Strategisch beleidsplan 2012-2015
Utrecht December 2011
Beleidsplannen HDI
1
Inhoudsopgave Inleiding
5
Helen Dowling Instituut
5
Visie en missie HDI Visie Missie
6 6 6
De (zorg)wereld waarin het HDI opereert Het HDI: tweedelijns zorginstelling Externe wereld De toekomst van de GGZ Interne wereld SWOT-analyse
7 7 7 8 8 9
De toekomst van het HDI borgen
10
Patiëntenzorg Inleiding Door wie? Overzicht van het vakgebied in de ziekenhuizen Ontwikkelingen op het vakgebied Ontwikkelingen in de financiering en organisatie van de GGZ IPSO Roparuncentra Richtlijnen Zelfmanagement E-health Fysieke oefenprogramma’s Evidence Based Zorg Toekomst vakgebied Ontwikkelingen in de organisatie en financiering van de zorg Ontwikkelingen in (psycho)oncologie Conclusie Plannen voor 2012-2015 HDI-Tweedelijn HDI-Eerstelijn HDI-online HDI-in het ziekenhuis Plannen voor 2012 Andere doelgroepen Samenwerking Implementatie Zorgprogramma Implementatie IPPZ Implementatie ‘Minder angst bij kanker’ HDI eerstelijn en HDI tweedelijn
13 13 14 14 14 15 15 15 16 16 17 17 18 19 19 19 20 20 20 21 21 22 22 22 22 23 23 23 23
Wetenschappelijk onderzoek Inleiding Ontwikkelingen
Beleidsplannen HDI
24 24 24
2
Toekomst Bijdrage aan de Toekomst van het HDI Plannen voor 2012-2015 Jaarplannen 2012 Lopende projecten 2012 Mindermoe online Sociale vergelijking: indicatie voor groepen Cliënt in Zicht Spiritualiteitonderzoek Minder angst online Prostaat studie: effect van echtpaarbegeleiding Nieuwe projecten 2012
24 25 26 27 27 27 27 27 28 28 28
Marketing en Communicatie Inleiding Ontwikkelingen Internetgebruik in Nederland Social media in Nederland Hoe kan je als organisatie (als HDI) de ontvanger nog bereiken? Toekomst Communicatie Bijdrage aan toekomst HDI Plannen voor 2012-2015 Focus Publiekscampagne: ‘een gezicht, echte verhalen en emotie’ Website/digitale middelen Social Media Huisstijl Jaarplannen 2012 Algemeen Online MinderMoe promoten T.a.v. cliënten T.a.v. verwijzers Regionale naamsbekendheid vergroten T.a.v. (potentiële) cliënten T.a.v. verwijzers
29 29 29 29 29 30 30 31 31 31 31 32 32 32 32 32 33 33 33 33 33 34
Fondsenwerving Inhoud vakgebied Goede doelen in Nederland Keurmerken Waar hebben we het eigenlijk over? Een aantal definities Ontwikkelingen op het vakgebied Toekomst vakgebied Een blik vooruit Bijdrage aan toekomst HDI Plannen voor 2012-2015 Jaarplan 2012 Een tussenstand en vooruitblik Website Gala Nieuwbouw Nalatenschappen
Beleidsplannen HDI
35 35 35 36 36 37 37 38 39 40 40 40 41 41 42 42
3
Acties derden Alle activiteiten op rij Algemeen Clienten Donateurs Bedrijven Vermogensfondsen Online Specifiek voor de nieuwbouw
42 43 43 43 43 44 44 44 44
Bijlage 1 De wereld van het Helen Dowling Instituut
45
Bijlage 2 Maatregelen HDI tegen voorgenomen bezuinigingen per 2012 op de GGZ door het kabinet Rutte
46
Bijlage 3 Achtergrond informatie bij jaarplannen wetenschappelijk onderzoek 2012-2015
50
Beleidsplannen HDI
4
Inleiding Alvorens onze toekomstplannen te ontvouwen beschrijven we eerst kort de visie en missie van het Helen Dowling Instituut (HDI) en de plaats van het HDI in de brede context van de (zorg)wereld waarin het opereert (zie ook bijlage 1). Het HDI ziet zich voor een onzekere en uitdagende toekomst gesteld. Onzeker, omdat de overheid vanaf 2012 fors bezuinigt op de GGZ, waardoor kosten toenemen voor de cliënt en inkomsten onder druk komen te staan van de zorgaanbieder, en het HDI eind 2012 naar Bilthoven verhuist, waardoor de toestroom van cliënten kan afnemen, en daarmee ook de inkomsten. De huidige Europese economische depressie zal naar verwachting nog jaren aanhouden. Aanvullende bezuinigingsmaatregelen in de GGZ zijn dan ook niet uitgesloten. We moeten ons instellen op een gure tegenwind. De toekomst is uitdagend, omdat het HDI de voornoemde bedreigingen wil pareren door kansen te benutten vanuit de eigen kracht. De bezuinigingen dwingen het HDI kritischer dan ooit na te denken over de positionering in de GGZ markt. Uitgangspunt is dat het HDI de eigen missie wil kunnen voortzetten en borgen, waarbij het streeft naar kostendekkend werken, zodat het minder afhankelijk is van aanvullende fondsenwerving voor de reguliere exploitatie. De taak is meer te halen uit de bestaande producten en diensten en te zorgen voor extra inkomsten uit nieuwe activiteiten. Succesvol ondernemen, ook in de zorg, stoelt op heldere uitgangspunten en goed onderbouwde strategieën, waarbij de eigen positie in het totale krachtenveld steeds in beeld is. Het vraagt ook om een organisatie die ambitie, passie, creativiteit, flexibiliteit, durf en deskundigheid in zich herbergt. Dit beleidsplan tracht richting en inhoud te geven aan de toekomst van het HDI. Het is een vingerwijzing, geen blauwdruk op gegarandeerd succes. Helen Dowling Instituut Het werkterrein van het Helen Dowling Instituut is de psycho-oncologie. Het HDI verricht drie kernactiviteiten, te weten patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en bij- en nascholing in het verlengde van haar visie en missie. In 2011 waren er 35 mensen werkzaam in vaste dienst (22 fte). Daarnaast is er sprake van vrijwilligers, onderzoeksstudenten, stagiaires en opleidelingen, waardoor het aantal mensen die activiteiten verrichten voor het HDI jaarlijks tussen de 50-60 ligt. De begroting voor 2012 bedraagt voor alle kernactiviteiten in totaal € 2,1 miljoen, waarvan € 1,4 miljoen wordt gedekt door inkomsten via de basisverzekering, € 250.000 via onderzoekssubsidies en € 450.000 via fondsenwerving.
Beleidsplannen HDI
5
Visie en missie HDI Visie Het Helen Dowling Instituut werkt vanuit de volgende visie: 1. Ziekte en gezondheid, respectievelijk -beleving en -gedrag, zijn de resultanten van een wisselwerking tussen biologische, psychologische en sociale factoren, waarbij het gewicht van de afzonderlijke factoren en het resultaat van de wisselwerking binnen personen over de tijd kan variëren. Elk mens is hierin uniek. 2. Vanwege het bedreigende en multidimensionele karakter van de ziekte kanker moet de hulpverlening aan kankerpatiënten altijd een integraal (d.w.z. een bio-psychosociaal) karakter hebben. Medische en psycho-oncologische zorg horen hand in hand te gaan, zodat sprake is van Integrale Oncologische Zorg (IOZ). Het impliceert dat alle bij de kankerzorg betrokken zorgverleners een multi- en interdisciplinaire manier van denken en werken hanteren. 3. Psycho-Oncologische Zorg (POZ): a. is een vorm van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg en valt om die reden binnen de tweedelijn gezondheidszorg. b. hoort standaard onderdeel te zijn van de totale zorgketen waarmee kankerpatiënten en hun naasten te maken hebben. c. moet binnen elk somatisch ziekenhuis beschikbaar zijn en daarbuiten worden aangeboden door gespecialiseerde hulpverleners, al dan niet werkzaam in een centrum voor POZ. d. dient zoveel mogelijk ‘evidence-based’ te zijn of ten minste gebaseerd te zijn op ‘best-practice’, omdat mensen met kanker en hun naasten recht hebben op de best mogelijke hulp. e. is gericht op het verbeteren van ‘kwaliteit-van-leven’ (= persoonsgericht) en niet op het vergroten van ‘kwantiteit-van-leven’ (= tumorgericht). POZ kan mensen niet genezen en is geen alternatief voor medische behandelingen. 4. De zorg voor mensen met kanker doet een groot beroep op de emotionele en geestelijke vermogens van de hulpverleners. De kans op burn-out bij hen is bovengemiddeld groot. Deskundigheidsbevordering (c.q. bij- en nascholing op psycho-oncologisch gebied) en ‘zorg voor de zorgenden’, mede als vorm van indirecte patiëntenzorg, behoren standaard onderdeel te zijn van IOZ. 5. Directe en indirecte patiëntenzorg horen voortdurend wetenschappelijk onderbouwd en getoetst te worden om tot optimalisering van de zorg te komen. Missie Het Helen Dowling Instituut heeft als missie: mensen met kanker én hun naasten te helpen de ziekte emotioneel te verwerken; door het bieden van de best bewezen psychosociale zorg, het verrichten van toegepast wetenschappelijk onderzoek en het trainen van professionals werkzaam binnen de oncologie. Het Helen Dowling Instituut wil een toegankelijke, deskundige en op samenwerking gerichte organisatie zijn.
Beleidsplannen HDI
6
De (zorg)wereld waarin het HDI opereert Het HDI: tweedelijns zorginstelling Het HDI is een reguliere, gecertificeerde zorginstelling die valt onder de zogenaamde (tweedelijn) curatieve-GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg) en derhalve vergoeding ontvangt vanuit de basisverzekering (zorgverzekeringswet - Zvw). De 1. 2. 3.
GGZ kent vier taken: Het voorkomen van psychische aandoeningen Het behandelen en genezen van psychische aandoeningen Het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische aandoening aan de samenleving 4. Het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken Het werkterrein van het HDI valt vooral onder taak 2 en deels onder 1 en 3. Het HDI is niet werkzaam op het vierde terrein. De gezondheidszorg onderscheidt nulde, eerste, tweede en derdelijn zorg. Deze indeling is gebaseerd op de ernst van de zorgvraag. Nuldelijnszorg is de zorg die gegeven wordt door mantelzorgers, vrijwilligers en familie. In de eerstelijn GGZ wordt zorg verleend door een huisarts, het maatschappelijk werk en de eerstelijnspsychologen. De eerstelijnszorg is generalistisch, snel en gemakkelijk toegankelijk. Is meer specialistische behandeling noodzakelijk, dan verwijst de huisarts de cliënten naar de tweede lijn, de gespecialiseerde GGZ, waar ook het HDI toe behoort. Derdelijnszorg betreft alle zorg waarbij een cliënt in een instelling is opgenomen (b.v. een verpleeghuis). Externe wereld Elke onderneming functioneert in een dynamisch krachtenveld, ook het HDI. De wereld om ons heen is permanent in beweging onder invloed van nieuwe wetenschappelijke inzichten, behoeftes van klanten, veranderende politieke verhoudingen, globalisering, regelgeving, financiële zaken, de invloed van social media e.d. Er is sprake van directe en indirecte beïnvloeding. Direct door de nabije wereld, b.v. door maatregelen van zorgverzekeraars en concurrentie van andere zorgaanbieders, en indirect door de veraf wereld, b.v. door Europese wet- en regelgeving en uitkomsten van het Nationaal Programma Kankerbestrijding (NPK) (zie bijlage 1). Het HDI dient kennis te hebben van de vele omgevingsvariabelen, deze te monitoren en vooral te anticiperen op positieve of negatieve gevolgen van directe beïnvloeding. Anno 2011 oefent de financiële crisis de grootste kracht uit op de gezondheidszorg. Er gaat de komende jaren veel veranderen in de GGZ. Voor cliënten en zorginstellingen in de eerste en tweede lijn GGZ zal het landschap ingrijpend wijzigen door het ingezette beleid van het kabinet Rutte. Primair gedreven door de roep om kostenreductie worden uiteenlopende maatregelen getroffen. Het aantal te vergoeden sessies in de eerste lijn gaat per 2012 omlaag van acht naar vijf en de eigen bijdrage per sessie omhoog van € 10 naar € 20 euro. Als het behandelcontact meer dan vijf sessies omvat, zal de cliënt daarvoor zelf moeten betalen, omdat de aanvullende verzekering er niet in voorziet. De overheid wil minder cliënten in de duurdere tweede lijn en meer in de eerste lijn, hoewel de voorgenomen maatregelen t.a.v. de eerste lijn dat niet doen vermoeden. Het beleid is erop gericht de tweede lijn GGZ zorg kwalitatief en kwantitatief in te perken. Kwalitatief door de DBC Aanpassingsstoornis uit het basispakket te halen. Kwantitatief door het heffen van een eigen
Beleidsplannen HDI
7
bijdrage van € 200 voor een behandeling om zo potentiële cliënten te ontmoedigen zich aan te melden. De overheid bezuinigt en streeft naar deregulering. De bedoeling is dat de markt het voor het zeggen krijgt. Zorgverzekeraars en private investeerders krijgen meer invloed. Langdurige afspraken en vaste zekerheden zijn verleden tijd. De wereld beweegt en als je zelf niet beweegt raak je buitenspel. De toekomst van de GGZ Als het aan de overheid ligt, zal de GGZ vanaf 2012 geleidelijk het karakter krijgen van een (zorg)markt. Door concurrentie verwacht men dat de zorgkwaliteit toeneemt bij afnemende kosten. Of dit bewaarheid wordt of een papieren illusie is, moet zich uitwijzen. Vooralsnog is er geen sprake van een marktsituatie, omdat de gebudgetteerde instellingen gebonden zijn aan gemaximeerde omzetten en tarieven. Succesvolle zorgondernemers die meer omzetten dan afgesproken, dienen het teveel verdiende op basis van nacalculatie terug te betalen. Als je dus meer verdient dan afgesproken, bijvoorbeeld omdat je harder en/of slimmer werkt dan voorzien, werk je feitelijk voor niets. Pas vanaf 2013 gaat de GGZ definitief over van de AWBZ bekostiging naar de DBCsystematiek en kunnen er marktcondities ontstaan. De overheid zal echter streng toezien op een budgetneutrale overgang van de F-parameters (AWBZ) naar de prestatiebekostiging (DBC’s). De DBC-tarieven zullen waarschijnlijk daarom in de eerste jaren niet onderhandelbaar zijn (dus geen sprake van een vrij B-segment zoals wel het geval is in de somatische zorg). De budgetregulering werkt dempend op het marktgericht handelen en het streven naar innovatie. Maar de marktwerking gaat op een andere manier wel door, omdat zorgverzekeraars zorginstellingen langs de meetlat leggen en bepalen met wie ze wel of niet een (deel)contract sluiten. Cliënten krijgen meer inzicht in de kwaliteit van zorgaanbieders en veranderen van hulpeloze hulpvrager in kritische klant. Hoewel de overheid zorg in de buurt stimuleert, zal de klant bereid zijn verder te reizen als de zorg daar superieur is. Interne wereld
SWOT-analyse De toekomst van het HDI hangt samen met de interactie tussen de zich ontwikkelende zorgwereld enerzijds en de plannen en ambities van het HDI anderzijds. Dat laatste baseren we mede op een SWOT-analyse, waarbij de Sterkte en Zwakte interne factoren betreffen (factoren waar we zelf iets aan kunnen doen) en het bij Kansen en Bedreigingen gaat om externe factoren (die we niet kunnen beïnvloeden, maar wel van invloed zijn op ons werk). Uitgaande van de belangrijkste kernactiviteit, de patiëntenzorg, ziet de SWOT analyse voor het HDI er anno 2011 als volgt uit (zie tabel 1 op volgende pagina).
Beleidsplannen HDI
8
Tabel 1 - SWOT analyse HDI STERK Expertise / identiteit Hoge cliënttevredenheid Hoge interne tevredenheid Combinatie van zorg, onderzoek en onderwijs
ZWAK Financiën Huidige huisvesting Naamsbekendheid
KANSEN Toenemend aantal mensen met kanker Accent op online therapieën en zelfmanagement Marktwerking Invoering prestatiegerichte bekostiging per 2013 Uitbreiding doelgroepen binnen en buiten de oncologie Samenwerking in zorgketen: i.h.b. met nieuw Oncologisch Centrum Utrecht en Borstkankerziekenhuis Bilthoven
BEDREIGINGEN Economische crisis / lager budget / geen groei Regelgeving Eigen bijdrage cliënten per 2012 Concurrentie Extra druk op Goede Doelen markt
De Sterkte/Kracht van het HDI ligt in onze expertise en de uitstraling daarvan op onze identiteit, de hoge rapportcijfers van onze cliënten en de hoge mate van tevredenheid waarmee we met elkaar aan de slag zijn. Het HDI staat niet allen bij de cliënten en medewerkers goed aangeschreven, maar ook bij doorverwijzers (dat zijn vooral medisch specialisten en huisartsen). Tenslotte beschouwt het HDI de combinatie van zorg, onderzoek en onderwijs als een sterk punt. De drie activiteiten leiden tot kruisbestuiving en verbetering van de totale output, en onderscheiden het HDI van collega GGZ- instellingen. De Zwakte ligt ten eerste bij de financiële tekorten die er jaarlijks zijn op de exploitatie. Daarnaast constateren we anno 2011 een zwakte als het gaat om onze huisvesting. Met de realisatie van het nieuwe gebouw eind 2012 kunnen we zowel inhoudelijk als in volume verder groeien. Tenslotte is onze naamsbekendheid onvoldoende, zodat verwijzers ons niet kennen, te weinig cliënten ons weten te vinden en wij onbekend en onbemind zijn bij potentiële sponsors. Kansen vanuit de wereld om ons heen zien wij kansen in het toenemend aantal mensen met kanker (potentiële klanten), het stimuleren van de overheid (en zorgverzekeraars) van online zorgverlening (verdere uitbreiding van onze activiteiten op dit gebied), de marktwerking (dat wil zeggen dat we ons kunnen onderscheiden op aard, kwaliteit en kosten van ons werk), de invoering van de DBC-tarieven per 2013 (die leveren het HDI per cliënt meer op) en de uitbreiding naar andere doelgroepen binnen de oncologie (o.a. allochtonen en mensen met een verstandelijke handicap) en naar chronische levensbedreigende ziektes buiten de oncologie, zoals COPD en hartfalen (meer groeimogelijkheden). Bedreigingen worden gevormd door de ongewisse economische situatie, door meer concurrentie (b.v. PSY-Q en onderdelen van GGZ-instellingen), het opzwellende stuwmeer aan regelgeving en de in te voeren eigen bijdrage voor cliënten in de tweede lijn. Dat laatste zal ongetwijfeld een dempend effect hebben op het aantal mensen dat zich aanmeldt voor begeleiding (zowel voor face-to-face als online therapie). De wijze waarop het HDI de door het kabinet Rutte voorgenomen bezuinigingsmaatregelen zal proberen op te vangen, staat beschreven in bijlage 2.
Beleidsplannen HDI
9
De toekomst van het HDI borgen Het HDI wil toe naar een stabiele toekomst, waarbij alle drie de kernactiviteiten (zorg, onderzoek en scholing) onbelemmerd kunnen voortbestaan, met de zorg als speerpunt. Voorwaarde is te komen tot een stabiele, gezonde financiële huishouding. Het is denkbaar dat het HDI die situatie realiseert door: 1. Een substantieel en stabiel marktaandeel binnen de psycho-oncologie te veroveren 2. De operationele kosten laag te houden 3. Maximale productie te leveren met behoud van kwaliteit 4. Het maximale te halen uit de jaarlijkse budgetbesprekingen met de zorgverzekeraars over omzet en tarieven. 5. Extra inkomsten buiten de zorgverzekeraar om te verkrijgen uit bestaande en nieuwe activiteiten 6. Inkomsten via fondsenwerving structureel en substantieel verhogen Deze zes punten worden hieronder nader uitgewerkt. 1. Een substantieel en stabiel marktaandeel binnen de psycho-oncologie te veroveren De cliënten van het HDI komen uit heel Midden-Nederland, waarbij de stad Utrecht met 20% de grootste leverancier is. In dit verzorgingsgebied heeft het HDI anno 2011 geen wezenlijke concurrentie vanuit de eerste en tweedelijn GGZ. Het is echter niet gezegd dat die situatie ongewijzigd blijft als de marktwerking aantrekt en het aantal kankerpatiënten explosief zal toenemen, zoals in oktober 2011 door KWF Kankerbestrijding voorspeld. Het zou voor andere GGZ aanbieders, met name voor de grotere, meer traditionele instellingen, een interessante niche kunnen zijn. Dat kan het HDI concluderen uit een recent door onderzoeksbureau Boer & Croon (B&C) uitgevoerde bedrijfseconomische studie naar de toekomstige structuur van de GGZ (Titel ‘Van instituten naar ondernemingen in de GGZ’- 2011). Op basis van, zoals zij het noemen, ‘verstandig vermoeden’ doet B&C enkele uitspraken over de toekomstige GGZ. Men schat in dat traditionele GGZ instellingen die álle GGZ-activiteiten bieden de concurrentiestrijd verliezen. Men moet snijden in het grote aanbod om overeind te blijven. B&C formuleert vier strategieën voor deze GGZ-instellingen om bij te blijven, te weten: 1. Netwerk- en alliantievorming. Concern in te delen naar inhoudelijke en bedrijfseconomische logische divisies, die met externe partners moeten werken aan juiste schaal en juiste externe positionering. Het kan gepaard gaan met kleine overnames of het formeren van joint ventures, waarmee de schaal toeneemt en de ondernemingsrisico’s afnemen. 2. Versterken van het regionaal primaat. Deze strategie doet recht aan de maatschappelijke positie van de instelling, maar is risicovol, omdat de zorgverzekeraars spaarzaam zijn met meerjarencontracten. 3. De vlucht vooruit. Tegen de stroom in schaal vergroten en eerstelijn afstoten. Inzetten op ‘standaardiseerbaar, gespecialiseerd en langer durend’. Verwachting is dat de holding op den duur toch uit elkaar valt. 4. De weg naar de specialisatie. Sprake van aanzienlijke ombouw door afstoten, overhevelen en verkopen van onderdelen. Bedrijfseconomisch logisch, maar impliceert veel veranderingen, krimp en afstoten werkgelegenheid. Scenario 1 beschouwt B&C als de meest complexe, maar beste strategie die intern populair is, omdat het een flexibel model is en aansluit bij zaken als ondernemerschap en professioneel zelfbestuur. De traditionele GGZ instellingen zullen nieuwe wegen inslaan, omdat zij marktaandeel verliezen aan nieuwe aanbieders bij een niet groeiende, want gebudgetteerde, markt.
Beleidsplannen HDI
10
Dit wetende, is het zaak voor het HDI geen prooi te zijn voor een overname, want dat houdt op termijn het einde in van het HDI als autonome instelling, maar wel aantrekkelijk te zijn voor eventuele joint-ventures. Dat zou kunnen door zowel inhoud, omvang en inbedding in de zorgketen te versterken, waardoor het HDI een factor van belang is en concurrentie op een afstand houdt. 1. Inhoud. Te worden erkend als hét expertisecentrum in Nederland op het terrein van de psycho-oncologische hulpverlening. Het HDI is the place to be, door kennis en kunde in huis te hebben van het hoogste niveau, zodat altijd de beste zorg-op-maat kan worden geleverd en de beste resultaten worden bereikt vergeleken met concullega’s (IPSO instellingen) en concurrenten. Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate inkopen op basis van kwaliteit en prijs. 2. Omvang. Het HDI is erbij gediend monopolist te zijn wat betreft de curatieve GGZ in het verzorgingsgebied, door de meerderheid van de potentiële cliënten (patiënten en naasten) aan zich te binden. Gedacht kan worden aan een marktaandeel van 75-100%. Een grotere omvang leidt tot meer macht en inkomen, en een beter uitgangspunt in het contact met zorgverzekeraars. In dat kader valt te overwegen het verzorgingsgebied uit te breiden naar andere locaties. Kansen liggen er met name voor uitbreiding naar ZuidNederland. Van belang is dat zorgverzekeraars de gespecialiseerde zorg aan mensen met kanker en aan hun naasten een warm hart toedragen. 3. Inbedding in zorgketen. Zorgverzekeraars hechten aan goed functionerende zorgketens. Het HDI dient ervoor te zorgen een sterke en onmisbare schakel te zijn in de hele keten van huisarts, ziekenhuis, thuiszorg, GGZ e.d.. Dat kan door pro-actief samenwerking te zoeken met partijen uit de keten (i.h.b. ziekenhuizen), als de inhoud en omvang van het HDI op orde zijn. Iedere andere schakel moet immers blind kunnen vertrouwen op het HDI. De ideale situatie is als het HDI een meerwaarde voor hen heeft. Zo kan HDI bijvoorbeeld zorg leveren aan ziekenhuizen, zowel poliklinisch als ambulant, waar die niet aan toe komen, maar wel horen te bieden. Het HDI is dan een oplossing voor hun probleem, maar ook een kwalitatieve toevoeging aan hun zorg en imago. 1. De operationele kosten laag te houden De eerste gelden die je verdient zijn de gelden die je niet uitgeeft. De inkomsten zullen de komende jaren onder druk staan. Als er al mogelijkheid tot groei bestaat, zal die uiterst beperkt zijn, omdat de zorgverzekeraars de hand op de knip houden. We moeten misschien wel uitgaan van een nullijn. Het is dan van belang de kostenkant zo laag mogelijk te houden, in het bijzonder van de overhead (o.a. huisvesting, directie, ondersteunende diensten als M&C). Dat vereist een kritische analyse en voortgaande monitoring van alle werkprocessen (o.a. door een controler), om zo efficiënt en effectief mogelijk te werken. Overwogen kan worden samen te gaan werken met andere IPSO therapeutische centra om overheadkosten te verminderen. 2. Maximale productie te leveren met behoud van kwaliteit Het HDI wil de inkomsten uit de patiëntenzorg optimaliseren zonder dat het ten koste gaat van de geleverde kwaliteit, twee zaken die op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Anno 2011 is afgesproken dat iedere therapeut gemiddeld zes cliënten per dag spreekt en in geval van een intake vijf. Vanwege de vele no-shows en de bezoeken aan huis, halen we het voorgenomen gemiddelde niet. We zullen een nieuwe aanpak dienen te bedenken om de impact van beide productie belemmerende fenomenen te beperken.
Beleidsplannen HDI
11
3. Het maximale te halen uit de jaarlijkse budgetbesprekingen met de zorgverzekeraars over omzet en tarieven. Zorgverzekeraars zullen meer en meer een regisserende rol vervullen binnen het theater van de zorg. Zij bepalen de aard van het stuk, wie de hoofd- en bijrollen krijgen en wie er buiten het gezelschap valt. De overheid houdt als producent op verre afstand een oogje in het zeil. Elke zorgverzekeraar legt andere accenten. Het HDI is sterk afhankelijk van de zorgverzekeraar en van diens plannen, en zal elk jaar opnieuw auditie moeten doen. De toezegging van AGIS dat het HDI jaarlijks met 20% mocht groeien gedurende een periode van 5 jaar (2008-2012) zal anno 2011 ondenkbaar zijn voor herhaling. Sterker, tijdens de recente budgetbesprekingen voor 2012 blijkt AGIS zich niet te willen/kunnen conformeren aan de gemaakte afspraak voor het laatste jaar. Om in de gunst te blijven van de zorgverzekeraars dient het HDI te weten voor welke stukken zij kiezen en welke acteurs zij op het oog hebben. Het beleid van de zorgverzekeraars op het terrein van de GGZ ligt in het verlengde van de overheid, en richt zich op verdere ontwikkeling van de 0e en 1e lijn en afbouw van de 2e lijn. Dat is voor het HDI ongunstig. Natuurlijk blijft 2e lijn zorg nodig en het HDI dient aan te tonen dat haar cliënten daarbinnen vallen en dat de resultaten uitmuntend zijn, ook in het kader van kosteneffectiviteit. De budgetten staan de komende jaren onder druk, dus de verdeling van middelen zal kritisch verlopen. Het HDI is sterk afhankelijk van de inkomsten via de zorgverzekeraars en kan alleen maximaal incasseren als het jaarlijks glansrijk de audities doorstaat. Dat vraagt om inleven in de voorliggende stukken en het leveren van topprestaties. 4. Extra inkomsten buiten de zorgverzekeraar om te verkrijgen uit bestaande en nieuwe activiteiten De sterke afhankelijkheid van de zorgverzekeraar maakt het HDI kwetsbaar. Vanuit financieel perspectief en wens tot risicospreiding, ligt het voor de hand na te denken over alternatieve inkomstenbronnen, waarbij in eerste aanleg de eigen kennis en kunde wordt ingezet. Voor de vuist weg: we zouden onze Minder Moe training in het Engels kunnen vertalen en wereldwijd kunnen aanbieden, tegen betaling per behandeling of in licentie. Dit is m.i. de allergrootste kans voor het HDI. Het biedt een enorme afzetmarkt van honderden miljoenen mensen. Verder zouden we onderzoek kunnen verrichten voor derden (b.v. verder ontwikkelen internettherapie) en scholing kunnen bieden aan het bedrijfsleven, m.n. de training ‘Vitaal Gevoel’ is interessant voor het (hoger) management. Daarnaast kunnen we nadenken over nieuw te ontwikkelen diensten en producten. 5. Inkomsten via fondsenwerving structureel en substantieel verhogen Het HDI heeft de al vele jaren de wens om te komen tot een situatie waarin kostendekkend werken bijna of geheel een feit is. Fondsenwerving zou dan niet meer voor de reguliere exploitatie nodig zijn, maar alleen voor (innovatieve) nieuwe projecten. De gewenste situatie lijkt door de financieel-economische malaise en ermee gepaard gaande bezuinigingen echter verder weg dan ooit. Het is reëler uit te gaan van het tegenovergestelde, namelijk dat fondsenwerving meer dan ooit nodig is om de reguliere exploitatie, mede met het oog op de nieuwe locatie in Bilthoven en daarmee samenhangende kosten, te dekken. Dat pleit voor intensivering van de fondsenwerving, om het financieel drijvend vermogen van het HDI te versterken. Dat zal een tour de force zijn in deze tijd van economische neergang en toenemende druk op de charitatieve markt, omdat ook andere maatschappelijke sectoren zoals welzijn, cultuur en ontwikkelingshulp vanwege bezuinigingen er een beroep op zal doen.
Beleidsplannen HDI
12
Patiëntenzorg Inleiding Psycho-oncologie of ook wel psychosociale oncologie behelst het vakgebied dat zich bezighoudt met de psychische en sociale aspecten van kanker en houdt zich derhalve bezig met de aspecten van kanker die verder gaan dan de medische behandeling. De psychosociale oncologie omvat het zeer brede scala aan psychosociale en psychologische hulp zoals die aan mensen met kanker en hun naasten gegeven wordt. De grondgedachte is dat mensen met kanker op een of andere manier distress ervaren tijdens enige fase van het ziekteproces. Uit een recent overzichtartikel betreffende onderzoeken uit de laatste veertien jaar blijkt dat op de lange termijn ernstige psychologische problemen voorkomen bij 8-38% van de mensen met kanker (Garssen en Visser, 2012 submitted). In de meeste onderzoeken wordt een daling van distress gevonden in de eerste drie tot zes maanden na behandeling, daarna blijft het niveau van distress over het algemeen stabiel. Dit betekent dat, indien er zes maanden na de behandeling nog ernstige distress bestaat, psychologische een psycho-oncologische behandeling gericht op het verminderen van deze distress overwogen kan worden. Wanneer er sprake is van ernstige distress bij diagnose en/of tijdens de medische behandeling kan psychologische ondersteuning geïndiceerd zijn. De psychosociale oncologie bestaat inmiddels zo'n 40 jaar. In deze periode is er langzaam maar zeker meer aandacht gekomen voor dit vaak verwaarloosde aspect van de zorg voor mensen met kanker en is de psychosociale oncologie geprofessionaliseerd. Psychosociale zorg in de oncologie omvat de volgende aspecten: 1) voorlichting en communicatie; 2) verlenen van basale psychosociale zorg, met specifieke aandacht voor psychosociale signalering; en 3) psychosociale interventies waaronder revalidatie (NPK 2010). Basale psychosociale zorg bestaat uit voorlichting, communicatie, beslissingsondersteuning, het bieden van emotionele steun en het signaleren van psychosociale problematiek. Deze zorg behoort tot het terrein van de medisch specialist, huisarts en (gespecialiseerde) verpleegkundige. Ze wordt gegeven tijdens het hele ziektetraject vanaf het eerste moment van het vermoeden van kanker. Verdergaande psychosociale interventies behoren op het terrein van het ziekenhuismaatschappelijk werk, geestelijke verzorging, psychologen en gespecialiseerde psycho-oncologische centra als het HDI. Psycho-oncologie onderscheidt zich van de ‘gewone’ GGZ op een aantal punten. Enerzijds ligt het onderscheid op het gebied van kennis van de zorgverlener. In de psycho-oncologie gaat het bij uitstek over het samenspel tussen de verschillende domeinen waarop de problematiek zich manifesteert: de somatische, sociale, psychologische en existentiële domeinen. Naast kennis van psychologische problematiek en diagnostiek dient de zorgverlener ook over basale medische kennis op het gebied van kanker en medische behandelingen te beschikken. Ook is kennis van de invloed en wisselwerking van de ziekte en/of medische behandelingen op stemming en persoonlijkheid noodzakelijk. Daarnaast dient men de organisatie van de medische zorg (die sterk verschilt van de GGZ) te kennen. En tenslotte moet de psycholoog existentiële vragen in de behandeling kunnen betrekken. Anderzijds ligt het onderscheid in de aard van de problematiek, die een andere werkwijze verlangt. Zo maakt het een verschil of een traumabehandeling zich richt op het verwerken van een trauma uit het (nabije) verleden of een trauma dat nooit helemaal voorbij is (kanker). Vanuit de aard van de problematiek richt de psycho-oncologie zich meer op acceptatie en leren omgaan met angsten en onzekerheid dan op verandering.
Beleidsplannen HDI
13
Door wie? In 1993 is in Nederland de NVPO (Nederlandse Vereniging voor Psychosociale Oncologie) opgericht, de beroepsvereniging voor professionals in de psychosociale oncologie. De NVPO is bedoeld voor psychosociale hulpverleners zoals psychologen, psychotherapeuten, psychiaters, maatschappelijk werkers, pedagogen en geestelijk verzorgers alsmede voor wetenschappelijk onderzoekers, managers, beleidsmedewerkers, artsen en verpleegkundigen werkzaam in of betrokken bij de psychosociale oncologie. De NVPO is bezig twee registers te vormen waarin gekwalificeerde psychologen en maatschappelijk werkers vermeld zullen worden. Psycho-oncologische zorg gegeven door ziekenhuismaatschappelijk werk, geestelijk verzorgers en (klinisch) psychologen en varieert van eenvoudige vormen van psychoeducatie en counseling tot gespecialiseerde psychologische behandelingen. De basiszorg hoort thuis in de ziekenhuizen, gespecialiseerde zorg door in de psycho-oncologie opgeleide psychologen en psychotherapeuten. Dit betreft een aantal eerstelijns psychologen en vrijgevestigde psychotherapeuten, de therapeutische centra van het IPSO (Instellingen voor Psychosociale Oncologie) en in zeer beperkte mate afdelingen of medewerkers van andere GGZ-instellingen, zoals PsyQ. IPSO, opgericht in 1997, is de brancheorganisatie voor instellingen voor psychosociale oncologie. In 2006 zijn onder deze koepelorganisatie twee verenigingen opgericht: IPSO Inloophuizen met 37 aangesloten zelfstandige vrijwilligers organisaties en IPSO Therapeutische centra, met 8 aangesloten organisaties. Het HDI is het oudste en grootste therapeutische centrum en fungeert als expertise centrum. De patiëntenzorg van alle therapeutische centra biedt gespecialiseerde psycho-oncologische zorg en valt derhalve onder de tweedelijns GGZ-zorg. Het gaat hierbij om mensen met kanker en hun naasten met zwaardere psychische klachten zoals angsten, depressies, fobieën al dan niet gecombineerd met persoonlijkheidsproblematiek. Hun hulpvraag dient met behulp van het DSM-IV-Tr-systeem geclassificeerd te kunnen worden. Overzicht van het vakgebied in de ziekenhuizen Waar de overheid en de zorgverzekeraars vinden dat de basis psychosociale zorg en de medische psychologie thuishoren in de ziekenhuizen, blijkt in de praktijk dat het aanbod van psychosociale zorg in de verschillende ziekenhuizen sterk varieert. Sommige ziekenhuizen (in de regio: St. Antonius, Meander, Gelderse Vallei) hebben behoorlijk opgetuigde afdelingen medische psychologie en/of maatschappelijk werk, waar algemene medisch-psychologische zorg wordt geboden. Anderen hebben nauwelijks psychosociale zorg in huis (UMCU) of maken plannen om deze zorg af te stoten/ te verzelfstandigen (Diakonessenhuis, afd. ZMW gesloten, afd. medische psychologie onder druk). Eerstelijns- engespecialiseerde tweedelijns psycho-oncologische zorg vindt men buiten de ziekenhuizen. Deze zorg maakt in de meeste ziekenhuizen (nog) geen deel uit van de Zorgpaden. In het UMCU is in 2011 gestart met het project Poli 8 waarin basis-psychosociale zorg worst geboden door geestelijke verzorging, ziekenhuis maatschappelijke werk, specialistisch verpleegkundigen oncologie en palliatieve zorg, fysiotherapie, dietetiek, bedrijfsarts, seksuoloog en als enige externe organisatie, het HDI. Ontwikkelingen op het vakgebied De psycho-oncologie wordt zowel beïnvloed door ontwikkelingen op het gebied van de (psycho)oncologie als op het terrein van de reguliere GGZ. Op beide vakgebieden zijn er zowel ontwikkelingen in de organisatie van de zorg als in de inhoud van de zorg.
Beleidsplannen HDI
14
Ontwikkelingen in de financiering en organisatie van de geestelijke gezondszorg. In het overkoepelende stuk Beleidsplannen 2012-2015 is een beeld geschetst van de (GGZzorg)wereld waarin het HDI zich bevindt. In deze schets wordt zichtbaar dat de inhoudelijke ontwikkelingen op het vakgebied (zowel in de GGZ als in de oncologische zorg) ondergeschikt lijken te worden aan de ontwikkelingen die te maken met de financiering en organisatie van de zorg. De vraag naar geestelijke gezondheidszorg blijft groeien. In 2009 steeg het aantal cliënten met bijna 9% ten opzichte van 2008. De omzet van de curatieve GGZ is hiermee navenant toegenomen. Vanwege deze ontwikkeling zijn de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de GGZ het belangrijkste aandachtspunt van overheid en zorgverzekeraars. Dit vertaalt zich in de praktijk in het opwerpen van drempels en het hierdoor beperken van de toestroom naar zowel eerste als tweedelijns GGZ. Er worden financiële drempels aangebracht, zoals het beperken van het aantal sessies in de eerstelijn van acht naar vijf. In de tweedelijn is op hetzelfde moment een eigen bijdrage van maximaal €200 ingevoerd. Daarnaast wordt de toegankelijkheid van de tweedelijns zorg beperkt door het begrip ‘Zorgzwaarte’ als onderscheidend te hanteren. Dit heeft zich in 2011 al vertaald in het van overheidswege schrappen van de DSM-classificatie Aanpassingsstoornissen uit het gehele verzekeringspakket. Bij de zorgverzekeraars zien we andere criteria: volgens hen schiet het DSM-classificatiesysteem tekort bij het bepalen van de zorgzwaarte (bijeenkomst Achmea in september 2011) en worden andere indicatoren geformuleerd, zoals het maatschappelijk en sociaal functioneren. AGIS/Achmea is twee jaar geleden gestart bij de zorginkoop met een onderverdeling in verschillende zorgmarkten (4), oplopend in zorgzwaarte. Het HDI heeft zich tot nu toe geprofileerd als een aanbieder op zorgmarkt 2: de markt voor zorg voor cliënten met een enkelvoudige/generalistische GGZ-vraag (incl. arbeidsgerelateerde GGZvraag), die in het algemeen binnen de eerstelijn of kortdurend binnen de tweedelijn1 behandeld kan worden.
IPSO In 2011 is het aantal therapeutische centra dat lid is van het IPSO gedaald tot vijf. Stichtingen Amarant en Les Vaux zijn belangstellend lid geworden, omdat ze niet voldoen aan de eisen zoals vastgelegd in het reglement en ook geen plannen hebben in die richting. De ontwikkelingen in de financiering van de zorg hebben hun weerslag. De Dr. LeShanStichting bleek te klein om zelfstandig te kunnen blijven en met behoud van eigen naam overgenomen door De Vruchtenburg. Hiermee is er één aanbieder in de regio ZuidHolland. Eind 2011 is hetzelfde probleem voor het Taborhuis in Groesbeek aan de orde en is overleg gaande over een overname door het HDI. Als deze overname een feit is zal er één aanbieder in de regio’s Midden en Zuidoost Nederland zijn.
Roparuncentra De stichting Roparun heeft de stichting Roparuncentra eind 2011 de opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken voor het oprichten van minimaal tien ‘Roparuncentra’ verspreid over Nederland, waarvan in ieder centrum een therapeutisch centrum de kern vormt waar omheen een aantal zorgaanbieders, variërend van een inloophuis, een reintegratiebureau, fysiotherapie tot haarwerker en prothesecentrum zich groeperen. De opzet is om te werken met een tweetal preferred suppliers, waarvan het HDI gevraagd is er een te zijn.
1
AGIS, Naar een gedifferentieerde aanpak sept 2010
Beleidsplannen HDI
15
Richtlijnen In 2010 de landelijke richtlijn ‘Detecteren behoefte psychosociale zorg’ verschenen. Deze richtlijn behelst de signalering van distressen eventuele verwijzing voor alle volwassen kankerpatiënten die zorg ontvangen in een ziekenhuis. De ‘Lastmeter’, in de versie zoals gevalideerd door Tuinman et al, wordt als eerste keuze aanbevolen.2 Deze dient in alle ziekenhuizen geïmplementeerd te worden als onderdeel van het zorgtraject van kankerpatiënten. De invoering van een signaleringsinstrument heeft onder andere als implicatie dat betrokken medewerkers kennis dienen te hebben van de verwijsmogelijkheden in de regio. Uit onderzoek naar het gebruik van de Lastmeter blijkt overigens dat aantal externe verwijzingenniet direct zou toenemen, wel wordt gerichter verwezen. De implementatie van de Lastmeter maakt in steeds meer ziekenhuizen deel uit van een omvattender aanpak waarin de oncologische zorg binnen de ziekenhuizen steeds meer wordt vormgegeven in de vorm van ziektegerelateerde Zorgpaden. De expliciete aandacht voor psychosociale zorg in deze Zorgpaden wisselt per ziekenhuis en per kankersoort. Een Zorgpad betreft het traject binnen het ziekenhuis. Wanneer ook de zorg buiten het ziekenhuis deel uitmaakt van een Zorgpad, spreken we van zgn. ketenzorg. Helaas stopt een Zorgpad in veel gevallen bij de grens van het ziekenhuis. Met de komst van deDOT’s3 zou hierin verandering moeten komen. Het ziekenhuis wordt dan mede verantwoordelijk voor het eerstelijns aanbod. Waardoor een verbeterde oncologische zorgketen ontstaat tussen de eerste en tweede lijn. Met de goedkeuring vannog 2 andere richtlijnen in de afgelopen 3jaar4, waarin psychosociale zorg een belangrijke plaats inneemt lijkt de inzet van psychosociale zorg (op papier) meer vanzelfsprekend en gangbaar geworden. Helaas gaan de keuzes die gemaakt worden in de financiering van de psychosociale en psychologische zorg hiermee niet gelijk op.
Zelfmanagement Onderdeel van richtlijnen is ook dat gestimuleerd moeten worden en over ondersteunende hulpmiddelen dienen te beschikken om zelf de (organisatie van) zijn/haar zorg in handen te nemen. De kwaliteit van leven van patiënten neemt toe als zij, samen met de mensen om hen heen, zelfstandig goed onderbouwde keuzes kunnen maken over hun ziekte en de behandeling daarvan. Het KWF formuleert het als volgt in haar Beleidsvisie 2011-2014: ‘de patiënt wordt regisseur van zijn eigen behandeling.’ Middels de website KankerNL wil zij in samenwerking met andere partijen in de oncologie een nieuwe en complete digitale ingang bieden voor informatie, ontmoetingen (ehealth) diensten op het terrein van kanker. Ook worden Zelfmanagementprogramma’s ontwikkeld. Het Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement (LAZ), heeft in 2010, middels een door het NCPF-CBO geleide werkgroep Zelfmanagement in de oncologie een rapport heeft uitgebracht waarin een aantal aanbevelingen staan. De werkgroep adviseert om als eerste een instrument voor het maken een individueel zorgplan te ontwikkelen en een instrument voor zgn shared decision making. Op dit moment worden een aantal van dergelijke instrumenten in de markt gezet of maken deel uit van een onderzoeksproject. Zo is Care Companion, een door Sanofi-Aventis i.s.m. het Academisch Ziekenhuis Maastricht ontwikkeld digitaal patiëntendossier waarin patiënten inzicht in hun persoonlijke zorgtraject opgezet. Irma Verdonck-de Leeuw, hoogleraar aan het VUMc is gestart met Oncokompas, een (onderzoeks)website die de patiënt helpt een beeld te maken van hun kwaliteit van leven door te kijken naar leefstijl, fysiek, psychisch en sociale functioneren en levensvragen en dit te koppelen aan concrete stappen die men kan nemen om de kwaliteit van leven te 2 Bij een score van >5 hierop dient samen met de patiënt te worden nagegaan op welk vlak problemen liggen en wordt de behoefte en wenselijkheid gepeild om gespecialiseerde hulp in te zetten. 3 DOT=DBC Op weg naar Transparantie 4 ‘Detecteren van behoefte aan psychosociale zorg’, ‘Herstel na kanker’ en ‘Oncologische revalidatie’
Beleidsplannen HDI
16
verbeteren voor de gebieden waarop iemand wil revalideren. Judith Prins, hoogleraar Medische Psychologie in Nijmegen, ontwikkelt een zelfmanagementprogramma voor vrouwen met borstkanker ‘BREATH’ , waarin ook verwerking een plaats heeft. Verder zijn in de oncologie zijn met name websites actief die patiënten informatie bieden op het gebied van informatie en psycho-educatie. Het NFK heeft een uitgebreide website voor patiënten, en onlangs is toegevoegd de website ‘Toekomst na kanker’, een initiatief van het IKNL) Deze website biedt informatie over de mogelijkheden voor ondersteuning en begeleiding voor mensen met kanker, vooralsnog in een beperkt aantal regio’s.
E-health Geheel nieuw op de zorgmarkt en instellings- en regio-overstijgend zijn diverse vormen van E-health. E-health wordt gezien als een van de belangrijke pijlers voor het betaalbaar en toegankelijk houden van de (geestelijke) gezondheidszorg voor een grote groep patiënten. Initiatieven in de somatische zorg variëren van een zgn ‘twitter-spreekuur’ en andere vormen van patiëntcontact via internet5 tot zelfhulp en – management programma’s zoals bijv. een zelftest waarmee het risico op erfelijke borstkanker of erfelijke darmkanker getoetst kan worden. Eerder werden al een aantal andere toepassingen op het gebied van zelfmanagement beschreven. Ook op het gebied van psychologische behandelingen zijn internetinterventies in de GGZ effectief gebleken en goed inpasbaar in een individueel behandelplan. Zo zijn er preventieve (zelfhulp)programma’s als “Grip op je dip” voor mensen met een lichte depressie en het door het HDI ontwikkelde “Minder Angst bij Kanker” tot meer psychotherapeutische behandelprogramma’s zoals door Interapy, Minddistrict en IPPZ ontwikkeld of het specifiek voor vermoeidheid bij kanker ontwikkelde “Minder Moe bij Kanker” van het HDI. De overheid en zorgverzekeraars zegt een dergelijk online aanbod stimuleren, al is het vooralsnog onduidelijk op welke wijze. Een klein begin is het verlagen van de eigen bijdrage in de eerstelijn voor e-health. In de psycho-oncologie zijn nog nauwelijks therapeutische interventies ontwikkeld naast voornoemde HDI-programma’s en het door Judith Prins ontwikkelde zelfmanagementprogramma BREATH. In Amsterdam bevindt het eerder genoemde Onco-kompas zich nog in de onderzoeksfase en is daardoor nog niet breed inzetbaar. Wel is bekend dat vanuit diverse hoeken plannen zijn voor internetinterventies, zowel op het gebied van de psycho-oncologie als op het gebied van mindfulness.Zo is het Kenniscentrum voor chronische vermoeidheid in Nijmegen een onderzoek naar een online aanbod voor CGT voorchronische vermoeidheid na kanker aan het ontwikkelen. Het WKZ/UMCU zegt een internetinterventie voor chronische vermoeidheid te willen opzetten. Het IDC wil een online-aanbod ontwikkelen voor overlevenden van jeugdkanker. De verwachting is dat er het aantal online interventies voor mensen met kanker de komende jaren sterk zal toenemen.
Fysieke oefenprogramma’s Fysieke training blijkt het herstel na kanker aantoonbaar te bevorderen. Fysieke inspanning helpt ook bij stemmingsklachten (zie Richtlijn Depressie). Daarom heeft het HDI de afgelopen tien jaar intensief samengewerkt met het revalidatiecentrum de Hoogstraat in Utrecht in de opzet en uitvoering van het programma Herstel en Balans. Dit revalidatieprogramma wordt niet gefinancierd vanuit de basisverzekering vanwege het feit dat de psychosociale component in bovenstaand onderzoek niet evidence based bleek. De behoefte van patiënten aan een psychosociaal gedeelte als onderdeel van een intensief fysiek trainingsprogramma was onduidelijk. Tegelijkertijd werd het als gevolg van de implementatie van de richtlijn ‘Herstel na kanker’ mogelijk om een revalidatieprogramma na kanker te financieren vanuit de DBU’s, een met de DBC’s vergelijkbare structuur in de revalidatiezorg. Een revalidatiearts dient een indicatie voor een dergelijk programma te 5
Nederlandse Vereniging voor e-Health (NVEH) ontwikkelt een aantal projecten oa ism met de KNMG
Beleidsplannen HDI
17
stellen. Naar aanleiding hiervan werd in samenwerking met het revalidatiecentrum de Hoogstraat in 2011 een nieuwe vorm van oncologische revalidatie gestart met een met Herstel en Balans vergelijkbaar fysiek trainingsprogramma. Nieuw is dat patiënten kunnen kiezen om geen, een of beide psychosociale modules die worden aangeboden te volgen: ‘Werken aan verwerking’ en ‘Weer aan het werk’. Deze psychosociale modules worden begeleid door therapeuten van het HDI. In 2011 konden zes groepen volgens deze nieuwe opzet starten, waarin de behoefte van patiënten aan een psychosociale component in het programma duidelijk werd: het merendeel van de deelnemers koos voor minimaal een van de twee psychosociale modules, terwijl een substantieel aantal voor deelname aan beide modules koos. Fysieke training helpt niet alleen tegen vermoeidheid bij patiënten met kanker tna afloop van de behandeling maar ook tijdens de behandeling concludeert Miranda Velthuis in haar PACTstudie, een wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van lichaamsbeweging tijdens de behandeling van borst- of darmkanker (2010).
Evidence Based Zorg Zoals ook in het Jaarplan Wetenschappelijk Onderzoek is aangegeven is het vakgebied van psychosociale zorg de afgelopen jaren sterk geprofessionaliseerd zowel wat betreft de klinische praktijk als wetenschappelijk onderzoek. Wel blijkt de methodologische kwaliteit van veel studies laagen werd geconstateerd dat de evidentie voor de effectiviteit van psychooncologische interventies vooralsnog beperkt is. Desalniettemin laat een meerderheid van de studies een gunstig effect zien van psycho-oncologische interventies een jaar na de diagnose (Ranchor) op specifieke psychologische problemen zoals vermoeidheid, depressie en kwaliteit van leven. Geen van de studies laat een negatief effect zien van de interventies Daarnaast werd gevonden dat psychologische interventies effectief zijn in het verminderen van depressieve symptomen bij patiënten met kanker ineen vergevorderd stadium (Akechi). Goedendorp et al.(2009) laten zien dat interventies, die speciaal zijn ontwikkeld om vermoeidheid te verminderen, effectiever zijn in het verminderen van vermoeidheid dan interventies die niet specifiek daarop gericht zijn. Deze uitkomsten ondersteunen de veronderstelling dat bij bepaalde psychische problemen bij kanker specifieke interventies zinvol en geïndiceerd zijn. In 2011 verscheen het rapport ‘Psycho-oncologie helpt’, een verslag van een evaluatie onderzoek, uitgevoerd bij de (toen nog) zeven bij het IPSO aangesloten therapeutische centra. In dit onderzoek is de gespecialiseerde psycho-oncologische zorg in Nederland in beeld gebracht en blijkt dat er een aantoonbare verbetering na behandeling te constateren is. Een andere belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat het klachtenniveau bij aanmelding van zowel patiënten als partners(even) hoog is. De uitkomsten van dit onderzoek versterken de positie van de gespecialiseerde psychooncologische zorg. Immers, zowel overheid als zorgverzekeraars vragen bewijs voor de kwaliteit en een positief effect van behandelingen op patiëntniveau (ROM) en op instellingsniveau (benchmarking). Als gevolg van de hiervoor geschetste ontwikkelingen in de GGZ wordt het bieden van kortdurende zorg gestimuleerd. Dit brengt met zich mee dat het focus verschuift van meer probleemgerichte behandelingen naar behandelingen die cliënten stimuleren en ondersteunen om actief naar mogelijke oplossingen te zoeken en deze uit te proberen. Naast zelfmanagement en zelfhulpprogramma’s die patiënten zonder enige begeleiding kunnen volgen zullen steeds meer ‘blended care’ behandelingen worden aangeboden. Dat wil zeggen een gecombineerde behandeling van face to face contact, online behandeling en zelfhulpmodules. Daarnaast zien we een ontwikkeling naar meer op acceptatie gerichte behandelingen, zoals
Beleidsplannen HDI
18
mindfulness (Mindfulness Based Stress Reduction en Mindfulness Based Cognitieve Therapie) en Acceptance and Commitment Therapie. Beide invalshoeken sluiten uitstekend aan bij de psycho-oncologische behandelingen waarin acceptatie van de gevolgen van de ziekte en het vinden van oplossingen voor het leven met beperkingen standaardtot de doelstellingen behoren. Toekomst vakgebied
Ontwikkelingen in de organisatie en financiering van de zorg Gezien de hiervoor geschetste ontwikkelingen waarin bevriezing, cq. beperking van de toestroom naar tweedelijns GGZ (en idem in de somatische zorg) werd beschreven, zal de nadruk steeds meer liggen op‘zelfmanagement’6, ‘community care’ (d.w.z. de brug tussen zorg en welzijn)7en op versterking van kortdurende eerstelijnszorg. Een goedkopere ‘basisGGZ’, bestaande uit generalistische en kortdurende zorg zal groeien ten koste van de tweedelijns zorg, welke zich steeds meer zal richten op zware problematiek. Het gaat in deze ‘basis-GGZ’ om ongeveer 400.000 cliënten per jaar, met lichte tot matige enkelvoudige problematiek, die een DSM-classificatie hebben, met een gemiddelde tot hogeGAF-8score, een goed sociaal netwerk en een grote kans op genezing/herstel van de klachten. Deze groep kan kort (maximaal 12 gesprekken) behandeld worden. Deze omschrijving komt aardig overeen met de door AGIS/Achmea omschreven productgroep Zorgmarkt 2, waaronder het zorgaanbod van het HDI valt. De consequenties hiervan zijn op dit moment volkomen onduidelijk, al lijkt het voorstelbaar dat de behandelduur in tijd beperkt wordt en dat er financiële consequenties zullen zijn. Dit betekent dat het ondermeer aan de psychooncologische centra is om de specificiteit van haar zorg zo expliciet mogelijk te beschrijven en hiermee samenhangend de zorgzwaarte bij haar patiënten aan te tonen. Daarnaast zullen ook de psycho-oncologische centra voor een deel van hun populatie, naast tweedelijns zorg, ook eerstelijns zorg moeten gaan bieden. De verwachtingen over het aantal cliënten dat onder deze eerstelijnszorg zal vallen variëren van 15 (vanuit de zorgaanbieders) tot 50% (zorgverzekeraars). Het aanbieden van eerstelijns zorg vereist een andere organisatie dan we tot op heden gewend zijn. Ook hangt er een ander kostenplaatje aan. Een complicerende factor is dat Agis/Achmea vooralsnog geen gelijktijdig aanbod van eerste- en tweedelijns zorg willen ondersteunen, terwijl andere zorgverzekeraars als Menzis, VGZ en CZ dit juist zeggen te stimuleren.
Ontwikkelingen in (psycho)oncologie Zeker is dat de incidentie van kanker in de komende decennia stijgen, niet alleen door de vergrijzing maar ook bij relatief jongere mensen. Ook zal het aantal mensen dat kanker overleeft toenemen, evenals het aantal patienten dat lange tijd met uitgezaaide kanker leeft. Dit betekent dat de behoefte aan hulp bij het verwerken van de ziekte eerder toeneemt dan afneemt. Dit betekent dat kanker voor een groot aantal patiënten een chronische ziekte wordt. Leven met een chronische ziekte vraagt vaak –naast een langdurig medisch traject- grote psychologische aanpassingen van patiënten, hun naasten en de werksituatie. De toepassing van ‘stepped care’ wordt daarmee nog belangrijker, samen met een goede signalering en indicatiestelling: wie heeft voldoende aan een zelfmanagementprogramma, wie komt in aanmerking voor een kortdurende eerstelijns behandeling en voor wie is een tweedelijns psycho-oncologische behandeling geïndiceerd? Ook begeleiding bij terugkeer naar het werk en eventuele aanpassingen in werkinhoud of –omstandigheden dient voor (een aantal van) 6
Psycho-educatie en versterking van coping en regie Er zorg voor dragen dat cliënten bij hun herstel gebruik gaan maken van de hulpbronnen in de eigen omgeving (aanbod vanuit de WMO en het lokaal gezondheidsbeleid van gemeenten) 8 Puntsgewijze weergave van niveau van dagelijks functioneren 7
Beleidsplannen HDI
19
deze chronische patiënten beschikbaar te zijn, willen zij maatschappelijk kunnen blijven functioneren. Bij de signalering zal de Lastmeter de komende jaren een steeds grotere rol spelen. Zij zal in meer ziekenhuizen geïmplementeerd worden en het plan is dat ook de huisartsen er gebruik van kunnen maken. Tegelijkertijd staat de psychosociale zorg in de ziekenhuizen op veel plaatsen onder druk en wordt contact met externe aanbieders gezocht. Om te zorgen dat de psycho-oncologische zorg bereikbaar blijft en wordt voor patiënten is het zinvol om deze zorg steeds meer te verankeren in de zorgpaden die in de ziekenhuizen ontwikkeld worden. De financiering van fysieke trainingsprogramma’s na de behandeling staat onder druk. In 2012 kan de Hoogstraat jaarlijks vier in plaats van zes training oncologische revalidatie aanbieden, waardoor een onaanvaardbaar lange wachtlijst dreigt te ontstaan. Ook andere individuele vormen van oncologische revalidatie onder begeleiding van een fysiotherapeut worden moeilijker bereikbaar. Patiënten die niet aanvullend verzekerd zijn moeten vanaf dit jaar de eerste twintig fysiotherapeutische sessies zelf betalen. Bij de formulering van ons eigen aanbod in de nieuwbouw dient hiermee rekening te worden gehouden en mogelijkheden voor financiering onderzocht te worden.
Conclusie Gezien de bovengenoemde ontwikkelingen in de GGZ en de psycho-oncologie is duidelijk dat de behoefte aan psycho-oncologische hulpverlening eerder zal toenemen dan krimpen. Binnen de oncologie en de GGZ is er draagvlak, al verschillen de keuzes die verschillende partijen maken. Duidelijk is dat de zorgverzekeraars voor 2012 hebben gekozen voor continuering van deze zorg. Wel zijn er essentiële verschillen: zo kiezen Menzis en VGZ/CZ voor overheveling in vijf jaar van 65% van het huidige tweedelijnsbudget naar de eerstelijn, terwijl AGIS/Achmea de nadruk legt op het kunnen aantonen van de zorgzwaarte en daarmee het primaat bij de tweedelijns zorg legt. Ook zij benadrukken dat de gevolgen van de bezuinigingen de komende jaren ook voor de gespecialiseerde psycho-oncologie voelbaar worden. De overname binnen het IPSO van twee kleine centra door de twee grootste organisaties betekent dat schaalvergroting een mogelijke oplossing is om te overleven en goede kwaliteit en diversiteit te kunnen blijven bieden. Ook het plan van de Stichting Roparun sluit hierbij aan. Plannen voor 2012-2015 De patiëntenzorg is de ‘core-business’ van het HDI. Jaren hebben we ingezet op groei om kostendekkend te kunnen werken. Deze groei is per 2012 gestopt. Komend jaar kunnen we nog enigszins groeien, maar de verwachting is dat vanaf 2013 er geen groei in budget meer zal zijn, maar dat mogelijk een beperking in ons tweedelijns budget te verwachten is. In de eerstelijn is vooralsnog geen beperking in budget, al is het hierbij de vraag hoe lang dit zal duren. We moeten er rekening mee houden dat een deel van ons budget zal worden overgeheveld naar de eerstelijn en dat we naast een beperktere tweedelijns zorg ook eerstelijns zorg gaan aanbieden. Dit brengt zowel financieel als organisatorisch grote veranderingen met zich mee.
HDI-Tweedelijn Aangezien de populatie die in dit segment geholpen mag worden met zwaardere problematiek te kampen heeft is het doen van goede psychodiagnostiek noodzakelijk. Voor deze groep cliënten zijn goed opgeleide therapeuten nodig. Het huidige Team Patiëntenzorg is in staat om zelfstandig of onder supervisie deze groep cliënten te (blijven) behandelen.
Beleidsplannen HDI
20
Het feit dat twee therapeuten deelnemen aan de opleiding Psychotherapie is hierbij positief. Het aanbod van een parttime GZ-opleidingsplaats samen met het Taborhuis en een mogelijke eigen GZ-opleidingsplaats passen in zowel verdere professionalisering van de tweedelijns zorg (psychodiagnostiek) als de uitbreiding naar de eerstelijn. Ondanks het feit dat Agis/Achmea (persoonlijke mededeling) een uitbreiding naar andere doelgroepen niet adviseert, lijkt het toch een optie om bij psychologisch zwaardere problematiek ook cliënten van andere doelgroepen aan te nemen. De vragenlijsten van Cliënt in Zicht zijn inmiddels ook beschikbaar voor andere doelgroepen. Er wordt hierin echter een conservatief beleid gehanteerd, gezien de complexiteit van de huidige ontwikkelingen in de financiering en de omschrijving van de mogelijke doelgroepen.
HDI-Eerstelijn Om groei mogelijk te blijven maken en minimaal ons huidige totaal budget te behouden lijkt het onafwendbaar om een aanbod in de eerstelijn te gaan formuleren. Wat dit betekent voor onze financiering moet worden doorgerekend9. Het huidige therapeutenteam is op dit moment beperkt in staat om dergelijke zorg te bieden. Deze zorg mag officieel alleen door (minimaal) GZ-psychologen worden aangeboden, van wie er maar een paar deel uitmaken van team. Het is de moeite waard uit te zoeken of hierop uitzonderingen mogelijk zijn10. Daarnaast vraagt het voor sommige therapeuten bijscholing in het bieden van (zeer) kortdurende behandelingen. Ook organisatorisch zal dit veranderingen met zich meebrengen, aangezien eerstelijns zorg in de omgeving van de cliënt dient te worden aangeboden. Ook moet duidelijke criteria worden beschreven voor de indicatiestelling voor een eerste- of tweedelijns behandeling. Een en ander zal de komende maanden moeten worden uitgewerkt.
HDI-online Zowel in de eerste- als in de tweedelijn is de inzet van online behandeling en begeleiding volop in ontwikkeling en is zoals hiervoor beschreven het aanbod nog beperkt. Het HDI heeft op dit moment een voorsprong op het gebied van de psycho-oncologie en mindfulness. Het is dus voor de hand liggend dit aanbod te intensiveren en uit te breiden. ‘Online Abroad’ is een van de projecten. Gezien de invloed die marketing heeft op het aantal aanmeldingen zal moeten worden nagegaan wat hiervoor de meest efficiënte en haalbare vorm is. Ook met het (zelf)hulp programma ‘Minder Angst bij Kanker’ lijkt het HDI een primeur te hebben. In 2012 wordt samen met de afdeling WO onderzocht in welke vorm dit programma het best kan worden aangeboden: als zelfhulpprogramma en dan mogelijk gefinancierd in het kader van ‘geïndiceerde preventie’ of als een begeleide cursus in de eerstelijn. Daarnaast kunnen modules uit dit programma worden aangeboden als een vorm van ‘blended care’, d.w.z. een combinatie van face to face en online behandeling, zowel in de eerste- als in de tweedelijn. Het ziet er naar uit dat de tijd gaat dringen. Eerder werd beschreven welk ander aanbod er ontwikkeld wordt, dat zich nu nog in een onderzoeksfase bevindt. Wil het HDI haar voorsprong behouden dan zullen we meer behandelingen geschikt moeten maken voor een online behandeling. Een begeleid online-programma ‘Leren leven met kanker’ zou (inhoudelijk vrij eenvoudig naar voorbeeld van onze basiscursus) ontwikkeld kunnen worden als een eerstelijns zorgproduct, waardoor het voor een brede groep patiënten bereikbaar is met als bijkomend voordeel dat een lagere eigen bijdrage van €50 betaald hoeft te worden. De Maalstroom online in de vorm van www.minderstressbijkanker.nl is nagenoeg klaar om online aangeboden te worden.
HDI-in het ziekenhuis De komende jaren zal in de ziekenhuizen de zorg bij specifieke ziektes steeds meer lopen via 9 10
Een sessie in de tweedelijn levert nu in F-parameters €96 op tegenover €85 in de eerstelijn. Hierover wordt geen duidelijke uitspraak gedaan op de websites van het NIP, LVe en zorgverzekeraars.
Beleidsplannen HDI
21
Zorgpaden en zal signalering van psychosociale problematiek vaker plaatsvinden met behulp van de regelmatig afname van de Lastmeter. Beide ontwikkelingen zijn voor het HDI een kans om haar zorg meer structureel ingebed te krijgen in de keten. Zo lijkt een ‘Zorgpadenproject’ in navolging van een dergelijk project door de Vruchtenburg in het Maasstadziekenhuis in Rotterdam te overwegen en te onderzoeken of een dergelijk project in de regio Utrecht ook door de stichting Roparun gefinancierd kan worden. Benodigde documentatie voor de uitvoering van een dergelijk project is beschikbaar. Met een dergelijk initiatief wordt enerzijds de structurele aandacht voor psychosociale zorg tijdens de behandeling veilig gesteld, anderzijds kan hiermee de continuïteit van psychosociale zorg gewaarborgd worden door het (op termijn ook eerstelijns- en) tweedelijns aanbod van het HDI in Zorgpaden op tenemen11.
Plannen voor 2012
Andere doelgroepen Mondjesmaat biedt het HDI haar zorg aan andere doelgroepen aan. Dit betreft patiënten en hun naasten met ALS, COPD, Divisie Hart/Longen (Longtransplantatie, Interne Cardio Defribilator (ICD), Cystic Fybrose). Behalve bij COPD betreft het in alle gevallen een meer structurele samenwerking, waarin met afdelingen of een arts uit een ziekenhuis/revalidatiecentrum wordtsamengewerkt.12 Met het Diakonessenhuis (COPD) zal in de loop van 2012 worden overlegd over de aard en mogelijke voortzetting van de samenwerking. Gezien de ontwikkelingen in de GGZ en de nadruk de de zorgverzekeraars leggen op de ziekenhuizen als aanbieder van medische psychologie zal het HDI zich in 2012 niet proactief inzetten voor een uitbreiding naar andere doelgroepen, maar een conservatief beleid voeren.
Samenwerking De patiëntenzorg van het HDI heeft verschillende samenwerkingspartners: in de uitvoering van de zorg betreffen dit De Hoogstraat op het gebied van de oncologische revalidatie, het UMCU in het project Poli 8 en de afdeling DH&L. Op het gebied van netwerken en beleid in de regio zijn dit het IKNL als netwerkorganisatie in de oncologie, de netwerken Palliatieve Zorg in de regio, de stichting Care for Cancer. Op het gebied van scholing betreft dit de Rinogroep, het opleidingscentrum van het UMCU, ism de Hogeschool Utrecht en het Transmuraal netwerk Midden-Nederland. De samenwerking met revalidatiecentrum de Hoogstraat op het gebied van de oncologische revalidatie door het aanbieden van een nieuw modulair programma lijkt een succes en zal in 2012 worden voortgezet. Helaas wordt bezuinigd op de frequentie van dit programma en zullen in 2012 vier groepen draaien. De Hoogstraat onderzoekt andere financieringsmogelijkheden om toch zes groepen te kunnen aanbieden. Het ligt in de planning om dit jaar in een artikel verslag te doen van de nieuwe opzet. Tot april 2012 draait op de afdeling Medische Oncologie en Hematologie van het UMCU het project ‘Poli 8, psychosociaal spreekuur’, samen met het ziekenhuismaatschappelijk werk en de geestelijke verzorging. In de loop van 2012 zal worden beslist over de voorzetting van Poli 8. Vooralsnog wordt het project door de betrokken partijen als een succes gezien. Er is echter nog geen overeenstemming over de financiering van het Polispreekuur vanaf april 2012. Eind maart 2012 moet een nieuw plan voorliggen. Het project Samenwerking HDI-DH&L wordt in 2012 voortgezet. Twee HDI-psychologen zullen dit jaar in totaal 2 uur per week op het UMCU afd DH&L aanwezig zijn bij MFO’s, voor het doen van diagnostiek en klinische visites. Wanneer een patiënt een geschikte hulpvraag 11 12
Info: workshop M. Remie ‘Er Zijn, ook in de keten’, over oa Zorgpaden, IPSO-therapeutendag 27-01-2012 Afdeling Hart/Longen UMCU, longarts Diakonessenziekenhuis en revalidatiecentrum de Hoogstraat
Beleidsplannen HDI
22
heeft zal deze verder via het HDI behandeld worden. Een aanvraag voor financiering van nog eens twee uur per week, waarin met name meer structurele diagnostiek van C.F. patiënten kan worden gedaan, ligt bij het MT van DH&L. In de loop van de eerste helft van 2012 zal de overname van het Taborhuis verder vorm krijgen en zal de samenwerking tussen de twee teams nader uitgewerkt worden.
Implementatie Zorgprogramma In de eerste helft van 2012 zal het Zorgprogramma “Leren leven met kanker, met kanker het leven leren”, psychologische behandeling in de oncologie in concept af zijn. De nieuwe ontwikkelingen in de financiering van de zorg zullen in dit programma terug te vinden zijn. Het programma zal leidraad (voor zover dit al niet zo is) worden bij de vormgeving en organisatie van de patiëntenzorg. Het zal besproken worden in het Groot Teamoverleg, het zal deel uitmaken van de functioneringsgesprekken, leidraad in besprekingen in Kleine Teams. Ook naar buiten toe zal dit programma worden gepresenteerd. Hiervoor zal in samenwerking met de afdeling M&C een concreet plan worden gemaakt.
Implementatie IPPZ In 2012 is de overstap van Studio 2 naar IPPZ rond. De therapeuten die werken met Minder Moe zullen worden ingewerkt in dit nieuwe systeem. Tevens zal worden bekeken hoe wij meer gebruik kunnen maken van het overige aanbod van IPPZ13, afgestemd op onze plannen voor e-health.
Implementatie ‘Minder angst bij kanker’ Minder angst bij kanker zal in 2012 als pilot worden aangeboden in twee varianten: als zelfhulpvariant en als (een onderdeel van)een reguliere behandeling (blended care).Deze pilot zal na een half jaar worden geëvalueerd en vervolgens zal op basis van de uitkomsten algemeen beleid worden gemaakt voor het hele team. Zodra duidelijk is wanneer met de modules gewerkt kan gaan worden zal hiermee gestart worden.
HDI eerstelijn en HDI tweedelijn In 2012 zal enige vorm van eerstelijns zorg door het HDI worden opgezet. Daarnaast zal in de vorm van verdere psychodiagnostiek de zorgzwaarte van de aangemelde cliënten worden onderzocht. Het voornemen is om in het aanmeldingstraject van Mindermoe een persoonlijkheidsvragenlijst op te nemen om zo de zorgzwaarte te bepalen en middels onderzoek na te gaan of de kans op voortijdig afhaken bij te voorspellen is aan de hand van een bepaald persoonlijkheidsprofiel.
13
Wachttijdverkorting (Bron Website IPPZ)
In de GGZ-instellingen van Nederland is er al jarenlang sprake van lange wachttijden voor intakes en behandeling. Gemiddeld moet een patiënt die zich voor een behandeling aanmeldt 7 weken wachten op het eerste gesprek met een hulpverlener, de zogenoemde aanmeldings-wachtfase. Na het eerste gesprek begint de beoordelings-wachtfase, waarin diagnostiek en indicatiestelling plaatsvindt. Deze periode eindigt bij de start van de behandeling en duurt gemiddeld 15 weken*. Deze cijfers betekenen dat de patiënt vanaf het moment dat hij/zij de stap naar hulp neemt bijna een half jaar op daadwerkelijk hulp moet wachten. Deze (te) lange wachttijd kan eenvoudig verkort worden. Door patiënten toegang te geven tot de mijnTherapie portal kunnen zij alvast een start maken met de intake en diagnostiek. Zij kunnen op de portal bijvoorbeeld al vragenlijsten invullen, hun levensverhaal opschrijven of andere relevante informatie noteren. Hierdoor kan een groot gedeelte van de intake- en diagnostiekactiviteiten al plaatsvinden terwijl de patiënt nog op de wachtlijst staat.
Beleidsplannen HDI
23
Wetenschappelijk onderzoek Inleiding Wetenschappelijk onderzoek is de systematische en verifieerbare studie van onderzoeksvragen door toetsing van hypotheses volgens gangbare methoden als literatuurstudie, het uitvoeren van experimenten of het doen van veldstudies. Het doel van sociaal wetenschappelijk kan zijn algemene principes van menselijk gedrag te ontdekken, maar het doel kan ook zijn om kennis te genereren die toepasbaar is in de praktijk van bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Het wetenschappelijk onderzoek van het HDI is erop gericht een concrete bijdrage te leveren aan de verbetering van de psychosociale hulpverlening aan mensen met kanker. We streven naar optimale zorg voor mensen met kanker door onderzoek naar werkzame elementen binnen de therapie, tevredenheidsonderzoek, en effectstudies. Daarbij draagt onderzoek in nauwe samenwerking met patiëntenzorg bij aan ontwikkeling en innovatie. Ontwikkelingen Het vakgebied van psychosociale zorg is sterk geprofessionaliseerd zowel wat betreft de klinische praktijk als het onderzoek (Jaspers & van Middendorp, 2010 Hoofdstuk 11). Er zijn inmiddels zeer veel effectstudies gedaan in de psycho-oncologie en gelukkig is de methodologische kwaliteit van het onderzoek in psycho-oncologie het laatste decennium sterk verbeterd. Daar staat wel tegenover dat in een recent Cochrane review over effect van interventies in de psycho-oncologie vanaf een jaar na diagnose werd geconstateerd dat er slechts 6 van de 12 artikelen van voldoende hoge kwaliteit waren. Onderzoek waarin vooraf wordt gescreend op de specifieke klacht (bijvoorbeeld vermoeidheid) blijkt vaker een effect van de interventie te tonen, dan onderzoek waarin dat niet gebeurd (Ranchor et al, 2011). Belangrijk is het inzicht dat interventies niet aan iedereen aangeboden hoeven te worden, maar dat onderzocht moet worden wie er wel en niet profiteren van therapie onderzoek (Jaspers & van Middendorp, 2010 Hoofdstuk 11). De implementatie van de lastmeter in de ziekenhuizen is een van de ontwikkelingen die mede voortvloeien uit dit inzicht, komende jaren zal blijken wat dit oplevert. De verwachting is dat de behoefte aan onderzoek naar effectieve interventies zal blijven groeien. Naast verbeteringen van bestaande interventies en effect studies daarnaar is de verwachting dat er meer aandacht zal komen voor de vorm en inhoud van de interventies. Hierbij valt te denken aan interventies via het internet. Internet interventies in de GGZ zijn effectief gebleken en lenen zich goed voor het individuele ‘zorgop-maat’ principe. Verder is de laatste jaren veel belangstelling voor interventies gericht op acceptatie, zoals mindfulness en Acceptance and Commitment Therapy. Toekomst Wat nog aandacht behoeft is onderzoek naar de implementatie van effectief gebleken interventies uit onderzoek en naar het bestuderen van de kosteneffectiviteit daarvan (Jaspers & van Middendorp, 2010 Hoofdstuk 11). In het NPK rapport psychosociale zorg, waarin diverse Cochrane reviews naar effectiviteit van interventies worden besproken, wordt aanbevolen meer (kosten)effectiviteits onderzoek van hoge kwaliteit te stimuleren door een topdown procedure te ontwikkelen i.s.m. KWF en ZonMW. Een andere belangrijke externe factor die naar mijn idee een rol zal gaan spelen is de invloed van patiënten participatie in onderzoek. Dit wordt vanuit de NFK werkgroep participatie in wetenschappelijk onderzoek gestimuleerd, maar ook doordat bijvoorbeeld Alped´Huzes een groot deel van de onderzoekssubsidie van KWF binnenhaalt en daarmee ook eisen kan stellen aan waar en hoe dit geld besteed wordt. Daarbij zijn snelheid en direct voordeel voor de patiënt belangrijk, naast thema´s die zij een warm hart toedragen. Op dit moment zijn thema’s voor Alpe d’Huzes naast genezing ook kwaliteit van leven, bewegen en zelfmanagement, daarnaast hebben ook patiëntenorganisaties zich uitgesproken voor psychosociaal onderzoek.
Beleidsplannen HDI
24
Aangezien het wetenschappelijk onderzoek van het HDI dicht bij de praktijk ligt, vaak direct aantoonbaar voordeel voor de patiënt oplevert en bovendien de implementatie van de onderzochte interventie bij het HDI gegarandeerd is zijn bovenstaande factoren waarschijnlijk gunstig voor het HDI. Wat een bedreiging vormt is dat het over het algemeen lastiger is geworden onderzoekssubsidies binnen te halen, dat zal met de huidige economische crisis en de bezuinigingsmaatregelen van het kabinet niet verbeteren. Een andere ontwikkeling die gaande is naar aanleiding van de recent ontdekte fraude door een sociaal psycholoog, is dat de methodologische eisen aan onderzoek wellicht nog strenger zullen worden, met name op het gebied van onafhankelijkheid en transparantie. Aangezien het HDI bij effect onderzoek naar eigen interventies direct baat lijkt te hebben bij de uitkomst dat er een duidelijk effect wordt gevonden zijn we in dat opzicht niet onafhankelijk en worden we als minder betrouwbaar gezien. Dit impliceert dat we, wanneer we effect onderzoek willen doen, dit alleen zouden moeten doen in samenwerking met andere partijen. Ook in het NPK rapport psychosociale zorg wordt multicentre onderzoek aanbevolen en samenwerking tussen IPSO en ziekenhuizen. Een laatste ontwikkeling is de roep vanuit o.a. de Gezondheidsraad om meer aan preventie te doen, teneinde de groeiende kosten in de gezondheidszorg in te dammen, aangezien preventie vaak goedkoper is dan behandeling. Mogelijk dat zorgverzekeraars geïndiceerde preventie willen stimuleren. Het lijkt daarom verstandig ook (kosteneffectiviteits)onderzoek te gaan doen naar de preventie (middels bijvoorbeeld e-zelf hulp) van psychologische problemen. De groeiende kosten in de gezondheidszorg hangen o.a. samen met de vergrijzing en daarmee ook met de verwachte stijging van het aantal patiënten met kanker en de ontwikkeling van kanker tot een chronische ziekte. Bijdrage aan de Toekomst van het HDI Het HDI ziet zich voor een onzekere en uitdagende toekomst gesteld (zie beleidsplannen HDI 2012-2015). Belangrijkste doelen zijn het zoveel mogelijk kostendekkend werken en zorgen dat de bezuinigingen niet leiden tot een verminderde toestroom van cliënten. Onze onderzoeksniche ligt op het vlak van internetinterventies en mindfulness en vermoeidheid bij kanker en daar ligt ook het zwaartepunt van onze huidige onderzoeksprojecten. Versterking van de wetenschappelijke basis van online minder moe, zal tegemoet komen aan de hierboven beschreven behoefte aan effectieve interventies voor psycho-oncologische problemen en tevens aan de naamsbekendheid van het HDI bij huisartsen en medisch specialisten. Daarbij wordt het aantal te bereiken cliënten vergroot doordat we heel Nederland, en in de nabije toekomst zelfs internationaal cliënten kunnen begeleiden (zie punt 1 pag 5 beleidsplan). Cliënten die deelnemen aan interventies in het kader van onderzoek zullen daarvoor hun eigen bijdrage gecompenseerd krijgen. In het te starten onderzoek zullen we ook aandacht schenken aan de uitkomst werkhervatting en mate waarin iemand zich in staat voelt weer goed te functioneren in zijn werk, hopelijk kunnen we met die resultaten in de toekomst ook werkgevers interesseren om te betalen voor onze begeleiding, wanneer de bezuinigingen doorgaan. Tot slot zullen we door blijvend evaluatie onderzoek en benchmarking de hoge kwaliteit van onze zorg kunnen bewaken en laten zien aan zorgverzekeraars. Mogelijk kunnen we de operationele kosten van evaluatieonderzoek verlagen door samen te gaan werken met andere IPSO therapeutische centra (zie punt 2 beleidsplan).
Beleidsplannen HDI
25
Plannen voor 2012-2015 Komende vijf jaar zal het wetenschappelijk onderzoek binnen het HDI zicht richten op de volgende twee kernvragen: 1. Wat zijn de belangrijkste klachten en doelen waar mensen met kanker psychologische hulp voor wensen en welke van die klachten zijn specifiek voor de psycho-oncologie14? 2. Wat is een (kosten)effectieve therapie voor die specifieke klachten, of doelen voor een persoon met bepaalde kenmerken? Inzicht in de werkingsmechanismen en factoren van invloed op werkzaamheid leiden tot betere zorg op maat. De kracht van het HDI is dat we een expertise centrum zijn op gebied van psycho-oncologie (zie ook p 6 beleidsplan), wij weten beter dan anderen voor welke specifieke psychologische problemen mensen met kanker hulp zoeken en het is zaak die problemen helder te definiëren, teneinde te onderzoeken hoe groot het probleem is, hoe dit probleem samenhangt met ziekte en persoonskenmerken en op welke manier we mensen daar het beste voor kunnen behandelen. Mijn veronderstelling is dat de volgende specifieke klachten belangrijk zijn om te onderscheiden: • angst voor terugkeer van kanker (stijgende prevalentie) • vermoeidheid na kanker (stijgende prevalentie) • relationele problemen t.g.v. kanker door rolwisselingen, problemen in de communicatie over de gevoelens en problemen op het gebied van seksualiteit t.g.v. kanker • gevoelens van eenzaamheid door het niet of onvoldoende kunnen delen van de emotionele ervaringen rondom de kanker met vrienden en naasten • gevoelens van zinloosheid, doordat de kanker toekomstdoelen of andere vormen van betekenisverlening heeft geblokkeerd en het ziekzijn geen plek heeft gekregen in het levensverhaal. • Belangrijke doelen zijn bekend uit het IPSO onderzoek, daarnaast verwacht ik dat het doel werkhervatting belangrijker wordt door de economische crisis. Door onderzoek naar welke technieken (EMDR/mindfulness/CGT) of methoden (groep versus individuele therapie/face to face versus online) effectief zijn bij bepaalde psychooncologische klachten en onderzoek naar welke algemene proces factoren een belangrijke rol spelen in het effect van begeleiding (de therapeutische relatie, groepscohesie, nonverbaal gedrag, motivatie van de cliënt) kunnen we onze begeleiding optimaliseren. Op deze gebieden is nog weinig onderzoek gedaan (zie eerder overzicht uit 2010 naar psychooncologisch onderzoek) en het sluit aan bij de visie dat we een concrete bijdrage willen leveren aan verbetering aan de psychosociale hulpverlening aan mensen met kanker. Daarnaast wordt door maatschappelijke ontwikkelingen het perspectief van de cliënt steeds belangrijker. Het HDI heeft jarenlange ervaring met onderzoek naar de wensen en doelen van de cliënten en zal ook in de toekomst het perspectief van (potentiële) cliënten meenemen in onderzoek teneinde de juiste interventies te ontwikkelen en te optimaliseren. Door bovenstaande vragen komende 5 jaar te onderzoeken kunnen we het HDI zorgprogramma verder onderbouwen en weten we nog beter hoe we optimale zorg kunnen bieden aan de clienten met/na kanker die zich tot het Helen Dowling instituut wenden voor hulp. Dat houdt in dat we na de intake een beeld hebben van de specifieke klachten die spelen bij een client, welke persoonskenmerken daar een rol in spelen en welke vorm van 14
toelichting: depressie en angststoornissen zoals beschreven in de DSM zijn wel belangrijke klachten, die kunnen zijn ontstaan naar aanleiding van kanker, maar deze zijn niet specifiek voor de psychooncologie in de zin dat ze ook vaak voorkomen bij mensen die geen kanker gehad hebben. Er wordt buiten de psycho-oncologie al voldoende onderzoek naar gedaan
Beleidsplannen HDI
26
therapie voor die persoon met die klachten het meest effectief is. Daarbij hebben we kennis over de kans op verbetering en de tijd die daar ongeveer voor nodig is. Ook kunnen we met deze kennis de therapieen zelf verbeteren, zodat we meer mensen in kortere tijd van hun klacht(en) af kunnen helpen, danwel kunnen begeleiden bij het behalen van hun doel(en) (reductie van klachten is niet altijd het doel van de client). Zie voor verder achtergrond informatie bijlage I. Jaarplannen 2012
Lopende projecten 2012 Mindermoe online Het effect van onze internettherapie ‘MBCT op vermoeidheid na en bij kanker’ zal doorlopend onderzocht worden in verschillende masteronderzoeken uitgevoerd door studenten. Er zal aandacht besteed worden aan de volgende onderzoeksvragen: Werkt MBCT (Mindfulness Based Cognitive Therapy) online ook voor mensen die hun laatste behandeling korter dan een jaar geleden hebben afgesloten? Werkt de interventie door het vergroten van mindfulness? Wat is het effect van MBCT online op terugkeer naar het werk? Waarom vallen mensen tijdens de interventie uit? Deze onderzoeken zullen resulteren in een aantal nederlandse artikelen om zodoende de bekendheid bij verwijzers te vergroten, te denken valt aan tijdschriften van patientenverenigingen en medisch contact (huisartsen) en oncologie (verpleegkundigen). De aanvraag die door KWF gehonoreerd is betreft een samenwerking met ’t Roessingh. Er zullen naar verwachting in het voorjaar van 2012 twee onderzoekers aangetrokken worden die samen de effectiviteit van MBCT online in een gerandomiseerde grootschalige studie zullen vergelijken met een bewegingsinterventie op afstand en een controle groep. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de werkingsmechanismen en de therapeutische relatie. Dit onderzoek zal in 2016 worden afgerond. Naar verwachting zal de werving najaar 2012 starten, in totaal zullen 125 in de MBCT arm geincludeerd worden en zodoende de clienten instroom vergroten.
Sociale vergelijking: indicatie voor groepen De data die van mei 2011 tot december 2011 verzameld zijn over sociale vergelijking zullen worden geanalyseerd en gepubliceerd. Wanneer er uit het onderzoek aanwijzingen komen dat groepsinterventies een negatief effect hebben op de kwaliteit van leven voor mensen die hoog scoren op de neiging tot sociale vergelijking, zal er een aanvraag geschreven worden om dit verder uit te zoeken. Deze aanvraag heeft als thema’s: sociale vergelijking, groepscohesie en groepsinterventies in de psycho-oncologie en zal antwoord geven op de vraag: welke oncologiepatiënt is gebaat bij deelname aan een groepsinterventie en welke niet? Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Marije van der Lee en Fieke Everts, de studenten Kirsten Hoornweg en Lysanne Tuchserer in samenwerking met Thecla van Brakel van de Rijksuniversiteit Groningen.
Cliënt in Zicht Het doorlopende evaluatie onderzoek bij het HDI wordt sinds oktober 2011 uitgevoerd door Fieke Everts. In 2012 zal het equivalentie onderzoek worden afgerond in samen werking met Stichting Benchmark GGZ. Dit is een uitdrukkelijke wens van de zorgverzekeraar waar geld tegenover staat.
Beleidsplannen HDI
27
Spiritualiteitonderzoek Het project “Helpt een spirituele houding bij het omgaan met kanker?” zal worden afgerond in 2012 door Anja Visser en Nicoline Uwland. De verwachting is dat er 6 artikelen gepubliceerd worden in 2012 en dat Anja Visser haar proefschrift afrond. Anja heeft ook bijgedragen aan het afronden van artikelen uit het onderzoek van Eltica. Het nieuwe onderzoek naar spiritualiteit “Spirituele zorg door verpleegkundigen in de curatieve oncologische zorg: ervaringen en verwachtingen van patiënten en verpleegkundigen.” Is gestart in 2011 door Helen Koning en Marieke de Groot en zal naar verwachting in volle uitvoering zijn in 2012.
Minder angst online De zelfhulp training van het project “Minder angst: opzetten van een zelfhulp training online om mensen te leren hun angst voor terugkeer van kanker te hanteren”, zal in 2012 worden getest in een evaluatie onderzoek. Daarnaast zal als onderdeel van dit project de vragenlijst ‘Angst voor terugkeer van kanker’ worden gevalideerd in een masteronderzoek. Mogelijk wil de zorgverzekeraar financieel bijdragen aan deze zelfhulp in het kader van geïndiceerde preventie, wanneer onderzoek uitwijst dat mensen minder angst ervaren, waardoor ze minder huisartsen en specialisten bezoeken, of minder psychische problemen ontwikkelen op langere termijn. Daarnaast kunnen onze therapeuten de zelfhulp gebruiken binnen hun eigen therapie (blending) waardoor er minder tijd hoeft te worden besteed aan de cliënt en de behandeling van angst voor terugkeer van kanker doelmatiger wordt. Dit zal eind 2013 geanalyseerd kunnen worden m.b.v. data uit client in zicht.
Prostaat studie: effect van echtpaarbegeleiding Het onderzoek naar het effect van een groepsinterventie op de kwaliteit van leven van mannen met prostaatkanker bij wie de hormoonproductie wordt stilgelegd en hun partners start begin 2012 en zal mogelijk eind 2012 worden afgerond. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de Maatschap Urologie van St. Antonius ziekenhuis, Zuwe Hofpoort ziekenhuis in Woerden, het Diakonesssenhuis en het farmaceutisch bedrijf Ipsen. Ipsen zal de eigen bijdrage van deelnemers vergoeden. Dit project zal de naamsbekendheid van het HDI vergroten bij de 13 urologen uit de maatschap en ook daarbuiten via lezingen als die voor de NUS (Nijmeegse Urologen School). De te verwachten in extra instroom voor dit project bedraagt 50 clienten.
Nieuwe projecten 2012 In 2011 zijn er twee grote aanvragen ingediend bij KWF: 1. “Effect van interventies vanuit huis op chronische vermoeidheid na kanker”. In samenwerking met het Roessingh Centre for Research and Development. 2. Behoefte onderzoek onder mensen met kanker, in samenwerking met het Nivel. Deze zullen, bij honorering, starten in 2012. Inmiddels is duidelijk dat de eerste aanvraag gehonoreerd is, over de tweede aanvraag is nog geen bericht ontvangen.
Beleidsplannen HDI
28
Marketing en Communicatie Inleiding
“Corporate communication is het managementinstrument waarmee, op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze, alle bewust gehanteerde vormen van in- en externe communicatie zodanig op elkaar worden afgestemd dat een positieve uitgangspositie ontstaat met de doelgroepen waarmee men een afhankelijkheidsrelatie heeft.” (Van Riel 1999) Corporate communicatie is een instrument voor het management, waarmee op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze zowel de interne- als de externe communicatie op elkaar wordt afgestemd, om haar organisatiedoelstellingen te bereiken. Dat klinkt simpel. Maar het is altijd belangrijk om na te gaan wat precies het organisatieprobleem is en of dit probleem wel (of niet, of gedeeltelijk) met communicatie valt op te lossen. Bij het Helen Dowling Instituut (HDI) ligt de focus voornamelijk op Marketing Communicatie (Het in contact treden met de handel of consumenten om hun kennis, attitude en gedrag ter beïnvloeden in een voor marketingbeleid gunstige richting (Floor en van Raaij) en Public Relations (Het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroepen). Ontwikkelingen De ontwikkelingen op het gebied van communicatie zijn het snelst duidelijk als je naar de volgende cijfers kijkt (gegevens uit Social Media Monitor Zorg, maart 2011)
Internetgebruik in Nederland • 93% Nederlanders heeft thuis internet • Steeds meer mobiel internet (met 3,3 miljoen smartphones) • Inhaalslag ouderen: 55% van de 65-plussers gebruikt internet
Social media in Nederland 80% heeft een profiel op social media. Hiermee kan het oude communicatiemodel ‘Zender
stuurt Boodschap via Middel naar Ontvanger’ volledig de prullenbak in. Het •
•
• • •
communicatieproces is nauwelijks meer te sturen. Met de komst van Internet en Social Media: regisseert ‘de ontvanger’ zelf zijn informatiestroom, neemt de regie over van de zender en is vaak zelf zender. Er is sprake van een transparantierevolutie: Social Media geven een platform aan meningen over instanties (N.B. 14% vertrouwt advertenties tegenover 78% online reviews). selecteert de ontvanger zelf zijn informatie. Er is sprake van een ware media-explosie. De hoeveelheid informatie neemt elke vijf jaar met een factor 2 toe. We selecteren sneller en doelmatiger en scannen op ‘What-is-in-it-for-me’. Huidige selectietijd om naar een volgende internetpagina te gaan is minder dan 0,3 seconden. de traditionele publieksgroep op basis van demografische segmentering bestaat niet meer. Het levenslange lidmaatschap van verenigingen of politieke partijen heeft plaats gemaakt voor ‘one issue communicity’s’ en tijdelijke netwerken. het individu is volledig geëmancipeerd en kiest zelf welke informatie hij wanneer tot zich neemt. emotie is belangrijker dan ratio. Zonder emotie in de boodschap is een ontvanger niet meer te raken. Incidenten en hypes bepalen het nieuws en persoonlijke emotie mag steeds vaker publiekelijk worden getoond.
Beleidsplannen HDI
29
Hoe kan je als organisatie (als HDI) de ontvanger nog bereiken? Volgens Winkelaar (*artikel Karel Winkelaar over trends op het gebied van communicatie) biedt identiteit het laatste houvast. Mensen kiezen toenemend op basis van merken. Ze worden geraakt door het verhaal achter de organisatie. Dit moeten dan ook echte verhalen van echte mensen zijn. Want transparantie is belangrijker dan ooit! Hij geeft de volgende adviezen: ‘o.a. door ontvangers individueel te faciliteren, inspireren en binden. Door minder te brengen en meer te laten halen. Door er voor te zorgen dat ontvangers consistentie signalen oppikken over de identiteit van je organisatie, merk of product. Een herkenbare identiteit die bindt.’ Toekomst Communicatie De ontwikkeling van Internet en Social Media zullen alleen maar toenemen. Facebook stevent af op 1 miljard gebruikers wereldwijd en elke dag worden er meer en meer tweets verstuurd. Er komt een hele generatie aan die met internet, Social media, mobiele telefoons en Ipads zijn opgegroeid. En de oude generatie maakt een inhaalslag: Nederland behoort tot het EU-land met het hoogste aandeel oudere internetters. In 2011 maakten zes op de tien 65- tot 75-jarigen gebruik van internet. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2005 toen dat ruim drie op de tien was. Dat wil zeggen: • dat traditionele media weliswaar blijven bestaan, maar minder belangrijk worden. • dat de website van een bedrijf als middelpunt en diverse Social media kanalen steeds belangrijker worden. • dat adverteren in papieren media steeds minder attentiewaarde heeft. Dat adverteren online via Google Adwords of via bijvoorbeeld Facebook interessanter wordt. • dat adverteren sowieso minder impact heeft dan online reviews (zoals recensiesite www.zorgkaartnederland.nl). • dat we…omdat iedereen online iets kan zeggen, dit moeten monitoren om snel op in te kunnen springen (‘webcare’ via Google alerts en www.socialmediacheck.nl) • dat we juist positieve reviews kunnen stimuleren (er staan nu al positieve reviews online overigens). • dat mensen snel en goed antwoord willen op hun vragen. • dat daartegenover staat dat als je Social Media goed inzet, je minder afhankelijk bent van media (pers) en betaalde advertenties om met je doelgroep te communiceren. Communicatiedeskundigen signaleren deze trends en geven aan dat een bedrijf hierin mee moet gaan en haar communicatie hierop moet inrichten. De website wordt belangrijk als middelpunt van communicatie 2.0. Hierin moet zoveel mogelijk de Social Media kanalen geïntegreerd zijn. Ook is het belangrijk om Internet en Social Media te integreren in je gehele middelenmix. Maar hoe de ontwikkelingen verder gaan en hoe je online media effectief inzet, is voor veel communicatiedeskundigen ook nog een zoektocht. Een ander punt is dat deze ontwikkelingen ook zijn impact heeft/gaat hebben voor onze Patiëntenzorg: d.w.z. hoe je als therapeut met je cliënten communiceert. Dat er bijvoorbeeld nog meer (concurrerende) online-therapieën en zelfmanagementsystemen komen. Dat we onze kennis in Apps kunnen omzetten en verkopen. Dat therapeuten via Skype of Chatten therapie/advies kunnen geven. Dat er door ziekenhuizen al Twitter-spreekuren worden gehouden. Dat verpleegkundigen en huisartsen sinds december 2011 vanuit hun beroepsverenigingen ‘Social Media richtlijnen’ krijgen uitgereikt. Aangezien zij (weliswaar onder eigen naam) over hun werkgever communiceren Etc. Etc. Ook het HDI als organisatie zal dus moeten meegroeien in de wereld van ‘E-health’, gezondheidszorg nieuwe stijl.
Beleidsplannen HDI
30
Bijdrage aan toekomst HDI De communicatie van het HDI heeft als belangrijkste taak het vergroten van de naamsbekendheid met als doel om mede bij te dragen aan de groei van de Patiëntenzorg. Dat doen we door met weinig financiële middelen, zoveel mogelijk (potentiële) cliënten en verwijzers te bereiken. Alle activiteiten zijn er op gericht om naamsbekendheid onder de verschillende doelgroepen te vergroten én daarmee mede mogelijk te maken dat het aantal cliënten toeneemt! Dit is niet alleen belangrijk voor het voortbestaan van het HDI zelf, maar ook omdat het instituut het belangrijk vindt zoveel mogelijk mensen met kanker en hun naasten te helpen. Het aantal kankerpatiënten groeit de komende jaren en kanker wordt een ‘chronische ziekte’, waardoor psychische hulp bij leven met kanker voor nog meer mensen van groot belang gaat worden. Het HDI wil de komende jaren uitgroeien tot het Expertise Centrum van de Psycho Oncologische zorg. Daarbij moeten we er op letten: 1. Dat er wellicht mensen zijn die zich a.g.v. de invoering van de Eigen Bijdrage in 2012 zich niet willen aanmelden. Door ons ‘open-deur-beleid’ en het bestaan van het ‘Fonds Eigen Bijdrage’ te blijven communiceren, hopen we dat te voorkomen. 2. Dat mensen ons moeten blijven vinden, ook als we verhuizen naar Bilthoven. We zullen duidelijk onze nieuwe locatie moeten communiceren. 3. Enn ander punt is dat als we m.b.v. bijvoorbeeld een publiekscampagne veel aanmeldingen krijgen, de wachtlijst kan groeien. Dit is een ongewenste situatie voor de cliënt zelf, maar kan ook leiden tot het ten koste gaat van de kwaliteit en dus onze goede naam. Kanttekening is dat we als zorginstelling van de zorgverzekeraar niet mogen groeien. Hoe deze externe invloeden zich de komende jaren ontwikkelen, is nog ongewis. Plannen voor 2012-2015 Wat we vanuit het vakgebied Communicatie kunnen doen om het HDI klaar te maken voor de toekomst en om de naamsbekendheid te blijven vergroten en daarmee de patiëntengroei de komende jaren te doen groeien en/of op peil te houden is o.a.:
Focus Vanuit de afdeling Marketing en Communicatie (M&C) Veel meer de focus te leggen op communicatieactiviteiten gericht op het vergroten van de naamsbekendheid t.b.v. de groei van het aantal cliënten. En de ondersteuning van andere activiteiten zo veel mogelijk te beperken. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld de ondersteuning aan fondsenwerf-activiteiten zoals het Gala en de Meidenloop beperkt moet worden. Dan blijft er meer tijd over en kan M&C zich beter focussen op haar kerndoel.
Publiekscampagne: ‘een gezicht, echte verhalen en emotie’ Het HDI moet nog meer haar gezicht laten zien in de regio en landelijk voor de internettherapie. Dat willen we blijven doen door bestaande activiteiten/middelen voort te zetten en zo efficiënt mogelijk met beperkte financiële middelen zoveel mogelijk mensen te bereiken. Maar daarnaast willen we investeren in een lang bruikbare publiekscampagne voor de regio Utrecht waarbij we letterlijk het gezicht van het HDI gaan laten zien: ‘echte verhalen van echte cliënten met een goede balans tussen informatie en emotie’. Een zorgvuldige afweging van kosten/baten is in de huidige financiële situatie dan wel van groot belang. Voor de internettherapie gaan we de naamsbekendheid onderzoeken en kijken naar andere kansen en mogelijkheden voor de komende jaren. De Engelse versie van MinderMoe op de
Beleidsplannen HDI
31
markt zetten vereist een specifiek expertise, die we buiten de organisatie moeten zien te vinden.
Website/digitale middelen verder uitbouwen van de corporate website. De website is uit 2008. In 2012 zullen we de bestaande site zoveel mogelijk aanpassen: door allereerst de tekst actueler en toegankelijker te maken (zelf of via freelance tekstschrijver) en door met meer beeld in foto’s en film de website aansprekender te maken (emotie en beleving). Ik denk dat het HDI met een nieuw pand in 2013 ook een nieuwe website verdiend! Tegenwoordig gaat men er vanuit dat een site na drie jaar al is verouderd. via Google Analytics blijven we bezoek aan onze sites analyseren en hierop website aanpassen (of website vermeldingen). Via gratis Google Adwords campagnes kunnen we het website bezoek met grote percentages doen toenemen. We zullen moeten evalueren of ondersteuning van Bratpack nodig is of dat we kunnen toewerken naar een situatie dat we zelf de Google Adwords campagnes kunnen regelen. Daarnaast zullen we via Google Alerts en www.socialemediacheck.nl aan webcare gaan doen: monitoren wat er over ons geschreven wordt en hierop zo adequaat mogelijk reageren. Een korte basishandleiding waarin staat hoe om te gaan met negatieve berichtgeving is wellicht wenselijk. Het is ook een idee om cliënten online reviews te laten schrijven. Naast bestaande middelen toewerken naar digitale middelen. We ontwikkelen een digitale/email-Nieuwsbrief. Toegankelijker, sneller en goedkoper. (Naast de gedrukte nieuwsbrief, die wellicht op een gegeven moment niet meer hoeft te verschijnen.)
Social Media Social Media verder uitbouwen naar meer volgers/fans en integreren in de en dit beter te integreren in de bestaande communicatiemiddelen. Het komend jaar is het BELANGRIJK als er vanuit PaZo en WO ook een Social Media-medewerker komt die voor inhoudelijke input/interactie zorgt. Een persoonlijk account van een medewerker heeft overigens een meerwaarde boven een corporate account. Het is dus raadzaam als in de toekomst meerdere medewerkers vertrouwd zijn met Social Media en samen met M&C ook zakelijk gaan communiceren. Vanuit M&C kunnen richtlijnen worden geschreven en aangereikt.
Huisstijl Komen tot een eenduidige identiteit in al onze communicatie-uitingen. Dit samen met de vormgever vastleggen in een Huisstijl Handboek waar we ons als organisatie aan houden. In deze huisstijl willen we bovendien meer emotie en beleving. Het werk van het HDI een echt gezicht geven, verhalen en beelden van cliënten in de huisstijl verwerken. In de regionale publiekscampagne kiezen we hier duidelijk voor. Jaarplannen 2012
Algemeen Uit de gegevens van Surveymonkey blijkt dat de meeste cliënten ons kennen via familielid/kennis (meer dan 30%), daarna de medisch specialist (28,8%), verpleegkundige (21.3%) en huisarts (21.2%). Ook in 2012 ligt de focus op deze doelgroepen. Het HDI moet hen directe of indirect (via intermediaire doelgroepen zoals de pers) zien te bereiken en ‘up-to-date’ gegevens bijhouden in het CRM.
Online MinderMoe promoten
Beleidsplannen HDI
32
Met deze internettherapie heeft M&C de kans om de naamsbekendheid en het aantal cliënten te vergroten. Het belangrijkste van alle communicatie- activiteiten is om continuïteit te garanderen en om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. Dit wordt verder uitgewerkt in een specifiek communicatieplan voor MinderMoe. Gedacht wordt aan de volgende acties:
T.a.v. cliënten In week 2 van 2012 komt MinderMoe onder de aandacht van potentieel 7.5 miljoen huishoudens door een kort artikel in de huis-aan-huisbladen. Ook komt er een testimonial in Plus Magazine januari-nummer Google Adwords campagne levert veel nieuwe site-bezoekers op. Met Bratpack kijken we of dit nog valt aan te scherpen. Nagaan ook m.b.v. Google analytics of we nog beter vermeld kunnen worden op sites van anderen. In samenwerking met WO blijvend zoeken naar mogelijkheden om een nieuwswaardig persbericht te schrijven en free publicity te genereren door zelf te bellen met de pers. Dat kan bijvoorbeeld door nieuwe resultaten te melden (bijvoorbeeld palliatieve fase), mee te liften op de lancering van nieuwe therapieën zoals www.minderangstbijkanker.nl. M&C probeert ook nog een keer om uitgebreider aandacht te krijgen in het KWF blad Kracht. Het wordt makkelijker om in medische bladen aandacht te krijgen als we in de komende jaren meer onderzoeksresultaten/wetenschappelijke publicaties n.a.v. het nieuwe KWF/Alped’Huzes onderzoek hebben.
T.a.v. verwijzers Een nieuwe belronde en mailing naar ziekenhuizen. MinderMoe flyers/poster met brief en nabestelformulier. Ook n.a.v. www.minderangstbijkanker.nl. Bij huisartsen kunnen we bij het introduceren van Minderangst, via een mailing nogmaals MinderMoe onder de aandacht brengen. Blijvende aanwezigheid op landelijk congressen/symposia van medisch specialisten, huisartsen en verpleegkundigen. Ik zou een proef willen doen met www.praktijkfolder.nl om MinderMoe flyers te verspreiden onder 3.000 huisartsen en 60 ziekenhuizen.
Regionale naamsbekendheid vergroten Regionaal de naamsbekend te vergroten mede om bij te dragen aan de groei van de Patiëntenzorg.
Algemeen M&C wil een regionale publiekscampagne opzetten en daarmee het Helen Dowling Instituut een gezicht te geven. Samen met het Crossings creëren we een campagne/beeldmerk dat langere tijd mee kan en nieuwe middelen die we goedkoop lange tijd kunnen inzetten. Op de homepage www.hdi.nl komen filmpjes met testimonials. Andere middelen zijn o.a.: een digitale nieuwsbrief, aandacht via Twitter en Facebook, posters, flyers en de nieuwe corporate folder.
T.a.v. (potentiële) cliënten Door het up to date hebben van al het foldermateriaal zorgen dat we op de juiste plaatsen vindbaar zijn met onze folders. Dat doen we door: Verstrekken van foldermateriaal via de website (via pdf) en wachtkamer. Aanwezigheid zijn met stand op beurzen/symposia (van ziekenhuizen/patiëntenverenigingen) in de regio op aanvraag en zelf kansen zoeken.
Beleidsplannen HDI
33
Freepublicity: tweemaandelijks generen van freepublicity. Bijvoorbeeld persbericht naar regionale pers over start van nieuwe groepen. Via Nieuwsbrief (op dit moment krijgen slechts 243 cliënten de gedrukte Nieuwsbrief. Met PaZo overleggen hoe we bestaande cliënten bij exitgesprek kunnen vragen of zij behoefte hebben aan een nieuwsbrief (een exitpakketje of via client-in-zicht?). Vermelding in gidsen, Social Media en website.
T.a.v. verwijzers Verstrekken van foldermateriaal op aanvraag via het secretariaat (nu een bestand van bijna 60 aanvragers). Folderronde langs de belangrijkste 5 regionale ziekenhuizen (o.a. Diagnose Kanker, verwijskaart, MinderMoe flyers en Posters voor de ziekenhuizen: in CRM staan vaste contacten. Blijvende aanwezigheid op landelijk congressen/symposia van medisch specialisten, huisartsen en verpleegkundigen. (Blijvend zoeken naar data en contacten leggen met communicatie-afdelingen van de belangrijkste 5 ziekenhuizen). Deskundigheidsbevordering: het team van therapeuten/onderzoekers wordt regelmatig gevraagd voor presentaties. Dit heeft een directe invloed op de vergroting van onze naamsbekendheid onder de verwijzers. Een activiteit die zij ook in 2012 voortzetten. Een uitwisseling van ervaringen en adressen met M&C kan de blijvende werking versterken. Een ander idee is om samen met PaZo te kijken of een ‘producten (scholing)-pallet’ kunnen gaan aanbieden. In januari organiseren we voor Hematologie verpleegkundigen van het Antonius Ziekenhuis bijvoorbeeld een avond over Mindfulness/MinderMoe.
Beleidsplannen HDI
34
Fondsenwerving
Inhoud vakgebied
Winston Churchill "We make a living by what we get, but we make a life by what we give."
Goede doelen in Nederland Er zijn in Nederland naar schatting 30.000 goede doelen. Niemand weet wie ze zijn, wat ze doen en hoeveel geld erin omgaat. Er is geen registratieplicht, geen regels en geen controle op goede doelen. Bedrijven die zich bij de Kamer van Koophandel inschrijven, moeten verplicht hun jaarcijfers inleveren. Goede doelen hoeven dat niet. Er is geen loket of Ombudsman waar donateurs met vragen of klachten terecht kunnen. Om een goed overzicht te krijgen van aantallen goede doelen en de bedragen die in deze wereld omgaan, ontbreken definities van wat een goed doel is en wat niet. Tellen kerken, sportverenigingen, vermogensfondsen mee? Worden bedragen zoals sportsponsoring meegeteld? Schattingen van de bedragen die jaarlijks door al deze doelen worden "omgezet" lopen dan ook uiteen van 4 tot 20 miljard euro, of nog hoger! De overheid in Nederland stuurt aan op zelfregulering door de branche. Maar “de branche” bestaat niet: die 30.000 goede doelen kennen ook elkaar niet en zijn niet te bereiken, dus kunnen zich ook nooit verenigen. Er zijn een aantal organisaties en samenwerkingsverbanden tussen hoogstens een paar honderd goede doelen. Ca. 18.000 organisaties staan als "algemeen nut beogend" ingeschreven bij de Belastingdienst in Den Bosch onder het voormalige art. 24. Deze Algemeen Nut Beogende
Beleidsplannen HDI
35
Instellingen (ANBI) hoeven geen schenkingrecht te betalen. Ook op deze instellingen is nauwelijks controle. De Belastingdienst vraagt niet alle jaarverslagen op van deze ANBI goede doelen. Ze moeten alleen een vragenlijst invullen waarmee het risicoprofiel bepaald wordt (voor terroristische activiteiten, witwassen van geld of misbruik van ANBI status, dus niet of een goed doel wel doet wat het zegt). Van die 16.000 doelen zijn ongeveer 4.000 vermogensfondsen, die (eigen) geld beheren en daarmee projecten steunen. De meeste vermogensfondsen werven zelf geen geld. Dan blijven 12.000 fondsenwervende en uitvoerende organisaties over die vaak wel geld werven. Dit zijn grote en kleine organisaties, bekend en onbekend. Niemand weet wie ze zijn, wat ze doen, hoeveel geld ze ophalen en waaraan ze het uitgeven. Naar schatting gaat er bij deze 12.000 goede doelen zo'n 3 a 4 miljard euro op jaarbasis om.
Keurmerken Ongeveer 625 van deze 12.000 goede doelen leveren vrijwillig hun jaarverslag in bij het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). 327 van deze 625 organisaties hebben een Keurmerk of Verklaring van geen Bezwaar van het CBF. Een goed doel vraagt zo’n Keurmerk vrijwillig aan, het CBF controleert dus niet álle goede doelen. Bovendien moet er voor een Keurmerk betaald worden, wat veel goede doelen te duur vinden. Zo'n Keurmerk of Verklaring betekent dat er op een aantal punten naar een goed doel gekeken wordt. Het betekent echter niet, wat het CBF zelf tot voor kort claimde, dat “uw geld terecht komt waar u het voor bedoeld heeft” De bij het CBF bekende doelen hebben een gezamenlijke "omzet" van ca. 2 miljard euro. Dit is ongeveer de helft van de geschatte 4 miljard "omzet" van de 12.000 fondsenwervende doelen met een artikel 24/ANBI status. Over de rest is nauwelijks gegevens beschikbaar. Het Helen Dowling Instituut bezit het Keurmerk Goede Doelen, omdat het CBF-keurmerk een te grote belasting zou leggen op het instituut en te kostbaar is. Het keurmerk goede doelen is in 2009 opgericht en er zijn 23 keurmerkhouders. De bedoeling is om op termijn in Nederland 1 keurmerk te vormen. Daar lopen de gesprekken nog over. Waar hebben we het eigenlijk over? Een aantal definities Goed doel" “Goed doel” is een algemene benaming voor een organisatie die eigen of andermans activiteiten ontplooit ten bate van een doel dat een bepaalde doelgroep of instelling ondersteunt die niet of slechts deels wordt gesteund door de overheid of commerciële instellingen. Het doel is niet (rechtstreeks) gerelateerd aan de donateurs / leden. De term “goed doel” is niet officieel gedefinieerd of beschermd. Zowel officiële stichtingen en verenigingen kunnen deze term gebruiken, als ook grotere en kleinere particuliere initiatieven. Wat iemand “goed” vindt, is persoonlijk en dus subjectief. Bepaalde doelstellingen, zoals sport, cultuur of religie zijn voor sommigen een “goed doel”, voor anderen niet. Algemeen nut beogende instelling Door de Belastingdienst wordt de term “algemeen nut beogende instelling” gebruikt. Goede doelen met deze rangschikking (artikel 24 status) werken ten behoeve van de samenleving. Dit betekent dat ze niet ten bate van één individu werken, maar van een grotere groep. Belangenorganisaties, of een organisatie opgezet om één kind met een bepaalde ziekte te redden, vallen hier dus niet onder, terwijl dit voor sommige mensen wel een “goed doel” kan zijn.
Beleidsplannen HDI
36
Fondsenwervende instelling Een fondsenwervende instelling is een ‘goed doel’ dat om zijn doelstelling te kunnen realiseren particulieren, bedrijven of fondsen benadert om geld of goederen te doneren. De organisatie doet officieel gezegd “een beroep op de publieke offervaardigheid”. Vermogensfonds Een vermogensfonds beheert eigen vermogen en besteedt de opbrengst daarvan volgens de doelstelling. Vermogenfondsen doen niet aan actieve fondsenwerving, maar kunnen eventueel wel fondsen van anderen aannemen. De zogenaamde “hybride fondsen” hebben een eigen vermogen dat ze inkomsten verschaft en daarnaast doen ze ook aan actieve fondsenwerving. Ontwikkelingen op het vakgebied De traditionele vormen van fondsenwerving zoals DM en TM nemen sterk in respons af en de irritatie over ongevraagde giftverzoeken neemt toe. Het belang van digitale communicatie wordt steeds groter voor de fondsenwerving. Emailing, internet, online social media, smsdiensten, online donatiemodules, online portals en databases voor goede doelen etc. zijn de afgelopen jaren toegevoegd aan de reeks van fondsenwervingsmiddelen. De huidige donateur is kritisch en eist transparantie en efficiviteit. Jaarverslagen en berichtgeving dienen open en zelfkritisch te zijn. Naast alle nieuwe uitingen en ontwikkelingen is er ook een hang naar het oude vertrouwde van vroeger. Een relatie van hart-tot-hart en echte warme contacten van waaruit geld gegeven wordt. Ondanks de crisis is het totale geefbedrag van de Nederlanders na jaren van daling het afgelopen jaar weer gestegen. Of dit een eenmalige toename is, omdat 2010 een economisch goed jaar was en er een inhaalslag was of dat het structureel is zal moeten blijken. Door de bezuinigingen begeven sinds een paar jaar ziekenhuizen, zorginstellingen, museau, cultuurinstellingen, welzijnsorganisaties zich massaal op de fondsenwervingsmarkt. Er is een grote concurrentiestrijd gaande die alleen maar zal toenemen. Alleen de beste zal overleven. Er is een trend naar kleinschalig en lokaal. Donateurs willen aan iets concreets geven in hun directe leefomgeving. Ontwikkelingsorganisaties staan onder druk, maar ook grote landelijke fondsen hebben soms te kampen met imagoproblemen vanwege hoge overheadkosten. De meest recente meting van het donateursvertrouwen is van maart 2011. Toen stond de index op -39, een lichte stijging t.o.v. 2010, maar nog ver onder het niveau van 2006 (-11). Het donateursvertrouwen fluctueert mee met de economische situatie. Begin 2011 was de economie aan de beterende hand. Inmiddels is de economie helaas weer in een recessie terechtgekomen. Aangenomen wordt dat het donateursvertrouwen weer zal dalen. Toekomst vakgebied Bestuurders van onderwijsinstellingen, kerkelijke instellingen, ziekenhuizen, zorginstellingen en culturele instellingen gaan steeds vaker op zoek naar nieuwe bronnen van geld. Fondsenwerving is geen vies woord meer, het betrekken van particulieren, fondsen en bedrijven voor financiering vereist een andere manier van denken en werken. De grootste groei zal de komende jaren van filantropie afkomstig zijn. Nederland staat aan de vooravond van het 'filantropiseren' van haar verstatelijkte non-profit sector. Dat gebeurt vooral op lokaal niveau. De conclusie mag getrokken worden dat sponsoring en fondsenwerving inmiddels
Beleidsplannen HDI
37
maatschappelijk geaccepteerde en, binnen bepaalde grenzen, zelfs gewaardeerde fenomenen geworden zijn en niet langer gezien worden als een marginaal verschijnsel. Het publiek vindt het volkomen normaal om bij te dragen, in welke vorm dan ook, aan de voorzieningen in de eigen leefomgeving. Samenwerking tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties vindt plaats op allerlei gebied en in allerlei vormen. Instellingen en organisaties die nog steeds niet van de waarde en het nut overtuigd zijn en nog steeds de kat uit de boom kijken, vormen een steeds kleiner wordende groep. En zij die nog discussiëren over de vraag of fondsenwerving wel mag en kan, lijken bezig te zijn met een achterhoedegevecht.
Een blik vooruit En wat gaat ons de toekomst brengen? Met andere woorden: wat zijn de trends? Prof. Dr.Th.N.M.Schuyt, de eerste hoogleraar filantropie en vrijwilligerswerk aan de VU Amsterdam, voorspelt een grote toekomst voor de goede doelen en spreekt van 'De Gouden Eeuw van de filantropie'. Filantropie is maatschappelijk onmisbaar, maar politiek nog weinig zichtbaar. Maar daar zal verandering in komen. In een artikel in Het Financieel Dagblad (27 april 2004) zegt Schuyt: "Met het toenemen van de filantropie als financieruingsbron zal zich in de nabije toekomst een omslag in het politieke en maatschappelijke debat voltrekken. Het paradigma van de verzorgingsstaat 'publieke doelen op basis van publieke middelen' zal aanvulling behoeven met een nieuw paradigma, namelijk 'publieke doelen op basis van private middelen'. Steeds meer instellingen en organisaties zullen actief met sponsoring en fondsenwerving aan de slag gaan. Er zal met name een forse groei zijn van het aantal kleinere, lokaal wervende non-profitorganisaties. Naast de al langer bestaande landelijke goede doelen dus steeds meer actoren, ook buitenlandse, met als gevolg dat het steeds drukker zal worden op 'de charimarkt'. Toenemende concurrentie dus tussen de goede doelen. Dat zal tot consequentie hebben dat de goede doelen zich in hun fondsenwerving moeten onderscheiden van hun concurrenten. En dat lukt niet meer met bedelbrieven; die tijd is voorbij. Professionaliteit en creativiteit worden de absolute voorwaarden om substantieel en structureel succesvol te zijn. Geleerd van de incidenten zal het publiek steeds kritischer worden en eisen stellen aan betrouwbaarheid van de goede doelen. Het managen van dit vertrouwen wordt steeds belangrijker. Daarmee zal ook steeds meer aandacht gegeven worden aan het óntwikkelen van gedragscodes, keurmerken, etc. De persoonlijke relatie met de gevers zal steeds belangrijker worden, zeker als het gaat om grote giften. Relationship fundraising, zoals dat genoemd wordt. Hieraan gekoppeld wordt ook een actieve betrokkenheid van directie en bestuur bij de fondsenwerving steeds belangrijker. We zullen een ontwikkeling zien waarbij instellingen overstappen van een ad hoc fondsenwerving voor het realiseren van bepaalde omschreven en beperkte doelen naar een meer structurele vorm van fondsenwerving. Te verwachten is een toenemende belangstelling van het bedrijfsleven voor de goede doelen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt dé trend. Cause related marketing komt er aan. Daaronder verstaan we het verbinden van de naam van het bedrijf of een product ervan, aan een goed doel. Dat kan landelijk en grootschalig maar zeker ook op lokaal niveau. Het restaurant bijvoorbeeld dat een speciaal menu
Beleidsplannen HDI
38
aanbiedt en een deel van de prijs daarvan geeft aan het goede doel of de winkelier die datzelfde doet bij de verkoop van een of enkele van zijn producten. Beide overigens met in hun achterhoofd de hoop dat de associatie met het goede doel de verkoop zal stimuleren. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat het publiek zich in zijn koopgedrag laat leiden door dit soort acties. Het gaat erom een creatief idee te ontwikkelen waarvan zowel het goede doel als de ondersteuner profijt hebben. Cause related marketing gaat uit van een win-winsitatie. We zullen zien dat er steeds agressievere wervingsmethoden gaan komen. direct mail, direct respons, telemarketing maar ook benadering van het publiek via internet. Er zal steeds meer aandacht gaan komen voor onze senioren. De markt van de toekomst, zo wordt wel eens gezegd, is de markt van de opa's en oma's: "Ze hebben geld genoeg, vrije tijd in overvloed en bovendien: ze zijn straks met verschrikkelijk veel". Nederland telt nu al ruim 5 miljoen 50-plussers. In 2030 zijn dat er 7,7 miljoen. De senioren worden voor de goede doelen een steeds belangrijker wordende groep van potentiële gevers. Erfstellingen en legaten zullen een belangrijke bron van inkomsten worden voor de goede doelen. Er komen steeds meer commerciële bureaus die adviezen geven, op for-profitbasis symposia en congressen organiseren, evenementen presenteren, computerprogramma's op de markt brengen, opleidingen aanbieden en wat dies meer zij. Professionaliteit en creativiteit zijn geen vereiste meer. Die zijn immers te koop. Fondsenwerving wordt steeds meer 'big business'. Er zal meer aandacht geschonken gaan worden aan de juridische en fiscale aspecten van schenken en nalaten. De stem van de gever zal steeds sterker gaan doorklinken. Een eerste poging om te komen tot een landelijke donateursvereniging is mislukt. Maar er zal zeker een nieuwe worden gedaan om de belangen van de donateurs te behartigen en de goede doelen kritisch te volgen. Bijdrage aan toekomst HDI De fondsenwerving levert sinds 2006 een belangrijke bijdrage aan het voortbestaan van het HDI. De wens was altijd om fondsenwerving alleen voor extra en bijzondere projecten te bestemmen, waarbij volgens de eerste plannen de fondsenwerving jaarlijks zou worden afgebouwd tot zo’n € 100.000 in 2012. Om die reden is nooit gekozen voor groot en massaal investeren om de fondsenwerving intensief te laten groeien. Er is een vaste kern van donateurs opgebouwd die langzaam groter wordt en voornamelijk gevormd wordt door clienten, ex-clienten, hun achterban en overige geinteresseerden. Via het Helen Dowling Gala is de zakelijke markt betrokken bij het HDI, maar ook dit is geen grote groeimarkt. Voor grote marketingcampagnes, DM-acties, mega-evenementen en direct dialogue acties is dan ook nooit gekozen, mede omdat dit niet passend werd gevonden bij onze identiteit en de risico’s en investeringen voor een kleine organisatie hoog zijn. We staan nu, eind 2011, voor een m.i. cruciale beslissing om de fondsenwerving al dan niet te laten groeien tot één van de belangrijkste pijlers voor onze reguliere activiteiten naast de inkomsten van de zorgverzekeraars. De voor- en nadelen en de verschillende scenario’s hiervoor worden in een meerjaren fondsenwervingsplan uitgewerkt.
Beleidsplannen HDI
39
Plannen voor 2012-2015 Willen we onze inkomsten fondsenwerving verdubbelen van 4 ton netto naar 8 ton netto in 2015 (wat in september 2011 tijdens een MT nog als niet-realistisch werd afgedaan) zal op korte termijn met hulp en advies van externen een gedegen nieuw fondsenwervingsplan moeten worden opgezet voor de komende 3 jaar. Een beetje plussen bij alle bestaande doelgroepen zal namelijk niet voldoende zijn om een gegarandeerde groei te realiseren, er moeten nieuwe wegen ingeslagen worden. Ook om tegenvallende inkomsten op doelgroepen (zoals nalatenschappen die niet zijn te begroten, acties van derden die worden afgeblazen) of evenementen (zoals bijvoorbeeld een tegenvallende tafelverkoop op het gala) op te kunnen vangen. Zoals hierboven al beschreven bij de ontwikkelingen op het vakgebied nemen traditionele fondsenwervingsmethodes in respons sterk af. De terugverdientijd zal voor het HDI te lang zijn. Een DM-mailing om nieuwe donateurs te werven kost tegenwoordig al zo’n 2,5 jaar voordat dit is terugverdiend. Ik verwacht meer van het aangaan van veel nieuwe persoonlijke contacten. Daarvoor moet een netwerk opgebouwd worden en veel mankracht ingeschakeld worden. Deels zullen dit bevriende ondernemers en vrijwilligers kunnen zijn die met weinig kosten werken, maar deels zal de formatie van de fondsenwerving uitgebreid moeten worden, omdat de nieuwe en verder uitgebreide activiteiten goed te managen en faciliteren. Daarnaast vergen nieuwe acties ook een extra beroep op secretariaat en financiële administratie. Hoe dan ook zal bij uitbreiding van de fondsenwerving rekening gehouden moeten worden met extra investeringen en een bepaalde aanlooptijd voor het werkelijk ontvangen van voldoende extra inkomsten. De ideeën voor de toekomst van de HDI-fondsenwerving zoals ze nu leven zijn nog te beperkt. Ik wil onze bestaande ideeën toetsen aan de opvattingen van experts en ervaringsdeskundigen. Ook wil ik de nieuwe plannen toetsen in een Focusgroep van cliënten en wil ik een externe aanbevelingen laten doen voor nieuwe activiteiten, die wij nog niet hadden bedacht. Het doel is om dit meerjarenplan in april 2012 gereed te hebben. Het voordeel is dan ook dat op dat moment als het goed is meer duidelijkheid is over 1. de impact van de bezuinigingen, groeit het cliëntenaantal of neemt het af? 2. de (meerjaren)begroting, hoeveel krijgen we van zorgverzekeraars, wat is het tekort? 3. de financiële dekking van de nieuwbouw 4. alle andere plannen van de verschillende afdelingen van de organisatie om daarop goed aan te sluiten. 5. de succesvolle fondsenwervingsactiviteiten tot dan toe
Jaarplan 2012
Een tussenstand en vooruitblik Er zijn momenteel 843 cliënten (stand eind augustus 2011) in behandeling. In 2010 zijn er 1030 mensen begeleid door het HDI. We hebben momenteel 1285 donateurs (alle mensen die 1 of meerdere donaties hebben gedaan) en 246 vrienden (mensen die maandelijks of jaarlijks, dus structureel geven) In 2010 zijn er 42 vaste nieuwe donateurs bijgekomen en in 2010 hebben we in totaal van 512 mensen donaties ontvangen (dat is inclusief van de vrienden). Van alle donateurs is 1/3 man en 2/3 vrouw. We hebben het opleidingsniveau niet vaak uitgevraagd, maar wat wel bekend is, is dat het vrijwel allemaal Hoger of Universitair onderwijs is. Leeftijdsopbouw van de donateurs waarvan het bekend is: 9,2% onder de 40 jaar, 20% tussen 40 en 50 jaar, 36,9% tussen 50 en 60 jaar, 24,6% tussen 60 en 70 jaar, 9,2% van de donateurs zijn 70+. 35% van alle donateurs woont in Utrecht of een direct omliggend dorp. Het verraste mij dat maar 16% van de donateurs een patiëntnummer heeft, ik had verwacht dat er veel meer cliënten onder onze donateurs zouden zitten. In werkelijkheid kan het percentage wat hoger liggen omdat een gift van iemand niet altijd goed herkend wordt als gift van een cliënt, bijvoorbeeld omdat de
Beleidsplannen HDI
40
echtgenoot de betaling doet of omdat de client niet meer in behandeling is en ondertussen is verhuisd. Het globale donateursprofiel van het HDI is die van een vrouw van 55 met borstkanker. Structureel doneren mensen gemiddeld € 8,74 bij maandelijkse incasso en € 88 bij jaarlijkse incasso (we zitten ver boven het gemiddelde in de goede doelen sector!) Eenmalige incasso’s leverden gemiddeld € 95 op, maar daar zit ook een grote actie bij die we hadden tijdens een jubileum (doneer € 100 en krijg ons jubileumboek cadeau). Losse donaties (spontane overboekingen) leverden gemiddeld € 81,45 per donatie op. Ik heb bij die berekening alle donaties van € 1000 en meer weggelaten, want anders zouden die het gemiddelde erg omhoog trekken. We hebben dus ook met regelmaat grote giften van fondsen, bedrijven, vermogende particulieren. Sinds 2006 hebben we zo’n 14 opzeggingen (dat is het aantal die ik heb bedankt en afgesloten, het kunnen er iets meer zijn, die langs mij heen zijn gegaan). Ook diverse opzeggingen wegens overlijden helaas. Reden van die 14 opzeggingen zijn niet allemaal bekend. Verloop is laag vind ik, heb nu al tijden geen afmelding gehad. Uit mondelinge reacties krijg ik regelmatig terug van “Wij blijven jullie altijd steunen”, grote mate van loyaliteit. Maar als we een nieuwe wervingsactie gaan opzetten weet ik niet of dat ook voor een nieuwe doelgroep geldt, hangt van de mate van betrokkenheid af met het HDI. Onze communicatie-uitingen naar donateurs zijn de website, DM en de nieuwsbrief (oplage 2600). Van deze middelen levert alleen de DM significante respons op. In 2012 zullen we deze daarom blijven inzetten. We hebben geen bekende Nederlanders als HDI ambassadeur die actief voor ons zijn. Ons comité van aanbeveling bevat wel bekende namen, maar deze personen zijn over het algemeen moeilijk benaderbaar. Af en toe zijn ze inzetbaar (bijvoorbeeld Claudia de Breij voor presentatie gala, voorwoord boek, Jaap van Zweden voor een Meet & Greet). Onze wens is om een bekende Nederlander als actieve ambassdadeur aan ons instituut te verbinden, zodat onze boodschap nog meer zeggingskracht krijgt. We hebben een bestand van ongeveer 200 email-adressen van mensen die onze digitale nieuwsbrief krijgen, we willen dit aantal verhogen om zo ook de fondsenwerving op een betere manier onder de aandacht te brengen. Uitgezocht wordt of alle cliënten van de afgelopen 2 jaar eenmalig een email mogen krijgen met de vraag of ze voortaan onze digtiale nieuwbsrief willen ontvangen.
Website Het gemiddeld aantal bezoekers aan onze website (www.hdi.nl) per dag over het afgelopen jaar is: 70 bezoekers per dag. Omdat de tweede best bezochte pagina ‘het team van begeleiders’ is, verwachten we dat onze bezoekers voornamelijk bestaan uit (potentiële) clienten. Deze groep kunnen we de fondsenwerving nog beter onder de aandacht brengen door o.a. een online donatieknop op de homepage. Ook kan gekozen worden om campagnematig fondsenwerving op de homepage te plaatsen en donateurs in beeld te brengen die hun verhaal vertellen. In 2010 waren er 11 online donaties, we hebben ook wel een jaar gehad met meer, maar meer dan een stuk of 20 online donaties in een jaar tijd hebben we niet ontvangen.
Gala Ons gala schommelt de afgelopen jaren rond de € 3 ton aan inkomsten. Op dit moment is er geen concreet plan om dit bedrag substantieel te verhogen. In de huidige crisis zijn we blij als we volgend jaar weer € 3 ton kunnen ophalen. De doelgroep is vnl. bedrijven, maar ook een stuk of 4 a 5 tafels van particulieren.
Beleidsplannen HDI
41
Nieuwbouw In 2008 is begonnen met de fondsenwerving voor de nieuwbouw. De eerste 2 jaar stonden vooral in het teken van voorbereidingen. In 2010 is actief begonnen met de werving van private gelden voor de nieuwbouw met behulp van een speciaal nieuwbouwcomité. Tot op heden is € 3,7 miljoen aan toezeggingen verworven. Het grootste bedrag is afkomstig van grote gevers en een grote gift van de Jaarbeurs. Een kleiner deel is afkomstig van vermogensfondsen en sponsoring in natura door leveranciers. Er is nog € 1,7 miljoen nodig. Ons speerpunt is dit bedrag volledig te dekken, omdat anders de hypotheeklasten te zwaar op onze begroting zullen drukken. Er zullen nog meer vermogensfondsen, grote gevers en sponsors benaderd worden, het oorspronkelijke strategische fondsenwervingsplan zal verder uitgevoerd worden.
Nalatenschappen Sinds 2005 is het HDI op een laag pitje bezig met de werving van nalatenschappen. In 2009 en 2010 is er een tijdelijke boost aan gegeven, wat weer is weggezakt. De reden is dat de gastheren minder betrokken zijn bij dit project en dat we weer nieuwe prioriteitsstelling hebben. In 2012 zullen zo mogelijk alle notarissen waar contact mee is geweest nieuw materiaal krijgen en zullen we met een vermelding in een aantal gidsen staan. Ook in de wachtkamer en in de nieuwsbrief wordt ruimte gemaakt voor dit onderwerp. Inkomsten uit deze activiteit is niet te begroten. Het blijkt dat ook therapeuten een rol spelen in deze activiteit, waarbij een therapeut vertelde dat ze dit onderwerp bij oudere clienten aan de orde brengt als de gelegenheid zich voordoet, die aangeven het HDI in hun testament op te nemen. Het is goed als de fondsenwerver tijdens een groot team van de therapeuten het onderwerp “Kansen en belemmeringen bij fondsenwerving door therapeuten bij cliënten” in de groep legt ter discussie, want er blijkt groot verschil te bestaan in de beleving tussen therapeuten onderling over dit onderwerp. Dit terwijl elke mogelijkheid benut moet worden voor extra fondsenwerving en deze weg zeer kansrijk is, mits het de behandeling niet in de weg staat.
Acties derden De focus voor de reguliere fondsenwerving voor 2011 was aansluiting te zoeken bij de reeds geplande fondsenwervende evenementen en hier maximaal rendement uit halen. Dat we inkomsten konden verwachten uit deze evenementen was duidelijk, waardoor ze in de begroting waren opgenomen. Maar bij de acties door derden is moeilijk in te schatten wat de werkelijke opbrengst zal zijn, omdat we daarbij mede afhankelijk zijn van de wervingskracht van de organiserende partner. Nu we de meeste van deze fondsenwervende evenementen achter de rug hebben kunnen we concluderen dat het inderdaad geld oplevert, maar dit jaar leverden de evenementen minder op, dan van te voren was voorspeld of zelfs toegezegd. In 2012 zullen we ons daarom minder afhankelijk opstellen van deze evenementen door ze niet of lager te begroten. Alles wat dan binnenkomt is mooi meegenomen.
Beleidsplannen HDI
42
Alle activiteiten op rij In 2012 vinden de volgende (doorlopende) activiteiten plaats. Ik verwacht daarbij een inkomstenstijging van 5-10% t.o.v. de fondsenwerving in 2011 (zie ook begroting op blz.7). Sommige onderdelen komen opnieuw terug uit een vorig jaarplan, omdat die toen niet uitgevoerd waren, maar wel belangrijk genoeg zijn om als nog uit te voeren. De reden dat niet aan alle onderdelen uit voorgaande jaarplannen evenveel aandacht wordt besteed in de reguliere fondsenwerving is dat er een afstemming is met de activiteiten van de nieuwbouw. Zo kunnen activiteiten en projecten goed naast elkaar en zelfstandig plaatsvinden. Met Door Verbunt is overleg geweest over het deel van de nieuwbouw. Ook is de fondsenwerving voor haar uitvoering afhankelijk van de marketing en vormgeving. Dat is ook de reden waarom de exitpakketjes met de corporate folder tot op heden nog niet zijn verstrekt.
Algemeen •
• • • • • • • • • •
Ambassadeur zoeken, een bekende Nederlander die ons werk onder de aandacht wil brengen. Acties begeleiden * Verantwoording afleggen over fondsenwervende activiteiten Aanleveren tekst en foto’s voor de website, jaarverslag, foldermateriaal en andere uitingen Overleggen nieuwbouw, werkgroep sponsoring&fondsenwerving, M&C en Gala Algemene communicatie via telefoon, email en brief Presentaties geven en cheques in ontvangst nemen Ontvangstbevestigingen en bedankbrieven versturen Stagiaires begeleiden Afspraken sponsors CRM registratie en analyse Samenwerking en afstemming met M&C
Clienten • •
• • •
• •
Werving voor het Fonds Eigen Bijdrage onder cliënten. Corporate folder, Laatste nieuwsbrief en Vriendenkaart in elkaar laten vouwen door vrijwilliger. In elke therapiekamer liggen in een hoekje een stapeltje van deze pakketjes. Bij exit-gesprek geeft therapeut aan iedere cliënt zo’n setje mee. Ex-clienten via cliënt in zicht vragenlijst vragen vriend te worden en hieraan opvolging geven. Cliënten betrekken bij fondsenwervende activiteiten zoals de Jaarbeurs Utrecht Marathon, Meidenloop en evt. andere acties. In 2012 moet duidelijk worden hoe met de cliëntengroep is te communiceren, bijvoorbeeld via emailnieuwsbrief of via contactpersonen. Cliëntenraad: Welmoed bezoekt 1x per jaar cliëntenraad om voortgang en nieuwe voorstellen te bespreken. Presentatie en discussie over cliëntenbenadering bij groot team PZ
Donateurs • • • • •
Werving voor Fonds Eigen Bijdrage onder donateurs. Donateurs ‘opwaarderen’ door bij hoge giften vragen om periodieke volmacht. Organisatie van de jaarlijkse vriendenavond Werving extra giften voor speciale projecten Nieuwsbrief met vaste rubriek fondsenwerving
Beleidsplannen HDI
43
Bedrijven • • •
Joop kruijver begeleiden in werving van nieuwe bedrijven Wereldkanker dag propositie: Op die dag deel van je opbrengst aan HDI doneren Meer bedrijven bij gala betrekken, door tafelverkoop, sponsoring etc.
Vermogensfondsen • •
Menukaart projecten ontwikkelen en onder de aandacht brengen van fondsen Intern formulier ontwikkelen, presenteren en verspreiden om projectvoorstellen vroegtijdig in beeld te krijgen.
Online • • • • • •
Google Grants Adwords Campagne uitbouwen Linked In Helen Dowling Business Network verdubbelen Op Facebook aandacht geven aan fondsenwervende zaken Galawebsite, aanleveren nieuw en extra materiaal Een platform voor online social network fundraising voor sponsoracties opzetten Verversen onderdeel ‘Steun ons’ op HDI-website met o.a.: - online doneren vanaf de homepage - Ervaringsverhalen cliënten die donateur zijn geworden - online periodieke schenkingsakte opmaken - Integratie met andere fondsenwervende activiteiten
Specifiek voor de nieuwbouw vinden de volgende activiteiten plaats: • • •
Leveranciers sponsoring Grote giften werving Aanvragen vermogensfondsen
Daarbij worden de volgende middelen ingezet: • Strategische fondsenwervingsplan nieuwbouw • www.helendowlinghuis.nl • Brochure ‘Geef Kanker een Plek’ • 3D maquette • Impressie bij receptie met geldbusje
Beleidsplannen HDI
44
Bijlage 1 – De wereld van het Helen Dowling Instituut
Europa
Financiële crisis
NPK
Overheid
Zorgverzekeraars
Collega's
Concurrenten
Verwijzers
HDI NFK
KWF
Ketenpartners
Bezuinigingen
Vermogensfondsen
Politieke verhoudingen
Gemeente
Nza
NIVEL
Beleidsplannen HDI
45
Bijlage 2 – Maatregelen HDI tegen voorgenomen bezuinigingen per 2012 op de GGZ door het kabinet Rutte Plan van aanpak om negatieve gevolgen voor het HDI te minimaliseren Wat zijn de voorgenomen bezuinigingen? In 1e lijn GGZ 1. Reductie aantal sessies in 1e-lijn van 8 naar 5 en verhoging eigen bijdrage per sessie van € 10 naar € 20
1. 2. 3. 4.
In 2e lijn GGZ Eigen bijdrage van € 200 per kalenderjaar Geen vergoedingen meer voor aanpassingstoornissen vanuit basispakket Geen vergoedingen meer voor kortdurende behandelingen vanuit basispakket Generieke korting op alle tarieven (hoogte is nog niet bekend) Gevolgen voor het HDI Voor ons gelden alleen de bezuinigingen op de 2e-lijn GGZ.
1.
Eigen bijdrage van € 200 per kalenderjaar Op basis van de enquête onder onze cliënten (N=216) blijkt dat 50% (!!) zich niet zou hebben aangemeld bij het HDI in geval van een eigen bijdrage van € 250 (tabel 1) (dat bedrag is inmiddels door VWS verlaagd tot € 200). Van hen geeft 29% aan (respectievelijk 14% van de totale populatie) helemaal geen bijdrage te kunnen betalen, 36% (18%) € 50,-, 24% (12%) € 100, 9% (5%) € 150 en 1% (0,5%) € 200. Gemiddeld zouden alle wegblijvers (inclusief degenen die niets betalen) € 78 per persoon kunnen/willen betalen. Tabel 1 – Aanmelden bij HDI i.g.v. € 250 eigen bijdrage Aanmelden Nee % van totaal N = 216 N = 107 50% Geen enkele eigen bijdrage 31 (29%) 14% Eigen bijdrage €50 39 (36%) 18% Eigen bijdrage € 100 26 (24%) 12% Eigen bijdrage € 150 10 ( 9%) 5% Eigen bijdrage € 200 1 ( 1%) 0,5%
Ja N = 109 -
Wellicht dat het percentage niet-aanmelders uiteindelijk minder zal zijn, mede door lagere eigen bijdrage en het voldongen feit fenomeen, maar dan nog hebben we rekening te houden met terugval in het aantal nieuwe cliënten als we de eigen bijdrage maximaal aanhouden. Als 50% zich niet meer zou aanmelden, zou dat een desastreus gevolg hebben voor onze financiële situatie, want dan valt de helft van onze inkomsten uit de patiëntenzorg weg. Onze budgetafspraak voor 2011 is € 1,32 miljoen. Stel dat we in 2012 20% mogen groeien, komen we uit op € 1,58 miljoen. Daarvan zouden we dus nog € 790.000 overhouden als 50% wegblijft, een terugval met € 530.000. Dat zijn 7 fte’s therapeuten. We zullen dan drastisch moeten snijden in ons personeelsbestand. Dat zijn ongeveer 10 mensen.
Beleidsplannen HDI
46
Oplossingen 1. ‘Open deur beleid’ - Iedereen toelaten met eigen bijdrage op maat Ervan uitgaande dat het innen van de maximale eigen bijdrage tot fors verlies van klanten en inkomsten leidt, valt te overwegen als uitgangspunt te hanteren dat we elke cliënt accepteren, ook als die niet of nauwelijks de eigen bijdrage kan betalen. Laten we eens uitgaan van 1.000 nieuwe aanmeldingen in 2012 (face-to-face en online) en de percentages + bedragen eigen bijdrage hanteren van de niet-aanmelders. In totaal zullen 500 mensen zich aanmelden en 500 niet als de maximale bijdrage geldt. Theoretisch zou je van 1.000 cliënten in totaal € 200.000 aan eigen bijdragen mogen/moeten/kunnen innen. In tabel 2 staat aangegeven wat theoretisch inbaar is op basis van de uitkomsten van onze enquête, waarbij ik ervan uit ga dat iedereen die aangaf bereid te zijn € 250 te betalen ook de voorgenomen € 200 zal betalen en de ‘wegblijvers’ gemiddeld € 78 kunnen betalen. Het is evident dat het HDI inkomsten zal derven. In geval 50% slechts een beperkte bijdrage kan leveren, kost dat het HDI € 61.000 (€ 200.000 minus € 139.000). Ik denk dat we ook nog wel tussen de € 25 en € 50 eigen bijdrage kunnen innen van degenen die nu aangeven geen enkele bijdrage te kunnen betalen (N= 140). Dan komen we grosso modo uit op een tekort van € 60.000. We missen dus gemiddeld € 60 per nieuw aangemelde cliënt in geval 50% van de totale populatie (N = 1.000) geen of slechts een deel van de eigen bijdrage kan betalen. Andere varianten geven navenant minder tekort. Alleen als alle cliënten de volledige eigen bijdrage betalen, derft het HDI geen inkomsten. Het toelaten van alle cliënten, ook als ze geen of een beperkte eigen bijdrage kunnen betalen, kost het HDI in ieder geval minder dan in het geval het HDI van iedereen eist dat de volledige eigen bijdrage wordt betaald en 40-50% van de cliënten wegblijft. Tabel 2 - Geen of beperkte eigen bijdrage (N=1.000) – verschillende percentages Volledige N Opbrengst Beperkte N Opbrengst Totale Tekort = bijdrage € bijdrage € opbrengst verschil met € 200 € 78 € maximale opbrengst van € 200.000 50% 500 100.000 50% 500 39.000 139.000 61.000 60% 600 120.000 40% 400 31.200 151.200 48.800 70% 700 140.000 30% 300 23.400 163.400 36.600 80 % 800 160.000 20% 200 15.600 175.600 24.600 90 % 900 180.000 10% 100 7.800 187.800 12.200 100% 1.000 200.000 0% 0 0 200.000 0
2. Cliënten oproepen zich nog in 2011 aan te melden De bezuinigingsmaatregelen zijn vanaf 1 januari 2012 van kracht. Iedereen die vóór die datum is ingeschreven bij het HDI hoeft in 2012 geen eigen bijdrage te betalen (dat is op dit moment de informatie die we hebben). Dat kan een boost geven aan het aantal nieuwe aanmeldingen in 2011 die als buffer dient voor 2012. We dienen dan in de herschikkingsronde van 2011 (zomer 2011) aanvullend budget aan te vragen / te zien verkrijgen om de extra aanwas te kunnen verwerken. Het eerste gesprek hierover heeft reeds met AGIS plaats gevonden.
Beleidsplannen HDI
47
3. Inzetten ‘Fonds voor Eigen Bijdrage’ (FEB) De gelden die we tekort komen vanwege de eigen bijdrageregeling kan het HDI niet missen. We gaan een speciaal HDI fonds oprichten voor de compensatie van misgelopen eigen bijdragen. Het Ministerie van VWS heeft desgevraagd aangegeven dat er geen juridisch bezwaar bestaat tegen de oprichting van het fonds. Het eerste vermogensfonds dat we daarvoor hebben benaderd is de Willem Meindert de Hoop Stichting. Alle HDI cliënten die de verplichte eigen bijdrage niet helemaal kunnen betalen, kunnen vanaf 2012 een beroep doen op het Fonds Eigen Bijdrage (FEB). Vanuit dit fonds zal het deel dat iemand niet zelf kan betalen door het HDI worden gedoneerd aan de cliënt, zodat die de eigen bijdrage van € 200 geheel kan overmaken aan de eigen zorgverzekeraar. Stel bijvoorbeeld dat iemand slechts € 125 eigen bijdrage kan betalen, dan past het HDI de resterende € 75 bij. Hoe werkt het FEB? 1. Het HDI gaat er vanuit dat alle cliënten tenminste een eigen bijdrage betalen van € 25. 2. Als iemand in staat is de eigen bijdrage van € 200 volledig te betalen, dan rekent het HDI erop dat iemand ook geen beroep doet op het Fonds Eigen Bijdrage. 3. Mocht iemand minder dan € 200 kunnen betalen, dan kan hij/zij dat bij aanmelding bij het HDI aangeven en melden welk bedrag hij/zij wel in staat is te betalen. Het HDI zullen daar dan rekening mee houden. 4. Het HDI hanteert vier bedragen voor een lagere eigen bijdrage, waaruit de cliënt kan kiezen, te weten €150, € 100 of € 50. Het secretariaat handelt dit af en niet de therapeut. 5. De cliënt ontvangt van het HDI na afloop van de behandeling een donatie ter grootte van het bedrag dat hij/zij niet kan betalen. 4.
Minder uren per cliënt We zullen nog scherper moeten letten op onze tijdsbesteding aan cliënten. We kunnen het derven van inkomsten mogelijk (deels) compenseren als we per cliënt meer verdienen dan nu het geval is. Dus gemiddeld per uur meer verdienen. Onze kostprijs is/was € 125 per uur. We verdienen gemiddeld € 1.100 per cliënt. Daarvoor kan je 8,8 uur aan iemand besteden (direct en indirect), dat is 528 minuten. Om € 100 in te verdienen op een cliënt, want immers nodig om het verlies van de eigen bijdrage te compenseren, zouden we gemiddeld 100/125 x 60 minuten = 48 minuten minder tijd moeten besteden aan elke cliënt. Dan kom je uit op 528-48=480 minuten en dat is precies 8 uur (directe en indirecte tijd). Dat betekent een uurtarief van € 137,50.
5. Meer cliënten per dag We zullen de gemiddelde productie per therapeut per dag dienen te verhogen van 5 naar 6 cliënten. Dat betekent dat we met hetzelfde aantal uren/fte’s 20% meer inkomsten genereren.
Beleidsplannen HDI
48
2. Geen vergoedingen meer voor aanpassingstoornissen vanuit basispakket De diagnose aanpassingsstoornis wordt in 50% van de gevallen bij het HDI gesteld en levert 70% van onze inkomsten op. Als we daar niets aan doen, zal dat geld via de cliënten zelf moeten worden opgebracht. We dachten aanvankelijk dat ze het vergoed zouden krijgen via de aanvullende verzekering, maar dat zal niet het geval zijn. We hebben inmiddels via AGIS vernomen dat de cliënten dat niet via de aanvullende verzekering krijgen vergoed. Men moet het dus uit eigen portemonnee betalen en dat zal de meerderheid niet kunnen of willen. Oplossingen 1. De diagnose aanpassingsstoornis nauwelijks/niet stellen. Mede op basis van HADS scores alternatieve diagnose noteren (b.v. angst, depressie, dysthyme stoornis, V-codes, somatoforme stoornis) of primaire en secundaire diagnoses omwisselen. 2. In sommige gevallen ontkomen we niet aan de diagnose aanpassingsstoornis (schatting 25%). Dan zouden we wellicht via een eerstelijnscontract nog wat inkomsten kunnen verkrijgen. Daarvoor moeten we met alle zorgverzekeraars apart contracten afsluiten voor een op te richten (interne) eerstelijnspraktijk 3. Geen vergoedingen meer voor kortdurende behandelingen vanuit basispakket Het gaat om DBC’s kortdurende behandeling tot 200 minuten. Dat geldt het voor 9% van onze behandelingen en ongeveer 2% van onze inkomsten, te weten € 23.719.
1. 2.
Oplossingen Stellen van andere DBC Ook eerstelijnszorg gebudgetteerd krijgen
4. Generieke korting op alle tarieven Naast de vrijwillige korting zal de overheid een algemene voor iedere zorgaanbieder geldende tariefkorting hanteren in 2012 van 5,55%. Oplossing Vrijwillige korting zo laag mogelijk houden en zo hoog mogelijk tarief zien af te spreken.
Beleidsplannen HDI
49
Bijlage 3 Achtergrond informatie bij jaarplannen wetenschappelijk onderzoek 2012-2015 De vraag wat de meest werkzame therapie vormen/therapeutische technieken voor die belangrijke specifieke klachten willen we beantwoorden door onderzoek naar de werkingsmechanismen van therapieen gericht op die klachten. Uit onderzoek blijkt dat het verschil tussen therapeutische stromingen klein is. Zie bijvoorbeeld de meta analyse van Cuijpers et al 2008 op het gebied van depressie waaruit blijkt dat interpersoonlijke therapie iets effectiever was dan andere behandelingen en nondirectieve counseling iets minder effectief, maar dat de meeste therapieen ongeveer even effectief zijn. Het is wel mogelijk dat de werkingsmechanismes tussen therapeutische stromingen verschillen, al lijkt recent onderzoek te suggereren dat ook dat niet het geval is (Warmerdam 2010). Naast de veronderstelde therapie specifieke werkingsmechanismes bestaat er veel onderzoek naar algemene factoren die het succes van therapie voorspellen, de clientfactoren zijn daarin het meest belangrijk, daarna de therapeutische werkrelatie. Online therapie en zeker online zelfhulp sluit aan bij een groep bij een bepaalde groep clienten, de kunst is duidelijk te krijgen welke clienten daar baat bij hebben, en welke face-to-face of een andere aanpak nodig hebben. Op het gebied van internettherapie is nog weinig onderzoek gedaan naar werkingsmechanismes. Wel is uit onderzoek bekend dat hogere aanvang scores op depressie, en lagere scores op neurotiscisme therapie succes voorspelden en dat vrouwen meer baat hadden dan mannen (Spek 2008) voor zowel de internet therapie als de groepstherapie voor depressie waar mee vergeleken werd. Altruisme voorspelde alleen therapie succes bij de groepen, niet online. Medicatie gebruik voorspelde minder succes op gebied van internettherapie voor depressie (Ruwaard 2009).
Beleidsplannen HDI
50