Strategisch beleidsplan 2012-2015
code: datum:
121001.SB 23 mei 2012
Christelijk College Schaersvoorde
-0-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Inhoud
1.
Korte schoolbeschrijving
2.
Grondslag en missie
3.
Visie op onderwijs
4.
Visie op personeelsbeleid
5.
Visie op financiën en beheer
6.
Visie op organisatie
7.
Visie op kwaliteitszorg
8.
Beleidsprioriteiten
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Organigram - Onderwijzend Personeel Organigram - Onderwijs Ondersteunend Personeel Besluitvormingsstructuur Schaersvoorde Administratieve organisatie Zorgprofiel Samenwerkingsschool
Christelijk College Schaersvoorde
-1-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
1.
Korte schoolbeschrijving
Algemeen Schaersvoorde is een brede scholengemeenschap met een leerlingenaantal dat schommelt rond de 2000 leerlingen. De school biedt alle vormen van voortgezet onderwijs aan. Het vmbo kent nog alle vier sectoren. De school heeft vier locaties: twee in Aalten, één in Dinxperlo en één in Winterswijk. Aan de Slingelaan in Aalten zitten de meeste leerlingen (ongeveer 1100, onderbouw en bovenbouw havo/vwo). In het gebouw aan de Landbouwstraat in Aalten zijn de bovenbouwleerlingen vmbo en de leerlingen in leerjaar 2 GTL (een kleine 500) gehuisvest. In Dinxperlo (150) en Winterswijk (250) stromen de leerlingen in de onderbouw in en bestaat de mogelijkheid om de theoretische leerweg in het vmbo af te maken. Leerlingen voor de andere diplomeringen stappen na twee jaar over naar Aalten. Schaersvoorde maakt deel uit van de Stichting Achterhoek VO, dat het bevoegd gezag is van een tiental scholen tussen Zutphen en Winterswijk. Concurrentie Het wervingsgebied van de school beslaat de plaatsen Aalten, Varsseveld, Dinxperlo en Winterswijk en een aantal kleine kernen in het buitengebied. In Aalten heeft de school geen concurrentie. In Varsseveld is er concurrentie van de Doetinchemse scholen (Ludgercollege, Ulenhofcollege en Rietveldlyceum) en van het Almende College uit Ulft/Silvolde. Die laatste is ook concurrent in Dinxperlo. De genoemde scholen vallen overigens onder hetzelfde bestuur: Achterhoek VO. Het Gerrit Komrij College (voormalige Driemark) is de concurrent in Winterswijk, eveneens onderdeel van de stichting Achterhoek VO. Aan de noordzijde van het wervingsgebied ligt Scholengemeenschap Marianum (Groenlo, Lichtenvoorde), die deel uitmaakt van de Stichting Carmel. Traditioneel is er weinig concurrentie tussen Schaersvoorde en Marianum. Er is sinds enkele jaren een lichte instroom vanuit Lichtenvoorde op gang gekomen. Leerlingen De leerlingen die onze school bevolken, zijn over het algemeen gezeglijk. Dat heeft te maken met de gemoedelijke cultuur in de Achterhoek. De kerkelijke betrokkenheid is onder ouders relatief minder teruggelopen dan in de rest van Nederland. Overigens wordt in de laatste jaren wel een zekere verharding bij de leerlingenproblematiek merkbaar. Het totaal aantal zorgleerlingen neemt toe. Docenten Ons docententeam kenmerkt zich door een hoge gemiddelde leeftijd en een lage mobiliteit. De hoge gemiddelde leeftijd is van invloed op de hoogte van de personele lasten. Dat betekent dat er relatief weinig ruimte is om extra formatie in te zetten. De hoge gemiddelde leeftijd zal er ook toe leiden dat binnen een tijdsbestek van zeven jaar een aanzienlijk deel van de huidige docentenpopulatie de school zal hebben verlaten. Het ziekteverzuim ligt op het landelijk gemiddelde. De school heeft de keuze gemaakt om als opleidingsschool/samenwerkingsschool met ILS te gaan werken om voldoende nieuw en jong personeel te kunnen trekken. Een evenwichtige leeftijdsopbouw zorgt voor een goede balans tussen ontwikkeling en routine. Gebouwen De gebouwensituatie van de school in Aalten is in bouwfysische zin uitstekend. Aan de Slingelaan is in de afgelopen jaren aanzienlijk geïnvesteerd in groot onderhoud, zodat de bouwfysische kwaliteit prima is. Het gebouw aan de Landbouwstraat, locatie Stationsplein, is zowel esthetisch, bouwtechnisch als functioneel ruim bovengemiddeld. In onderwijskundige zin voldoet het gebouw aan de modernste eisen. Dit laat onverlet dat er door ontwikkelingen in het onderwijs toch weer behoefte aan andersoortige ruimtes kan ontstaan. Tot slot zijn beide nevenlocaties, Dinxperlo en Winterswijk, recent ingrijpend gerenoveerd. Dit alles betekent dat de gehele scholengemeenschap een zowel onderwijskundig als bouwfysisch uitstekende gebouwensituatie kent.
Christelijk College Schaersvoorde
-2-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Basisonderwijs De contacten met het basisonderwijs in het voedingsgebied zijn goed. Het kiezen op grond van denominatie neemt ook in ons wervingsgebied af. Er is nog steeds een wat grotere instroom uit christelijke basisscholen. Door de jaren heen zien we echter een toename van het aandeel leerlingen uit openbare en katholieke scholen en een afname van het aandeel protestantse leerlingen. Op de middellange termijn zal er in de Achterhoek sprake zijn van krimp van de bevolkingsaantallen en daardoor zal het aanbod aan 12-jarigen afnemen. Na een nog lichte groei in leerlingenaantallen in de periode van dit strategisch beleidsplan, zal er voor de volgende periode krimp zijn van uiteindelijk minstens een kwart van het leerlingenaantal. De school zal toekomstbestendig moeten zijn bij een leerlingenaantal van ongeveer 1500. Positie nevenvestigingen Christelijk College Schaersvoorde kent twee nevenvestigingen: Dinxperlo en Winterswijk. Het streven van de school is om deze nevenvestigingen blijvend te laten functioneren als aanbod van „bijzonder‟ goed onderwijs ter plaatse. De nevenvestigingen bieden dit onderwijs dicht bij huis aan en geven daarmee vorm aan een pedagogisch uitgangspunt van de school. Daarnaast genereren beide nevenvestigingen nog leerlingenaanbod voor de bovenbouw vmbo en havo/vwo in Aalten, waardoor er een gunstig effect ontstaat op de kwaliteit en bedrijfsvoering van de bovenbouw van de school. De kleine setting van de nevenvestigingen is gunstig om op diverse beleidsterreinen nieuwe concepten uit te proberen. Tevredenheidsonderzoeken op de nevenvestigingen laten - zowel bij leerlingen, ouders als personeel - hogere waarderingen zien dan op de Aaltense vestigingen. De omvang van beide nevenvestigingen is hiervoor de belangrijkste verklaring. Voor de levensvatbaarheid van de nevenvestigingen is het noodzakelijk om ter plaatse ruimte te hebben bij beleidskeuzes. Dat betekent dat er, na afstemming met de vestigingen in Aalten, voor eigen vormgevingen gekozen kan worden.
Christelijk College Schaersvoorde
-3-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
2.
Grondslag en missie
De missie van Schaersvoorde luidt als volgt: De Missie Op het Christelijk College Schaersvoorde willen we, aangesproken door de persoon van Jezus Christus zoals die ons in de Bijbel getekend wordt, samen een schoolgemeenschap vormen waarin we ons christen-zijn zichtbaar proberen te maken. Vanuit die inspiratie bieden we onderwijs aan in een pluriforme maatschappij, waarbij we ook openstaan voor mensen met een andere traditie. Wij streven naar een schoolklimaat waarin we aandacht hebben voor elkaar, opdat mensen elkaar ontmoeten om kennis te vergaren, ervaringen op te doen, de ander te ontdekken, samen te werken en van elkaar te leren. Wij willen een school zijn waar mensen gekend worden en met respect worden benaderd, een school met een veilig leefklimaat en kwalitatief goed onderwijs. Dat betekent dat we eisen stellen aan elkaar en dat we ons verantwoordelijk voelen voor elkaar en ons werk. We zijn bereid ons in te zetten en te werken aan onze eigen en elkaars ontplooiing. Wij mensen zijn onderweg. Op onze weg worden we telkens bepaald bij de keuzes die in het leven gemaakt moeten worden. Staande in de christelijke traditie bieden we in lessen en andere activiteiten gelegenheid om al groeiend en lerend te ontdekken welke keuzes gemaakt kunnen worden en hoe keuzes in relatie staan met je eigen levensovertuiging en die van anderen. Bezinning is in onze school essentieel voor de groei naar zelfstandigheid. De school heet alle leerlingen van harte welkom, ongeacht hun geloofsovertuiging. Omdat de school de christelijke identiteit onderdeel acht van het totale onderwijsprogramma, doen alle leerlingen mee aan activiteiten in het kader van identiteit. Dat betekent dat het volgen van het vak godsdienst en het deelnemen aan kerstvieringen, paasvieringen en dagopeningen vanzelfsprekend is Van docenten verwachten we dat ze de christelijke identiteit van de school kunnen onderschrijven omdat onze school zich christelijk noemt en daarop ook aangesproken wil worden. Dat betekent dat in ieder geval op de volgende onderdelen onze identiteit zichtbaar wordt:
de positie van het vak godsdienst op de lessentabel de dagopeningen in de klas de vieringen van christelijke hoogtijdagen de openingen van bijeenkomsten met leerlingen, personeel en ouders de wijze waarop personeelsleden en leerlingen met elkaar omgaan de wijze waarop de identiteit in het reguliere vakkenaanbod een plaats krijgt.
Christelijk College Schaersvoorde
-4-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
3.
Visie op onderwijs
In het vorige strategisch beleidsplan is er volop ruimte geweest voor sectoren en locaties om het eigen onderwijs, passend bij de leerlingen en passend bij de docenten vorm te geven. Het nadeel daarvan is dat de herkenbaarheid van het onderwijsconcept van Schaersvoorde kleiner wordt. Voor de komende vier jaren zal het onderwijskundig concept een vijftal kenmerken hebben, die voor de hele school gelden. Binnen deze vijf kenmerken zal er ruimte genoeg zijn om naar aard en niveau van de leerlingen nadere invulling te geven aan het onderwijs.
1. Het onderwijs is degelijk en gedegen De afgelopen decennia zijn er veel ervaringen opgedaan met het „nieuwe leren‟ waarbij zelfverantwoordelijkheid hoog in het vaandel stond. Er werd uitgegaan van allerlei vaardigheden die leerlingen zelf zouden toepassen en de centrale rol van de docent zouden verkleinen. Inmiddels heeft de praktijk geleerd dat het slechts in beperkte mate mogelijk is om de verantwoordelijkheid voor het leren over te dragen aan twaalf- tot achttienjarigen. Daarnaast toont recent hersenonderzoek aan dat een aantal vaardigheden, zoals plannen, gekoppeld is aan leeftijd. De mate waarin leerlingen zelf sturing kunnen geven aan het leren of de sturing van het leerproces kunnen delen met docenten is kleiner dan een aantal jaren geleden nog werd gedacht. Daarom kiest Schaersvoorde voor onderwijs, waarbij er sprake is van een behoorlijke mate van docentsturing. Daar waar leerlingen de sturing en de verantwoordelijkheid voor het leerproces kunnen overnemen wordt deze overgedragen naar leerlingen. Dit leerlinggestuurd onderwijs is echter geen doel op zichzelf, maar is ondergeschikt aan de vraag in welke mate leerlingsturing bijdraagt aan betere en duurzamere leerresultaten. Het onderwijs blijft binnen een vaste structuur met jaarklassen en vakken. De planning en structurering van leerstof is in handen van de docent die de stof overzichtelijk en (be)grijpbaar aan leerlingen aanbiedt. Hij maakt duidelijk wat hij van zijn leerlingen verwacht aan inzet en stelt hoge eisen. In het kader van aansluiting met het vervolgonderwijs wordt leerlingen wel geleerd om te werken met opdrachten waarbij zelfstandigheid vereist is. De school staat open voor vernieuwingen in het onderwijsaanbod en in de didactiek. Sterker dan in het verleden zullen deze vernieuwingen worden getoetst aan het rendement van het onderwijs. Dat betekent dat onderwijsvernieuwing in alle gevallen gekoppeld is aan een vorm van kwaliteitszorg zodat negatieve gevolgen voor leerlingen en voor motivatie van docenten uitblijven. Het beheersen van basisvaardigheden op het gebied van rekenen en taal is de grondslag onder het succes van de schoolcarrière van leerlingen. Het uitvoering geven aan de Wet Meijerink zal met kracht worden voorgezet, in samenwerking met het primair onderwijs en het mbo, hbo en universitair onderwijs. Hiervoor zal algemeen schoolbeleid worden gemaakt, dat per sector/locatie verder wordt uitgewerkt.
2. Het onderwijs is resultaatgericht Er is een sterke maatschappelijke behoefte aan het zichtbaar maken van onderwijsresultaten. De kwaliteitskaart van de onderwijsinspectie is een van de meest bekende voorbeelden daarvan. Het goed c.q. beter scoren op „harde‟ gegevens omtrent onderwijsrendement is een speerpunt voor de periode van dit strategisch beleidsplan. Rendement onderbouw, onvertraagde loopbaan naar diploma, percentage geslaagden, gemiddeld examencijfer en discrepantie tussen schoolexamen en centraal examen zijn de belangrijkste prestatiecriteria, voor de leerlingen en voor de school. Voor 2015 is het ambitieniveau: Het rendement onderbouw is zodanig dat de leerlingen gemiddeld het door het basisonderwijs aangegeven diploma halen. De scores voor het percentage zittenblijvers, percentage geslaagden en voor het gemiddeld e e examencijfer ligt boven het 50 percentiel voor havo/vwo en boven het 70 percentiel voor vmbo. Elk diplomatraject voldoet aan de inspectienorm wat betreft afwijking tussen centraal examen en schoolexamen. De leerlingen slagen in 2015 met een 0,1 punt hogere score dan het landelijk gemiddelde op de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. “De gemiddelde score op het eindexamen van de 20% best presterende vwo-leerlingen is gestegen met 0,2 punt t.o.v. 2010.”
Christelijk College Schaersvoorde
-5-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
De aansluiting tussen onderbouw en bovenbouw zal extra aandacht krijgen, om te voorkomen dat er een cijferval plaatsvindt bij de overgang naar de bovenbouw. Ook zal nog sterker dan nu de overgang tussen nevenvestigingen en hoofdvestiging in het vizier staan. Om deze aansluitingsdoelen te realiseren zal stevig worden ingezet op referentiekadertoetsen zoals die door Cito en anderen zijn ontwikkeld en zoals die binnen het samenwerkingsverband „Profijt‟ worden aangeboden. Overigens is de nadruk op resultaten geen reden om andere onderwijsdoelen zoals culturele vorming, persoonlijke vorming, godsdienstige vorming, burgerschapsvorming en emancipatorische vorming te verwaarlozen. De school zet het beleid voort om zoveel mogelijk vakken en afdelingen te blijven aanbieden. Keuzevrijheid voor leerlingen versterkt motivatie om te presteren. Daar waar vakken door kleine aantallen leerlingen worden bezocht zullen technologische oplossingen gezocht worden, zoals in het project „videolessen‟. Voor de praktijkvakken in het vmbo wordt gezocht naar vormen van samenwerking, binnen of buiten school, om het huidige aanbod te continueren. Daarvan is de samenwerking op het gebied van bouwtechniek met het Gerrit Komrij College een voorbeeld. Er zal wel enige beperking zijn in het doen van examen in meer dan het verplichte aantal vakken in het vmbo. In de afgelopen periode werd deze mogelijkheid door sommige leerlingen gebruikt om alsnog te kunnen slagen door een vak weg te strepen. Het doen van examen in meer dan het aantal verplichte vakken wordt in de komende periode aan die leerlingen aangeboden die op grond van hun resultaten hebben aangetoond meer aan te kunnen. Consequenties van het resultaatgerichte werken zullen ook zichtbaar worden in de interne organisatie. Naast de kernteams die vooral het pedagogisch klimaat hebben verbeterd de afgelopen jaren, zullen de vaksecties gerichte opdrachten krijgen om de resultaten te verbeteren. Daarnaast zijn er projectgroepen gericht op specifieke resultaatgerichte onderwijsdoelen. In dit kader past ook een grotere investering in kwaliteitszorg, gericht op het tijdig signaleren en verhelpen van tekorten in het onderwijsrendement.
3. Het onderwijs wordt ondersteund door goede leerlingbegeleiding Het begeleiden van leerlingen draagt bij aan het onderwijsresultaat. In de afgelopen jaren heeft de sociaal-emotionele begeleiding centraal gestaan. Op dat punt voldoet de school aan een hoge kwaliteitsnorm, die ook in de komende periode uitgangspunt is.Daarnaast zal in de komende jaren het begeleiden op het leren meer accent krijgen. Kernvraag voor de mentor is „hoe zijn leerlingen er voor staan‟. Het volgen en bijsturen op resultaat is de kerntaak van de mentor. Het vroegtijdig signaleren van leerachterstanden en van onderpresteren en het initiëren van oplossingen daarvoor is de verantwoordelijkheid van de mentor. Regelmatig contact hierover met ouders/verzorgers is zeer belangrijk. De ervaringen met „leercoaching‟ op de vestiging Winterswijk zijn positief en kunnen als voorbeeld dienen voor de overige locaties. De kern van de begeleiding van leerlingen blijft bij de mentor liggen. Daar waar nodig worden specialisten vanuit school ingezet voor aanvullende expertise (vakdocenten, RT-docenten, decanen, leerlingbegeleiders). Ook een goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) draagt bij aan motivatie en perspectief voor leerlingen. In de komende periode zullen ook op dit gebied ontwikkelingen in gang worden gezet. Het zorgbeleid van de school is afgestemd op het regionale beleid van het samenwerkingsverband SVO-VO Oost-Achterhoek. Samen met de school voor praktijkonderwijs Pronova uit Winterswijk en de scholengemeenschappen Het Gerrit Komrij College uit Winterswijk en Marianum uit Groenlo/Lichtenvoorde wordt de zorg voor alle leerlingen in de regio vormgegeven. Het toelatingsbeleid en de zorgstructuur zijn afgeleid van de in het samenwerkingsverband afgesproken werkwijzen. Het beleid van het SWV is niet gericht op het creëren van aparte voorzieningen, maar probeert zoveel mogelijk ondersteuning te leveren op school. Dat betekent dat scholing in signaleren en oplossen van problemen bij het leren de komende jaren aan de orde is. Pas daar waar men redelijkerwijs van docenten niet meer kan verwachten een bepaalde handelingsbekwaamheid te bezitten wordt gebruikt gemaakt van voorzieningen buiten de school. Indien deze laatste niet door het eigen samenwerkingsverband bekostigd kunnen worden vanwege een klein volume zal samenwerking met aanpalende samenwerkingsverbanden worden gezocht.
Christelijk College Schaersvoorde
-6-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Leerlingbegeleiding is geen middel om maatschappelijke problemen op te lossen of om de verantwoordelijkheid van andere instanties (gemeente, maatschappelijk werk, jeugdzorg) over te nemen. De leerlingbegeleiding is gericht op het succesvol afronden van de schoolloopbaan. Voor dat succes is een goede communicatie en samenwerking met ouders cruciaal. De uitwerking hiervan is te vinden in bijlage 5.
4. Het onderwijs is gericht op goede doorstroming Goede onderwijsresultaten worden niet alleen zichtbaar op de eigen school maar ook bij het vervolgonderwijs. De feedback vanuit vervolgopleidingen (WO, HBO, MBO) wordt als uiterst belangrijk gezien. De school zal waar mogelijk in samenwerkingsverbanden participeren die het mogelijk maken om verbeteringen in het curriculum aan te brengen die doorstroom optimaliseren. Daarbij is er oog voor goede keuzeprocessen, voor (vak)inhoudelijke aansluiting op het vervolgonderwijs en voor aansluiting op het gebied van vaardigheden en attitude van leerlingen. Ook het (regionale) bedrijfsleven wordt intensief betrokken bij de vormgeving van het programma. Met name voor vmboleerlingen zal het praktijkleren in bedrijven en instellingen een grote rol spelen. Daarnaast zullen er ook voor havo projecten gestart worden die het theoretische karakter van de opleiding koppelen aan ervaringen in bedrijfsleven en instellingen. De komende periode zal ook het contact met de toeleveranciers, het primair onderwijs, versterkt worden. Naast het verbeteren van het traject van schoolkeuze en niveaubepaling zullen er ook projecten zijn om de onderwijsinhoudelijke aansluiting te verbeteren, in eerste instantie gericht op het verbeteren van prestaties bij rekenen en taal, c.q. wiskunde en Nederlands. Gegeven de behoefte van de arbeidsmarkt hanteren we de volgende concrete doelstellingen voor 2015: de keuze voor een N-profiel zal in havo toenemen van 30% naar 40% de keuze voor een N-profiel zal in vwo minstens 50% blijven in de beroepsgerichte richtingen van het vmbo kiest ten minste 35% voor techniek/Nsector in TL/GL kiest ten minste 50% van de leerlingen NASK Om de keuze in havo/vwo voor N-profielen te bevorderen gaat de school een technasiumopleiding aanbieden vanaf leerjaar 1. De verwachting is dat dit zowel leidt tot een toename van de keuze voor N-profielen als tot een verbetering van de resultaten in de bètavakken. Het doorontwikkelen van de maatschappelijke stage zal het nemen van verantwoordelijkheid in de samenleving versterken. In die zin levert maatschappelijke stage een bijdrage aan burgerschapszin en hechting aan de gemeenschap.
5. Het onderwijs sluit aan bij de verschillen tussen leerlingen Ook als de school traditioneel georganiseerd is in niveau en leerjaren, zullen er binnen klassenverband duidelijke verschillen zijn tussen leerlingen in aanleg, attitude en leerstijl. De docent zal zoveel mogelijk recht doen aan deze verschillen in ontwikkeling door gebruik te maken van veel verschillende didactische werkvormen per les en door leerlingen elkaar te laten instrueren en motiveren. Doel van deze differentiatie binnen klassenverband is niet om het onderwijs individualistisch te maken, maar is wel om een maximaal leerrendement bij een maximaal aantal leerlingen binnen de groep te realiseren. Het frequent checken en toetsen van de vraag of er voldoende aansluiting is bij de verschillen tussen leerlingen is noodzakelijk. De wijze waarop dit plaatsvindt kan in sectieverband worden uitgewerkt. Het gebruik van digitale leermiddelen maakt het gemakkelijker op verschillen tussen leerlingen in te spelen. De school zal in de komende periode doorgaan met het investeren in digitale leermiddelen. Bij de aanschaf van leermiddelen zal de geschiktheid om in te spelen op verschillen tussen leerlingen een belangrijk criterium zijn. Dit wordt vastgelegd in het leermiddelenbeleidsplan.
Christelijk College Schaersvoorde
-7-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
4.
Visie op personeelsbeleid
Bij de voortdurende ontwikkeling van leerlingen past de voortdurende ontwikkeling van het personeel. Competentiemanagement, gericht op het ontwikkelen van de kerncompetenties van de school op het niveau van individuele personeelsleden, wordt als een belangrijk instrument gezien. Scholing van personeelsleden neemt vanuit deze visie een zeer belangrijke plek in de organisatie in. Het beleidsplan scholing heeft een centrale plek in het kader van het personeelsbeleid. Richtsnoer voor invulling van scholing is en blijft de verbetering van het primaire proces in de richting die in hoofdstuk 3 is aangegeven. De school heeft een tiental coaches (activerende) didactiek. Zij ondersteunen docenten bij het pedagogisch-didactisch handelen in de klas. Een deel van het scholingsbudget wordt structureel besteed aan de inzet van deze coaches. De prioriteiten in het scholingsplan - nl. coaching op didactiek, vakinhoudelijke scholing en scholing in het kader van het mentoraat - blijven voor de komende periode van kracht. In bestuursakkoord tussen VO-raad en OCW is ook afgesproken om het onderwijs beter af te stemmen op verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen. Herhaaldelijk inspectiebezoek heeft aangetoond dat dat in onze sector havo/vwo in ieder geval extra aandacht behoeft. Op het omgaan met verschillen zal dan ook de komende periode geschoold worden. Voor het stimuleren van de ontwikkeling van docenten is systematische gespreksvoering onontbeerlijk. De gesprekkencyclus is afgelopen jaar opnieuw vastgesteld en zal in 2014 worden geëvalueerd. In de gesprekkencyclus zal ook aandacht worden besteed aan het opbouwen van bekwaamheidsdossiers voor alle docenten. Streefdoel is om dergelijke dossiers schoolbreed voor alle docenten te hebben in 2015. De school vindt het belangrijk om docenten die zich breed ontwikkelen te waarderen met een beter betaalde functie met een hogere verantwoordelijkheid. De uitvoering van de functiemix wordt daarom met kracht ter hand genomen. De competenties in het kader van de wet BIO zijn in een reeks gedragsindicatoren uitgewerkt. Deze dienen ter ondersteuning van docenten die zich in het kader van de functiemix willen ontwikkelen om daarmee een beter loopbaanperspectief te verwerven. De toekenning van functies geschiedt op basis van kwaliteit. Nadat de teamleider op grond van lesbezoek en gesprekkencyclus het oordeel heeft uitgesproken dat een docent een stap kan maken naar het volgende functieniveau, weegt een benoemingsadviescommissie wie van de geschikte kandidaten over de beste kwalificaties beschikt om de vacante functie te vervullen. Om op termijn over voldoende gekwalificeerd personeel te beschikken en met het oog op een gezonde leeftijdsopbouw van het personeel, is de school samenwerkingsschool/opleidingsschool geworden. De zorg voor een evenwichtige leeftijdsopbouw van het docentenbestand wordt versterkt door de demografische ontwikkeling in de Achterhoek. Door de krimp van het leerlingenaantal is er relatief weinig werkgelegenheid voor beginnende docenten. Het bieden van ervaring aan stagiaires en het inzetten van (betaalde) LIO‟s zal in grotere mate gebeuren dan in de afgelopen jaren. Om dat goed te doen wordt gewerkt aan het verwerven van het keurmerk opleidingsschool vanuit ILS Nijmegen. Op termijn zal ook samenwerking met Windesheim worden vormgegeven en de bestaande samenwerking met Iselinge zal worden voortgezet. Het feit dat de school opleidingsschool wordt, levert ook een bijdrage aan de ontwikkeling van de docenten die een rol spelen in de begeleiding van studenten. Daarnaast stimuleert de aanwezigheid van stagiaires in de school de ontwikkelingsgerichtheid van zittende docenten en levert zo een bijdrage aan de totale schoolontwikkeling. De begeleiding van beginnende docenten is op onze school goed georganiseerd. Om deze kwaliteit te handhaven wordt de begeleiding jaarlijks geëvalueerd, zowel bij de begeleide docenten als bij de begeleiders. Dit gebeurt m.b.v. een jaarverslag van de begeleiders beginnende docenten en m.b.v. een tevredenheidsonderzoek onder de betrokken docenten.
Christelijk College Schaersvoorde
-8-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
De school werkt maximaal mee aan het faciliteren van docenten die een andere/hogere bevoegdheid willen halen en daartoe gebruik maken van de zogenaamde lerarenbeurs. Gegeven de verslechterende financiering van de school is het helaas niet meer mogelijk om bovenop de lerarenbeurs extra te faciliteren, zoals in de achterliggende periode wel is gebeurd. Alleen in heel specifieke situaties kan een additionele afspraak worden gemaakt. Het betreft dan individuele afspraken en maatwerk. Door de afnemende bekostiging is er een aantal afspraken gemaakt die de werkdruk in de organisatie verhogen. Zo is er voor docenten de afspraak om 26 wekelijkse lessen te geven i.p.v. 25. In de functiecategorie OOP heeft formatieve reductie plaatsgevonden. Deze afspraken maken het mogelijk om de schoolfinanciën op orde te houden, maar verhoogt de algehele werkdruk. De komende jaren zal onderzocht worden welke alternatieven er mogelijk zijn om enerzijds werkdruk op een aanvaardbaar niveau te houden en anderzijds de financiële exploitatie sluitend te laten zijn. In ieder geval ziet de schoolleiding het vergroten van groepen als een onwenselijke richting, evenals het afschaffen van projecten die gericht zijn op ontwikkeling en verbetering van het primaire proces. De huidige - eenjarige - CAO biedt nog weinig zicht op fundamentele veranderingen in het taakbeleid. Dat neemt niet weg dat de school actief blijft zoeken naar alternatieven. In het kielzog van de competentieontwikkeling van docenten zal ook de competentieontwikkeling voor OOP en directie worden opgepakt. Aan het eind van de periode van dit strategisch beleidsplan hebben we daarvoor een geïmplementeerde systematiek. Binnen de Stichting Achterhoek VO wordt het leeftijdsbewust personeelsbeleid vorm gegeven.
5.
Visie op financiën & beheer
Evenals het personeelsbeleid is het beleidsterrein financiën&beheer ondergeschikt aan en staat het ten dienste van het onderwijs. De school streeft naar een solide financiële positie zodat we onderwijsaanbod en kwaliteit blijvend kunnen garanderen. Vragen over het al dan niet aanbieden van onderwijsmogelijkheden worden niet strikt bedrijfsmatig beantwoord. Bij keuzes voor het onderwijsaanbod staat de vraag centraal bij welke omvang de school op termijn de kwaliteit kan waarborgen. Het programma-aanbod vmbo staat enigszins onder druk. Er zijn iets te weinig leerlingen voor het totale aanbod in sectoren en afdelingsprogramma‟s. De school slaagt er nog steeds in om de afdelingenstructuur in de sector techniek te behouden. Ten behoeve van een gezonde bedrijfsvoering werkt de school met een gedetailleerde planning- en control-cyclus die zowel interne als externe processen op stichtingsniveau optimaal aanstuurt c.q. ondersteunt. De indeling en aansturing van de administratie op schoolniveau en op locatieniveau is het afgelopen halfjaar onderwerp van discussie en besluitvorming geweest (zie bijlage 3). De doelstellingen van grotere efficiency en betere kwaliteit zullen uiterlijk 1 januari 2013 worden geëvalueerd en al dan niet leiden tot bijstellingen. Gelet op de omvang van de school zal er geen verregaande budgettering van personele en materiële gelden plaatsvinden. Op het niveau van de sector(directeur) zal er wel beperkt budget beschikbaar gesteld worden voor vragen die zich in de loop van het jaar voordoen. De jaarlijkse toekenning van formatie zal per sector/nevenvestiging plaatsvinden op basis van een vooraf aangegeven budget. Dat betekent dat financiën&beheer centraal zullen worden aangestuurd vanuit de directeur financiën&beheer en de rector. Het primaire proces kan alleen goed tot zijn recht komen in een adequate fysieke leeromgeving. De gebouwen moeten daarom in goede staat verkeren en zodanig zijn opgezet dat ze nieuwe onderwijskundige processen kunnen uitlokken. Ook is een adequate inventaris nodig om de onderwijsdoelen te kunnen realiseren.
Christelijk College Schaersvoorde
-9-
Strategisch beleidsplan 2012-2015
In de afgelopen tijd heeft de school stevig geïnvesteerd in nieuwbouwplannen en de uitvoering daarvan. In 2006 werd het nieuwbouwproject vmbo Aalten gerealiseerd. Tevens is aan de Slingelaan een „sciencecentre‟ gerealiseerd en zijn er diverse bouwfysische verbeteringen doorgevoerd. In Dinxperlo en Winterswijk zijn de gebouwen gerenoveerd en up-to-date. Daarmee is de gebouwensituatie, zowel bouwfysisch als onderwijskundig, prima en behoeft deze geen omvangrijke aanpassingen gedurende de periode van dit onderwijskundig beleidsplan. Voor een periode van ongeveer vijf jaar worden er drie noodlokalen in gebruik genomen om een tijdelijke uitbreiding van het leerlingenaantal op te vangen. Zo snel als dat mogelijk is zullen deze lokalen weer ontmanteld worden omdat bij afname van het leerlingenaantal de bekostiging ook afneemt. Vanuit haar maatschappelijke functie blijft de school streven naar multifunctionele gebouwen waarvan ook andere organisaties gebruik kunnen maken. De financiële positie van de school is gezond. Toch zorgt de langzaam verslechterende bekostiging in het VO voor toenemende spanning op de exploitatie. Daar komt bij dat de school moet anticiperen op demografische krimp in de periode na dit strategisch beleidsplan, met daaraan gekoppeld vermindering van leerlingenaantallen en dus bekostiging. Voor deze - toekomstige - situatie zal een aantal financiële scenario‟s ontworpen worden waarbij zowel naar personele inzet gekeken wordt, als naar de materiële uitgaven en de diversiteit van het onderwijsaanbod. De komende periode zullen dus keuzes moeten worden gemaakt om na 2015 financieel gezond te blijven.
6.
Visie op organisatie
De organisatie is dienstbaar aan het primaire proces. Omdat het primaire proces centraal staat, is het wenselijk de beslissingsbevoegdheid zo dicht mogelijk bij dit proces te leggen. De school heeft het afgelopen decennium vooral ingezet op de ontwikkeling van kernteams. Dat heeft tot verbeteringen geleid in begeleiding van leerlingen, tot meer beslissingsruimte per team en in een aantal gevallen zeker ook tot verbeteringen in het onderwijs. Bij de in hoofdstuk 3 geformuleerde onderwijsdoelen is het werken in „teams‟ nog wel steeds een effectieve werkwijze, maar niet noodzakelijkerwijs het werken in teams die gegroepeerd zijn rondom een leerlingencohort. Een ordening rondom vakken en specifieke onderwijskundige doelen zal effectiever zijn. Dat betekent dat het werken in secties en in projectgroepen (of inhoudsgroepen) relatief belangrijker wordt ten opzichte van het werken in de huidige kernteams. In welke mate dit de huidige organisatievorm zal veranderen kan nu nog niet worden gezegd, maar zeker is dat wijzigingen en aanvullingen gaan plaatsvinden. Secties, projectgroepen en inhoudsgroepen leggen verantwoording af aan beide sectordirecteuren en teamleiders en in voorkomend geval aan de rector/locatieleiders nevenvestigingen. De huidige organisatievorm in twee sectoren en twee nevenvestigingen blijft bestaan. De mate van samenhang en overleg tussen deze vier eenheden zal echter toenemen. Dat is nodig om de vijf doelen uit hoofdstuk 3 te realiseren. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor zover het gaat om het beleidsgebied onderwijs blijven binnen de vijf aangegeven kaders bij sectordirecteuren, locatieleiders nevenvestigingen en teamleiders. Centrale sturing vindt plaats op de beleidsgebieden financiën&beheer, personeelsbeleid, organisatie en kwaliteitszorg. Beleidsvoorbereiding vindt plaats voor financiën en beheer in het overleg tussen rector en directeur financiën en beheer, voor personeelsbeleid in overleg tussen rector en personeelsfunctionaris, voor organisatie rechtstreeks in het MT. Voor kwaliteitszorg is ook een bepaalde mate van centrale sturing nodig (Vensters voor Verantwoording) met ruimte per sector/nevenvestiging.
Christelijk College Schaersvoorde
- 10 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Schaersvoorde kent in toenemende mate de behoefte op allerlei beleidsterreinen herkenbaar te zijn. Dat betekent dat - met respect voor de verschillen tussen teams, locaties en sectoren - er naar leerlingen, ouders en andere belanghebbenden een scherper beeld moet zijn van: „zo doet Schaersvoorde dat‟. Om dat proces te bevorderen zullen binnen het MT aandachtsgebieden/ protefeuilles toegewezen worden aan de verschillende MT-leden.
7.
Visie op kwaliteitszorg
De school werkt systematisch en modelmatig aan kwaliteitszorg. Het oogmerk van kwaliteitszorg is in de eerste plaats het sturen op de eigen doelen met betrekking tot het onderwijs en de schoolontwikkeling. In de tweede plaats is kwaliteitszorg een middel om verantwoording af te leggen aan ouders en leerlingen, aan het college van bestuur en aan de onderwijsinspectie. Bij de eigen doelen onderscheiden we drie aspecten: 1. de onderwijsopbrengsten 2. de mate van tevredenheid 3. de kwaliteit van methodieken en processen Het centrale instrument voor externe verantwoording en benchmarking wordt “Vensters voor Verantwoording” . Vanuit VvV en de kwaliteitskaart van de inspectie kunnen de meeste relevante gegevens voor de onderwijsopbrengsten gehaald worden. Tevens bevat VvV instrumentarium om tevredenheid bij leerlingen en ouders te meten. Deze enquêtes zullen de eerder binnen school gehanteerde CoVOA-tevredenheidsonderzoeken bij leerlingen en ouders vervangen. Ook het CoVOAtevredenheidsonderzoek bij medewerkers zal vervangen worden door een ander nog te ontwikkelen instrument. Kwaliteit van methodieken en processen zal via een visitatieproject (voorheen Critical Friends) binnen Achterhoek VO in beeld gebracht worden. Aanvullend op het bovenstaande zal de school eigen instrumenten inzetten en ontwikkelen. In de eerste plaats instrumenten gericht op het primaire proces: enquêtes onder leerlingen voor individuele feedback aan docenten en lesobservatieformulieren in het kader van lesbezoek. Mate van tevredenheid van personeel en waardering van methodieken en processen zal per sector/locatie in beeld gebracht worden met een vergelijkbare evaluatiemethodiek. In 2015 zal het functioneren van alle docenten mede in beeld worden gebracht door het gebruik van leerlingenenquêtes. Voor het vmbo geldt dat het bedrijfsleven betrokken blijft bij de kwaliteit van de beroepsgerichte opleidingen. Dat gebeurt o.a. door het uitnodigen van vertegenwoordigers van branches op school. De kwaliteit van de beroepsgerichte stage is dan eveneens punt van overleg. Object van kwaliteitszorg zullen in de komende periode in ieder geval ook zijn verzuim van leerlingen, (ziekte)verzuim van personeel, lesuitval en onderwijstijd, doorstoomgegevens intern en naar vervolgonderwijs en advisering PO. De activiteiten van kwaliteitszorg zullen aansluiten bij de methodiek van de PDCA-Cyclus (Plan, Do, Check, Act) waarbij het streven is om de cirkel snel rond te maken, in ieder geval binnen een jaar. Het adagium is niet zoveel mogelijk verbeteren, maar zoveel verbeteren als realistisch en haalbaar is binnen de gegeven tijdspanne. De school beschikt over een geïnstitutionaliseerde vorm van kwaliteitspanels: de zogenaamde ouderraden. Via locatieleiders en sectordirecteuren geeft een veertigtal ouders gestructureerd feedback op methodieken, processen en communicatie van school. Het is goed de stevige rol van deze ouderraden voort te zetten. Leerlingen kunnen nog meer worden ingezet als kwaliteitspanels. Per sector en locatie zal hier nog verder vorm en inhoud aan moeten worden gegeven.
Christelijk College Schaersvoorde
- 11 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
8.
Beleidsprioriteiten
Hieronder staat aangegeven waar de school zich de komende periode vooral op gaat richten. Het betreft zaken die of extra aandacht behoeven of nog ontwikkeld moeten worden. Daarnaast worden natuurlijk ook alle andere zaken uitgevoerd die in de voorgaande hoofdstukken aan de orde zijn gekomen.
8.1.
Onderwijs Resultaatsturing
Het rendement onderbouw is zodanig dat de leerlingen gemiddeld het door het basisonderwijs aangegeven diploma halen. - realisatie voor Dinxperlo en Winterswijk: opbrengstenoordeel 2013 - realisatie voor Aalten: opbrengstenoordeel 2014
De scores voor het percentage zittenblijvers, percentage geslaagden en voor het gemiddeld e e examencijfer ligt boven het 50 percentiel voor havo/vwo en boven het 70 percentiel voor vmbo. realisatie havo/vwo e - minstens 45 percentiel: opbrengstenoordeel 2013 e - minstens 50 percentiel: opbrengstenoordeel 2014 e - minstens 60 percentiel: opbrengstenoordeel 2015 realisatie vmbo e - minstens 55 percentiel: opbrengstenoordeel 2013 e - minstens 60 percentiel: opbrengstenoordeel 2014 e - minstens 70 percentiel: opbrengstenoordeel 2015
Elk diplomatraject voldoet aan de inspectienorm wat betreft afwijking tussen centraal examen en schoolexamen. realisatie Dinxperlo/Winterswijk: opbrengstenoordeel 2013 realisatie Aalten vmbo-BL, vmbo-KL en havo: opbrengstenoordeel 2013 realisatie Aalten vmbo-Tl en vwo: opbrengstenoordeel 2014
De gemiddelde score op het eindexamen van de 20% best presterende vwo-leerlingen is gestegen met 0,2 punt t.o.v. 2010. - stijging van 0.1 punt: opbrengstenoordeel 2014 - stijging van 0,2 punt: opbrengstenoordeel 2015
de keuze voor een N-profiel zal in havo toenemen - toename tot 35%: schooljaar 2013-2014 - toename tot 40%: schooljaar 2014-2015
in de beroepsgerichte richtingen van het vmbo kiest ten minste 35% voor techniek/N-sector realisatie in schooljaar 2013-2014
in TL/GL kiest ten minste 50% van de leerlingen NASK - ten minste 40%: schooljaar 2013-2014 - ten minste 50%: schooljaar 2014-2015
Samenhang (de 5 kenmerken) 1. het onderwijs is degelijk 2. het onderwijs is resultaatgericht 3. het onderwijs wordt ondersteund door goede leerlingbegeleiding 4. het onderwijs is gericht op goede doorstroming
Christelijk College Schaersvoorde
- 12 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
5. het onderwijs sluit aan bij de verschillen tussen leerlingen In schooljaar 2012-2013 zijn deze 5 kenmerken in het sectorplan vmbo en havo/vwo en de locatieplannen voor de nevenvestigingen opgenomen. In 2012-2013 is er een systematiek van lesbezoek gericht op het vaststellen van de mate waarin kenmerk 1 en 5 worden gerealiseerd. In 2013-2014 voldoet 50% van de bezochte lessen aan kenmerk 1 en 5. In 2014-2015 voldoet 70% van de bezochte lessen aan kenmerk 1 en 5. In 2013-2014 is er een systematiek van collegiale visitatie gericht op het vaststellen van de mate waarin kenmerk 3 en 4 worden gerealiseerd. Daartoe wordt in 2012-2013 een methodiek ontwikkeld om de kenmerken 3 en 4 te beoordelen.
8.2.
Personeel Competentieontwikkeling OOP 2012-2013: ontwikkelen van de competenties 2013-2014: gesprekkencyclus op basis van deze competenties invoeren 2014-2015: evalueren en definitief vaststellen van gesprekkencyclus en competenties Ontwikkeling samenwerkingsschool In 2014 behaalt de school het keurmerk „samenwerkingsschool‟ van de Hogeschool ArnhemNijmegen.
8.3.
Financiën en beheer Scenario‟s voor sluitende exploitatie In 2012-2013 worden minstens drie scenario‟s ontwikkeld voor een sluitende begroting in begrotingsjaar 2015. Uiterlijk op 1 augustus 2013 is de keuze voor een scenario gemaakt.
8.4.
Kwaliteitszorg Leerlingenenquêtes In schooljaar 2014-2015 zal het functioneren van alle docenten mede in beeld worden gebracht door het gebruik van leerlingenenquêtes. In schooljaar 2013-2014 gebeurt dit al bij minstens 66% van de docenten en in schooljaar 2012-2013 bji minstens 33% van de docenten. Leerlingenpanels In 2012-2013 is op elke vestiging een leerlingenpanel geïnstalleerd. Met het leerlingenpanel worden jaarlijks minstens drie bijeenkomsten gehouden waarin zij feedback geven op het lesgeven en de organisatie van de school.
Christelijk College Schaersvoorde
- 13 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Organigram - Onderwijzend Personeel Raad van Toezicht
code: 112001.OS datum:-8-2011
GMR
College van Bestuur
MR
rector
Christelijk College Schaersvoorde
- 14 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
locatieleider Winterswijk
locatieleider Dinxperlo
teamleider vwo 4-5-6
teamleider havo 4-5
teamleider havo/vwo 3
teamleider vmbo-GTL 2-3-4
sectordirecteur havo/vwo
docent
docent
docent
teamleider vmbo 1-2
teamleiders vmbo-BL/KL 3-4
sectordirecteur vmbo
teamleider vmbo-lwo 1-2
OOP
directeur financiën/beheer
teamleider havo/vwo 1-2
Bijlage 1.
medewerkers receptie en locatieladministratie
Christelijk College Schaersvoorde kantinepersoneel
(T)OA‟s
conciërges
- 15 schoonmaakpersoneel
sporthalbeheerders
Strategisch beleidsplan 2012-2015 med. mediatheek
sectordirecteur vmbo
mediathecaris
corhtopedagoog
zorgcoördinator
directeur financiën/beheer
schoonmaakpersoneel
(T)OA‟s
conciërge
locatieleider Winterswijk
rector
med. locatieadministratie
MR
schoonmaakpersoneel
College van Bestuur
(T)OA‟s
locatieleider Dinxperlo
GMR
conciérge
med. locatieadministratie
ICT-coördinator en systeembeheerders
datum: augustus 2011
centrale administratie
roostermakers
locatieleider Stationsplein
locatieleider Slingelaan
code: 112002.OS
medewerkers receptie en locatieadministratie
schoonmaakpersoneel
kantinepersoneel
(T)OA‟s
conciërges
Bijlage 2 . Organigram Onderwijs Ondersteunend Personeel Raad van Toezicht
managementassistent
personeelsfunctionaris
sectordirecteur havo/vwo
Bijlage 3.
Besluitvormingsstructuur Schaersvoorde
Aanleiding De school is een grote en complexe organisatie alleen al door zijn formaat. Daarnaast hebben processen van deregulering en invoering van lump-sum financiering tot gevolg dat het beleidsvoerend vermogen van de school sterker wordt aangesproken. Het is onmogelijk voor personeelsleden om het totaal van de organisatie en de daarbinnen te maken keuzes te overzien. Daartoe ontbreekt het bij personeelsleden aan tijd en aan positie binnen de organisatie. Dat heeft als gevolg dat in de afgelopen jaren besluiten meer en meer verlegd zijn van docentenvergaderingen naar het managementteam, al dan niet gevolgd door advies- en instemmingsvragen voor de medezeggenschapsraad. Gevolg van deze verlegging van de besluitvorming is dat personeelsleden met besluiten worden geconfronteerd waarbij ze niet betrokken zijn. Los van de inhoudelijke juistheid van een besluit geldt voor veel ontwikkelingen op school dat draagvlak voor een besluit noodzakelijk is om zaken succesvol uit te voeren.
Uitgangspunten 1. Voor besluiten op schoolniveau bestaan er drie formele kaders: - het bestuursreglement van de stichting AchterhoekVO (bevoegdheden van het bestuur), - het directiestatuut (mandaat van de rector, bij ons deels gedelegeerd naar andere MT-leden) - het reglement van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad (recht op informatie, advies en instemming). Voor de formele besluitvorming op school zijn zij richtsnoer. Dat wil zeggen dat besluiten op de gebieden onderwijs, personeel en financiën voorbehouden is aan deze drie gremia. 2. Besluitvorming met draagvlak draagt bij aan de kwaliteit van uitvoering van besluiten. MT en MR dienen voorafgaand aan besluitvorming op wezenlijke beleidsonderdelen van de school draagvlak en daarmee reikwijdte van besluiten te toetsen. 3. Na genomen besluiten en na invoering van nieuw beleid ligt er een evaluatieverplichting bij het MT: levert het genomen besluit de verwachte resultaten, is er behoefte aan bijstelling of dient het besluit herzien te worden. 4. Bij het toetsen van draagvlak voor besluiten bestaan er twee varianten. Variant 1 is toetsen van draagvlak bij de direct betrokkenen. (team, sector, groep). Variant 2 is toetsen van draagvlak bij deskundigen (personeelsleden die geacht worden zoveel mogelijk deskundig te zijn op het gebied waar het besluit over gaat). 5. De draagvlaktoetsing verlegt noch bij MT noch bij MR de eigen verantwoordelijkheid in de besluitvorming: die blijft waar hij formeel ligt. 6. Naast draagvlaktoetsing is er het verwerven of creëren van draagvlak. Dat gaat samen met communicatie en discussie op het juiste moment. Met name voor ontwikkelingen op het gebied van onderwijs geldt dat die communicatie en discussie voorafgaand aan besluitvorming dienen plaats te vinden, omdat dat een positief effect heeft op de kwaliteit van uitvoering. 7. Het MT streeft ernaar om zoveel mogelijk besluiten t.a.v. het onderwijs op kernteamniveau en/of sectorniveau neer te leggen. Het MT bepaalt echter welke besluiten dat zijn. 8. De onderwijsbesluiten op kernteamniveau dienen in ieder geval te liggen binnen de kaders van het strategisch beleidsplan. 9. Er is een verschil tussen besluiten ten aanzien van beleid en besluiten ten aanzien van uitvoering. Bovenstaande uitgangspunten gaan over beleidsbesluiten. Uitvoeringsbesluiten zijn in het organogram en met behulp van functieomschrijvingen (zie onderdeel beslisruimte) vastgelegd bij bepaalde functionarissen in school.
Werkwijze De besluitvorming vindt op drie hoofdterreinen plaats: onderwijs (inclusief begeleiding), personeel&organisatie en financiën&beheer. Ten aanzien van deze drie gebieden is er een verschil in de wijze waarop draagvlak verworven wordt. Draagvlak ten aanzien van onderwijs dient op directe wijze te worden vastgesteld bij werkers in het primaire proces, hetzij schoolbreed, hetzij in teams waarop het besluit van toepassing is.
Christelijk College Schaersvoorde
- 16 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Besluitvorming binnen het MT wordt voorbereid door de betreffende sectordirecteur(-en). De rol van de MR zal hier eerder een toetsende rol zijn ten aanzien van draagvlak en minder inhoudelijk: de inhoudelijke discussie vindt immers in team(s) plaats. Draagvlak ten aanzien van personeel en organisatie wordt in de PMR in eerste instantie vastgesteld. Zowel het MT als de MR kan in bijzondere gevallen de behoefte hebben om een bredere draagvlaktoets te doen, zulks naar eigen inzicht. Besluitvorming binnen het MT wordt voorbereid door de rector in samenwerking met de personeelsfunctionaris. De PMR heeft hier meestal instemmingsrecht en de inhoudelijke discussie zal dan ook vooral binnen de PMR plaatsvinden. Zowel ten aanzien van personeelsbeleid in bredere zin als ten aanzien van taakbeleid. Beleidswijzigingen ten aanzien van taakbeleid die uitgaan boven de geldende CAO dienen tevens voorzien te worden van een tweederde meerderheid van het personeel, respectievelijk tweederde meerderheid bij dat deel van het personeel waarop de beleidswijziging van toepassing is. Draagvlak ten aanzien van financiën en beheer ligt anders. Immers, financiën en beheer is volgend ten aanzien van besluiten op het gebied van onderwijs en personeel. De besluitvorming betreft daar eerder het financieel onderbouwen van beleid, danwel het aangeven dat gewenst beleid niet uitvoerbaar is binnen de kaders van begroting en formatieplan. De besluitvorming in MT wordt voorbereid door de directeur financiën en beheer in overleg met de rector. De MR heeft hier vooral een controlerende rol bij het uitoefenen van het adviesrecht: zij stelt vast of het afgesproken beleid een deugdelijke financiële onderbouwing heeft.
Model beleidscyclus onderwijs De beleidscyclus ten aanzien van onderwijs kent 4 fasen: 1 Vaststellen van hoofdlijnen van beleid, 2 Invoeren van beleid, 3 Evalueren van beleid, 4 Bijstellen van beleid. Vaststellen van beleid gebeurt door het MT met daaraan gekoppeld een instemmingsvraag aan de MR, invoeren gebeurt onder leiding van sectordirecteuren met behulp van sectorstaf en betreffende docenten, datzelfde geldt voor evaluatie van beleid, waarna de beleidsbijstelling door het MT plaatsvindt. Indien de beleidsbijstelling een (nieuwe) wijziging in onderwijskundige doelstellingen van de school inhoudt is er sprake van een nieuwe instemmingsvraag voor de MR. Vanuit de draagvlakoptiek is betrokkenheid van docenten bij invoering en evaluatie essentieel. Besluitvorming over hoofdlijnen ligt bij het MT.
Christelijk College Schaersvoorde
- 17 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Bijlage 4.
Model administratieve organisatie
De school gaat werken met een centrale schooladministratie. Binnen de schooladministratie krijgt één medewerker de taak om de werkzaamheden te coördineren. Deze coördinatie is met name gericht op het opvangen van piekbelasting en het goed spreiden van de werkzaamheden. De formeel leidinggevende van de schooladministratie is de directeur financiën&beheer. Naast de schooladministratie komt er op elke locatie een locatie-administratie. De formeel leidinggevende van elke locatie-administratie is de betreffende locatieleider. De werkzaamheden die in het administratieve team van elke locatie worden neergelegd worden gezien als de collectieve verantwoordelijkheid van dat team. Dat betekent dat in de uitwerking van dit model kennisdeling een vereiste is. Daarmee neemt de kwetsbaarheid van de administratieve organisatie af. De personele en de financiële administratie worden losgemaakt van de schooladministratie en als een aparte eenheid beschouwd. Ook hier dient sprake te zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de totale taak. De formeel leidinggevende is de directeur financiën&beheer. De verwachting is dat deze werkzaamheden op termijn – minstens voor een deel – uitbesteed kunnen worden naar de Cabo c.q. naar de administratieve organisatie van Achterhoek VO. Deze beslissing zal gekoppeld worden aan het natuurlijk verloop. Het applicatiebeheer wordt een zelfstandige functie die ten dienste staat van alle gebruikers van Magister. Dat betekent dat er applicatiebeheer zal zijn ter ondersteuning van directie en teamleiders, schooladministratie en locatie-administraties. Behalve het ontwikkelen van applicaties zal de applicatiebeheerder ook een rol hebben in de instructie en scholing van bovengenoemde gebruikers van Magister. De precieze invulling van de taak zal nog nader worden uitgewerkt. De formeel leidinggevende van de applicatiebeheerder is afhankelijk van de definitieve taakstelling de directeur financiën&beheer of de rector.
Christelijk College Schaersvoorde
- 18 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Bijlage 5.
Zorgprofiel
Zorgprofiel Christelijk College Schaersvoorde
Inhoud 1.
Inleiding
2.
Visie op onderwijs en leerlingenzorg
3.
Waar staan we als Schaersvoorde?
4.
Beschrijving basiszorg A. Algemene afspraken basiszorg. 1. Preventieve (onderwijs)zorg: tijdig signaleren van leerproblemen en opvoedproblemen en ouderparticipatie 2. Aanbod voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie 3. Leerwegondersteunend onderwijs: onderwijsprogramma‟s en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie. 4. Fysieke toegankelijkheid en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen met een (meervoudige) lichamelijke handicap 5. (Ortho)pedagogische en/of (ortho)didactische programma‟s en methodieken gericht op sociale veiligheid en het voorkomen van gedragsproblemen. 6. Protocol voor medische handelingen 7. Curatieve zorg die de school samen met ketenpartners kan bieden. B.
Zorgstructuur
C.
Planmatig werken
D.
Algemene kwaliteit 1. Leerprestaties PO en opbrengsten VO. 2. Onderwijsleerproces moet voldoen aan gestelde normen(inspectie)
5.
Extra onderwijszorg
6.
Ambitie, groei en grenzen
7.
Tot slot
Christelijk College Schaersvoorde
- 19 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
1.
Inleiding
Bij de uitwerking van dit zorgprofiel is uitgegaan van de door Sardes ontwikkelde en beschreven schoolzorgmodellen. Het SWV Oost Achterhoek, waar Schaersvoorde deel van uitmaakt, heeft in haar beschrijving van de schoolzorgprofielen gekozen voor dit model, dat ook wordt gebruikt door alle scholen van het Primair Onderwijs in de Oost Achterhoek. In het schooljaar 2010-2011 heeft Sardes op alle PO- en VO-scholen in deze regio haar audit afgenomen, om te kunnen vaststellen of wij een regionaal dekkend netwerk vormen en waar verdere ontwikkeling nodig dan wel gewenst is. Doel van zorg in het onderwijs is steeds het in stand houden van het onderwijsleerproces van de leerling om uiteindelijk een diploma te kunnen behalen. De ontwikkelingen in de maatschappij werken door in het onderwijs. We staan voor grote uitdagingen willen we de kwaliteit van het onderwijs aan alle leerlingen waarborgen. Door een gezamenlijke visie en missie willen we deze uitdaging aangaan. In de komende twee jaar willen we het onderwijszorgaanbod verder ontwikkelen. Het onderwijszorgaanbod van de school wordt bepaald door: de mate waarin het gehele onderwijsconcept bijdraagt aan het zich geaccepteerd voelen van leerlingen met een speciale onderwijsbehoefte en de positie op vijf velden van de onderwijsbehoefte. We bekijken waar we staan als het gaat om het onderwijszorgaanbod, waar we over twee jaar willen zijn en wat we moeten doen om er te komen.
Christelijk College Schaersvoorde
- 20 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
2.
Visie op onderwijs en leerlingenzorg
De hoofdtaak van de school ligt in het geven van onderwijs en het begeleiden van de leerlingen naar een bij hun capaciteiten en interesse passend diploma, waarmee zij het leerproces kunnen vervolgen en in staat zijn een startkwalificatie en/of diploma te behalen. Het is van belang een veilig leer- en ontwikkelingsklimaat te creëren voor de leerling, waarin rekening wordt gehouden met de basisbehoeften van de leerling, waardoor hij in staat is optimaal te functioneren en in staat is te “ontmoeten, oriënteren en te ontplooien” De leerlingenzorg op Schaersvoorde richt zich op leerlingen die blokkades ondervinden door leerproblemen en/of sociaal-emotionele problemen en als gevolg hiervan niet in staat zijn optimaal te functioneren en hierdoor niet de resultaten behalen die passen bij hun capaciteiten. De zorg die de leerling nodig heeft, moet voor het grootste deel geïntegreerd zijn in de dagelijkse onderwijspraktijk. Binnen deze visie is signaleren en actie ondernemen een taak van alle docenten en mentoren en niet louter van specialisten. Zij moeten de deskundigheid hebben om stagnerende leeren ontwikkelingsprocessen te signaleren en vervolgens zelf handelend op te treden, al dan niet geadviseerd en gecoacht door interne zorgverleners en met behulp van scholing. De rol van de interne zorgverleners zal groter worden, naarmate de problematiek gecompliceerder is. In de zorg voor leerlingen ligt het accent op preventief handelen in het primaire proces.
Visie We willen alle leerlingen van lwo-niveau t/m vwo-niveau een passend onderwijsaanbod bieden op één van de vier locaties van Schaersvoorde. Missie De zorg staat ten dienste van het onderwijs en is erop gericht om de leerlingen in staat te stellen een diploma te behalen op het toegekende niveau. Doelen Om de leerlingen beter te kunnen begeleiden zullen we docenten d.m.v. teamtrainingen scholen voor de uitdagingen die de komende jaren aan hen worden gesteld. Om goed om te kunnen gaan met bijzondere hulpvragen van leerlingen zullen individuele docenten hiervoor worden geschoold. De kwaliteit van de zorg wordt gewaarborgd door de aanwezige expertise en verdere scholing van het zorgteam te behouden dan wel te vergroten. Bij specifieke hulpvragen van leerlingen wordt gebruik gemaakt van de externe expertise binnen het SWV en wordt ondersteuning van specialisten ingeroepen.
Christelijk College Schaersvoorde
- 21 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
3.
Waar staan we als Schaersvoorde?
3.1.
Achtergrondinformatie zorg (Sardes, september 2011)
Het hart van de onderwijszorg ligt in de klas, in de dialoog tussen de docent en de leerling met als inzet de volgende vragen van de docent: “Wat heb je nodig van mij?”en “Wat kan ik bieden aan jou?”. De indeling van de school naar een profiel voor wat betreft het schoolconcept wordt bepaald door het niveau van de dialoog en het niveau waarop aanpassingen ingezet worden: In het licht van Passend Onderwijs kunnen vier schoolprofielen binnen het regulier voortgezet onderwijs worden onderscheiden, te weten: 1. de netwerkschool 2. de begeleidingsschool 3. de dialoogschool 4. de integratieschool Onder deze vierdeling van schoolprofielen ligt een dimensie die loopt van gesegregeerd („exclusie‟) naar geïntegreerd onderwijs („inclusie‟). Met andere woorden: de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de geïnstitutionaliseerde speciale (onderwijs)zorg binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in de directe omgeving van de school. Deze is aanwezig in andere speciale scholen, of in gespecialiseerde zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de integratieschool daarentegen is in principe alle speciale onderwijszorg „in huis‟ aanwezig om zorgleerlingen te kunnen handhaven, mede door een vaste partnerrelatie met zorginstellingen buiten het onderwijs zoals het genoemde revalidatiecentrum. Het profiel van het onderwijszorgaanbod van een reguliere school wordt bepaald door:
1. de mate waarin het onderwijsconcept bijdraagt aan het zich geaccepteerd voelen van leerlingen met een speciale onderwijsbehoefte 2. de positie op vijf velden van onderwijsbehoefte - de hoeveelheid aandacht/handen in de groep - speciale onderwijsmaterialen - de ruimtelijke omgeving - expertise - samenwerking met externe instanties
3.2 Waar staat Schaersvoorde als het gaat om zorg? (Sardes, september 2011) Over het geheel genomen is Schaersvoorde te karakteriseren als een begeleidingschool. De interne zorgstructuur van de school heeft elementen van een dialoogschool. netwerkschool onderwijsconcept 1. handen i/d klas 2. materialen 3. ruimtelijke omg. 4. expertise
begeleidingsschool X X X
dialoogschool
integratieschool
X X
5. relaties
X
X
Elementen van de dialoogschool komen naar voren bij de locaties Dinxperlo, Winterswijk en de afdeling Lwoo. Binnen Schaersvoorde zijn voldoende groeimogelijkheden die meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kansen bieden, maar ook om de „gewone‟ leerlingen meer aan hun specifieke
Christelijk College Schaersvoorde
- 22 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
onderwijsbehoeften aangepast onderwijs te bieden. Schaersvoorde toont zich een open, gastvrije school die de discussie rond de onderwijszorg naar aanleiding van de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs graag aangaat.
Totaalbeeld Schaersvoorde: Schoolconcept Schaersvoorde Overdragen van kennis Kennis verwerven Klassikaal leren Sturing van het leren door de lkr. Alle leerlingen op bepaald basisniveau brengen Leerstof bepaalt de leerweg
1 x
Nadruk op gestructureerde opdrachten Beoordeling van prestaties o.b.v. gelijke normering Beoordeling door de leerkracht Evaluatie onderwijs o.b.v. leervorderingen groep Evaluatie onderwijs door de lkr.
x
2 x x
3
x
x
x
x x
x
x
x x x x
4 Zelf ontdekken Werken met kennis Individueel en groepsleren Kinderen sturen eigen leren Maximale uit elke leerling halen Beginsituatie van de leerling bepaalt de leerweg Nadruk op vrije opdrachten Beoordeling van leervorderingen o.b.v. beginsituatie van leerlingen Zelfbeoordeling door de leerling Evaluatie onderwijs o.b.v. leervorderingen individuele leerling Evaluatie samen met leerlingen
Op Schaersvoorde is het onderwijsaanbod voornamelijk methodegebonden. De docent heeft een grote rol in het onderwijsleerproces, de leerling een relatief kleine. Dit verschilt binnen school van vmbo beroepsgericht naar vwo+ en van onderbouw naar bovenbouw. De leerstof is bepalend voor de leerweg. De nadruk ligt op gestructureerde opdrachten. Via projecten en programma‟s is er een aanbod buiten de reguliere methoden om. In die onderwijstrajecten vindt individueel- en groepsleren plaats waarbij er meer ruimte is voor sturing van het leren door de leerlingen. Docenten verschillen onderling in het hanteren van de methoden en het scheppen van ruimte voor andere benaderingen waarin meer ruimte is voor het omgaan met verschillen. In de onderbouw wordt in aanvang zoveel mogelijk uitgegaan van de beginsituatie van leerlingen. De geconstateerde werkwijze is dat het niveau van de leerlingen wordt afgestemd op de gehanteerde methoden. De docent beoordeelt op basis van gelijke normering en evalueert grotendeels het onderwijs op basis van de leervorderingen van de groep. De mentor is de spil in de begeleiding van de leerlingen en het eerste aanspreekpunt voor leerling, ouders, docenten en leerlingbegeleiders. De begeleiding richt zich zowel op het welbevinden als op de schoolvorderingen en resultaten van de leerling. De mentor is mede verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van handelingsplannen. Op de locatie Winterswijk wordt gewerkt met leercoaches die de leerling een aantal jaren begeleiden. De leerlingbegeleiders zijn eigen docenten die door scholing deskundigheid op een bepaald gebied hebben verworven. Er zijn ook specialisten die zich uitsluitend bezig houden met het verlenen van extra zorg en begeleiding. Deze worden ingeschakeld door de leerlingbegeleider. Zij kunnen de leerling ondersteunen en/of de docent of mentor adviseren en coachen. Men werkt ook met interne rugzakbegeleiders. Dit zijn docenten die de leerling met een LGF begeleiden. Meer dan in het verleden wordt deze taak bij enkele docenten gelegd zodat de expertise op dit terrein in de afgelopen jaren is vergroot. De teamleider stuurt de mentoren aan in de uitvoering van hun taak en coördineert alle activiteiten van het betreffende kernteam op onderwijskundig en pedagogisch gebied. Schoolbreed wordt de zorg gecoördineerd door de zorgcoördinator. Hij heeft zowel een uitvoerende als beleidsvoorbereidende functie. Hij zit het intern zorgoverleg voor waarin aangemelde leerlingen worden doorgesproken met de leerlingbegeleiders, de schoolorthopedagoog en de schoolmaatschappelijk werker. Zo nodig wordt opgeschaald naar het externe zorgadviesteam op het niveau van het samenwerkingsverband.
Christelijk College Schaersvoorde
- 23 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Vanuit de contacten met de teams komt naar voren dat de zorg op Schaersvoorde de afgelopen paar jaar een kwaliteitsslag heeft gemaakt. Over het algemeen is men tevreden met de geboden ondersteuning. De remedial teaching wordt verzorgd door 4 medewerkers die samen voor 1954 leerlingen ongeveer 1 fte vormen. Er zijn docenten met een opleiding voor sociale vaardigheidstraining en faalangsttraining, die trainingen en begeleiding geven, samen ongeveer ook 1 fte. Op de teldatum 01-10-2010 telde de school 1954 leerlingen verdeeld over 85 klassen op 4 locaties. Het onderwijs is als volgt georganiseerd: In de onderbouw vmbo zijn aparte klassen voor leerwegondersteuning geformeerd. Daarnaast zijn er klassen vmbo-BKL, vmbo-GTL, havo/vwo en vwo+. In de bovenbouw vmbo zijn er aparte klassen met BL, KL, GL en TL. De Tweede Fase in de bovenbouw havo en vwo krijgt vorm in klas 4 en 5 havo en 4, 5 en 6 vwo. Leerlingen verschillen niet veel qua sociaal-economische of culturele achtergrond. Er zijn 263 leerlingen met een dyslexieverklaring op school. Aantal rugzakleerlingen: Cluster 1: blinden en slechtzienden 1 Cluster 2: communicatieve beperkingen 2 Cluster 3: lichamelijke en verstandelijke beperkingen 8 Cluster 4: gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen 27 Landelijk is het gemiddelde aantal leerlingen met een rugzak op een school met 1954 leerlingen 16,4. Op Schaersvoorde waren er op genoemde teldatum 38 leerlingen met leerling gebonden financiering, aanzienlijk meer dan het landelijk gemiddelde. Het aantal verwijzingen naar cluster 4 was op Schaersvoorde over de afgelopen 4 jaar per jaar gemiddeld 4,5. De stand van zaken per 1-08-2011: In totaal 1998 leerlingen. cluster 1: blinden en slechtzienden cluster 2: communicatieve beperkingen cluster 3; lichamelijke en verstandelijke beperkingen cluster 4: gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen
4 4 7 29
Tevens worden 18 leerlingen structureel extra ondersteund in het onderwijsproces. Deze leerlingen liften als het ware mee uit de bekostiging van de LGF-gelden.
Christelijk College Schaersvoorde
- 24 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
4.
Beschrijving basiszorg op Schaersvoorde
Het begrip Basiszorg moet worden gezien als het onderwijs/zorgaanbod voor leerlingen zonder indicatie, waarin op kwaliteitsniveau preventieve en curatieve interventies planmatig worden uitgevoerd die passen binnen de onderwijsstructuur van Schaersvoorde, met zo nodig de inzet van expertise van het VSO en andere ketenpartners (hulpverlening en ander ondersteunende instanties). Met ingang van 1 augustus 2013 vervalt de leerlinggebonden financiering(indicatie).
4A.
Algemene afspraken basiszorg
4A.1.
Preventieve zorg
Aanmelding en toelating van zorgleerlingen De aanmelding en toelating van zorgleerlingen verloopt volgens onderstaande procedure. Ouders en basisschool nemen contact op met de ontvangende teamleider. Ontvangende teamleider nodigt ouders, school van herkomst en zorgcoördinator telefonisch of via mail uit voor een oriënterend gesprek. Ouders en school van herkomst leveren informatie aan op leer- en of sociaal-emotioneel gebied. Teamleider bespreekt in toelatingscommissie (Zoco en/of orthopedagoog). Teamleider informeert ouders over de toelating, hetgeen moet geschieden binnen 6 weken na aanmelding, met een uitloopmogelijkheid van 4 weken. Indien de school de leerling niet toelaat, zal deze leerling worden besproken in het Zorgadviesteam om een passende onderwijsplek binnen het regionale netwerk te vinden. Ouders zullen hiervoor worden uitgenodigd.
Organisatie Schaersvoorde heeft ongeveer 1975 leerlingen verdeeld over de locaties Winterswijk, Dinxperlo, Slingelaan en Stationsplein. De onderbouw biedt op de locaties Winterswijk, Dinxperlo en Slingelaan alle onderwijsniveaus aan: vmbo-havo-vwo. Op de locatie Slingelaan wordt het Lwoo-niveau aangeboden in leerjaar 1 en 2. Schaersvoorde heeft negen teams met een eigen teamleider. Het team staat dicht bij de leerlingen en kan steeds beter inschatten waar leerlingen behoefte aan hebben en zorgen voor een veilige leeromgeving. Ieder team in de onderbouw en vmbo bovenbouw werkt twee jaar met dezelfde groep leerlingen.
Het mentoraat Het functioneren van de docent als mentor is binnen Schaersvoorde belangrijk. In principe kan daarom ook elke docent een mentor zijn. Daar waar een docent te weinig mentorkwaliteiten bezit om invulling te geven aan de rollen en taken die behoren bij het pedagogische model dat behoort bij het stadium waarin de leerling zich bevindt, is het schoolbeleid erop gericht hem daarin verder te ontwikkelen. Binnen de pedagogische driehoek, leerling, ouders en school is de mentor altijd het aanspreekpunt. De mentor wordt gevoed door het team, zijn groep leerlingen en de ouders. Signalen over de ontwikkeling van de leerling gaan als eerste naar de mentor, die deze signalen daarna bespreekt met ouders, teamleider en daarna eventueel met de leerlingbegeleider.
Leerlingbespreking in het team Elk team heeft de mogelijkheid regelmatig leerlingen met hulpvragen of zorgsignalen te bespreken en in te brengen bij het Interne Zorg Team (IZT). In eerste instantie kan binnen het team door de mentor, teamleider en leerlingbegeleider de hulpvraag besproken worden en de eerste ondersteuning worden geboden. Is de teamexpertise onvoldoende om de hulpvraag te beantwoorden of het zorgsignaal op te pakken, dan zal de leerling worden besproken in het intern zorgteam voor verdere consultatie.
Christelijk College Schaersvoorde
- 25 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Magister Magister is een leerlingvolgsysteem waarin we allerlei informatie vastleggen ter ondersteuning van het onderwijsleerproces. Het geeft naast de didactische vorderingen ook een overzicht van instroomgegevens, verzuim, incidenten en correspondentie. Deze overzichten worden gebruikt bij de evaluatiegesprekken met leerlingen en ouders, bij teambesprekingen en in het intern zorgteam.
Ouderparticipatie De pedagogische driehoek kind – ouder/verzorger – docent/begeleider kenmerkt zich door principiële gelijkwaardigheid en gedeelde verantwoordelijkheid. Gemeenschappelijk is er de inspanning om het kind te begeleiden in diens ontwikkeling naar volwassenheid. Partijen spannen zich in om dat te doen vanuit een gedeelde pedagogische visie. De opvatting van het kind wordt daarbij net zo zeer gerespecteerd als die van docenten/begeleiders als ouders/verzorgers. Aan het educatief partnerschap ligt de pedagogische driehoek ten grondslag. Ouders worden betrokken bij het team- en schoolbeleid. De school is laagdrempelig: ouders hebben goede mogelijkheden om in contact te komen met management, mentoren en de andere begeleiders en kunnen op een eenvoudige wijze kennis maken met het onderwijsprogramma en de resultaten van hun kind. Door middel van een ouderklankbordgroep raken ouders meer actief betrokken bij de ontwikkeling en het leren van hun kind op school. Zij praten, denken en beslissen mee over zaken die (ook) hen en hun kind betreffen. Ouders hebben via Magister, het digitaal leerlingvolgsysteem van school, de mogelijkheid om de gegevens van hun kind te bekijken over absenties, resultaten, huiswerk en vakken. De school informeert de ouders over onderwijsontwikkelingen en schoolactiviteiten door middel van nieuwsbrieven en informatiebijeenkomsten.
4A.2.
Aanbod voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie
Dyslexie De begeleiding van leerlingen met dyslexie wordt meer en meer geïntegreerd in de teams. Het Protocol Dyslexie in het Voortgezet Onderwijs dient als uitgangspunt. Op Schaersvoorde is het leren omgaan met de beperking dyslexie het hoofddoel. Er wordt niet geremedieerd maar gedispenseerd en gecompenseerd. Docenten zijn op de hoogte van wat dyslexie is en wat het kan betekenen voor het leerproces van de leerling. Leerlingen met een diagnose dyslexie en dyscalculie gaan voor vakgerelateerde hulpvragen naar de vakdocent. Bij vak overstijgende hulpvragen wordt de mentor als eerste aanspreekpunt ingezet. Is er sprake van complexe problematiek dan wordt de leerling besproken in het RT team. De leerlingen worden in leerjaar 1 gescreend op dyslexie n.a.v. signalen vanuit het basisonderwijs en in hogere leerjaren vanuit het team. Schaersvoorde biedt de leerlingen de mogelijkheid tot het deelnemen aan een dyslexieonderzoek dat gedeeltelijk door school wordt gefinancierd. Voor een officiële dyslexieverklaring wordt samengewerkt met een extern orthopedagoog. Schaersvoorde betaalt de orthopedagoog en verrekent de kosten met de ouders. Facilitering en hulpmiddelen worden gehanteerd naar de wettelijke regels. Claroread en Kurzweil zijn spraaksoftwareprogramma‟s die ingezet worden voor leerlingen met dyslexie. Leerlingen worden voor het examen voorbereid door het RT-team Binnen de teams bestaat de mogelijkheid om in een begeleidingsgroep leerlingen de gelegenheid te bieden om ervaringen ui tet wisselen en die ondersteunend werken in het omgaan met dyslexie. Muiswerk is een oefenprogramma voor het strategisch lezen en spelling en voor het rekenonderwijs. Remedial teaching Er zijn leerlingen die structurele problemen hebben met lezen, schrijven, spellen en/of rekenen. Door gerichte hulp (remedial teaching) kunnen deze leerlingen gedurende een bepaalde periode ondersteuning krijgen om studieproblemen te voorkomen of op te lossen. De remedial teacher wordt ingeschakeld door de mentor bij gesignaleerde lees-, spelling- en rekenproblemen (o.a. dyslexie en dyscalculie) en leerproblemen. Alle leerlingen van de eerste klassen maken een screeningsonderzoek taal en rekenen. Dyslectische leerlingen krijgen een dyslexiepasje. Voor tips bij dyslexie zie bijvoorbeeld www.lexima.nl of www.dedicon.nl. In de bovenbouw worden leerlingen begeleid bij het oefenen voor auditieve examens. Voor vragen of verdere informatie kunt u de school bellen (0543-491111) of mailen naar
[email protected]
Christelijk College Schaersvoorde
- 26 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Dyscalculie Leerlingen met dyscalculie worden gefaciliteerd volgens de wettelijke regels omschreven. Voor de vakken waarbij dyscalculie een beperkende rol speelt voor de leerling is de betreffende docent het aanspreekpunt voor extra hulp.
4A.3.
Leerwegondersteunend onderwijs
Schaersvoorde kiest ervoor om leerlingen met een LWOO-indicatie in de onderbouw, klas 1 en 2, in aparte kleine klassen (tot 15 leerlingen) onderwijs aan te bieden. Vanaf klas 3 worden LWOOleerlingen geïntegreerd opgenomen binnen het vmbo-programma. De keuze om LWOO-leerlingen in kleine klassen te plaatsen heeft te maken met het feit dat het Schaersvoorde waarde hecht aan de expertise van de docenten en de manier waarop docenten met deze doelgroep weten om te gaan. De leerwegondersteunende middelen worden ingezet in de basiszorgstructuur van Schaersvoorde, ten behoeve van kleinere groepen in de basisafdelingen, de mentoren, maar ook voor de andere leden binnen de zorgteams, contactpersonen zorg en zorgcoördinator. Bij de overgang van basisonderwijs naar leerjaar 1 wordt met alle leerlingen, ouders en basisscholen een overdrachtsgesprek gehouden. Voor alle LWOO-leerlingen wordt een handelingsplan gemaakt en met ouders besproken. In de onderbouw van het vwo bestaat in Aalten de mogelijkheid om het vwo+ programma te volgen.
4A.4. Fysieke toegankelijkheid en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen met een (meervoudige) lichamelijke handicap Voorzieningen voor leeromgeving /gebouw Invaliden toilet Rescue chairs
4A.5. (Ortho)pedagogische en/of (ortho)didactische programma’s en methodieken gericht op sociale veiligheid en het voorkomen van gedragsproblemen. Sociale vaardigheidstrainingen Binnen Schaersvoorde is er een aantal opgeleide docenten die trainingen verzorgen op het gebied van examenvrees, faalangstreductie en/of sociale vaardigheden. Op basis van signaleringsinstrumenten en vanuit de leerlingbesprekingen worden leerlingen voor deze trainingen aangemeld. Ouders worden altijd op de hoogte gebracht van deze activiteiten.
4A.6. Protocol voor medische handelingen Wordt aangeleverd door het SWV.
4A.7.
Curatieve zorg die de school samen met ketenpartners kan bieden
Eerste hulp bij Schoolverzuim (EHBS) Leerlingen die dreigen vast te lopen door verzuim of een nog niet nader omschreven problematiek kunnen door teamleiders zonder indicatie rechtstreeks verwezen worden naar de begeleiders van EHBS. Dat is een korte directe lijn vanuit school, waarbij de zorgcoördinator altijd op de hoogte wordt gesteld. Er zijn zes weken beschikbaar voor een begeleidingstraject. Er is een mogelijkheid om dit traject te verlengen. Bij ongeoorloofd verzuim wordt altijd de leerplichtambtenaar ingeschakeld. De voornaamste doelstellingen van de inzet zijn: opheffen van het verzuim.
Christelijk College Schaersvoorde
- 27 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
zicht krijgen op de begeleidingsvraag/behoefte vanuit leerling en gezin
Life Coach Leerlingen die dreigen vast te lopen binnen het onderwijsproces door een complexe combinatie van oorzaken die vooral buiten de school liggen ( het systeem van de jongere) worden door het intern zorgteam verwezen naar de life-coach. De life-coach is ook ‟s avonds, in het weekend en in de vakanties bereikbaar en inzetbaar. De voornaamste doelstellingen van de inzet zijn: met jongere en ouders de problematiek vaststellen en samen met hen een plan maken om de problematiek te bestrijden. zo nodig externe instanties inschakelen waarmee wordt samengewerkt of doorverwezen de jongere pas loslaten als het resultaat van intensieve, persoonlijke aanpak voorzetting van het onderwijsproces en de positieve ontwikkeling van de jongere mogelijk maakt.
Onderwijs aan zieke leerlingen Bij een leerling die door ziekte niet of nauwelijks op school kan zijn wordt de consulent Onderwijs aan Zieke Leerlingen(OZL) ingeschakeld. Deze bezoekt de leerling thuis en werkt met de leerling aan het schoolwerk in overleg met de mentor van de leerling. Hierdoor kan er continuïteit in de educatieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling, die door ernstige en/of langdurige ziekte getroffen is, plaatsvinden. JEKK De verwijzing vindt zonder indicatie plaats. JEKK richt zich op de populatie leerlingen die niet is gemotiveerd voor hulpverlening en heeft dan als doel om hen te motiveren voor de reguliere hulpverlening. Verder wordt er directe hulp geboden in de vorm van pedagogische ondersteuning voor ouders/verzorgers en leerling.
Rebound voorziening Samen Werkings Verband (R-SWV) Leerlingen, met wie „het even niet gaat‟, worden tijdelijk uit de klas geplaatst en opgevangen in een daarvoor geschikte voorziening met deskundig personeel. Doelen: a) Leerlingen in een rustige omgeving plaatsen waar zij, onder deskundige begeleiding, hun schoolwerk voortzetten b) Leerlingen op verhaal laten komen: in gesprek met leerling en ouders wordt het probleem geanalyseerd en vastgesteld wat er moet veranderen om de leerling met succes terug te plaatsen op school. School, ouders en leerling zijn samen verantwoordelijk voor een succesvol vervolg c) Leerlingen „handvatten‟ meegeven waardoor het voor de leerling mogelijk is om het onderwijs op de reguliere school te vervolgen. Alle aanmeldingen lopen via de coördinator R-SWV. De school geeft aan waarom de leerling wordt aangemeld, wat er al is gedaan en wat de hulpvraag is. Hiervoor gebruikt de aanleverende school het ´aanmeldingsformulier‟. De verwijzende school is verantwoordelijk voor het aanleveren van schoolwerk en draagt er zorg voor dat de leerling ook daadwerkelijk op de locatie verschijnt. Bij binnenkomst van de leerling wordt er een intakegesprek met de ouders van de leerling gepland. Gespreksonderwerpen zijn de reden en doelstelling van de plaatsing. Hiervan wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Het Reboundteam bepaalt op welk moment de leerling teruggeplaatst wordt en geeft advies welke ondersteuning daarbij noodzakelijk is. Terugplaatsing vindt plaats nadat er een eindgesprek vanuit de Rebound met de ouders is geweest, waarbij, indien nodig, vertegenwoordigers van de betreffende school aanwezig zijn.
De Achterhoekse Schakelklas – Rebound (ASK-R) De A.S.K. - R is bestemd voor leerlingen die tijdelijk niet meer gemotiveerd kunnen worden binnen het regulier V.O. en/of teveel problematisch gedrag vertonen om deel te kunnen nemen aan het reguliere onderwijs. Kenmerkend is dat veelal niet de leercapaciteiten maar de gedragsproblematiek, leermotivatie en omgevingsfactoren de belemmering vormen. Het doel is de leerlingen te remotiveren tot onderwijsdeelname door het tijdelijk bieden van een zeer duidelijke gestructureerde nieuwe omgeving, andere medeleerlingen en een persoonlijke invalshoek qua onderwijs. De plaatsing moet via het ZAT aangevraagd worden en ouders moeten hiervoor toestemming geven. Leerlingen worden tijdelijk op de ASK-R geplaatst met een “open deur garantie”.
Christelijk College Schaersvoorde
- 28 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Dit houdt in dat de aanleverende school zich verplicht de leerling altijd weer op te nemen na zijn/haar verblijf in de ASK-R. Qua terugplaatsing zijn er 2 opties: Optie 1. De leerling wordt teruggeplaatst op de toeleverende school. De leerling en de school worden dan gedurende een bepaalde tijd begeleid. Tegelijkertijd kan het zijn dat de leerling wordt geadviseerd op grond van zijn/haar problematiek specifieke behandeling te ondergaan door b.v. de jeugdhulpverlening. Optie 2. De leerling wordt geadviseerd een andere school of opleiding te kiezen, waarbij natuurlijk ook weer tegelijkertijd geadviseerd kan worden op grond van zijn/haar problematiek specifieke behandeling te ondergaan door b.v. de jeugdhulpverlening. Er wordt een poging gedaan voor elke leerling een persoonlijk handelingsplan op te stellen. Om tot dat handelingsplan te komen wordt een leerling geobserveerd en waar nodig worden onderzoeken afgenomen. In de meeste gevallen zal een leerling een periode van 3 maanden op de ASK-R verblijven. Een verlenging van die periode behoort tot de mogelijkheden. De leerling werkt in principe uit de methodes die hij/zij ook gebruikt op de school die hem/haar geplaatst heeft. Ook krijgt de leerling de toetsen die op zijn/haar “eigen” school gebruikt worden. Er wordt getracht leerachterstand tijdens de ASK-R periode te voorkomen.
Leer Plicht Zaken Doel is het voorkomen van schoolverzuim door de ouders duidelijk te maken dat zij wettelijk verplicht zijn hun kind gedurende zijn leerplichtige leeftijd naar school te laten gaan. De teamleider meldt na overleg met de zorgcoördinator een leerling bij de leerplichtambtenaar als er sprake is van schoolverzuim. De teamleider kan aangeven of de melding ter kennisgeving is of dat hij/zij wil dat er actie ondernomen moet gaan worden. Er vindt regelmatig contact plaats tussen de teamleider en de leerplichtambtenaar, maar ook tussen leerplichtamtenaar en zorgcoördinator over het geconstateerde verzuim. Leerlingen en ouders kunnen opgeroepen worden door de leerplichtambtenaar, bij absentie waarvoor wettelijk nog geen melding hoeft worden gedaan. De leerplichtambtenaar kan gevraagd worden om deel te nemen op de vrije stoel binnen het IZT, mocht de hulpvraag van een betreffende leerling, verzuimgerelateerd zijn.
Schoolarts Doel van inschakelen van de schoolarts is het bewaken van de goede lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van de leerling. Alle leerlingen uit het tweede leerjaar worden preventief onderzocht. Hiernaast kan de schoolarts nog gericht onderzoek doen op verzoek van de leerling, docent of ouders. Dit verzoek wordt via de zorgcoördinator gedaan.
AMW (Algemeen Maatschappelijk Werk) Het maatschappelijk werk helpt het sociaal functioneren van mensen te verbeteren. Dat gebeurt onder andere door informeren, adviseren, ondersteunen en begeleiden; zo kort als mogelijk en zo lang als nodig. Er wordt gewerkt aan: o het verminderen of oplossen van problemen o het vergroten van zelfredzaamheid en psychosociale vaardigheden o het verbeteren van relaties tussen mensen onderling en hun sociale omgeving
BJZ (Bureau Jeugd Zorg) Jeugdzorg is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar met ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen, en voor hun ouders of opvoeders. Bureau Jeugdzorg is de centrale toegang tot de geïndiceerde jeugdzorg. Het verzorgt de indicatie voor hulp aan minderjarigen en hun ouders.
ZAT (Zorg Advies Team)
Christelijk College Schaersvoorde
- 29 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Het ZAT heeft als doel het opstellen van een advies tot aanpak van een leerling, waarvan de problematiek van dien aard is dat de (school-) ontwikkeling van de leerling dreigt te stagneren en/of waarvan de interventies vanuit hun eigen school niet het gewenste effect hebben. In het ZAT hebben naast de zorgcoördinator van de betreffende school een vertegenwoordiger van het Speciaal Onderwijs, een vertegenwoordiger van BJZ, een vertegenwoordiger van het algemeen maatschappelijk werk, de leerplichtambtenaren, de jeugdmaatschappelijk werker en de orthopedagoog zitting. Een leerling die zorg nodig heeft kan na overleg met de ouders door de zorgcoördinator worden aangemeld. Na overleg komt het ZAT dan met een advies betreffende de aan te bieden ondersteuning. Dit advies wordt kenbaar gemaakt aan de afdelingsleider en/of mentor.
Christelijk College Schaersvoorde
- 30 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
4B.
Zorgstructuur: zorgstappenplan
1. 2.
3. 4.
Docent/mentor/teamleider blijft “eigenaar” van de leerling. De anderen zijn adviserend en ondersteunend Alle leerlingen die zorg behoeven, zijn besproken door de mentor/teamleider met de leerlingbegeleider. Alle leerlingen die meer zorg nodig hebben, worden door de teamleider aangemeld bij de zorgcoördinator. Tevens wordt het IZT-formulier meegestuurd, dat ingevuld is door de mentor (Magister). De zorgcoördinator regelt de hulp bij de orthopedagoog en de jeugdmaatschappelijk werker. Alle leerlingen die in het IZT besproken worden, moeten worden aangemeld door de teamleider bij de zorgcoördinator.
Contacten met de orthopedagoog en jeugdmaatschappelijk werker verlopen via de zorgcoördinator. Teamleider en mentor nemen niet rechtstreeks contact met hen op. Het inroepen van externe hulpverlening zoals EHBS, JEKK, BJZ, GG-net, leerplichtambtenaar verloopt in overleg of via melding met het zorgteam.
Christelijk College Schaersvoorde
- 31 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Basiszorg Leerprocessen
Sociaal-emotionele processen
Vakdocenten Mentoren Teamleider
Mentoren Vakdocenten Teamleider
Aanvullende zorg
Remedial teachers Rugzakbegeleiders trainer “leren leren”
Leerlingbegeleiders Sova trainers TOF-trainers Orthopedagoog Jeugdmaatschappelijkwerker Rugzakbegeleiders
Speciale (externe) zorg
Keuzeprocessen
4C.
Mentoren Vakdocenten Decanen
Decanen
Praktijkonderwijs Instituut voor huiswerkbegeleiding Dyslexie begeleiding Ambulante begeleiders Diverse hulpverleningsinstantie s (Bureau Jeugdzorg, GGNet, AMW) ASK (Achterhoekse Schakelklas) SOTOG, Borculo en/of Doetinchem Lindenhout: JEKK, EHBS, Horizon PassPect Ambulante begeleiders Bureau voor loopbaanontwikkeling en studiekeuze
Planmatig werken
Leerlingvolgsysteem Magister Schaersvoorde maakt gebruik van het leerlingvolgsysteem Magister. Uitgangspunt is om dit systeem in te zetten als digitaal leerlingvolgsysteem, waarin informatie wordt opgeslagen en kan worden ingezien door docenten en de begeleiders van een leerling, waardoor het onderwijsproces van de leerling zichtbaar wordt gemaakt. Voor alle nieuwe leerlingen die instromen vanuit het primair onderwijs, verstuurt de toeleverende school een digitaal onderwijskundig rapport. Hierin staan schoolloopbaan, capaciteiten en eventuele extra onderwijs/zorgbehoeften van de leerling beschreven.
Registratie van zorg- en risicoleerlingen. Schaersvoorde is aangesloten bij de verwijsindex voor risicojongeren van 0 tot 23 en hanteert de meldcodes voor huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals wettelijk verplicht per 01-01-2011. De daartoe bevoegde melder heeft een door het SWV Oost Achterhoek en AMK Arnhem georganiseerde training gevolgd om te voldoen aan de wettelijk verplichtingen
4D.
Algemene kwaliteit
Criterium hiervoor is het landelijk vastgestelde toezichtkader van de Inspectie van het Onderwijs, inclusief de opbrengsten aan het einde van de school, als op tussenmomenten.
5.
Extra onderwijszorg
Christelijk College Schaersvoorde
- 32 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Bij het inrichten en uitvoeren van de extra onderwijszorg werkt Schaersvoorde nauw samen met het SWV Oost Achterhoek. De zorgstructuur van school en samenwerkingsverband zijn op elkaar afgestemd en geïntegreerd. Voor de bovenschoolse voorzieningen verwijzen wij naar het zorgplan van het Samenwerkingsverband. Voor het bieden van extra onderwijszorg zijn er op alle locaties onderwijssteunpunten (OZS) ingericht. Het OZS geeft ondersteuningsmogelijkheden voor leerlingen, leerkrachten en teams. De leerlingbegeleiding, individueel of groepsgewijs, is vooral gericht op de moeilijkheden die een leerling in zijn onderwijsproces ervaart. Er wordt hulp geboden bij de dag- en weekplanningen, het maken van huiswerk en het voorbereiden op bijzondere schoolactiviteiten. Er wordt gewerkt volgens een vastgelegd handelingsplan. Het OZS biedt begeleiding op maat aan de teams door een aanbod om leerlingen in lessituaties te observeren. Voor docenten bestaat de mogelijkheid tijdens lessen ondersteuning te vragen bij het lesgeven aan leerlingen met extra zorg. Daarnaast is er tijd om voorlichting, scholing, trainingen en intervisie te geven aan medewerkers van school. Expertise en geldstromen (LGF en eigen schoolmiddelen) zijn gebundeld in dit OZS, dat beschikbaar is voor alle leerlingen voor wie extra ondersteuning nodig is. De medewerkers van school en ambulant begeleiders van cluster 3 en 4, werken zowel buiten de klassen als in de klassen zelf, afhankelijk van de hulpvraag en mogelijkheden van leerlingen en docenten. De geïndiceerde leerling heeft gedurende zijn/haar indicatie gemiddeld, indien nodig, 1 uur individuele begeleiding per week. Leerlingen zonder indicatie maar met een zorgvraag kunnen vanuit het steunpunt begeleiding krijgen indien nodig voor een half uur per week.
6.
Ambitie, groei en grenzen
Waar willen we naar toe en hoe gaan we dat bereiken gezien vanuit de 5 onderwijsvelden? Veld 1: De hoeveelheid aandacht en tijd Hoeveel extra tijd is er nodig, welke eisen stellen we aan het aantal handen in de klas en aan de groepsgrootte? Over de verschillende locaties verdeeld en in de verschillende teams denkt men over het algemeen hetzelfde. Er zouden meer handen in de klas gewenst zijn, waardoor er in groepen gewerkt kan worden. regelmatig een groep uit de klas of binnen de klas met een onderwijsassistent zou docenten meer ruimte geven. We zijn als Schaersvoorde een begeleidingsschool op dit veld. Zouden we naar het profiel van een dialoogschool willen dan moet er geïnvesteerd worden in het verkleinen van de groepen of meer handen in de klas. De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een begeleidingschool Veld Setting Binnen de klas Binnen de school 1. Hoeveelheid Er is één paar handen in de klas, Voor het opstarten van de leerling 1 aandacht en de dc hanteert werkvormen als op school en in de klas is ruim tijd tijd zelfstandig leren, en speelt tijd vrij beschikbaar. voor individuele begeleiding (een Er is speciale begeleiding uur per week). structureel beschikbaar vanuit rt, zc, mt of zt, (gedurende enkele uren Er wordt gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen). per week). De zc heeft bewaakt de voortgang van de schoolloopbaan van de leerling (enkele uren per kwartaal) Veld 2: Onderwijsmaterialen 1
In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat dc voor docent, oa voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, zc voor zorgcoördinator, mt voor mentor, mz voor medewerker zorgteam, rt voor remedial teacher, ab’er voor ambulant begeleider, vso voor speciaal onderwijs, lgf voor leerlinggebonden financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel handelingsplan.
Christelijk College Schaersvoorde
- 33 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Welke onderwijsmaterialen zijn nodig om zorgleerlingen probleemloos te kunnen laten deelnemen aan het onderwijs? Binnen Schaersvoorde werkt men vooral methodegestuurd en waar mogelijk wordt er door de docenten differentiatie op inhoud en tempo toegepast. Het is aan de verschillende vakrichtingen hoe men de methoden het beste in kan zetten in het onderwijsproces voor alle leerlingen De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een begeleidingsschool: Veld Setting Binnen de klas Binnen de school 2. Onderwijs Er wordt waar nodig gebruik De school regelt de benodigde materialen gemaakt van differentiatie in de onderwijsmaterialen op maat (bijv. lesmethoden. vanuit de ambulante begeleiding) Er is aanvullend materiaal voor de Aangepaste materialen zijn kernvakken, behorend bij de beschikbaar bij toetsen en examens gebruikte lesmethoden.
Veld 3: Ruimtelijke omgeving Welke aanpassingen zijn er in de klas en het schoolgebouw nodig om een normale schoolgang van zorgleerlingen te garanderen? Binnen de verschillende locaties van Schaersvoorde hebben aanpassingen aan de gebouwen plaatsgevonden zodat die voor alle leerlingen goed toegankelijk zijn, ook voor leerlingen met een lichamelijke beperking. De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een begeleidingsschool/dialoogschool: Veld Setting Binnen de klas Binnen de school 3. Ruimtelijke Er zijn aparte plekken waar één-opLeerlingen kunnen, in beperkte mate, omgeving één begeleiding en begeleiding van zo nodig gebruik maken van een eigen (sub)groepjes zorgleerlingen kan plek die is toegerust op hun behoeften plaatsvinden.
Veld 4: Expertise Welke teamexpertise is nodig? En welke specialistische expertise is nodig, met welke intensiteit? Bij Schaersvoorde kan de expertise op teamniveau nog groeien. Vaak beschikken individuele docenten over competenties die breder gedeeld zouden kunnen worden. In enkele teams wordt de teamaanpak rond onderwijs op maat afgestemd in de teamvergadering, veelal zonder te worden vastgelegd in beleidsdocumenten. Eén manier om naar de groei van de expertise te kijken is door het onderscheid te maken tussen teamexpertise en individuele expertise. De inzet van individuele expertise is altijd zinvol, maar zou meer effect krijgen wanneer dit ingebed is in een expertomgeving van het team. Bijvoorbeeld een team dat een gezamenlijke expertise heeft op gedrag, weet veel meer opbrengst te halen uit de specifieke expertise over autisme van één van de docenten dan een team dat géén teamaanpak heeft De groeimogelijkheden voor wat betreft de expertise in eerste instantie ligt op het op teamniveau delen van expertise rond het omgaan met verschillen in brede zin. De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een begeleidingsschool: Veld Setting Binnen de klas Binnen de school 4. Expertise De dc hebben enige kennis van en De zc, mt en mz hebben ruime kennis competenties op het gebied van van en competenties op het gebied van speciale onderwijsbehoeften de meest voorkomende speciale onderwijsbehoeften. Specialistische expertise is snel beschikbaar. Veld 5: Samenwerking met andere instanties
Christelijk College Schaersvoorde
- 34 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Op welke basis werken we samen met welke vormen van speciaal onderwijs en welke instellingen buiten het onderwijs? De behoefte aan samenwerking met andere instanties groeit mee met de aanwezigheid op school van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. De samenwerking met ander instanties loopt goed op Schaersvoorde, maar willen we de stap naar een dialoogschool maken dan moet er meer structuur in de samenwerking op meerdere niveaus komen. De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een begeleidingschool / dialoogschool: Veld Setting Binnen de klas Binnen de school 5. De dc onderhouden contacten met Er is regelmatig samenwerking en Samenwerking de zc om op de hoogte te blijven. afstemming met professionals uit met andere vso en zorginstellingen (bijv. instanties gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van ihp). Externe experts zijn op afroep beschikbaar als daar behoefte aan is (bijv. faalangsttrainer).
7.
Tot slot
Uit het rapport van Sardes (september 2011.) blijkt dat Schaersvoorde past bij het profiel van een begeleidingsschool en hier en daar zijn raakvlakken met een dialoogschool. De zorg staat ten dienste van het onderwijsproces en het streven is dat de leerlingen uitstromen met een diploma op het toegekende niveau. We willen voor alle leerlingen een passend onderwijsaanbod realiseren; indien mogelijk op één van de vier locaties van Schaersvoorde en als dit niet mogelijk is in overleg met het SWV op een geschikte plek binnen of buiten het SWV. Voor heel veel van onze leerlingen kunnen wij een passend onderwijsaanbod verzorgen. De uitdaging zit in de groep leerlingen die nu in het speciaal onderwijs zit of rechtstreeks van de basisschool naar het speciaal onderwijs gaat. Deze leerlingen zouden een plek kunnen krijgen binnen het reguliere onderwijs van het SWV. Daarvoor zouden we niet alleen naar de aantallen moeten kijken (1 à 2 leerlingen per kernteam erbij?) maar vooral naar wat deze leerlingen nodig hebben en wat wij hen kunnen bieden. Bij het huidige profiel van de begeleidingsschool sluit de visie van Schaersvoorde goed aan als het gaat om onderwijszorg. Als we de komende jaren vooral in de breedte van de zorg investeren - en daarmee bedoelen we, het scholen van de teams - hopen we voor alle leerlingen die in ons wervingsgebied zitten, een passende plek te realiseren. We kennen ook onze grenzen als het gaat om onderwijszorg. Waar het onderwijsproces van groepen leerlingen gevaar dreigt te lopen door het gedrag/belang van een individuele leerling, zal voor het groepsbelang gekozen worden. Samen met ouders willen we als school bijdragen aan de ontwikkeling van jongeren. Het onderwijsproces staat voor ons als school voorop en waar extra zorg nodig is, willen we die bieden.
Christelijk College Schaersvoorde
- 35 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Bijlage 6.
Samenwerkingsschool
Notitie samenwerkingsschool
Deze notitie bevat de volgende onderdelen: 1. Voorwoord 2. Doelstellingen en missie van Schaersvoorde 3. Waarom insteken op stagiaires en LIO „s 4. Wat hebben we als Schaersvoorde te bieden 5. Omschrijving werkzaamheden actoren 6. Bijlage werkzaamheden werkplekbegeleider (SPD „er)
1. Voorwoord Binnen de Stichting Achterhoek VO zijn er afspraken gemaakt om het voor studenten mogelijk te maken om stage te lopen. Belangrijke drijfveer hierbij is om de regio Achterhoek meer in de belangstelling te plaatsen voor de aanstaande leraren. Per slot van rekening vergrijst ook ons lerarenkorps en is er behoefte aan nieuwe, jonge leraren. De opleidingsinstituten gaan meer en meer verantwoordelijkheden overdragen aan de stagescholen. Om de kwaliteit te borgen zullen de stagescholen aan een vastgesteld keurmerk moeten voldoen. Binnen de Stichting wil ook Christelijk College Schaersvoorde participeren als samenwerkingsschool. We hebben al veel ervaring met het begeleiden van stagiaires. Stagiaires, met name leraren in opleiding (LIO), zijn voor onze school belangrijk. Daarom vinden we het belangrijk om het stagebeleid goed vorm te geven. Daarmee willen we laten zien dat opleiden in de school een vast onderdeel van het beleid is en dat er binnen de school ruimte is om te leren. Met het vormgeven van het stagebeleid streven we naar kwalitatief goede begeleiding van stagiaires. Deze notitie is een eerste aanzet tot het formuleren van dat stagebeleid. Gaandeweg zal deze notitie verder worden aangevuld, zodat stapsgewijs het stagebeleid zal worden vormgegeven.
2. Doelstellingen en missie Christelijk College Schaersvoorde is een christelijke school voor vmbo, havo en vwo voor Aalten, Dinxperlo, Winterswijk en omgeving. Christelijk College Schaersvoorde is een brede scholengemeenschap met bijna alle mogelijkheden voor leerlingen die naar het voortgezet onderwijs gaan. De school heeft bijna 2.000 leerlingen. Het onderwijs wordt gegeven op vier locaties: Slingelaan Aalten, Stationsplein Aalten, Europastraat Dinxperlo en Pronsweg Winterswijk. Samenvatting uit de schoolgids: Al het onderwijs in onze school is gericht op drie centrale doelstellingen: • voorbereiding op beroep en maatschappij • persoonlijkheidsvorming • cultuuroverdracht Wij streven naar een schoolklimaat waarin we aandacht hebben voor elkaar, opdat mensen elkaar ontmoeten om kennis te vergaren, ervaringen op te doen, de ander te ontdekken, samen te werken en van elkaar te leren. Wij willen een school zijn waar mensen gekend worden en met respect worden benaderd, een school met een veilig leefklimaat en kwalitatief goed onderwijs. Dat betekent dat we eisen stellen aan elkaar en dat we ons verantwoordelijk voelen voor elkaar en ons werk. We zijn bereid ons in te zetten en te werken aan onze eigen en elkaars ontplooiing. Wij mensen zijn onderweg. Op onze weg worden we telkens bepaald bij de keuzes
Christelijk College Schaersvoorde
- 36 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
die in het leven gemaakt moeten worden. Staande in de christelijke traditie bieden we in lessen en andere activiteiten gelegenheid om al groeiend en lerend te ontdekken welke keuzes gemaakt kunnen worden en hoe keuzes in relatie staan met je eigen levensovertuiging en die van anderen. Bezinning is in onze school essentieel voor de groei naar zelfstandigheid. Ontmoeting, oriëntatie en ontplooiing De wortels van Schaersvoorde liggen in de protestants christelijke traditie. Bij de schoolkeuze dienen ouders en leerlingen zich te realiseren dat de identiteit van de school inhoud krijgt. Oriëntatie, ontmoeting en ontplooiing zijn de kernwoorden voor het leer- en vormingsproces. Met deze begrippen geven we aan dat de school meer wil dan opleiden voor een diploma. De leerling werkt een belangrijk deel van de week samen met andere leerlingen en medewerkers.
3. Waarom insteken op stagiaires?
Een stagiaire werkt inspirerend en geeft ons positieve energie. Ze brengt ons in contact met nieuwe uitdagingen en geeft ons zo de mogelijkheid op een levenlang leren.
Stagiaires zijn onze medewerkers van morgen. Als we nu daarin willen investeren, hebben we straks meer talent dat zich bij ons wil aansluiten.
In onze school zijn docenten vaak vele jaren aaneen werkzaam. Soms worden werkmethoden al zo lang gehanteerd dat het de vraag is of ze nog wel effectief zijn. Dan kan een frisse blik ons helpen. Stagiaires durven vragen te stellen over dingen die voor ons wellicht vanzelfsprekend zijn maar voor hun onbekend terrein zijn. En daarmee kunnen we vaak tot nieuwe bevindingen komen.
Stagiaires zijn flexibel in hun werkzaamheden. Naast de lesgevende taak hebben zij ook de opdracht om andere stage-werkzaamheden te verrichten. Als school kunnen we sturen op de invulling. Denk aan extra begeleiden van leerlingen (bv huiswerkbegeleiding), een project opzetten, begeleiding werkweken, etc.
Voor LIO‟ers zal de afrondende stage leiden tot meer energie en motivatie. Ze willen hun stempel drukken op het werk dat ze leveren en een positieve indruk maken voor toekomstige referentie en carrièremogelijkheden.
Stagiaires zijn over het algemeen meer bekend met nieuwe media. Voor hen is het vanzelfsprekend dat ze weten hoe ze hier mee om moeten gaan. Zij kunnen ons helpen bekend te worden met de talloze mogelijkheden van social media, zoals Facebook, Twitter en Linkedin, computergebruik en toepassingen van digibord.
Binnen een korte tijd zijn stagiaires als geen ander gemotiveerd en hebben bovendien de drive om met een deadline in het vizier een bepaald resultaat te behalen. Daarom kunnen ze extra productief zijn in korte tijd.
Op termijn zal ook op Schaersvoorde behoefte zijn aan nieuw personeel. Een LIO‟er kan na de stageperiode een baan krijgen op onze school of op een zusterschool binnen de Stichting. Het verzekert ons van deskundig personeel.
Stagiaires willen graag goed voor de dag komen. Ze zijn enthousiast en gemotiveerd. Dit kan aanstekelijk zijn en zorgen voor een positieve uitstraling in de school, naar collega‟s, maar ook naar de leerlingen.
Christelijk College Schaersvoorde
- 37 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Stagiaires leren snel en kunnen zich daardoor in korte tijd nieuwe vaardigheden aanleren. Ze zijn (nog) veel te sturen en te kneden.
We willen als school investeren in deze mensen.
4. Wat hebben we als school te bieden?
Goed opgeleide spd‟ers Goede onderwijsvoorzieningen, een breed scala aan verschillende opleidingen waardoor er veel verschillende stageplaatsen mogelijk zijn en er veel ervaringen opgedaan kunnen worden Een duidelijke onderwijsstructuur Een goede organisatie Een prettige en veilige leeromgeving Beschikbare woonruimte(Doetinchem) voor studenten die van ver komen Meer mogelijkheden tot benoeming na de diplomering, Schaersvoorde is onderdeel van de Stichting Achterhoek VO Een benoeming als LIO, conform CAO – VO
5. De Actoren
Actor: Schoolpracticumdocent De schoolpracticumdocent (SPD) is een docent binnen onze school. Hij begeleidt de student bij de uitvoering van de taken en opdrachten die alle aspecten van het docentschap raken; heeft zelf voldoende ervaring en routine opgebouwd om niet alle energie kwijt te zijn aan de eigen onderwijspraktijk. De SPD kent de school, ook als leerwerkplek voor de student, en is op de hoogte van onderwijskundige en organisatorische ontwikkelingen in de school. De SPD begeleidt de student vooral op vakinhoudelijke en vakdidactische componenten en stimuleert de ontwikkeling in het beroep. Hiervoor ondersteunt hij de student bij het voorbereiden van de lessen, observeert lessen en bespreekt deze na. Daarnaast reflecteert de SPD met de student over de ervaringen van de student. De SPD bespreekt de vorderingen die de studenten maken met de ABI. Zie verder bijlage
Actor: P & O Rol personeelsfunctionaris (P&O) in inrichting en uitvoering stagebeleid (op samenwerkingsschool) Schaersvoorde -
-
Zorgt, samen met de schoolopleider, voor de formulering van het stagebeleid binnen de school, Ondersteunt de schoolopleider bij: Inventariseren mogelijkheden leerwerkplekken binnen de school, Werving en training spd-ers, Informatievoorziening naar studenten, Registratiesysteem stagiaires, Aanmelding van leerwerkplekken naar het instituut en afstemming binnen Achterhoek VO, Schoolprofiel naar opleidingsinstituut en informatiemateriaal voor studenten, Uitzetten evaluaties voor studenten en spd‟ers over stagebegeleiding, Zorgt bij de inzet van lio‟s voor de afstemming met het formatieplan, Verbindt het stagebeleid (opleiden in school) met het integraal personeelsbeleid en strategisch beleid,
Christelijk College Schaersvoorde
- 38 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Zorgt voor de afstemming van het schoolbeleid op de ontwikkeling van de stichting Achterhoek VO naar samenwerkings- en opleidingsschool.
-
Actor: Begeleiders nieuwbenoemden Binnen onze school zijn enkele collega‟s belast met de begeleiding en intervisie van nieuw benoemden. Daar waar er behoefte is binnen de school kan deze intervisie ingezet worden bij zittende docenten. Deze begeleiders kunnen ook een rol gaan spelen in het begeleiden van LIO‟ers. Door het jaar heen zijn er ook speciale bijeenkomsten voor de nieuwe collega‟s waarin zij o.a. ervaringen uitwisselen, handvatten krijgen voor de lesinvulling.
Actor: Rector Bij het gehele proces van wording tot samenwerkingsschool is de rector nauw betrokken. In samenspraak met de overige actoren wordt er beleid ontwikkeld om te komen tot een samenwerkingsschool. De uiteindelijke verantwoordelijkheid binnen de samenwerkingsschool ligt bij de rector. Heeft een rol bij de invoering van samenwerkingsschool Wordt periodiek (jaarlijks) geïnformeerd over de gang van zaken De ABS zorgt ervoor dat de rector op de hoogte kan zijn van voor hem relevante informatie met betrekking tot de student en/of SPD.
Actor: Schoolopleider (ABS) De schoolopleider is de spin in het web. Hij zorgt voor borging van de gemaakte afspraken met het opleidingsinstituut en bewaakt de kwaliteit van de stagebegeleiding. Uitgangspunten Schaersvoorde bij begeleiding De school biedt de stagiairs en Lio‟s een veilige werkplek; Opleiden in de school breder dan alleen stagiairs en Lio‟s. Ook het begeleiden van onervaren en onbevoegde beginnende docenten behoort hiertoe Deskundigheidsbevordering van het zittend personeel is ook onderdeel van het opleiden in de school; Ontwikkelingsmogelijkheden bieden „op maat‟ in overleg met de stagiaire/beginnende/ervaren docent; Algemene uitgangspunten voor de begeleiding zijn de zeven SBL competenties Begeleiders zijn opgeleid/gecertificeerd; Opleiden doen we samen; Begeleiding is werk. Op de andere locaties zijn er contactpersonen waarmee de ABS contact onderhoud. De ABS is werkzaam op de hoofdlocatie. Op Schaersvoorde is de schoolopleider verantwoordelijk voor de inhoud en coördinatie van de begeleiding van leraren in opleiding (LIO). Tevens onderhoudt de schoolopleider het contact met de instituutsbegeleider (ABI) en bureau extern van ILS. Plaats in de organisatie De schoolopleider
Heeft een beschreven relatie met het management van de school -formeel met de rector -met P&O Speelt een rol bij de introductie en begeleiding van leraren in opleiding Heeft een taakomschrijving die opgenomen is in het integraal personeelsbeleid. Wordt passend gefaciliteerd en krijgt een plaats in het formatieplan
Christelijk College Schaersvoorde
- 39 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Optimaliseren van de leeromgeving De schoolopleider
Neemt deel aan activiteiten rond het keurmerk opleidingsscholen en coördineert het keurmerkproces in de opleidingsschool
Coördinatie werkplekleren binnen de school De schoolopleider
Verzorgt de informatievoorziening in de school op het gebied van opleiden, begeleiden en beoordelen van studenten. Overlegt met directie over het samen opleiden met name ook over het faciliteren van de werkplekbegeleiders (taakuren).Afspraak tot nu toe: LIO 80 uur, e e 3 jaars:1 uur per week, gedurende de stage, 2 jaars:1 uur per week, gedurende de stage. Orientatiejaar(snuffelstage) geen tijdvergoeding. Beslag op jaartaakplaatje: voor Lio‟s in het jaar dat ze er zijn. Andere in het jaar volgend op de stage. Regelmatig evalueren met betrokkenen of vergoeding nog passend is. Overlegt minimaal 1 keer per jaar met de contactpersonen op de diverse locaties Werft enthousiaste en geschikte werkplekbegeleiders(SPD‟ers). Inventariseert mogelijke leerwerktaken voor studenten Inventariseert mogelijke projectopdrachten voor studenten. Houdt contact met andere schoolopleiders.
Contact met instituut De schoolopleider Verzorgt de aanmelding van vacatures van leerwerkplekken aan het instituut, in samenwerking met P & O Schaersvoorde. Zorgt voor voldoende informatie zodat de student op HAN/RU een keus kan maken voor Schaersvoorde.(eventueel banenmarkt, informatiebrochure) Houdt aanname (intake) gesprekken samen met de SPD „er. Onderhoudt regelmatig contact met de ABI Ontwikkelt samen met school-instituutsbegeleider ABI een traject opleiden-in-de-school waarin het leren op de samenwerkingsschool en instituut op elkaar zijn afgestemd. Neemt deel aan gezamenlijke professionaliseringsactiviteiten.
Begeleiding student De schoolopleider
Organiseert 2 keer per schooljaar een bijeenkomst voor LIO‟ers. Direct aan het begin van de cursus en in maart/april. Er zal ook een bijeenkomst zijn voor stagiaires, niet zijnde LIO‟ers, Zorgt ervoor dat de LIO-er, per locatie, een aanspreekpunt heeft. Dit hoeft niet per se de SPD‟er te zijn. Draagt er zorg voor dat de LIO‟er de bijeenkomsten „nieuwbenoemden‟ kan bijwonen. Neemt deel aan (vanuit eigen informatiebehoefte/aandacht voor individuele student)de bijeenkomsten „nieuwbenoemden‟. Vraagt, middels een evaluatie(formulier), aan elke stagiaire feedback op de begeleiding
Christelijk College Schaersvoorde
- 40 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Beoordeling student De schoolopleider Is verantwoordelijk voor een goed verloop van de periodieke (functionerings)gesprekken met de studenten. In eerste instantie is de directe begeleider (SPD‟er) verantwoordelijk. Schoolopleider onderhoudt over het beoordelingsproces, contact met de student.
Coaching werkbegeleider(SPD‟er) De schoolopleider
Coördineert de werkzaamheden van de SPD‟er (realisatie 80 k.u.) Coacht SPD‟er in begeleidings- en beoordelingstaken. Houdt evaluatiegesprekken met SPD‟er. Volgt kritisch de begeleiding door de SPD‟er en geeft daar feedback op. Bewaakt de kwaliteit van de begeleiding binnen Schaersvoorde Evalueert met ABI de werkzaamheden van de werkbegeleider. Bemiddelt in conflicten tussen werkbegeleider en student en legt dit bij een blijvend geschil voor aan de ABI en aan de directie van Schaersvoorde. Bewaakt de competentieverwerving van de SPD‟er. Organiseert voor aankomende en al gecertificeerde SPD‟ers informatieve bijeenkomsten over bijvoorbeeld competentieleren, leer- en werktaken, leer- en werkbegeleiding, schoolprojecten, intervisie en collegiale consultatie Organiseert waar nodig coaching van SPD‟ers; bijvoorbeeld in de vorm van intervisie of collegiale consultatie. Draagt zorg voor onderlinge afstemming SPD‟ers van de verschillende locaties.
6. Bijlage Wat wordt er verwacht van de schoolpracticumdocent in relatie tot student, opleidingsdocent en ABI? En wat kan de schoolpracticumdocent van hen verwachten?
Wat verwacht de student van de SPD Het begin:
Stagewerkplan (afspraken maken)
Praktische zaken (nader invullen) Nabijheid en veiligheid bieden.
Een vast aanspreekpunt zijn voor de student, die gemakkelijk bij hem terecht kan voor raad en steun, een luisterend oor bieden en veiligheid creëren. Alle eerste contacten verlopen via P&O. Bij het begin van de stage wegwijs maken op school (actie ABS,SPD-er) Coachend feedback geven op gegeven lessen (lessen zijn door de student op lesformulier voorbereid). Reflectiegesprekken voeren (door
Christelijk College Schaersvoorde
- 41 -
Wat verwacht de SPD van de student Praktische zaken (nader invullen) Student geeft zelf richting aan, is verantwoordelijk voor de voortgang van de stage. De student geeft zelf aan hoe hij wil werken aan de competenties en formuleert zelf zijn leervragen, neemt zelf initiatieven om activiteiten te plannen en uit te voeren en maakt zelf afspraken met de SPD (en andere begeleiders) Samen met de SPD maakt de student een planning van lessen en andere activiteiten.
Aanwezigheid / Afwezigheid Bij aanvang van de stage komen student en SPD de werktijden overeen. Bij ziekte of andere reden van afwezigheid van de student meldt de student zich af bij de SPD en de school (P&O).
Strategisch beleidsplan 2012-2015
student voor te bereiden) aan de hand van abcd-tje of STARRT
Communicatieve vaardigheid inzetten. De SPD beschikt over goede communicatieve vaardigheden. Gesprekken spelen een belangrijke rol in de begeleiding. Zich open stellen en luisteren zijn daarbij belangrijke vaardigheden. Ook kan het nodig zijn om de onderlinge relatie aan de orde te stellen. Desgewenst kan de ABS worden ingeschakeld door student/ SPD
Verantwoordelijke houding t.a.v. de opleiding tot leraar tonen De SPD brengt belangstelling en begrip op voor het groeiproces van de student en voelt zich daarvoor medeverantwoordelijk; hij stimuleert de zelfsturing van dit groeiproces.
Lessen – nabespreking
Reflecteren
De SPD kan een evenwicht vinden tussen ruimte bieden en leiden, biedt een krachtige leeromgeving, inspireert studenten en ziet in wat er nodig is om de student zijn doelen te laten bereiken. Daarbij doet hij recht aan verschillen tussen studenten. Bespreekt dit met de student. De SPD kan (leer)vragen van studenten helpen vertalen naar concreet gedrag in de praktijk en kan de student helpen diens leerproces te structureren en te plannen. Tijd hebben Goede begeleiding vraagt tijd. Meedenken over het begeleiden van opdrachten die de student zichzelf geeft in het kader van zijn werkplan etc., vraagt tijd.
Bespreken van sterkte/ zwakte analyse en werkplan De student bespreekt aan het begin van de stage zijn sterkte/ zwakteanalyse en het werkplan dat hij op basis daarvan gemaakt heeft met het opleidingsinstituut en met de SPD;
Duidelijk moet worden op welke (deel)competenties de student in de eerste helft van zijn stage de nadruk wil leggen en wat hij daarin wil bereiken. (Een eerste versie van dit plan is uiterlijk na twee weken stage klaar.)
Lessen – nabespreking - verslag De student bereidt zijn lessen voor op het lesformulier. Een kopie van de schriftelijke voorbereiding wordt voorafgaand aan de les aan de SPD gegeven. De student vraagt de SPD-er mondeling feedback te geven op zijn les. De student maakt een verslag van die feedback. Het verslag neemt de student op in zijn portfolio.
Reflectieverslagen De student schrijft regelmatig (bij voorbeeld tweewekelijks) reflectieverslagen die hij bespreekt met de SPD. Het gaat hier om doelen stellen voor de volgende periode. De student bespreekt het reflectieverslag met de SPD en maakt een verslag van die bespreking (De student mailt die verslagen naar opleidingsinstituut en ABS*). In die verslagen geeft de student vooral aan, wat voor hem belangrijk is geworden door het gesprek en hoe hij daarmee wil doorgaan in de volgende periode. Een reflectieverslag stuurt het leren. *ABS is (tijdelijk) toegevoegd om inzicht te krijgen in het proces van begeleiding. Dit stopt na verloop van tijd.
Schaersvoorde, niet de opleiding, bepaalt hoeveel tijd de SPD beschikbaar krijgt voor de begeleiding van onze studenten.
Christelijk College Schaersvoorde
- 42 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Tussenevaluatie Een tussenevaluatiegesprek voeren: tussen-evaluatieformulier invullen en de student helpen doelen te formuleren voor de tweede helft van de stage; werkafspraken hierover maken.
Het tot stand komen van het portfolio op enige afstand begeleiden (hier ligt met name ook een taak voor opleidingsinstituut) Tussenevaluatie
Tussenevaluatie De student maakt op de helft van de stage een afspraak met in ieder geval de SPD voor een tussenevaluatie. Het doel van de tussenevaluatie is het stellen van doelen en het maken van werkafspraken voor de tweede helft van de stage. Student en SPD vullen voorafgaand aan het gesprek onafhankelijk van elkaar het betreffende formulier in; daarna vindt het gesprek plaats. De student maakt een verslag van dit gesprek en neemt het op in zijn portfolio.
Eindevaluatie Een eindevaluatieformulier invullen en een eindevaluatiegesprek voeren. De eindbeoordeling vindt plaats n.a.v. stageverloop, lesbezoek, portfolio en eindgesprek. Aan het gesprek nemen deel: student, SPD en opleidingsinstituut
Eindevaluatie De student neemt zelf initiatief voor een eind-beoordelingsgesprek. De eindbeoordeling vindt plaats n.a.v. stageverloop, lesbezoek, portfolio en eindgesprek. Aan het gesprek nemen deel: student, SPD en opleidingsinstituut.
Eindevaluatie
Voorafgaand aan het gesprek vullen student en SPD, onafhankelijk van elkaar een eindevaluatieformulier in; daarna vindt het eindevaluatie-gesprek plaats.
In de laatste stageweek vindt het eindbeoordelingsgesprek plaats. Uiterlijk 1 week voorafgaand aan het gesprek levert de student zijn portfolio in bij de SPD en de andere begeleider(s) die bij het eindgesprek aanwezig zullen zijn. Zonder portfolio vindt er geen eindgesprek plaats. Voorafgaand aan het gesprek vullen student en SPD onafhankelijk van elkaar een eindevaluatie formulier in; daarna vindt het eindevaluatie-gesprek plaats dat samen met SPD en opleidingsinstituut gevoerd wordt. Dit eindbeoordelingsformulier wordt door de student meegenomen naar het eindgesprek. De beoordeling, inclusief sterke punten en aandachtspunten wordt schriftelijk vastgelegd. De beoordeling wordt getekend door betrokkenen. Het opleidingsinstituut is eindverantwoordelijk. Een afgebroken stage wordt beoordeeld met een onvoldoende.
November 2011
Christelijk College Schaersvoorde
- 43 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015
Christelijk College Schaersvoorde
- 44 -
Strategisch beleidsplan 2012-2015