemoet te willen komen aan het voorstel van het Vlaams Energiebedrijf en REScoop. In dit traject fungeert het VEB als onderhandelingspartner voor de tandem VEBREScoop. Met het VEB is Electrabel tot een akkoord gekomen over de prijs waaraan de turbines, na het behalen van de vergunningen zullen worden verkocht aan VEB-REScoop. Electrabel kiest ervoor om vergunningen na behalen te verkopen aan VEB-REScoop. Het aantal vergunningen dat zal worden verkocht aan VEB-REScoop voldoet minimaal aan de getrapte sleutel zoals vooropgesteld door de provincieraad van 24 april, zie bijlage 9. Draagvlakmodel – bijdrage per windturbine per jaar in een lokaal fonds Het tweede onderdeel van het draagvlakmodel is een bijdrage van de projectontwikkelaar per gebouwde turbine per jaar in een lokaal fonds. Oorspronkelijk werd vooropgesteld dat dit fonds zou moeten dienen om landschapsopbouw en de lokale verdere uitbouw van hernieuwbare energie (HE) en rationeel energiegebruik (REG) te stimuleren. Het fonds zou lokaal moeten worden beheerd. Bijkomend overleg en inzicht heeft ertoe geleid om het fonds uit te breiden naar een omgevingsfonds. Het fonds kan worden ingezet om de kwaliteit van de omgeving – in de ruime zin - waarin de turbines komen te verhogen. Wat die kwaliteit is en hoe die kan worden verhoogd, wordt bepaald aan de hand van een participatief traject met zoveel mogelijk lokale actoren. Uit dat traject moet uiteindelijk ook duidelijk worden hoe dat fonds precies zal worden beheerd en door wie. In de zone Eeklo-Maldegem is hiervoor een Leader/As project aangevraagd: "Milde Meetjes". In september/oktober 2013 werd de Europese subsidiëring van Milde Meetjes zowel in As3 als in Leader goedgekeurd. De projectfiche van Milde Meetjes vindt u in bijlage10. Op Milde Meetjes begint op 17 maart 2014 een halftijdse medewerker. Het project loopt tot 30 juni 2015. De bedoeling is dat uit het traject van Milde Meetjes een werkwijze wordt gedistilleerd die ook toegepast zal worden in de zones aan de E40. De projectontwikkelaar Electrabel engageert zich om per vergunde turbine jaarlijks een geïndexeerd bedrag van 5000 euro te storten in een lokaal fonds. Electrabel heeft zich vervolgens naar de Provincie Oost-Vlaanderen toe geëngageerd om het draagvlakmodel effectief te gaan toepassen in de zones Eeklo-Maldegem en E40 op al haar in te dienen vergunningen. Electrabel engageert zich dus naar het volledige draagvlakmodel zoals vooropgesteld door de provincieraad van 24 april 2013 (bijlage 14). De overige projectontwikkelaars hebben dergelijk engagement (nog) niet genomen. Het voorbeeld van Electrabel toont duidelijk aan dat het in praktijk wel degelijk mogelijk is voor een projectontwikkelaar om de 20% rechtstreekse participatie over te hevelen aan de lokale gemeenschap én een fondsbijdrage te doen. Met Electrabel als voorbeeld zal nog verder onderhandeld worden met de overige projectontwikkelaars. Verwacht wordt dat er n.a.v. het engagement van Electrabel nog ontwikkelaars het nodige engagement zullen nemen. Het deputatiebesluit van 5 december 2013 geeft aan wat zal worden uitgewerkt naar projecten van ontwikkelaars toe die zich finaal niet willen engageren naar het draagvlakmodel. Op die manier wordt alsnog een herverdeling van de lusten en lasten
13
bekomen. Er kan dus voldaan worden aan het artikel 6. en 8. van het provincieraadsbesluit van 24 april 2013. We merken dat in windturbineprojecten de participatie meer en meer evolueert naar rechtstreekse betrokkenheid. Uit reacties van betrokken actoren in de planprocessen EekloMaldegem en E40, maar ook daarbuiten blijkt dit duidelijk: Het voorstel van aangepaste omzendbrief, afwegingskader voor de ontwikkeling van windturbineprojecten geeft expliciet de voorkeur aan projecten waarin participatie wordt toegepast en waarin er een bijdrage wordt voorzien voor de opbouw van het omringende landschap (zie bijlage 15). De gemeenteraden van Eeklo en Maldegem hebben de wens uitgesproken om zelfs naar 50% rechtstreekse participatie te gaan (zie bijlage 16). De expliciete ondersteuning van de toepassing van rechtstreekse participatie in de windturbineprojecten Eeklo-Maldegem en E40 door minister Van den Bossche (zie bijlage 17). In haar brief stelt zij dat rechtstreekse participatie een vereiste is voor een optimale ontwikkeling en uitbating van windturbineprojecten en noodzakelijk is voor een billijke verdeling van de lusten en lasten er van. Ook het kabinet van minister Muyters volgt het proces op de voet en toont veel interesse in het lusten en lasten verhaal. In het memorandum van REScoop worden veel elementen uit het proces in OostVlaanderen expliciet vermeld als voorbeeld van goede aanpak (zie bijlage 18). De maatschappelijke meerwaarde van rechtstreekse participatie en de duidelijke maatschappelijke druk naar deze participatievorm zijn voor de Provincie Oost-Vlaanderen dan ook van groot belang. Ook voorbeelden uit het buitenland geven heel duidelijk deze trend aan. Meer nog, in sommige landen is rechtstreekse participatie door een wettelijk kader verplicht. Oost-Vlaanderen is pionier op het vlak van aanpak van windturbineprojecten en zeker de lusten en lasten herverdeling daarin. Vlaanderen volgt het proces niet alleen op de voet, onderdelen van het proces sijpelen door op het Vlaamse niveau. Ook andere provincies kijken geïnteresseerd toe. De provincie Limburg heeft zelfs expliciet het Oost-Vlaamse voorbeeld gevolgd en heeft beslist om minstens 20% rechtstreekse participatie op te leggen in windturbineprojecten op haar grondgebied (zie bijlage 19). Art. 7 van het ¬besluit van 24 april 2013 • Art. 7 Gelet op het belang van draagvlak bij de realisatie van windprojecten en de voorbeeldfunctie daarbij van de overheden, dienen publieke rechtspersonen die eigenaar zijn van gronden gelegen in de gebieden zoals die naar voren komen binnen het voorkeursscenario hun mogelijkheden naar participatie voor de lokale gemeenschap toe maximaal in te zetten; In de concentratiezones Eeklo-Maldegem en E40 liggen nog een aantal gronden waarop mogelijks windturbines kunnen worden geplaatst. Deze gronden liggen nog niet onder contract en zijn eigendom van overheden, publieke rechtspersonen of semi-publieke rechtspersonen. Het gaat over W&Z, SOLVA en de NV Eiland Zwijnaarde (waar ook een private partner bij zit, dus een semi-publieke rechtspersoon). In het verdere traject van de windprocessen, naar effectief indienen van de vergunningen toe, zal verder met die eigenaars onderhandeld worden voor het plaatsen van windturbines. Er zal worden gestreefd naar de hoogst mogelijke mate van rechtstreekse participatie voor de lokale gemeenschap. Art. 9 van het ¬besluit van 24 april 2013 • Art. 9: Het is belangrijk om een grondige communicatie te voeren naar alle betrokkenen toe. Hiertoe dient het vooropgestelde stappenplan communicatie en overleg te worden verdergezet.
14
Er is sedert de provincieraad van 24 april 2013 uitgebreid verder gecommuniceerd met de betrokken actoren. Dit communicatietraject zal intensief verder worden gezet na de provincieraad van 26 maart met onder andere een infomarkt per zone aan de E40 en per gemeente in de zone Eeklo-Maldegem. Een overzicht van het afgelopen en komende communicatietraject vindt u in bijlage 20. Art. 10 van het ¬besluit van 24 april 2013 Het provincieraadsbesluit van 24 april 2013 stelde het volgende: • Art.10: Zoals ook aangegeven in het provinciaal beleidskader windturbines zoals goedgekeurd in 2009, wenst de provincie Oost-Vlaanderen duidelijk-heid te hebben over de concrete inplantingen van windturbines voor het volledige grondgebied. De raad belast de deputatie met het verder toepassen van de principes van ordening in de andere potentiële inplantingslocaties in Oost-Vlaanderen en vraagt haar hiertoe de nodige processen op te starten. Op 10 oktober 2013 nam de deputatie een principebeslissing tot opmaak van een PRUP voor: • het 'Windlandschap Oost-Vlaams Kerngebied Noord' op het grondgebied van de gemeenten Gent, Assenede, Zelzate, Wachtebeke, Lochristi, Destelbergen, Lovendegem en Evergem. Hierbij werd wel gesteld om met de opstart van proces te wachten in functie van het planproces dat de Haven zelf voert; • het 'Windlandschap Waaslandhaven, N49 en E17 omgeving Sint-Niklaas/ Beveren' op het grondgebied van de gemeenten Beveren, Stekene, Sint-Gillis-Waas, Kruibeke, Sint-Niklaas, Temse, Waasmunster. Ook in deze trajecten kan OVL-EL een belangrijke rol spelen. MONITORING CAMPAGNE GELUIDSOVERLAST BESTAANDE TURBINES EEKLO-MALDEGEM Bijkomend heeft het project nu reeds een monitoring rol opgenomen in beide zones. In beide zones staan immers al windturbines, waar – bij deze in Maldegem – geluidsoverlast veroorzaakt wordt. O Omdat het project Oost-Vlaanderen Energielandschap steeds meer het gezicht van windenergie (en bij uitbreiding Hernieuwbare Energie) wordt, zeker in Eeklo-Maldegem en E40, fungeert het project als eerste aanspreekpunt bij klachten. Er is een geluidscampagne opgestart in Eeklo-Maldegem om de geluidsoverlast van de bestaande turbines in kaart te brengen. De campagne wordt uitgevoerd door de projectontwikkelaars betrokken, gecoördineerd door gemeenten Maldegem en Eeklo en OVLEL doet de communicatie en ondersteund. Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft de infoavond ter aankondiging van de meetcampagne met toelichtingen van deskundigen terzake aangestuurd. Ook Oost-Vlaanderen Energielandschap is daar aan bod gekomen. De meetcampagne is uniek in Vlaanderen wegens de omvang én het feit dat omwonenden tegelijkertijd met de metingen hun ervaringen van het omgevingsgeluid konden invullen op de site van Oost-Vlaanderen Energielandschap. De meetresultaten worden nu verwerkt maar de combinatie van beide datasets (decibels en gewaarwordingen) zal voer zijn voor bijkomend onderzoek. Er zal gezocht worden naar onderzoeksinstellingen die hier verder mee aan de slag kunnen. De resultaten van de meetcampagne zullen aan de omwonenden gecommuniceerd worden. Oost-Vlaanderen Energielandschap zal hierin een rol vervullen. 4.1.3.
Toekomstige werking project in Eeklo-Maldegem en E40
Zie onderdeel 8, verderzetting Oost-Vlaanderen Energielandschap.
15
4.2.
Geraardsbergen Energieneutraal – een participatief traject
4.2.1. Aanleiding De gemeente Geraardsbergen werd de afgelopen jaren geconfronteerd met diverse vergunningsaanvragen voor grootschalige windturbines van verschillende projectontwikkelaars. Het draagvlak voor deze ontwikkelingen bij de burgers van de gemeente was er nauwelijks. De gemeente was niet tegen windturbines an sich maar wou de inplanting enigszins geordend zien mét meerwaarde voor de lokale gemeenschap. Geïnspireerd door de processen gevoerd door de provincie en Oost-Vlaanderen Energielandschap, richtte de gemeente zich tot de provincie. De vraag was om niet alleen de inplanting van windturbines aan te pakken maar om zicht te krijgen op het potentieel van hernieuwbare energie in de gemeente. 4.2.2. Ervaring en data aanwezig bij provincie Oost-Vlaanderen 4.2.2.1.
Beleidskader wind
Het provinciebestuur Oost-Vlaanderen heeft de laatste jaren een zeer proactief beleid gevoerd voor de inplanting van windturbines. Dat was in de eerste plaats een ruimtelijk beleid dat zich vertaalde in het addendum Wind aan het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Geraardsbergen heeft in het beleidskader een aantal potentiële zones maar is geen macroconcentratiegebied. Windturbines spelen dan vooral een rol in de energievoorziening van Geraardsbergen zelf en minder voor de rest van Oost-Vlaanderen. 4.2.2.2.
Duidelijkheid via opmaak PRUP's gedetaileerde inplanting
In twee macroconcentratiezones van het beleidskader wind - zijnde de zone Eeklo-Maldegem en de zone langs de E40 tussen Aalter en Aalst – wordt de inplanting van windturbines meer in detail gestuurd via een intensief planproces: opmaak ruimtelijke visie, evaluatie van maximale milieuimpact in een planMER en de opmaak van een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) dat precies bepaalt waar de turbines kunnen komen en nog belangrijker, waar ze verboden worden. Dergelijke, juridisch afdwingbare concentratie en uitsluiting van windturbines brengt duidelijkheid en daarmee ook rust. De provincieraad van 24 april heeft beslist dat de principes van ordening voor groot- en midschalige windturbines ook voor de andere gebieden in de provincie gelden en dat daartoe bijkomende planprocessen nodig zijn. Zo ook dus in Geraardsbergen. 4.2.2.3. Landschappelijk Geraardsbergen
onderzoek
inplanting
grootschalige
windturbines,
In het voorjaar van 2013 werd op de dienst ruimtelijke planning, provincie O-Vl, een landschappelijke analyse opgemaakt naar de inplanting van groot- en midschalige windturbines in Geraardsbergen. Hierin werd de impact van windturbines in 7 verschillende zones onderzocht. De zones vallen allen binnen de potentiële zoeklocaties van het beleidskader wind en zijn ook op milieu-impact van windturbines onderzocht in het planMER die hoort bij de afbakening van het keinstedelijk gebied Geraardsbergen. 4.2.2.4.
Gebundelde realisatie, meerwaarde en communicatie = draagvlak
Met het strategisch project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' – mede betoelaagd door de Vlaamse overheid – is het provinciebestuur nog een stap verder gegaan. De concrete realisatie van turbines in de concentratiezones (uit het PRUP) wordt in de hand genomen zodat de ontwikkelaars op elkaar en de omgeving worden afgestemd, zodat er via de windturbines, meerwaarden kunnen gecreëerd worden voor de lokale gemeenschap en de
16
omgeving en zodanig dat – via een uitgebreide communicatie – alle betrokken actoren ook op de hoogte zijn van de stand van zaken. Uit het reeds afgelegde traject in de windprocessen blijkt duidelijk dat hoe vroeger de burgers en bedrijven worden betrokken in een traject, hoe meer ze ook betrokken zijn, hoe sterker de fundamenten voor draagvlak zijn. 4.2.2.5.
Kaderen in ruimere hernieuwbare energiedoelstelling
Naar aanleiding van deze windprocessen werd een hernieuwbare energiescan (HE-scan) opgemaakt door de provincie, voor elke gemeente. Doel was om windenergie te kaderen in een groter geheel van HE. De boodschap is immers dat élke potentie aan HE moet ingevuld worden, in het streven van de provincie naar klimaatneutraliteit. 4.2.3. Situering in beleid 4.2.3.1.
Beleidsakkoord provincie Oost-Vlaanderen
Klimaat en energie De Provincie wil zoals gesteld de eigen CO2-afdruk fors doen dalen en meewerken aan het streven naar een klimaatneutrale provincie tegen 2050. Daartoe zal zij een klimaatplan ontwikkelen waarin de inspanningen en acties van alle maatschappelijke actoren gedefinieerd worden, zowel op het vlak van de beperking van de uitstoot van broeikasgassen als van de noodzakelijke aanpassingen aan het zich wijzigende klimaat. We willen de gemeenten ook hierbij ondersteunen. 4.2.3.2.
Klimaatplan provincie Oost-Vlaanderen
In het provinciaal bestuursakkoord staat de ambitie neergeschreven dat Oost-Vlaanderen er naar streeft om klimaatneutraal te worden tegen 2050. De provincie zal een klimaatplan ontwikkelen waarin de inspanningen en acties van alle maatschappelijke actoren gedefinieerd worden, zowel op het vlak van de beperking van de uitstoot van broeikasgassen als van de noodzakelijke aanpassingen aan het zich wijzigende klimaat. De provincie wil ook de gemeenten hierbij ondersteunen. 4.2.3.3.
Beleidsakkoord Geraardsbergen
De missie van de stad luidt dat ze op het lokale niveau beoogt om bij te dragen tot het welzijn van al haar inwoners en tot de duurzame ontwikkeling van haar gebied. De stad zorgt voor een burgernabije, democratische, transparante en doelmatige uitoefening van haar beleid waarbij de inwoners zoveel mogelijk betrokken worden. Eén van de beleidsdoelstellingen die de stad Geraardsbergen concreet in haar meerjarenplan 2014-2019 heeft opgenomen, is het voeren van een duurzaam beleid. De stad geeft daarbij aan te willen evolueren naar een klimaatneutrale stad. 4.2.4. Geraardsbergen Energieneutraal: samenwerking Geraardsbergen en OostVlaanderen Energielandschap 4.2.4.1.
Doelstelling
Klimaatneutraliteit betekent dat er geen netto uitstoot is van broeikasgassen. Een belangrijk onderdeel in het streven naar klimaatneutraliteit is het zoveel mogelijk gebruiken van energie uit hernieuwbare bronnen die minstens klimaatneutraal zijn. Een eerste stap kan dan ook zijn het streven naar energieneutraal worden: het huidige energieverbruik invullen dmv alle beschikbare hernieuwbare energiebronnen en het verschil met het huidige energieverbruik wegwerken door energiebesparingen.
17
De provincie Oost-Vlaanderen heeft in een HE (hernieuwbare energie) scan het theoretisch potentieel aan HE productie voor elke Oost-Vlaamse gemeente berekend. Het huidige elektriciteitsverbruik van Geraardsbergen is 103 366 MWh. Voor Geraardsbergen is het totaal potentieel aan energie die uit zon, wind, biomassa en aardwarmte 194 210MWh. Als dit voor een groot deel kan ontwikkeld worden, wordt het volledige elektriciteitsverbruik van de stad op een duurzame, klimaatneutrale manier ingevuld. Uiteraard is dan nog geen rekening gehouden met de energie die nodig is voor warmte en transport maar het is een grote stap in de goede richting. Door parallelle maatregelen uit te werken om energie te besparen en elektriciteit meer aan te wenden in transport en indien nodig warmteproductie, kan het aandeel van hernieuwbare energie in de totale energievraag van Geraardsbergen oplopen tot nagenoeg 100%. Een zeer tastbare stap op de weg naar klimaatneutraliteit. De ervaring van Oost-Vlaanderen Energielandschap in de windprocessen in Eeklo-Maldegem en E40 tussen Aalter en Aalst leert dat hoe vroeger en hoe meer burgers en bedrijven betrokken worden bij het uitstippelen van een beleid inzake het ontwikkelen van HE, hoe meer kans op slagen het heeft. Ook ervaringen in andere projecten en in het buitenland wijzen daar op. De effectieve realisatie van het HE potentieel zal tenslotte inspanningen vragen van iedereen, niet alleen de overheid maar zéker van de burgers en bedrijven. Het (theoretische) potentieel aan HE in Geraardsbergen is gekend. De HE scan doet echter geen uitspraken over hoe en waar dat ook effectief moet gerealiseerd worden. Via een actief participatief proces kunnen de burgers en bedrijven in Geraardsbergen net dat mee bepalen. Zij worden van in het begin mee betrokken en weten zo waarom bepaalde keuzes moeten gemaakt worden. Het draagvlak voor de komende ontwikkelingen wordt op die manier van in het begin opgebouwd. Het uiteindelijke doel van dit participatief proces is de opmaak van een plan voor de ontwikkeling van het HE potentieel van Geraardsbergen met voorstellen van concrete acties en actoren om dit effectief ook te realiseren. 4.2.4.2.
Voorstel plan van aanpak
Er wordt een denktank opgericht van burgers en een van bedrijven uit Geraardsbergen. In verschillende sessies komen zij tot een voorstel van HE plan. Binnen een aantal randvoorwaarden kunnen zij tijdens deze sessies vrijuit brainstormen. De resultaten van de denktak sessies worden tussentijds teruggekoppeld aan politiek en ambtenaren van Geraardsbergen en Oost-Vlaanderen. Op basis van dit voorstel moeten dan door het College van Geraardsbergen en de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen een aantal beleidsbeslissingen genomen worden die mee uitwerking geven aan de realisatie van het HE potentieel. Bereiken kandidaten Burgers Hiervoor kan je een "vacature" publiceren in het gemeentelijk infomagazine en andere communicatiekanalen, waarop mensen kunnen reageren met een sollicitatiebrief. Een ludieke affiche of folder verspreiden in de gemeente kan ook de aandacht trekken. Bedrijven
18
Via de beheerder van de bedrijventerreinen kunnen de verschillende bedrijven bereikt worden. Middenveld Ook vertegenwoordigers van het middenveld kunnen betrokken worden bij het participatieve proces. Zij kunnen zich – zoals alle andere burgers – kandidaat stellen via een sollicitatiebrief. De organisaties werkzaam op het grondgebied kunnen eventueel – naast de andere kanalen - ook via mail of brief uitgenodigd worden. Randvoorwaarden brainstorm Hoewel de burgers en bedrijven zo vrij mogelijk moeten kunnen "brainstormen" – toch zeker in een eerste sessie, gelden er wel een aantal randvoorwaarden: deze worden van in het begin duidelijk meegegeven. Zo is het provinciale beleidskader voor groot- en midschalige windturbines een absoluut kader waarbinnen windturbine projecten moeten gesitueerd worden. De resultaten van de HE scan kunnen dan weer eerder dienen als inspiratie. Het proces in verschillende sessies Een eerste samenkomst kan bestaan uit een brainstormsessie waarop alle ideeën (los van enige financiële of technische begrenzing) kunnen geopperd worden om dan later te verfijnen naar Geraardsbergs model. Leuke ideeën: een app, facebookpagina of twitterprofiel, Naast deze denktank kan er ook een ideeënbus geïnstalleerd worden (fysiek + digitaal) waar burgers ideeën/bedenkingen/tips kunnen deponeren. Ook al ben je geen expert, je kent als inwoner misschien wel interessante locaties of ziet misschien knelpunten die anderen niet zien. Naar resultaten -
1 start samenkomst: uitleg bedoeling, aan werk zetten, inspireren, kader uittekenen
2 tal samenkomsten in aparte groepen, zowel voor burgers als voor bedrijven: dit moet uiteindelijk resulteren in mogelijke acties Tussentijdse ambtelijke en politieke terugkoppeling 1 overkoepelende samenkomst: bekendmaking engagementen vanuit de overheden
resultaten
en
actieplan,
ook
de
Aan te bevelen: begeleiding door participatie bureau Begeleiding proces Begeleiding door gemeentelijke en provinciale ambtenaren om ruimtelijke, juridische of technische ondersteuning te bieden. Kunnen het secretariaat op zich nemen – taken onderling af te spreken. De denktank kan ook externe experten en andere actoren uitnodigen (vb intercommunales). Een participatieproces kan mede begeleid worden door een gespecialiseerd bureau. Het bureau is een neutrale partij die de sessies in goede banan leiden. Deelnemers mogen vrij nadenken maar de sessie mag niet verzanden door discussies die niet aan de orde zijn of
19
zaken die niet van toepassing zijn. Het bureau bewaakt de voortgang om te komen tot resultaten. Ook in de manier waarop een sessie praktisch wordt aangepakt kan een dergelijk bureau een waardevolle ondersteuning zijn.
4.2.4.3. -
Communicatie
Gemeentelijk infomagazine Andere gemeentelijke infokanalen: website, digitale infoborden, … Sociale media: FB, twitter, een Geraardbergse energie app, … Een bordje bij het inrijden van de gemeente Een standje op de (jaar)markt (ideaal voor ouder publiek) Energiegezinnen of energiewijken (cfr milieudienst) Een bekende Geraardsbergenaar als ambassadeur Wagen in carnavalstoet
4.2.4.4.
Termijn
Participatief traject: opmaak actieplan 01/01/2014 – 30/09/2014 (?31/12/2014) opstellen actieplan Aanduiden prioritair te realiseren acties tegen einde legislatuur – einde 2018 Na opmaak actieplan: uitvoering Periode 01/10/2014 (?01/01/2015) – einde legislatuur: verder faciliteren van de te realiseren acties naar invullen maximale potentie aan HE door de gemeente Tussentijdse doelstellingen helpen proces vooruit Energieneutraliteit is een lang proces en kan niet alleen staan. De duurzaamheidsambtenaar kan deze uitdaging inpassen in bestaande projecten. Ook qua communicatie kan er een specifieke campagne opgezet worden, maar is het raadzaam om deze doelstelling mee te nemen in andere communicatie. In een langetermijndoelstelling is het belangrijk om ook tussentijdse doelen te stellen, zodat het project levendig blijft en men de moed niet verliest. Een windmolen bouwen of biomassacentrale plaatsen duurt (oa door ruimtelijke gevolgen en vergunningen) langer dan het plaatsen van zonnepanelen of zonneboilers. Het organiseren van een groepsaankoop zonnepanelen of zonneboilers kan een actie zijn die op relatief korte periode te organiseren is. Men kan voor zonne-energie ook grote oppervlaktes huren (van bedrijven of landbouwers) of een beroep doen op … 4.2.4.5.
Kosten
Communicatiemiddelen, promotiematariaal Zalen Eten en drinken: drank tijdens sessies participatief traject, receptie startbijeenkomst en eindbijeenkomst bij bekendmaking resultaten Begeleidend bureau, participatief traject Geraardsbergen is een pilootproject voor Oost-Vlaanderen Energielandschap en de provincie Oost-Vlaanderen. Op basis van wat hier geleerd wordt kan een zelfde traject doorlopen worden in andere gemeenten. Oost-Vlaanderen Energielandschap betaalt voor het bureau dat het participatief traject begeleidt en een deel van de communicatie- en promotiemiddelen. De zalen die nodig zijn voor de verschillende bijeenkomsten en het eten en drinken daarop wordt door de stad
20
betaald. De stad gebruikt zoveel mogelijk eigen communicatiekanalen waardoor die kost kan gedrukt worden – Oost-Vlaanderen Energielandschap betaalt wat niet via de gemeente kan. 4.2.4.6.
Personeelsinzet
Het project wordt uitgevoerd in een onderlinge samenwerking tussen Oost-Vlaanderen Energielandschap en gemeentelijke ambtenaren, Oost-Vlaanderen Energielandschap doet in de verschillende stappen een voorzet, de definitieve beslissingen worden samen met ambtenaren van Geraardsbergen genomen. Over cruciale stappen wordt uiteraard teruggekoppeld met de respectievelijke besturen en vandaaruit akkoord gevraagd. Personeelsinzet zal zich situeren op vlak van: Traject van startnota naar actieplan, uittekenen Aanbesteding begeleidend bureau participatief Energielandschap Oproepen denkers Organiseren momenten Bundelen resultaten Communicatie
4.3. 4.3.1.
traject:
door
Oost-Vlaanderen
Andere vormen van hernieuwbare energie In de windturbines regio's
Via de windturbineprojecten wil het project Oost-Vlaanderen Energielandschap een stimulans geven aan de uitbouw van het energielandschap in de regio rond de windturbine projecten. Dat gebeurt vooral onrechtstreeks:
Via het omgevingsfonds waarmee steun zou kunnen verleend worden aan aanplant van energieke houtkanten en korte omloophout De uitbouw van het energielandschap in die regio wordt ook gestimuleerd door rechtstreekse participatie te voorzien voor lokale overheden en burgers. De overheid kan haar groene stroom daar uit halen, de burgers ook. Er zullen critaria opgesteld worden waaraan samenwerkingsverbanden moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de rechtstreekse participatie in de windturbine projecten. Deze zullen o.a. inhouden dat het samenwerkingsverband tot doel moet hebben alle vormen van Hernieuwbare Energie in haar omgeving te ontwikkelen en dat zij hun leden en burgers uit hun omgeving en verder moeten sensibiliseren rond Hernieuwbare Energie en reg. De bewustmaking van zowel overheid als de burgers draagt ook bij tot de uitbouw van het energielandschap in de regio. Er is al een eerste stap in die richting gezet met een info-avond in Eeklo rond burger coöperatieven in Hernieuwbare Energie en Rationeel Energiegebruik. Naar aanleiding van de windprocessen is in de regio een burgercoöperatieve ontstaan die Hernieuwbare Energie wil ontwikkelen: "Volterra". Via workshops rond Hernieuwbare Energie en Rationeel Energiegebruik in de regio. Zo is op 25 oktober een eerste workshop doorgegaan in het Meetjesland: een aantal actoren zijn samen gekomen om aan te geven welke hun activiteiten en doelstellingen waren rond die thema's. Ook in de andere regio's zal getracht worden dit te doen. Het project Oost-Vlaanderen Energielandschap zal zelf infomomenten organiseren om de lokale actoren te inspireren, zelf actie te ondernemen op vlak van ontwikkeling van hun Hernieuwbare Energie potentieel. Een voorbeeld is de Conferentie Hernieuwbare Energie en duurzaamheid Meetjesland i.s.m. het Streekplaftform Meetjesland op 23/10/2013.
21
4.3.2.
In Oost-Vlaanderen, in Vlaanderen
Oost-Vlaanderen is een Energielandschap. Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft onderzocht wat het effectieve (niet via import te bekomen) potentieel aan hernieuwbare energie binnen de provinciegrenzen is (zie vorige rapportages). Het doel van OostVlaanderen Energielandschap is om de realisatie van dat potentieel te faciliteren en wel zódanig dat een bewustwording bij alle betrokken actoren plaatsvindt naar de noodzaak voor een energietransitie. Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft de voorbije tijd de meeste tijd en middelen in gezet op die hernieuwbare energievorm die ruimtelijk gezien de grootste impact heeft: windenenergie. Oost-Vlaanderen is een Energielandschap is immers een strategisch project, in kader van het RSV. Windenergie is niet alleen de hernieuwbare energievorm met de grootste ruimtelijke impact, het heeft ook de tweede grootste potentie – na PV – in OostVlaanderen. Oost-Vlaanderen Energielandschap fungeert inzake windenergie als een voorbeeld, zoals reeds eerder te lezen in deze rapportage. Andere provincies nemen zaken over, ook andere beleidsniveaus. De manier van de windontwikkeling aanpakken zoals OostVlaanderen Energielandschap het doet, doet meer dan enkel windenergie ontwikkelen. Omdat windturbines zoveel "wind" veroorzaken bij alle betrokken actoren is de volledige aanpak op de voet gevolgd. Dat wil zeggen niet enkel de windturbines an sich maar ook het waarom, het hernieuwbare energiepotentieel in OVl, het potentieel van élke actor om zelf iets te doen aan die effectieve realisatie van het potentieel. Oost-Vlaanderen Energielandschap isn een "merk" geworden in Oost-Vlaanderen dat staat voor een breed gedragen ontwikkeling van Oost-Vlaanderens hernieuwbare energiepotentieel mét een breed draagvlak van, voor en door alle actoren. De windturbine processen Eeklo-Maldegem en E40 en alles daarbij en daarrond hebben heel veel tijd en energie gevraagd maar hebben ook heel erg veel al opgebracht. Niet enkel voor de effectieve realisatie van een 60 tal windturbines daar maar voor windenergie in OostVlaanderen en Vlaanderen in het algemeen én voor hernieuwbare energie in OostVlaanderen. De resterende tijd tot einde september 2014 zal gestoken worden in het optimaal afronden van de lopende taken, het opmaken van de toolkit en van het trachten vastleggen van een verderzetting van Oost-Vlaanderen Energielandschap. Meer onder punt 8. Hieronder een overzicht van de realisaties van Oost-Vlaanderen Energielandschap tot nu toe: a) -
REALISATIE WINDPOTENTIEEL VLAANDEREN zeer realistische ontwikkeling van 150 – 200 MW aan geïnstalleerde windturbines
b)
PROJECTONTWIKKELAARS
Gezamenlijke realisatie Elke zone: actieve projectontwikkelaars overal projecten op elkaar afgestemd, 1 voorstel voor inplanting Eeklo-Maldegem: 5 projectontwikkelaars samen projectMER Dienen daartoe al 2 jaar geen vergunningen in, ook niet in de gebieden binnen EekloMaldegem en E40 die wel in beleidskader maar niet in concentratiezones liggen Lusten en lasten Meetcampagne Maldegem-Eeklo: betrokken projectontwikkelaar doen gezamenlijke meetcampagne Enkele kleine projectontwikkelaars en de grootste projectontwikkelaar al engagement genomen herverdeling zoals vooropgesteld door PR 24 april 2013 Enkele willen verdere stappen in onderhandeling zetten
22
c)
ACTIECOMITÉS EN BURGERS VOOR HE
Leefbare windenergie vzw: oorspronkelijk actiecomité – samensmelting van verschillende comités in Eeklo en Maldegem - dat gekant was tegen bijkomende windturbines steunen nu expliciet de plannen. Steenakker: buurtcomité BT Zwijnaarde, reageerde eerst hevig tegen en stapt nu positief mee in verdere onderhandelingen. Energent: een Gentse burger coöperatieve die hernieuwbare energie wil produceren voor haar leden, die leden ook sensibiliseert, gegroeid uit de "Buren van de Abdij"onder directe impuls van het Energielandschap verhaal. Zijn een grote steun in contacten met Steenakker. Volterra: een Meetjeslandse (Eeklo-Maldegem-Kaprijke in Meetjesland) burger coöperatieve die hernieuwbare energie wil produceren voor haar leden, die leden ook sensibiliseert, ontstaan is gekatalyseerd door Energielandschap verhaal. Soortgelijke maar minder gestructureerde beweging in Melle/Wetteren Deze burgerbewegingen worden ook voor andere projecten al gecontacteerd door projectontwikkelaars: vb Assenede, Evergem, Zelzate, project Storm/Eneco d)
MODEL HERVERDELING LUSTEN EN LASTEN
Door provincieraad Oost-Vlaanderen op 24 april gesteld als voorwaarde voor ontwikkeling in Eeklo-Maldegem en E40. Wordt tevens bij andere projecten geadviseerd. Besluit deputatie 5 december 2013, detail voorwaarden rechtstreekse participatie en maateregelen naar projectontwikkelaars toe die wel al dan niet dergelijk engagement nemen. Overgenomen door provincieraad Limburg d.d. 20 november 2013 (zie bijlage) Leader + As3 project in september/oktober 213 goedgekeurd: via een participatief traject wordt een actieplan uitgewerkt met de lokale actoren, hoe de omgevingskwaliteit van het windlandschap Eeklo-Maldegem kan verhoogd worden. Dit dient dan als input voor de oprichting van het fonds, door de project ontwikkelaars te spijzen n.a.v. hun windturbineprojecten daar. Via Leader en As3 worden middelen voorzien om iemand (halftijds) daar aan te laten werken, alsook werkingsmiddelen (voor een gedetailleerde beschrijving van het project, zie bijlage, fiche As3). e)
PARTNERS VOOR RECHTSTREEKSE PARTICIPATIE
Rescoop koepelvereniging burgers voor HE VEB, Vlaams Energiebedrijf, oa doelstelling: produceren en leveren energie uit HE Rescoop en VEB elkaar gevonden als partners: ene voor burgers en bedrijven, andere voor (lokale) overheden. Commissie Energie, Vlaams Parlement: dergelijke rol voor VEB opgepikt door politiek f)
BETROKKEN GEMEENTEN
Eeklo: nu ok met WT ten noorden N49, mits toepassing model lusten en lasten EN verhuis bestaande WT op gemeentegrond in lineair scenario. Nodige onderhandelingen met Eeklo, OCMW Gent en Ecopower (gefaciliteerd door OVl EL) zijn rond. Wil 50% rechtstreekse participatie. Maldegem: nu ok met bijkomende WT, wil zelfs 50% rechtstreekse participatie. Kaprijke: ok met bijkomende WT Sint-Laureins Aalter: geen wijziging in negatieve houding Nevele: positief omwille van eindelijk duidelijkheid, eindplaatje en lusten en lasten kansen Gent: trekken mee aan de kar voor effectieve ontwikkeling op BT Zwijnaarde, ondersteunen burgercoöperatieve Energent Merelbeke: positiever omwille van duidelijkheid en lusten-lasten Melle: positiever omwille van duidelijkheid en lusten-lasten
23
-
Erpe-Mere: constructieve houding laatste projectteam Sint-Lievens-Houtem: constructieve houding laatste projectteam Aalst
g)
ELIA, EANDIS
Uitbreiding Eeklo-Noord: extra stopcontact voor regio: ook andere HE projecten kunnen aansluiten Opname windturbineprojecten E40 in aansluitingsoverzicht eandis (elia waar nodig) RAPPORT VREG! voordelen van gezamenlijke aanpak zoals in Eeklo-Maldegem en E40. h)
BELGOCONTROL
-
akkoord met ontwikkelingen in de verschillende zones, geen belemmeringen
i)
DEFENSIE
Intersoft (bedrijf dat studie kan doen naar impact op militaire radar en nodige aanpassing aan de software van de radar): verdere stappen naar opmaak van een Detailled Engineerings Assesment. Voordelen van gezamenlijke aanpak zoals in Eeklo-Maldegem en E40 , zeker voor de projectontwikkelaars en de drukking van kosten van aanpassing van radarsysteem. j)
AGENTSCHAP WEGEN EN VERKEER
-
Coördinatie van aansluiting mogelijk
k)
PROVINCIERAAD LIMBURG
-
Voorbeeld PR besluit 24 april 2013, Oost-Vlaanderen PR besluit minstens 20% rechtstreekse participatie.
l)
MEETCAMPAGNE MALDEGEM-EEKLO BESTAANDE WINDTURBINES
-
Unieke studie in Vlaanderen OVL EL module : bijkomende uniek element Rustige info avond Verder betrokken in communicatie en opvolging resultaten
m) VERDERE UITBOUW VAN OOST-VLAAMSE ENERGIEPOTENTIEEL op -
HE scan Windturbine projecten gekaderd in totale, realistische windpotentieel Oost-Vlaanderen, zijn beurt gekaderd in totale potentieel HE van Oost-Vlaanderen. Geraardsbergen energieneutraal Deinze volgt mogelijks Energiedag Meetjesland SOLVA en POM vragen gezamenlijk Europees Project: HE op bedrijventerreinen
24
5. 5.1.
SPOOR 2 – ENERGIETRANSITIE Situering in takenpakket strategisch project
Europa heeft ambitieuze doelstellingen op vlak van CO2-reductie en energie. Zo wil men tegen 2050 komen tot 80-95% van de CO2-uitstoot. Dat betekent dat heel ingrijpende veranderingen nodig zijn in heel verschillende sectoren, zowel in de industrie, de landbouw, het transport, huishoudens, … De veranderingen die nodig zijn op vlak van energie werden weergegeven in de Europese Energy Roadmap 2011. Er dient proactief beleid gevoerd te worden waarbij heel sterk moet worden ingezet op een sterke daling van het energieverbruik en op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Kortom er is een energietransitie nodig. 5.2.
Klimaatbeleid als tool voor de energietransitie
De provincie heeft de uitbouw van haar eigen klimaatbeleid opgenomen in de nieuwe beleidscyclus. Het project zal meewerken in de werkgroep daaromtrent. Er is nu een concept Hernieuwbare Energie scan opgemaakt voor de provincie OostVlaanderen. Dit is een zeer duidelijk richtinggevend kader van waaruit gemonitord kan worden hoe de uitbouw van Hernieuwbare Energie in Oost-Vlaanderen verloopt, ook in vergelijking met andere provincies. 5.3.
Uitbouw van het Oost-Vlaamse hernieuwbare energiepotentieel
Het strategisch project wil deze energiedoelstelling mee helpen realiseren door in OostVlaanderen ‘energielandschappen’ te realiseren. Dat moet heel letterlijk worden verstaan. De productie van hernieuwbare energie is immers, in tegenstelling tot energie die geproduceerd wordt in een kerncentrale, veel meer zichtbaar in het landschap. De vraag die zich stelt is hoe projecten inzake hernieuwbare energie gerealiseerd kunnen worden zodat voldaan is aan alle milieuhygiënische randvoorwaarden en de doelstellingen op vlak van hernieuwbare energie toch gehaald worden. Een energielandschap kan hier worden verstaan als het geheel van projecten hernieuwbare energie (biomassa, wind, zonne-energie en waterkracht) die in een gebied (wijk, gemeente, regio, provincie) in samenwerking met de verschillende actoren (overheid, bedrijven, middenveld, burger) worden opgezet om in een bepaalde tijdsperiode (2020, 2030, 2050) een specifieke energiedoelstelling (bijv. klimaatneutraal tegen 2050) te halen. Voor het project is vooral de "energieneutraliteit" van belang – klimaatneutraliteit is voor de verschillende overheden een doelstelling en actie. Echter het ontwikkelen van al zijn Hernieuwbare Energie potenties is hierin een belangrijk onderdeel. De Hernieuwbare Energie scan is voor het project een belangrijke leidraad: op basis daarvan is er een zicht op – per gemeente – waar de Hernieuwbare Energie potenties zitten. Het project kan nu doelgericht te werk gaan om de realisatie er van specifiek te faciliteren. Een aantal concrete acties die op stapel staan in het laatste werkjaar illustreren deze werking van het project. Tegelijkertijd bakent zich een mogelijke toekomst af voor het project na de einddatum. Een aantal voorbeelden van acties: Windprocessen Eeklo-Maldegem en E40: de rol van het project zal hierin op 30/09/2014 nog niet afgelopen zijn. De mogelijkheden worden bekeken om het strategisch project te verlengen – mogelijks met een iets aangepaste inhoud, er zal ook aan de Provincie verderzetting gevraagd worden. Windpotentieel gans Oost-Vlaanderen: eenzelfde werking als in Eeklo-Maldegem en E40 zal het project opnemen in op te starten processen Gentse Kanaalzone en omgeving en Waaslandhaven en omgeving. Later volgt dan nog de E17 en de stedelijke en economische knooppunten in Zuid-Oost-Vlaanderen. De rol van het project zal hierin op 30/09/2014
25
nog niet afgelopen zijn. De mogelijkheden worden bekeken om het strategisch project te verlengen – mogelijks met een iets aangepaste inhoud, er zal ook aan de Provincie verderzetting gevraagd worden. Geraardsbergen energieneutraal (zie punt 4.2): dit is een pilootproject. Uiteraard kunnen ook andere gemeenten dergelijke ondersteuning vragen aan het Energielandschap. Dit kan dan niet meer geheel kostenloos. Er wordt bekeken of in afstemming met de Provincie een regeling kan getroffen worden dat de gemeente en de Provincie elk de helft van de kosten voor zich nemen en het Energielandschap de uitwerking. Dit kadert in een mogelijke verderzetting van het project. 5.4.
Energietransitie in Oost-Vlaanderen door te inspireren en motiveren
Met het strategisch project werden heel wat verkennende gesprekken gevoerd om zicht te krijgen op de stand van zaken in Oost-Vlaanderen. Waar mogelijk worden vanuit het strategisch project nieuwe initiatieven mee ondersteund. Het project heeft ondertussen heel wat contacten opgebouwd en kennis opgedaan van hernieuwbare projecten in Oost-Vlaanderen. In het Meetjesland maar ook in de andere regio's in Oost-Vlaanderen willen we hierin verder gaan. Door middel van info-markt-momenten per regio met sprekers en hands-on voorbeelden rond energietransitie, he, Rationeel Energiegebruik wil het project actief mee de energietransitie in gang zetten in Oost-Vlaanderen. Dergelijke momenten zouden moeten getrokken worden door actieve streekorganisaties en ondersteund worden door het project. Uiteraard zal ook het project zijn werking steeds voorstellen op dergelijke momenten. Een eerste dergelijke moment gaat door op 23 oktober 2013 in het Meetjesland. Andere streekorganisaties worden ook uitgenodigd in de hoop geïnspireerd te zijn. In Geraardsbergen zal het project specifiek mét de burgers en de lokale actoren een plan opstellen om naar energieneutraliteit te gaan – dit mogelijks als onderdeel van een groter klimaatbeleidsplan.
26
6.
6.1.
SPOOR 3 – INSTRUMENTEN
Situering in takenpakket strategisch project
Het project 'Oost-Vlaanderen Energielandschappen' wil faciliteren bij de grootschalige inplanting van windturbines. Door de juiste 'tools' en 'technieken' te gebruiken moeten windturbineprojecten sneller en beter gerealiseerd kunnen worden. 6.2.
Ondersteuning bieden bij de uitbouw van een actuele databank windturbines
Vanuit die optiek is het noodzakelijk om een up-to-date databank te hebben waar op de voet gevolgd kan worden of welke projecten in aanvraag zijn en welke projecten al dan niet vergund worden. Zowel de stedenbouwkundige als milieukundige vergunningen dienen geïnventariseerd te worden en geografisch weergegeven. Indien vergunningen geweigerd worden is het van belang zicht te hebben op de redenen waarom iets geweigerd wordt. Bij aanvang van het project moet worden nagegaan: Wie houdt welke gegevens op welke wijze bij ? Welk systeem wordt daarvoor gebruikt ? Welke gegevens zijn wenselijk ? Welke gegevens zijn beschikbaar ? Welke gegeven zouden aanvullend bijgehouden moeten kunnen worden ? Hoe kunnen we komen tot één geïntegreerd systeem waarin al deze gegevens systematisch beschikbaar zijn? Dit project wordt uitgewerkt met de Vlaamse overheid RWO Ruimtelijke Ordening en met de bevoegde provinciale diensten. Tevens is er een belangrijke link naar de Windwerkgroep die ook vragende partij is naar zo'n databank. Na het laatste overleg lijkt de integratie van beide databanken (Vlaamse diensten en provinciale) ook effectief een feit te zullen worden. Datum 31/01/2012 25/09/2013 6.3.
overleg Overleg RWO Oost-Vlaanderen en andere provinciale diensten Overleg RWO Oost-Vlaanderen en andere provinciale diensten
Uitwerken van een toolkit
Het project wil pilootprojecten opzetten om aldus te komen tot 'goede voorbeelden'. De toolkit moet antwoord bieden op vragen zoals: Hoe wordt best omgegaan met de door de overheid gestelde randvoorwaarden (bbv. vogelrichtlijngebieden, nabijheid radars bij windturbineprojecten) Hoe moet worden omgegaan met specifieke doelgroepen, lokale besturen, projectontwikkelaars, omwonenden, grondeigenaars,…? Welke proces moet gevoerd worden? Welk methodieken zijn aangewezen in een concrete situatie? Welke (financiële) instrumenten kunnen ingezet worden om het draagvlak zo goed mogelijk te garanderen? De informatie en expertise die hier opgebouwd wordt, moet op een gemakkelijke en bruikbare wijze ter beschikking gesteld worden van derden. Naar aanleiding van de projectwerking in Eeklo-Maldegem en E40 is een model uitgewerkt dat begeleidende maatregelen voorziet voor windturbine zones. Dit gecombineerd met de praktische ervaringen opgedaan om tot dit model te komen vormen al 1 onderdeel van de toolkit. We zitten nu in een fase waarin het model effectief moet hard gemaakt worden en dan verder uitgevoerd. Om de toolkit heel toegankelijk te maken voor een breed publiek, zou – naast een zuivere rapportage – ook gewerkt worden met een meer geanimeerde versie: er wordt gedacht aan
27
animatiefilmpje, interviews met sleutelfiguren, visualisaties, … Het afsluitende evenement van het project – de samenkomst van de "klankbordgroep" is het uitgelezen moment om deze toolkit dan ook effectief voor te stellen. 6.4.
Doorwerking in, aanbevelingen aan beleid
De evaluatie van manier van aanpak, de gevolgde werkwijzen, de manier van communiceren, … voor enerzijds de windturbine projecten maar anderzijds ook de uitbouw van een volledig energielandschap zal dus opgestart worden. 6.5. Er wordt bekeken in hoeverre deze evaluatie in wisselwerking kan staan met de plannen van de Vlaamse overheid inzake het 'gebiedsgericht proces voor energielandschappen' waarbij vanuit een ruimtelijk beleidskader en op procesmatige manier enkele energielandschappen in Vlaanderen zullen uitgebouwd worden. Er werd immers gesteld dat het strategisch project Oost-Vlaanderen Energielandschap inspiratie kan leveren. De input die het strategisch project in deze processen kan geven zal afgestemd worden met het kabinet van minister Muyters en het departement ruimtelijke ordening. Dit is tot op heden nog weinig effectief in de praktijk gebracht. De actie Energielandschappen op Vlaams niveau heeft wat vertraging opgelopen.
28
7.
SPOOR 4 – COMMUNICATIE EN SENSIBILISATIE
Vele initiatiefnemers ondervinden weerstand van bij de realisatie van een energieproject, bijv. (grootschalige) inplanting van windturbines. Dit komt onder meer omdat de discussie te vaak eenzijdig bekeken wordt (bijv. enkel vanuit het aspect hinder). Het bereiken van klimaat- en energiedoelstellingen worden in dit debat soms vergeten. Mensen zijn zich ook onvoldoende bewust van de uitdagingen op korte termijn; er is geen 'sense of urgency'. In dit spoor willen we acties opzetten om de betrokkenheid van de burgers en andere doelgroepen te vergroten. De communicatie in de windprocessen en de sensibilisering i.k.v. de energietransitie is in de vorige punten al besproken. Het project laat bovendien geen kans onbenut om haar werking – in de windprocessen maar ook ruimer – voor te stellen en/of te publiceren. Onderstaande tabel is een overzicht van de momenten of media waarop het project zichzelf heeft voorgesteld en hopelijk heeft kunnen inspireren. Een overzicht van de communicatie het laatste halfjaar en een blik op de toekomst: A.
Eigen communicatiekanalen
-
Website Maandelijkse nieuwsbrief Facebook Twitter
B.
Pers
-
Persconferentie 26/03/2014 ivm voorlopige vaststelling PRUP's en engagement Electrabel Persuitnodiging Persconferentie Persbericht
-
Persconferentie 1/04/2014 ivm Geraardsbergen Energieneutraal Persuitnodiging Persconferentie Persbericht
C.
Publicaties
-
Folder Rechtstreekse participatie & omgevingsfonds Nav besluit deputatie 5/12/2013 ivm invulling rechtstreekse participatie Wordt verspreid samen met uitnodiging infomarkten Tussen 27/03/2014 en 25/04/2014 1 folder voor de 7 windparken Digitale versie via www.energielandschap.be/wind
-
Windfolders Worden verspreid samen met uitnodiging voor infomarkten Tussen 27/03/2014 en 25/04/2014 Aparte folder per windpark Digitale versies via www.energielandschap.be/wind
Personeelsblad Provincie Oost-Vlaanderen Pro personeelsleden Oost-Vlaanderen Energielandschap)
Info
maart
2014
(interview
4
D. Presentaties
29
-
-
1/10/2013: infomoment voor Vlaamse Provincies Werking en stavaza Oost-Vlaanderen Energielandschap HE-scan Beleidskader wind 23/10/2013: Conferentie Energie & Duurzaamheid Meetjesland Ism Streekplatform Meetjesland Doelgroep: burgemeesters, schepenen, gemeenteraadsleden van Meetjeslandse gemeenten, ambtenaren (milieu, duurzaamheid, stedenbouwkundig, …), leden van lokale adviesraden (Gecoro, milieu, verkeer/mobiliteit, …), middenveldorganisaties en verenigingen uit de regio
-
13/11/2013: infoavond geluid Maldegem Ivm bestaande windturbines langs E34/N49 Online module op website Energielandschap waar omwonenden hun ervaringen kunnen posten (339 reacties) Geluidsmetingen afgerond op 21/03/2014 Resultaten zullen worden gecommuniceerd (wss net vóór zomer) Doelgroep: omwonenden
-
8/01/2004: infomoment met Vlaams Energiebedrijf en REScoop.be Doelgroep: gemeentelijke ambtenaren en politici en O-Vl provincieraadsleden Voorstelling partnerschap
-
3/04/2014: stuurgroep
E.
Infomarkten
Doorlopend van 16.30u tot 20.30u. Datum Windpark di 22 april Windpark Eeklo
Zaal Jeugdcentrum Kubiek
do 24 april
Windpark Erembodegem
Basisschool De Luchtballon Mariagaard
di 29 april woe 30 april
Windakker Melle/Wetteren Windpark Aalter
di 6 mei
Windpark Zwijnaarde
OC Zwijnaarde Melac
woe 7 mei
Windpark Maldegem
CC Den Hoogen Pad
do 8 mei
Windakker Hansbeke
ma 12 mei
Windkouter SLH/EM
Gemeentezaal Hansbeke Parochiezaal Vlekkem
di 13 mei
Windpark Kaprijke
OC Aalter-Brug
Woonzorgcentrum De Boomgaard
Locatie Kerkstraat 121 9900 Eeklo Geraardsbergsesteenweg 77 9320 Erembodegem Oosterzelesteenweg 80 9230 Kwatrecht-Wetteren Cardijnlaan 5 9880 Aalter-Brug Dorpsstraat 31 9052 Zwijnaarde Adegem Dorp 16B 9991 Maldegem Hansbekedorp 35 9850 Hansbeke Voistraat 34 9420 Vlekkem Kerkakkerstraat 2 9971 Lembeke
Deze infomarkten worden aangekondigd via: infomagazines gemeenten (adhv advertenties, zie hieronder) uitnodiging per brief aan omwonenden in een straal van 800 meter rond het windpark nieuwsbrief sociale media website persbericht
30
8.
communicatiekanalen Provincie Oost-Vlaanderen milieuberichten (dienst milieu) … TAKEN EN MOGELIJKHEDEN VOOR VERDERZETTING ENERGIELANDSCHAP
8.1.
OOST-VLAANDEREN
Af te werken nu - september 2014
• Communicatie windprocessen EM en E40 • Faciliteren engagement van PO tov draagvlakmodel • Faciliteren en ondersteunen VEB-REScoop • Uitbouw actoren en doelen omgevingsfondsen per deel zone (EM, 6 clusters a E40), ikv daarvan: begeleiding "Milde Meetjes • Uitwerken provinciale belasting • Communicatie pro/contra projectontwikkelaars • Begeleiding projectMER overleg tussen PO en administraties • Monitor bestaande windturbines – actief in EM • Opvolging meetcampagne geluid Eeklo-Maldegem • Terugkoppeling planprocessen EM en E40 betrokken actoren • Uitzonderingsbepalingen Defensie: Semmerzake en Ursel • Ontwikkeling windturbines op gronden publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheden in concentratiezones • Toolkit wind • Geraardsbergen energieneutraal • Opvolging klimaatbeleidsplan Provincie 8.2.
Vederzetting Oost-Vlaanderen Energielandschap na september 2014
Hieronder een eerste aanzet tot pistes, financiering en taken voor verderzetting 8.2.1.
Op te nemen in de reguliere werking van de provincie Oost-Vlaanderen
Verdere opvolging uitwerking huidige planprocessen wind Verder communicatie nav PRUP's Communicatie nav indienen vergunningen Faciliteren van en controle op uitwerking engagement van PO tov draagvlakmodel Faciliteren en ondersteunen werking VEB-REScoop Uitbouw actoren en doelen omgevingsfondsen per deel zone (EM, 6 clusters a E40), ikv daarvan: begeleiding "Milde Meetjes Uitwerking van resultaten uit geluidscampagne EM Opvolging gecoördineerde bouw en aansluiting turbines Uitbouw verdere monitoring windturbineparken EM en E40 Wat voortvloeit uit huidige planprocessen wind Verder onderzoek en zicht op impact van de meetcampagne Eeklo-Maldegem: combinatie grootschalige geluidsmeting met ervaringsmodule bij omwonenden. Verschil geluid voorgesteld door producent tegenover geluid effectief op terrein geproduceerd: implicaties op geluidssimulaties in vergunningsdossiers. Partners: producenten windturbines, projectontwikkelaars, VWEA, Rescoop, LNE, academische wereld? Verder onderzoek en zicht op impact van de meetcampagne Eeklo-Maldegem. Sociologisch aspect hinderwaarneming bij windturbines: de combinatie geluidsmetingen en invulmodule in Eeklo-Maldegem geeft een dataset waarmee interessant onderzoek te doen is. Partners: universiteiten, hogescholen, projectontwikkelaars, VWEA, Rescoop, LNE?
31
Verder uitrollen van opvangen impact windturbines op militaire en andere radars ism Intersoft en Defensie. Uitwerken van een methode van aanpak. Parners: Defensie, Intersoft, DGL, projectontwikkelaars, VWEA, Rescoop, buitenlandse partners? Windturbines op gronden van publiekrechterlijke rechtsperoonlijkheden: prioritair in te zetten, piste van aanbesteding. Toepassing werking wind in andere gebieden in O-Vl: realisatie windpotentieel OVl Waasland Zuid-Oost Vlaanderen Kerngebied noord E17 Toepassing gemeente energieneutraal -
Deinze geïnteresseerd Ninove geïnteresseerd Aanbieden aan andere gemeenten
! Afstemming maar versterking van klimaatneutraal traject van Provincie 8.2.2.
Verdere uitbouw van Oost-Vlaanderen Energielandschap
Uitgangspunt Oost-Vlaanderen ís een energielandschap. Willen we klimaatdoelstellingen halen dan moeten we inzetten op de ontwikkeling van de volle 100% van ons HE potentieel. Doel verderzetting Oost-Vlaanderen Energielandschap -
faciliteren van die realisatie van 100% HE
Troeven Het HE potentieel is in kaart gebracht. Voor de grotere concentratiezones wind hebben we een methodiek uitgewerkt (wordt uitgeschreven in toolkit) toepasbaarheid in andere provincies wordt geëvalueerd Oost-Vlaanderen Energielandschap is bekend geworden, het is een "merk" -> hands-on gericht op duidelijk resultaat (100% HE) werkt enthousiasmerend ->potentieel om verder te geraken Proces van realisatie van HE potentieel past in en versterkt traject Oost-Vlaanderen klimaatneutraal 8.3.
Financiering en subsidiekanalen
8.3.1. Provinciale middelen • Reguliere werking 8.3.2. Gemeentelijke middelen • Deelfinanciering gemeenten energieneutraal (via milieucontract?) 8.3.3. Aanvraag nieuw strategisch project, mogelijke thema's • Ontwikkeling eigen Biomassa potentieel (geen import): heeft ruimtelijke impact (inplanting centrale: hinderaspecten, mobiliteit van aanvoer biomassa, …), dimensie van biomassa centrale (individueel versus grootschalig), gebruik van afvalstromen (milieuwetgeving!) en/of met specifieke biomassa productie (waar, gronden onder druk voor veel functies, …), aansluiting op net, …
32
• Participatieve aanpak in energie-, klimaatdossier • Defensie-Intersoft, Elia-Eandis, Belgocontrol niveau Vlaanderen gecoördineerde aanpak -> grotere schaal = ? andere provincies, Vlaanderen, Biomassa, 8.3.4.
Europese projecten
Grote doel: faciliteren van de realisatie van het hernieuwbare energiepotentieel in OostVlaanderen. zelf project(en) indienen: uitschrijven inhoud en zoeken partners en financiering instappen in projecten die passen in deze context áls partner, wel nog zoeken naar financiering Mogelijke partners • • • • • • • • •
Provincie O-Vl (alle mogelijke diensten ook) en POM Andere provincies en POMs Vlaanderen Buitenlandse organisaties overheid of andere Gemeenten REScoop VEB Middenveld …
Zoeken cofinanciering bij • • • • •
Provincie O-Vl Vlaanderen Gemeenten Middenveld …
Huidig zicht op Europese programma's waarvoor calls zullen komen in 2014: Interreg mogelijkheden Vlaanderen –Nederland • Thematische doelstelling 4: Steun voor de overgang naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken Prioriteit 4b: het bevorderen van energie efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in bedrijven Prioriteit 4c: het ondersteunen van energie efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in openbare infrastructuur, waaronder openbare gebouwen en in de woningbouwsector. Concreet: voorstel instappen van OVL-El in ECO4profit met POM en SOLVA De huidige blauwdruk van het projectvoorstel (mogelijke looptijd: jan 2014 – dec 2017): Werkpakket 1: Optimalisering van de gemeenschappelijke (o.a. openbaar domein) delen van bedrijventerreinen. Dit met een focus naar energieproductie. Werkpakket 2: Het onderzoeken van warmtenetpotentieel op bedrijventerreinen (cases)
33
Werkpakket 3: Het onderzoeken van de financieringsmogelijkheden (incl. Esco-formule) voor energieproductie op bedrijventerreinen Werkpakket 4: Disseminatie met aandachtspunten "kennisborging" en "ervaringsuitwisseling" Werkpakket 5: Projectmanagement Het projectvoorstel bouwt verder op de door de Eco2Profit-partners opgebouwde expertise, en focust zich op de interactiedriehoek "KMO-Bedrijventerrein-Energie". Bedrijventerreinen bieden een uitgesproken locatie waar, clustering van noden/potenties ten aanzien van energievraag/productie van KMO's zich uitgesproken concentreren. De betrokken partners hebben reeds expertise opgebouwd, maar wensen – samen met nieuwe partijen – de vertaalslag te maken naar praktische realisaties in het veld. North Sea RegionVlaanderen –Nederland •
I) Thinking Growth - Revitalising economies in the North Sea Region
o Strengthening research, technological development and innovation: Promoting business investment in R&I, developing links and synergies between enterprises, research and development centres and the higher education sector, in particular promoting investment in product and service development, technology transfer, social innovation, ecoinnovation, public service applications, demand stimulation, networking, clusters and open innovation through smart specialisation, and supporting technological and applied research, pilot lines, early product validation actions, advanced manufacturing capabilities and first production, in particular in key enabling technologies and diffusion of general purpose technologies. •
II) Renewable North Sea Region – Continuing to lead on sustainable growth
o Supporting the shift towards a low-carbon economy in all sectors Promoting research and innovation in, and adoption of low-carbon technologies o Promoting climate change adaptation, risk prevention and management: Supporting investment for adaptation to climate change, including ecosystem-based approaches o Preserving and protecting the environment and promoting resource efficiency: - Protecting and restoring biodiversity and soil and promoting ecosystem services, including through Natura 2000, and green infrastructure - Supporting industrial transition towards a resource- efficient economy, promoting green growth, eco-innovation and environmental performance management in the public and private sectors •
III) Green Mobility – Leading the way in sustainable transport and logistics
o Promoting sustainable transport and removing bottlenecks in key network infrastructures: Developing and improving environmentally-friendly (including low-noise) and low-carbon transport systems, including inland waterways and maritime transport, ports, multimodal links and airport infrastructure, in order to promote sustainable regional and local mobility
Horizon 2020 - IEE Horizon 2020 programme sections:
34
• Excellent Science o European Research Council o Future and Emerging Technologies o Marie Skłodowska-Curie actions o European Research Infrastructures, including e-Infrastructures • Industrial Leadership o Leadership in Enabling and Industrial Technologies o Information and Communication Technologies o Nanotechnologies, Advanced Materials, Advanced Manufacturing and Processing, and Biotechnology o Space • Access to risk finance • Innovation in SMEs • Societal Challenges o Health, Demographic Change and Wellbeing o Food Security, Sustainable Agriculture and Forestry, Marine, Maritime and Inland Water Research and the Bioeconomy o Secure, Clean and Efficient Energy Energy Efficiency Energy efficiency is a no-regret option for Europe, addressed by both short-term and longterm EU policies. The EU is aiming to progressively decrease primary energy consumption by 2020 and 2030. Research and demonstration activities within this area will focus on buildings, industry, heating and cooling, SMEs and energy-related products and services, integration of ICT and cooperation with the telecom sector. Low Carbon Technologies It is important to develop and bring to market affordable, cost-effective and resourceefficient technology solutions to decarbonise the energy system in a sustainable way, secure energy supply and complete the energy internal market. Research activities within this area will cover: Photovoltaics, Concentrated Solar Power, Wind energy, Ocean Energy, Hydro Power, Geothermal Energy, Renewable Heating and Cooling, Energy Storage, Biofuels and Alternative Fuels, Carbon Capture and Storage. Smart Cities & Communities Sustainable development of urban areas is a challenge of key importance. It requires new, efficient, and user-friendly technologies and services, in particular in the areas of energy, transport and ICT. However, these solutions need integrated approaches, both in terms of research and development of advanced technological solutions, as well as deployment. The focus on smart cities technologies will result in commercial-scale solutions with a high market potential. o o o o • • • •
Smart, Green and Integrated Transport Climate Action, Environment, Resource Efficiency and Raw Materials Europe in a changing world - Inclusive, innovative and reflective societies Secure societies – Protecting freedom and security of Europe and its citizens Spreading Excellence and Widening Participation Science with and for Society European Institute of Innovation and Technology (EIT) Euratom
Gent, 31 maart 2014
35