STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Cel Onderzoekscoördinatie, dept. R&D, Vrije Universiteit Brussel.
Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 1050 Brussel
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
Rectoraat ONDERZOEKSADMINISTRATIE Cel Onderzoekscoördinatie Tel. : +32 (0)2 629 21 08
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Fax : +32 (0)2 629 36 40
Uitgangspunten en strategische doelstellingen
2
Operationele doelstellingen, planning, instrumenten en financiële onderbouwing
7
I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK
8
II. PRINCIPES VAN GOED BESTUUR BINNEN HET ONDERZOEKSBELEID
11
III. VERSTERKING VAN DEELNAME VAN VROUWEN EN ALLOCHTONEN AAN HET ONDERZOEK
13
IV. VORMING EN LOOPBAAN VAN ONDERZOEKERS
15
V. COMMUNICATIE OVER LOPEND EN AFGEROND ONDERZOEK
18
Gebruikte afkortingen
19
BIJLAGE 1: Ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de Interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap. Strategisch plan van de Universitaire Associatie Brussel 2009-2013. BIJLAGE 2: Beleidsplan Wetenschapscommunicatie 2013-2017. BIJLAGE 3: Beleidsplan Centrale Doctoraatsbegeleiding 2013-2017. BIJLAGE 4: Memorie van toelichting bij de invoer van een nieuw financieringsmodel onderzoek: basisfinanciering en programmafinanciering (RvB 24.05.2011).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 1 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Uitgangspunten en strategische doelstellingen
Als centrale uitgangspunten van het huidige onderzoeksbeleid aan de Vrije Universiteit Brussel gelden: - een
'bottom-up'
benadering,
waarbij
onderzoek
zoveel
mogelijk
vanuit
de
onderzoeksgemeenschap wordt geïnitieerd en gefinancierd (na selectie op kwaliteitsbasis). - geen a priori versleuteling van middelen op aanvraagbasis, zodat de beste aanvragen over alle domeinen heen in competitie kunnen worden geselecteerd (op kwaliteitsbasis). - open oproepen tot aanvragen van onderzoeksfinanciering (waar mogelijk, naargelang het financieringskanaal). - een gezonde balans in de interne financiering tussen (I.) een algemene basisfinanciering die alle vorsers toegang geeft to onderzoeksfinanciering, (II.) doorstroommogelijkheden, en (III.) financieringen op excellentieniveau. - het
streven
naar
een
globaal
evenwichtige
verdeling
van
het
geheel
van
alle
onderzoeksmiddelen over de drie grote domeinen 'Humane Wetenschappen', 'Basis-, Natuuren
Toegepaste
Wetenschappen'
en
'Biomedische
Wetenschappen',
die
systematisch
wordt
gemonitord. - het
inbouwen
van
incentives
voor
het
verwerven
van
externe
financiering,
internationalisering, netwerking en valorisatie (incl. maatschappelijk) in de criteria en voorwaarden voor interne financieringsinstrumenten.
De hiervoor noodzakelijke voorbereidingen en beraadslagingen vergen een sterke inzet, competentie, dossierkennis en toegankelijkheid van alle betrokken actoren (leden van de adviserende organen, ondersteunende administratie), en een transparante werking (oproepen, criteria).
De onderzoekscapaciteit van de universiteit wordt gesitueerd in drie elk op zich waardevolle onderzoeksniveaus, gaande van een brede en diverse onderzoeksbasis tot een internationaal erkend speerpuntniveau (Figuur 1). Aan elk van deze drie niveaus is een specifiek gamma aan financieringsinstrumenten geassocieerd (Tabel 1).
Het
beheer
van
de
middelen
onderzoeksadministratie
weergegeven
bestaande
uit
in
Tabel
de
cel
1
wordt
ondersteund
Onderzoekscoördinatie,
door
de
de
cel
Wetenschapscommunicatie, de cel Centrale Doctoraatsbegeleiding en de cel Data en Beleid. Dit met uitzondering van de IOF-middelen, waarvan het beheer wordt ondersteund door de Technology Transfer Interface.
Dit beleidsplan heeft als onderwerp het niet gericht onderzoek, in het bijzonder gefinancierd via het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF), en met bijzondere aandacht voor de hieromtrent in artikel 23 van het BOF-besluit opgenomen bepalingen.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 2 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Het onderzoeksbeleid op dit vlak is nauw verbonden met het beleid dat wordt gevoerd aangaande gericht
onderzoek,
valorisatie
en
innovatie
(i.h.b.
gefinancierd
via
het
Industrieel
Onderzoeksfonds (IOF) en geregeld via het betreffende besluit) dat wordt weergegeven in een autonoom beleidsplan rond deze materie (BIJLAGE 1) en opgevolgd door de Technology Transfer Interface. De verbondenheid van deze materies1 in een meer globale onderzoeksstrategie of carrière is ook zichtbaar in verschillende beleidsinstrumenten, en zal ook worden meegenomen in de geplande vormgeving van multidisciplinaire excellentiepolen.
Het globale financieringsmodel voor onderzoek werd recent ingrijpend herzien (RvB 24.05.2011, BIJLAGE 4).
Deze
herziening
brengt
nieuwe
mogelijkheden
(monitoring)
en
structuren
(programmafinanciering) met zich mee. De komende periode zal worden gekenmerkt door een verdere opvolging en inspeling hierop, kaderend in twee kerndoelstellingen voor de termijn 2013-2017 die de drie onderzoeksniveaus overspannen:
A) het vormgeven van multidisciplinaire excellentiepolen uitgaande het geheel aan gedefinieerde speerpunten en het doorgroeipotentieel. B) de aangroei van een kwaliteitsvolle brede onderzoeksonderbouw via algemene stimuli.
A) In de termijn 2013-2017 zullen multidisciplinaire excellentiepolen worden vormgegeven uitgaande van verschillende toekenningen op excellentieniveau (de verschillende vormen van langetermijnfinanciering
en
intern
en
extern
toegekende
mandaten),
en
met
internationalisering en netwerkvorming als essentiële elementen. Deze sterkere profilering van de universiteit op onderzoeksvlak via internationaal erkende onderzoekszwaartepunten is een vereiste in de huidige context van toenemende globalisering en internationale competitie. B) Recent
vernieuwde
onderzoeksonderbouw
financiering zorgen
en voor
stimuli een
voor
een
algemene
kwaliteitsvolle
brede
beschikbaarheid
van
basisonderzoeksfinanciering in alle vakgroepen, en voor een lokale beleidsvoering op onderzoeksvlak. In de loop van de termijn 2013-2017 is in het bijzonder de evaluatie van de Basisfinanciering voor vakgroepen gepland (na toepassing gedurende 5 jaar), als nieuw instrument op dit niveau.
1 Verbondenheid van het Onderzoeksbeleid en het Innovatie- en Valorisatiebeleid: De implementatie van onderzoeksresultaten in de samenleving is een voorname basisopdracht voor de universiteit. Het verwerven van externe inkomsten uit valorisatie van onderzoek is dan ook een van de hoofdaccenten van het Algemeen Strategisch Plan. Deze inkomsten omvatten onder meer strategische onderzoeksprojecten op Vlaams (IWT/SBO) en Europees (EU Framework programs) niveau, en worden waar aangewezen opgenomen als parameter in de evaluatie van onderzoeksprestaties van vorsers (ZAP-Opdrachtsmatrix), onderzoeksgroepen en speerpunten. De specifieke academische bestuursorganen voor het Innovatie- en Valorisatiebeleid, ondersteund door de Technology Transfer Interface, hebben als taak om een beleid uit te tekenen dat er onder meer op gericht is om meer onderzoekers aan te zetten tot het uitbouwen van een valorisatiestrategie rond het eigen onderzoek. De ontplooiing van een nieuwe cultuur van valorisatiegericht denken, in samenspraak tussen de vicerectoren voor het Onderzoeksbeleid en voor het Innovatie- en Valorisatiebeleid, is bijgevolg van cruciaal belang voor de universiteit. Naast sensibilisering en opleiding op doctoraal niveau (domein van de Centrale Doctoraatsbegeleiding) zouden senior onderzoekers en onderzoeksteams van de universiteit op termijn niet alleen een goed uitgebouwd onderzoekstraject voor ogen moeten houden (beleidsdomein Onderzoek), maar ook een valorisatiemap (naar industrie en maatschappij) die alle kansen voor het verwerven van externe middelen hiervoor op gestructureerde wijze inpast en benut (beleidsdomein Innovatie en Valorisatie). Valorisatiegericht denken is echter een noodzaak binnen alle domeinen en vormen van onderzoek, zij het dat dit moet gesitueerd worden in de brede betekenis van het maatschappelijk valoriseren met als doel maatschappelijke, culturele en sociale impact te verwezenlijken. De ontwikkeling van stimuleringsmechanismen die hierop zijn gericht enerzijds, en van een monitoringsinstrument anderzijds, vormt onderdeel van het bredere onderzoeksdomein (beleidsdomein Onderzoek). De binnen de onderzoeksadministratie te situeren cel Data en Beleid neemt deze taken mee in haar opdracht.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 3 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Figuur 1 III. Speerpunten II. Doorgroeipotentieel: gevestigde onderzoekers I. Solide onderbouw: diversiteit aan onderzoeksdisciplines en instroom van jonge onderzoekers
→ →
Multidisciplinaire excellentiepolen (MEP)
Tabel 1 Per onderzoeksniveau en subniveau: Financieringsinstrumenten met toekenning op OZR-advies en nauw verwante financieringskanalen
Middelen Intern Extern interuniversitair interuniversitaire versleuteld competitie
I. Solide onderbouw 1) Doctoraal - FWO-Aspiranten & IWT Specialisatiebeurzen - OZR-Opvangmandaten / Predoc Geplande actie: Uitbreiding partneruniversiteiten Internationale wetenschappelijke samenwerking 2) Postdoctoraal (postdoc en startend ZAP) - ZAP-Startfinanciering - BOF Tenure Track mandaten - 10% ZAP-aanstellingen - FWO-Postdocs eerste termijn & IWT Postdoctorale mandaten - OZR-Opvangmandaten / Postdoc Geplande actie: Veralgemening ZAP-Startfinanciering 3) Algemeen - Basisfinanciering voor vakgroepen - Infrastructuur - Alliantieonderzoeksgroepen - Internationale wetenschappelijke samenwerking Geplande actie: Joint Research Labs
FWO/IWT BOF/OZR
BOF/OZR BOF/OZR BOF/OZR
FWO
BOF/OZR
BOF/OZR OZR BOF/OZR BOF
II. Doorgroeipotentieel 1) Incubatienievau (ZAP en postdoc) - Basisfinanciering voor vakgroepen - Sabbatical Leaves - Onderscheiding voor maatschappelijke valorisatie - FWO-Postdocs tweede termijn & FWO- en IWT SBO projecten Geplande actie: Thematische beleidsondersteunende platformen 2) Excellentieniveau (ZAP) - Strategic Research Program - Groeifinanciering - Senior Research Fellowships ('BOF-ZAP' binnen thema + instroom na Odysseusmandaten en na ERC Starting Grants - EU-incentives - ERC Starting Grants - Odysseusmandaten type II - GEAR II Geplande acties: Verruiming budget Senior Research Fellowships
BOF/OZR BOF/OZR BOF/OZR FWO/IWT
BOF/OZR BOF/OZR BOF/OZR IOF
ERC Odysseus
III. Speerpunten 1) Established Centres of Excellence - Strategic Research Programs - Interdisciplinary Research Programs - Methusalemfinanciering - FWO- en IWT SBO projecten - ERC Advanced Grants - Odysseusmandaten type I - IUAP's & EU-Netwerken - GEAR I Geplande actie:
BOF/OZR BOF/OZR BOF/OZR
IOF
FWO/IWT ERC Odysseus IUAP/EU
II.2) & III.: Vormgeving van multidisciplinaire excellentiepolen
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 4 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Hiernaast wordt vanuit het beleid doorlopend gewaakt over de adequate functionering van beleidsinstrumenten, en is er doorlopend aandacht voor de participaties in financieringskanalen vanuit de verschillende domeinen en voor eventueel onverwachte leemtes daarin. Deze actieve waakzaamheid vanuit het beleid wordt aangevuld met een open houding naar de basis toe, van waaruit eventuele tekortkomingingen die worden ondervonden steeds aan het beleid kunnen worden gemeld. Hiertoe worden ook expliciet mogelijkheden gecreëerd in de dialoog die met de vakgroepen wordt gepland op basis van hun 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek'.
Beide kerndoelstellingen sluiten aan bij de algemene aanbevelingen aan de Vlaamse universiteiten uit de
recentste
evaluatie
van
het
onderzoeksmanagement2.
Een
aantal
onderliggende
aandachtspunten spelen een rol in de ondersteuning van beide kerndoelstellingen en in de daartoe aangewende beleidsinstrumenten:
efficiënte schaalgrootte, kwaliteitsvolle onderzoekoutput, efficiënte begeleiding van doctorandi, wetenschappelijke integriteit, internationalisering, netwerkvorming, maatschappelijke valorisatie en genderevenwicht.
Deze
aandachtspunten
zijn
geïntegreerd
in
criteria
en
voorwaarden
bij
de
beleidsinstrumenten die nader worden toegelicht in de volgende hoofdstukken, met in het bijzonder maar niet uitsluitend: - Efficiënte schaalgrootte:
Programmafinanciering; Basisfinanciering voor vakgroepen.
- Kwaliteitsvolle onderzoeksoutput:
Basisfinanciering voor vakgroepen;
- Efficiënte begeleiding van doctorandi:
Doctoral Schools & Doctoraatsopleiding;
- Wetenschappelijke integriteit:
Commissie wetenschappelijke integriteit.
- Internationalisering en netwerkvorming:
Persoonsgebonden bonussen gericht op Europese onderzoeksfinanciering;
ZAP-Opdrachtsmatrix.
Basisfinanciering voor vakgroepen.
Internationale wetenschappelijke samenwerking. - Maatschappelijke valorisatie:
Persoonsgebonden bonus gericht op maatschappelijke valorisatie;
- Genderevenwicht:
Stuurgroep Genderactieplan;
Geplande actie: Thematische beleidsondersteunende platformen.
Samenstelling plenaire Onderzoeksraad en adviesorganen; Aangepaste termijnen.
2 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement)
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 5 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Samen met de hoger genoemde centrale uitgangspunten van het huidige onderzoeksbeleid, vormen en
ondersteunen
de
onderliggende
aandachtspunten
de
vaste
accenten
van
het
VUB-
Onderzoeksbeleid: - evenwichtige verdeling van onderzoeksmiddelen - geen inhoudelijke sturing van het onderzoek - disciplineoverstijgende samenwerking - gezonde onderzoekscultuur - excellentiebeleid - herbronningsmogelijkheden - aandacht voor verbanden met dienstbetoon en valorisatie - communicatie aangaande onderzoeksprestaties - monitoring van onderzoeksprestaties - strategische interacties in het kader van allianties, de associatie, het UMC
De uitgangspunten van het onderzoeksbeleid situeren zich in een bredere interne en externe beleidscontext: 1) het beleid gevoerd door andere interne beleidsniveaus binnen de universiteit, weergegeven in het Algemeen Strategisch Plan3; het allocatiemodel aangaande werkingsmiddelen; de beleidsplannen op het vlak van valorisatie (BIJLAGE 1), wetenschapscommunicatie (BIJLAGE 2) en Doctoral Schools (BIJLAGE 3);
de
strategische
overeenkomsten
en
samenwerkingen
(associatiepartner
EhB,
UZBrussel/UMC, ULB, alliantiepartner UGent, UAB-Kunsten). 2) de externe positie van de universiteit op onderzoeksvlak in internationale, Vlaamse en Brusselse context, blijkend uit evaluaties, analyses, monitoring en benchmarking, waaronder de periodieke externe evaluatie van het onderzoeksmanagement4, interne analyses en monitoring van parameters inzake onderzoeksperformantie in het kader van interne5 en externe6 financieringsmodellen, ad hoc extern uitbestede studies.
3 Met als strategische topprioriteiten "Werken aan een duurzaam en gezond financieel beheer", "Het studierendement verhogen", "Investeren in rekrutering en marketing" en als andere strategische priorieiten "Het ontwikkelen van een sterk studentenbeleid", "Het ontwikkelen van een sterk alumnibeleid", "Inspirerend, kwaliteitsvol en 'op maat' onderwijs aanbieden", "Stimuleren van excellent onderzoek in samenwerking met externen en hernieuwde aandacht voor valorisatie", "Versterken van de positie als internationale universiteit", "Talent aantrekken, ontwikkelen en responsabiliseren", "Optimaliseren van de samenwerking met de strategische partners", "Investeren in een groene campus als motor voor groei van de universiteit", "Het verder uitbouwen van een verzelfstandigd UMC", "Versterken van efficiëntie, slagkracht en goed bestuur". 4 Tweede externe beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten (2010). 5 BIJLAGE 4. 6 In het bijzonder het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF-besluit, Vlaamse Regering 21.12.2012).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 6 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Operationele doelstellingen, planning, instrumenten en financiële onderbouwing
Instrumenten ter ondersteuning van de kerndoelstellingen: Hieronder worden van de verscheiden portfolio aan instrumenten waarover de Onderzoeksraad beschikt, deze besproken die de kerndoelstellingen voor de termijn 2013-2017 in het bijzonder ondersteunen. Een meer exhaustief overzicht van de OZR-beleidsinstrumenten (structuren en financieringskanalen) is opgenomen in het Reglement van de Onderzoekraad7.
Verwevenheid van beleidsmaatregelen en -instrumenten: De operationele doelstellingen en ondersteunende beleidsinstrumenten werden onderverdeeld in vijf hoofdstukken conform de bepalingen in artikel 23 van het BOF-besluit. Intrinsiek zijn deze beleidsdomeinen
evenwel
sterk
verweven,
en
het
effect
van
veel
van
de
vermelde
beleidsinstrumenten is breder dan het beleidsdomein waaronder ze hieronder in hoofdorde werden gerangschikt.
Deze
sterke
verwevenheid
van
maatregelen
en
instrumenten
binnen
het
onderzoeksbeleid werd recent aan de onderzoeksgemeenschap nader toegelicht bij gelegenheid van de invoer van een nieuw financieringsmodel voor onderzoek8. Alle beleidsinstrumenten samen vormen een coherent en verweven geheel, gericht op continue verbetering. De nieuwe beleidsinstrumenten worden systematisch op een aan het instrument aangepaste wijze geëvalueerd na een minimale toepassingsperiode.
7 8
"Reglement Onderzoeksraad (OZR)", laatst gewijzigd RvB 19.03.2013. BIJLAGE 4.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 7 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK
Het
onderzoeksbeleid
van
de
Vrije
Universiteit
Brussel
is
traditioneel
sterk
gericht
op
kwaliteitsbewaking en kwaliteitsondersteuning, niet door het onderzoek thematisch te sturen, maar wel door de kwaliteit van haar onderzoekers en onderzoeksteams te bevorderen via verschillende beleidsinstrumenten. Bij selecties voor onderzoeksfinanciering op aanvraagbasis staat ook steeds de wetenschappelijke kwaliteit van het voorgestelde onderzoek centraal, in principe vastgesteld via een screening door externe experten. Stimuli voor kwaliteit zijn verweven in de criteria en voorwaarden voor alle beleidsinstrumenten, zoals deze
ingevoerd
met
het
nieuwe
financieringsmodel
voor
onderzoek
(programmafinanciering,
Basisfinanciering voor vakgroepen, Persoonsgebonden bonussen, Opvangmandaten). Daarnaast wordt ook verwacht dat een positief effect uitgaat van de omkaderende beleidsmatige situering van dit nieuwe financieringsmodel, gericht op een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede onderzoekscultuur.
Programmafinanciering - Instrumenten en doel: In 2011 werd overgestapt van omvangrijke projectfinancieringen met beperkte looptijd naar programmafinanciering op excellentieniveau voor groepsleiders waarvan de internationale uitmuntendheid werd aangetoond. Twee soorten programma's ("Strategic Research Programs" met nadruk op wetenschappelijke excellentie, en "Interdisciplinary Research Programs" met nadruk op maatschappelijke uitdagingen en thematische totaalexpertise) moeten er mee voor zorgen dat de universiteit zich duidelijker kan profileren rond een reeks excellente onderzoekspolen, ontstaan en gevoed vanuit een diverse en zich continu vernieuwende onderzoeksbodem. - Geplande actie: In het kader van de kerndoelstelling aangaande de vormgeving van Multidisciplinaire excellentiepolen zal deze programmafinanciering een belangrijk element vormen binnen het geheel aan gedefinieerde speerpunten en doorgroeipotentieel, en tevens een belangrijke toetssteen aangaande eventuele onverwachte leemtes in participaties vanuit de verschillende domeinen. - Indicatie
van
de
huidige
financiële
onderbouwing:
Strategic
Research
Programs
incl.
groeifinanciering: 6.085.000 euro per jaar; Interdisciplinary Research Programs: 640.000 euro per jaar
Basisfinanciering voor vakgroepen - Instrument en doel: Sinds 2012 is de "Basisfinanciering voor vakgroepen" het nieuwe instrument voor een evenwichtige verdeling van onderzoeksmiddelen over vakgroepen, en hiermee het behoud van een grote diversiteit aan onderzoekstopics als brede voedingsbodem voor vernieuwende ideeën. De formule voor de middelenverdeling combineert een zekere eenvoud met voldoende nuancering. De parameters blijven beperkt tot een set representatieve en strategische criteria, terwijl daarbinnen rekening wordt gehouden met verschillen naargelang de disciplines. Terwijl via de criteria welbepaalde vormen van kwaliteitsvolle onderzoeksoutput expliciet worden gestimuleerd en gemonitord, houdt het model een veel bredere stimulans in naar het onderzoeksbeleid van de vakgroepen toe. Hoge 'scores' op de geselecteerde parameters mogen geen streefdoel zijn op zich, maar zijn het gevolg van een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede onderzoekscultuur. Van de vakgroepen wordt verwacht dat zij de toegekende 'lump sum' optimaal aanwenden volgens een strategie passend bij de noden van het domein. Hierover wordt door de vakgroep jaarlijks
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 8 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
gerapporteerd aan de Onderzoeksraad in haar "Strategische Beleidsfiche Onderzoek" (zie hoofdstuk II. PRINCIPES VAN GOED BESTUUR BINNEN HET ONDERZOEKSBELEID"). - Geplande actie: In de termijn 2013-2017 zal, na toepassing gedurende 5 jaar, de eerste tussentijdse vijfjaarlijkse evaluatie van het model plaatsvinden. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 2.600.000 euro per jaar
Persoonsgebonden bonussen gericht op profilering op Europees vlak en in de maatschappij - Instrumenten en doel: Sinds 2011 worden persoonsgebonden bonussen toegekend gericht op Europese onderzoeksfinanciering en op maatschappelijke valorisatie. De incentives voor het voorbereiden en verwerven van toonaangevende Europese onderzoeksfinanciering stimuleren het optimaal
benutten
van
het
groeiend
Europees
instrumentarium
en
budget
inzake
onderzoeksfinanciering. De bonus voor maatschappelijke valorisatie stimuleert de aandacht bij de vorsers voor maatschappelijke valorisatie, en kadert tevens in de algemeen verhoogde aandacht voor dit aspect. - Geplande acties: Door de complexiteit van de Europese financieringskanalen voor onderzoek is een steeds toenemende ondersteuning wenselijk. De onderzoeksadministratie zal dan ook proactiever gaan optreden bij de ondersteuning van projectaanvragen. Hierbij wordt zowel gedacht aan het maximaal ondersteunen van de individuele aanvraag als aan het opstellen van een strategie in de toekomst. Deze strategie moet gezien worden in het kader van het uitgebouwd onderzoekstraject en de valorisatiemap (naar industrie en maatschappij) van de onderzoeksgroep zoals in dit beleidsplan wordt aangegeven. Een optimale verwevenheid tussen de andere elementen van het strategisch beleidsplan onderzoek en de strategie voor het aantrekken van EU-fondsen wordt daarbij beoogd. Naast algemene infosessies zal de onderzoeksadministratie zich engageren om proactief naar de onderzoeksgroepen toe te treden om met hen deze strategie te bespreken en de beschikbare ondersteuning daarbij verder toe te lichten. Het doel van deze ondersteuning is het verhogen van aangetrokken externe financiering en het opbouwen van de nodige knowhow om Europees succes te bestendigen. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Bonus voor maatschappelijke valorisatie: 150.000 euro per jaar; incentives voor Europese onderzoeksfinanciering: 400.000 euro per jaar.
Internationale wetenschappelijke samenwerking - Instrument en doel: De ondersteuning van internationale wetenschappelijke samenwerking gebeurt via
financiering
van
en
voor
jonge
onderzoekers,
met
een
specifiek
luik
gericht
op
ontwikkelingssamenwerking als traditioneel aandachtspunt van de universiteit (in onderzoek en onderwijs).
De
deelprogramma's
betreffen
(1.1.)
PhD-beurzen
in
het
kader
van
ontwikkelingssamenwerking, (1.2.) Doctoraatsprojecten in samenwerking met geprivilegieerde partnerinstellingen, en (2.) Bench fees voor de VUB-doctorandi in het kader van bilaterale samenwerkingsovereenkomsten aangaande gezamenlijke doctoraatsprojecten. - Geplande acties: In de termijn 2013-2017 zullen de concrete samenwerkingen van start gaan met de bijkomend naast eerste partner (University of Ljubljana) geselecteerde geprivilegieerde partneruniversiteiten (1.2.), zijnde de Universiteit Groningen (2012) en de University of Warwick (2013), en zal worden onderzocht hoe de Internationale wetenschappelijke samenwerking verder kan worden uitgebouwd. Daarnaast zal de invoer van het nieuw beleidsinstrument 'Joint Research Centres' worden besproken.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 9 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
- Indicatie
van
de
200.000 euro
per
100.000 euro
per
huidige jaar
financiële
(University
jaar
onderbouwing: of
(University
Ljubljana, of
Internationale Universiteit
Warwick);
PhD
samenwerkingsakkoorden:
Groningen),
beurzen
in
uitgebreid het
kader
met van
ontwikkelingssamenwerking: 230.000 euro per jaar; Joint PhD's en Alliantieonderzoeksgroepen: 100.000 euro per jaar; Oprichting van 'Joint Research Centres': 100.000 euro per jaar.
Kwaliteitsmonitoring Een kwalitatief onderzoeksbeleid vereist de noodzakelijke instrumenten voor monitoring en evaluatie. Binnen het onderzoeksdepartement is de evaluatie, van enerzijds de onderzoeksaanvragen en anderzijds de verdere uitbouw van het instrumentarium, gebaseerd op internationaal erkende criteria, parameters en modellen. Bovendien ontwikkelt het onderzoeksdepartement in dit verband eigen expertise, dit zowel in het kader van de interuniversitaire ECOOM-samenwerking, als op autonome wijze. Wat het eerste betreft, gaat de aandacht hierbij naar de ontwikkeling van indicatoren, meetinstrumenten en evaluatiemodellen die betrekking hebben op individuele excellentie van onderzoekers en op de evaluatie van kwaliteit en impact van artistiek onderzoek. Bijkomend wordt in de beleidsperiode 2013-2017 sterk ingezet op het ontwerpen van indicatoren (binnen een breder evaluatiemodel) die peilen naar de maatschappelijke, sociale en culturele impact van onderzoek, en dit vanuit
het
perspectief
dat
het
onderzoek
binnen
de
verschillende
disciplines,
meervoudige
valorisatietrajecten kan schragen en als dusdanig tot verschillende vormen van impact kan leiden. De ontwikkeling van expertise op dit vlak vormt onderdeel van de cel Data en Beleid die in 2013 binnen het onderzoeksdepartement werd opgericht.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 10 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
II. PRINCIPES VAN GOED BESTUUR BINNEN HET ONDERZOEKSBELEID
De aandacht voor goed bestuur werd recent versterkt via een reeks nieuwe, hieronder toegelichte maatregelen en instrumenten9. Hierin zijn verschillende van de onderliggende aspecten en principes aanwezig inzake bestuur, beheer en beheersing van de materie, organisatie en uitvoering, responsabilisering en verantwoording, toezicht en controle, transparantie, efficiëntie en effectiviteit, integriteit en deontologie. Aan een aantal van deze aspecten wordt tevens tegemoetgekomen via de kwaliteitszorg
in
het
onderzoek
(evaluatie
van
beleidsinstrumenten,
monitoring
van
onderzoeksprestaties), via de vorming van onderzoekers (wetenschappelijke integriteit), en via de opvolging van het Algemeen Strategisch Plan van de universiteit (zie de desbetreffende hoofdstukken I. KWALITEITSZORG EN EVALUATIE VAN HET ONDERZOEK en IV. VORMING EN LOOPBAAN VAN ONDERZOEKERS).
Charter Goed Bestuur - Instrument en doel: In het herziene BOF-besluit (VR 21.12.2012) werd voorzien dat het reglement voor de interne toewijzing van de globale middelen van het Bijzonder Onderzoeksfonds is ingebed in het Charter Goed Bestuur van de universiteit. In 2013 werden in dit kader reeds enkele specifieke bepalingen goedgekeurd aangaande de verantwoordelijkheden als lid van de Onderzoeksraad (effectief en plaatsvervanger) ten aanzien van de universitaire gemeenschap, onder meer via interactie met en een goede informatiedoorstroming naar de faculteiten. - Geplande actie: Zodra het VUB Charter Goed Bestuur is goedgekeurd, zal het OZR-reglement hierin worden ingebed
Samenstelling Bureau van de Onderzoeksraad - Instrumenten en doel: In 2013 werden plaatsvervangers en een maximale termijn ingevoerd voor de leden van het Bureau van de Onderzoeksraad. De invoer van plaatsvervangers kadert in de zorg voor continuïteit, via aanduiding van voormalige of mogelijk toekomstige effectieve BOZ-leden als plaatsvervangers. De plaatsvervangers zetelen tevens bij afwezigheid van de effectieve leden. - Geplande actie: In academiejaar 2013/2014 zullen de bepalingen dienaangaande voor het eerst worden toegepast.
Commissie Wetenschappelijke Integriteit - Instrument en doel: In 2013 werd een Commissie Wetenschappelijke Integriteit (CWI) toegevoegd als nieuw OZR-adviesorgaan, die conform het nieuwe ZAP-reglement (RvB 03.07.2012) ad hoc instaat voor dossiers aangaande deze materie (ter vervanging van de reeds in 2002 in het APreglement voorziene procedure voor de behandeling van vermoedens van wetenschappelijk wangedrag). Deze nieuwe structuur kadert tevens in een verhoogde aandacht voor deze materie (preventie en educatie) op Vlaams niveau, en overleg aangaande de oprichting van een Vlaamse orgaan dienaangaande (FWO/BU/13/57). - Geplande actie: In de termijn 2013-2017 zullen de bepalingen dienaangaande waar nodig worden aangepast of verfijnd.
9
Indicatie van de huidige financiële onderbouwing is hier niet van toepassing (geen financieringskanalen).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 11 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Strategische Beleidsfiches Onderzoek - Instrument en doel: Sinds 2002 kregen de vakgroepen met de "Basisfinanciering voor vakgroepen" (zie
hoofdstuk
I.
KWALITEITSZORG
EN
EVALUATIE
VAN
HET
ONDERZOEK)
een
expliciete
verantwoordelijkheid op het vlak van onderzoeksbeleid, en ook de middelen om hun lokale onderzoeksstrategieën uit te bouwen en te ondersteunen. Het financieringsmodel werd gekaderd in een ruime beleidsvisie die een brede stimulans inhoudt naar het beleid van de vakgroepen toe (incl. schaalvergroting, internationalisering, netwerkvorming, onderzoeksoutput, externe fondsenwerving, begeleiding van doctorandi). De vakgroepen rapporteren jaarlijks hun onderzoeksbeleid aan de Onderzoeksraad onder de vorm van een Strategische Beleidsfiche Onderzoek. Alle beleidsfiches zijn consulteerbaar voor de VUB-onderzoeksgemeenschap, en vormen een uitgangsbasis voor dialoog tussen onderzoeksbeleid en vakgroep, geïnitieerd door de OZR-leden. - Geplande actie: Met ingang van 2013 wordt in de "Strategische Beleidsfiche Onderzoek" expliciet een paragraaf verwacht aangaande het door de vakgroep gevoerde publicatiebeleid (BOZ 22.05.2013), wat de mogelijkheden inzake toetsing en bespreking hiervan zal bevorderen. Bij deze gesprekken zal verder de besteding van middelen aan jonge vorsers een bijzonder aandachtspunt zijn.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 12 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
III. VERSTERKING VAN DEELNAME VAN VROUWEN EN ALLOCHTONEN AAN HET ONDERZOEK
Stuurgroep Genderactieplan - Instrument
en
doel:
De
onderzoeksadministratie
is
lid
van
de
stuurgroep
Genderactieplan
(installatievergadering 08.07.2013) en verzorgt de opvolging van de gemaakte aanbevelingen die kaderen in het onderzoeksbeleid. - Geplande acties: Te plannen acties in onderzoekscontext zullen nader vorm krijgen na de installatievergadering. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Samenstelling van de plenaire Onderzoeksraad en van de adviesorganen - Instrument en doel: Sinds 2008 wordt bij de jaarlijkse samenstelling van de Onderzoeksraad wat betreft
de
effectieve
leden
een
expliciete
toetsing
voorzien
aan
kwaliteitsvereisten
en
genderevenwicht (RvB 12.02.2008). - Geplande actie: Met ingang van 2013 zijn de bepalingen inzake genderevenwicht dwingender en uitgebreid naar de adviesorganen betrokken bij de toekenning van middelen. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Aangepaste termijnen - Instrument
en
doel:
Er
wordt
doorlopend
aandacht
besteed
aan
mogelijke
concrete
reglementswijzigingen die gelijke kansen bevorderen, in het bijzonder aangaande de deelname van vrouwen aan het onderzoek (bv. met de in 2013 aangepaste anciënniteitsvoorwaarde in het kader van de Methusalemfinanciering voor toonaangevende onderzoekers). - Geplande acties: Doorlopend aandachtspunt. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Activiteiten in het kader van de Doctoral Schools & Doctoraatsopleiding - Instrument en doel: De Centrale Doctoraatsbegeleiding en de Doctoral Schools hebben doorlopend aandacht voor genderevenwicht in het opleidingsaanbod dat ze inrichten. Zo ondersteunde de Centrale Doctoraatsbegeleiding op 8 maart 2013 de CampusTalks sessie in het teken van de Internationale Vrouwendag, waarbij enkel vrouwelijke onderzoekers aan het woord kwamen rond het thema ‘Gender Bias in Science’. Op 29 en 30 november 2012 woonde de coördinator van de Centrale Doctoraatsbegeleiding in het Europese Parlement de European Gender Summit bij, met als thema ‘Quality Research and Innovation through Equality’. - Geplande acties: Op 13 september 2013 zal in Brussel het symposium ‘Family in Science’ plaatsvinden, georganiseerd in interuniversitaire samenwerking en met als topics onder meer 'Dual Career' en 'Work-life Balance'. - Indicatie
van
de
huidige
financiële
onderbouwing:
De
werking
van
de
Centrale
Doctoraatsbegeleiding en de Doctoral Schools is deels bepaald door de voorwaarden van de subsidie van de Vlaamse Regering voor de omkadering van jonge onderzoekers (487.721 euro in
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 13 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
begrotingsjaar 2012), o.a. aandacht voor het genderevenwicht en interuniversitaire samenwerking met minstens 2 andere Vlaamse universiteiten.
Activiteiten in het kader van Wetenschapscommunicatie - Instrument en doel: De expertisecel Wetenschapscommunicatie organiseert regelmatig initiatieven gericht op de specifieke kansengroepen 'vrouwen' en 'allochtonen', in samenwerking met externe partners. Hieronder bevindt zich 'RoboCup Junior', een initiatief met als doel jongeren te sensibiliseren
voor
wetenschappen, techniek
en
meer
specifiek
robotica, met
'meisjes' en
'allochtonen' als specifieke doelgroepen. Om de belangstelling bij jongeren in STEM-richtingen opnieuw te laten toenemen lanceerde de Vlaamse Overheid het STEM-actieplan 2012-2020, met onder meer een beleidsthema’s dat meer meisjes wil motiveren in de richting van STEM-beroepen. De projecten 'Technogrieten' en 'FabLab Junior' leggen de focus op meisjes, met extra aandacht voor meisjes uit maatschappelijk kwetsbare groepen (nieuwkomers, allochtonen). - Geplande acties: In 2013 gaat in het kader van 'RoboCup Junior' de samenwerking met een van de partners van start, wordt een project gericht naar 10- tot 12-jarige meisjes ingediend bij het Impulsfonds (Federaal migrantenbeleid) en een Brugproject via het Agentschap Ondernemen. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: De werking van RoboCup wordt momenteel gefinancierd door een bijdrage vanuit alle associaties, en ondersteund door UAB-personeel (0,5 VTE gefinancierd via het financieringsconvenant wetenschapscommunicatie met de Vlaamse overheid).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 14 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
IV. VORMING EN LOOPBAAN VAN ONDERZOEKERS
De carrière van vorsers blijft een belangrijk aandachtspunt in de komende beleidsperiode. De VUB zal in deze context haar bijdrage leveren in het kader van internationale initiatieven zoals de HR Strategy Group en het EU pilootproject EURAXESS Rights (institutional pilot group on the "human resources strategy for researchers incorporating the charter and the code", HRS4R), en zal een maximale implementatie van het ‘European Charter for Researchers and the code of conduct for the recruitment of researchers’ nastreven.
Doctoral Schools & Doctoraatsopleiding - Instrument en doel: In het kader van de doctoraatsopleiding worden door de Centrale Doctoraatsbegeleiding en de Doctoral Schools onder meer weerkerende activiteiten georganiseerd die de doctorandi een goede publicatiecultuur bijbrengen, en hen wijzen op het belang van wetenschappelijke integriteit. Andere integriteits- en prestatiegerelateerde beleidsinstrumenten in het domein van de doctoraatsbegeleiding zijn de Ombudsman/-vrouw voor doctorandi en het profiel van de goede promotor (waarvan de werking en de toereikendheid doorlopend wordt bewaakt en waar nodig aangepast), en het doctoraatsportfolio (een online documentatiesysteem dat doctorandi toelaat een duidelijk overzicht te behouden van de geleverde prestaties, zowel op vlak van onderzoek als van vorming). - Geplande acties: Verschillende acties zijn voorzien in het eerstvolgende jaar: (1) In 2013 wordt een nieuw monitoringinstrument opgesteld met betrekking tot de duur van de voorbereiding van een doctoraat;
(2)
Begin
academiejaar
2013/2014
is
de
lancering
voorzien
van
het
nieuwe
doctoraatsportfolio, gelinkt aan CaLi en aan de nieuwe onderzoeksdatabank (PURE); (3) De uitwerking van het volledige aanbod van de doctoraatsopleiding zal in het academiejaar 2013/2014 voor het eerst gebeuren met explicitering van de doelgroep naargelang de fase waarin de onderzoeker zich bevindt (starter, junior, advanced, senior, postdoc), voor een meer efficiënte training. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Voor de doctoraatsopleiding: 30.000 euro per jaar per Doctoral School + 50.000 euro per jaar voor de Centrale Doctoraatsbegeleiding + Subsidie voor de Omkadering van Jonge Onderzoekers (487.721 euro in begrotingsjaar 2012). Voor de ontwikkeling van het doctoraatsportfolio: 120.000 euro in 2013 (uit de Subsidie voor de Omkadering van Jonge Onderzoekers). BIJLAGE 3: Beleidsplan Centrale Doctoraatsbegeleiding 2013-2017
Career Centre - Instrument en doel: In samenwerking met de Centrale Doctoraatsbegeleiding breidt het VUB Career Center zijn dienstverlening nu uit voor doctorandi. Doctorandi en alumni kunnen bij het Career Center terecht voor individuele loopbaanbegeleiding en vanaf academiejaar 2013/2014 ook voor trainingen. De dienstverlening wordt actief gepromoot o.a. op relevante evenementen. Het Career Center heeft permanent aandacht voor de inzetbaarheid van doctors op de arbeidsmarkt en onderneemt stappen om de doelgroep meer te betrekken bij de jobbeurzen die traditioneel enkel op 2de-cyclusstudenten gericht zijn. - Geplande acties: In de komende beleidsperiode zal worden gewerkt aan de ontwikkeling en aanbieding van “in-house” loopbaancoaching en training voor doctorandi. In 2013 is een stand voorzien op de PhD Job Fair (15.10.2013, Leuven).
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 15 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
- Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Een deel van de acties wordt op ad hoc basis ondersteund via de Subsidie voor de Omkadering van Jonge Onderzoekers.
ZAP-Opdrachtsmatrix - Instrument en doel: De ZAP-Opdrachtsmatrix werd ingevoerd (RvB 01.07.2008) om uniforme criteria en richtwaarden aan te bieden voor de evaluatie van academische dossiers van individuele vorsers op verschillende niveaus (faculteiten, onderzoeksraad, ...), gedifferentieerd naar graad en discipline. Het instrument wordt onder meer systematisch toegepast bij de wettelijk verplichte 5jaarlijkse evaluatie van een ZAP-lid, vanaf 2009 vergezeld van een kwantitatief overzicht van prestatie-indicatoren op onderzoeksvlak. Deze laatsten betreffen ofwel onderzoeksprestaties in categorieën die gecorreleerd zijn met wetenschappelijke kwaliteit, ofwel onderzoeksprestaties die kunnen worden afgewogen ten opzichte van referentiewaarden. Sinds de invoer van het instrument gebeurden verschillende actualiseringen en aanvullingen ad hoc. - Geplande actie: In 2013 werd voorgenomen om als aanvulling in het kwantitatief overzicht op onderzoeksvlak expliciet een aantal valorisatiegeoriënteerde prestaties toe te voegen. - Indicatie van de huidige financiële omvang: niet van toepassing (geen financieringskanaal)
Onderzoeksmandaten op senior niveau (BOF-ZAP) - Instrument en doel: Via de Senior Research Fellowships (BOF-ZAP) worden excellente vorsers in staat gesteld om hun tijd nagenoeg volledig aan onderzoek te besteden, en wordt ruimte voorzien om houders van prestigieuze extern toegekende onderzoeksmandaten (ERC Starting Grants, Odysseusmandaten) voor langere tijd een voltijdse onderzoeksloopbaan aan de universiteit te bieden. - Geplande actie: Met ingang van 2013 wordt het budget voor deze mandaten verhoogd, wat opnieuw ruimte creëert voor Senior Research Fellowships binnen geselecteerde thema's. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 2.240.000 euro per jaar, met voorziene groei naar 3.000.000 euro per jaar (30 VTE) in de termijn 2013-2017.
Sabbatical Leaves - Instrument
en
doel:
Sinds
academiejaar
2001/2002
worden
jaarlijks
naargelang
de
begrotingsmogelijkheden enkele sabbatical leaves ter beschikking gesteld als vrijstellings- en herbronningsmogelijkheid voor ZAP-leden. - Geplande actie: Met ingang van academiejaar 2013/2014 zijn naar aanleiding van de berekening van
de
Basisfinanciering
voor
vakgroepen
bijkomende
sabbatical
leaves
beschikbaar
met
domeinbestemming (Humane Wetenschappen) en bijzondere aandacht in de selectieprocedure voor belasting
inzake
onderwijs
en
lidmaatschap
van
beleids-
en
adviesorganen,
en
voor
gendergerelateerde argumenten. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 375.000 euro per jaar (5 VTE, waarvan 2 VTE via budget Basisfinanciering voor vakgroepen)
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 16 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Persoonsgebonden bonussen (senior niveau) - Instrument en doel: Sinds 2011 wordt aan opstartende ZAP-leden die aan de gestelde voorwaarden voldoen
een
ZAP-startfinanciering
toegekend
ten
bedrage
van
ruim
één
jaar
predoc-
ondersteuning. Met de huidige toekenningsvoorwaarden wordt een stimulans en een troef gegeven voor het internationaal aantrekken van vorsers, en voor een betere genderbalans. - Geplande actie: In het begin van de termijn 2013-2017 zal met hoge prioriteit worden onderzocht hoe de ZAP-startfinanciering kan worden uitgebreid van de nu geldende voorwaarden naar een meer algemene toepassing voor opstartende ZAP-leden, gezien de sterke vraag hiernaar vanuit de onderzoeksgemeenschap. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 400.000 euro per jaar, met voorziene groei naar 600.000 euro per jaar vanaf oktober 2013.
Opvangmandaten voor doctorandi en postdocs - Instrument en doel: Sinds 2012 worden opvangmandaten voor doctorandi en postdocs centraal beheerd zonder domeinversleuteling. Over alle disciplines heen worden de beste kandidaten geselecteerd. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: 400.000 euro per jaar voor opvang van 5 FWOPostdocaanvragen;
Jaarlijkse
opvang
van
≥
14
FWO-Aspirantaanvragen
en
≥
8
IWT-
Specialisatiebeursaanvragen.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 17 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
V. COMMUNICATIE OVER LOPEND EN AFGEROND ONDERZOEK
- Instrument en doel: In de nieuwe financieringsovereenkomst voor wetenschapscommunicatie (2013-2017)
is
een
nieuwe
doelstelling
ingeschreven:
Het
creëren
van
een
cultuur
van
wetenschapscommunicatie bij de onderzoekers. Het doel is om onderzoekers te inspireren en ondersteunen om zelf over hun onderzoek of over wetenschap in het algemeen te communiceren naar
een
breed
publiek.
Aangezien
wetenschapscommunicatie
is
ingebed
in
de
onderzoeksadministratie (in tegenstelling tot de meeste andere universiteiten waar deze dienst deel uitmaakt van de communicatiedepartementen) is een samenwerking met de dienst Marketing en Communicatie en Events van de VUB opgezet om een beroep te kunnen doen op reeds bestaande expertise binnen die dienst. Op deze wijze kan voor de verspreiding van informatie ook een beroep worden gedaan op de reeds in verre mate ontwikkelde communicatiekanalen van deze dienst. In 2012 werd deze samenwerking reeds sterk uitgebreid. In 2013 worden woorden in daden omgezet door een officiële samenwerking in relaties naar scholen, media, alsook een afvaardiging in de redactieraad van de ‘Akademos’. Vanaf 2013 heeft de cel Wetenschapscommunicatie ingezet op deze nieuwe doelstelling maar voerde in een eerste fase een behoefteonderzoek bij de onderzoekers om zo de ondersteuning in communicatie over onderzoek beter te kunnen afstemmen op de precieze noden. Een eerste stap werd
reeds
in
2013
genomen.
Om
onderzoekers
voor
te
bereiden
op
de
wetenschapscommunicatietaak, zal in samenwerking met de Doctoral Schools en alle andere associaties jaarlijks een ‘Summer School in WECOM’ worden georganiseerd in de eerste week van de maand juli. - Geplande acties: De resultaten van hoger vermelde bevraging zullen samen met de betrokken diensten worden geanalyseerd met als doel te leiden tot effectieve dienstverleningen, via de diensten
van
het
departement
Marketing
en
Communicatie
of
de
diensten
van
de
onderzoeksadministratie, afhankelijk van de precieze vragen van de onderzoekers. Een reeds concrete actie is de jaarlijkse Summerschool Wetenschapscommunicatie, waarvoor de datum in 2014 reeds is vastgelegd. De vraag rijst hierbij of de kunst om op een begrijpelijke manier te communiceren over eigen onderzoek niet moet worden aangeleerd samen met de onderzoeksskills, met name in de masterjaren. Omdat het belang van sociale media in communicatie over onderzoek niet te onderschatten is, zal binnen de cel Wetenschapscommunicatie een expert Sociale Media worden opgeleid. Via workshops of persoonlijk advies zullen onderzoekers worden bijgestaan in communicatie over hun onderzoek. De cel Wetenschapscommunicatie zal ook speerpunten in het VUB-onderzoek toegankelijk communiceren via ‘onderzoeksfiches’ op de website en eventueel in een brochure. We willen op termijn komen tot een aantal themafiches die op een laagdrempelige en aantrekkelijke manier uitleggen welk onderzoek er aan de VUB rond bepaalde thema’s wordt verricht. - Indicatie van de huidige financiële onderbouwing: Om deze ondersteuning te geven wordt op dit ogenblik een tijdsbesteding van 0,3 VTE voorzien op de financiering wetenschapscommunicatie van de Vlaamse overheid vanaf academiejaar 2013/2014. Gezien dit in ontwikkeling is wordt de personeelsbesteding geschat op 0,75 VTE. De voorlopige bijdrage vanuit wetenschapscommunicatie voor de Summerschool wordt geschat op 1000 euro per editie. (Het grootste deel wordt gedragen door de Centrale Doctoraatbegeleiding, verdeling van de bijdrage tussen de associaties volgens het aantal deelnemers per associatie). BIJLAGE 2: Beleidsplan Wetenschapscommunicatie 2013-2017.
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 18 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
Gebruikte afkortingen
BOF
Bijzonder Onderzoeksfonds
BOZ
Bureau van de Onderzoeksraad
CaLi
Campus Lifecycle
CWI
Commissie Wetenschappelijke Integriteit
EhB
Erasmushogeschool Brussel
ERC
European Research Council
FWO
Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek
GEAR
Group of Expertise in Applied Research
HRS4R
Human Resources Strategy for Researchers
IOF
Industrieel Onderzoeksfonds
IUAP
Interuniversitaire Attractiepolen
IWT
Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie
OZR
Onderzoeksraad
RvB
Raad van Bestuur
SBO
Strategisch Basisonderzoek
STEM
Science, Technology, Engineering and Mathematics
UAB
Universitaire Associatie Brussel
UGent
Universiteit Gent
ULB
Université Libre de Bruxelles
UMC
Universitair Medisch Centrum
UZBrussel
Universitair Ziekenhuis Brussel
VTE
Voltijds Equivalent
WECOM
Wetenschapscommunicatie
ZAP
Zelfstandig Academisch Personeel
Strategisch Beleidsplan Onderzoek 2013-2017
- 19 / 19 -
Goedgekeurd RvB 02.07.2013
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 1 Ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de Interfaceactiviteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap. Strategisch plan van de Universitaire Associatie Brussel 2009-2013
Universitaire Associatie Brussel Technology Transfer Interface
Ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de Interface-activiteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap. Strategisch plan van de Universitaire Associatie Brussel 2009- 2013
Technology Transfer Interface
Confidentieel document _________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
1
Inhoudstabel 1. Executive summary
3
2. Wettelijk kader en beleidsorganen
4
2.1 Decretaal kader 2.2 Beleidstructuur 2.3 De raad voor het industrieel onderzoeksfonds (IOF) 2.4 De commissie Kennis, Innovatie en Technologie Transfer (KITT) 2.5 De Technology Transfer Interface (TTI) 3. De strategische visie van de universiteit op de opbouw van toepassingsgerichte kennis, de samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek
10
3.1 Onderzoeksbeleidsplan van de Vrije Universiteit Brussel 3.2 Dienstbetoon en valorisatie in de Universitaire Associatie Brussel 4. De wijze waarop het IOF past in het ruimere kader van strategisch basisonderzoek en toegepast wetenschappelijk onderzoek, met economische finaliteit, van de universiteit. De strategische en operationele doelstellingen die de universiteit met het IOF wil bereiken
12
4.1 Het IOF-beleidskader van 2004 tot 2009 aan de VUB en EhB 4.2 De realisaties in het IOF-beleidskader 2004 tot 2009 4.3 Analyse van de implementatie van het IOF 4.4 Het IOF-beleidskader vanaf 2009 4.5 Cijfermatige doelstellingen van het IOF 5. De wijze waarop de associatie tot een optimale interfacewerking wil komen binnen de associatie zelf en op associatieniveau. De strategische en operationele doelstellingen die de associatie met de interfacedienst wil bereiken. De wijze waarop de werking van de interfacedienst aansluit bij de werking van het IOF.
21
5.1 Missie van de Interface-dienst 5.2 Aanbevelingen uit de evaluatie van de universitaire interfacediensten 5.3 Krijtlijnen van het Onderzoeks-beleidsplan 2006-2011 5.4 De werking van de Interfacedienst en het IOF 5.5 Cijfermatige doelstellingen van de TTI 5.6 De verdere aansluiting van IOF en Interface op langere termijn 6. De wijze waarop de universiteit tot een optimale samenwerking wil komen tussen de associaties onderling en in het kader van het Vlaams innovatienetwerk
28
6.1 Samenwerking tussen de Interfacediensten van de Vlaamse associaties 6.2 Actieplan 2009-2013.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
2
1. Executive summary Conform Art.101bis van het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs diende de Associatie Brussel een algemeen onderzoeks- en samenwerkingsreglement vast te leggen, waar het dienstbetoon- en valorisatiereglement deel van uitmaakt. Aangezien binnen de Vrije Universiteit Brussel reeds een voor valorisatie bevoegde dienst bestond, de Technology Transfer Interface (TTI), werd de taak van deze dienst uitgebreid tot het geheel van de Associatie. De TTI werd ook versterkt om deze opdracht te kunnen opnemen. Het Industrieel onderzoeksfonds (IOF) is vier jaar operationeel en opengesteld naar alle onderzoekers van de associatie. De interne evaluatie van het gevoerde ʻprogramma-beleidʼ is aan de gang: de financiering van onderzoeks- of vakgroepen die de gemiddelde schaal van de universiteit ruim overstijgen en die een lange-termijn ʻvalorisatie-roadmapʼ kunnen uittekenen als Zwaartepunten en Groeiers, zal verder worden verstevigd maar ook worden aangevuld met bijkomende pijlers. Hierbij wordt zowel op korte-termijn ondersteuning gemikt, onder de vorm van Proof-of-concept financiering, als op langere-termijn projecten die de rol van de UAB in het internationale onderzoekslandschap moeten verstevigen. De externe evaluatie van de TTI
heeft tot gevolg dat de werking op kritische punten werd
bijgesteld. De samenwerking met bedrijven en vooral het Vlaamse KMO-landschap, zal een prioritair aandachtspunt zijn dat in de volgende jaren wordt opgenomen. De rol die de Erasmushogeschool kan spelen, bv. op het gebied van het versterken van de samenwerking met KMOʼs en het vergroten van de associatieportefeuille aan dienstbetoonprojecten, zal verder ondersteund worden. Ook de aandacht voor valorisatie-output uit de Humane wetenschappen, wordt via de samenwerking met het project Technologisch Ondernemen uitgebreid. Dankzij de nauwe samenwerking met dit project, kan er aan de UAB invulling worden gegeven aan de opleiding van entrepreneur-profielen. De UAB onderschrijft het gezamenlijk actieplan van TTO Flanders, waarin de Vlaamse associatieinterfaces hun samenwerking formaliseren en activiteiten ontplooien die bijdragen tot de versterking van het ʻInnovatiecentrum Vlaanderenʼ.
______________
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
3
2. Wettelijk kader en beleidsorganen Voorliggend strategisch plan is opgesteld conform de richtlijnen van het Besluit van de Vlaamse Regering
betreffende
de
ondersteuning
van
de
Industriële
Onderzoeksfondsen
en
de
interfaceactiviteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap van 5 juni 2009, art 8. Het IOF werd als intern bestemmingsfonds van de universiteit georganiseerd, overeenkomstig art 22 van dit Besluit dient het meerjarenbeleidsplan in dat geval volgende elementen te bevatten:
1° de strategische visie van de universiteit op de opbouw van toepassingsgerichte kennis, de samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek; 2° de strategische en operationele doelstellingen die de universiteit met het IOF wil bereiken; 3° de strategische en operationele doelstellingen die de associatie met de interfacedienst wil bereiken; 4° de wijze waarop het IOF past in het ruimere kader van strategisch basisonderzoek en toegepast wetenschappelijk onderzoek, met economische finaliteit, van de universiteit; 5° de wijze waarop de associatie tot een optimale interfacewerking wil komen binnen de associatie zelf en op associatieniveau; 6° de wijze waarop de universiteit tot een optimale samenwerking wil komen tussen de associaties onderling en in het kader van het Vlaams innovatienetwerk; 7° de wijze waarop de werking van de interfacedienst aansluit bij de werking van het IOF
2.1 Wettelijk kader Wetenschappelijke dienstverlening wordt in het universiteitsdecreet (dd. 12 juni 1991, zoals geamendeerd) beschreven als één van de drie basisopdrachten van de universiteit, naast academisch onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In de praktijk wordt hiermee alle onderzoek in opdracht van derden bedoeld, evenals de valorisatie van onderzoeksresultaten. Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap d.d. 22. 02. 1995 betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening schept hiervoor het wettelijk kader. Art 169 ter van het Universiteitsdecreet bepaalt bovendien dat de vermogensrechten op vindingen in het kader van onderzoek, toebehoren aan de Universiteit.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
4
De Vrije Universiteit Brussel was één van de eerste Vlaamse universiteiten die een eigen valorisatiereglement uitwerkte met bepalingen van return naar uitvinders en onderzoeksploegen. Dit valorisatiereglement dateert van 17 maart 1998 en was een aanvulling van het VUB-reglement op de wetenschappelijke en maatschappelijke dienstbetoonactiviteiten dd. 28 maart 1995. Het valorisatieregelement is, conform het Algemeen Onderzoeks- en samenwerkingreglement van de UAB, aangepast en uitgebreid naar het geheel van de associatie (beslissing UAB RvB d.d. 18/12/2008). Het dienstbetoonreglement is, eveneens conform het Algemeen Onderzoeks- en samenwerkingreglement van de UAB, aangepast en uitgebreid naar het geheel van de associatie (beslissing RvB UAB d.d. 18/06/2007). Conform Art.101bis van het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs diende de Associatie Brussel een algemeen onderzoeks- en samenwerkingsreglement vast te leggen, waar het dienstbetoon- en valorisatiereglement deel van uitmaakt. Aangezien binnen de Vrije Universiteit Brussel reeds een voor valorisatie bevoegde dienst bestond, de Technology Transfer Interface (TTI), die werkt onder het gezag van de vicerector onderzoek die inzake valorisatiebeslissingen bevoegdheid van de Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel kreeg, werd de taak van deze dienst uitgebreid tot het geheel van de Associatie. Concreet betekent dit dat TTI de valorisatie van onderzoek van het geheel van de Universitaire Associatie Brussel behartigt.
2.2 Beleidstructuur Dit IOF-beleidsplan moet gelezen worden in een breder kader, naast andere bestaande beleidsplannen (opgesteld binnen het kader van het BOF, het structuurdecreet en het interne universitaire beleid): - De sector Onderzoek van de universiteit maakt een 5 –jaarlijks beleidsplan in het kader van het BOF-besluit. Het lopende beleidsplan overspant de periode 2006-2011. Het ʻIndustrieel beleidʼ maakt hier deel van uit. - Het beleidsplan van de associatie - De krachtlijnen van het onderzoeksbeleid in het algemeen strategisch plan van de universiteit bevatten een hoofdstuk over industrieel beleid en transfer van kennis.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
5
Het valorisatiebeleid van de associatie ressorteert onder de verantwoordelijkheid van de vice-rector onderzoek van de universiteit. Hij rapporteert over zijn beleid aan het universitair bestuur (het Rectorencollege, het Bestuurscollege en de Raad van Bestuur van de VUB) en aan het associatiebestuur. De vier raden die de vice-rector onderzoek bijstaan in zijn beleidsvorming zijn de onderzoeksraad van de VUB (OZR), de commissie Kennis, Innovatie en Technologie Transfer van de VUB (KITT), de raad voor het industrieel onderzoeksfonds van de UAB (IOF) en het bureau onderzoek van de associatie Brussel van de UAB (BOAB). De Technology transfer interface (TTI) is de operationele cel die de KITT- en de IOF-raden ondersteunt en het valorisatiebeleid aan de UAB vormgeeft. De Technology transfer interface maakt deel uit van het geheel van het R&D department, de administratie van de vice-rector onderzoek. -R staat voor onderzoeksmanagement (waaronder kwaliteitszorg, wetenschapscommunicatie en de EU-cell resorteren), -D staat voor alle taken die de Technology tranfser interface op zich neemt (zie verder)
2.3 De raad voor het industrieel onderzoeksfonds (IOF)
Het IOF-reglement van de VUB werd in 2008 gewijzigd in functie van het ʻBesluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen in 2006 en 2007ʼ (overgangsregeling dd. 8 december 2006). De samenstelling van de IOF-raad is als volgt: -Lode Wyns: voorzitter, Vice-rector onderzoek Voorzitter vakgroep Biotechnologie (IMOL-DBIT ) -Jan Cornelis: vertegenwoordiger uit de OZR-advies subcommissie basis-, natuur- en toegepaste wetenschappen Voorzitter vakgroep Elektronica en informatieverwerking (ETRO ) -Marc Goldchstein: vertegenwoordiger uit de OZR-advies subcommissie humane wetenschappen Coördinator opleiding ʻEntrepreneurshipʼ, Faculteit Economische, Sociale en Politieke wetenschappen, Marketing manager Enfocus NV -Danny Pipeleers: wetenschappen
vertegenwoordiger
uit
de
OZR-advies
subcommissie
biomedische
Voorzitter vakgroep Pathologische biochemie en fysiologie (MEBO- Diabetes research center)
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
6
-Axel Bossuyt: raadgever uit het UZBrussel Voorzitter vakgroep Medische beeldvorming en fysische wetenschappen (BEFY ) -Mark Runacres: vertegenwoordiger voor EhB, dept IWT (Industriële wetenschappen) -Marc Lybaert: vertegenwoordiger voor EhB, dept RITS ( Audiovisuele en Dramatische Kunsten) -Rita Temmerman: vertegenwoordiger voor EhB, dept TTK (Toegepaste taalkunde) -Peter Swinnen: vertegenwoordiger voor EhB, dept KCB (Koninklijk Conservatorium Brussel) -Elvira Haezendonck: vakgroep Bedrijfskunde en strategisch beleid, experte uit het domein Economie -Viviane Jonckers: Vakgroep computerwetencshappen, experte uit het domein ICT -Frank Gielen: vertegenwoordiger uit het domein ʻengineeringʼ (technology transfer officer interface R&D), Technology transfer officer ʻapplied sciencesʼ voor TTI. Manager Spinnovation NV -Gilles Capart: externe expert (Ex-Managing Director SOPARTEC (technology transfer bedrijf van UCL) -Jose Zurstrassen: externe expert. Mede-oprichter van Skynet en Keytrade bank -Rudy Dekeyser: externe expert. Managing director VIB -NN Externe expert (nog in te vullen). De samenstelling van de IOF-raad zal conform met het nieuwe besluit, worden aangepast voor 1 maart 2010. 2.4 De commissie Kennis, Innovatie en Technologie Transfer (KITT)
Met het aantreden van het nieuwe Rectoraat, werd de bestaande commissie voor Industrieel beleid (CIB) omgevormd tot de Commissie Kennis-, Innovatie- en Technologie Transfer (KITT). De commissie is samengesteld uit experten die ervaring hebben met industriële contacten, met valorisatie van onderzoek, met netwerkvorming enz. Ze wordt geconsulteerd bij beleidsvoorstellen rond industriële aspecten, en ze kan initiatieven nemen rond ad hoc dossiers zoals octrooien, de oprichting van een spin-off, industriële samenwerking, enz. Het is de bedoeling de voorstellen te toetsen aan de ervaring van de leden. De commissie kan via een elektronisch netwerk worden geconsulteerd bij dringende dossiers en indien nodig kan een bureau worden aangeduid uit haar midden.
De voorzitter van de commissie krijgt de bevoegdheid alle dossiers met betrekking tot kennis- en technologie- transfer uit te werken, ondersteund door de Technology Transfer Interface. Dit houdt tevens in het formuleren van beleidsvoorstellen en van ad hoc adviezen rond specifieke projecten, het uitbreiden van een netwerk met de industrie en maatschappelijke actoren en de
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
7
vertegenwoordiging van de universiteit in externe organen als Voorzitter van de Commissie voor Kennis, Innovatie enTechnology Transfer- KITT- van de VUB. De
commissie
functioneert zoals
voorheen
ten
behoeve
van
het rectorencollege, het
bestuurscollege en de raad van bestuur en onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de vice-rector onderzoek, naar analogie met de Onderzoeksraad. Samenstelling -Voorzitter Jan Cornelis -Voor het UZBrussel: Marc Noppen -3 leden biomedische wetenschappen: Romain Meeussen, Vera Rogiers, Kris Thielemans -3 leden humane wetenschappen: Ignace Glorieux, Raymond Cluydts, Marc Jegers -3 leden basis en toegepaste wetenschappen: Luc De Vuyst, Robert Meersman, Jan Wastiels -externen: Jean Vereecken (ICAB), genodigden in functie van het dossier
De samenstelling van de KITT-raad zal eveneens voor 1 maart 2010 worden gewijzigd.
2.5 De Technology Transfer Interface (TTI)
De Technology Transfer Interface (TTI) stelt zich tot doel het toegepast onderzoek met economische en maatschappelijke finaliteit te stimuleren en de valorisatie van onderzoek vorm te geven. De TTI functioneert als een aparte cel binnen het R&D departement. De werking wordt gestuurd door verschillende ʻopdrachtgeversʼ -de universiteit (en bij uitbreiding nu de UAB) -de Vlaamse overheid: via het ʻBesluit
over
de
ondersteuning
van
de
Industriële
Onderzoekfondsen en de Interface-activiteiten van de associatiesʼ -de Brusselse overheid,
via een subsidie ʼ Ondersteuning van het Brussels Gewest
met het oog op de bevordering van technologietransfer gericht op de economische ontwikkeling en de innovatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewestʼ 3
-het BI startkapitaalfonds: het aanbrengen van potentiële investeringsdossiers en de opvolging van de participaties in spin-offs De personeelsbezetting van de TTI –september 2009: 11 mensen (9.6 FTE) waarvan 2.5 FTE aangesteld op VUB middelen (patrimonium) en 7.1 FTE op externe middelen; 2 consultants op externe middelen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
8
Dit geeft de volgende huidige samenstelling: -Afdelingshoofd Technology Transfer Interface dr. Sonja Haesen -Technology Transfer Officer, IE beheer en licenties dr. Hugo Loosvelt -Technology Transfer Officer, spin offs handelsir. Jeremy De Sy -Technology Transfer Officer, business development
(tevens coördinator project
Technologisch Ondernemen) handelsir. Marc Goldchstein -Juridisch adviseur, contractonderzoek Lic. Christa De Permentier -Juridisch adviseur, vennootschapsrecht Lic. Kristel Mommaerts -TTI-Liaison naar de Erasmushogeschool Brussel Lic. Tanja Thijs - Communication & Events TTI (Vlaanderen) en CROSSTALKS Lic. Sara Engelen - Communication & Events TTI (Brussel) Lic. Alena Aga -Contractbeheerder Mevr. Dorien Slock -Secretariaat Mevr. Monique Peeters
Consultants 3
-Secretaris-generaal BI Fund (consultant) Bruno De Vuyst -Operationeel Directeur CROSSTALKS (consultant) Marleen Wynants -ad hoc consultancy
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
9
3.
De
strategische
visie
van
de
universiteit
op
de
opbouw
van
toepassingsgerichte kennis, de samenwerking met het bedrijfsleven en de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek
3.1 Onderzoeksbeleidsplan en algemeen strategisch plan van de Vrije Universiteit Brussel Het onderzoeksbeleidsplan en algemeen strategisch plan van de Vrije Universiteit Brussel definiëren de verschillende vormen van wetenschappelijke onderzoek, waarbij wordt aangegeven dat alle wetenschappelijke onderzoektypes worden ondersteund, evenals de trajecten gaande van de wetenschappelijke ontdekking, de uitvinding tot en met de ontwikkelings- en ontplooiingsfasen ervan (i.e. bijvoorbeeld de implementatie van demonstratoren en prototypes, eindrapporteringen, beleidsaanbevelingen leidend tot kennis en/of technologie overdracht naar de socio-economische actoren zoals de overheid, de industrie, de non-profit sector). Hierbij wordt nadruk gelegd op het belang van zowel de transfer van culturele output in het artistieke onderzoek (o.a. van de hogescholen), de kennis- en technologie transfer naar specifieke sectoren uit de profit en de non-profit sector en het algemene publiek, evenals op de waarde en het potentieel van het strategisch basisonderzoek –gekarakteriseerd door valorisatiedoelstellingenvoor maatschappij en economie. Tenslotte wijst het beleidsplan op de ondersteuning die wordt gegeven vanuit het VUB- onderzoeksmanagement voor het projectgedreven industrieel en toegepast onderzoek en op de speciale rol van de interface-dienst bij de ondersteuning op het vlak van kennis- en technologie transfer, inclusief juridische raadgeving, contractnegotiatie, octrooiindiening, voorbereiding van business dossiers en kapitaalverschaffing voor spin-off creatie, incubatiefaciliteiten,
wetenschapsparken en de initiatieven m.b.t. technology scouting en
ondernemersinitiatie. De verdere uitbouw van het Industrieel/ maatschappelijk dienstbetoon en beleid is daarbij gericht op de uitbouw van een volwaardig valorisatiebeleid en bijbehorende structuur. Een 10-puntenprogramma vat de lange-termijn betrachtingen samen: 1. Het verfijnen en toepassen van een adequaat organisatorisch en juridisch model voor dienstbetoon en valorisatie. 2. De creatie van een geest van ondernemerschap, zonder afbreuk te doen aan de waarde van fundamenteel onderzoek.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
10
3.
De
uitbouw
hoofdzakelijk
van
een
bestaande
technisch/wetenschapelijk,
uit
universiteiten
en
internationaal
expertisenetwerk,
onderzoeksinstituten
waarbinnen
op
vertrouwelijke basis valorisatieprojecten en/of spin-off initiatieven aan peer review kunnen onderworpen worden. 4. Het opzetten van een netwerk van industrieën die met de UAB een bevoorrechte informatieuitwisseling en/of creatieve samenwerkingsrelatie wensen aan te gaan. 5. Een continue studie van het beheer en de organisatie van een startersfonds en de concrete uitwerking ervan in samenwerking met experten ter zake. 6. De verdere uitbouw van de interfacecel voor het invullen van thans ontbrekende functies (o.a. hulp bij het opstellen van een business plan). 7. Het uitwerken van een loopbaanmodel voor wetenschappelijke medewerkers, gefinancierd op projectbasis. 8. Het verstevigen van de verbondenheid van onze alumni met de associatie, zodanig dat ook een beroep kan gedaan worden op hun inzet bij de ondersteuning van initiatieven. 9. De bestaande spin-offs met UAB-afgestudeerden in kaart brengen en de bevoorrechte binding met de associatie instandhouden. 10. Het voorzien van incubatieruimte met lokalen voor de opvang van grote onderzoeksprojecten en doorstroommogelijkheden voor startende spin-off bedrijven. 3.2 Dienstbetoon en valorisatie in de Universitaire Associatie Brussel
De Vlaamse overheid heeft de associatie van universiteiten en hogescholen geïnitieerd met het oog op de academisering van het onderwijs en onderzoek aan de hogescholen. De VUB heeft zich met de Erasmushogeschool geassocieerd in de Universitaire Associatie Brussel (UAB). De associatievorming impliceert verregaande samenwerking op gebied van onderwijs, onderzoek en valorisatieactiviteiten. De TTI van de VUB heeft van de UAB de opdracht gekregen om de valorisatieactiviteiten van de associatie in handen te nemen. In 2006 werd daarom op de Vlaamse Interfacesubsidie een nieuwe medewerker aangeworven die de liaison functie tussen de associatiepartners Erasmushogeschool en Vrije Universiteit Brussel opneemt Het
lopende
programma
ʻBUILDING
CAPACTIES
–
Onderzoek
en
Valorisatie
–
de
Erasmushogeschool Brussel in de kijkerʼ dat hierrond werd uitgewerkt, beoogt sensibilisering en informatieverschaffing omtrent onderzoek en valorisatie. Dit programma zal verschillende cycli omvatten en wordt telkens aangevuld in functie van gedefinieerde noden en behoeften.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
11
4. De wijze waarop het IOF past in het ruimere kader van strategisch basisonderzoek
en
toegepast
wetenschappelijk
onderzoek,
met
economische finaliteit, van de universiteit. De strategische en operationele doelstellingen die de universiteit met het IOF wil bereiken
4.1 Het IOF-beleidskader van 2004 tot 2009 aan de VUB en EhB
Op 28 mei 2004 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de oprichting van het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) aan de Vlaamse Universiteiten (met uitzondering van de KUB). Het IOF Besluit stipuleerde dat elke universiteit een eigen beleid diende te voeren dat gericht is op het opbouwen van een portefeuille aan potentieel toepassingsgerichte kennis, met economische finaliteit. Het IOF moest daarbij harmonieus aansluiten bij het valorisatiebeleid van de universiteit en haar interfacewerking en leiden tot een maatschappelijke valorisatie en overdracht van de opgebouwde kennis, onder meer via samenwerking met het bedrijfsleven, de overheid en de nonprofitsector of via het oprichten van nieuwe bedrijven. Het IOF ging van start op 1 oktober 2004 en werd conform de regelgeving van 2006 uitgebreid naar de EhB
Nav de oprichting van de IOF-raad werden volgende beslissingen getroffen: de Raad van Bestuur van de Vrije Universiteit Brussel van 26 oktober 2004 -nam
akte
van
de
oprichting
van
het
intern
bestemmingsfonds,
genoemd
ʻIndustrieel
Onderzoeksfondsʼ of ʻIOFʼ. De middelen die de overheid ter beschikking stelde werden ondergebracht in de begroting van de universiteit, onder afdeling IV; -gaf opdracht aan de Vice-rector onderzoek en zijn administratie om de gegevens die het O&O Steunpunt statistieken jaarlijks aanlevert te verifiëren opdat het aandeel van de VUB in de jaarlijks te becijferen procentuele verdeelsleutel correct kon bepaald worden; -hechtte haar goedkeuring aan de samenstelling van de IOF-raad en gaf de Vice-rector onderzoek en zijn administratie de opdracht een voorstel voor de nominatieve samenstelling van de IOF-raad aan de Raad van Bestuur voor te leggen ter goedkeuring; -gaf de op te richten IOF-raad de opdracht een IOF-reglement uit te werken dat aan de Raad van Bestuur ter goedkeuring dient voorgelegd te worden.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
12
Overeenkomstig dit reglement werd de IOF-raad belast met de volgende taken : -de universitaire overheid adviseren mbt de optimale besteding van de toegekende IOF-middelen voor strategisch basisonderzoek met economische finaliteit (verder kort IOF-middelen genoemd); -dit advies te formuleren met respect van de regels die werden opgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering, met name door middel van het hanteren van
op performantie gerichte
selectiecriteria. Hierbij werd onder meer rekening gehouden met het volume aan industriële contracten, het aandeel in het Europese Kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling, het aantal octrooien en het aantal gerealiseerde spin-offs. -dit advies te formuleren opdat de IOF-middelen in de eerste plaats besteed zouden worden aan mandaten van onbepaalde duur. Via deze mandaten voor onderzoekers werd een meer permanente, ondersteunende omkadering voor het strategisch basisonderzoek en de samenwerking met de industrie beoogd. -de selectieprocedures uit te werken voor de toekenning van IOF-middelen waarbij gefinancierde groepen de status van ʻzwaartepunt of groeier van strategisch basisonderzoek met economische finaliteitʼ (IOF-zwaartepunt) verkregen (definities zie ook 4.4); -in deze selectieprocedure te definiëren waaraan onderzoeks- of vakgroepen moesten voldoen om erkend te worden als ʻzwaartepunt of groeier van strategisch basisonderzoek met economische finaliteitʼ. -de ondersteunings- en/of beleidsmaatregelen uit te werken die met de erkenning van een IOFzwaartepunt/groeier gepaard gaan.
Er wordt gestreefd om het IOF aan te wenden als middelen voor onderzoeks- of vakgroepen die de gemiddelde schaal van de universiteit ruim overstijgen en die een lange-termijn ʻroadmapʼ kunnen uittekenen waarin één of meerdere mandaten een effectief verschil kunnen maken. Naar analogie met de meerjaren-financiering van departementen in onderzoeksintituten (IMEC, VIB, VITO) is een evaluatie nodig; voor de IOF-begunstigden zal dit 4 jaar na de start van het programma of de start van de verlenging van het programma plaatsgrijpen.
De groepen die deze IOF-financiering verwerven worden beschouwd als ʻzwaartepunten van strategisch basisonderzoek met economische finaliteitʼ of kort ʻIOF-zwaartepuntenʼ. Alle IOFzwaartepunten kunnen van een bijkomende dienstverlening genieten in het kader van ondersteuning door o.m. de Interface cel (TTI), de diensten pers – en communicatie en wetenschapsvoorlichting en kunnen beroep doen op een beperkt reservefonds dat zal aangelegd worden binnen het IOFfinancieringskanaal.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
13
Een deel van de middelen wordt voorbehouden voor ʻGroeiersʼ, maw groepen die nog niet tot op het niveau van een IOF-zwaartepunt zijn uitgegroeid maar duidelijk het potentieel daartoe hebben. Het toekennen van een mandaat en/of middelen uit de IOF-financiering moet hier effectief toe bijdragen. Ook hier zal evaluatie van de IOF-begunstigden 4 jaar na de start van het programma of de start van de verlenging van het programma plaatsgrijpen.
De IOF-ondersteuning zoals aan de UAB uitgewerkt moet dus als een ʻenveloppe-financieringʼ worden gezien voor ploegen die substantieel bijdragen tot de output-factoren die aan de basis liggen van de interuniversitaire verdeling van de IOF-middelen. Er van uitgaande dat de totale IOFfinanciering jaarlijks zal toenemen (groeitraject zoals geschetst door de overheid bij aanvang), wordt binnen een programma de financiering voor een periode van 5 jaar -en verlengbaar- mogelijk gemaakt.
4.2 De realisaties in het IOF-beleidskader 2004 tot 2009
De Vrije Universiteit Brussel is een sterk onderzoeksgerichte universiteit met een onderzoeksbudget van ongeveer 70 miljoen Euro per jaar. De uitbreiding naar een associatieverband, brengt ook een aantal potentiële IOF-samenwerkingsverbanden vanuit de Erasmushogeschool Brussel (EhB). Vanaf 2007 werd de IOF-raad uitgebreid met vier departementele vertegenwoordigers vanuit de EhB. Ook de oproepen (zie hieronder) werden opengesteld voor beide associatiepartners. In 2005 werd aan de Vrije Universiteit Brussel de eerste oproep voor de indiening van voorstellen gelanceerd: voor het programma 2005 (start 1.1.2006) werd de financiering van ʻZwaartepuntenʼ voorop gezet voor een periode van 5 jaar (totaal budget voor de call 2005: 2.200.000 Euro). De IOF- raad selecteerde drie groepen met excellentieniveau voor de verdeling van de middelen uit het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF), de zogenaamde IOF Zwaartepunten, die een jaarlijks budget ontvangen van 220.000 Euro/jaar voor de uitwerking van hun valorisatie-roadmap: • de vakgroep TONA- Toegepaste natuurkunde en Fotonica (o.l.v. Hugo Thienpont) • de vakgroep ETRO- Electronica en informatica (o.l.v. Roger Vounckx; ETRO-IOF coördinator: Jan Cornelis) • de onderzoeksgroep IMDO- Industriële microbiologie en voedings-biotechnologie (o.l.v. Luc De Vuyst).
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
14
In 2006 werd een oproep gelanceerd voor Groeiers (zie definities 4.4): groepen die nog niet tot op het niveau van een IOF Zwaartepunt zijn uitgegroeid maar duidelijk het potentieel daartoe hebben. Het toekennen van IOF financiering moet hier effectief toe bijdragen. Zowel voor Zwaartepunten als Groeiers zal 4 jaar na de start van het programma een evaluatie van de aanwending van de middelen gebeuren. Twee projecten werden weerhouden voor financiering als Groeier (100.000 € /jaar, 5-jaar): • de vakgroep MECH- Mechanica, Jacques De Ruyck • de onderzoeksgroep CEG- Computational Electrochemistry, Johan Deconinck. In 2007 werd de werking van het IOF doorgelicht door het Departement economie, wetenschap en innovatie (EWI). Het rapport geeft de appreciatie weer voor de keuze van de Vrije Universiteit Brussel om de middelen niet te versnipperen, maar te investeren in groepen met een duidelijk potentieel. In 2008 werd een nieuwe call – een eerste op niveau van de UAB - gelanceerd voor Groeiers en Zwaartepunten. Hieruit werden de volgende groepen geselecteerd: bijkomende Zwaartepunten • de vakgroep DRC- Diabetes Research Center, Daniël Pipeleers • de vakgroep CHIS- Chemical Engineering, Gert Desmet • de onderzoeksgroep Metallurgie en Materialenkennis die samen met de bestaande Groeier ʻComputational Electrochemistryʼ nu het Zwaartepunt (en onderzoeksgroep) ʻElectrochemical and Surface engineeringʼ vormen, Annick Hubin bijkomende Groeier • de onderzoeksgroep LMTC- Moleculaire en cellulaire therapie, Kris Thielemans • de onderzoeksgroep FAFY-Toxicology, Dermato-cosmetology and Pharmacognosy, Vera Rogiers In 2009 werd dan het derde instrument binnen het IOF-kader van de UAB gecreëerd, met name de financiering van ʻProof-of-concept projectenʼ. Het betreft hier projecten in de overgang van proof-ofprinciple naar proof-of-concept waarvoor kan aangetoond worden dat ze bijdragen tot de versterking van het geheel van het valorisatietraject van een groep. De aanwendig van de middelen kan zeer breed zijn, maar een duidelijk meetbaar valorisatieobjectief moet worden aangetoond om voor financiering in aanmerking te komen. De grootte-orde per project ligt tussen de 5000 en
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
15
50.000 euro, projecten lopen voor een periode van maximum 1 jaar.
4.3 Analyse van de implementatie van het IOF
In 2007 werd er door het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) een analyse gemaakt van de werking van het IOF en van de implementatie van het IOF financieringskanaal aan de verschillende Vlaamse universiteiten. Voor wat betreft het gevoerde beleid binnen de VUB tot dan, kwamen een aantal aandachtspunten naar voor, zoals de nood aan de aanpassing van het reglement (in 2005 opgesteld) in functie van de praktijkervaringen. Bijvoorbeeld: het inschakelen van externe experten bij de beoordeling van de programmaʼs (procedures en modaliteiten), de feedbackprocedure bij negatieve beslissingen, een procedure mbt belangenconflicten, de verduidelijking van de rol van de TTI in het IOF. Inmiddels is het Besluit van de Vlaamse regering opnieuw aangepast en zal er voor 1 maart 2010 een totale herziening van het IOF-reglement gebeuren, met ondermeer een gewijzigde samenstelling van de IOF-raad. Alle vermelde aandachtspunten worden in het nieuwe reglement opgenomen.
Het EWI rapport geeft een positieve appreciatie voor de keuze van de VUB om de IOF-middelen niet te versnipperen, maar te investeren in grootschalige projecten met een vrij lange duur. In het rapport wordt wel opgemerkt dat daardoor kleinschalige projecten van korte duur ontbreken. Met de oproep tot het indienen van Proof-of-concept projecten in 2009 werd het derde luik van het IOF-beleid ingevuld: de financiering wordt nu voorzien voor Zwaartepunten en Groeiers, voor een periode van 5 jaar en verlengbaar, en daarnaast wordt 2 keer per jaar een oproep gelanceerd voor de indiening van Proof-of-concept projecten met een looptijd van 1 jaar en een bedrag tussen de 5.000 en 50.000 Euro. Hiermee wordt de behoefte aan projecten met een beperkte financiering en via een snelle beslissingprocedure ingevuld.
Het EWI rapport omschrijft de interfacewerking tav het IOF als ʻadviserend, staat in voor de administratieve ondersteuning en verzorgt de rapportering naar de Raad van Bestuur en naar de overheid voor zowel de Commissie Industrieel Beleid als de IOF-raadʼ. De rol van de TTI tav het IOF is tijdens de afgelopen jaren wel gewijzigd: er is een veel grotere rol gekomen voor de TTI –adviseurs bij de voorbereiding en evaluatie van de dossiers en er is een coaching luik van de IOF-programmaʼs opgestart. De TTI heeft dus de strucurele organisatie en planning van het IOF in handen wat een grotere rol is dan in de EWI-analyse wordt weergegeven.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
16
Bij de herziening van het reglement voor 1 maart 2010 zal dan ook de rol van de Interfacedienst worden geëxpliciteerd. Het blijft ook de betrachting om het UAB-IOF beleid te laten evolueren in functie van de ervaring die met de lopende programmaʼs wordt opgedaan. Zo zal in de toekomst een meer geformaliseerde evaluatie-procedure
worden
uitgetekend,
zullen
procesmatige-
en
output-
KPIʼs
worden
gedefinieerd en zal de TTI menskracht inzetten om de evaluatie van deze KPIʼs te monitoren, ten dienste van de onderzoeksploegen zonder extra belasting. Ook een screening door TTI van de mandaathouders voor aanwerving, behoort tot de agendapunten die moeten opgenomen worden. Het reglement zal telkens aangepast worden in functie van gewijzigd beleid. Wat betreft de vertegenwoordiging van de Erasmushogeschool in de IOF-raad, werd reeds in 2008 een aanpassing doorgevoerd: momenteel zijn de 4 departementen van de EhB vertegenwoordigd in de raad. Hierdoor wordt de betrokkenheid van de hogeschool groter en kan verwacht worden dat er ook van daaruit projecten (eventueel in co-promotorschap) zullen ingediend worden. Hetzelfde
geldt
voor
de
aanwezigheid
van
IOF-leden
afgevaardigd
door
de
humane
wetenschappen. Gezien het toenemend belang van ʻservicesʼ gekoppeld aan ʻhigh tech productenʼ is het een belangrijke uitdaging de achtergrondkennis in verschillende disciplines van de humane wetenschappen te ontsluiten voor valorisatie en multidisciplinaire projecten.
4.4 Het IOF-beleidskader vanaf 2009
Het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondersteuning van de Industriële Onderzoeksfondsen en de interfaceactiviteiten van de associaties in de Vlaamse Gemeenschap van juni 2009, legt een bijkomende klemtoon in de doelstellingen van het IOF, op korte tot middellange termijn:
“ 1° de wisselwerking tussen de associatie en het bedrijfsleven stimuleren; 2° een portefeuille van toepassingsgerichte kennis bij de associatie opbouwen. Een IOF moet op middellange tot lange termijn, resulteren in: 1° een betere afstemming van het strategisch basisonderzoek en toegepast wetenschappelijk onderzoek op de economische behoeften 2° de toepassing en valorisatie van de opgebouwde portefeuille van kennis in het bedrijfsleven De IOF passen in het ruimere geheel van inspanningen om de wisselwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs en economische actoren te versterken.
“
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
17
Daarbij wordt gestipuleerd dat
“ het dagelijks beheer van de via het IOF bekostigde mandaten en
projecten en de werking van het IOF wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de interfacediensten. “ Concreet zal de IOF-raad, ondersteund door de Technology Transfer Interface, een aangepast IOFreglement uitwerken dat conform is met het nieuwe Besluit van de Vlaamse Regering, met name op het vlak van een feedback-procedure voor de niet-toekenning van middelen, een regeling voor belangenconflicten en de samenstelling van de IOF-raad. Dit reglement zal aan de VUB en het Associatiebestuur van de Universitaire Associatie Brussel worden voorgelegd ter goedkeuring. De strategische beleidskeuzes die werden gemaakt in de periode 2004-2009 zullen worden verdergezet: de IOF-middelen zullen bij voorkeur geïnvesteerd worden in lange-termijn valorisatietrajecten van IOF-zwaartepunten en groeiers en in Proof-of-concept financiering: Met IOF-zwaartepunten worden onderzoeks- of vakgroepen bedoeld die een succesvolle activiteit uitgebouwd hebben rond toepassingsgericht onderzoek met economische finaliteit. Deze IOF-zwaartepunten: •
kunnen de waarde van hun onderzoeksactiviteiten bewijzen aan de hand van de criteria die gehanteerd worden voor de verdeelsleutel van de IOF gelden (meer bepaald: patenten, spin-offs,
publicaties,
inkomsten
uit
industriële
contracten
en
uit
Europese
onderzoeksprojecten) •
overstijgen ruim de gemiddelde schaal van de onderzoekseenheden aan de universiteit;
•
kunnen een lange-termijn ʻroadmapʼ voorleggen, die duidelijk aangeeft hoe hun activiteiten binnen afzienbare termijn leiden tot economisch relevante onderzoeksresultaten.
Met IOF-Groeiers worden onderzoeks- of vakgroepen bedoeld die nog niet tot op het niveau van een IOF-zwaartepunt zijn uitgegroeid maar duidelijk het potentieel daartoe hebben. Het toekennen van IOF-financiering moet hier effectief toe bijdragen.
Proof-of-concept projecten situeren zich in de overgang van proof-of-principle naar proof-ofconcept waarvoor kan aangetoond worden dat ze bijdragen tot de versterking van het geheel van het valorisatietraject van een groep.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
18
4.5 Cijfermatige doelstellingen van het IOF
De hoofddoelstelling van de aanwending van de IOF-middelen is, zoals het VUB reglement dit reeds in 2005 aangaf: ʻharmonieus aansluiten bij het valorisatiebeleid van de universiteit en haar interfacewerking wat moet leiden tot een maatschappelijke valorisatie en overdracht van de opgebouwde kennis, onder meer via samenwerking met het bedrijfsleven, de overheid en de nonprofitsector of via het oprichten van nieuwe bedrijven.ʼ De enveloppe-financiering die vanaf 2005 wordt toegekend en jaarlijks wordt opgevolgd, is in 2010 aan een eerste grondige evaluatie toe, waarna zal beslist worden of het beleid al dan niet moet bijgestuurd worden. De betrachting is dat de Universitaire Associatie Brussel in de IOF verdeelsleutel gelijke tred kan houden met de percentages die de Vrije Universiteit Brussel voorheen in de sleutel behaalde. Zowel de wijziging van de verdeelsleutel vanaf 2009 (veranderde invulling van parameter 3 en de gewichten die er aan worden toegekend) als de evolutie vanaf 2014 waarbij de parameters op associatie-niveau zullen worden gemeten, zijn ongunstig voor de middelgrote instellingen. Gegeven het feit dat de overheid aan de instellingen een lange-termijn beleid oplegt (aanstelling van postdoctorale mandaten van onbepaalde duur), zal een herverdeling van de middelen grondige veranderingen kunnen veroorzaken in het IOF-beleid zoals het nu gevoerd werd. De VUB heeft hier reeds van in het begin op geanticipeerd, door de programmaʼs en de bijbehorende aanstellingen tot periodes van 5 jaar te beperken, met de mogelijkheid van verlenging, indien de kwaliteit van het programma en het budget dit toelaten. De UAB zal dit beleid overnemen. Ter illustratie wordt hierbij het aandeel van de verschillende universiteiten gegeven in de IOF-sleutel en de evolutie over de laatste 5 jaar.
IOF aandeel % 50 45 40 35 30
KULeuven LUC
25
UA Ugent
20
VUB
15 10 5 0 2004
2005
2006
2007
2008
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
19
Het is de betrachting om het aandeel van de instelling in deze sleutel op peil te houden en indien mogelijk te laten toenemen. De Interfacewerking zal in de komende jaren dan ook meer toegespitst worden op het aantrekken van externe middelen in de derde en vierde geldstroom, omdat hierop nog een groeiverwachting kan geformuleerd worden.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
20
5. De wijze waarop de associatie tot een optimale interfacewerking wil komen binnen de associatie zelf en op associatieniveau. De strategische en operationele doelstellingen die de associatie met de interfacedienst wil bereiken. De wijze waarop de werking van de interfacedienst aansluit bij de werking van het IOF 5.1 Missie van de Interface-dienst Valorisatie
van
onderzoeksresultaten
houdt
in
dat
ontwikkelde
kennis,
resultaten
van
wetenschappelijk onderzoek en technologie van de associatie ter beschikking worden gesteld van de samenleving, waaronder in de eerste plaats de industrie. De Technology Transfer Interface (TTI), deel van het R&D departement, is de door de UAB aangeduide bevoegde dienst. Via deze Interface wordt de zogenaamde deal flow gegenereerd: het opzoeken van economisch valoriseerbare onderzoeksresultaten en het begeleiden van de technologie transfer dossiers en spinoff projecten. Als schakel tussen universiteit/ hogeschool en industrie, begeleidt de Technology Transfer Interface (TTI) onderzoekers in alle fasen van hun samenwerking met de bedrijfswereld. De TTI taken omvatten, voor de VUB en EhB: * Onderzoekers begeleiden bij het vinden van financiering voor toegepast onderzoek * Ondersteuning bij de onderhandelingen met derden, juridische uitwerking en administratief beheer van de contracten * Actief opsporen van valoriseerbare onderzoekresultaten en uitwerken van een valorisatiestrategie wat de bescherming via octrooien kan inhouden * Beheren van de intellectuele eigendom en octrooiportfolio * Creëren van valorisatie-awareness en ondernemersschap via Starters- en Octrooiseminaries * Spin-off oprichting bevorden, begeleiden en opvolgen 3
* Startkapitaalfonds BI : management en aanbreng van investeringsdossiers * Incubatiecentra en Researchparken: medebeheer * Industrieel netwerk Crosstalks: industrie-universiteitsnetwerk
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
21
De TTI is tevens het contactpunt voor externen die op zoek zijn naar specifieke expertise of apparatuur, naar samenwerkingsmogelijkheden, geoctrooieerde technologie of aansluiting bij lopend onderzoek. Deze contacten lopen hetzij via de vorsers zelf of kunnen worden geïnitieerd en opgevolgd via de TTI. De Interface neemt deel aan netwerken en fora om deze contacten te bevorden.
5.2 Aanbevelingen uit de evaluatie van de universitaire interfacediensten
Als belangrijkste conclusies uit het eindrapport van Deloitte (maart 2008) in opdracht van EWI noteerden wij: -waardevolle professionele competenties, maar helt sterk naar het academische; medewerkers met bedrijfservaring aantrekken -bereikbaarheid voor externe klanten verbeteren -systematische samenwerking met bedrijven uitbreiden -tevredenheid van de onderzoekers tav de dienstverlening bestendigen maar tevens verbreden naar meer gebruikers (humane wetenschappen, Hogeschool) -focus op spin-off creatie en licenties vergroten -werking sturen op basis van meetbare objectieven, performantie management invoeren -samenwerken met andere interfacediensten in een netwerkstructuur, ondermeer door competenties in kaart te brengen
Al deze aandachtspunten zullen worden aangepakt in de volgende 5 jaar. Een aantal adviezen werden meteen in de operationele werking van de TTI opgenomen (aantrekken van mensen met een bedrijfsgeorienteerd profiel en business-ervaring), voor een aantal andere aandachtspunten dient een langere termijn visie en bredere aanpak te worden ontwikkeld omdat dit niet rechtstreeks of niet alleen van de performantie van de TTI afhangt (uitbreiden van de samenwerkingen met de industrie bijvoorbeeld ). In het kader van het Algemeen Strategisch Plan (ASP) van de VUB (2009), werd een grondige SWOT-analyse gemaakt van de werking van de Interfacedienst. De performantiebijdrage aan het ASP op metaniveau en op niveau van de dienst R&D werd in kaart gebracht.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
22
Concreet kunnen volgende acties –naar aanleiding van de externe en interne analyse- alvast worden genoteerd (rapportering hierover in het volgende jaarverslag): Bedrijfservaring aantrekken -aanwerven van een jonge handelsingenieur
(1.0 FTE) als spin-off coach waardoor de
technology transfer manager-IE meer tijd krijgt om het licentie-verhaal uit te bouwen -aanwerven (0.5 FTE) van een senior business developer en IOF-coach met 20 jaar ervaring in verschillende technologiebedrijven, zowel start-ups (ook als mede-oprichter) als gevestigde bedrijven Zichtbaarheid en bereikbaarheid voor interne en externe klanten verbeteren -aanpassing van de TTI-website; interne doorlichting van de interne
en
externe
marketing
strategie (project van 4 maanden) van TTI laten uitvoeren door een communicatiespecialist -praktische brochure (werktitel ʻThe Rough Guide to knowledge and technology transferʼ), voor startende onderzoekers -actievere rol in het VIN netwerk opnemen, aanwezigheid op bedrijvenfora verbeteren -rol in het Crosstalks Universiteits- industrie netwerk verder opnemen Samenwerking met bedrijven verhogen en uitbreiden naar alle doelgroepen -samenwerking met de incubatoren IICB (Zellik) en ICAB (Brussel, operationeel oktober 2009) verder uitbouwen -awareness-activiteiten: *de vice-rector onderzoek begeleiden bij de sensibilisering van de faculteiten tav de activiteiten onder de derde en vierde geldstroom (strategisch basisonderzoek en toegepast onderzoek voor de industrie) *interne informatiesessies voor onderzoekers aangaande de gewijzigde modaliteiten in het SBO –steunkanaal (economisch en maatschappelijk) en TETRA-financiering naar alle faculteiten en EhB -actieplan naar de EhB concretiseren (“Buiding capacities: onderzoek en valorisatie aan de Erasmushogeschool Brussel in de kijker”) -via samenwerking met het project Technologisch ondernemen, meer bewustzijn creëren rond valorisatie van onderzoek in de Humane wetenschappen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
23
Spin-off en licenties verhogen - nauwere samen met het project ʻTechnologisch Ondernemen van de faculteit Economie (vakgroep Bedrijfseconomie en Strategisch Management): de eerste doelgroep zijn de masterstudenten burgerlijk ingenieur en bio-ingenieur. Zij worden tijdens hun opleiding wegwijs gemaakt in het bedrijfsgebeuren. Een ander aspect is het praktijkwerk in interdisciplinaire teams die via de projectenbeurs ontstaan. 3
-onderhandelingen opnemen over de verderzetting van het BI startkapitaalfonds of de creatie van een nieuw fonds; uitbreiding tot Arkimedes Fonds (2010) onderzoeken -zie eerder: aanwervingen en herschikking takenpaketten Meetbare objectieven stellen en performantiemanagement Dit hangt nauw samen de doelstellingen van het IOF (zie eerder) en met de invoering van het Algemeen Strategisch Plan van de Vrije Universiteit Brussel dat in de loop van 2009 werd gefinaliseerd. Samenwerken met andere Interfacediensten -gezamenlijk actieplan van de TTO Flanders uitwerken en concrete events organiseren: zie actieplan onder hoofding 6.
5.3 Krijtlijnen van het Onderzoeks-beleidsplan 2006-2011 en het algemeen strategisch plan van de VUB
Ook de Universiteit is als belangrijke financier van de Interface-activiteiten, een opdrachtgever die een lange-termijn visie voor de werking van de TTI uittekent. In het Onderzoeks-beleidsplan 2006-2011
en
het algemeen
strategisch
plan
van
de VUB
worden
vijf concrete
aandachtspunten naar voor geschoven die de werking van de Interfacedienst verder moet professionaliseren. Deze aandachtspunten die in 2006 werden geformuleerd lopen voor een groot deel parallel met de aanbevelingen van de Deloitte-EWI doorlichting, zodat een integratie van beide actieplannen geen probleem geeft:
1. De academische onderbouw van de Interfacewerking: ondermeer via benchmarking van het eigen interfacemanagement, door onderzoek te verrichten naar de evolutie van de outputindicatoren voor het strategisch basisonderzoek en IOF, door onderzoek rond ondernemerschap en bibliometrische impact uit te voeren.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
24
2. De associatie en het valorisatiebeleid: het gezamenlijk valorisatiebeleid voor het geheel van de Associatie moet vorm gegeven worden en moet aandacht hebben voor de specificiteit van de onderzoeksproblematiek aan de hogescholen. 3. Verdere uitbouw van het Business development luik binnen de TTI: door het aantrekken van expertise vanuit de bedrijfswereld. 4. Verdere uitbouw van een netwerk rond onderzoek en innovatie in het Brussels Gewest: door gebruik te maken van de kanalen die het Brussels gewest ter beschikking stelt. 5. Verdere integratie van het Crosstalks netwerk in het VUB-beleid rond sponsoring: door een integratie met andere initiatieven gericht op sponsoring en externe fondsenwerving te onderzoeken.
5.4 De werking van de Interfacedienst en het IOF (zie ook 4.3) Daar waar in de EWI doorlichting de interfacewerking nog als adviserend en administratief ondersteunend wordt omschreven, is inmiddels de rol van de TTI tav het IOF tijdens de afgelopen jaren grondig gewijzigd: de rol van de TTI–adviseurs bij de voorbereiding en evaluatie van de dossiers is toegenomen, de coaching van de IOF-programmaʼs is opgestart, de structurele organisatie en planning van het IOF berust bij de TTI en een gestructureerde evalutie-procedure wordt uitgetekend. Het IOF-reglement zal telkens aangepast worden in functie van wijzigingen in de werking en het beleid.
5.5 Cijfermatige doelstellingen van de TTI
Cijfermatige doelstellingen formuleren voor de TTI is een complexe aangelegenheid, daar de output die de TTI genereert in hoofdzaak afhangt van factoren en mensen extern aan de TTI, met name de onderzoekers en de activiteiten van de UAB. Daarenboven wordt de werking van de TTI gestuurd door het Onderzoeksbeleidsplan van de VUB, het Strategisch plan van de VUB, de beleidsvisie van de Universitaire Associatie Brussel en de beleidsopties die de IOF-raad voorstelt. Samenwerking met de industrie De performantie van de instelling m.b.t. de IOF-indicatoren wordt uiteraard continu gemonitored (zie hoger). De rol van de TTI is hierin belangrijk. Er wordt een zeer actieve ondersteuning gegeven om de performantie van de instelling op het peil te houden van de afgelopen jaren. De gewijzigde IOF-sleutel zal evenwel in het nadeel
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
25
spelen van de middelgrote instellingen: het gewicht dat
parameter 3 krijgt (industriële
contractinkomsten) zal wellicht ons globale aandeel in de IOF-sleutel laten dalen (de afgelopen jaren schommelde dit rond de 12%). Er worden concrete acties opgezet om de samenwerking met de industrie te bevorden. Spin-off creatie Aan de VUB werden de afgelopen 12 jaar spin-off bedrijven opgericht met een gemiddelde van 1,2 bedrijven per jaar. Niet alleen het aantal bedrijven is daarbij van belang, maar ook de marktwaarde van de technologische inbreng en de kwaliteit van het spin-off team zijn cruciaal voor de levensvatbaarheid van het bedrijf. Hierin kan de TTI een grote rol opnemen. Van de 7 bedrijven die voor 1995 aan de VUB werden opgericht, zijn er vandaag nog 4 actief, wat voor spin-off bedrijven een meer dan behoorlijk resultaat is. Sinds 1995 werden aan de Vrije Universiteit Brussel bijkomend 13 spin-off bedrijven opgericht volgens de definitie die de Vlaamse overheid hanteert, m.a.w. er is een technologietransfer (inbreng tegen aandelen of onder de vorm van een licentieovereenkomst of door verkoop) tegen marktconforme voorwaarden. Deze bedrijven die mede dankzij de TTI tot stand kwamen, zijn vandaag nog allen actief. Het gemiddelde van 1,2 bedrijven per jaar is een performantie-indicator die wij voor ogen houden. De inzet van bijkomende TTI-leden zou dit gemiddelde moeten kunnen opdrijven, waarbij er niet voor wordt geopteerd om alle ʻdienstbetoon-activiteitenʼ die momenteel binnen de instelling gebeuren af te spinnen. Ook de projecten die vanuit de Erasmushogeschool Brussel worden aangebracht, zouden dit gemiddelde positief kunnen beïnvloeden op termijn. Licenties De activiteitsgraad van de VUB octrooiportfolio voor de periode 1998-2006 ligt veel hoger dan 1
het gemiddelde voor de Europese universiteiten wat 32.5% is . Deze gegevens werden in een studie van het ECOOM (voorheen SOOI) gevalideerd: -39.5 % van de toegekende VUB- octrooien werden gelicentieerd aan een spin-off bedrijf -31,6% van de toegekende VUB- octrooien werden gelicentieerd aan een bestaande onderneming Meer dan 70% van de toegekende VUB-octrooien worden dus actief gevaloriseerd. Het is onze betrachting dit cijfer te bestendigen en indien mogelijk te verbeteren.
1
Bron: Giuri P. Et al. (2007) Inventors and invention processes in Europe: Results from the PatVal-EU Survey. Research Policy, 36, 1107-1127)
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
26
Andere activiteiten Alle activiteiten die de TTI uitvoert kunnen in principe gemeten worden: aantal contacten met bedrijven, aantal adviezen intern en extern, aantal opleidingsdagen, deelnames aan congressen, beurzen, fora... het kwalitatieve rapport over deze activiteiten wordt jaarlijks voorgelegd en gemeten ten opzichte van de output-indicatoren die hierboven worden vermeld. De TTI hoopt evenwel dat er geen systeem van louter kwantitatieve tellingen wordt ingevoerd: dit zou ten koste gaan van de werktijd en de motivatie van de TTI teamleden.
5.6 De verdere aansluiting van IOF en Interface op langere termijn
Indien de Vlaamse overheid een verder groeitraject van de IOF-middelen voorziet, kan een vierde luik aan het UAB-IOF worden uitgebouwd: de ondersteuning van valorisatie in een internationale context. De IOF-zwaartepunten zijn doorgaans zeer succesvol in het verwerven van EU-financiering (NoE, IP, ...) en het verwerven van grote financieringsprojecten (bijvoorbeeld Methusalem). De valorisatie van onderzoeksresultaten uit deze grote (internationale) projecten wordt een bijkomend aandachtspunt, temeer daar ook de return voor Vlaanderen in deze context moet bewaakt worden. De UAB kiest momenteel voor de enveloppe-financiering van Zwaartepunten en Groeiers en voor korte termijn Proof-of-concept financiering. Indien de beschikbare middelen toenemen, zou een vierde pijler kunnen uitgebouwd worden die specifiek gericht is naar de ondersteuning van grote internationale valorisatieprojecten. De versterking van de Vlaamse aanwezigheid in de EIT-KICʼs (European Institute of Innovation and Technology – Knowledge and Innovation Communities) wordt hiermee beoogd. Anderzijds kan een uitbreiding van de structurele steun via de Interface-financiering zorgen voor een permanente stimulering en steun aan de onderzoeksgemeenschap voor deelname in deze grote projecten. De TTI kan dan een actievere rol opnemen in • de initiëring van multidisciplinaire initiatieven, bijvoorbeeld in het kader van de EIT-KICʼs • de managementsondersteuning van grote projecten De toename van het IOF- en Interfacebudget is hiervoor nodig en de stabiliteit van de verdeelsleutel moet terug bekeken worden, indien men niet het risico wil lopen zaken uit te bouwen die niet bestendigd kunnen worden.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
27
6. De wijze waarop de universiteit tot een optimale samenwerking wil komen tussen de associaties onderling en in het kader van het Vlaams innovatienetwerk De vijf Vlaamse TTOʼs, verbonden aan de vijf associaties, hebben zich verenigd in TTO Flanders. Er werd een gezamenlijk actieplan uitgewerkt, dat hieronder wordt weergegeven. Dit actieplan wordt in elk beleidsplan opgenomen. Inmiddels werd met de concrete uitvoering van dit actieplan gestart.
6.1 Samenwerking tussen de Interfacediensten van de Vlaamse associaties Historiek en situering Sinds 1998 ontvangen de Vlaamse universiteiten subsidies van de Vlaamse overheid die bijdragen in de kosten van de Interfacewerking met als doel tot een maximale valorisatie van de in de universiteiten aanwezige kennis en expertise te komen ten behoeve van de Vlaamse economie. Hierbij wordt de universitaire cultuur gestimuleerd en getracht excellentie in onderwijs en onderzoek te koppelen aan innovatief ondernemerschap. De subsidiesteun dient te worden aangewend ter bevordering van • de samenwerking met Vlaamse bedrijven • voor de bevordering van economische valorisatie van onderzoek • het beheer van intellectuele eigendom • de bevordering van de oprichting van spin-off bedrijven De resultaten van de Interfacewerking worden jaarlijks voorgelegd en getoetst aan het eerder ingediende 5-jarenplan. De Minister wordt hierbij geadviseerd door het IWT. Daarnaast is een vijfjaarlijkse doorlichting door bevoegde experts voorzien waarvan de eerste in maart 2008 werd afgerond. Als pijnpunt werd aangegeven dat de samenwerking tussen de interfacediensten van de Vlaamse associaties onvoldoende zichtbaar was. In het nieuwe IOF/Interface Besluit van de Vlaamse regering van juni 2009 werd de samenwerking tussen de interfacediensten van de Vlaamse associaties als extra aandachtspunt opgenomen. De verschillende interfacediensten staan quasi dagelijks met elkaar in contact: over concrete subsidiedossiers en projecten, bij het voorbereiden van gezamenlijke standpunten in overkoepelende dossiers, via het doorgeven van mogelijke opportuniteiten en oproepen,…. Op informele basis wordt veel kennis en expertise uitgewisseld en de medewerkers van de verschillende interfacediensten hebben steeds de kans om bij elkaar opleidingen en workshops te volgen. Juni 2007 werd de bestaande samenwerking verder geformaliseerd en gestructureerd door de oprichting van de VLIR-subwerkgroep Interface, waarbij 2-maandelijks overleg plaatsvindt en gezamenlijke initiatieven en standpunten voorbereid worden. Het doorlichtingsrapport wees echter uit dat deze samenwerking toch nog onvoldoende zichtbaar was voor de buitenwereld. Daarop besloten de universitaire interfacediensten om hun werking en
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
28
samenwerking meer in het spotlicht te plaatsen en op een aantal fora en evenementen naar buiten te treden onder één naam, nl. TTO Flanders. De kern van TTO Flanders werd doelbewust opgebouwd vanuit de universitaire interfacediensten. De academische omgeving en de specifieke wet en regelgeving maken dat zij geconfronteerd worden met specifieke situaties, vragen en problemen die voor bv strategische onderzoekscentra en andere kennisinstellingen als veel minder problematisch worden ervaren of zelfs onbekend zijn. De TTO Flanders acties staan wel steeds open voor de medewerkers van andere technologietransferdiensten en de ervarings- en kennisuitwisseling met de SOCʼs en andere kennistellingen wordt als zeer belangrijk ervaren. Een gedetailleerd actieplan werd opgesteld dat de bestaande samenwerking verder moet uitdiepen en bestendigen. Dit actieplan moet gesitueerd worden naast het vijfjaarlijkse beleidsplan dat iedere universitaire associatie individueel dient op te stellen voor zijn interfacewerking en omvat enkel activiteiten die gezamenlijk ontplooid zullen worden.
6.2 Actieplan 2009-2013: Samenvatting: De Vlaamse interfacediensten, verenigd onder de naam TTO Flanders, gaan hun bestaande samenwerking verder formaliseren en uitdiepen. Hiertoe hebben ze samen een reeks initiatieven uitgewerkt die in de volgende jaren ontplooid kunnen worden: •
• • • •
• • •
•
Ze zullen één gezamenlijke portaalsite opzetten, waardoor bedrijven via 1 kanaal de verschillende interfacediensten kunnen bereiken en waar ook alle ʻtechnology offersʼ verzameld zullen worden. Gezamenlijke partnering events kunnen gepland worden. Waar nuttig zal één vertegenwoordiger van TTO Flanders namens de vijf instellingen deelnemen aan innovatiefora, zowel binnenlandse als buitenlandse. De optimalisatie van tech transferopleidingen wordt onderzocht (inventarisatie, openstelling voor elkaar,…) De Vlaamse universiteiten engageren zich om hun werkwijze m.b.t. samenwerking met de industrie uit te schrijven in een gemeenschappelijk document dat aangeeft hoe bepaalde clausules kunnen ingevuld worden en in welke omstandigheden. TTO Flanders wordt de permanente werkgroep van de vijf Vlaamse universiteiten, waarbinnen de gezamenlijke standpunten en acties uitgewerkt en gecoördineerd worden. Er wordt onder gemeenschappelijke vlag promotiemateriaal aangemaakt. Er wordt binnen TTO Flanders bekeken hoe het ganse totstandkomingstraject van SBOprojecten verbeterd kan worden. Een streefdoel kan zijn dat elk SBO-project door minstens één TTO adviseur concreet wordt opgevolgd, die dan daaromtrent rapporteert naar de TTO offices van de andere deelnemende universiteiten in het consortium. Ook omtrent de valoristatie-aanpak naar de hogescholen toe worden best practices uitgewisseld. Een gezamenlijk VIN-project omtrent best practices in het algemeen kan bekeken worden. Een protocol tot praktische samenwerking tussen TTOʼs m.b.t. spin offs zal ontwikkeld worden rond volgende concrete acties: *Uitwisseling van informatie tussen TTOʼs m.b.t. mogelijke spin off opportuniteiten; *Identificatie van gemeenschappelijke spin off projecten; *Organisatie van gezamenlijke presentatie van het businessplan aan VINNOF en andere investeerders.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
29
6.2.1. gemeenschappelijke portaalsite TTO Flanders De Vlaamse Interfaces zullen een website uitwerken, waarin de verschillende universitaire interfacediensten zich voorstellen en van waaruit kan worden doorgeklikt naar de websites van de 5 universiteiten/ associaties. De bedoeling van deze portaalsite is tweeledig: • tegemoet komen aan de vraag van de bedrijven om 1 loket/adres te hebben waarop alle informatie over mogelijke samenwerkingen met universiteiten en hogescholen kan gevonden worden. Tevens wordt een link gelegd naar de databestanden van IWETO, hetzij naar de bestanden van de universiteiten zelf, waar het afgelopen en lopende onderzoek wordt opgelijst. • een gemeenschappelijke site hebben waarop ʻtechnology offersʼ worden aangekondigd, met de bedoeling deze opportuniteiten kenbaar te maken aan de Vlaamse bedrijven en het VINnetwerk en tevens om elkaar hiervan in kennis te stellen met het oog op verder interuniversitair onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten. Hiermee beogen de Interfaces waar mogelijk kennis en technologieën te poolen. Dit impliceert ook dat middelen en mensen (resources) zullen kunnen gedeeld worden in gemeenschappelijke valorisatieprojecten. De uitbouw van een dergelijke website moet compatibel zijn met het FRIS-project dat de Vlaamse overheid (op vraag van Minister Ceyssens) momenteel uitwerkt. Inhoud: • oplijsting van de generieke taken van de Interface • voorstelling van alle Interfaces per associatie/ universiteit • aanbod van technologieaanbiedingen (niet-confidentiële informatie) • oplijsting van octrooien (toegekend of in aanvraagfase na publicatie) die beschikbaar zijn voor licentiëring of verkoop (gevalideerde data die het SOOI kan aanreiken) • doorverwijzing naar de universitaire websites met onderzoeksaanbod van elke instelling of verwijzing naar IWETO-website • activiteitenkalender waarop alle Interfaceactiviteiten worden aangekondigd die openstaan voor externen De inhoud kan in de volgende jaren worden uitgebreid in functie van de behoeften van de bedrijven, het VIN netwerk en andere doelgroepen. Op termijn kan eventueel een elektronische newsletter worden toegevoegd die de aandacht vestigt op activiteiten, tech offers enz. Vorm: De opmaak van de Interface portaalsite zal worden uitbesteed aan een professioneel bureau. De opmaak van een website kan geraamd worden op ca. 10.000 Euro. De Interfaces zullen in de kostprijs bijdragen in functie van hun aandeel in de IOF-sleutel. Er zal bij de verdeling van de kosten uiteraard rekening worden gehouden met eventuele bijdragen vanuit een Interface, zoals bvb terbeschikkingstelling stellen van een webdesigner, hosten van de site op een server, terbeschikkingstelling van personeel dat de site onderhoudt enz.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
30
6.2.2. Thematische partnering events De VRWB identificeerde zes strategische clusters in Vlaanderen, waarrond heel wat onderzoek gebeurt in de Vlaamse universiteiten en hogescholen. De organisatie van thematische partnering events waaraan alle associaties deelnemen, kan gepland worden. Doel: Door dit gezamenlijk te organiseren, kunnen bedrijven wellicht gerichter worden aangesproken, kunnen mensen en middelen efficiënter worden ingezet, kunnen complementaire onderzoeksresultaten geïdentificeerd worden. Vorm: Mini-symposium met presentaties van onderzoekers over lopend onderzoek, afgestemd op een publiek van industriëlen. Focus op kennistransfer. Samenwerking met de strategische onderzoekscentra en competentiepolen is nodig, teneinde een multitude aan events te vermijden. Samenwerken of afstemmen met bestaande universitaire netwerken (Leuven.Inc uit KULeuven, Crosstalks uit VUB, Gent BC uit UGent, andere…) is eveneens gewenst.
6.2.3. Interactie met andere partners uit het Vlaams Innovatienetwerk 6.2.3.1 Samenwerking met Innovatiecentra Om de expertise van universiteiten en hogescholen kenbaar te maken aan innovatie-gericht KMOʼs wordt op regelmatige basis overleg georganiseerd met de lokale innovatiecentra. Doel: Door samen te werken met de Innovatiecentra, kunnen bedrijven wellicht gerichter worden aangesproken en kunnen de KMOʼs op maat begeleid worden, zowel wat betreft het vinden van de geschikte (technologische) expertise als de meest subsidiekanalen voor technologische innovatie. Als dusdanig werken TTO (satelliet van de onderzoeker) en Innovatiecentrum (satelliet van IWT) complementair en wordt het traject voor de KMO om “ de juiste deur” te vinden sterk ingekort. Vorm Thematische (ontbijt)infosessies (loopt reeds in West-Vlaanderen en Limburg) Contactdagen (Vlaams-Brabant Innoventivity Day (Limburg) Vrijdag VIS dag (Vlaams-Brabant) 6.2.3.2 Samenwerking met Innovatiecentra EEN en FIT Om de spin-off bedrijven te ondersteunen in het uitbreiden van hun onderneming verwijzen de TTOʼs hen door naar AO (“ondernemen”vb businessaspecten van import) of FIT (“internationaliseren”, vb informatie over export). Om de expertise kenbaar te maken bij een groter internationaal publiek werken TTOʼs samen met AO en EEN om business/technologische fiches op te stellen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
31
6.3.3.3 Samenwerking met IMEC en VIB (en andere SOCʼs) De expertise van de Universiteiten kan complementair zijn aan deze van IMEC en VIB en andere SOCʼs. Combineren van expertise leidt mogelijk tot meer/robustere EU- projecten en spin-off opportuniteiten. Doel: Om dit nader in kaart te brengen en gezamenlijke valorisatieprojecten voor te bereiden wordt er op regelmatige basis bilateraal overleg gepleegd.
6.2.4. Vlaamse vertegenwoordiging op binnen- en buitenlandse innovatie-fora 6.2.4.1 Buitenlandse innovatie-fora De Vlaamse Interfacediensten kunnen niet allemaal individueel deelnemen aan de vele buitenlandse missies, innovatiefora, tech transfer & brookerage events enz (vb Copenmind, BioPartnering Europe,…) omdat de kosten erg hoog kunnen oplopen en dit ook wat mankracht betreft een zware belasting is. Nochtans is zowel de visibiliteit voor de Vlaamse universiteiten / hogescholen op dergelijke fora belangrijk als de mogelijkheid om contacten te leggen op basis van concrete technologieaanbiedingen. Er zal nagegaan worden of gezamenlijke deelname vanuit TTO Flanders aan dergelijke fora een nuttig alternatief kan bieden. Daarbij wordt gedacht aan een gezamenlijke stand waarop minstens één en bij voorkeur twee Interfacevertegenwoordigers aanwezig zijn met een verschillende expertise (wetenschappelijk, economisch, …). Op de stand kan promomateriaal van alle associaties worden aangeboden, kunnen kennisaanbiedingen worden verdeeld, …. Uiteraard blijven de aanwezigen steeds vertegenwoordigers van hun respectieve instellingen en kunnen zij op geen enkele manier de andere instellingen binden. Het staat elke instelling natuurlijk vrij om toch voor een aparte stand te opteren, indien de instelling dit opportuun vindt voor bepaalde gelegenheden. 6.2.4.2 Binnenlandse innovatiefora Dezelfde werkwijze kan gevolgd worden voor (een deel van) de vele Vlaamse (en federale) overlegfora: ook hier zouden minstens één en bij voorkeur twee vertegenwoordigers (in een beurtrol?) de Interfacediensten vertegenwoordigen, waarbij altijd kort wordt teruggekoppeld naar de andere Interfacediensten. Op die manier is een betere opvolging van de vele initiatieven van de intermediaire organisaties mogelijk. Bij wijze van voorbeeld kunnen we de meetings van de regionale innovatiecentra van het VIN noemen: elke interface zou kort verslag kunnen uitbrengen van wat er in het innovatiecentrum in zijn regio aan activiteiten wordt ontplooid.
6.2.5. Opleidingen ʻtechnology transferʼ voor onderzoekers en voor Interfaceleden Doel: * Inventarisering van het opleidingsaanbod dat nu reeds binnen verschillende instellingen bestaat * Detectie van wat ontbreekt in dit aanbod * Gezamenlijke organisatie van ontbrekend opleidingsaanbod (poolen van resources) * Eigen opleidingen openstellen voor de andere Interfacediensten (al dan niet tegen vergoeding aan kostprijs) en waar mogelijk ook voor elkaars onderzoekers.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
32
In een tweede fase kan gedacht worden aan het ontwikkelen van cursusmateriaal dat voor iedereen toegankelijk is, bijvoorbeeld ʻwat moet een doctoraatsstudent weten over IPRʼ, ʻspin-off richtlijnen voor de ondernemer-onderzoekerʼ. Op die manier zou aan beginnende vorsers een pakket kunnen aangeboden worden van materiaal dat uit verschillende universiteiten afkomstig is en dat wellicht meer cases en beste practices bevat dan wanneer het binnen één instelling werd ontwikkeld en samengesteld. In een vervolgtraject kunnen dergelijke opleidingen (gedeeltelijk) ook opengesteld worden voor andere doelgroepen, bijvoorbeeld voor KMOʼs.
6.2.6. Code-of-conduct met betrekking tot samenwerking met de industrie De Vlaamse universiteiten engageren zich om hun werkwijze tav samenwerking met de industrie uit te schrijven in een gemeenschappelijk document dat aangeeft hoe bepaalde clausules kunnen ingevuld worden en in welke omstandigheden. Dit document moet verduidelijken waar de knelpunten voor de universiteiten zitten en waarom bepaalde voorstellen worden geformuleerd en tevens kan het document een aantal ʻdefaultʼ clausules voorstellen met alternatieven. Het is alleszins NIET de bedoeling om een standaardovereenkomst te maken die dan een eigen leven gaat leiden, het is wel de bedoeling om meer duidelijkheid te scheppen, de marges te tekenen waarbinnen de universiteiten moeten werken (decretaal en reglementair) en een aanzet te geven tot antwoorden op vaak voorkomende vragen. Vermits alle universiteiten dit document mee zullen uitwerken en onderschrijven, wordt ook vermeden dat bedrijven de universiteiten als concurrenten ten opzichte van elkaar uitspelen.
6.2.7. Overlegplatform Interface-werking TTO Flanders is een permanente werkgroep van de VLIR-werkgroep onderzoek. In TTO Flanders wordt de problematiek van kennis- en technologietransfer vanuit universitair oogpunt behandeld. De TTO Flanders werkgroep werd opgericht opdat de specifieke noden van de universitaire interfaces meer aandacht kunnen krijgen binnen de VLIR. Hiertoe is regelmatig overleg nodig in de schoot van TTO Flanders, waar onderbouwde standpunten in overleg kunnen uitgewerkt worden. Dit overlegplatform lijkt dan ook de aangewezen plaats waar de gezamenlijke activiteiten van de interfaces worden voorbereid en er zal dus frequenter overleg gepleegd worden, hetzij binnen TTO Flanders, hetzij in kleinere werkgroepen waarin andere Interfacemedewerkers worden afgevaardigd. Jaarlijks zullen een drie tot viertal activiteiten georganiseerd worden die kunnen gaan van specifieke workshops rond welbepaalde themaʼs al dan niet met externe sprekers tot ontmoetingsdagen met de Waalse collega-Interfacediensten (LIEU). Naargelang de relevantie van het thema zullen de collegaʼs van de andere kennisinstellingen uitgenodigd worden. 6.2.8. Promotiemateriaal In functie van deelname aan gemeenschappelijke evenementen zal promotiemateriaal aangemaakt worden waarin de Vlaamse Interfaces als geheel én afzonderlijk kunnen geprofileerd worden. Dit materiaal kan dan in eerste instantie op buitenlandse missies worden gebruikt en kan ook naar de Vlaamse bedrijven toe verduidelijken wat de rol van een Interface is, hoe TTO Flanders georganiseerd is en kan tevens naar de TTO Flanders portaalsite doorverwijzen.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
33
6.2.9. SBO Er is een duidelijke evolutie in het SBO-financieringskanaal waarneembaar. Het IWT legt veel meer dan vroeger de nadruk op het uitwerken van de valorisatieaspecten in de projectaanvragen. Om gefundeerde valorisatietrajecten te kunnen uitwerken die een voldoende potentieel hebben, lijkt het aangewezen dat de Interfacediensten van de betrokken onderzoeksploegen al bij het uitschrijven van de projecten nauw betrokken worden. Dit vereist meer overleg, verdeling werkgroepen, opvolging in begeleidingscomités enz. Er kan in de schoot van TTO Flanders overlegd worden hoe dit meer systematisch kan aangepakt worden dan nu het geval is. Een streefdoel kan zijn dat elk SBO project door minstens één TTO adviseur concreet wordt opgevolgd die daaromtrent rapporteert naar de interfacediensten van de andere deelnemende universiteiten in het consortium. Het beoogde doel is een betere dienstverlening naar de indienende onderzoeksgroepen, een beter in kaart brengen van het Vlaamse gebruikerspotentieel en het poolen van resources om tot grotere en evenwichtige consortia te komen die sneller nieuwe technologieën naar de markt kunnen brengen. Een streefdoel is om tot meer interuniversitaire spin-offs en technologie tranfser naar bestaande bedrijven in Vlaanderen te komen.
6.2.10. Hogescholen De universitaire interfacediensten zijn in elke associatie aangeduid als de dienst verantwoordelijk voor de valorisatie van onderzoeksresultaten bij de associatiepartners. Dit is een zware bijkomende opdracht die een aparte benadering vereist. Binnen de verschillende instellingen zijn er dan ook actieplannen uitgetekend om het onderzoekspotentieel van de hogescholen in kaart te brengen met het oog op valorisatie. Binnen TTO Flanders kunnen de ʻbest practicesʼ toegelicht worden en kan worden nagegaan of gemeenschappelijke acties een meerwaarde kunnen bieden.
6.2.11. VIN-project Er worden (en werden) op Europees niveau al heel wat projecten en studies uitgevoerd die de ʻtechnology transfer businessʼ vanuit universiteiten in kaart brengen, die potentiële knelpunten detecteren, die modellen aanreiken van hoe een Interfacedienst georganiseerd moet worden en op welke wijze interfacediensten zichzelf dienen te benchmarken en hun succes kunnen meten. Een bijkomende studie wordt dus zeker niet vooropgesteld. Wel zou er kunnen nagedacht worden over het indienen van een gezamenlijk VIN-project dat uit de bestaande gegevens (literatuur, voorbeelden uit het buitenland, …) die best practices selecteert die voor de Vlaamse industriële en universitaire context relevant zijn. Aan de hand van case-studies zouden incubatiemodellen kunnen naar voor komen die dan verder kunnen onderzocht worden op hun haalbaarheid en die moeten afgetoetst en vergeleken worden met de bestaande incubatiemodellen die aan de verschillende universiteiten aanwezig zijn. De rol van consultants, incubatorfaciliteiten, venture capitalists, business angels, startkapitaalfondsen enz kan in een breder licht worden bekeken en er kan nagegaan worden in welke mate de universiteiten hier rond ook resources kunnen poolen of expertise kunnen uitwisselen. Dit is een project dat nu reeds in gang kan gezet worden en wellicht over langere tijd vervolgtrajecten kan hebben.
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
34
6.2.12. Stimulering van gezamelijke oprichting van spin-offs De oprichting van academische spin-offs is een belangrijke valorisatieroute van academische onderzoeksresultaten ter creatie van nieuwe economische activiteit en werkgelegenheid in Vlaanderen. De Vlaamse universiteiten en hogescholen willen in het volgend 5-jarenplan actief de kwaliteit van de spin-off projecten verhogen. In het bijzonder zal er gefocusseerd worden op de creatie van echte groeibedrijven. Cruciale elementen voor de creatie van dergelijke groeibedrijven zijn: 1. Uitgebreid IP platform, in de mate van het mogelijke reeds gevalideerd via industriële prototypes of samenwerking met de industrie 2. Groot marktpotentieel, internationale ambitie en degelijk management 3. Project interessant voor de universitaire zaaikapitaalfondsen en early stage VCʼs. De universiteiten vormen een ideale incubatieomgeving om dergelijke projecten uit te werken en te valideren, gezien de beschikbaarheid van financieringskanalen zoals TETRA, SBO, IOF en IWT OZM. We zijn ervan overtuigd dat, door onderling meer samen te werken rond concrete spin-off projecten op basis van technologie, marktopportuniteiten, én incubatiefinanciering aangereikt vanuit meerdere universiteiten, we in staat zullen zijn om spin-offs met een betere startpositie te realiseren. Een protocol tot praktische samenwerking tussen interfacediensten m.b.t. spin offs zal ontwikkeld en afgesproken worden rond volgende concrete acties: o Uitwisseling van informatie tussen de interfacediensten mbt mogelijke spin-off opportuniteiten: *Vertrouwelijke informatie-uitwisseling tussen alle vlaamse universitaire interfacediensten mbt spin-off projecten in de pijplijn. *Oplijsting van SBOʼs, TETRAʼs en andere onderzoeksprojecten waar meerdere academische partners aan deelnemen en proactieve opvolging van het spin-off potentieel van die projecten. o Identificatie van gemeenschappelijke spin-off projecten en het maken van afspraken omtrent: *Pooling van IP van verschillende academische partners en reservering van die IP voor toekomstige spin-off projecten *Afspraken omtrent ondersteuning van de spin-off projecten op vlak van o.a. marktanalyse, incubatiefinanciering, coaching van de projecten en management *Uitnodiging van investeringsmanagers van andere universitaire zaaikapitaalfondsen op eigen investeringscomité bij bespreking van gemeenschappelijke spin-off projecten (bvb uitnodiging van investeringsmanager van Gemma Frisius op Baekeland investeringscomité en viceversa bij een KUleuven-UGent spin-off project) o organisatie gezamenlijke presentatie van het businessplan aan VINNOF en andere investeerders
________________________
_________________________________________________________________________ Ondersteuning van IOF en interface-activiteiten Beleidsplan 2009-2013 CONFIDENTIEEL DOCUMENT
35
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 2 Beleidsplan Wetenschapscommunicatie 2013-2017
Beleidsplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
INHOUDSTAFEL
1
Inleiding.................................................................................................................. 3
1.1
Wat
is
WECOM? .............................................................................................. 3
1.2
Concrete
doelstellingen
voor
de
expertisecel
Wetenschapscommunicatie ... 4
2
Omkadering............................................................................................................ 6
3
Financieel
overzicht................................................................................................ 6
3.1
Overzicht ......................................................................................................... 6
3.2
Financieringsovereenkomst
met
de
overheid................................................. 7
3.3
Externe
projectmiddelen................................................................................. 7
3.4
Eigen
middelen................................................................................................ 9
4
Doelstellingen......................................................................................................... 9
4.1.1
SD
1:
Creëren
en
onderhouden
van
een
cultuur
van
wetenschap,
technologie
en
innovatie
bij
alle
lagen
van
de
bevolking
en
bijdragen
tot
het
verhogen
van
het
innovatieve
potentieel .......................................................... 10
4.1.2
SD2:
Verhogen
van
de
participatie
van
brede
lagen
van
de
bevolking
aan
(het
maatschappelijke
debat
rond)
wetenschap
en
innovatie
en
verhogen
van
de
impact
van
wetenschap
en
innovatie
op
de
samenleving) ........................... 13
4.1.3
SD
3:
Het
verhogen
van
de
betrokkenheid
van
kansengroepen
en
het
verhogen
van
de
kansen
voor
toptalent ............................................................ 15
4.1.4
SD
4:
Stimuleren
van
de
instroom
van
jongeren
in
STEM‐studierichtingen
in
secundair
en
hoger
onderwijs ........................................................................ 16
4.1.5
SD
5:
Internationale
uitstraling
van
de
kwaliteit
van
het
onderzoek
en
de
kwaliteit
van
onderzoekers
in
Vlaanderen
versterken....................................... 23
4.1.6
SD
6:
Creëren
van
randvoorwaarden
voor
efficiënte
en
impactgerichte
WECOM
binnen
het
hoger
onderwijs,
zoals
creëren
van
een
cultuur
van
WECOM
bij
zowel
onderzoekers
als
beleidsmakers
binnen
de
Associaties ....... 24
5
Conclusies............................................................................................................. 28
6
Bijlages ................................................................................................................. 29
2
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
1
Inleiding
1.1 Wat
is
WECOM?
WECOM
is
op
een
actieve
manier
over
wetenschap
informeren
en
dialogeren
door
middel
van
verschillende
strategieën
aangepast
aan
specifieke
doelgroepen
met
als
uiteindelijke
doelen
interesse
wekken,
kennis
vergroten,
opinie
vormen,
attitude
en/of
gedrag
veranderen.
Het
vertrekpunt
van
WECOM,
of
ze
nu
aanbodgedreven
of
vraaggedreven
is,
wordt
gevormd
door
de
vragen
die
leven
bij
het
publiek.
Het
doel
van
WECOM
is
om
het
publiek
ervan
te
overtuigen
dat
kennis
van
wetenschap
en
techniek
een
cruciale
rol
speelt
in
het
oplossen
van
die
vragen.
Het
onderwerp
van
WECOM
is
daarom
niet
in
de
eerste
plaats
wetenschap.
WECOM
moet
opgevat
worden
in
het
belang
van
de
burger,
vanuit
het
idee
dat
de
burger
recht
heeft
op
toegang
tot
wetenschappelijke
kennis.
Interactieve
manier
(‘engaged’)
WECOM
is
geen
zuiver
eenrichtingsverkeer
maar
vraagt
een
interactie
waarbij
onderzoekers
en/of
wetenschapscommunicatoren
en
maatschappij
de
kans
krijgen
te
interageren.
Om
die
reden
stopt
WECOM
niet
bij
louter
informeren,
zoals
het
uitsturen
van
persberichten,
maar
gaat
ze
nog
een
stap
verder.
Wetenschap
Het
onderwerp
van
de
communicatie
is
wetenschap.
Alle
wetenschappelijke
domeinen
(alfa,
beta,
gamma)
en
alle
soorten
onderzoek
(fundamenteel
en
strategisch
basisonderzoek,
toegepast
onderzoek)
komen
in
principe
aan
bod.
Er
wordt
zowel
over
de
producten
(kennis,
technologie)
als
over
het
proces
van
wetenschappelijk
onderzoek
gecommuniceerd.
Bij
WECOM
door
personen
verbonden
aan
kennisinstellingen
zal
speciale
aandacht
uitgaan
naar
zelf
geconstrueerde
kennis
en
technologie.
Doel
‐ Bij
de
niet‐wetenschapper:
interesse
wekken,
kennis
vergroten
(=
informeren),
opinie
vormen,
attitude
en
gedrag
veranderen
(=
sensibiliseren).
Kennisvergarend
gedrag
verbeteren/kennisemancipatie
leidt
tot
beargumenteerde
mondigheid.
‐ Bij
de
onderzoeker:
de
wisselwerking
met
niet‐wetenschapper
kan
inspirerend
werken,
en
meer
maatschappelijke
relevant
onderzoek
vergemakkelijken.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
3
1.2 Concrete
doelstellingen
voor
de
expertisecel
Wetenschapscommunicatie
Na
20
jaar
wetenschapscommunicatie
(WECOM)
in
Brussel
is
het
landschap
veranderd.
Ook
de
subsidiërende
overheid
heeft
haar
visie
op
WECOM
bijgestuurd.
De
focus
is
verschoven
van
hoofdzakelijk
jongeren
naar
maatschappijbrede
acties.
WECOM
draagt
in
haar
algemeenheid
bij
aan
het
basisbeleid
van
de
instellingen
omdat
ze
bijdraagt
tot
de
visibiliteit
van
kwaliteitsvol
en
maatschappijrelevant
onderzoek.
Om
dit
nog
verder
te
realiseren,
riep
de
expertisecel
twee
nieuwe
functies
tot
leven
die
de
onderzoekers
moeten
bijstaan
in
het
communiceren
van
hun
onderzoek
(zie
punt
4.
Doelstellingen‐
SD1.2).
WECOM
speelt
een
grote
rol
in
het
rekruteren
van
meer
studenten
met
het
juiste
profiel,
in
die
zin
dat
ze
via
STEM‐gerelateerde
projecten
op
termijn
mee
zorgen
voor
meer
jongeren
die
interesse
hebben
in
STEM‐gerelateerde
richtingen
en
hier
voldoende
opleiding
voor
hebben
gekregen,
waardoor
het
studierendement
zal
worden
verhoogd.
Jongeren,
in
het
bijzonder
instroom
verhogen
in
Science
Technology
Engineering
and
Mathematics
(STEM),
is
echter
nog
steeds
een
groot
aandachtspunt,
maar
wordt
nu
ook
opgenomen
in
het
onderwijsbeleid
en
niet
meer
enkel
via
WECOM.
Daarom
staat
een
evaluatie
van
het
bestaande
aanbod
van
WECOM‐projecten
hoog
op
de
agenda.
De
evaluatie
leidt
niet
noodzakelijk
tot
afschaffing
van
een
project
maar
zal
trachten
synergiën
te
bewerkstelligen
met
andere
projecten
in
Vlaanderen
en
nagaan
of
een
eventuele
bundeling
van
krachten
binnen
de
instellingen
niet
beter
is
of
dat
er
een
kosten‐batenanalyse
moet
worden
gemaakt
van
inspanning
en
bereikte
doelen
(events,
beurzen…).
In
het
STEM
actieplan1,
waarbij
een
grootschalig
onderzoek
werd
gevoerd
naar
instroom
in
STEM,
werd
reeds
vermeld
dat
honger
naar
wetenschap
en
instroom
in
STEM
moeten
worden
aangepakt
in
de
lagere
jaren
van
het
middelbaar
onderwijs
en
zelfs
reeds
in
het
basisonderwijs.
WECOM
wil
zich
onder
andere
daarom
ook
oriënteren
op
een
projectaanbod
voor
–15‐jarigen.
Een
van
de
algemene
doelstellingen
van
onze
instellingen
om
het
studierendement
te
verhogen,
wordt
op
deze
manier
verbeterd,
ware
het
via
een
investering
op
lange
termijn.
Hoewel
het
beleid
in
onderwijs
en
wetenschapspopularisering
oog
heeft
voor
de
problematiek
bij
instroom
in
STEM‐richtingen,
is
echter
noodzakelijk
dat
de
expertisecellen
deze
evolutie
op
de
voet
volgen.
Ze
moeten
de
verantwoordelijke
overheden
op
systematische
wijze
blijven
wijzen
op
de
noodzaak
van
een
1
Actieplan
voor
het
stimuleren
van
loopbanen
in
wiskunde,
exacte
wetenschappen
en
techniek
2012‐ 2020
4
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
geïntegreerd
en
continu
beleid,
over
de
verkiezingsjaren
heen.
Indien
er
geen
coherent
beleid
is
met
de
bijhorende
financiering
voor
projecten
naar
jongeren
in
het
kader
van
STEM,
zal
de
expertise
die
gedurende
vele
jaren
werd
opgebouwd
bij
de
expertisecel
WECOM
verloren
gaan.
Het
is
namelijk
onmogelijk
om
alle
doelstellingen
die
het
convenant
heeft
uitgewerkt
in
andere
domeinen
dan
STEM
voor
jongeren
te
behalen,
en
tegelijkertijd
het
uitgebreide
aanbod
van
de
Universitaire
Associatie
Brussel
aan
te
houden.
Ook
het
zoeken
naar
en
uitschrijven
van
individuele
projectoproepen
komt
in
het
gedrang
door
de
hoge
eis
die
door
het
nieuwe
convenant
wordt
gelegd
in
de
besteding
van
de
werktijd
van
de
personen
in
de
expertisecellen
WECOM.
In
2012
is
vanuit
alle
associatievoorzitters
dan
ook
een
brief2
vertrokken
naar
minister
Lieten,
huidig
minister
voor
Innovatie
en
Wetenschapsbeleid,
om
projecten
als
ROBOCUP
(VUB)
en
het
V(J)TO
(KATHO)
van
structurele
financiële
steun
te
voorzien.
Daarnaast
staat
de
gestructureerde
aanpak
van
de
benadering
naar
scholen
hoog
op
de
prioriteitenlijst.
Twee
educatief
netwerkers
zullen
het
huidige
aanbod
workshops
voorstellen
in
verschillende
scholen
en
via
een
bevragingsmethode
in
een
eerste
fase
een
behoefteonderzoek
doen
bij
de
leerkrachten.
Door
deze
wisselwerking
zal
het
gemakkelijker
worden
om
de
vraag
af
te
stemmen
op
het
aanbod.
WECOM‐ (VUB–EhB‐)projecten
worden
meegenomen
tijdens
de
scholentoer
en
zullen
beter
afgestemd
kunnen
worden
op
de
concrete
vraag
van
leerkrachten.
De
educatief
netwerker
krijgt
ook
een
helikopterzicht
over
alle
aangeboden
workshops
aan
de
instellingen,
hierdoor
zal
dubbel
aanbod
resulterend
in
een
overbevraging
van
onderzoekers
kunnen
worden
weggewerkt.
Door
de
educatief
netwerker
van
WECOM
mee
te
nemen
in
deze
scholentoer,
worden
ook
leerkrachten
van
lagere
graden
en
zelfs
basisscholen
benaderd.
Tot
slot
willen
we
een
structurele
samenwerking
tussen
de
verschillende
departementen
lerarenopleiding
en
WECOM
realiseren.
Ondanks
de
jarenlange
ervaring
en
het
uitgebreide
aanbod
in
WECOM‐projecten
van
de
expertisecel
WECOM
UAB,
is
het
toch
nog
nodig
om
binnen
de
instellingen
van
de
UAB
onze
expertisecel
verdere
bekendheid
te
geven,
het
nut
van
WECOM
aan
te
tonen
en
duidelijk
te
maken
waarbij
ze
onderzoekers
in
die
taak
kan
ondersteunen.
Zoals
het
convenant
WECOM
2013‐2017
het
verwoordt:
“Het
creëren
van
een
cultuur
van
WECOM
in
het
hoger
onderwijs”.
Ook
het
nieuwe
financieringsbesluit
van
het
Bijzonder
Onderzoeksfonds
nam
een
artikel
op
waarbij
in
de
toekomst
deelname
aan
WECOM‐initiatieven
mee
in
beschouwing
zal
worden
genomen
voor
mogelijke
toekenningen.
Hoewel
dit
al
een
eerste
incentive
kan
zijn,
zal
de
expertisecel
WECOM
de
komende
jaren
verder
inzetten
op
een
grotere
bekendmaking
van
het
nut
van
WECOM.
De
expertisecel
poogt
daarom
in
eerste
instantie
in
PR‐
en
communicatieplatformen
van
onze
instellingen
te
zetelen,
dit
zowel
op
overkoepelend
vlak
als
op
het
niveau
van
de
verschillende
departementen.
2
Bijlage
1
Brief
UAB
naar
Lieten
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
5
Om
onderzoekers
voor
te
bereiden
op
de
WECOM‐taak,
zal
de
expertisecel
in
samenwerking
met
de
Doctorals
Schools
en
alle
andere
associaties
jaarlijks
een
‘Summer
School
in
WECOM’
organiseren.
De
vraag
rijst
hierbij
of
de
kunst
om
op
een
begrijpelijke
manier
te
communiceren
over
eigen
onderzoek
niet
moet
worden
aangeleerd
samen
met
de
onderzoeksskills,
met
name
in
de
masterjaren.
WECOM
speelt
ook
een
rol
in
het
stimuleren
van
excellent
onderzoek
in
samenwerking
met
externen
via
de
nauwe
samenwerking
die
ze
in
haar
projecten
heeft
met
de
industrie.
In
het
zoeken
naar
externe
middelen,
en
de
reeds
ingediende
aanvragen,
zal
de
expertisecel
bijzondere
aandacht
schenken
aan
projecten
die
verder
werken
aan
de
uitbouw
van
het
industriële
netwerk
en
de
vraag
en
het
aanbod
tussen
industrie
en
onderwijs
proberen
te
matchen.
De
huidige
minister
Wetenschapsbeleid
wil
vooral
inzetten
op
kansengroepen.
De
expertisecel
WECOM
zette
reeds
in
2012
de
eerste
stappen
naar
initiatieven
voor
kansengroepen
en
toptalenten,
dankzij
de
samenwerking
met
de
vzw
BEKINA
(vereniging
voor
kinderen
en
adolescenten
die
hoogbegaafd
zijn)
en
de
vzw
D’Broej
(Brusselse
Organisatie
voor
de
Emancipatie
van
Jongeren).
De
samenwerking
met
vzw
Bekina
is
reeds
opgezet
in
een
zeer
concrete
samenwerking
die
heeft
geleid
tot
het
opstarten
van
de
‘Brightsparks
Workshops’.
Van
deze
bestaande
samenwerking
zullen
wij
gebruikmaken
om
in
de
komende
jaren
ons
aanbod
naar
jongeren
met
een
honger
naar
meer
wetenschappelijke
kennis
structureel
uit
te
bouwen,
om
zo
ook
talent
aan
te
trekken
naar
onze
instellingen.
Zowel
via
de
verdere
uitbouw
van
een
sterk
Europees
netwerk
als
een
sterke
link
met
industrie
willen
we
proberen
de
dalende
financiering
vanuit
EWI
te
counteren
en
zo
draagt
WECOM
bij
tot
het
versterken
van
de
positie
en
de
samenwerking
met
strategische
partners.
2
Omkadering
•
• • • • •
3
Het
convenant
WECOM
2013‐2017
(CONV)
tussen
de
universitaire
associaties
en
de
Vlaamse
Overheid
(Departement
EWI)
VUB
Algemeen
Strategisch
Plan
2012‐2016
VUB
Beleidsplan
Sector
Onderzoek
&
Ontwikkeling
2012‐2016
Strategisch
Plan
van
de
Erasmushogeschool
Brussel
2012‐2016
(SPE2)
Communicatiebeleidsplan
EhB
2012‐2016
(COMM)
Evaluatie
van
de
expertisecellen
WECOM
2011
door
Technopolis
group
Financieel
overzicht
3.1 Overzicht
6
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
Deze
sectie
verduidelijkt
de
oorsprong
van
de
financiële
middelen
ter
beschikking
van
de
expertisecel
WECOM,
met
name:
1. De
financieringsovereenkomst
afgesloten
met
de
Vlaamse
Overheid
2. Externe
projectmiddelen
en
sponsoring
3. Eigen
middelen
3.2 Financieringsovereenkomst
met
de
overheid
De
kaderovereenkomst
WECOM
2008‐2011
voorzag
(semi‐structurele)
financiële
middelen
voor
de
5
universitaire
associaties
en
werd
afgesloten
met
de
Vlaamse
Overheid
(Departement
EWI).
Het
convenant
WECOM
2013‐2017
is
hier
een
vervolg
op.
Dit
convenant
zal
ondertekend
worden
op
14
maart
2013,
en
met
terugwerkende
kracht
actief
worden
op
1
januari
2013.3
Volgende
grafiek
geeft
de
financiële
middelen
weer
voor
de
UAB
tussen
2008
en
2013.
Aandeel UAB Wecom 240.000!"
1.650.000!"
180.000!"
1.100.000!"
120.000!"
550.000!"
60.000!"
0!"
Totaal budget Wecom 2.200.000!"
0!" 2008 2009 2010 2111 2012 2013
2008 2009 2010 2111 2012 2013
Overzicht
financiering
Kaderovereenkomst
Wetenschapscommunicatie
2008
en
2012
De
interne
verdeelsleutel
gehanteerd
tussen
VUB
en
EhB
voor
de
periode
2008‐2012
is
de
volgende:
‐ Personeel:
gegarandeerd
1VTE
EhB
‐ Werking:
65%
VUB
–
35%
EhB
‐ Overhead
(10%
van
totaal):
80%
VUB
–
20%
EhB
Voor
de
periode
2013
‐2017
werd
door
de
VUB
voorgesteld
om
de
interne
verdeelsleutel
te
herwaarderen
voor
WECOM:
2013:
Personeel
gegarandeerd
(zie
begroting
68%
‐
32%)
–
werking
en
overhead
integraal
naar
VUB
om
een
eerste
stap
te
zetten
naar
een
verdeling
25‐75
2014:
25
(EhB)
–
75
(VUB)
zie
begroting
2015:
Overeen
te
komen
op
basis
van
de
externe
verdeelsleutel
tussen
de
associaties
(zie
bijlage
4)
3.3 Externe
projectmiddelen
3
Bijlage
2
definieert
de
verdeelsleutel
die
toegepast
werd
voor
de
verdeling
van
de
middelen
tussen
de
associaties.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
7
De
expertisecel
WECOM
streeft
er
tijdens
haar
werking
steeds
naar
de
beschikbare
financiële
middelen
te
verhogen
om:
• de
werking
van
de
cel
te
garanderen
en
uit
te
bouwen,
• continuïteit
in
het
aanbod
te
verwezenlijken.
Heel
wat
initiatieven
vinden
immers
pas
na
verloop
van
tijd
ingang
bij
het
doelpubliek
(bv.
onderwijsveld)
• tegengaan
van
verlies
aan
expertise:
vertrek
van
projectmedewerkers
bij
gebrek
aan
middelen
• diversificatie
van
bronnen
en
verminderen
van
afhankelijkheid
van
de
kaderovereenkomst
(zie
punt
2.2)
In
concreto
werden
inkomsten
uit
volgende
subsidiëringsbronnen
gerealiseerd:
• Brusselse
overheid
(VGC,
Research
in
Brussels)
• Vlaamse
overheid
(EWI)
• Provincie
(Vlaams‐Brabant)
• Federale
overheid
(FOD
Leefmilieu)
• EU
(FP7)
Daarnaast
werden
sponsordossiers
gerealiseerd
(geldelijk
en
in
natura)
met
bedrijven,
koepelorganisaties
en
vzw’s:
• Agoria,
Fedustria
• Vzw
deBuren,
vzw
Het
Atomium
• KBC
• MIVB,
Microsoft,
IBM,
Telenet,
Belgacom,
Electrabel,
National
Instruments,
Kuka
…
Ten
slotte
werden
mediadossiers
verwezenlijkt
met
mediapartners:
• Ketnet
• EOS
• DataNews
• Clickx
Volgende
tabel
en
grafiek
geven
een
overzicht
van
de
externe
financiële
projectmiddelen
die
verwezenlijkt
werden
in
de
periode
2008‐2012.
2008
EhB
46.013,50
€
VUB
68.483,20
€
Totaal
114.496,70
€
2009
57.320,50
€
184.920,48
€
237.245,98
€
2010
74.273,33
€
83.519,25
€
157.792,58
€
2011
51.015,33
€
61.199,25
€
112.214,58
€
2012
Totaal
60.414,33
€
289.036,99
€
26.000,00
€
424.122,18
€
85.515,33
€
707.265,17
€
(Opmerking:
cijfers
voor
de
VUB
zijn
indicatief.)
8
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
300.000!"
225.000!"
150.000!"
75.000!"
0!"
2008
2009
2010
2011
2012
Overzicht
externe
financiering
wetenschapscommunicatie
tussen
2008
en
2012
Uit
een
externe
evaluatie
van
de
expertisecellen
WECOM
2011
door
Technopolis
group
bleek
dat
de
expertisecel
wetenschapscommunicatie
van
de
UAB
een
van
de
weinige
expertisecellen
is
die
extra
financiering
en
subsidiering
weet
te
genereren
voor
haar
werking.
Mogelijke
redenen
daling:
‐ minder
projectoproepen
‐ zwaardere
tijdsbelasting
medewerkers
WECOM
‐ grote
jaarlijkse
projectoproep
WECOM
via
EWI
afgelast
na
2009
‐>
meerdere
kleine
(enkel
werkingsmiddelen)
3.4 Eigen
middelen
De
VUB
heeft
2VTE
in
dienst
binnen
de
cel
WECOM
die
met
eigen
middelen
worden
gefinancierd,
waarvan
1VTE
voor
het
uitbouwen
van
nieuwe
projecten
met
externe
financiering.
Daarnaast
worden
ook
werkingsmiddelen
ter
beschikking
gesteld.
4 Doelstellingen
Deze
sectie
geeft
een
overzicht
van
de
6
strategische
doelstellingen
uit
het
CONV
en
een
mapping
naar
zowel
het
SPE2
EhB
als
het
ASPII
VUB,
via
het
deelbeleidsplan
R&D.
Vervolgens
wordt
een
vertaling
gemaakt
naar
operationele
doelstellingen,
met
een
opsomming
van
activiteiten
en
te
nemen
initiatieven.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
9
4.1.1 SD
1:
Creëren
en
onderhouden
van
een
cultuur
van
wetenschap,
technologie
en
innovatie
bij
alle
lagen
van
de
bevolking
en
bijdragen
tot
het
verhogen
van
het
innovatieve
potentieel
EhB
• SPE2‐SD1
/
SPE2‐SD6
/
COMM‐SD1
/
COMM‐SD2
o Ontsluiten
van
het
aanbod,
expertise
en
realisaties
van
EhB
via
kwaliteitsvolle
projecten
rond
de
kerntaken
onderzoek
en
dienstverlening,
met
specifieke
aandacht
voor
beïnvloeders
studiekeuzeproces.
VUB
• Strategische
Topprioriteit
3
Investeren
in
rekrutering
en
marketing
o SD3.1
–
SDD3.1.1:
Visibiliteit
van
kwaliteitsvol
en
maatschappijrelevant
onderzoek
van
de
VUB
verhogen
OD
1.1.:
Initiatieven
uitwerken
en
deelnemen
aan
evenementen
die
tot
doel
hebben
wetenschap
toegankelijk
te
maken
en
het
publiek
te
sensibiliseren
voor
het
belang
van
wetenschap.
Deze
doelstelling
is
van
toepassing
op
alle
disciplines
(ook
alle
niet‐ STEM
disciplines)
• Dag
van
de
Wetenschap
o De
overheid
legt
deze
activiteit
jaarlijks
op
waarbij
alle
kennisinstellingen
in
Vlaanderen
en
Brussel
de
deuren
openen
en
wetenschap
en
onderzoek
op
een
aantrekkelijke
manier
voorstellen
aan
het
grote
publiek.
In
2012
organiseerden
VUB
en
EhB
dit
evenement
in
het
Atomium.
In
2013
worden
geen
extra
middelen
voorzien,
waardoor
de
kwaliteit
van
de
Dag
niet
gegarandeerd
kan
worden,
mits
alle
andere
doelstellingen
worden
aangehouden.
De
associaties
wezen
de
minister
op
deze
problematiek
tijdens
de
onderhandelingen
van
dit
convenant,
in
een
door
de
vorige
kaderovereenkomst
opgelegde
SWOT‐analyse4
opgesteld
door
het
interassociatieoverleg
en
tijdens
de
overlegmomenten
tussen
de
associatievoorzitters
en
de
minister5.
Dit
initiatief
moet
een
groot
jaarlijks
event
worden,
met
een
sterke
steun
(financieel
en
inhoudelijk)
van
de
organiserende
overheid,
waarbij
wetenschap
centraal
staat
en
een
samenwerking
tussen
gelijkaardige
initiatieven
wordt
bewerkstelligd,
om
zo
te
komen
tot
één
groot
geheel.
• Wetenschapsweek
o Tweejaarlijks
initiatief
waarbij
scholen
basis‐
en
secundair
onderwijs
workshops
volgen
bij
de
hogeronderwijsinstellingen.
4 5
Bijlage
3
SWOT
Dag
van
de
Wetenschap
Overleg
in
2012
en
2013
met
Minister
Ingrid
Lieten
10
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
•
•
•
Op
termijn
zou
wegens
overlapping
met
reeds
bestaande
initiatieven
in
het
hoger
onderwijs
(herfstkampen,
verschillende
workshops
aangeboden
op
initiatief
van
de
faculteiten
of
departementen
zelf)
dit
initatief
niet
meer
nodig
zijn
(volgens
UAB
al
geldt
dit
al
voor
2014).
Omdat
de
overheid
sterk
houdt
aan
dit
initiatief
en
dit
in
2014
naar
alle
waarschijnlijkheid
toch
nog
moet
worden
georganiseerd,
zullen
we
aan
de
UAB
de
formule
herdenken,
waarbij
we
minder
zullen
inzetten
op
een
groot
aantal
workshops
maar
een
aanbod
willen
voorzien
voor
lagere
graden
SO
en
BO.
Uit
onderzoek
in
binnen‐
en
buitenland
blijkt
immers
dat
de
leeftijd
van
10
tot
14
jaar
cruciaal
is
in
de
ontwikkeling
van
de
houding
die
jongeren
aannemen
ten
opzichte
van
techniek
en
wetenschap.
Vanuit
de
vaststellingen
is
het
belangrijk
STEM‐activiteiten
aan
te
bieden
gericht
op
kinderen
en
leerkrachten
uit
het
lager
onderwijs.
Science
Bar
Brussel
o Maandelijks
wetenschapscafé
waarbij
het
brede
publiek
in
contact
komt
met
wetenschap
en
onderzoekers
in
een
informele
setting.
Het
derde
jaar
al
loopt
dit
in
samenwerking
met
RITS
Café
(EhB).
Er
wordt
ook
samenwerking
gezocht
met
Uitstraling
Permanente
Vorming
(UPV)
en
Oud‐Studentenbond
(OSB).
In
de
toekomst
willen
we
van
de
Science
Bar
een
vaste
waarde
in
het
Brusselse
afterwork‐aanbod
maken,
waarbij
het
huidige
overaanbod
en
overbevraging
van
docenten
en
onderzoekers
wordt
weggewerkt
en
de
concurrentie
tussen
verschillende
organisaties
als
tot
een
constructieve
samenwerking
hebben
geleid.
Mobiele
app‐platform
o Sinds
2010
biedt
de
expertisecel
WECOM
het
stadspel
Urban
Game
aan,
gebaseerd
op
smartphonetechnologie.
Dit
is
een
succesvol
project
dat
zich
leent
tot
een
verdere
uitbouw:
enerzijds
technologisch
door
Urban
Game
om
te
bouwen
tot
een
volwaardige
app
waarbij
gebruikers
zelf
zoektochten
kunnen
aanmaken,
anderzijds
door
samen
te
werken
met
aanbieders
van
onlinedata.
Dit
laatste
stelt
gebruikers
immers
in
staat
hun
zoektochten
te
voorzien
van
multimedia.
Hiervoor
wordt
samengewerkt
met
o.a.
Cultuurnet
Vlaanderen
en
FARO
(Vlaams
Steunpunt
voor
Cultureel
Erfgoed).
Naast
de
technische
verbouwingen
aan
Urban
Game
verkennen
we
momenteel
de
mogelijkheid
om
bestaande
projecten
zoals
de
Fotokwis
en
Stimulus
GPS
Uitleenmodule
om
te
bouwen
tot
mobiele
applicaties.
Climate
Challenge
o Educatieve
website
(www.climatechallenge.be),
eBook,
lespakketen,
interactieve
quiz
en
infosessies
rond
het
thema
klimaatverandering.
De
website
werd
gelanceerd
in
2011
en
bereikt
een
groot
publiek
(leerlingen
en
leerkrachten
secundair
onderwijs).
Climate
Challenge
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
11
•
•
•
12
heeft
zowel
aandacht
voor
de
oorzaken
en
gevolgen
als
voor
oplossingen
rond
klimaatverandering.
In
een
vervolgtraject
zal
nog
meer
ingezet
worden
op
oplossingen
(zowel
maatschappelijk
als
technologisch)
waarbij
(toegepast)
onderzoek
meer
aan
bod
komt.
o De
FOD
Leefmilieu
heeft
naar
aanleiding
van
het
huidige
succes
van
het
project
(3500
onlinebezoekers
per
maand
en
meer
dan
700
geregistreerde
leerkrachten)
aangegeven
opnieuw
te
willen
investeren
in
het
project
in
2013.
Robot
Festival
o In
het
kader
van
het
project
RoboCup
Junior
wordt
jaarlijks
een
wedstrijddag
georganiseerd.
Deze
wedstrijddag
is
toegankelijk
voor
het
brede
publieke
en
naast
de
wedstrijd
zelf
worden
er
steeds
robots
uit
de
industrie
en
de
onderzoekswereld
voorgesteld.
In
2010
werd
zelfs
een
uitgebreid
robotfestival
georganiseerd
over
meerdere
dagen.
In
2013,
voor
de
5de
editie
van
RoboCup
Junior,
wordt
het
publiek
terug
in
contact
gebracht
met
roboticaonderzoek
en
ontwikkelingen
d.m.v.
interactieve
standen
en
korte
shows.
o In
januari
2013
werd
een
Comenus‐project
ingediend.
De
VUB
is
een
van
de
partners
en
coördineert
een
werkpakket.
Het
project
heeft
als
doel
leraren
bij
te
scholen
met
oog
op
STEM‐opleidingen.
Nacht
van
de
Onderzoeker
o Dit
is
een
mogelijk
financieringskanaal
voor
de
verdere
uitwerking
van
de
Dag
van
de
Wetenschap.
De
Expertisecel
WECOM
UAB
is
voorstander
van
het
idee
om
deze
twee
events
samen
te
laten
verlopen.
De
meeste
andere
instellingen
met
expertisecellen
staan
hier
nog
weigerachtig
tegenover
wegens
de
moeilijke
datum
van
het
Europees
Project
in
september
die
samen
zou
vallen
met
de
academische
opening
van
vele
universiteiten.
De
Nacht
van
de
Onderzoeker
is
een
Europees
project.
Momenteel
hebben
we
contacten
met
collega’s
uit
Nederland
die
in
het
kader
van
De
Nacht
van
de
Onderzoeker
in
3
steden
het
Discovery
Festival
organiseren.
Wij
onderzoeken
de
opportuniteit
om
in
2014
gezamenlijk
met
de
Nederlandse
collega’s
een
Discovery
Festival
in
Brussel
te
organiseren.
Discovery
Festival
is
een
vooruitstrevend
nachtfestival
dat
draait
om
de
kick
die
je
krijgt
als
je
nieuwe
dingen
ontdekt.
Nieuwe
wetenschap,
nieuwe
kunst,
nieuwe
muziek,
telkens
gelinkt
aan
technologie
en
wetenschap.
Deelname
aan
relevante
externe
publieke
regionale
evenementen:
Irisfeest,
Milieufeest,
Biotechdag,
etc.
o Dit
is
een
zeer
arbeidsintensief
proces,
met
een
beperkt
bereik
en
lage
impact
op
de
jongeren.
Voor
andere
events
zoals
de
Biotechdag
blijven
we
lobbyen
bij
de
desbetreffende
overheden
voor
meer
samenwerking
en
overleg,
de
burger
wordt
immers
om
de
oren
geslagen
met
‘Dag
van…’.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
OD
1.2.:
Media
enthousiasmeren
om
wetenschap
en
technologie
op
een
positieve
en
aantrekkelijke
manier
naar
buiten
te
brengen
•
Aangezien
WECOM
is
ingebed
in
de
diensten
Onderzoek
van
de
instellingen
van
de
UAB,
is
een
samenwerking
met
de
Dienst
communicatie
EhB,
Marcom
VUB
en
de
werkgroep
Marcom
UAB
nuttig
om
een
beroep
te
kunnen
doen
op
reeds
bestaande
expertise
binnen
de
diensten
communicatie.
Op
deze
wijze
kan
voor
de
verspreiding
van
informatie
ook
een
beroep
worden
gedaan
op
de
reeds
in
verre
mate
ontwikkelde
communicatiekanalen
van
deze
diensten.
In
2012
werd
deze
samenwerking
reeds
sterk
uitgebreid.
In
2013
worden
woorden
in
daden
omgezet
door
een
officiële
samenwerking
in
relaties
naar
scholen,
media
alsook
een
afvaardiging
in
de
redactieraad
van
de
‘Akademos’.
• In
de
cel
WECOM
wordt
vanaf
2013
een
officieel
Mediasteunpunt
gecreëerd
dat
in
een
eerste
fase
een
behoefteonderzoek
zal
uitvoeren
bij
de
onderzoekers.
De
resultaten
van
deze
bevraging
zullen
dan
leiden
tot
effectieve
dienstverleningen,
via
MARCOM
of
WECOM,
afhankelijk
van
de
precieze
noden.
• Summerschool
WECOM:
Om
onderzoekers
voor
te
bereiden
op
de
WECOM‐ taak,
zal
in
samenwerking
met
de
Doctoral
Schools
en
alle
andere
associaties
jaarlijks
een
‘Summer
School
in
WECOM’
georganiseerd
worden.
De
vraag
rijst
hierbij
of
de
kunst
om
op
een
begrijpelijke
manier
te
communiceren
over
eigen
onderzoek
niet
moet
worden
aangeleerd
samen
met
de
onderzoeksskills,
met
name
in
de
masterjaren.
• Omdat
het
belang
van
sociale
media
niet
te
onderschatten
is,
zal
binnen
de
cel
WECOM
een
expert
Sociale
Media
worden
opgeleid.
Via
workshops
of
persoonlijk
advies
zullen
onderzoekers
worden
bijgestaan
in
communicatie
over
hun
onderzoek.
4.1.2 SD2:
Verhogen
van
de
participatie
van
brede
lagen
van
de
bevolking
aan
(het
maatschappelijke
debat
rond)
wetenschap
en
innovatie
en
verhogen
van
de
impact
van
wetenschap
en
innovatie
op
de
samenleving)
EhB
• SPE2‐SD1
/
SPE2‐SD6
/
COMM‐SD2
o Ontsluiten
van
aanbod,
expertise
en
realisaties
van
EhB
via
kwaliteitsvolle
projecten
rond
de
kerntaken
onderzoek
en
dienstverlening
VUB
• Strategische
Topprioriteit
3
Investeren
in
rekrutering
en
marketing
o SD3.1
–
SDD3.1.1:
Visibiliteit
van
kwaliteitsvol
en
maatschappijrelevant
onderzoek
van
de
VUB
verhogen
OD
2.1.:
Faciliteren
van
“society
driven/based
research”
o.m.
door
het
verzamelen,
creëren
en/of
zichtbaar
maken
van
kennis
voor
individuen
en
organisaties
die
van
die
kennis
gebruik
kunnen
maken
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
13
•
•
•
•
14
Wetenschapswinkel
o Non‐profitorganisaties
dienen
onderzoeksvragen
in
die
door
studenten
(kosteloos)
beantwoord
worden
in
het
kader
van
hun
eindwerk.
Als
organisatie
en
promotor
tevreden
zijn
met
het
eindresultaat,
wordt
het
onderzoek
integraal
op
de
Wetenschapswinkelwebsite
gepubliceerd
en
probeert
de
Wetenschapswinkel
samen
met
alle
betrokkenen
(student‐promotor‐ organisatie)
het
onderzoek
te
valoriseren
in
de
vorm
van
een
persbericht,
artikel,
studiedag...
o Er
wordt
gezocht
naar
samenwerkingen
en
uitbouw
van
een
mogelijk
netwerk
met
andere
initiatieven
in
participatief
onderzoek
in
Vlaanderen.
De
eerste
aanzet
hiertoe
zal
worden
gegeven
op
de
‘Contactdagen’,
een
initiatief
van
Wetenschapswinkel
Brussel
i.s.m.
Wetenschapswinkel
Antwerpen.
Interlandse
Wetenschapswinkelprijs
o De
Interlandse
Wetenschapswinkelprijs
bekroont
elke
twee
jaar
drie
Wetenschapswinkelprojecten
aan
een
Vlaamse
of
Nederlandse
hogeronderwijsinstelling
die
uitgevoerd
werden
in
opdracht
van
een
organisatie,.
Uit
de
19
ingediende
projecten
in
2012
koos
een
Vlaams‐ Nederlandse
jury
projecten
die
opvallen
door
hun
wetenschappelijke
kwaliteit,
maatschappelijke
waarde
en
leereffect
voor
de
student.
De
Interlandse
Wetenschapswinkelprijs
wijst
op
de
schat
aan
maatschappijgericht
onderzoek
bij
zowel
Vlaamse
als
Nederlandse
Wetenschapswinkel
en
bevordert
valorisatie
en
uitwisseling
van
dat
onderzoek.
IkHebEenVraag.be
o Ikhebeenvraag.be
maakt
academische
kennis
toegankelijk
voor
iedereen.
Op
de
website
kan
je
zoeken
in
het
rijke
archief,
maar
ook
vragen
stellen
aan
wetenschappers
uit
40
Vlaamse
instellingen.
De
antwoorden
worden
daarbij
afgestemd
op
de
persoon
die
de
vraag
stelt
en
zo
toegankelijk
mogelijk
geformuleerd.
Bovendien
denken
we
momenteel
samen
met
de
coördinatoren
van
het
project
na
over
valorisatiemogelijkheden
van
het
gigantische
archief,
bv.
een
mobiele
app,
een
publicatie...
Perares
(WP7):
maatschappijgestuurd
onderzoek
inbouwen
in
de
curricula
(vb.:
3BA
Sociaal
werk
EhB)
o In
WP7
van
het
vierjarige
Europese
FP7‐project
PERARES
moet
elke
partner
pilootprojecten
invoeren
op
basis
van
best
practices
van
WP‐ partners.
o Omdat
de
Wetenschapswinkel
momenteel
focust
op
het
bereiken
van
studenten,
zou
een
Wetenschapswinkelproject
als
vast
curricula‐ onderdeel
ons
goed
uitkomen.
Op
basis
van
modules
uit
Dublin
&
Wageningen,
stelden
we
dan
ook
een
structurele
en
intense
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
samenwerking
voor
met
de
3de
Bachelorprojecten
van
EhB‐ opleidingen
Communicatiemanagement
en
Sociaal
werk.
Deze
samenwerkingen
kunnen
we
hopelijk
optimaliseren
en
uitbreiden
naar
andere
opleidingen
in
de
toekomst.
OD
2.2.:
Faciliteren
van
en
participeren
aan
het
maatschappelijke
debat
over
wetenschap,
technologie
en
innovatie,
stimuleren
van
de
dialoog
tussen
wetenschap
en
maatschappij,
o.m.
door
gegevens
onder
de
aandacht
te
brengen
op
basis
waarvan
maatschappelijke
debatten
op
een
correcte
en
genuanceerde
manier
kunnen
worden
gevoerd
• Science
Bar
Brussel
(zie
hoger)
• Dag
van
de
Wetenschap
(zie
hoger)
• Climate
Challenge
Conference
o Deze
jaarlijkse
conferentie
is
gericht
op
laatstejaarsleerlingen
secundair
onderwijs
(ASO,
TSO,
BSO)
met
als
doel
hen
bewustmaken
van
de
klimaatverandering
en
de
gevolgen
ervan.
Er
wordt
specifiek
aandacht
besteed
aan
technologische
en
maatschappelijke
oplossingen.
Leerlingen
worden
uitgenodigd
in
het
Europees
Parlement
waar
ze
in
het
hart
van
Europa
resoluties
rond
het
thema
klimaat
zullen
amenderen
en
stemmen.
o De
FOD
Leefmilieu
heeft
naar
aanleiding
van
het
huidige
succes
van
het
project
(3500
onlinebezoekers
per
maand
en
meer
dan
700
geregistreerde
leerkrachten)
aangegeven
een
scholentoer
van
deze
conferentie
te
willen
financieren
vanaf
najaar
2013.
Een
versie
in
het
Europees
Parlement
staat
echter
vanaf
2014
op
de
helling
wegens
te
weinig
inzetbare
WECOM‐medewerkers.
4.1.3 SD
3:
Het
verhogen
van
de
betrokkenheid
van
kansengroepen
en
het
verhogen
van
de
kansen
voor
toptalent
EhB
• SPE2‐SD1
/
SPE2‐SD6
/
COMM‐SD1
/
COMM‐SD2
o Ontsluiten
van
aanbod,
expertise
en
realisaties
van
EhB
via
kwaliteitsvolle
projecten
rond
de
kerntaken
onderzoek
en
dienstverlening,
met
specifieke
aandacht
voor
beïnvloeders
studiekeuzeproces
o Specifieke
aandacht
voor
kansengroepen
in
de
maatschappij
en
opportuniteit
voor
het
uitwerken
van
een
traject
voor
toptalent
VUB
Strategische
Prioriteit
9:
Talent
aantrekken,
ontwikkelen
en
responsabiliseren
OD
3.1.:
Activiteiten
meer
bekendheid
geven
bij
kansengroepen
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
15
Er
wordt
gewerkt
aan
een
samenwerking
met
D’Broej,
een
koepel
van
jeugdhuizen
in
het
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest,
het
Impulsfonds
migrantenbeleid
(Centrum
voor
gelijkheid
van
kansen
en
voor
Racismebestrijding).
Via
de
samenwerking
met
de
communicatiediensten
wordt
er
ook
een
grotere
outreach
van
onze
huidige
projecten
geanticipeerd.
OD
3.2.:
Initiatieven
nemen
specifiek
gericht
op
toptalenten
•
Brightsparks:
Workshops
voor
jongeren
met
honger
naar
kennis
o In
2012
werd
in
samenwerking
met
Bekina
vzw
een
reeks
workshops
over
kwantumfysica
georganiseerd
voor
jongeren
van
14
tot
18
jaar.
Deze
workshops
werden
gegeven
door
prof.
Jorgen
D’Hondt,
directeur
van
het
IIHE
voor
de
VUB.
Verschillende
onderzoekers
en
vakgroepen
reageerden
enthousiast
op
dit
initiatief
en
gaven
aan
in
de
toekomst
ook
bereid
te
zijn
zulke
sessies
in
te
lassen.
In
2013
staan
nog
een
workshop
over
maatschappelijke
evaluatie
van
de
berging
van
kernafval
–
type
A
(Prof.
Dooms),
een
workshop
over
fotonica
(Prof.
De
Baes)
en
eventueel
workshops
in
het
kader
van
het
Brusselse
project
CanSat
(Prof.
Vanderborght)
gepland.
o Van
deze
bestaande
samenwerking
zullen
wij
gebruikmaken
om
in
de
komende
jaren
ons
aanbod
naar
de
jongeren
met
een
honger
naar
meer
wetenschappelijke
kennis
structureel
uit
te
bouwen.
OD
3.3.:
Initiatieven
nemen
specifiek
gericht
op
kansengroepen
•
•
Samenwerking
met
D'Broej
vzw
‐
de
Brusselse
Organisatie
voor
de
Emancipatie
van
Jongeren
(netwerk
7
allochtone
jeugdhuizen)
en
impulsprogramma
techniek
meisjes
Technogrieten
(en
Softskills
lab):
Al
enkele
jaren
zit
het
aantal
Vlaamse
studenten
in
STEM‐richtingen
opnieuw
in
een
stijgende
trend,
maar
dit
is
nog
steeds
onvoldoende
om
de
tekorten
op
te
vullen.
Verschillende
spelers
in
het
veld
erkennen
dit
probleem
en
ondernemen
actie
om
de
belangstelling
bij
jongeren
opnieuw
te
laten
toenemen.
In
deze
context
lanceerde
de
Vlaamse
Overheid
het
STEM‐ actieplan
2012‐2020.
Een
van
de
acht
beleidsthema’s
die
in
dit
document
uitgestippeld
worden,
wil
meer
meisjes
motiveren
in
de
richting
van
STEM‐ beroepen.
Het
project
Technogrieten
legt
de
focus
op
meisjes,
met
extra
aandacht
voor
meisjes
uit
maatschappelijk
kwetsbare
groepen
(nieuwkomers,
allochtonen).
Hiervoor
werken
we
samen
met
D’Broej,
een
koepel
van
jeugdhuizen
in
het
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest.
In
2013
wordt
een
project
gericht
naar
10‐
tot
12‐jarige
meisjes
ingediend
bij
het
Impulsfonds
(Federaal
migrantenbeleid).
4.1.4 SD
4:
Stimuleren
van
de
instroom
van
jongeren
in
STEM‐studierichtingen
in
secundair
en
hoger
onderwijs
16
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
EhB
•
VUB
• •
SPE2‐SD1
/
SPE2‐SD6
/
COMM‐SD1
/
COMM‐SD2
o Het
stimuleren
van
technologische
en
wetenschappelijke
studierichtingen
bij
jongeren
secundair
onderwijs
via
innovatieve
en
wervende
projecten
om
zo
de
instroom
in
deze
richtingen
te
verhogen
Strategische
topprioriteit
2:
Het
studierendement
verhogen
SD2.1
–
Rekruteren
van
meer
studenten
met
het
juiste
profiel
Strategische
Prioriteit
7
–
Stimuleren
van
excellent
onderzoek
in
samenwerking
met
externen
hernieuwde
aandacht
voor
valorisatie
(SD7.4
–
SDD7.4.1
TTI:
Uitbouw
van
samenwerking
met
bedrijven
door
contactdagen
te
organiseren)
OD
4.1.:
Ontwikkelen,
inrichten
en
bekendmaken
van
activiteiten
en
ontwikkelen
en
verspreiden
van
educatieve
pakketten
om
jongeren
kennis
te
laten
maken
met
wetenschappen
en
techniek
en
hun
belangstelling
voor
STEM‐vakken
te
verhogen
• I
love
IT
o I
love
IT
is
een
project
van
de
Universitaire
Associatie
Brussel
en
de
Universitaire
Associatie
Gent.
Leerlingen
uit
de
tweede
en
derde
graad
secundair
onderwijs
ASO,
TSO
en
KSO
krijgen
de
kans
om
workshops
rond
technologie,
IT,
wetenschap
en
wiskunde
te
volgen
bij
een
aantal
toonaangevende
bedrijven
en
labo’s.
Het
project
loopt
sinds
2008
en
organiseert
jaarlijks
45
workshops
voor
meer
dan
900
leerlingen
secundair
onderwijs.
Door
op
een
concrete
manier
kennis
te
maken
met
wetenschap
en
techniek,
zowel
op
academisch
als
zakelijk
niveau,
worden
de
leerlingen
gestimuleerd
om
daadwerkelijk
een
STEM‐studierichting
te
volgen.
De
vraag
vanuit
het
onderwijs
blijft
groot,
hoewel
het
aantal
aangeboden
workshops
via
andere
kanalen
sterk
gegroeid
is
(bv.
Wetenschapsweek,
brochure
SO
…).
De
subsidies
vanuit
EWI
zullen
eind
2013
stoppen,
waardoor
een
revaluatie
zich
opdringt
(zie
ook
OD
6.1
en
OD
6.4).
Indien
hier
geen
externe
personeelsfinanciering
voor
kan
worden
gevonden,
zal
dit
project
uitdoven
in
2013.
Een
mogelijke
piste
die
we
nu
bewandelen
is
de
aanvraag
van
een
brugproject
Economie‐ Onderwijs
van
het
Agentschap
Ondernemen.
Dit
opvolgproject
heeft
nog
steeds
dezelfde
doelstelling
als
de
voorbije
edities
van
I
love
IT:
de
belangstelling
bij
jongeren
voor
IT,
wetenschap
en
techniek
verhogen
en
hen
motiveren
om
na
het
middelbaar
onderwijs
een
STEM‐studierichting
te
volgen
en/of
in
de
STEM‐sector
te
gaan
werken.
De
doelgroep
van
dit
project
zijn
leerlingen
uit
de
derde
graad
ASO
en
TSO
uit
Vlaams‐Brabant
en
Brussel,
in
klassikaal
verband.
In
dit
project
stellen
we
een
duurzaam
traject
van
opbouwende
workshops
voor.
De
leerlingen
worden
ondergedompeld
in
een
STEM‐traject
en
leren
onderweg
de
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
17
•
•
18
verschillende
facetten
van
een
carrière
in
de
STEM‐sectoren
kennen
en
welke
studierichtingen
zij
kunnen
volgen
om
dit
te
bereiken.
Er
zijn
voorlopig
drie
trajecten
die
telkens
rond
een
bepaald
thema
zijn
ingericht:
multimedia,
IT
en
ingenieurswetenschappen.
In
elk
traject
moeten
de
leerlingen
een
creatief
cv
maken,
dit
is
dan
ook
de
rode
draad
doorheen
de
drie
trajecten.
Elk
traject
bestaat
uit
een
aantal
workshops,
die
gelijk
staan
aan
een
aantal
te
behalen
eindtermen.
Het
traject
kent
flexibiliteit
doordat
leerkrachten
kunnen
kiezen
of
ze
bepaalde
stappen
in
de
klas
behandelen,
dan
wel
of
ze
de
stap
buitenshuis
in
een
workshop
willen
behandelen.
Per
stap
bieden
wij
dus
een
workshop
en/of
educatief
pakket
aan.
Daarnaast
zal
bekeken
worden
of
een
financiering
van
de
organisatie
van
workshops
via
het
VGC
kan
verlopen.
RoboCup
Junior
o RCJ
is
een
robotwedstrijd
gericht
op
jongeren
van
8
tot
18
jaar
en
leerkrachten
uit
het
basis‐
en
secundair
onderwijs.
In
teamverband
bouwen
en
programmeren
de
jongeren,
onder
de
begeleiding
van
een
coach,
hun
eigen
robot
om
uiteindelijk
deel
te
nemen
aan
een
van
de
drie
spannende
disciplines
tijdens
de
finaledag
in
Technopolis.
Doelstellingen:
Jongeren
sensibiliseren
en
interesseren
voor
wetenschappelijk
onderzoek,
techniek
en
robotica
om
zo
een
verhoogde
instroom
van
jongeren
in
STEM‐richtingen
te
bekomen
(+
verhoogde
uitstroom
afgestudeerden).
Indien
hier
geen
externe
personeelsfinanciering
voor
kan
worden
gevonden,
zal
dit
project
uitdoven
in
2014
In
januari
2013
jaar
werd
een
Comenus‐project
ingediend.
De
VUB
is
een
van
de
partners
en
coördineert
een
werkpakket.
Het
project
heeft
als
doel
leraren
bij
te
scholen
met
oog
op
STEM‐opleidingen.
VT(J)O
o De
Vlaamse
(Jeugd)
Technologie
Olympiade
wil
jongeren
hun
technologische
talent
laten
ontdekken,
de
belangstelling
voor
technologie
aanwakkeren,
de
waardering
voor
het
vakgebied
vergroten,
de
maatschappelijke
beeldvorming
rond
technologie
bijstellen,
de
maatschappelijke
relevantie
van
technologie
aantonen,
en
leerlingen
uit
het
lager
onderwijs
stimuleren
om
een
opleiding
in
de
technologie
te
volgen.
o VUB
en
EhB
dragen
niet
alleen
financieel
bij
aan
deze
jonge,
en
snel
groeiende
olympiade,
we
ondersteunen
de
organisatie
op
verschillende
vlakken.
Zo
zetelen
beide
instellingen
in
de
stuurgroep,
verzamelen
olympiadevragen
bij
docenten
en
onderzoekers
en
vaardigen
juryleden
en
helpende
handen
af
voor
de
verschillende
events
die
in
dit
kader
georganiseerd
worden.
Structurele
financiering
werd
hiervoor
gevraagd
aan
de
overheid
naar
aanleiding
van
de
aanvraag
vanuit
de
verschillende
associatievoorzitters.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
•
•
Wetenschapsweek
(zie
hoger)
Climate
Challenge
(zie
hoger)
•
Urban
Game
o De
huidige
versie
van
Urban
Game
werd
gedurende
drie
jaar
intensief
gebruikt.
We
willen
gebruikmaken
van
het
momentum
en
de
ervaring
die
we
oppikten
bij
de
opbouw
en
uitbating
van
dit
project
om
een
nieuwe
versie
van
de
Urban
Game‐app
op
te
starten,
klaar
voor
de
nieuwste
generatie
smartphones
en
tablet‐pc’s.
Centraal
in
ons
plan
voor
de
nieuwe
app
staat
het
concept
‘voor
iedereen,
door
iedereen’.
Leerkrachten
zullen
in
staat
zijn
waar
en
wanneer
ze
maar
willen
een
Urban
Game‐parcours
op
te
starten
en
daar
hun
eigen
content
aan
toe
te
voegen.
Hierbij
kunnen
ze
een
beroep
doen
op
een
grabbelton
van
STEM‐gerelateerde
opdrachten,
opgesteld
door
experts
uit
het
gerelateerde
vakgebied,
WECOM
en
de
lerarenopleiding.
De
ombouw
van
Urban
Game
naar
een
volwaardige
app
verkrijgbaar
via
de
reguliere
app‐distributiekanalen
heeft
ook
repercuties
op
de
gebruikersfuncties.
Waar
momenteel
enkel
vooraf
geprogrammeerde
zoektochten
gespeeld
kunnen
worden,
zal
in
de
app‐versie
de
gebruiker
‐indien
hij/zij
dat
wil‐
zelf
een
parcours
kunnen
aanmaken,
spelen
en
vervolgens
ter
beschikking
stellen
van
de
Urban
Game‐ gemeenschap
(User
Generated
Content).
•
Wetenschapsbende
o is
de
verzamelnaam
voor
de
WECOM‐activiteiten
voor
jongeren
die
buiten
de
school
gebruikt
(kunnen)
worden.
Lucht‐
en
ruimtevaartdagen
Tijdens
dit
jaarlijkse
zomerkamp
worden
jongeren
van
8
tot
12
jaar
losgelaten
op
de
wetenschap
achter
lucht‐
en
ruimtevaart.
Op
de
campus
van
de
VUB
en
daarrond
experimenteren
onze
jonge
wetenschappers
naar
hartenlust
met
Marslanders,
een
windtunnel,
parachutes,
hun
eigen
vaste
brandstofraketten
en
nog
veel
meer.
Dit
zomerkamp
kent
een
zeer
groot
succes.
Op
dit
ogenblik
lopen
gesprekken
met
de
Studenten‐
en
Alumnirelatiesafdeling
van
de
dienst
MarCom
(elders
anders
geschreven...
MARCOM)
om
dit
te
integreren
in
een
kinderuniversiteit.
De
mensen
van
B‐Phot
(Brussels
Photonics
Team)
willen
samen
met
de
cel
WECOM
een
gelijkaardig
kamp
uitdenken
in
het
kader
van
fotonica.
Oma
gaat
de
ruimte
in!
o Op
www.omagaatderuimtein.be
vinden
leerkrachten
van
het
basisonderwijs
een
gratis
te
downloaden
verzameling
lesfiches,
•
•
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
19
experimenten,
spelletjes
en
knutselopdrachten
om
te
gebruiken
met
kinderen
van
5
tot
8
jaar.
Het
materiaal
op
de
website
is
speciaal
ontwikkeld
voor
deze
doelgroep
en
werd
zo
laagdrempelig
mogelijk
gehouden.
Leerkrachten
hebben
geen
voorkennis
over
ruimtevaart
of
astronomie
nodig
om
deze
materialen
te
kunnen
gebruiken.
In
het
kader
van
het
‘WECOM
2
School’‐initiatief
(misschien
hierboven
eerst
eens
vermelden,
denk
dat
dit
de
eerste
keer
is
dat
ik
het
zie)
dat
van
start
is
gegaan
in
2013,
zal
het
huidige
aanbod
projecten,
workshops
en
educatieve
pakketten
geëvalueerd
worden.
Indien
deze
projecten
positief
worden
geëvalueerd,
in
die
zin
dat
ze
een
antwoord
kunnen
bieden
op
noden
van
leerkrachten,
zal
worden
geïnvesteerd
in
de
vernieuwing
van
het
educatief
pakket.
•
•
• 20
Opa
gaat
de
lucht
in!
o www.opagaatderuimtein.be
is
de
partnerwebsite
van
Oma
gaat
de
Ruimte
in.
Bij
Opa
vinden
leerkrachten
in
latere
jaren
van
het
lager
onderwijs
een
reeks
lesfiches
en
spelletjes
voor
gebruik
in
de
klas.
De
luchtvaart
kan
dienen
als
spannende
achtergrond
om
te
leren
over
natuurkundige
of
technologische
onderwerpen
als
het
weer,
het
kompas
en
het
gps‐systeem.
Ook
hier
is
al
het
materiaal
gratis
te
downloaden
en
wordt
geen
specifieke
voorkennis
van
de
leerkracht
verwacht.
In
het
kader
van
het
‘WECOM
2
School’‐initiatief
dat
van
start
is
gegaan
in
2013,
zal
het
huidige
aanbod
projecten,
workshops
en
educatieve
pakketten
geëvalueerd
worden.
Indien
deze
projecten
positief
worden
geëvalueerd,
in
die
zin
dat
ze
een
antwoord
kunnen
bieden
op
noden
van
leerkrachten,
zal
worden
geïnvesteerd
in
de
vernieuwing
van
het
educatief
pakket.
Stimulus
o Stimulus
is
een
virtuele
leeromgeving
voor
techniek
en
wetenschappen
voor
jongeren
van
10
tot
16
jaar.
Door
te
experimenteren,
ontdekken
en
spelen,
leren
leerlingen
bij
over
een
technisch
of
wetenschappelijk
onderwerp.
Momenteel
zijn
er
twee
modules
Techniek
(Gps
en
Gsm)
en
twee
modules
Chemie
(Vuurwerk
en
Waskracht)
en
één
module
voor
Biologie
(Sex,
Science
&
Smile),
zie
website
www.stimulus.eu.
In
het
kader
van
het
‘WECOM
2
School’‐initiatief
dat
van
start
is
gegaan
in
2013,
zal
het
huidige
aanbod
projecten,
workshops
en
educatieve
pakketten
geëvalueerd
worden.
Indien
deze
projecten
positief
worden
geëvalueerd,
in
die
zin
dat
ze
een
antwoord
kunnen
bieden
op
noden
van
leerkrachten,
zal
worden
geïnvesteerd
in
de
vernieuwing
van
het
educatief
pakket.
Zoals
reeds
hoger
aangegeven,
verkennen
wij
samen
met
EHB
of
wij
de
Stimulus‐gps‐workshop
kunnen
verbouwen
tot
een
applicatie
voor
smartphones
Brightsparks:
Workshops
voor
jongeren
met
honger
naar
kennis
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
o In
2012
werd
in
samenwerking
met
Bekina
vzw
een
reeks
workshops
over
kwantumfysica
georganiseerd
voor
jongeren
van
14
tot
18
jaar.
Deze
workshops
werden
gegeven
door
prof.
Jorgen
D’Hondt,
directeur
van
het
IIHE
voor
de
VUB.
Verschillende
onderzoekers
en
vakgroepen
reageerden
enthousiast
op
dit
initiatief
en
gaven
aan
in
de
toekomst
ook
bereid
te
zijn
zulke
sessies
in
te
lassen.
In
2013
staan
nog
een
workshop
over
maatschappelijke
evaluatie
van
de
berging
van
kernafval
–
type
A
(Prof.
Dooms),
een
workshop
over
fotonica
(Prof.
De
Baes)
en
eventueel
workshops
in
het
kader
van
het
Brussels
project
CanSat
(Prof.
Vanderborght)
gepland.
Van
deze
bestaande
samenwerking
zullen
wij
gebruikmaken
om
in
de
komende
jaren
ons
aanbod
naar
jongeren
met
een
honger
naar
meer
wetenschappelijke
kennis
structureel
uit
te
bouwen.
• Photonics
Explorer
o Deze
kit
werd
ontwikkeld
door
de
vakgroep
fotonica
van
de
VUB
en
zijn
spin‐off
Eyest
vzw
en
kent
ondertussen
een
Europees
bereik.
Elke
doos
bevat
een
verzameling
lenzen
en
kleurfilters,
leds
en
lasers,
diffractoren
en
polarisatoren
waarmee
een
hele
klas
aan
de
slag
kan.
Op
de
bijgeleverde
dvd
vindt
de
leerkracht
natuurwetenschappen
een
hele
reeks
ondersteunend
materiaal:
van
didactische
handleiding
tot
leerlingwerkbladen.
Deze
kits
worden
gratis
ter
beschikking
gesteld
van
leerkrachten
natuurkunde.
• Photonica
Show
o Jaarlijks
zal
een
heuse
lasershow
over
de
Wetenschap
van
het
licht
worden
georganiseerd
voor
een
publiek
van
600
laatstejaarsleerlingen
SO
door
de
vakgroep
Fotonica
i.s.m.
WECOM.
We
streven
ernaar
om
tegen
2015,
European
Photonics
Year,
een
show
gecreëerd
te
hebben
die
in
verschillende
Europese
landen
zal
vertoond
kunnen
worden.
• Wiskunnend
Wiske
o is
een
jaarlijkse
wiskundewedstrijd
voor
de
derde
graad
van
het
secundair
onderwijs.
De
bezielster
van
de
wedstrijd,
prof.
Ingrid
Daubechies,
bedenkt
elk
jaar
een
reeks
creatieve
wiskunde‐ opdrachten
voor
de
hele
klas.
De
klassen
die
hierop
het
beste
scoren,
stoten
door
naar
de
jaarlijkse
finale
op
14
maart
(Pi‐dag).
Verwar
Wiskunnend
Wiske
niet
met
een
wiskundeolympiade.
Hier
draait
het
niet
om
klassieke
vraagstukken
met
gegevens
en
formules,
wel
om
creatieve
groepsopdrachten.
OD
4.2.:
Stimuleren
en
ondersteunen
van
(na)vorming
m.b.t.
STEM‐vakken
bij
het
onderwijsveld
(i.s.m.
de
lerarenopleidingen
en
centra
voor
nascholingsonderwijs)
• Workshops
Robocup
Junior
voor
leerkrachten
(i.s.m.
RATO)
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
21
•
•
•
•
•
22
o Jaarlijks
worden
workshops
aangeboden
gericht
op
leerkrachten.
Er
worden
zowel
workshops
voor
‘beginners’
als
‘gevorderden’
georganiseerd.
WECOM
2
School
o Een
medewerker
van
het
expertisecentrum
zal
vanaf
2013
intensief
contacten
leggen
met
scholen
en
leerkrachten.
Door
gesprekken
te
houden
met
groepen
leerkrachten
hopen
we
een
beter
beeld
te
kunnen
vormen
van
wat
zij
verwachten
en
nodig
hebben.
We
kunnen
ons
aanbod
aan
WECOM‐activiteiten
hier
preciezer
op
afstellen.
Stimulus
gps‐uitleenmodule
o De
Stimulus‐gps‐kit
wordt
gebruikt
om
de
werking
van
het
gps‐ systeem
te
demonstreren.
In
de
kist
zitten
daarvoor
drie
‘satellieten’
en
één
ontvanger.
Daarmee
kan
de
klas
zelf
aan
de
slag
met
plaatsbepaling.
De
gps‐kit
kan
op
zichzelf
gebruikt
worden,
maar
vormt
ook
de
ideale
aanvulling
op
de
interactieve
gps‐
en
gsm‐ modules
van
de
Stimulus.eu‐website.
WECOM
2
Teach
o We
beogen
een
nauwe
samenwerking
met
de
lerarenopleidingen
van
zowel
EhB
als
VUB.
De
lerarenopleidingen
zijn
zeer
geschikte
partners
om
projecten
naar
het
basis‐
en
secundair
onderwijs
mee
te
ontwikkelen,
evalueren
en
uitrollen.
Momenteel
gebeurt
dit
vaak
ad‐ hoc
in
functie
van
de
noden
voor
een
specifiek
project.
Om
de
kwaliteit
van
de
aangeboden
projecten
te
verhogen,
is
een
structurele
samenwerking
noodzakelijk,
waarbij
ook
noden
vanuit
het
onderwijs
sneller
tot
bij
de
cel
WECOM
komen.
o Eerste
aanzetten
hiertoe
werden
al
gegeven:
activiteiten
door
de
lerarenopleiding
tijdens
Wetenschap
in
de
Kijker,
een
Wecom‐ workshop
tijdens
een
nascholingsdag
op
de
VUB…
We
hopen
leraren
in
opleiding
vaker
te
kunnen
inzetten
voor
de
uitbouw,
testing,
evaluatie
en
uitvoering
van
onze
projecten
naar
het
onderwijs
toe.
Topdag
Technopolis:
o We
dragen
jaarlijks
bij
aan
de
Topdag
in
Technopolis
d.m.v.
workshops
die
leraren
vertrouwd
maken
met
de
didactische
mogelijkheden
van
onze
verschillende
STEM‐projecten
en
educatieve
pakketten.
Infosessies
Climate
Challenge
voor
leerkrachten
(i.s.m.
WWF
en
Studio
Globo)
o Om
het
gebruik
van
de
lespakketten
binnen
Climate
Challenge
(zie
hoger)
te
bevorderen,
werden
per
provincie
infosessies
opgezet
naar
leerkrachten
secundair
onderwijs.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
4.1.5 SD
5:
Internationale
uitstraling
van
de
kwaliteit
van
het
onderzoek
en
de
kwaliteit
van
onderzoekers
in
Vlaanderen
versterken
EhB
• SPE2‐SD6
/
COMM‐SD2
o het
versterken
van
de
externe
communicatie
rond
onderzoek,
bij
voorkeur
in
een
internationale
context
met
als
resultaat
een
verhoogde
naambekendheid
VUB
• Strategische
Prioriteit
7
–
Stimuleren
van
excellent
onderzoek
in
samenwerking
met
externen
• Strategische
Prioriteit
8
–
Versterken
van
de
positie
als
internationale
universiteit
OD
5.1.:
Meewerken
aan
internationale
programma’s
en
kennisdeling
op
het
vlak
van
WECOM
• RoboCup
Junior
WK
o Enerzijds
wordt
er
jaarlijks
een
wereldkampioenschap
georganiseerd
voor
de
winnaars
van
de
nationale
wedstrijden.
Tijdens
dit
grote
internationale
event
komen
de
jongerenteams
samen
en
delen
ze
kennis
en
ervaring
met
andere
teams
uit
vaak
verschillende
culturen
(de
RoboCup
Junior‐gemeenschap
bestaat
uit
meer
dan
30
verschillende
deelnemende
landen).
Ook
komen
de
jongeren
tijdens
dit
event
in
contact
met
de
modernste
ontwikkelingen
i.v.m.
de
robotica.
Dit
omdat
er
tegelijkertijd
een
event
wordt
georganiseerd
voor
roboticaonderzoekers
uit
de
industrie
en
de
academische
wereld.
o Anderzijds
zijn
er
contacten
tussen
de
verschillende
landen
en
worden
er
tijdens
de
WK’s
vergaderingen
en
workshops
georganiseerd
met
als
doel
de
RoboCup
Junior‐wedstrijd
beter
te
verspreiden
en
te
ondersteunen
(kennisdeling
op
het
vlak
van
WECOM).
• PERARES
o Public
Engagement
with
Research
And
Research
Engagement
with
Society
(PERARES),
een
vierjarig
project
gefinancierd
door
het
Europese
7th
Framework
Programme,
wil
maatschappelijk
engagement
in
onderzoek
versterken
door
onderzoekers
en
non‐ profitorganisaties
te
betrekken
bij
formulering
van
onderzoeksagenda’s
en
onderzoeksprocessen.
De
Brusselse
Wetenschapswinkel
is
work
package
leader
van
WP5
en
ook
betrokken
bij
WP7.
Daarnaast
nemen
we
deel
aan
de
halfjaarlijkse
consortium
meetings
en
biedt
PERARES
een
schat
aan
contacten,
materiaal,
best
practices
en
andere
inspiratie.
• EPI‐TRUST
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
23
o Projectaanvraag
rond
infectieziektes
ingediend
bij
EU‐FP7
Science
in
Society,
in
samenwerking
met
GEZLA
(EhB),
UZ
Brussel
en
de
faculteit
Geneeskunde
&
Farmacie
(VUB)
met
als
doel
brede
publiek
informeren
met
correcte
wetenschappelijke
informatie
over
epidemieën
en
pandemieën.
• Living
Knowledge
Network
o Dankzij
PERARES
kwamen
we
in
contact
met
dit
netwerk
waarin
leden
informatie,
documentatie,
ideeën
en
ervaringen
over
maatschappijgericht
onderzoek
en
wetenschap
&
maatschappij
in
het
algemeen
uitwisselen.
Dankzij
lidmaatschap
van
het
LK‐netwerk,
kunnen
we
ons
netwerk
uitbreiden
en
inspiratie
opdoen
tijdens
de
tweejaarlijkse
conferentie,
blijven
we
via
LK‐nieuwsbrieven
op
de
hoogte
van
nieuwigheden
&
conferenties
in
het
veld
en
voelen
we
ons
als
kleine
Wetenschapswinkel
internationaal
gesteund
in
wat
we
doen.
• Internationalisering
(vb.
Science
Festival
Cambridge,
GUNI
Conference)
o Uitbouw
van
een
algemeen
internationaal
netwerk.
In
2013
bezoeken
we
ter
inspiratie
voor
onze
eigen
Wetenschapsweek
en
op
uitnodiging
van
een
PERARES‐partner
(University
of
Cambridge)
het
bekende
Science
Festival
en
geven
we
een
workshop
over
(transeuropese)
wetenschapswinkelprojecten
op
de
GUNI
conferentie
in
Barcelona.
OD
5.2.:
Tonen
dat
Vlaamse
(top)onderzoekers
in
en
buiten
Vlaanderen
actief
zijn
en
in
hun
domein
ruime
internationale
erkenning
genieten
• Research
in
the
picture
o De
cel
WECOM
zet
momenteel
de
eerste
stappen
richting
een
nieuwe
taak:
focusdomeinen
in
het
VUB‐onderzoek
toegankelijk
communiceren
via
‘onderzoeksfiches’
op
de
website
en
eventueel
in
een
brochure.
We
willen
op
termijn
komen
tot
een
aantal
themafiches
die
op
een
laagdrempelige
en
aantrekkelijke
manier
uitleggen
welk
onderzoek
er
aan
de
VUB
rond
bepaalde
thema’s
wordt
gedaan.
4.1.6 SD
6:
Creëren
van
randvoorwaarden
voor
efficiënte
en
impactgerichte
WECOM
binnen
het
hoger
onderwijs,
zoals
creëren
van
een
cultuur
van
WECOM
bij
zowel
onderzoekers
als
beleidsmakers
binnen
de
Associaties
EhB
• SPE2‐SD4
/
SPE2‐SD5
o het
aanmoedigen
en
versterken
van
een
onderzoeks‐
en
wetenschapscultuur
binnen
de
instelling
en
bijdragen
tot
de
professionalisering
van
onderzoekers
en
het
stimuleren
van
24
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
VUB
•
kwaliteitsvol
onderzoek
waar
maatschappelijke
valorisatie
een
integraal
onderdeel
van
uitmaakt
o het
permanent
bewaken
en
versterken
van
de
financiële
situatie
van
WECOM‐gerelateerde
projecten
Strategische
Prioriteit
10:
Optimaliseren
van
de
samenwerking
met
strategische
partners
OD
6.1.:
Opbouwen
en
onderhouden
van
theoretische
en
praktische
kennis
over
WECOM
(wetenschappelijke
literatuur,
best
practices,
oproepen
…)
binnen
het
hoger
onderwijs
en
kennisinstellingen,
en
het
overbrengen
van
relevante
kennis
naar
onderzoekers
• Summer
School
(zie
hoger):
Interassociatie‐initiatief,
waarbij
de
UAB
initiatiefnemer
is
alsook
plaats
waar
de
Summer
School
zal
doorgaan.
• Interlandse
WetenschapswinkelDagen
en
Landelijk
Overleg
Wetenschapswinkels:
In
het
kader
van
de
Wetenschapswinkel
is
er
een
reglematig
overleg
met
de
Antwerpse
en
Nederlandse
tegenhangers.
(partners
zie
werkplan
2013)
• Workshops
“Bètamentality”
(kadert
binnen
I
love
IT)
o Om
eigen
onderzoekers
en
de
deelnemende
bedrijven
nog
meer
te
stimuleren
en
te
ondersteunen
bij
het
organiseren
van
workshops
secundair
onderwijs,
organiseren
wij
de
workshops
“Bètamentality”.
Dit
is
gericht
op
mensen
uit
het
onderwijsveld
en
de
bedrijfswereld
die
vanuit
hun
werkcontext
jongeren
willen
enthousiasmeren
voor
techniek
en
wetenschap.
OD
6.2.:
Intern
binnen
de
Associaties
bekendmaken
van
de
Expertisecellen
Wetenschapscommunicatie
en
sensibiliseren
voor
het
belang
van
wetenschapscommunicatie
• Commissie
WECOM
(VUB
+
afgevaardigde
EhB):
Dit
is
een
adviesorgaan
van
de
Onderzoeksraad,
met
afgevaardigden
uit
de
faculteiten
en
de
administratieve
diensten.
Ze
staat
de
expertisecel
bij
voor
adviesen
en
als
klankbord
voor
op
stapel
staande
projecten
en
initiatieven.
Ze
kan
ook
deels
fungeren
als
link
naar
de
faculteiten.
• Deelname
facultaire
PR‐meetings
(VUB):
De
coördinator
van
de
expertisecel
zetelt
in
(bijna)
alle
facultaire
MARCOM‐meetings.
Dit
is
een
extra
kanaal
voor
bekendheid
van
eigen
projecten
in
de
faculteiten,
maar
ook
om
linken
te
zoeken
tussen
bestaande
initiatieven
in
faculteiten
of
andere
centrale
diensten.
• Communicatieplatform
(EhB)
• Deelname
departementale
meetings
(EhB)
OD
6.3.:
Creëren
en
in
stand
houden
van
incentives
bij
de
eigen
onderzoekers
om
aan
wetenschapscommunicatie
te
doen.
Elke
Associatie
zoekt
manieren
om
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
25
wetenschapscommunicatie
te
verankeren
in
hogescholen
en
universiteiten
binnen
onderzoek,
onderwijs
en/of
dienstverlening
• Initiatieprojecten
voor
fondsenwerving
en
subsidies:
In
de
expertisecel
zit
zowel
voor
EhB
als
voor
VUB
een
ervaren
projectschrijver.
Deze
mensen
zoeken
intensief
naar
mogelijke
financieringsbronnen
om
bestaande
projecten
te
bestendigen
of
te
initiëren,
en
naar
nieuwe
samenwerkingsverbanden
tussen
hoger
onderzoek,
beleid,
onderwijs
en
industrie.
• Financiële
ondersteuning
van
initiatieven
van
onderzoekers
• De
jaarlijkse
WECOM‐prijs
in
samenwerking
met
de
KVAB:
Op
initiatief
van
de
KVAB
zal
tussen
alle
associaties
een
prijs
worden
uitgereikt
voor
de
meest
verdienstelijke
wetenschapscommunicatoren
onder
de
onderzoekers
van
alle
instellingen.
• Professionalisering.
Om
een
optimale
dienstverlening
naar
onderzoekers
en
leerkrachten
te
kunnen
garanderen,
is
een
regelmatige
bijschaving
van
kennis
van
hedendaagse
technieken
noodzakelijk.
Vb.
2013
–
IOS
Apps
development,
Excel
voor
gevorderden,
Project
Management,
Sociale
Media
…
OD
6.4.:
Bevorderen,
versterken,
verder
actief
uitbouwen
en
onderhouden
van
de
samenwerking
en
kennisdeling
met
zowel
interne
instanties
binnen
de
Associaties,
als
tussen
de
Associaties,
als
met
de
Overheid,
het
onderwijsveld,
het
bedrijfsleven,
de
media
en
andere
actoren
Wetenschapscommunicatie
in
Vlaanderen
• Interassociatieoverleg
(IAO):
De
expertisecellen
van
alle
associaties
komen
5
keer
per
jaar
bij
elkaar
voor
overleg,
met
een
zesmaandelijks
roterend
voorzitterschap.
De
UAB
beet
de
spits
af
in
2013.
De
voorzitter
is
voor
die
periode
de
enige
contactpersoon
met
de
verschillende
overheden,
op
die
manier
hopen
we
een
duidelijke
communicatie
te
genereren
tussen
de
verschillende
partners.
6
• Zesmaandelijkse
best
practices
binnen
IAO
waarbij
de
expertisecellen
van
elkaar
kunnen
leren.
• Contactdagen
burgerparticipatie
in
onderzoek
o Er
wordt
gezocht
naar
samenwerkingen
en
uitbouw
van
een
mogelijk
netwerk
van
de
Wetenschapswinkels
met
andere
initiatieven
van
participatief
onderzoek
in
Vlaanderen.
De
eerste
aanzet
hiertoe
zal
worden
gegeven
op
de
‘Contactdagen
2013’,
een
initiatief
van
Wetenschapswinkel
Brussel
i.s.m.
Wetenschapswinkel
Antwerpen.
•
Science
&
Industry
event
o Om
in
te
kunnen
zetten
op
externe
fondsenwerving
en
uitbouw
van
een
industrienetwerk
(i.s.m.
TTI‐VUB),
organiseren
we
jaarlijks
een
prestigieus
event,
aan
de
vooravond
van
de
Dag
van
de
Wetenschap
in
het
Atomium,
voor
onderzoekers
en
industrie.
• Rondetafelgesprekken
bedrijven
&
onderwijs
(kadert
binnen
I
love
IT)
26
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
o Om
de
contacten
met
de
industrie
te
onderhouden
én
om
op
de
hoogte
te
blijven
van
de
steeds
evoluerende
noden
binnen
de
industrie,
organiseren
we
rondetafelgesprekken
en
netwerkmomenten
tussen
partners
uit
het
bedrijfsleven
en
het
onderwijsveld.
Op
basis
daarvan
kunnen
we
relaties
tussen
onderwijs
en
industrie
versterken
en
kennis
over
WECOM
met
alle
partijen
delen.
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
27
5
Conclusies
Wetenschapscommunicatie
werd
de
afgelopen
jaren
uitgebouwd
binnen
alle
universitaire
associaties
en
maakt
ondertussen
integraal
deel
uit
van
de
maatschappelijke
dienstverlening
van
alle
universiteiten
en
hogescholen.
Met
de
nieuwe
convenant
wordt
meer
de
nadruk
gelegd
op
professionalisering,
internationalisering
en
kennisuitwisseling
tussen
de
expertisecellen.
Tegelijk
is
er
een
shift
naar
een
meer
vraaggerichte
aanpak
ten
diensten
van
de
onderzoeksgemeenschap.
Deze
combinatie
zal
toelaten
om
meer
vraaggericht
te
werken
in
functie
van
de
onderzoeksoutput
van
de
instellingen
en
kwaliteitsvolle
projecten
te
organiseren
die
bouwen
op
expertise
die
in
huis
aanwezig
is.
Uit
een
externe
evaluatie
van
de
expertisecellen
WECOM
2011
door
Technopolis
group
bleek
dat
de
expertisecel
wetenschapscommunicatie
van
de
UAB
een
van
de
weinige
expertisecellen
is
die
extra
financiering
en
subsidiering
weet
te
genereren
voor
haar
werking.
Een
verdere
daling
van
de
financiële
middelen
gecombineerd
met
een
verhoging
van
de
te
halen
doelstellingen
binnen
de
nieuwe
convenant,
en
een
vermindering
van
relevantie
projectoproepen
vanuit
de
overheden,
zetten
deze
inkomsten
echter
sterk
onder
druk.
Het
zal
tijdens
de
uitvoering
van
de
convenant
2013‐2017
dan
ook
een
evenwichtsoefening
zijn
om
de
transitie
te
maken
naar
een
meer
vraaggericht
werking
en
tegelijk
ook
de
nodige
personeels‐
en
werkingsmiddelen
te
realiseren.
28
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
6
Bijlages
• •
• •
Bijlage
1
Brief
UAB
naar
Lieten
10
december
2012
Bijlage
2
verdeelsleutel
die
toegepast
werd
voor
de
verdeling
van
de
middelen
tussen
de
Associaties.
Bijlage
3
SWOT
Dag
van
de
Wetenschap
Bijlage
4
SWOT
Wetenschap
in
de
Kijker
Werkplan
Wetenschapscommunicatie
2013‐2017
29
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 3 Beleidsplan Centrale Doctoraatsbegeleiding 2013-2017
Beleidsplan
DocBe
2013‐2017
1. Acties
2013‐2017
1.1. Optimalisatie
instroom
van
doctoraatskandidaten
Om
de
output
van
doctoraten
te
verhogen
en
te
verbeteren,
is
een
goede
begeleiding
tijdens
het
doctoraatstraject
cruciaal.
Maar
een
degelijk
instroombeleid
is
minstens
even
belangrijk,
om
ons
te
verzekeren
van
de
kwaliteit
van
de
kandidaten
en
om
de
drop‐out
door
verkeerde
verwachtingen
te
voorkomen.
1.1.1
Actieve
rekrutering
organiseren
op
afstudeerbeurzen
en
de
Doctoral
Schools
meer
inzetten
als
uithangbord
en
als
bijkomend
argument
voor
het
aantrekken
van
doctoraatsstudenten.
i.s.m.
Studentenbeleid
en
Marcom.
1.1.2.
Andere
rekruteringskanalen
gebruiken,
zoals
het
organiseren
van
internationale
summer
schools,
het
financieel
stimuleren/ondersteunen
van
onderzoeksbeurzen
voor
visiting
researchers
(ter
voorbereiding
van
een
joint
PhD)
en
het
uitbouwen
van
structurele
samenwerkingsakkoorden
(via
OZR‐middelen
voor
doctoraatsbeurzen,
cfr.
overeenkomst
met
de
universiteit
van
Ljubljana).
i.s.m.
Doctoral
Schools
en
OZR.
1.1.3.
Optimale
informatieverstrekking
garanderen,
door
het
incorporeren
van
de
DocBe‐website
in
het
nieuwe
systeem
van
de
algemene
VUB‐website,
met
een
meer
doelgerichte
communicatie
naar
enerzijds
externe
en
anderzijds
interne
doelgroepen
(MY.VUB).
i.s.m.
Marcom
en
Infopunt
Studenten.
1.1.4.
Door
laatstejaarsstudenten
en
andere
potentiële
kandidaten
helder
in
te
lichten
over
wat
een
doctoraat
precies
inhoudt,
zorgen
we
ervoor
dat
kandidaten
een
meer
geïnformeerde
keuze
kunnen
maken,
met
betere
kandidaten,
minder
drop‐out
en
meer
output
tot
gevolg.
1.1.5.
Toelatingsprocedure
en
kwaliteitscontrole
van
kandidaten
verbeteren.
De
toelatings‐
en
onthaalprocedures
worden
onder
de
loep
genomen:
verbetering
van
de
aanvraagprocedure
en
screening,
betere
omkadering
van
het
eerste
contact
met
potentiële
promotor,
…
i.s.m.
IRMO,
HR,
SAC,
faculteiten
1.2.
Begeleiding
bij
het
doctoraatstraject
én
daarna
Er
wordt
geijverd
om
via
DocBe,
de
Doctoral
Schools
en
de
Doctoraatsopleiding
de
doctorandi
een
volledige
omkadering
te
geven,
zodat
problemen
die
vertraging
kunnen
veroorzaken
vermeden
kunnen
worden.
De
omkadering
en
begeleiding
van
doctorandi
en
postdoctorale
onderzoekers
kan
opgesplitst
worden
in
enerzijds
de
begeleiding
bij
het
volledige
doctoraatsproces
en
anderzijds
het
aanbieden
van
een
relevant
opleidingsaanbod.
1.2.1.
Informatie,
onthaal
en
gezonde
onderzoekscultuur
1.2.1.1.
Het
centraliseren
van
correcte
en
actuele
informatie
in
het
Nederlands
en
het
Engels
over
alle
aspecten
van
het
doctoraatstraject.
(Zie
ook
1.1.3)
1.2.1.2.
Relevante
introductieweek
tijdens
dewelke
nieuwe
doctorandi
ingelicht
worden
over
de
instelling,
de
procedures,
de
onderzoekscultuur,
externe
financieringskanalen...
1.2.1.3.
Doctorandi
worden
vanaf
het
begin
geïntroduceerd
met
het
belang
en
het
gebruik
van
R&DNet/PURE.
1/4
1.2.1.4.
In
het
kader
van
de
implementatie
van
de
GAP‐analyse
(tegemoetkoming
aan
het
Europees
handvest
voor
onderzoekers)
en
van
een
verbeterd
HR‐beleid
worden
door
de
personeeldienst
verschillende
initiatieven
voorzien
om
(buitenlandse)
onderzoekers
beter
te
ontvangen.
Ook
doctorandi
zullen
hiervan
profiteren.
Daarbij
hoort
o.a.
een
verbeterde
informatieverstrekking
over
personeelsstatuten
en
rechten
en
plichten.
Beter
kenbaar
maken
van
de
verschillende
personeelsstatuten
en
de
daarmee
gepaarde
arbeidsvoorwaarden,
rechten
en
plichten
(verloning,
onderwijsopdracht,
verantwoordelijkheden
van
doctorandus
en
promotor,…).
i.s.m.
HR,
IRMO
1.2.1.5.
Monitoring
van
de
tijdsbesteding
van
doctorandi,
om
te
zware
onderwijsopdrachten
te
kunnen
identificeren
en
te
voorkomen.
1.2.1.6.
Monitoring
van
de duur van de voorbereiding van een doctoraat (time-to-degree) als KPI. 1.2.1.7.
Uniformisering
van
opvolgingsverslag
voor
alle
faculteiten.
1.2.2.
Doctoraatsopleiding
1.2.2.1.
(Deelname
stimuleren
door)
het
aanbieden
van
een
doeltreffende,
relevante
en
kwalitatief
hoogstaande
doctoraatsopleiding
in
het
Nederlands
en
in
het
Engels
op
beide
campussen.
De
Centrale
Doctoraatsbegeleiding
biedt
een
basisopleiding
aan,
terwijl
de
Doctoral
Schools
zich
eerder
richten
op
een
complementair
en
meer
disciplinegericht
aanbod.
De
uitbreiding
van
het
aanbod
wordt
grotendeels
gefinancierd
door
de
subsidie
voor
de
Omkadering
voor
Jonge
Onderzoekers.
De
voorwaarden
van
deze
subsidie
bepalen
deels
de
invulling
van
het
aanbod,
in
het
bijzonder:
loopbaanbegeleiding,
interuniversitaire
samenwerking
op
Vlaams
niveau,
een
uitbreiding
van
de
doelgroep
(doctorandi
en
postdoctorale
onderzoekers)
en
aandacht
voor
genderevenwicht.
i.s.m.
Doctoral
Schools
1.2.2.2.
De
evaluatietechnieken
van
de
opleidingsonderdelen
en
de
workshops
worden
onder
de
loep
genomen.
i.s.m.
Doctoral
Schools,
DOZ
1.2.2.3.
Waken
over
haalbaarheid
van
het
Getuigschrift
van
de
Doctoraatsopleiding.
Momenteel
is
er
decretaal
erg
weinig
bepaald
m.b.t.
de
doctoraatsopleiding,
maar
het
is
niet
ondenkbaar
dat
er
op
termijn
ook
hiervoor
kwantitatieve
evaluatiecriteria
of
eindtermen
opgelegd
worden.
We
moeten
ons
hierop
voorbereiden.
De
doctoraatsopleiding
is
aan
de
VUB
niet
verplicht,
maar
intussen
werd
de
studiepuntenstructuur
gewijzigd,
waardoor
het
Getuigschrift
beter
haalbaar
wordt.
i.s.m.
Doctoral
Schools
1.2.2.4.
De
ontwikkeling
en
lancering
van
het
Doctoraatsportfolio.
Dit
online
documentatiesysteem
moet
doctorandi
toelaten
een
duidelijk
overzicht
te
behouden
van
de
gevolgde
workshops
en
cursussen,
van
de
conferenties
waaraan
werd
deelgenomen
en
van
de
onderzoeksoutput.
De
verzamelde
informatie
zal
ook
gebruikt
worden
voor
de
jaarlijkse
verslaggeving
aan
de
commissie
voor
doctoraatsopvolging
inzake
de
voortgang
van
het
doctoraat.
En
aan
het
einde
van
het
doctoraatstraject
zal
op
basis
van
het
portfolio
een
Getuigschrift
van
de
Doctoraatsopleiding
of
een
Attest
uitgereikt
worden,
waarin
alle
details
worden
opgenomen
van
het
gevolgde
traject.
Dat
geeft
een
meerwaarde
aan
de
doctorandi
en
uiteindelijk
aan
de
doctoraathouder
omdat
ze
op
basis
van
de
inhoud
van
hun
Getuigschrift
of
Attest
hun
diversiteit
aan
competenties
kunnen
expliciteren
ten
aanzien
van
de
arbeidsmarkt.
De
concrete
implementatie
van
dit
portfolioproject
is
sterk
afhankelijk
van
andere
ICT‐systemen
(CaLi,
R&DNet/PURE).
i.s.m.
ICT,
CaLi,
R&Dnet/PURE,
Doctoral
Schools
1.2.2.5.
In
afwachting
van
het
doctoraatsportfolio,
worden
gedoctoreerden
pro‐actief
herinnerd
aan
de
mogelijkheid
het
Getuigschrift
of
Attest
aan
te
vragen.
2/4
1.2.3.
Carrière
van
vorsers
1.2.3.1.
DocBe
zal
waar
mogelijk
een
bijdrage
leveren
aan
de
implementatie
van
de
aanbevelingen
van
de
GAP‐analyse
(zie
ook
1.2.1.4.).
1.2.3.2.
Dankzij
de
extra
subsidie
zal
vanuit
DocBe
en
de
Doctoral
Schools
extra
aandacht
gaan
naar
loopbaanbegeleiding
voor
doctorandi,
gedoctoreerden
en
postdocs.
In
dit
kader
zullen,
mogelijks
i.s.m.
andere
universiteiten,
job‐gerelateerde
evenementen
(jobbeurzen,
symposia,
workshops…)
georganiseerd
worden
en
zal
er
samengewerkt
worden
met
het
VUB
Career
Center/Randstad.
i.s.m.
VUB
Career
Center/Randstad,
andere
Vlaamse
universiteiten
1.3.
Zichtbaarheid
en
valorisatie
van
onderzoek
1.3.1.
Inzetten
van
Doctoral
Schools
als
uithangbord
(zie
ook
1.1.)
1.3.2.
Junioronderzoek(ers)
in
de
kijker
zetten
door
evenementen
als
‘Dag
van
de
Doctorandi
VUB’
en
door
samenwerking
met
WECOM
(o.a.
door
communicatietechnieken
te
verbeteren).
i.s.m.
WECOM
1.3.3.
Inzetbaarheid
van
doctors
vergroten
door
sensibiliseringsacties
naar
de
arbeidsmarkt
en
door
loopbaanbegeleiding
(zie
ook
1.2.3.)
1.3.4.
Awareness
acties
rond
valorisatie
(bijv.
informatiesessies
m.b.t.
valorisatie
en
IPR,
cofinanciering
van
deelname
aan
starterseminaries
voor
doctorandi
en
postdocs)
i.s.m.
TTI
1.3.5.
Ondernemerschap
ondersteunen
en
aanmoedigen
(bijv.
project
uitwerken
waarbij
thesisstudenten
handelsingenieurs
samenwerken
met
doctorandi
om
een
businessplan
op
te
stellen
voor
doctoraten
met
een
economische
finaliteit.)
i.s.m.
TTI,
DOZ,
faculteiten
1.4.
Internationalisering
en
structurele
samenwerking
1.4.1.
VUB‐onderzoekers
maken
weinig
gebruik
van
de
mobiliteitsbeurzen
van
het
FWO.
Er
komt
een
betere
sensibilisering
naar
doctorandi
toe.
De
FWO‐financiering
gaat
gepaard
met
een
publicatievoorwaarde.
Door
doctorandi
te
stimuleren
om
meer
aanvragen
bij
het
FWO
in
te
dienen,
vestigen
we
tegelijkertijd
de
aandacht
op
het
belang
van
publiceren.
1.4.2.
De
subsidie
wordt
ingezet
om,
via
de
Doctoral
Schools,
doctorandi
de
mogelijkheid
te
geven
om
in
het
buitenland
trainingsactiviteiten
te
volgen
en
om
actief
deel
te
nemen
aan
conferenties
(via
de
zgn.
travel
grants).
i.s.m.
Doctoral
Schools
1.4.3.
Het
uitbouwen
van
structurele
samenwerkingsakkoorden,
enerzijds
dankzij
de
OZR‐middelen
voor
doctoraatsbeurzen
(cfr.
overeenkomst
met
universiteit
van
Ljubljana)
en
anderzijds
via
het
aftoetsen
van
de
mogelijkheden
op
het
vlak
van
Erasmus
Joint
Doctorate.
1.4.4.
Optimalisering
van
procedure
Joint
PhDs.
De
dienstverlening
die
R&D
biedt
voor
het
afsluiten
van
overeenkomsten
om
Joint
PhDs
mogelijk
te
maken,
blijft
bestaan,
met
een
stevige
juridische
ondersteuning.
Onlangs
werd
nog
een
modelcontract
voor
gezamenlijke
doctoraten
tussen
Vlaamse
universiteiten
op
VLIR‐ niveau
aangenomen.
3/4
1.4.5.
De
Doctoraatsopleiding
is
per
definitie
een
samenwerking
met
onze
alliantiepartner
UGent.
Door
de
voorwaarden
van
de
subsidie
(1/4
te
besteden
i.s.m.
met
minstens
2
partners)
worden
de
samenwerkingsverbanden
met
de
andere
Vlaamse
universiteiten
extra
versterkt.
i.s.m.
Doctoral
Schools
1.4.6.
Toenadering
tot
de
ULB
op
het
vlak
van
doctoraatsopleiding.
2.
Bijdrage
aan
ASP2
Met
deze
acties
draagt
DocBe
in
het
bijzonder
bij
aan
volgende
ASP2
prioriteiten:
1. Rekrutering
en
marketing
2. Studierendementsverhoging
3. Gezond
financieel
beheer
en
netwerking
4. Sterk
alumnibeleid
5. Performant
onderzoeksbeleid,
met
aandacht
voor
valorisatie
6. Consequent,
kwaliteitsvol,
vernieuwend
onderwijsbeleid
7. Internationalisering
8. HR
beleid
9. Samenwerking
met
strategische
partners
versterken
10. Efficiënte,
slagkrachtige,
goed
bestuurde
organisatie
4/4
STRATEGISCH BELEIDSPLAN ONDERZOEK 2013-2017
BIJLAGE 4 Memorie van toelichting bij de invoer van een nieuw financieringsmodel onderzoek: basisfinanciering en programmafinanciering (RvB 24.05.2011)
Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 2 1050 Brussel
Memorie van toelichting bij de invoer van een
NIEUW FINANCIERINGSMODEL ONDERZOEK: BASISFINANCIERING EN PROGRAMMAFINANCIERING
Rectoraat R&D DEPARTEMENT Cel Onderzoekscoördinatie
Beoogde ingang: BOF/OZR-begroting 2010/2011 en 2011/2012, naargelang het begrotingsonderdeel
Tel. : +32 (0)2 629 21 08 Fax : +32 (0)2 629 36 40
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Doelpubliek: In eerste instantie: Discussienota BOZ & OZR Vervolgens: Toelichtingsnota Vorsersgemeenschap (dan ook Engelstalige versie te voorzien)
Bespreking in beleidsorganen — historiek: Nota excl. reglement: BOZ 10.12.2010, BOZ 18.02.2011, BOZ 09.03.2011 Strategisch seminarie 17-18.03.2011 Bijzondere OZR 31.03.2011, OZR 13.04.2011 Nota incl. reglement: BOZ 27.04.2011, DB 02.05.2011, BOZ 04.05.2011, RvD 09.05.2011, OZR 11.05.2011, RvB 24.05.2011
Actie na goedkeuring OZR & RvB: Informatievergaderingen Operationalisering door dept. R&D: - uitbreiding R&D-Net met beleidsfiche vakgroep - begrotingsopmaak en allocatie volgens nieuwe systeem
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 1 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Document opgesteld door: Nadine Rons, Cel Onderzoekscoördinatie, Departement Research & Development.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 2 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Inhoud Korte samenvatting
4
I. Aanleiding tot een nieuw model
6
I.1. Incentives naar alle teams toe
6
I.2. Nieuwe stimulansen
8
I.3. Wijzigende context inzake overheidsregelgeving en -begroting
10
II. Twee hoofdsporen: Basisfinanciering en Programmafinanciering
11
II.1. Basisfinanciering voor onderzoek
11
II.2. Programmafinanciering voor zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken
11
II.3. OZR/BOF-begrotingscontext
12
III. BASISFINANCIERING
14
III.1. Doel en mechanismen
14
III.2. Een beperkte set representatieve en strategische criteria
21
III.3. Concrete begroting
28
III.4. Vijfjaarlijkse evaluatie
31
IV. PROGRAMMAFINANCIERING
32
IV.1. Van omvangrijke projecten naar programmafinanciering
32
IV.2. Zwaartepunten
33
IV.3. Interdisciplinaire netwerken
37
V. Kwaliteitszorg
38
V.1. Impliciete en expliciete stimuli
38
V.2. Instrumenten ten dienste van een brede kwaliteitszorg
38
V.3. Een systematische en gerichte kwaliteitszorg
39
VI. OZR-opvangmandaten
41
APPENDICES
43
APPENDIX 1: Evolutie PhD's, 2de en 3de geldstroom en SCIE-publicaties
44
APPENDIX 2: Aansluiting bij het ASP
52
APPENDIX 3: Beleidsfiche vakgroepen (R&D-Net intern)
49
APPENDIX 4: Indeling van vakgroepen in disciplines
50
APPENDIX 5: Richtbedragen, verhoudingen en percentages
51
APPENDIX 6: Toetsing aan de SMART-criteria
53
APPENDIX 7: Ontwerp van initiële begroting
55
APPENDIX 8: Nota Doctoraatstoelage
56
APPENDIX 9: Vergelijking van het omgevormde model met het nieuwe model voor de basisfinanciering 58 APPENDIX 10: Uittreksel uit het BOF-besluit met betrekking tot de parameter "Mobiliteit en Diversiteit" 59 APPENDIX 11: Publicatiecategorieën
60
APPENDIX 12: Aanpassing OZR-reglement
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
aparte nota
- 3 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Korte samenvatting
Deze nota licht de werking toe van een nieuw financieringsmodel voor onderzoeksmiddelen aan de Vrije Universiteit Brussel, waarbij een jaarlijks automatisch toegekende basisfinanciering voor onderzoek wordt geplaatst naast een zichtbaarder zwaartepuntenbeleid. Beide onderdelen sluiten aan bij de algemene aanbevelingen aan de Vlaamse universiteiten in het recente rapport van de evaluatie van het onderzoeksmanagement1. Enerzijds uitte de evaluatiecommissie hierin haar bezorgdheid aangaande de beschikbaarheid van onderzoeksfinanciering voor alle stafleden, in een context van integratie van onderwijs en onderzoek als essentieel kenmerk van een universiteit. Anderzijds ziet de commissie zwaartepuntvorming als een vereiste in de huidige context van Europese en internationale concurrentie. De verschillende onderdelen van het model en hun doelstellingen passen tevens in de bredere context van het universitaire beleid (Algemeen Strategisch Plan, ASP), inclusief
de
focus
daarin
op
de
creatie
van
zwaartepunten,
internationalisering,
schaalvergroting, netwerking en maatschappelijke relevantie. Alle onderdelen van het model samen vormen een coherent, nauw verweven geheel, gericht op continue verbetering. In praktische termen wordt overgestapt van een overwegend projectgebaseerde financiering, naar een structurele financiering op twee niveaus: basisfinanciering en programmafinanciering:
Basisfinanciering Als
opvolger
van
de
OZR-richtpercentages,
vertrekt
het
nieuwe
allocatiemodel
voor
de
basisfinanciering voor onderzoek nog steeds vanuit een visie waarbij stimulansen vanuit het centrale onderzoeksbeleid
worden
doorgegeven
naar
de
onderzoeksgemeenschap.
Waar
middelen
en
stimulansen in het voorgaande model werden doorgegeven aan de drie Adviessubcommissies2, worden deze in het nieuwe model rechtstreeks doorgegeven aan de teams. Op deze manier wordt verzekerd dat de stimulansen alle teams bereiken, en daarmee het volledige basisorganisatieniveau van het onderzoek,
waar
een
grote
meerwaarde
kan
worden
gerealiseerd
op
het
vlak
van
lokaal
onderzoeksbeleid. Er wordt gewerkt met de vakgroepen als permanente structuur aan de basis. Deze groepen krijgen een expliciete verantwoordelijkheid op het vlak van onderzoeksbeleid, en ook de middelen om hun lokale onderzoeksstrategieën uit te bouwen en te ondersteunen. De formule voor de middelenverdeling combineert een zekere eenvoud met voldoende nuancering. De parameters blijven beperkt tot een set representatieve en strategische criteria, terwijl daarbinnen rekening wordt gehouden met verschillen naargelang de disciplines. Terwijl dezelfde basisgevens die voor het allocatiemodel worden verzameld ook een rol zullen spelen in de centrale kwaliteitszorg, houden de toekenningen via het allocatiemodel als dusdanig geen kwaliteitsevaluatie in. Hoge 'scores' op de geselecteerde parameters mogen geen streefdoel zijn op zich, maar zijn het gevolg van een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede onderzoekscultuur. Om dit duidelijk te stellen worden de geselecteerde parameters in deze nota uitvoerig gekaderd in een ruimer onderzoeksbeleid, en wordt aangereikt met welke coördinerende acties de vakgroepen daartoe kunnen bijdragen. Van de vakgroepen wordt verwacht dat zij de aan hen als 'lump sum' toegekende basisfinanciering voor onderzoek optimaal trachten aan te wenden, volgens een weloverwogen strategie die past bij de noden van hun domein. Hun gezamenlijk succes op dit vlak zal bijdragen tot de financiële middelen van de universiteit als geheel, en zal een verdere groei in reputatie en uitstraling ten goede komen.
1 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement) 2 Humane Wetenschappen (HW) — Basis, Natuur- en Toegepaste Wetenschappen (BNTW) — Biomedische Wetenschappen (BMW)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 4 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Programmafinanciering Het reeds aanwezige zwaartepuntenbeleid in de vorm van Geconcerteerde Onderzoeksacties, wordt vernieuwd en sterker op de voorgrond geplaatst, met meer aandacht voor uitstraling. Er wordt overgestapt van projectmatige toekenningen naar een programmafinanciering, met de daaraan gekoppelde nieuwe procedures betreffende aanvraag, toekenning en opvolging. Ook de Horizontale Onderzoeksacties krijgen een opvolger met verdere verlengingsmogelijkheden, als tweede type van programmafinanciering. Beide types programmafinanciering krijgen ook een passende Engelstalige benaming, ter bevordering van hun internationale herkenbaarheid, zichtbaarheid en uitstraling.
Beide instrumenten samen moeten ervoor zorgen dat de universiteit zich duidelijk kan profileren rond een reeks excellente onderzoekspolen, ontstaan en gevoed vanuit een diverse en zich continu vernieuwende onderzoeksbodem.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 5 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
I. Aanleiding tot een nieuw model
I.1. Incentives naar alle teams toe
Het huidige allocatiemodel voor de verdeling van OZR/BOF-middelen voor onderzoekprojecten verdeelt de
middelen
over
de
drie
adviesubcommissies
van
de
Onderzoeksraad
volgens
de
"OZR-
Richtpercentages". Dit model werd goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 26 maart 2002. Het model geeft een aantal incentives door naar de drie adviessubcommissies. Deze beogen het verhogen van de prestaties op strategische outputparameters, namelijk het aantal PhD's (als BOF-parameter) en het volume aan extern verworven onderzoeksmiddelen (gezien het vastgesteld potentieel tot verbetering). De "OZR-Richtpercentages" worden jaarlijks aangepast op basis van de tendenzen die voor deze parameters werden verwezenlijkt. Het model verdeelt middelen binnen een gesloten enveloppe, zodat enkel een adviessubcommissie die grotere vorderingen maakt dan gemiddeld voor de drie samen, haar middelen ziet stijgen. Hieronder en in APPENDIX 1 wordt weergegeven welke evoluties in de betrokken outputparameters werden gerealiseerd over een periode van 7 jaar, sinds de ingebruikname van het model van de "OZR-Richtpercentages":
PhD's: In de drie adviessubcommissies werd een duidelijke verhoging vastgesteld van het aantal afgelegde PhD's (APPENDIX 1 — Figuur 1.a., vergelijk de periode vanaf het academiejaar 2003/2004 ten opzichte van de voorgaande periode). De relatieve aandelen van de drie adviessubcommissies op basis van deze parameter bleven op eenzelfde niveau. Afgezet ten opzichte van het aantal potentiële promotoren (VTE ZAP) tekent zich binnen de domeinen van de adviessubcommissies wel een variabel beeld af over de disciplines wat betreft de prestaties ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde (APPENDIX 1 — Figuur 1.b.), waarbij de VUB deels hoger (7 disciplines) en deels lager (9 disciplines) dan het Vlaamse gemiddelde scoort. Globaal verhoogt voor de VUB het aantal PhD's per VTE ZAP en wordt het Vlaamse gemiddelde beter benaderd, doch nog niet bereikt.
Middelen 2de & 3de geldstroom: In de drie adviessubcommissies werd in verschillende mate een verhoging vastgesteld van de middelen verworven binnen de 2de en binnen de 3de geldstroom (APPENDIX 1 — Figuur 2.a. en Figuur 2.b.). Voor zowel de 2de als de 3de geldstroom tekent zich binnen de adviessubcommissies een variabel beeld af over de disciplines (APPENDIX 1 — Tabel 2.c.), waarbij voor een aantal disciplines zelfs een achteruitgang wordt vastgesteld voor beide geldstromen. Onderstaand schema geeft per adviessubcommissie de verdeling weer van de disciplines naargelang hun stijgende of dalende tendens binnen de 2de en 3de geldstroom (GS2 en GS3), voor de periode van 5 jaar nà invoer van de OZR-Richtpercentages (2003-2007) ten opzichte van de 5 voorafgaande jaren (1998-2002). Terwijl binnen elke adviessubcommissie voor de meeste disciplines vooruitgang wordt geboekt voor beide geldstromen of voor één van de twee, is er telkens ook één discipline die overwegend een terugval vertoont.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 6 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Tabel 1: Omvang en tendens van de middelen verworven in de 2de en 3de geldstroom
GS2↑
HW GS3↑ 2 8,2mEUR
GS3= 1 0,3mEUR
GS3↓ 3 12,4mEUR
GS2=
BNTW GS3↑ 7 57,1mEUR 1 15,5mEUR
GS3= 1 17,1mEUR
GS3↓ 4 23,6mEUR
BMW GS3↑ 3 38,8mEUR
GS3= 1 5,0mEUR
GS3↓
1 1,4mEUR
GS2↓
2 1 1 12,2mEUR 1,3mEUR 4,6mEUR aantal disciplines met stijgende, stabiele (verschil ≤ 5%) of dalende geldstroom voor 2003-2007 ten opzichte van 19982002, en bedrag GS2 + GS3 voor 2003-2007
Conclusie: Terwijl de invoer van het model van de OZR-richtpercentages gepaard ging met een globale positieve evolutie op het niveau van de drie adviessubcommissies, heeft de bedoelde stimulans inzake externe fondsenwerving en PhD's daarbinnen niet alle teams in dezelfde mate bereikt. Het doorgeven van strategische incentives tot op het niveau van de teams is dan ook één van de belangrijkste redenen voor de invoer van een nieuw, beter hierop afgestemd model.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 7 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
I.2. Nieuwe stimulansen
De creatie van een nieuw model wordt aangegrepen om nieuwe stimulansen in te bouwen waaraan een duidelijke nood blijkt te bestaan.
Lokaal en centraal onderzoeksbeleid Met het nieuwe model wordt ingespeeld op een aantal regelmatig weerkerende bemerkingen vanwege de expertenpanels voor de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, en op de uitdagingen op onderzoeksvlak die worden aangehaald in het Algemeen Strategisch Plan van de universiteit. Beiden hebben voor een groot deel betrekking op organisatie en keuzes inzake onderzoeksbeleid op lokaal niveau, binnen teams en faculteiten, en daarnaast op initiatieven die worden verwacht vanuit het centrale onderzoeksmanagement.
Tabel 2. Vaststellingen en uitdagingen aan de basis van het nieuwe financieringsmodel Weerkerende bemerkingen bij de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties
Situering van uitdagingen op onderzoeksvlak in het Algemeen Strategisch Plan van de universiteit
Lokaal onderzoeksbeleid: verwachtingen inzake focus, productiviteit en zichtbaarheid - behoefte aan coördinatie en focus op onderzoeksvlak, - "een significante aanwezigheid op het internationale zowel op het niveau van de teams als op het hogere vlak en dus inbedding van de research in een Europese niveau van de discipline/faculteit context" - belang van een goede balans tussen fundamenteel en - "het effectief definiëren van grote wetenschappelijke toegepast onderzoek uitdagingen. Grotere ambities dienen geformuleerd die getuigen van bevlogenheid die creatieve academici de facto eigen moet zijn" Organisatiestructuur: gemengd lokaal initiatief en centrale stimuli - vaak ontoereikende schaalgrootte van teams - "de creatie van zwaartepunten / speerpunten en in een belangrijk aantal gevallen de creatie van schaalvergroting en van horizontale synergieën" Centraal onderzoeksbeleid: gewenste stimuli - behoefte aan precisering van verwachtingen inzake onderzoeksprestaties
- "kanteling van een vertikale organisatie (faculteiten, studierichtingen en onderzoekslabo's naast elkaar) naar een horizontale organisatie (interdisciplinariteit en flexibiliteit)" - "verhoogde eis tot maatschappelijke relevantie van opleidingen en onderzoek"
Het nieuwe model sluit tevens aan bij de algemene waarden van de universiteit opgenomen in het Algemeen Strategisch Plan en ondersteunt de daarin benadrukte centrale beleidsopties, zoals internationalisering en het voeren van een zwaartepuntenbeleid. APPENDIX 2 geeft schematisch aan welke onderdelen van het nieuwe model inspelen op de verschillende onderzoeksgerelateerde waarden, uitdagingen en strategische doelstellingen opgenomen in het Algemeen Strategisch Plan.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 8 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Strategische prestatiecriteria De financierende overheid en publieke internationale rankings rekenen de universiteiten af op een aantal ruwe prestatiecriteria. Terwijl zeker kritische bedenkingen bij de betekenis van de daarbij gebruikte parameters kunnen worden geplaatst3, zijn de universiteiten verplicht om de nodige aandacht
aan
deze
scores
te
besteden.
Het
aanwezige
potentieel
voor
de
betreffende
onderzoeksprestaties dient zo volledig mogelijk te worden verwezenlijkt teneinde de financiering, reputatie en aantrekkingskracht van de universiteit te vrijwaren en te versterken. Daar nog ruimte voor verbetering rest (bijvoorbeeld op het vlak van publicaties per vorser, zie APPENDIX 1 — Figuur 3.a.), worden verschillende van deze criteria in het nieuwe model opgenomen. Dit gebeurt wel onder een zorgvuldig overwogen vorm, grondig gekaderd en met de nodige voorzorgen zodat een gezonde ontwikkeling van het onderzoek niet door louter model-technische kwesties wordt belemmerd, en zodat geen aanleiding wordt gegeven tot ongewenste gedragingen. De rode draad doorheen de verschillende onderdelen van het nieuwe model is het principe van continue verbetering. Ook hiermee wordt aangesloten bij het ASP van de universiteit, dat eveneens kwantitatieve performantieverhoging voorop stelt met betrekking tot PhD- en publicatie-aantallen, die sinds kort als basisdata worden gebruikt in het nieuwe allocatiemodel van de universiteit voor de verdeling van de algemene basismiddelen over de faculteiten.
Verhoogde efficiëntie De toekenning van onderzoeksmiddelen gebeurt in het oude systeem op aanvraagbasis, via een veelheid
van
aparte
toekenningen
van
OZR/BOF-projecten,
kredieten
aan
navorsers,
IWT-
Overbruggingsbeurzen en reiskredieten. In het nieuwe systeem worden dezelfde middelen voor het grootste deel toegekend als basisfinanciering voor onderzoek, die op formulebasis wordt verdeeld over alle vakgroepen. Dit verhoogt de efficiëntie, zowel bij de toekenning als bij de besteding van de middelen: Voor de toekenning van onderzoeksmiddelen via het oude systeem werd jaarlijks een aanzienlijk menselijk potentieel gemobiliseerd onder de vorm van aanvragers, reviewers en ondersteunende administratie. In het nieuwe systeem wordt de basisfinanciering voor onderzoek automatisch verdeeld op formulebasis, zonder aanvragen of reviewers. Hierdoor wordt de inzet van referees voor de evaluatie van aanvragen de facto beperkt tot de meer prestigieuze financieringskanalen (Methusalem, Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau, zwaartepuntfinanciering). Het nieuwe model komt zo tegemoet aan de evaluatiemoeheid die wordt vastgesteld bij reviewers na steeds weerkerende vragen om op te treden als evaluator van onderzoeksaanvragen. Daarnaast wordt ook de interne belasting inzake coördinatieactiviteiten en administratieve opvolging beperkt tot een proportie die in overeenstemming is met de toegekende budgetten.
3 E. Spruyt, N. Rons (2008). Belonend Onderzoek Financieren. De BOF-sleutel, een staaltje sleutelkunde. Delta, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Nr.18, pp.25-32 en N. Rons, K. Vandevelde (2007). The Unbearable Lightness of Ranking. Delta, Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, Nr.15, pp.30-34
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 9 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Op het vlak van besteding, wordt door het nieuwe model een gelegenheid geboden voor een verhoogde efficiëntie bij het beheer en de besteding van onderzoeksmiddelen en hun saldi. De middelen en saldi liggen in het oude systeem versnipperd over de overschotten per individueel onderzoeksproject of krediet. Dit bemoeilijkt het overzicht, met een ondergebruik van de middelen tot mogelijk gevolg. Het nieuwe model geeft de mogelijkheid om saldi te beheren op vakgroepniveau. Door het betere overzicht en de grotere gegroepeerde omvang, zullen de middelen en de saldi daar efficiënter kunnen worden beheerd en aangewend. Een optimale efficiëntie bij de besteding, waarbij de onderzoekscapaciteit waarvoor middelen beschikbaar zijn ook daadwerkelijk ingevuld wordt, is van groot belang voor de verdere financiering, zowel voor de universiteit als geheel als voor de betrokken vakgroep. Waar dit niet gebeurt wordt immers ingeboet ten opzichte van de potentiële onderzoeksoutput, en daarmee ook inzake financiering. Door de invloed van de onderzoeksoutput op zowel de basisfinanciering voor de universiteit, als op de overheidsbijdrage in het Bijzonder Onderzoeksfonds, is het van algemeen belang voor de gehele universitaire gemeenschap dat de beschikbare onderzoeksmiddelen, in het bijzonder deze voor personeel, zo volledig mogelijk worden besteed.
I.3. Wijzigende context inzake overheidsregelgeving en -begroting
Nood aan een nieuw systeem Na de verwachte aanpassingen van het Koninklijk Besluit aangaande de Jaarverslagen van de Universiteiten, zal niet langer dezelfde informatie als voorheen in de jaarverslagen worden vereist. Het is dan ook niet zeker dat het actuele op tendenzen gebaseerde model van de OZRrichtpercentages, dat gebruik maakt van informatie die wordt toegeleverd in de jaarverslagen, in de toekomst naadloos zal kunnen worden verdergezet.
Nood aan basisfinanciering Door de dalende FWO-slaagpercentages kan niet langer worden verondersteld dat goed functionerende
onderzoekers
regelmatig
financiering
kunnen
bekomen
van
het
Fonds
voor
Wetenschappelijk Onderzoek, als kanaal bij uitstek voor de financiering van fundamenteel onderzoek. Enkel de sterkste, meest performante groepen zullen zich stelselmatig in de top van de voor financiering geselecteerde aanvragen weten te positioneren. De "slechts" goed tot zeer goed presterende groepen zullen hun kansen op FWO-financiering aanzienlijk zien afnemen, terwijl zij een belangrijke
rol
spelen
voor
de
instandhouding
en
vernieuwing
van
een
brede
en
diverse
onderzoeksbasis. Het is dan ook belangrijk om deze groepen tijdig via een ander systeem toegang te geven tot een regelmatige financiering voor hun onderzoek.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 10 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
II. Twee hoofdsporen: Basisfinanciering en Programmafinanciering
II.1. Basisfinanciering voor onderzoek
De gehele vorsersgemeenschap wordt voorzien van een basisfinanciering voor onderzoek, gericht op
het
in
stand
houden
van
een
breed
scala
aan
onderzoeksdisciplines,
als
duurzame,
4
multidisciplinaire voedingsbodem voor nieuwe ontwikkelingen . Deze basisfinanciering komt in de plaats van het geheel van jaarlijkse, grotendeels aanvraaggebonden toekenningen in het kader van OZR-Richtpercentages,
OZR/BOF-projecttoekenningen,
Kredieten
aan
Navorsers,
IWT-
Overbruggingsbeurzen en Congreskredieten. De basisfinanciering voor onderzoek moet enerzijds, via de gebruikte criteria, een systematische financiële stimulans vormen voor het stelselmatig verder uitbouwen van kwaliteitsvol onderzoek, en moet anderzijds voldoende continuïteit en stabiliteit bieden. Om de basisfinanciering voor onderzoek zo efficiënt mogelijk te kunnen aanwenden in de verscheiden domeinen, wordt zij aan de teams toevertrouwd als een vrij aanwendbare 'lump sum', die de omvang en groei van hun onderzoeksprestaties weerspiegelt. De prestatiestimulans die hiervan uitgaat
moet
bijdragen
tot
continu
groeiende
prestaties,
reputatie
en
uitstraling
van
de
onderzoeksteams en van de universiteit als geheel.
II.2. Programmafinanciering voor zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken
Via programmatorische langetermijn-financiering wordt excellent onderzoek van een beperkt aantal zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken ondersteund. Hiertoe worden de bestaande GOAen HOA-financieringskanalen vernieuwd en sterker op de voorgrond geplaatst. Enkel de meest vooraanstaande teams op het vlak van onderzoeksprestaties en kritische massa komen in aanmerking om een onderzoekszwaartepunt of interdisciplinair netwerk te coördineren. De nadruk in de profilering van een zwaartepunt ligt op wetenschappelijke excellentie (ex GOA's), terwijl deze voor een interdisciplinair netwerk ligt op maatschappelijke uitdagingen en thematische totaalexpertise (ex HOA's)5. Deze kanalen krijgen een nieuwe benaming die hen internationaal veel beter herkenbaarder
maakt.
Een
betere
zichtbaarheid
van
de
geselecteerde
zwaartepunten
en
interdisciplinaire netwerken, onder meer via de website van de universiteit, moet bijdragen tot de reputatie en uitstraling van de universiteit en van de betrokken onderzoeksteams.
4 'Meeting the Grand Challenges also requires the following: - Strengthening frontier research initiated by the research community itself. It is fundamentally important to create knowledge diversity, endowing the European Union with expertise, especially when confronted with unforeseen Grand Challenges and "shocks". ... - A risk-tolerant and trustbased approach in research funding ...', Lund Declaration, Declaration from the Swedish Presidency Research Conference ”New world – New solutions", Lund 7-8 July 2009. 5 Een derde type zwaartepunten met nadruk op synergie met economische ontwikkelingen vindt financiering via het IOF.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 11 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
II.3. OZR/BOF-begrotingscontext
Het nieuwe financieringsmodel beheert of stuurt een belangrijk deel van de jaarlijks door de Onderzoeksraad toegekende middelen. - Het nieuwe allocatiemodel voor de Basisfinanciering voor onderzoek omvat naast het vroegere budget voor OZR/BOF-projecten ook de budgetten die specifiek gericht waren op de jonge vorsers (de huidige Kredieten aan navorsers, IWT-Overbrugingsbeurzen en Congreskredieten OZR). Ook de nieuwe EU-incentives, gefinancierd via een nieuwe begrotingslijn (via overhead vanaf 2012), worden gekaderd in het globale allocatiemodel. - Het budget voor zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken groepeert de budgetten bestemd voor Geconcerteerde Onderzoeksacties (GOA's, budgettair omlijnd via het BOF) en Horizontale Onderzoeksacties (HOA's) onder een nieuwe noemer.
Tabel 3. Schematische begrotingscontext Onderdelen van de huidige OZR/BOF-begroting betrokken bij de omvorming
Onderdelen van de OZR/BOFbegroting betrokken bij het nieuwe financieringsmodel
Begrotingslijnen
BASISFINANCIERING
OZR/BOF-projecten (excl. ZWA)
Begroting 2010/2011 2.600.000 EUR
Kredieten aan Navorsers
606.660 EUR
Congreskredieten
263.000 EUR
Begrotingslijnen Geconcerteerde Onderzoeksacties (GOA)
Horizontale Onderzoeksacties (HOA)
Bijkomend
Basisfinanciering voor vakgroepen ≥2/3
Persoonsgebonden bonussen ≤1/3 (incl. EU-incentives)
Begroting 2010/2011 4.600.000EUR
PROGRAMMAFINANCIERING
640.000 EUR
Interdisciplinaire netwerken
EU-incentives 400.000 EUR
Zwaartepunten
Naast de twee onderdelen van het nieuwe financieringsmodel blijven andere kanalen bestaan voor specifieke beleidsdoelstellingen, waaronder: - via het BOF- en IOF-besluit gereglementeerde en/of budgettair omlijnde financieringskanalen zoals Methusalem, Odysseus en de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau als kanalen op excellentieniveau, en Hercules als kanaal voor onderzoeksinfrastructuur, - de kredieten voor Internationale Wetenschappelijke Samenwerking, - de verschillende prijzen, - de themagebonden projecten en beurzen (Solvay, IES), - de OZR-mandaten op (voornamelijk) predoc-niveau (zie hoofdstuk VI. OZR-opvangmandaten).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 12 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Het huidige model van de OZR-Richtpercentages stuurde naast de OZR/BOF-onderzoeksprojecten ook beurtrolsystemen voor de toekenning van GOA's en Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau en een reeks verschuivingen in de OZR-mandaten. Ook met het nieuwe systeem blijft de mogelijkheid tot sturing van toekenningen binnen andere financieringskanalen bestaan, maar via nieuwe mechanismen. De Prestatieprofielen van de vakgroepen, in kaart gebracht in het kader van de basisfinanciering, lenen zich als basis voor strategische keuzes in het kader van andere interne financieringskanalen. De Onderzoeksraad kan deze vakgroepprofielen bijvoorbeeld aanwenden bij preselecties van aanvragen voor oproepen waarbij een minimumniveau inzake onderzoeksprestaties en omvang kan worden vooropgesteld. Naar aanleiding van het nieuwe financieringsmodel dienen in elk geval de reglementen aangaande de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau en de OZR-mandaten te worden aangepast: - Voor de Onderzoeksmandaten op ZAP-niveau kunnen de oproepen verder worden uitgeschreven op basis van thema’s, volgens een beurtrol uit de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW. Met het oog op goed omlijnde thema's die internationale kandidaten aanspreken, wordt voorgesteld om voortaan de voorstellen hiervoor rechtstreeks te laten gebeuren door de vorsers uit het domein. Aan de voorstellen die in het verleden werden geformuleerd via de Adviessubcommissies, werd immers thematisch
vaak
weinig
richting
gegeven,
wat
niet
bevorderlijk
is
voor
de
internationale
aantrekkingskracht van de oproep en de competitieve selectie. Teneinde een doeltreffende internationale verspreiding van de oproep te garanderen, wordt voortaan gevraagd om in het themavoorstel drie of meer buitenlandse teams te vermelden die in het domein werkzaam zijn. - Als nieuwe werkwijze voor de OZR-mandaten wordt voorgesteld om deze centraal te beheren (zie hoofdstuk VI. OZR-opvangmandaten). Het centrale OZR-reglement wordt hiertoe uitgebreid met de 'best practices' vanuit de adviessubcommissies, waarmee goede ervaringen bestaan. Er wordt niet langer een domeinversleuteling gehanteerd, zodat over alle disciplines heen de beste kandidaten kunnen worden geselecteerd, inclusief deze uit de nieuwe interdisciplinaire categorie bij het FWO. Een voorstel tot aanpassing van het OZR-reglement naar aanleiding van deze nota is toegevoegd in APPENDIX 12.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 13 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
III. BASISFINANCIERING
III.1. Doel en mechanismen
Basismiddelen en verantwoordelijkheid voor onderzoek op vakgroepniveau De toekenning van onderzoeksmiddelen door de Onderzoeksraad gebeurde tot nu voornamelijk op projectbasis, aan individuele promotoren. Met het nieuwe model wordt voorzien in de behoefte aan een basisfinanciering voor onderzoek op het niveau van de teams, die de basisstructuur vormen voor de organisatie van het wetenschappelijk onderzoek. Het model gaat hiervoor uit van de vakgroep als permanente organisatiestructuur, op een niveau waar een grote meerwaarde kan worden gerealiseerd op het vlak van lokaal onderzoeksbeleid. Hierbij wordt niet voorbijgegaan aan de domeinkarakteristieke aard van onderzoeksprestaties, die zowel individueel als collectief kan zijn. In beide gevallen is een organisatie en coördinatie in structuren van voldoende schaalgrootte noodzakelijk om voor alle onderzoekers een toereikende en efficiënte logistieke en technische ondersteuning te kunnen voorzien. De toekenning van de basisfinanciering voor onderzoek als 'lump sum' laat toe om de middelen binnen een vakgroep met een grote vrijheid en soepelheid te beheren, zodat optimaal kan worden ingespeeld op de specifieke noden van elk domein. Met de basisfinanciering voor onderzoek krijgen de vakgroepen tegelijk de mogelijkheden en de verantwoordelijkheid voor een succesvol gecoördineerd beleid op onderzoeksvlak, via: - het actief richting geven inzake zwaartepuntvorming (zoals verwacht vanuit het centrale universiteitsbeleid, cfr. Algemeen Strategisch Plan) en daarmee het zo efficiënt mogelijk structureren van het onderzoek rond één of enkele centrale onderzoeksthema’s (eventueel kaderend in een synergie met andere vakgroepen) - de algemene efficiëntie waarmee middelen kunnen worden ingezet binnen een vakgroep van voldoende schaalgrootte6 - een gecoördineerde opvolging van de noden inzake infrastructuur - de mogelijkheid om binnen een vakgroep verschillende onderzoeksprofielen naast elkaar te laten bestaan (i.e. met verschillende focus inzake aard van onderzoeksprestaties) - het voorzien van de belangrijke en noodzakelijke ruimte voor vernieuwend, risicovol onderzoek (zonder onmiddellijke garantie inzake onderzoeksprestaties, maar een belangrijke wending indien succesvol) - een gerichte ondersteuning van succesvolle en prioritaire samenwerkingen - het nemen van gezamenlijke initiatieven inzake begeleiding van doctorandi - een
georganiseerde
interne
informatieverspreiding,
bijvoorbeeld
inzake
financieringsmogelijkheden voor onderzoek - een
strategische
aanwending
van
de
middelen
ten
bate
van
een
succesvolle
externe
fondsenwerving, bijvoorbeeld via aanloopfinanciering, cofinanciering, overbruggingen7 en gemeenschappelijke ondersteuning voor projectmanagement - financiële
ondersteuning
ten
bate
van
de
internationale
inbedding,
bijvoorbeeld
voor
congresparticipaties en activiteiten in het kader van netwerkvorming
6 Hoe groter de schaal, hoe beter de vakgroep kan instaan voor het efficiënt gecoördineerde onderzoeksbeleid dat van haar wordt verwacht. Een verdere stimulans voor schaalgrootte rust in het voorbehouden van het coördinatorschap van zwaartepunten voor de meest vooraanstaande vakgroepen op het valk van onderzoeksprestaties én schaalgrootte. 7 In het voorgaande financieringsmodel werden overbruggingsmiddelen deels ten laste genomen van de spaarplannen opgebouwd op het niveau de adviessubcommissies.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 14 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Om haar onderzoeksbelangen te behartigen kan de vakgroep niet alleen acties ondernemen op het eigen beleidsniveau, maar zal het wenselijk zijn dat zij deze belangen eveneens verdedigt via haar standpunten binnen de faculteit, bijvoorbeeld inzake personeelsbeleid. De vakgroepen worden hiermee duidelijk geïdentificeerd als belangrijke actoren op het vlak van onderzoeksbeleid. Zij staan mee in voor de creatie van een goed onderzoeksklimaat met de hoogste ethische standaarden, waarbinnen de vorsers in staat zijn en aangemoedigd worden om hun volle potentieel te realiseren. Met de basisfinanciering voor onderzoek beschikken zij hiervoor over de nodige middelen. Een jaarlijkse beknopte presentatie van het onderzoeksbeleid van de vakgroep aan de Onderzoeksraad wordt voorzien via een Strategische Beleidsfiche Onderzoek (ontwerp: zie APPENDIX 3). De neerlegging of actualisering van deze beleidsfiche gebeurt als onderdeel van R&D-Net (intern). Teneinde de beoogde strategische invulling binnen alle vakgroepen te stimuleren, wordt de goedkeuring van de beleidsfiche door de Onderzoeksraad als voorwaarde gesteld om aanspraak te kunnen maken op basisfinanciering voor onderzoek. Indien de beoogde strategische invulling in onvoldoende mate aanwezig is in de beleidsfiche, verzoekt de Onderzoeksraad de betrokken vakgroep om een herwerkte versie voor te leggen, tot deze voldoet en kan worden goedgekeurd. Elke vakgroep duidt een Vakgroepcoördinator onderzoeksbeleid & -begroting aan, en geeft jaarlijks aan de Onderzoeksraad door wie deze functie waarneemt via de 'Strategische Beleidsfiche Onderzoek'. In de 'Strategische Beleidsfiche Onderzoek' worden verder volgende elementen op beknopte wijze weergegeven: - de prioritaire langetermijn onderzoeksniche(s) van de vakgroep, op basis van een kritische analyse van de sterke punten op onderzoeksvlak en hun uniek karakter in internationale competitie met andere teams in het domein, en de samenwerkingen die daarin kaderen, - de grote krachtlijnen van het onderzoeksmanagement van de vakgroep, in het bijzonder inzake personeelsbeleid (inclusief planning van opvolging na op pensioenstellingen, op te starten ten laatste 3 jaar op voorhand) en de verdeling van de aan de vakgroep toegekende basisfinanciering voor onderzoek, - de door de vakgroep systematisch gecoördineerde logistieke onderzoeksondersteuning, bijvoorbeeld
aangaande
projectmanagement,
externe
fondsenwerving,
onderzoeksnetwerking,
begeleiding van doctorandi, gezamenlijke apparatuur, - de desgevallend door de vakgroep zelf ingestelde internationale wetenschappelijke adviesraad8, - de objectieven van de vakgroep aangaande valorisatie van het onderzoek, in haar verschillende mogelijke vormen9, - een kernachtige SWOT-analyse voor de vakgroep. De 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' dekken hiermee aandachtspunten op het niveau van teams aangaande
het
onderzoeksbeleid,
die
regelmatig
aan
bod
komen
in
de
'Disciplinegewijze
onderzoeksevaluaties'. Het opstellen ervan verplicht de vakgroepen jaarlijks tot overleg en analyse. Dit blijft echter ver onder de inspanningen die in het voorgaande financieringsmodel vereist waren, onder
8 De melding van een eventuele, door de vakgroep zelf ingestelde internationale wetenschappelijke adviesraad kadert in een vernieuwd systeem van kwaliteitszorg. Na een volledige eerste cyclus wordt het instrument van de 'Disciplinegewijze onderzoeksevaluaties' niet meer volgens een beurtrol, maar gericht ingezet op basis van indicaties geboden door monitoringinstrumenten (zie V. Kwaliteitszorg). De instelling van een eigen wetenschappelijke adviesraad wordt als 'good practice' gepromoot en is nu reeds een gangbare praktijk bij een aantal teams. 9 i.e. het beschikbaar en geschikt maken van wetenschappelijke kennis voor gebruik in de praktijk door partijen buiten de academische wereld, waarbij onder verschillende (verweven) vormen een toegevoegde waarde wordt gegeven aan de onderzoeksresultaten: Economische of commerciële waarde (bijdragen tot de productiviteit, innovatieve werking, efficiëntie en doelmatigheid van bedrijfsleven en overheid); Maatschappelijke waarde of welzijn (bijdragen tot hedendaagse maatschappelijke vraagstukken, bepalend voor de kwaliteit en toekomst van de samenleving); Culturele waarde (versterking van het beeld van mens en cultuur en van culturele vaardigheden van burgers); Democratische waarde (bijdragen tot een kritisch maatschappelijk debat en de vormgeving van burgerschap).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 15 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
de vorm van door de verschillende teamleden afzonderlijk ingediende en omstandig omschreven aanvragen voor onderzoeksmiddelen. Uitzondering: Een uitzondering op de situering van toekenningen en beleidsfiches op vakgroepniveau, betreft de vakgroepen binnen de faculteit Geneeskunde en Farmacie (GF), waar toekenningen en beleidsfiches gesitueerd worden op het niveau van de faculteit voor het geheel van alle GFvakgroepen
samen
basisfinanciering
(i.e.
voor
in
alle
disciplines
onderzoek
en
de
binnen
daaraan
GF,
inclusief
verbonden
MESO).
Hierbij
verantwoordelijkheden
worden
de
voor
een
gecoördineerd onderzoeksbeleid op eenzelfde niveau gesitueerd als de nieuwe UMC structuur, die instaat voor een gecoördineerd beleid voor de faculteit en het universitair ziekenhuis. Het orgaan binnen het UMC dat zal instaan voor het beheer van de door de Onderzoeksraad toegekende basisfinanciering voor GF-vakgroepen is de UMCOR (UMC Onderzoeksraad).
Efficiënte inzet van tijd en middelen Het allocatiemodel voor de basisfinanciering voor onderzoek beoogt haar doel te bereiken via een relatief eenvoudig en efficiënt toepasbare formule, uitgaande van een beperkte selectie van reeds voorhanden zijnde basisgegevens. Nagenoeg het volledige allocatiemodel betreft reeds toe te leveren data (PhD's, ZAP-aanstellingen) of datacategorieën (VABB-SHW) in het kader van de financiering van de universiteit door de overheid. Een bijkomende aanwending voor het interne allocatiemodel vergt dus een beperkte extra inspanning en kan de volledigheid van de data enkel ten goede komen, in het bijzonder waar deze afhangt van registratie door de vorsers (publicaties). De ingebruikname van R&D-Net als toeleveringsinstrument voor het VUB-allocatiemodel voor de werkingsmiddelen en voor het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW) gaf reeds aanleiding tot verbeteringen op het vlak van volledigheid en datakwaliteit. De ingebruikname van R&D-Net ligt dan ook voor de hand als voldoende betrouwbaar instrument
voor
een
nieuw
intern
financieringsmodel
voor
onderzoeksmiddelen.
Een
betere
registrering van onderzoekspublicaties zal ook de zichtbaarheid verhogen van het VUB-onderzoek voor de internationale onderzoeksgemeenschap via de universitaire website (en waar mogelijk ook in 'full text' via de 'institutional repository').
Een duidelijk verwachtingspatroon inzake onderzoeksprestaties In de verschillende onderdelen van de basisfinanciering voor onderzoek zit een verwachtingspatroon inzake onderzoeksprestaties vervat, dat zo voortaan op jaarlijkse basis doorgegeven wordt aan de vakgroepen. Hiermee worden de vakgroepen en hun vorsers blijvend bewustgemaakt van de verantwoordelijkheid die zij de facto dragen in het globale financieringsklimaat, waarin prestatiecriteria steeds belangrijker worden. Als centrale onderzoeksprestaties wordt van vakgroepen verwacht dat zij zich toeleggen op wetenschappelijke publicaties, de opleiding van vorsers, expertise-opbouw en internationale
inbedding.
Deze
verwachtingen
inzake
onderzoeksprestaties
worden
in
het
allocatiemodel vertaald in concrete prestatiestimulansen, gericht op een toenemend volume aan onderzoeksoutput van hoge kwaliteit en internationale uitstraling. Dezelfde stimulansen zijn ook essentieel om de prestatiegebonden financiering van de universiteit als geheel te vrijwaren en verder op te bouwen. Daarnaast wordt van de vorsers verwacht dat zij oog hebben voor de mogelijkheden tot maatschappelijke valorisatie van hun onderzoeksresultaten, en waar mogelijk de aanzet geven tot het realiseren hiervan.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 16 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Tabel 4. Verwachtingspatroon inzake onderzoeksprestaties A. Algemene basisverwachtingen inzake onderzoeksprestaties A1. Wetenschappelijke Van alle vorsers wordt verwacht dat zij ernaar streven hun onderzoeksresultaten te publicaties publiceren in de meest gezaghebbende media in hun domein en zo bijdragen tot een verhoogde wetenschappelijke kennis op wereldniveau. A2. Opleiding van vorsers Specifiek van de senior vorsers wordt verwacht dat zij nieuwe generaties vorsers opleiden en hun doctorandi van bij de start begeleiden bij de uitbouw van een publicatieportfolio, zodat zij met een sterk curriculum hun verdere carrière succesvol kunnen aanvatten. B. Strategische verwachtingen inzake internationale en maatschappelijke ambities B1. Expertise-opbouw Van de teams wordt verwacht dat zij ernaar streven om in een internationaal perspectief de best mogelijke expertise samen te brengen voor het verwezenlijken van hun onderzoeksambities. Hieraan gekoppeld is een gezond beleid inzake externe werving van personeel en onderzoeksmiddelen. B2. Internationale inbedding Van vorsers en teams wordt verwacht dat zij zorg dragen voor hun internationale zichtbaarheid en netwerkvorming. Bovenstaande verwachtingen zijn hiermee nauw verbonden. B3. Maatschappelijke valorisatie Van de vorsers wordt verwacht dat zij oog hebben voor de mogelijkheden tot maatschappelijke valorisatie van hun onderzoeksresultaten, en waar mogelijk de aanzet geven tot het realiseren hiervan.
Tegenover deze verwachtingen plaatst het allocatiemodel een merkbare erkenning en beloning. Zo worden de vakgroepen gestimuleerd om hun onderzoekers zo efficiënt mogelijk te ondersteunen, zodat deze via hun output de interne onderzoeksfinanciering van de vakgroep maximaliseren. Vakgroepen die een hoge output realiseren met de aanwezige vorsers, verkeren bovendien in een goede concurrentiële positie om via externe kanalen bijkomende, sterke medewerkers te verwerven. Door de bijkomende onderzoeksprestaties die deze genereren wordt de interne onderzoeksfinanciering van de vakgroep nog verder opgetrokken, wat een vorm van cofinanciering oplevert.
Het samenspel van kwaliteit, zichtbaarheid, fondsenwerving en samenwerkingen Het wetenschappelijk kwaliteitsaspect wordt in het nieuwe model in eerste instantie bewaakt via het peer review proces dat wordt doorlopen vooraleer een meegeteld onderzoeksoutput-item tot stand komt10. Het voorleggen van onderzoeksresultaten aan peers bevordert niet alleen de kwaliteit van het onderzoekswerk, maar ook de zichtbaarheid, autoriteit en reputatie van de auteurs en van hun teams en universiteit. De nadruk op outputkanalen met een peer review systeem past hiermee in de algemene doelstellingen van het model. Aangezien uit de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties bleek dat niet alle types publicaties met peer review een weerspiegeling zijn van onderzoekskwaliteit zoals beoordeeld door peers, wordt in het allocatiemodel gefocust op die categorieën die hiermee positief gecorreleerd zijn, waar mogelijk gedifferentieerd naar discipline (tevens als dusdanig opgenomen in de ZAP-Opdrachtsmatrix). Doordat het globale onderzoeksbudget sterk wordt bepaald door de BOF-middelen en de daarin meegetelde publicaties en citaties, hebben de vorsers er belang bij om hooggewaardeerde publicaties te produceren die veelvuldig door collega's worden geciteerd. Ook het tot stand brengen en onderhouden van vruchtbare samenwerkingen met sterke teams kan in dit opzicht een positieve rol spelen, bijvoorbeeld via sterke copublicaties met hoge impact in het domein.
10 Peer review proces in verband met PhD's: verdediging voor een jury; Peer review proces in verband met publicaties: selectie van publicatiecategorieën met peer review systeem (met mogelijke variatie naargelang het tijdschrift of de uitgeverij).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 17 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
De aanwezigheid van een team in internationale onderzoeksnetwerken bevordert de internationale zichtbaarheid van het geheel van haar vorsers, van haar onderzoeksprestaties, en van de universiteit als geheel, alsook mogelijkheden tot samenwerking en uitwisseling. Een vakgroep kan haar internationale inbedding bevorderen door op gecoördineerde wijze de onderzoeksnetwerking van zowel doctorandi als senior onderzoekers te ondersteunen (participatie aan conferenties, organisatie van colloquia, ...). In dit kader worden de voorheen op promotorbasis toegekende 'Kredieten aan navorsers' en 'IWT-Overbruggingsbeurzen' in het nieuwe model toegevoegd aan het onderzoeksbudget van de vakgroep, ter ondersteuning van een gezamenlijk beleid voor de begeleiding van doctorandi. Inzake internationale inbedding is ook een duidelijke rol weggelegd voor het personeelsbeleid. Aangetrokken externe vorsers brengen hun band met hun voorgaande team mee. De aan de VUB opgeleide en uitgestuurde vorsers werken verder samen met hun VUB-collega's. Beide uitwisselingsvormen versterken de externe banden en faciliteren toekomstige externe recrutering en uitsturing. Ook een goede zichtbaarheid van het onderzoek via de website van de universiteit draagt bij tot de internationale zichtbaarheid11. Een vakgroep heeft er alle belang bij om externe fondsenwerving te stimuleren en te ondersteunen, teneinde haar basisfinanciering te verhogen. Met bijkomend vorserspotentieel verworven via externe fondsen zal immers ook de onderzoeksoutput toenemen. Tot de beleidsmogelijkheden van een vakgroep in dit kader behoort bijvoorbeeld het aanwenden van een deel van haar basisfinanciering als aanloopfinanciering ter ondersteuning van externe indieningen, of als cofinanciering bij externe projecten. De vakgroepen die het noodzakelijke potentieel aan kwaliteitsvolle onderzoeks-CV's hebben opgebouwd voor een succesvolle externe fondsenwerving, ontvangen voor dit soort ondersteunende acties ook de nodige financiering op basis van hun onderzoeksoutput. Van alle vakgroepen wordt in elk geval een minimale externe fondsenwerving verwacht.
11 Via de voorstelling van het onderzoek op de internetbladzijden van vorsers en vakgroepen zelf, via het centrale Vademecum op basis van de publicatie- en projectdatabank en via downloadbare full text publicaties.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 18 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Personeelsbeleid: Best mogelijke prestaties waarmaken Terwijl de basisfinanciering voor onderzoek wordt toegekend op vakgroepniveau, hecht het model de facto een cruciaal belang aan de individuele vorser en diens onderzoeksprestaties. Het is immers essentieel voor de interne onderzoeksmiddelen van de vakgroep om internationaal goede vorsers aan te trekken en om het voor alle vorsers mogelijk te maken om hun beste prestaties neer te zetten. De vakgroep wordt als dusdanig gestimuleerd om een op onderzoek gericht personeelsbeleid te voeren, met een daaraan aangepaste wervingsstrategie (internationale scope, aantrekkelijke mandaatomvang). De naar de VUB aangetrokken excellente vorsers worden via de universitaire website in het licht gezet. Een nieuwe, aan dergelijke aanwinsten gekoppelde financiële ondersteuning draagt bij tot de gunstige voorwaarden die aan potentiële kandidaten kunnen worden aangeboden in concurrentie met andere instellingen. Ook de betrokken vakgroepvoorzitter of coördinator van een zwaartepunt of interdisciplinair netwerk kunnen hiertoe bijdragen via de door hen beheerde onderzoeksmiddelen. Het samenbrengen en behouden van een sterk presterend vorserspotentieel is essentieel voor de mogelijkheden van de vakgroep inzake externe fondsenwerving die nog verdere teamvergroting mogelijk maakt. Teneinde een vorsersteam van hoogstaande kwaliteit uit te bouwen en te behouden, worden vacatures steeds internationaal bekendgemaakt en wordt een vacature die geen kandidaten van het gewenste profiel wist aan te trekken bij voorkeur niet ingevuld (de betreffende opdracht kan bijvoorbeeld tijdelijk via gastprofessoren worden ingevuld). De consequente aanstelling van vorsers die het aanwezige niveau verder versterken is een cruciaal element voor continue verbetering, de rode draad in het nieuwe model. Dergelijke aansterking van teams moet ook bijdragen tot een steeds aantrekkelijkere onderzoeksomgeving, waarin vorsers worden gestimuleerd om hun volle potentieel waar te maken en waarin zij hiertoe ook de mogelijkheid hebben. Deze gunstige omgeving trekt op zijn beurt meer hoogstaande en beloftevolle vorsers aan.
Goede balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek Enerzijds is een sensibilisering ingebouwd voor de valorisatie van onderzoeksresultaten, als specifiek aandachtspunt in de 'Strategische Beleidsfiche Onderzoek' van de vakgroepen. Anderzijds is voor elke onderzoekslijn aan een universiteit vereist dat het toegepast en beleidsgericht onderzoek steunt op fundamenteel onderzoek. Waar in de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties werd gewezen op het belang van een goede balans tussen beide onderzoeksvormen, betrof het vaak niet benutte mogelijkheden inzake onderbouw met fundamentele onderzoek. Het financieringskanaal bij uitstek voor fundamenteel onderzoek in Vlaanderen, bereikbaar voor alle universitaire disciplines, is het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). De financieringsmogelijkheden bij het FWO worden nu nog niet in alle domeinen maximaal aangesproken. Onder de reeds op andere statuten aangestelde vorsers bevinden
zich
goede
kandidaten
die
in
aanmerking
komen
voor
rangschikking
door
de
Wetenschappelijke Commissies van het FWO. Ook kandidaatstellingen van buitenlandse vorsers zijn toegelaten volgens de FWO-reglementering, zodat promotoren ook vorsers kunnen werven via hun internationale contacten, in het bijzonder in de domeinen waar lokaal onvoldoende juniorkandidaten kunnen worden gevonden. Via het beleid rond de OZR-opvangmandaten (zie hoofdstuk VI.) zullen stimulansen in deze zin, die in het verleden reeds binnen de adviessubcommissies succesvol werden toegepast, worden verdergezet.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 19 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Transparantie en zorgvuldigheid De jaarlijks door de vakgroepen ingediende 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Onderzoeksraad en via het R&D intranet ter beschikking gesteld van de gehele vorsersgemeenschap. Zo zijn de teams ook onderling goed op de hoogte van elkaars huidige en
toekomstige
activiteiten,
samenwerkingsmogelijkheden
en
kunnen
zij
identificeren
en
reeds
in
benutten.
een
vroege
Elementen
uit
fase de
eventuele
'Strategische
Beleidsfiches Onderzoek' kunnen tevens door de teams worden gebruikt voor de invulling van hun 'missie' in R&D-Net (nu vaak door de teams opengelaten) die extern wordt toegeleverd aan Flanders Research Information Space (FRIS). Na de toekenning van de basisfinanciering voor onderzoek door de Onderzoeksraad, wordt per vakgroep een Prestatieprofiel samengesteld dat de in rekening gebrachte basisaantallen en de daaraan gekoppelde bedragen omvat. Deze Prestatieprofielen worden ter beschikking gesteld van de betrokken vakgroepvoorzitter. Dit zicht op de onderliggende componenten moet de vakgroepen beter toelaten
om
hun
toekomstige
jaarbudgetten
in
te
schatten
in
het
kader
van
een
langetermijnplanning. De basisgegevens inzake PhD's en publicaties zijn afkomstig van de faculteiten en de teams zelf. De export van publicatiegegevens uit R&D-Net wordt minstens twee weken op voorhand aangekondigd aan de vakgroepvoorzitters. Deze voorzorgsmaatregel wordt genomen omdat publicaties niet centraal, maar door de vorsers zelf in de R&D-databank worden ingebracht. Zo wordt de gelegenheid gegeven om voor de publicaties van het voorbije jaar de volledigheid en correctheid na te gaan. Eventueel kan het exporttijdstip worden aangesloten op deadlines in het kader van andere instrumenten (bijvoorbeeld VABB-SHW). De vakgroepen hebben tevens een volledig inzicht in de basisgegevens inzake output via de publiek zichtbare, door henzelf in R&D-Net ingebrachte publicaties, en via de officieel door de faculteit geregistreerd PhD's. Hierdoor is enerzijds een sociale controle mogelijk op de correctheid van de gegevens, en kan anderzijds een vakgroep de eigen basisgegevens desgewenst mee in rekening brengen in een verdere interne middelenverdelingen over subgroepen. Vaststellingen van onzorgvuldigheden in de in R&D-Net geregistreerde publicaties kunnen via een schrijven aan de vicerector onderzoek worden gemeld aan het Bureau van de Onderzoeksraad. Gemelde onzorgvuldigheden geven aanleiding tot een correctiemaatregel indien zij bij een voorbije toekenning van basisfinanciering voor onderzoek leidden tot een onrechtmatige vermeerdering van het gewogen aantal in R&D-Net aan een vakgroep gehechte publicaties met een foutpercentage van 5% of meer. In dat geval wordt een correctiemaatregel toegepast bij de eerstvolgende toekenning van basisfinanciering voor onderzoek, en wordt de betrokken vakgroepvoorzitter hiervan op de hoogte gesteld. Indien het foutpercentage lager ligt dan 5%, wordt de betrokken vakgroepvoorzitter bij wijze van verwittiging op de hoogte gesteld van de gemelde onzorgvuldigheden. De correctiemaatregel houdt in dat alle aandelen van de betreffende vakgroep berekend binnen het onderdeel "Publicaties" worden verminderd met het dubbele van het vastgestelde foutpercentage. Deze correctiemaatregel betreft een inhouding die verder gaat dan een rechtzetting tot het rechtmatige niveau, zodat hiervan een voldoende sterke stimulans uitgaat voor een zorgvuldige invulling van R&D-Net, en voor een tijdige en doeltreffende, zelfregulerende sociale controle. De correctiemaatregel wordt één keer toegepast per toekenningsjaar waarin de gemelde onzorgvuldigheden leidden tot een foutpercentage van 5% of meer. Het door toepassing van de correctiemaatregel van de betreffende vakgroep ingehouden bedrag, komt ten goede aan de over de andere vakgroepen te verdelen som, die in een eerdere toekenningsronde ten onrechte werd beperkt.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 20 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
III.2. Een beperkte set representatieve en strategische criteria
Continuïteit & stabiliteit Naast de prioritaire doelstelling om onderzoeksprestaties te stimuleren en te belonen, dient het allocatiemodel aan de teams een zekere mate van stabiliteit te bieden, zodat met de geboden middelen een meerjarenbeleid kan worden gevoerd. Omwille van de stabiliteit van de jaarlijkse toelagen, wordt een voldoende groot percentage toegekend op basis van het volume aan onderzoeksprestaties, wat relatief stabiel is voor een team van voldoende schaalgrootte. Ook omwille van deze stabiliteit in omvang en entiteit van toekenning, wordt uitgegaan van vakgroepen eerder dan van onderzoeksgroepen. Elke vorser is immers in hoofdorde verbonden aan één vakgroep, terwijl de aanhechting aan (mogelijk meerdere) onderzoeksgroepen een meer tijdelijk karakter heeft en sterker variabel is. Een beperkt gedeelte van de basisfinanciering wordt aan de vakgroepen toegekend op basis van groei. Hoewel dit schommelingen kan veroorzaken van jaar tot jaar, wordt in de berekeningen geen uitmiddeling gemaakt over een langere periode. Dit zou verhinderen om snel en duidelijk merkbaar in te spelen op verhoogde prestaties, wat wenselijk is ter motivering van teams die sterkere prestaties neerzetten. Van de vakgroepen wordt verwacht dat zij een voldoende schaalgrootte bezitten om via beleidsreserves mogelijke schommelingen in hun basisfinanciering op te vangen. Vanaf de eerste toepassing van het nieuwe allocatiemodel wordt bij de verdeling van basisfinanciering over de vakgroepen een continuïteit ingebouwd op het niveau van twee grote domeinen, enerzijds HW en anderzijds het geheel van BNTW en BMW. Tussen deze twee domeinen wordt a priori een verdeling vastgelegd12, aangezien hun onderscheiden publicatiecultuur zich vertaalt in afzonderlijke representatieve
internationale
en
interuniversitaire
publicatiedatabanken13,
wat
een
daarop
gebaseerde middelenverdeling over deze domeingrenzen heen bemoeilijkt. De initiële verhouding tussen beide domeinen wordt ingesteld op 1/3 'HW' - 2/3 'BNTW & BMW' wat ongeveer overeenkomt met de laatst geldende OZR-Richtpercentages, terwijl ze ook wordt toegepast op een vergelijkbaar volume aan onderzoeksmiddelen. De Onderzoeksraad kan deze verhouding eventueel wijzigen naar aanleiding van evoluties vastgesteld bij de vijfjaarlijkse evaluatie van het model. Dieper in het nieuwe model is ook op vakgroepniveau continuïteit voorzien, doordat de verdeling van de middelen over de vakgroepen volgens de algemene basiscriteria zó gebeurt dat bij hogere, gelijke of lagere productie van een vakgroep in een verder constante context (begroting en productie van andere vakgroepen), de toekenning aan die vakgroep respectievelijk zal stijgen, gelijk blijven of dalen.
12 Als uitzondering die wordt behouden ten opzichte van de aanbeveling aan de VUB met betrekking tot kwaliteitsvergelijking tussen domeinen, in het rapport 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatieonderzoeksmanagement). 13 De citatie indexen in de Web of Science voor de Exacte Wetenschappen (het geheel van BNTW en BMW), en het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW) ter aanvulling daarvan voor de Humane Wetenschappen (HW).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 21 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Representatieve algemene basiscriteria Verschillende onderzoeksparameters zijn vaak verwant, of een ongeveer equivalente weerspiegeling van de achterliggende kwaliteiten. Het allocatiemodel kan bijgevolg eenvoudig worden gehouden door te kiezen voor een beperkte set van variabelen die gemakkelijk beschikbaar zijn, die aan de basis liggen van wat men beoogt te meten, en die mogelijkheden bieden voor een vergelijking met een (liefst internationale) referentiemaat. De voorgestelde basiscriteria komen dan ook in grote lijnen overeen met de outputparameters gebruikt in de BOF-sleutel: publicaties en PhD's. Deze bepalen het grootste deel van de basisfinanciering voor onderzoek. Terwijl het grootste deel van het budget voor publicaties en PhD's wordt verdeeld op basis van volume, wordt een belangrijke strategische rol gespeeld door een beperkt percentage verdeeld op basis van hieraan gerelateerde groeiparameters. Zowel de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties als de BOF-gegevens wijzen immers op een nog niet volledig gerealiseerd potentieel inzake internationale tijdschriftpublicaties en PhD's. Door de groeiparameters hierop te focussen wordt een strategische
incentive
gegeven
gericht
op
een
groeiende
internationale
zichtbaarheid
(in
tijdschriften en voor jury's) van de vorsers en hun onderzoek, en daarmee ook van hun teams en universiteit als geheel. Voor de parameter publicatievolume worden de R&D-Net categorieën geselecteerd die een positieve correlatie
vertonen
met
onderzoekskwaliteit
zoals
beoordeeld
door
peers,
waar
mogelijk
gedifferentieerd naargelang de discipline (cfr. ZAP-Opdrachtsmatrix). Op deze manier worden voor alle (sub)disciplines publicaties in de meest gezaghebbende media in rekening gebracht en wordt een gezond publicatiegedrag niet verstoord door bijvoorbeeld kwantiteit eerder dan kwaliteit te stimuleren. De geselecteerde categorieën maken tevens deel uit van de categorieën gebruikt in het interne allocatiemodel voor de werkingsmiddelen binnen de universiteit, en van de door de overheid volgens het BOF-besluit in aanmerking genomen publicatietypes voor opname in het Vlaams Academisch Bestand voor Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW)14. De onderzoeksraad kan binnen elk van de disciplines gewichten specifiëren voor de betreffende publicatiecategorieën. Waar dit niet gebeurde gelden gewichten die overeenkomen met de gewichten die door de overheid werden vooropgesteld in het BOF-besluit als default telschema voor het VABB-SHW15, en krijgen octrooien16 hetzelfde gewicht als tijdschriftpublicaties met internationale peer review (categorie C). Binnen de a priori verdeling tussen 'HW' en 'BNTW & BMW' (zie hoger onder 'Continuïteit en stabiliteit') wordt nog meer in detail rekening gehouden met de verschillende publicatieculturen via een a priori verdeling over de disciplines op basis van hun genormaliseerde productie (zie ook verder in dit hoofdstuk, onder 'Mee met de onderzoeksdynamiek'). Deze verdeling over de disciplines gebeurt op basis van hun aandeel binnen de tijdschriftpublicaties met internationale peer review (categorie C), genormaliseerd ten opzichte van de internationale gemiddelden inzake productiviteit (Moed, 2005). Hierdoor wordt van bij aanvang in het nieuwe model rekening gehouden met het feit dat de verschillende disciplines een verschillende typische publicatieproductiviteit vertonen in deze referentiecategorie, waardoor de
14 Het behoud en liefst de verhoging van deze overheidstoekenningen is essentieel om voor de vorsersgemeenschap binnen de universiteit een gezond en concurrentieel niveau van onderzoeksfinanciering te kunnen blijven voorzien. Gezien de gesloten financieringsenveloppe op Vlaams niveau, kunnen enkel meer dan gemiddeld toenemende prestaties een stijgend subsidieniveau voor de universiteit verzekeren! 15 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (laatst gewijzigd door besluit houdende wijziging van 12 december 2008, BS 06.03.2009), Art.3 §8quinquies: "1° artikelen, verschenen in tijdschriften, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 1; 2° boeken als auteur, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 4; 3° boeken als editor, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 2; 4° artikelen of gedeelten in boeken, verschenen bij uitgevers, verwerkt in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht 1; 5° artikelen in proceedings die geen special issues van tijdschriften of edited boeken zijn en die verwerkt worden in het VABB-SHW, worden geteld met een gewicht van 0.50" 16 Toegeleverd door de Technology Transfer Interface binnen het dept. R&D, volgens de door de Onderzoeksraad vastgelegde criteria betreffende de aard en status van in aanmerking komende octrooien.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 22 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
middelen niet met eenzelfde maatstaf over vakgroepen uit verschillende disciplines kunnen worden verdeeld. Met de keuze voor R&D-Net als bron van publicaties voor alle disciplines, wordt bewust afgeweken van de werkwijze voor de overheidsfinanciering, waar voor de exacte wetenschappen de telling wordt beperkt tot tijdschriften en proceedings in de Web of Science, voor de humane wetenschappen aangevuld met publicaties opgenomen in de VABB-SHW. Hiermee wordt de berekening van de basisfinanciering voor onderzoek aan de VUB onafhankelijk gehouden van de toegang tot deze externe databestanden (deels commercieel uitgebaat), van de daarin gehanteerde en gelimiteerde bronnenselectie en de verschillende daaraan gekoppelde vormen van bias. Zo is het gebruik van de Web of Science in het bijzonder aanvaardbaar voor de middelenverdeling op het niveau van instellingen met vergelijkbaar profiel, maar een algemene toepassing ervan binnen de universiteiten op teamniveau is veel minder evident.17 Voor de parameter publicatiegroei komt enkel de categorie C van internationale tijdschriftpublicaties in aanmerking. Hiermee worden de vorsers in alle disciplines aangemoedigd om hun internationale publicatieportfolio aan te sterken. Voor de parameter PhD-volume wordt het globale aantal PhD’s gebruikt, ter opvolging van de Kredieten
aan
Navorsers
en
IWT-Overbruggingsbeurzen
als
stimulerende
en
ondersteunende
maatregelen voor een succesvolle begeleiding van doctorandi. De toekenning wordt verhoogd indien het doctoraat gepaard gaat met een internationaal publicatierecord (één of meerdere publicaties van categorie C in de laatste vier jaren tot het doctoraatsjaar). Voor de parameter PhD-groei komen enkel PhD's met C publicatie in aanmerking. Hiermee worden de promotoren en doctorandi in alle disciplines aangemoedigd om samen met het doctoraatsproefschrift ook de internationale publicatieportfolio van de doctorandus te verzorgen, zodat verdere carrièrestappen kunnen worden aangevat met een optimaal gestoffeerd CV. De toespitsing op publicatieoutput, ook binnen het onderdeel PhD's, heeft niet alleen te maken met het
feit
dat
de
publicatie
van
onderzoeksresultaten
zich
in
de
kern
bevindt
van
het
onderzoeksgebeuren, maar ook met de belangrijke interpretaties en gevolgen die hieraan worden gehecht op regionaal niveau (overheidsfinanciering) en op internationaal niveau (uitstraling, reputatie, ranking). De reputatie van een instelling is immers voor een zeer groot deel gebaseerd op de perceptie van haar onderzoeksprestaties, die zowel goede studenten18 als professoren en vorsers aantrekt. De via onderzoeksprestaties verworven internationale reputatie en overheidsfinanciering, staan zo mee in voor een goed onderwijs en voor een goede opleiding van de jonge vorsers. Het is dus van het grootste belang voor alle activiteiten aan de universiteit, dat de objectieven op onderzoeksvlak worden gerealiseerd. Om hun volle effect te kunnen waarmaken (bijvoorbeeld inzake aantrekking van topvorsers en prestigieuze financiering), is het vervolgens cruciaal dat uitstekende onderzoeksprestaties systematisch worden bekendgemaakt, ook in het kader van onderwijsprogramma’s en in contacten met derden.
17 "More specifically, we hypothesize that the allocation method now developed and under further improvement will become more criticized if it turns out that it (1) also starts influencing intrauniversity research allocation decisions and, as a consequence (2) introduces adverse publication and citation behaviors at the universities involved.", uit "Using a bibliometric approach to support research policy making: The case of the Flemish BOF-key", K. Debackere & W. Glänzel, Scientometrics, Vol. 59, No. 2 (2004) 253-276. 18 In de International Student Barometer werden ‘Research Quality’ en ‘Reputation’ door internationaal mobiele studenten aangeduid als de belangrijkste aspecten die hun keuze beïnvloedden, net boven ‘Teaching Quality’. De ‘University Website’ is de meest genoemde actor die hen bij hun beslissing hielp, voor vrienden en leraren.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 23 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Strategische persoonsgebonden bonussen Terwijl publicaties en PhD's instaan voor een stabiele basisfinanciering op vakgroepniveau, is een reeks persoonsgebonden bonussen erop gericht om onderzoekers te ondersteunen die sterke uitdagingen aangaan. Hier wordt gefocust op initiatieven die een grote inzet vergen in aanvraagfase, maar die eens toegewezen een sterke meerwaarde betekenen, zowel financieel als inzake uitstraling. Een eerste begrotingslijn zorgt voor een ZAP-startfinanciering toegekend bij aanstelling aan een nieuw ZAP-lid, mits deze voldoet aan de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit'19 (detailbepalingen in APPENDIX 10) en een aanstelling van ten minste 80%20 als ZAP betreft. Hiermee wordt een stimulans en een troef gegeven voor het internationaal aantrekken van vorsers via substantiële aanstellingen, en voor een betere genderbalans. Deze ZAP-startfinanciering voegt een financiële toelage ten bedrage van ruim één jaar predoc-ondersteuning toe aan de voordelen die aan kandidaten kunnen worden geboden, en ondersteunt zo de vakgroepen bij het internationaal uitbouwen van hun onderzoekscapaciteit. De toekenningen van een ZAP-startfinanciering wordt op de centrale website van de universiteit bekendgemaakt, ter ondersteuning van de interne en externe uitstraling. Via een tweede, nieuwe begrotingslijn buiten de OZR/BOF-begroting, worden incentives voorzien voor het
voorbereiden
en
verwerven
van
toonaangevende
Europese
onderzoeksfinanciering
(kaderprogramma's, ERC grants, ...). Deze bonuscategorie stimuleert het optimaal benutten van het groeiend Europees instrumentarium en budget inzake onderzoeksfinanciering. Redenen waarom hier nog ruimte voor verbetering is, zijn zowel te vinden in de aard van de Europese kanalen zelf (complexiteit, hoge vereiste inzet, lage slaagkans) als bij de organisatie van de potentiële aanvragers (beperkte schaalgrootte en daaraan gekoppelde ondersteuningsmogelijkheden). Wat dit laatste betreft wordt een positief effect verwacht van het geheel aan stimulansen dat in de basisfinanciering is ingebouwd. Omdat participatie en zichtbaarheid op Europees en internationaal vlak een belangrijk hefboomeffect kan genereren voor verdere opportuniteiten, worden verschillende vormen van ondersteuning voorzien die de VUB-participatie in Europese programma's moeten bevorderen. Als ex-ante EU-projectstimulans wordt, ter stimulering van Europese projectaanvragen, éénmalig een EU-startkrediet toegekend aan een ZAP-lid dat als potentiële projectpromotor een aanvraag voorbereidt, en die in de afgelopen 10 jaar geen promotor van een EU-project is geweest. Als ex-post EU-projectstimulans worden, ter ondersteunig van samenwerkingen in het kader van opgestarte Europese projecten, twee soorten kredieten voorzien. Enerzijds wordt jaarlijks en voor de volledige projectduur een EU-cofinanciering toegekend aan een ZAP-lid dat voor de eerste keer als EUprojectpromotor optreedt. Anderzijds wordt een EU-bonuskrediet voor 1 jaar toegekend aan een ZAPlid dat niet voor de eerste keer als EU-projectpromotor optreedt. De bedragen van het EU-startkrediet, -cofinanciering en -bonuskrediet zijn afhankelijk van de aard van het EU-project en van de VUB-deelname daarin (gaande tot een maximum bij coördinatie van 20.000 EUR ex-ante en 40.000 EUR ex-post, of ongeveer de grootteorde van een predoc-medewerker). De exante en ex-post kredieten toegekend in het kader van de EU-incentives kunnen vrij worden aangewend, bijvoorbeeld voor reizen naar de andere netwerkpartners. Naast deze drie soorten kredieten wordt, als stimulans voor het verwerven van ERC Starting Grants, voorzien in EU-Tenure Track mandaten van 5 jaar in Tenure Track voor aanstelling gelijklopend met
19 Zoals bepaald in Art. 3. §3. 4º van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 SEPTEMBER 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (BS 18.11.2000), gewijzigd door de Besluiten van de Vlaamse regering van 24 JANUARI 2003 (BS 28.03.2003), 8 DECEMBER 2006 (BS 08.02.2007 en Errata BS 21.06.2007) en 12 DECEMBER 2008 (BS 06.03.2009) houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Bij eventuele wijziging van dit onderdeel in het BOF-besluit worden in het allocatiemodel dezelfde criteria behouden, tenzij naar aanleiding daarvan anders wordt beslist. 20 Inclusief detachering vanuit de ZAP-aanstelling naar bv. FWO.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 24 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
de toekenning van een ERC Starting Grant. Verder wordt de mogelijkheid voorzien om het EU-Tenure Track mandaat te laten opvolgen door een Onderzoeksmandaat op ZAP-niveau21. Een derde begrotingslijn voorziet ruimte voor de toekenning, op advies van het Bureau van de Onderzoeksraad, van een bonus voor maatschappelijke valorisatie. Deze wordt toegekend aan een ZAP-lid waarvan het onderzoek in de afgelopen vijf jaren bijzonder verdienstelijk aanleiding gaf tot maatschappelijke valorisatie in brede zin, aantoonbaar op basis van concrete output-items van het ZAP-lid op dit vlak (zoals omschreven in de ZAP-Opdrachtsmatrix). Deze bonuscategorie stimuleert de aandacht bij de vorsers voor maatschappelijke valorisatie, in overeenkomst met de verhoogde aandacht hiervoor op regionaal vlak (IWT), op internationale fora en in het Algemeen Strategisch Plan (ASP) van de universiteit. Daarnaast biedt de bonus een aanleiding om verwezenlijkingen op dit vlak in de schijnwerpers te zetten.
SMART criteria Bovengenoemde basis- en bonuscriteria worden in APPENDIX 6 op hun geschiktheid getoetst met behulp van de SMART-criteria. Aan de gangbare interpretaties van de mnemonic wordt voor deze toepassing ook nog "representative" toegevoegd: SMART criteria22: S Specific, Simple; M Measurable; A Appropriate, Agreed, Ambitious; R Relevant; Results-oriented, Rewarding + Representative; T Time-bound
Caveats Een allocatiemodel dient ongewenste neveneffecten te vermijden door weldoordachte keuzes te maken inzake criteria, budgetindeling en aggregatieniveau voor toekenning. Tot de gedragingen die niet in de hand mogen worden gewerkt behoren bijvoorbeeld oneigenlijk copromotorschap of coauteurschap (onderzoeksprojecten en PhD's, publicaties), onrechtmatige opeising van de positie van eerste auteur, en focus op minder hoogstaande "gemakkelijkere" prestatiecategorieën. In het voorgestelde model worden ongewenste effecten vermeden door, onder meer, een onderzoeksoutput-item bij elk van de vakgroepen waaraan minstens één van de coauteurs of promotoren is verbonden één keer in rekening te brengen, ongeacht het aantal coauteurs of promotoren in een vakgroep. Een publicatie wordt één keer aangerekend aan elk van de vakgroepen waartoe één of meer in R&D-Net als VUB-auteur geïdentificeerde coauteurs in hoofdorde behoren. Bij de verrekening van PhD's, waar het gaat om een lager totaal aantal prestaties van langere termijn dan in het geval van publicaties, wordt een nauwkeuriger regel ingesteld. Een PhD wordt één keer aangerekend aan elk van de vakgroepen waartoe één of meer op het proefschrift vermelde VUBpromotoren exclusief behoren op basis van hun ZAP-aanstelling (i.e. ZAP-aanstelling bij slechts één vakgroep). Per PhD wordt bijkomend en tot een maximum van één, een PhD-promotor met ZAP-
21
Analoog met de reeds voorziene instroommogelijkheid in het Onderzoekscontingent ter opvolging van Odysseusmandaten. SMART: mnemonic used in project and performance management as a way of evaluating if the objectives that are being set are appropriate. Typically accepted keywords are (no clear consensus, major term first): S Specific; Significant, Stretching, Simple; M Measurable; Meaningful, Motivational, Manageable; A Attainable; Appropriate, Achievable, Agreed, Assignable, Actionable, Action-oriented, Ambitious; R Relevant; Realistic, Results/Results-focused/Results-oriented, Resourced, Rewarding; T Time-bound; Time framed, Timed, Time-based, Timeboxed, Timely, Time-Specific, Timetabled, Trackable, Tangible. 22
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 25 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
aanstellingen bij meerdere vakgroepen in rekening gebracht, voor een aandeel dat overeenstemt met het aandeel in de ZAP-aanstellingen (uitzondering voor CHIS-promotoren: steeds 50% WE-DBIT, 50% IR-CHIS). Deze werkwijze beloont samenwerking met andere VUB-teams (partiële aanrekening zou hiervoor een rem betekenen) en zet geen druk op de aanduiding van medewerkers binnen een team als coauteur of copromotor (bij aanrekening a rato van het aantal participerende teamleden zou dit wel het geval zijn). Een "publish or perish" omgeving op het niveau van elke individuele vorser wordt vermeden door de situering van de berekening en toekenning op vakgroepbasis (eerder dan per onderzoeker). Dit is ook van belang voor het aantrekken van vorsers, enerzijds vanuit het perspectief van de vakgroep die mee geniet van de verhoogde globale performantie, anderzijds vanuit het perspectief van de aangetrokken vorsers. Terwijl sommige (top)vorsers zich goed voelen in een uiterst competitief klimaat, zullen anderen een omgeving verkiezen waar ze zich zo vrij mogelijk aan hun onderzoek kunnen wijden, zonder al te zeer te worden geconfronteerd met kwantitatieve verwachtingen. Een ruimere bewustmaking binnen de vakgroepen rond het belang van wetenschappelijke publicaties is echter wel degelijk wenselijk, in het bijzonder gezien de huidige allocatiemodellen van de overheid. Door
enkel
publicatiecategorieën
in
rekening
te
brengen
met
positieve
correlatie
met
onderzoekskwaliteit zoals beoordeeld door peers (en niet eventueel nauw verwante types), dient extra aandacht te gaan naar een correcte registratie van publicaties. Ongepaste indelingen zijn door de centrale administratie niet steeds gemakkelijk te detecteren. Ook centrale controles in het kader van de VABB-SHW kunnen niet garanderen dat alle eventuele fouten worden gedetecteerd en gecorrigeerd. Permanente transparantie van de basisgegevens naar de onderzoeksgemeenschap toe via R&DNet is in dit kader dan ook een belangrijk aspect, samen met het feit dat ongepaste indelingen een zeer slechte indruk geven bij de voorlegging van uit R&D-Net geëxporteerde CV's aan reviewers (bijvoorbeeld in het kader van een ZAP-evaluatie).
Mee met de onderzoeksdynamiek De a priori verdeling over de disciplines van de middelen verdeeld op basis van de parameter publicatievolume, gebeurt volgens de aandelen van de disciplines van de publicaties in categorie C, per discipline gewogen ten opzichte van het overeenkomstige internationale productiviteitsgemiddelde. Hiermee blijven de verhoudingen tussen de disciplines niet statisch, maar verschuiven de middelen mee met een onderlinge verschuiving van de onderzoeksdynamiek. Op deze manier gaat ook een versterkte ondersteuning van de sterkst presterende vakgroepen binnen een discipline niet noodzakelijk ten koste van andere, eveneens goed presterende vakgroepen binnen hetzelfde domein. Dit doel wordt nog beter gerealiseerd in een context waarbij het publicaties-budget jaarlijks kan toenemen, evenredig met de effectieve globale toename inzake publicaties. Richting gevend hiervoor, indien de begrotingscontext dit toelaat, zijn enerzijds de evolutie van de BOF-middelen toegekend op basis van publicaties, en anderzijds de evolutie van het aantal publicaties in R&D-Net. Een koppeling aan de evolutie van de BOF-middelen voor publicaties zou bewerkstelligen dat een stijging van het aantal VUB-publicaties en -citaties die sneller is dan het Vlaamse gemiddelde, ook effectief resulteert in een groter intern budget dat wordt verdeeld op basis van publicaties. In een context van stabiele of toenemende
BOF-overheidsbegroting
zal
een
meer
dan
gemiddelde
stijging
van
de
onderzoeksprestaties ook een stijging van de BOF- en basisfinanciering van de universiteit bewerkstelligen, en kan in principe in een stijging van interne middelen worden voorzien, zodat de succesvolle investering kan worden voortgezet.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 26 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Voorwaarde voor effectieve toekenning Betreffende een gecoördineerd onderzoeksbeleid op vakgroepniveau zijn incentives wenselijk, doch dit aspect leent zich niet tot het inbouwen in het model als kwantitatieve financieringsparameter of als basis voor een bonus. Omdat het wel gaat om een 'good practice' die van alle vakgroepen wordt verwacht, wordt een beknopte rapportering over het onderzoeksbeleid als voorwaarde gesteld voor het ook effectief aan een vakgroep toekennen van de voor haar berekende basisfinanciering.
Tabel 5. Voorwaarde voor effectieve toekenning aan een vakgroep van de berekende basisfinanciering Voorwaarde Ratio De vakgroep leverde tegen de in het OZR-reglement - stimulans voor een gecoördineerd onderzoeksbeleid op gestelde deadline haar Strategische Beleidsfiche vakgroepniveau Onderzoek via R&D-Net[1] (bijvoorbeeld bij het begin van - strategisch overzicht voor de Onderzoeksraad elk kalenderjaar) en deze werd, desgevallend na - instrument ter bevordering van de synergie tussen herziening, goedgekeurd door de Onderzoeksraad vakgroepen [1] Zolang de extra hiervoor te programmeren functionaliteit in R&D-Net nog niet operationeel zou zijn, wordt de Strategische Beleidsfiche Onderzoek tegen diezelfde deadline elektronisch toegezonden aan de vicerector onderzoek.
Uitzondering: Als enige uitzondering betreffende de situering van de 'Strategische Beleidsfiche Onderzoek',
berekeningen,
toekenningen
en
voorwaarde
voor
effectieve
toekenning
op
vakgroepniveau, en desgevallend tot herroeping door de Onderzoeksraad, worden deze wat betreft de vakgroepen binnen de faculteit Geneeskunde en Farmacie (GF) gesitueerd op het niveau van de faculteit, voor het geheel van alle GF-vakgroepen samen. Het orgaan binnen het UMC dat zal instaan voor het beheer van de door de Onderzoeksraad toegekende basisfinanciering voor GF-vakgroepen is de UMCOR (UMC Onderzoeksraad).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 27 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
III.3. Concrete begroting Structuur Binnen een gesloten enveloppe worden incentives ingebouwd voor een continue, stelselmatige verhoging van de onderzoeksprestaties. Door de keuze voor criteria die duidelijk in dezelfde lijn liggen als deze van de overheidsfinanciering, zal een toename van de prestaties die sterker is dan het Vlaamse gemiddelde ook zorgen voor een verhoging van de BOF-middelen (bij niet dalende overheidsbegroting) en bijgevolg ook mogelijkheden bieden voor een verhoging van de OZR/BOFbegroting. Enkel op die manier kan het budget voor de jaarlijks door de Onderzoeksraad toegekende basisfinanciering globaal toenemen en kunnen alle bijkomende prestaties effectief financieel worden 'beloond'.
Tabel 6. Structuur van de basisfinanciering voor onderzoek in begrotingsjaar 'BOF X-1 / OZR X' ONDERVERDELING
TOEKENNINGS- / VERDELINGSBASIS
BASISFINANCIERING VOOR VAKGROEPEN: op basis van onderzoeksoutput Globale omvang: ≥2/3 van het budget voor de basisfinanciering A1. Publicaties a. volume - verdeeld op basis van publicaties in de jaren (X-3) tot (X50% 90% 1) in categorieën positief gecorreleerd met peer oordelen - a priori verdeeld over de disciplines op basis van hun aandeel in de publicaties in de jaren (X-3) tot (X-1) in categorie C, afgewogen per discipline ten opzichte van de gemiddelde internationale productiviteit in het betreffende domein b. groei - verdeeld op basis van de procentuele groei van 10% C-publicaties geteld in het publicatievolumegedeelte voor het huidige, ten opzichte van het voorafgaande begrotingsjaar A2. PhD’s a. volume - verdeeld op basis van het aantal PhD's van academiejaar 50% 90% X-6/X-5 tot academiejaar X-2/X-1 (5 jaar) - voor 100% toegekend voor een 'PhD met C-publicatie' = met publicatie van de doctorandus in categorie C in een periode van 4 jaren tot toekenning van het PhD-diploma - voor 75% toegekend voor een 'PhD zonder C-publicatie' b. groei - verdeeld op basis van procentuele groei van 'PhD's met C10% publicatie' geteld in het PhD-volumegedeelte voor het huidige, ten opzichte van het voorafgaande begrotingsjaar PERSOONSGEBONDEN BONUSSEN: op basis van personeelsbeleid, netwerkvorming en maatschappelijke valorisatie Globale omvang: ≤1/3 van het budget voor de basisfinanciering B1. Nieuw ZAP a. ZAP-startfinanciering - verdeeld op basis van het aantal nieuwe ZAP-leden in het 'internationalisering jaar (X-1) die voldoen aan de criteria voor de BOFen genderevenwicht' parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' met een aanstelling van ten minste 80% als ZAP B2. EU-incentives a. EU-startkrediet - toegekend aan een ZAP-lid dat als potentiële (P.M., via nieuwe aparte projectpromotor een aanvraag voorbereidt, en die in de begrotingslijn) afgelopen 10 jaar geen promotor van een EU-project is geweest - éénmalig b. EU-cofinanciering - toegekend aan een ZAP-lid dat voor de eerste keer als EUprojectpromotor optreedt - jaarlijks en voor de volledige projectduur c. EU-bonuskrediet - toegekend aan een ZAP-lid dat niet voor de eerste keer als EU-projectpromotor optreedt - éénmalig bij start van het EU-project d. EU-Tenure Track - toegekend voor aanstelling gelijklopend met de toekenning mandaat van ERC Starting Grant, - mandaat van 5 jaar in Tenure Track B3. Maatschappelijke - toegekend op basis van verdienste op het vlak van valorisatie maatschappelijke valorisatie onder de vorm van publicaties en projecten in de voorbije 5 jaren, vanaf jaar (X-5) tot jaar (X-1) - op voorstel van het Bureau van de Onderzoeksraad
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 28 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Spaarplan Een centraal Spaarplan wordt verdergezet via jaarlijkse voorafnames van een opvangreserve en aangewend op advies van het Bureau van de Onderzoeksraad. Naast aanwendingen die kaderen in een langetermijnplanning (bijvoorbeeld ter ondersteuning van de basisinfrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek), kunnen de spaarplanmiddelen worden aangewend voor financieringen die niet in de planning van de Onderzoeksraad of van de vakgroepen konden worden voorzien (bijvoorbeeld onvoorziene
noden
(bijvoorbeeld
inzake
infrastructuur),
noodzakelijke
ondersteuning
of
die
voor
inspelen de
op
deelname
onverwachte aan
een
opportuniteiten nieuw
extern
financieringsprogramma). De spaarplannen die in het voorgaande financieringsmodel door de adviessubcommissies werden opgebouwd, worden door het Bureau van de Onderzoeksraad tot uitdoving aangewend met behoud van
het
label
van
het
domein
(HW-BNTW-BMW)
en
van
de
eventueel
reeds
door
de
adviessubcommissie aangegane engagementen in het kader van meerjarige financieringen. De spaarplanmiddelen kunnen verder worden aangevuld met overschotten die zich voordoen op de deelbegrotingen (i.e. indien meer werd begroot dan effectief nodig is voor toekenning van de richtbedragen per output-item, zie verder, 'Richtbedragen, verhoudingen en percentages') en met restbedragen na onvolledige toekenningen aan vakgroepen (zie hierboven, 'Voorwaarde voor effectieve toekenning').
Tijdskader & timing Er wordt gewerkt met korte tijdsvensters zodat evoluties in onderzoekprestaties zich snel in de financiering weerspiegelen. Door voor publicaties uit te gaan van R&D-Net, waarin publicaties meteen bij verschijnen kunnen worden ingebracht (in tegenstelling tot internationale databanken die publicaties met enige vertraging registreren), kunnen de publicatiegegevens in principe net na een verstreken publicatiejaar in de financiering worden verwerkt. Ook van PhD’s en projecten kan in principe
snel
na
een
verstreken
begrotingsjaar
een
overzicht
worden
bekomen.
Wat
de
persoonsgebonden bonussen voor nieuw ZAP betreft, wordt verkozen om deze meteen bij aanstelling toe te kennen, eerder dan te wachten op het overzicht dat wordt opgemaakt tegen de in het BOFbesluit vastgelegde deadline voor toelevering aan de regeringscommissarissen van de gegevens in het kader van de BOF-parameter 'mobiliteit en diversiteit' (i.e. op 1 april van het jaar J voor de BOFbegroting van het jaar J+1 op basis van eerste aanstellingen in een ZAP-graad in het jaar J-1). De effectieve toekenningen in het jaar X voor het begrotingsjaar 'BOF X-1 / OZR X' gebeuren op basis van de aantallen publicaties in de jaren X-4 tot X-1, PhD's in de academiejaren X-7/X-6 tot X-2/X-1 (inclusief het jaar nodig voor de toekenningen op basis van groei), en nieuw ZAP in het jaar X. De eerste effectieve toekenning van basisfinanciering voor vakgroepen voor het begrotingsjaar 'BOF 2010 / OZR 2011' zal, na goedkeuring van het nieuwe financieringsmodel onderzoek door de Raad van Bestuur, en na de termijn te voorzien voor de aanvulling van publicatiegegevens in R&D-Net (minstens 2 weken), worden voorbereid in de zomer van het jaar 2011 op basis van de aantallen publicaties in de jaren 2007 tot 2010, PhD's in de academiejaren 2004/2005 tot 2009/2010 (zie ook verder: Overgangsregelingen). De 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' voor het jaar 2012 zullen worden opgevraagd met als deadline 15.08.2011. De bespreking van de 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' en de toekenningen wordt geagendeerd op de vergaderingen van het Bureau van de Onderzoeksraad van 24.08.2011 en van de Onderzoeksraad van 31.08.2011, waarna de finale beslissing door het Bestuurscollege gebeurt op 13.09.2011.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 29 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Richtbedragen, verhoudingen en percentages De deelbegrotingen per criterium worden jaarlijks aangepast op basis van de verwachtingen en goedgekeurd door de Onderzoeksraad. In deze nota wordt een ontwerp van initiële begroting opgenomen (APPENDIX 7), waarbij wordt uitgegaan van een aantal gemotiveerde richtbedragen, verhoudingen en percentages (APPENDIX 5). Afhankelijk van de begrotingsmogelijkheden kunnen de effectief uit de toekenningsformule berekende bedragen per output-item in positieve of negatieve zin afwijken van de richtbedragen. In het eerste geval wordt per output-item het richtbedrag toegekend en wordt het restbedrag toegevoegd aan de opvangreserve. In het tweede geval wordt ofwel per output-item het berekende bedrag toegekend, ofwel de betreffende deelbegroting aangevuld uit de opvangreserve zodat per output-item een hoger bedrag kan worden toegekend (met als maximum het richtbedrag). Een bijzonder aandachtspunt vormt de lagere toekenning voor PhD's zonder internationale tijdschriftpublicatie. Voor een kleine minderheid van disciplines is het onderzoek immers intrinsiek inhoudelijk regionaal georiënteerd. De fractionele toekenning kan in dergelijk geval worden gezien als in lijn met de lagere kostprijs verbonden aan de training en begeleiding van doctorandi in afwezigheid van een internationale dimensie (netwerkvorming, conferenties en mobiliteit, ...). Alle in het model gebruikte richtbedragen, verhoudingen en percentages kunnen desgewenst door de Onderzoeksraad worden geactualiseerd bij een vijfjaarlijkse evaluatie van het model.
Initiële begroting (zie ook APPENDIX 7) De voor de basisfinanciering voor onderzoek beschikbare middelen in de OZR/BOF-begroting betreffen deze die in het voorgaande systeem werden voorzien voor het geheel van: - 'OZR/BOF-projectfinanciering' (2.600.000 euro in 2010/2011, incl. IWT-Overbruggingsbeurzen, excl. ZWA), - 'Injectie bij OZR Kredieten aan Navorsers' (606.660 euro in 2010/2011) en - 'Omvorming Reiskredieten' (263.000 euro in 2010/2011), voor een totaal van 3.469.660 euro in 2010/2011. Andere
budgetlijnen
daarnaast
(incl.
opvangreserve)
worden
niet
door
het
nieuwe
basisfinancieringssysteem gewijzigd. Uitgaande van de licht stijgende tendens inzake 'PhD’s met C publicatie' (gestegen tot 83% in de periode 2002-2006, cfr. APPENDIX 8), van het gemiddelde aantal PhD’s per jaar gedurende de laatste 3 jaar (126 per jaar in 07/08-09/10), van een overgang van 7.500 euro per PhD naar een systeem met een sterk verhoogd bedrag voor 'PhD’s met C publicatie' (naar 9.500 euro) en een licht verlaagd bedrag voor 'PhD’s zonder C publicatie' (naar 7.125 euro), en van een fractie van 10% van het PhDbudget verdeeld op basis van groei, wordt het minimaal benodigde totale PhD-budget ingeschat op 1.275.000 euro. Wanneer het totale publicaties-budget wordt gelijkgesteld met het totale PhD-budget, vormen beide onderdelen samen een minimaal budget van 2.550.000 euro voor de over de vakgroepen te verdelen basisfinanciering.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 30 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Het budget voor de over de vakgroepen verdeelde basisfinanciering voor onderzoek neemt hiermee iets meer in dan 2/3 van het totaal beschikbaar budget, wat omwille van de stabiliteit als minimumgrens kan worden gehanteerd. Daarnaast is dan nog een budget van 919.660 euro beschikbaar voor bonusfinanciering. Deze budgetruimte is voldoende voor de voorziene bonuscategorieën, uitgaande van: - een gemiddelde van 13 nieuwe ZAP-aanstellingen per jaar die voldoen aan de criteria voor de BOFparameter 'Mobiliteit en Diversiteit' (periode 2006-2009), - 1 toekenning voor bijzondere verdienste op het vlak van maatschappelijke valorisatie.
Overgangsregeling Eventuele vastleggingen in het kader van het voorgaande financieringsmodel worden, binnen de basisfinanciering die voor de betrokken vakgroep werd berekend, per toekenningsjaar bestemd voor het betreffende project. Tabel 7. Ingang van de verschillende begrotingsonderdelen en overgangsregelingen: Begrotingsonderdeel
Eerste begrotingsimplicatie
Eerste beslissingen
Toekenningsbasis en -modaliteiten
A. Basisfinanciering voor vakgroepen
BOF/OZR-begroting 2010/2011
in 2011
B.1. Nieuw ZAP
BOF/OZR-begroting 2010/2011
in 2011 aan nieuw ZAP 2011
Saldi
in 2011 aan nieuw ZAP 2010
B.2. EU-incentives
Aparte begrotingslijn buiten OZR/BOF
in 2011
B.3. Maatschappelijke valorisatie
BOF/OZR-begroting 2011/2012
in 2012
- publicaties 2007 tot 2010 en PhD's 2004/2005 tot 2009/2010 - middelen aanwendbaar vanaf oktober 2011 - ad hoc bij elke in aanmerking komende ZAPaanstelling na goedkeuring van het nieuwe systeem - retroactief voor in aanmerking komende ZAPaanstellingen eerder op het jaar - retroactief voor in aanmerking komende ZAPaanstellingen in 2010 - ad hoc bij elk in aanmerking komend dossier dat zich voordoet na goedkeuring van het nieuwe systeem - retroactief voor ERC-grants opgestart eerder op het jaar - dossiers geselecteerd in 2012 - middelen aanwendbaar vanaf oktober 2012
III.4. Vijfjaarlijkse evaluatie
Na toepassing gedurende 5 jaar, wordt aan de Onderzoeksraad een overzicht voorgelegd van de evolutie van de bij het model betrokken parameters, en van de bevindingen op operationeel en logistiek vlak naar aanleiding van de overschakeling naar het nieuwe systeem (APPENDIX 9 geeft een overzicht van de hoofdkenmerken van beide systemen). Op basis van deze rapportering brengt de Onderzoeksraad advies uit met betrekking tot de voortzetting van het model.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 31 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
IV. PROGRAMMAFINANCIERING
IV.1. Van omvangrijke projecten naar programmafinanciering
Bovenop de basisfinanciering voor onderzoek wordt een programmafinanciering ingevoerd met langetermijnperspectief voor een beperkte reeks zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken. Deze twee nieuwe kanalen, met hun eigen specifieke omvang, onderzoeksfocus en selectieprocedure, zijn de opvolgers van de huidige Geconcerteerde Onderzoeksacties (GOA) en de Horizontale Onderzoeksacties (HOA). Terwijl minstens de leiding van deze onderzoeksprogramma's zich situeert op excellentieniveau, wordt deze term bewust niet gebruikt ter onderscheiding ten opzichte van andere groepen of programma's. Naast de begunstigden van deze programmafinanciering zijn er immers ook nog andere excellente vorsers en teams die worden gefinancierd via andere kanalen. De geselecteerde zwaartepunten en interdisciplinaire netwerken blijven hun programmafinanciering in principe voor langere tijd behouden via onbeperkte verlengingsmogelijkheden, zolang aan de strenge criteria wordt voldaan. Er wordt verwacht dat met de programmafinanciering de onderzoeksportfolio in het betreffende thema verder wordt uitgebouwd, op basis waarvan in een volgende fase de continuïteit nog sterker wordt verzekerd via substantiële externe financiering. De toekenning als langetermijn programmafinanciering vertaalt zich in een verhoogde nadruk op het aantonen van het vereiste hoge prestatieniveau van alle participerende teams. De kwaliteit van de teams en van de groepsleiders in het bijzonder primeert hiermee als selectiecriterium, naast de kwaliteit van de voorstelling van het beoogde onderzoek. In de context van de programmafinanciering wordt minder projectmatig detail vereist, maar meer strategische planning. De geselecteerde onderzoeksprogramma's worden in de kijker gezet op de universitaire website, ter bevordering van de uitstraling. Daarbij maken passende Engelstalige benamingen beide kanalen internationaal beter herkenbaar. Om aan de geselecteerde onderzoeksprogramma's de gewenste slagkracht te geven en het beoogde effect te kunnen verwezenlijken, dienen hiervoor in de begroting voldoende middelen te worden ingezet.
Een
potentieel
groeipad
zou
kunnen
worden
voorzien
via
een
deel
van
de
defiscaliseringsmiddelen. Daarnaast moeten evenwel nog voldoende middelen gevrijwaard blijven voor de instandhouding van een brede en diverse onderzoeksbasis via de basisfinanciering voor onderzoek. In overeenkomst met de adviezen uit de laatste evaluatie van het onderzoeksmanagement23, wordt uitdrukkelijk geen a priori verdeling over de grote onderzoeksdomeinen HW-BNTW-BMW voorzien, voor geen van beide types24. Er wordt wel gestreefd naar een redelijke spreiding over deze drie domeinen. Om beter aan de specifieke financiële noden van de individuele onderzoeksprogramma's tegemoet te komen, wordt hiertoe de nodige diversificatie in de toekenningen voorzien, binnen de verplichtingen in de regelgeving. De Onderzoeksraad kent de financiering toe aan de coördinator. De coördinator zorgt ervoor dat de verschillende partners (binnen financieel sterkere en zwakkere vakgroepen) de nodige middelen ontvangen om hun functie binnen het onderzoeksprogramma op te nemen.
23 'Beoordeling van de kwaliteit van het onderzoeksmanagement van de Vlaamse universiteiten', Vlaamse Interuniversitaire Raad, Brussel, 2010 (http://www.vlir.be/content1.aspx?url=evaluatie-onderzoeksmanagement) 24 Bij de toekenning van GOA's werd voorheen naar de OZR-Richtpercentages gestreefd.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 32 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
IV.2. Zwaartepunten
- Een zwaartepunt (ex GOA) of Strategic Research Program (STRAT) bestaat uit één of meerdere teams, elk met hoog prestatieniveau, dat zich profileert als een thematisch platform op excellentieniveau. - Zwaartepunten worden gedragen door hetzij sterke teams van grote omvang, hetzij samenwerkingen van nauw aansluitende sterke teams die samen een nog sterker en groter expertisecentrum uitbouwen. Gezien de voor een zwaartepunt vereiste breedte, worden de activiteiten geleid door minstens twee groepsleiders, die internationaal als autoriteit binnen het domein worden erkend. Iedere
groepsleider
is
met
een
zekere
mate
van
onafhankelijkheid
de
verantwoordelijke
woordvoerder voor het eigen onderdeel binnen het zwaartepunt als geheel. - Onverenigbaarheden: Het ontvangen van Methusalem-financiering is onverenigbaar met het optreden als groepsleider in het kader van een door de Onderzoeksraad gefinancierd zwaartepunt. - Overgangsmaatregel: Vanaf de erkenning en financiering van een onderzoekszwaartepunt geleid door groepsleiders die optreden als promotoren van eenzelfde nog lopende GOA-toekenning, wordt deze
GOA-financiering
stopgezet
en
wordt
de
GOA
de
facto
opgevolgd
door
de
zwaartepuntfinanciering. - De coördinatie van een zwaartepunt wordt waargenomen door één van de groepsleiders, waarvan het excellentieniveau internationaal binnen het domein wordt erkend, en die de leiding heeft over een vooraanstaand team op het vlak van onderzoeksprestaties en kritische massa. - Van de aanvragers van een zwaartepunt wordt, naast het vereiste hoge performantieniveau, een goed uitgewerkt strategisch plan verwacht, waarin een duidelijk onderscheid zichtbaar is tussen zekerheden
in
het
strategisch
stappenplan,
en
het
management
van
risicovolle
onderzoeksstrategieën. - Het typische financieringsniveau van een zwaartepunt betreft minimaal het equivalent van twee vorsers op postdoc niveau. De middelen dienen bij voorkeur te worden besteed aan de aanstelling van minstens één postdoc, ter versterking van het "middenkader", waarvoor weinig alternatieve middelen bestaan. - Een programmafinanciering als zwaartepunt wordt toegekend voor 5 jaar, met een typisch jaarbudget van gemiddeld 200.000 EUR, variërend van 150.000 tot 300.000 EUR naargelang de aanvraag en de dimensie van de betrokken teams. - In de loop van het eerste jaar van de programmafinanciering richt het zwaartepunt een internationale "scientific advisory board" op, samengesteld uit minstens 3 externe experts in het domein die advies geven aangaande de werkzaamheden van het zwaartepunt. Het zwaartepunt organiseert minstens om de 3 jaar een "site visit" van de scientific advisory board. - Tegen het eind van elk jaar van de looptijd van de programmafinanciering wordt door de coördinator van het zwaartepunt een beknopt jaarrapport (±2 bladzijden) ingediend bij de vicerector onderzoek. Hierin worden de in het afgelopen jaar verwezenlijkte doorbraken op onderzoeksvlak kort toegelicht. Verder wordt hierin elk jaar formeel melding gemaakt van de actuele nominatieve samenstelling van de scientific advisory board, met aanduiding van de voorzitter, en met vermelding van de datum van de laatste site visit. - Bij niet-verlenging van een zwaartepunt wordt een periode van afbouw voorzien, waarbij het financieringsniveau over een periode van 4 jaar in gelijke stappen van 25% wordt afgebouwd, van 75% in het eerste afbouwjaar tot 0 EUR in het laatste jaar. - Bij de verlenging van een zwaartepunt kan ook het financieringsniveau worden aangepast, bijvoorbeeld naar aanleiding van de opname van een bijkomende groepsleider.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 33 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
- Naast de financiering van zwaartepunten, kan een gedeelte van het zwaartepuntenbudget worden toegekend onder de vorm van een beperktere "groeifinanciering". Voor een groeifinanciering komen die aanvragen in aanmerking die nog niet voldoen aan de vereisten voor een zwaartepunt, maar waar uit de aanvraag blijkt dat met een groeifinanciering dit hogere niveau in de eerstkomende jaren kan worden bereikt. Een groeifinanciering wordt toegekend voor een periode van 5 jaar, met een typisch jaarbudget van gemiddeld 100.000 EUR, variërend van 80.000 tot 120.000 EUR naargelang de aanvraag en de dimensie van de betrokken teams. Er wordt verwacht dat, ter opvolging van de groeifinanciering, een aanvraag wordt ingediend teneinde programmafinanciering als zwaartepunt te verwerven. Een groeifinanciering als dusdanig is niet verlengbaar, en kan slechts één keer aan eenzelfde groepsleider worden toegekend. Meer concreet brengt de omvorming naar een programmafinanciering ook aangepaste vereisten met zich mee voor het aanvraagdossier, en voor de beoordelingswijze bij erkenning en verlenging:
Aanvraagdossier (geen opgelegd aanvraagformulier, wat de aanvragers een grotere vrijheid geeft om hun visie naar voren te brengen) 1. Vereiste onderdelen globaal: * Strategisch plan (±2 bladzijden), inclusief: -- teamstructuur, met aanduiding van de groepsleiders (minimum 2) -- significante doelstellingen -- te beantwoorden wetenschappelijke vragen, met nadruk op fundamenteel onderzoek -- nagestreefde technische en daaraan gekoppelde logistieke realisaties * Bijlage bij het strategisch plan (±2 bladzijden), inclusief: -- meer concrete planning van de werkzaamheden, met onderscheid tussen zekerheden en risico's -- concrete besteding van de middelen * Wetenschappelijke
positionering:
(unieke)
sterkte
in
het
domein,
gekaderd
in
de
wetenschappelijke competitie binnen de regio / het land / internationaal (±1 bladzijde) * Wetenschappelijke profilering van het zwaartepunt (±1 bladzijde), inclusief: -- beoogde prestigieuze financieringskanalen op internationaal niveau, of bestemd voor internationale mobiliteit van vorsers (EU KP, ERC, Odysseus, ESA, Big Science, ESFRI, ...) -- eventuele daarin kaderende allianties / samenwerkingen * Valorisatiedoelstellingen (±1 bladzijde, indien van toepassing) * Human resources management (±1 bladzijde), inclusief: -- positionering van jongere vorsers en postdocs -- tijdige planning van opvolging na op pensioenstelling (indien van toepassing) * Bondige SWOT-analyse (±1 bladzijde)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 34 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
2. Vereiste onderdelen per groepsleider: * lijst van de belangrijkste 10 wetenschappelijke publicaties (ongeacht de aard) uit de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag; desgevallend aangevuld met de lijst van de belangrijkste wetenschappelijke reviews * hard copy van de 5 belangrijkste wetenschappelijke publicaties (ongeacht de aard) uit de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag * lijst van alle PhD's behaald onder promotorschap van de groepsleider * realisaties op het vlak van valorisatie en technology transfer * eventuele eigen toevoegingen * Door het departement R&D wordt na ontvangst van de aanvraag hieraan het onderzoeks-CV uit R&D-Net toegevoegd betreffende de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag, met de lijst van alle wetenschappelijke publicaties ingedeeld naar aard en een overzicht van alle projectfinanciering
Erkenning * De erkenning van een zwaartepunt gebeurt op advies van één of meerdere speciaal voor dit doel ingerichte evaluatiecommissie(s). De evaluatiecommissies zijn samengesteld uit een beperkt aantal externe experts van hoog wetenschappelijk niveau, die in hun midden een voorzitter aanduiden. De commissie wordt samengesteld door de Onderzoeksraad op voorstel van de vicerector onderzoek, die hierbij uitgaat van de domeinen die bij de ontvangen aanvragen betrokken zijn. * Ten behoeve van een efficiënte werking van de evaluatiecommissie, wordt door het Bureau van de Onderzoeksraad een preselectie gemaakt op basis van een kwantitatieve analyse van de prestatieniveaus van de groepsleiders in de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag. Hierbij wordt in de mate van het mogelijke aangetoond of de prestatieniveaus significant hoger liggen dan internationale referentiewaarden in het domein. De analyse omvat in elk geval ook de succesvol begeleide PhD's en de externe middelenverwerving. Enkel de aanvragen die hieraan voldoen worden voor beoordeling aan de evaluatiecommissie overgemaakt. * De coördinatie inzake ingewonnen adviezen van referees, die voor de GOA's reeds in vele gevallen werd ondersteund door het dept. R&D, wordt voortaan systematisch door het dept. R&D verzorgd. Hierdoor zal de eenvormigheid nog worden bevorderd in de wijze van aanduiding van referees, adviesopvraging, adviesverwerking en presentatie van de evaluatieresultaten. * Teneinde een onderscheid te kunnen maken tussen de hoogst gerangschikte dossiers, die door de evaluatiecommissie(s) zeer gelijkwaardig worden beoordeeld, wordt de mogelijkheid voorzien om de aanvragers uit te nodigen voor een mondelinge verdediging van hun dossier voor een gemengde adviescommissie. Deze wordt samengesteld uit enerzijds de voorzitters van de evaluatiecommissies, indien
minder
dan
drie
in
aantal
eventueel
aangevuld
met
andere
leden
van
de
evaluatiecommissie(s), en anderzijds drie niet bij de aanvragen betrokken VUB-leden (één uit elk van de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW) aangeduid door het Bureau van de Onderzoeksraad25. De gemengde adviessubcommissie brengt een globaal advies uit met betrekking tot de selectie.
25 Vergelijkbaar met de mogelijkheid om het dossier te verdedigen voor het Bureau van de Onderzoeksraad die voorzien is in de evaluatieprocedure voor Horizontale Onderzoeksacties (HOA).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 35 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Verlenging * De evaluatie voor de verlenging van een zwaartepunt gebeurt in het laatste jaar van de lopende toekenning. * De evaluatie gebeurt via peer review met site visit, ter stimulering van een hoog-niveau onderzoeksbeleid binnen het zwaartepunt, en met het oog op nuttige feedback voor het verdere beleid vanwege experts. * Per zwaartepunt wordt door de Onderzoeksraad een 3-tal experten, niet behorend tot de scientific advisory board, uitgenodigd voor een site visit, waarbij elk van de groepsleiders verslag uitbrengt. * Onder de gehanteerde criteria wordt in elk geval de financiering opgenomen die werd bekomen via financieringskanalen op internationaal niveau, of bestemd voor internationale mobiliteit van vorsers (EU KP, ERC, Odysseus, ESA, Big Science, ESFRI, ...)
Overgangsregeling In 2011 (BOF/OZR begroting 2010/2011) wordt geen GOA-oproep uitgeschreven volgens de gebruikelijke timing. De eerste toekenningsronde voor zwaartepunten zal in 2011 worden opgestart na goedkeuring van het nieuwe systeem, voor Zwaartepunten op te starten in 2012, gefinancierd via het betreffende begrotingsonderdeel van de BOF/OZR begroting 2011/2012.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 36 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
IV.3. Interdisciplinaire netwerken
- Een interdisciplinair netwerk (ex HOA) of Interdisciplinary Research Program (INTDI) bestaat uit één of meerdere teams, voor de meerderheid met hoog prestatieniveau, zich profilerend als thematisch platform met totaalexpertise rond maatschappelijke uitdagingen. - Er worden samenwerkingen beoogd die: * een synergie betreffen van expertises uit verschillende disciplines, die elk noodzakelijk waren voor een gezamenlijk ontwikkeld resultaat (theorie / concept / tool / techniek / informatie / data set), * een brede interdisciplinaire samenwerking betreffen, die bij voorkeur expertise verenigt uit twee of meer van de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW, * resulteren in vernieuwende bijdragen tot elk van de betrokken disciplines. - De
interdisciplinaire
netwerken
worden
gedragen
door
hetzij
een
brede
interdisciplinaire
samenwerking die alle expertisedomeinen verenigt die relevant zijn voor de wetenschappelijke behandeling van een thema, hetzij een op zich interdisciplinair samengesteld team. - De coördinatie van de interdisciplinaire netwerken wordt waargenomen door een internationaal erkende autoriteit in diens domein, waarvan het excellentieniveau internationaal binnen het domein wordt
erkend,
en
die
de
leiding
heeft
over
een
vooraanstaand
team
op
het
vlak
van
onderzoeksprestaties. - Na de positieve evaluatie van het HOA-programma (OZR 03.02.2010) werd dit kanaal ongewijzigd behouden, met als enige uitzondering een aanpassing betreffende de looptijd: naar 4 jaar mits positieve evaluatie van het tussentijds rapport, in plaats van 2 jaar éénmalig verlengbaar. In het nieuwe kader van de programmafinanciering worden verdere verlengingsmogelijkheden voorzien. De looptijd van de toekenningen wordt, analoog met de zwaartepunten, op 5 jaar gebracht. Dit ligt tevens in de lijn van de bedenking vanuit het veld dat zelfs 4 jaar kort is ten opzichte van de tijd die in de praktijk nodig blijkt voor het uitbouwen van samenwerking tussen sterk verschillende onderzoekstradities, waardoor bij een evaluatie in het vierde jaar de beoogde onderzoeksoutput niet steeds reeds effectief werd gerealiseerd. Dit belangrijke specifieke kanaal voor de financiering van thematische interdisciplinaire onderzoekssynergieën wordt verder behouden zoals was bepaald voor het HOA-programma, inclusief de specifieke evaluatieprocedure. - Het typische financieringsniveau wordt behouden op het equivalent van twee vorsers op predoc niveau (100.000 EUR tot 110.000 EUR per jaar), voornamelijk aan te wenden voor de aanstelling van één of meerdere vorsers die de interdisciplinaire samenwerking verpersoonlijken. - Vanuit de overtuiging dat succesvolle interdisciplinaire samenwerkingen slechts mogelijk zijn vanuit op
zich
sterke
onderzoeksteams,
worden
als
ontvankelijkheidsvoorwaarde
minimale
prestatievereisten gesteld met betrekking tot de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag. Deze situeren zich in elk geval op het vlak van publicaties, succesvolle begeleiding van PhD's, en succesvolle externe middelenverwerving.
Overgangsregeling In 2011 (BOF/OZR begroting 2010/2011) wordt geen HOA-oproep uitgeschreven volgens de gebruikelijke timing. De eerste toekenningsronde in voor Interdisciplinaire netwerken zal in 2011 worden opgestart na goedkeuring van het nieuwe systeem, voor Interdisciplinaire netwerken op te starten in 2012, gefinancierd via het betreffende begrotingsonderdeel van de BOF/OZR begroting 2011/2012, aangevuld met dit van de BOF/OZR begroting 2010/2011.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 37 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
V. Kwaliteitszorg
V.1. Impliciete en expliciete stimuli
Verschillende stimuli voor kwaliteit zitten verweven in de criteria inzake onderzoeksprestaties voor het overgrote deel van de basisfinanciering (peer reviewed publicaties en PhD's; bonussen bij EUtoekenningen) en in het vereiste niveau voor de substantiële toekenningen als programmafinanciering. Daarnaast wordt ook verwacht dat een positief effect uitgaat van de omkaderende beleidsmatige situering van het nieuwe financieringsmodel, gericht op een gezond lokaal onderzoeksbeleid en een goede onderzoekscultuur.
V.2. Instrumenten ten dienste van een brede kwaliteitszorg
Een aantal onderzoeksprestaties (in het kader van het financieringsmodel en eventueel andere) en onderzoeksstrategieën (uit de 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek') worden van jaar tot jaar per vakgroep gevolgd als monitoring-instrument voor het centrale onderzoeksbeleid. De per vakgroep opgestelde Prestatieprofielen bieden op schematische wijze snel een indicatie van de aanwezige capaciteit, van de actuele dynamiek en desgevallend van uitzonderlijke prestaties. Hierbij wordt naast cijfers ook gebruik gemaakt van figuren, die onderzoeksprestaties van een vakgroep aanschouwelijk weergeven, genormaliseerd op het gemiddelde voor de betreffende discipline. De Prestatieprofielen op vakgroepniveau vormen samen met de systematische monitoring van onderzoeksprestaties op instellings- en disciplineniveau de basis voor een vollediger en flexibel systeem van kwaliteitszorg26. Op het centrale beleidsniveau kan hieruit een selectie worden gemaakt van relevante gegevens voor de evaluatie van beleidsinstrumenten. Ook de vakgroepen zelf kunnen gebruik maken van de in kaart gebrachte onderzoeksprestaties, bijvoorbeeld ten behoeve van hun profilering, of van een lokaal op kwaliteit gericht onderzoeksbeleid. Een verzorgde profilering naar de buitenwereld toe, zowel via de internetbladzijden van de vakgroep zelf, als via die van de universiteit centraal, draagt tevens bij tot de uitstraling van de universiteit als geheel als voorkeursbestemming voor studenten en vorsers. Het hierbij bijkomend aanbieden van een link naar zeer praktische informatie voor geïnteresseerden uit het buitenland (bijvoorbeeld de brochure ‘Research in Flanders’) verlaagt de drempel nog verder.
26 Zie hierover ook de nota "Naar een vollediger en flexibeler systeem van kwaliteitszorg", Bijlage bij het Beleidsplan 20062011, Sector Onderzoek & Ontwikkeling.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 38 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
V.3. Een systematische en gerichte kwaliteitszorg
De 'Strategische Beleidsfiches Onderzoek' en 'Prestatieprofielen' per vakgroep vormen de basis voor een vernieuwde systematische kwaliteitszorg in het onderzoek, tegemoetkomend aan de decretale
verplichtingen27.
onderzoeksevaluaties28
Na in
afronding 2010/2011,
van
de
wordt
eerste
cyclus
overgegaan
van
naar
de
een
disciplinegewijze nieuwe
vorm
van
onderzoeksevaluatie op basis van monitoring van onderzoeksprestaties en onderzoeksstrategieën. De grondige evaluatieprojecten met expertenpanel worden minder frequent en meer gericht ingezet, mede op basis van een screening van de Prestatieprofielen en van de Strategische Beleidsfiches Onderzoek. Hiermee wordt nog steeds aan de decretale verplichtingen voldaan: - volledigheid:
de
Prestatieprofielen
omvatten
alle
vakgroepen
en
bijgevolg
de
gehele
onderzoeksgemeenschap - periodiciteit en openbaarheid: de Prestatieprofielen worden jaarlijks aan de Onderzoeksraad voorgelegd. De jaarlijks opgestelde Prestatieprofielen hebben bovendien als voordeel dat steeds een actueel beeld beschikbaar is van alle vakgroepen inzake omvang en tendens van onderzoeksprestaties (in plaats van een weliswaar grondig evaluatierapport, doch slechts om de acht jaar). Omdat een toetsing van het onderzoeksbeleid op teamniveau aan de mening van externe peers als een zeer nuttige oefening wordt ervaren, wordt het als "good practice" aan de vakgroepen aangeraden om zelf een internationale 'Scientific Advisory Board' in te stellen die op regelmatige basis hun onderzoeksbeleid en -strategie beoordeelt. Dit nieuwe systeem laat toe om de kwaliteitsopvolging op regelmatiger basis te laten plaatsvinden dan de cyclus van 8 jaar die tot nu was voorzien in de planning van de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, en die te lang wordt bevonden voor een actief onderzoeksbeleid. Waar een 'Scientific Advisory Board' is ingesteld wordt de Onderzoeksraad hiervan op de hoogte gebracht via de daartoe voorziene rubriek in de Strategische Beleidsfiche Onderzoek. Het al dan niet voorzien zijn van een dergelijke raad op vakgroepniveau is een element dat meespeelt in de overweging door de Onderzoeksraad tot het inrichten van een grondige disciplinegewijze onderzoeksevaluatie. De instelling van een internationale 'Scientific Advisory Board', is verplicht voor zwaartepunten, die een
groot
gedeelte
van
de
BOF-middelen
vertegenwoordigen.
De
minstens
om
de
5
jaar
plaatsvindende 'site visit' is tevens een element dat tegemoetkomt aan de in het BOF-besluit ingeschreven verplichting inzake periodieke externe beoordeling van het gefinancierde onderzoek29. Naast de op peer review gebaseerde evaluaties via de lokale 'Scientific Advisory Boards' en de centrale disciplinegewijze onderzoeksevaluaties, worden op regelmatige basis bibliometrische studies uitgevoerd of uitbesteed. Hierbij wordt aan de Onderzoeksraad gerapporteerd betreffende de citatie impact van publicatieoutput geplaatst ten opzichte van de verwachtingen in het domein.
27 Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen van 4 april 2003, HOOFDSTUK IV. Kwaliteitszorg, Art. 92: "De ambtshalve geregistreerde instellingen zorgen voor de interne en de externe kwaliteitszorg van de onderzoeksactiviteiten: - zij zien permanent en op eigen initiatief toe op de kwaliteit van hun onderzoeksactiviteiten; - zij voorzien, zoveel mogelijk met andere binnenlandse en buitenlandse instellingen, in een regelmatige beoordeling, ten minste om de acht jaar, van de kwaliteit van de onderzoeksactiviteiten van de instelling. Van de uitkomsten van deze beoordeling wordt er een openbaar verslag gemaakt; - zij geven gevolg aan de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in hun beleid." 28 N. Rons, A. De Bruyn, J. Cornelis (2008), Research evaluation per discipline: a peer-review method and its outcomes, Research Evaluation, Volume 17, Number 1, March 2008, pp. 45-57. 29 Besluit van de Vlaamse regering betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 8 september 2000, Art. 12 §4. "Onverminderd de toepassing van artikel 122 van het decreet van 12 juli 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, draagt elke universiteit zorg voor een periodieke externe beoordeling van de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek dat gefinancierd werd met de in dit besluit bedoelde onderzoeksgelden. Een belangrijk punt van aandacht in de externe beoordeling is de wijze waarop de universiteiten de kwaliteit van de doctoraatsvoorbereiding bewaken en verbeteren."
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 39 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Zowel de Scientific Advisory Boards, de disciplinegewijze onderzoeksevaluaties als de bibliometrische studies, houden een wijze van externe waardebeoordeling in: hetzij via panel peer review, hetzij via citatie.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 40 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
VI. OZR-opvangmandaten
De OZR-mandaten worden voortaan centraal beheerd door het Bureau van de Onderzoeksraad, voortbouwend op de 'best practices' die kunnen worden afgeleid uit het vroegere beheer via de adviessubcommissies. Er worden voortaan enkel opvangmandaten toegekend onder volgende vorm:
VI.1. Opvangmandaten
van
1
jaar
met
het
oog
op
externe
herindiening
na
goede
rangschikking, uitgaande van jaarlijkse externe mandaataanvragen bij FWO en IWT, voor hetzij FWO-Aspirant 1ste termijn, hetzij FWO-Postdoctoraal onderzoeker 1ste termijn, hetzij IWTSpecialisatiebeurs 1ste termijn:
- De FWO- en IWT-mandaataanvragen zijn gekend bij het departement R&D. Er is niet langer een afzonderlijke aanvraag vereist om in aanmerking te komen voor een OZR-opvangmandaat. - De OZR-opvangmandaten kunnen worden toegekend aan kandidaten waarvan de externe aanvraag niet werd gehonoreerd, maar wel goed gerangschikt. - Wat de toekenningen op predoc-niveau betreft, legt het Bureau van de Onderzoeksraad, voorafgaand aan de selectie, de minimumdrempels vast met betrekking tot de externe beoordelingen door FWO en IWT, die voldoende goede kansen op kwaliteitsvol onderzoek in het vooruitzicht stellen, en waaraan
de
kandidaten
dienen
te
voldoen
om
in
aanmerking
te
komen
voor
een
OZR-opvangmandaat. - De beschikbare OZR-opvangmandaten worden ingedeeld in drie contingenten, waarbij wordt uitgegaan van volgende streefverhoudingen: 1) postdoc opvangmandaten na aanvraag FWO-Postdoctoraal onderzoeker: een minderheid van ±10% van de OZR-opvangmandaten (een 5-tal op een totaal van 45). 2) predoc opvangmandaten na aanvraag FWO-Aspirant: 2/3 van de OZR-opvangmandaten op predoc-niveau (±26 op een totaal van 45). 3) predoc
opvangmandaten
na
aanvraag
IWT-Specialisatiebeurs:
1/3
van
de
OZR-opvangmandaten op predoc-niveau (±13 op een totaal van 45). - Binnen elk contingent worden de kandidaten door het Bureau van de Onderzoeksraad gerangschikt en geselecteerd. - Indien voor een bepaald contingent minder kandidaten in aanmerking komen dan nodig om de streefverhouding te bereiken, kunnen hetzij de daar nog openstaande OZR-opvangmandaten worden toegekend aan kandidaten binnen een ander contingent, hetzij de overeenkomstige financiële middelen worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar. - In het geval een kandidaat aan wie een predoc opvangmandaat werd toegekend na aanvraag van een FWO-Aspirant, in hetzelfde jaar een IWT-Specialisatiebeurs aanvraagt en bekomt, dan blijft het resterende gedeelte van het OZR-opvangmandaat (in principe 9 maanden na ingang van de IWTSpecialisatiebeurs) ter beschikking staan als mandaat opneembaar door een andere vorser bij dezelfde promotor. - Er wordt geen domeinversleuteling gehanteerd, noch op postdoc-niveau, noch op predoc-niveau, zodat binnen elk van de contingenten over alle disciplines heen de beste kandidaten kunnen worden geselecteerd, inclusief deze uit de nieuwe interdisciplinaire categorie bij het FWO. - Op basis van de voorbije toekenningsrondes wordt van de streefverhoudingen verwacht dat zij ongeveer gelijke mogelijkheden bieden aan de drie grote domeinen HW-BNTW-BMW. Het nieuwe, centrale toekenningssysteem wordt, onder meer in het licht hiervan, na de eerste toepassing geëvalueerd.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 41 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
VI.2. Opvangmandaten ter afronding van een PhD:
- Er wordt jaarlijks een budget voorzien dat ad hoc, naar aanleiding van een gemotiveerde aanvraag door de PhD-promotor, kan worden aangewend voor de financiering van een BAP-mandaat van een doctorandus gedurende een aantal maanden ter afronding van het doctoraat (tot maximum 6 maanden).
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 42 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Memorie van toelichting bij de invoer van een
NIEUW FINANCIERINGSMODEL ONDERZOEK: BASISFINANCIERING EN PROGRAMMAFINANCIERING APPENDICES
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 43 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 1: Evolutie PhD's, 2de en 3de geldstroom en SCIE-publicaties 1. Evolutie PhD's Figuur 1.a.
BRON: Jaarverslagen Onderwijs
Figuur 1.b.
BRON VTE ZAP: VLIR-personeelsstatistieken; BRON PhD's: gegevens basisfinanciering universiteiten; niet opgenomen: PhD Verkeerskunde (1)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 44 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
2. Evolutie 2de en 3de geldstroom Figuur 2.a.
BRON: Jaarverslagen Onderzoek
Figuur 2.b.
BRON: Jaarverslagen Onderzoek
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 45 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Tabel 2.c. 2de geldstroom (EUR)
3de geldstroom (EUR)
1998-2002
2003-2007
(03-07) /(98-02)
1998-2002
2003-2007
(03-07) /(98-02)
Economie en Toegepaste economie Historische Wetenschappen
1108904
914497
0,82
1629143
3139787
1,93
3014611
3238179
1,07
799527
1612279
2,02
Kunstwetenschappen en archeologie Letteren (inclusief informatie, documentatie, bibliotheek- en archiefwetenschappen) Pedagogische wetenschappen en didactiek Politieke en sociale wetenschappen Psychologie
0
256232
2753555
3063150
1,11
1674783
1499605
0,90
79474
66442
0,84
1475119
1231443
0,83
1678008
1436174
0,86
5742654
6684073
1,16
Rechtswetenschappen (inclusief criminologie en notariaat) Wijsbegeerte (inclusief moraalwetenschappen) HW
710163
939883
1,32
942002
2369324
2,52
1215205
2887116
2,38
2871526
1787206
0,62
2157272
3149606
1,46
60255
0
0,00
12717192
15951279
1,25
15195009
18323717
1,21
1222616
1139955
0,93
4915231
3438640
0,70
190439
778475
4,09
418773
472944
1,13
2846408
3048948
1,07
7336419
4098687
0,56
828975
1648297
1,99
282930
1387331
4,90
1164314
5344044
4,59
4922674
16207536
3,29
3362463
5727250
1,70
5341690
7058192
1,32
1959685
3194395
1,63
3617209
3029235
0,84
Aardwetenschappen en aardrijkskunde Architectuur, ruimtelijke ordening en stedenbouw Biologie Bouwkunde Elektronica en elektrotechniek Informatica (inclusief toegepaste informatica) Informatie- en communicatietechnologie Materiaaltechnologie Natuurkunde (inclusief sterrenkunde) Scheikunde (inclusief biochemie) Technische en toegepaste scheikunde Toegepaste biologische wetenschappen Werktuigkunde
1608199
2374433
1,48
2940260
1807153
0,61
10669237
11055567
1,04
3999930
4399832
1,10
3351301
3880650
1,16
4236570
6174138
1,46
1286925
2477531
1,93
1875740
2792643
1,49
6926317
10777420
1,56
6278115
6297281
1,00
1657878
3018463
1,82
4185868
3062263
0,73
1117513
2538090
2,27
242488
594987
2,45
38192271
57003519
1,49
50593896
60820862
1,20
0
4000
0
60000
Wiskunde BNTW Biomedische wetenschappen (inclusief Biochemie) Farmacie Geneeskunde (inclusief tandheelkunde) Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie Sociale gezondheidswetenschapp en BMW
2713925
3983287
1,47
976218
1017017
1,04
15518042
20567253
1,33
8305695
12664215
1,52
99685
97349
0,98
1436018
1281589
0,89
538358
879495
1,63
3765734
4646631
1,23
18870010
25531384
1,35
14483665
19669452
1,36
173725
119700
0,69
4650973
14853949
3,19
69953198
98605881
1,41
84923543
113667980
1,34
Centraal / Geen TOTAAL BRON: Jaarverslagen Onderzoek
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 46 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
3. SCIE-publicaties Figuur 3.a.
BRON: BOF-berekeningen en VLIR-Personeelsstatistieken SCIE: Science Citation Index Expanded VTE: Voltijds Equivalent
Figuur 3.b.
BRON: BOF-berekeningen
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 47 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 2: Aansluiting bij het ASP Algemeen Strategisch Plan (ASP) Selectie van onderzoeksgerelateerde strategische doelstellingen
waarden,
Waarden Kritisch denken en vrij onderzoek Maatschappelijk engagement vanuit humanistisch perspectief
een
uitdagingen
niet
en
dogmatisch
Uitdagingen De creatie van zwaartepunten/speerpunten en in een belangrijk aantal gevallen de creatie van schaalvergroting en van horizontale synergieën Een significante aanwezigheid op het internationale vlak en dus inbedding van de research in een Europese context Het effectief definiëren van grote wetenschappelijke uitdagingen. Grotere ambities dienen geformuleerd die getuigen van bevlogenheid die creatieve academici de facto eigen moet zijn Kanteling van een verticale organisatie (faculteiten, studierichtigen en onderzoekslabo’s naast elkaar) naar een horizontale organisatie (interdisciplinariteit en flexibiliteit) Verhoogde eis tot maatschappelijke relevantie van opleidingen en onderzoek Strategische doelstellingen SD1: “grondig werken aan de financiering”, o.m. “het stimuleren van de performantie van onderzoeksinput en –output in het bijzonder in de faculteiten met een lager onderzoeksrendement” SD3: “een goede interne communicatie en transparantie”
SD4: “de verantwoordelijkheid van de beheerstaken en ondersteunende taken leggen op dat niveau waar de toegevoegde waarde het grootst is” SD5: “een sterke mensgerichte en waarderende aanpak realiseren naar de medewerkers en het personeel enthousiasmeren om gezamenlijk dit strategisch plan te implementeren (incentives, ...)” SD8: “een specifiek marketing-, communicatieen rekruteringsbeleid opzetten en voeren van een actief studentenbeleid i.s.m. de alumniverenigingen, de (ex-)werknemers en andere partners” SD9: “aftoetsen van alle beleidsacties aan de waarden” Strategie m.b.t. de opstelling van het ASP en van de meerjarenbegroting g. “een traject om te komen tot een efficiëntere werking van de administratieve ondersteunende diensten wordt opgezet. Een grondige screening en doorlichting van bestaande en nieuw op te richten diensten en initiatieven is van primordiaal belang” j. “bij elke beslissing, aanstelling, promotie, ... zullen kwaliteitsnormen en internationale normen gehanteerd worden” Doelstellingen 2012
Nieuw financieringsmodel onderzoek Basisfinanciering Programmafinanciering Lump sum Bonus Maatsch.Valor.
Incentives op vakgroepniveau C-publicaties; EU-incentives Strategische Beleidsfiche
Bonus Maatsch.Valor.
Zwaartepunten (&Internationale netwerken) (Zwaartepunten &) Internationale netwerken Internationale netwerken
Strategische Beleidsfiche en Performantieprofiel vakgr. Strategische Beleidsfiche en toekenningen op vakgroepniveau Alle bonussen
Bonus Nieuw ZAP
deze Memorie v. Toelichting
deze Memorie v. Toelichting
Van aanvraaggebonden naar formulegebaseerd systeem Bonus Nieuw ZAP
PhD’s; Publicaties
“Kwaliteit en internationale normen” “Extra financiering: Vl.Gem., BHG, Kon.Boudewijnstichting, Nationale Loterij, Europese Commissie)”
Alle onderdelen PhD’s; Publicaties; Bonus Nieuw ZAP; EU-incentives
- 48 / 60 -
Zwaartepunten & Internationale netwerken Zwaartepunten
Alle onderdelen
“Performantieverhoging faculteiten: onderzoeksoutput (PhD’s, publicaties)” “Performanter onderzoek: speerpuntvorming en schaalvergroting”
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
Internationale netwerken
Incentives op vakgroepniveau
Zwaartepunten & Internationale netwerken Excellentieniveau
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 3: Beleidsfiche vakgroepen (R&D-Net intern) STRATEGISCHE BELEIDSFICHE ONDERZOEK(1) — Vakgroep(2) XXXX — Datum xx.xx.xxxx Beleid, realisaties, objectieven en strategie (beknopt, max. 3 blz.) — Template met toelichting (te overschrijven) (1) jaarlijkse goedkeuring door de Onderzoeksraad is een voorwaarde voor effectieve toekenning van de berekende basisfinanciering, zoals beschreven in het OZR-reglement; (2) GF: in te vullen voor alle GF-vakgroepen samen door UMCOR
Vakgroepcoördinator onderzoeksbeleid & -begroting: XXXX XXXX centraal vakgroepniveau:
Aan de vakgroep verbonden onderzoeksgroepen door de Onderzoeksraad erkende onderzoeksgroepen waarvan de onderzoekers geheel of gedeeltelijk tot de vakgroep behoren
.......... ..........
Concrete verdeling van de basisfinanciering voor onderzoek beleid inzake verdeling van aan de vakgroep toegekende basisfinanciering voor onderzoek; grote lijnen inzake concrete toewijzingen30
.......... ..........
voor grote vakgroepen desgewenst per subgroep:
Prioritaire langetermijn onderzoeksniche('s) benaming; (unieke) sterkte in internationale competitie; links met onderzoekers binnen de vakgroep; eventuele VUBpartners; internationale partners; evaluatie van recente realisaties en verdere objectieven en strategie
.......... ..........
Krachtlijnen van het onderzoeksmanagement personeelsbeleid (doctorandi, internationale werving, continuïteit, Sabbaticals, tijdige planning van opvolging na pensioen) en beleid inzake aanwending van de toegekende basisfinanciering voor onderzoek; evaluatie van recente realisaties en verdere objectieven en strategie
..........
.......... Systematisch gecoördineerde logistieke onderzoeksondersteuning voor projectmanagement, externe fondsenwerving, onderzoeksnetwerking (bezoeken aan andere universiteiten, organisatie van colloquia), begeleiding van doctorandi
.......... ..........
Scientific Advisory Board desgevallend door de vakgroep zelf ingestelde internationale adviesraad die onderzoeksbeleid en -strategie van de vakgroep op regelmatige basis beoordeelt: nominatieve samenstelling, datum van de laatste site visit, en korte beschrijving van de werking en periodiciteit
.......... ..........
Objectieven inzake valorisatie van het onderzoek objectieven en strategie aangaande het beschikbaar en geschikt maken van wetenschappelijke kennis voor gebruik in de praktijk door partijen buiten de academische wereld
.......... ..........
SWOT-analyse Strengths:
..........
Weaknesses:
..........
..........
..........
..........
Opportunities:
..........
Threats:
..........
..........
..........
..........
30
..........
..........
Grote lijnen inzake concrete toewijzingen: vanaf het tweede toepassingsjaar.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 49 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 4: Indeling van vakgroepen in disciplines (Bron discipline-indeling: Actualisering planning onderzoeksevaluaties, goedgekeurd OZR 03.02.2010) (Bron vakgroepenlijst: Vakgroepen 2010/2011) Discipline Vakgroep
Voorzitter
Biologie, incl. milieuwetenschappen DBIO MEKO*
L. Triest L. Hens
Economie ACCO BEDR CEMS ECON MICE MOSI
J. Branson E. Haezendonck J. Vuchelen D. Frantzen M. Jegers M. Despontin
Engineering, incl. architectuur ARCH CHIS ELEC ETEC ETRO HYDR MACH MECH MEMC TONA
I. Wouters G. Desmet J. Schoukens P. Lataire R. Vounckx W. Bauwens B. Van Mele D. Lefeber D. Van Hemelrijck H. Thienpont
Geneeskunde Medicine I: Basis Medische & Pre-Klinische Wetenschappen ANAT* CYTO* EMGE* EXPA* FARC* FYSP* IMMI* MBIO* MEBO*
C. Van Den Branden Decaan tijdelijk waarnemend voorzitter K. Sermon M. Marichal A. Dupont K. Thielemans B. Van Camp F. Gorus D. Pipeleers
Medicine II: Klinische, Sociaal-Medische & Tandheelkundige Wetenschappen BEFY* COPR* GERO* GESG* HEEL* HUIS* INTG* KIND* KRIT* SOPA* SPEC* URVO*
A. Bossuyt P. Bottenberg T. Mets J. Bilsen G. Delvaux D. Devroey B. Velkeniers Y. Vandenplas L. Huyghens G. Wackens D. Roseeuw P. Devroey
Historische wetenschappen HIST SKAR
G. Declercq D. Tys
Informatica BISI* DINF
M. Nyssen V. Jonckers
Letteren en Wijsbegeerte FILO ITOW SCOM TALK
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
J. Stuy M.R. Blommaert E. De Vos K. Lochtman
- 50 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Lichamelijke Opvoeding en Kine BETR BIOM EXAN KINE MFYS SBMA
K. De Martelaer P. Clarys J.P. Clarijs P. Lievens R. Meeusen M. Theeboom
Natuurkunde & Aardrijkskunde DGGF DGLG DNTK
M. Van Molle E. Keppens B. Craps
Politieke en sociale wetenschappen MESO* POLI SCRI SOCI SOCO
F. Louckx K. Deschouwer E. Enhus I. Glorieux J. Van Bavel
Psychologie & Opvoedkunde EDWE EXTO KLEP IDLO
N. Engels F. Van Overwalle C. Andries N. Vrijens
Rechten ECOR FISC IERE JURI PRIR SORE STBR STRA
K. Byttebier A. Spruyt T. Joris / E. Franckx (beurtrol) P. De Hert E. Guldix G. Van Limberghen M. Van Damme F. Deruyck
Scheikunde & Farmacie DSCH FABI* FAFY* FASC* MICH*
W. Baeyens Y. Vander Heyden V. Rogiers Y. Michotte B. Rombaut
Toegepaste Biologische Wetenschappen DBIT
L. De Vuyst
Wiskunde DWIS WISK
E. Colebunders S. Caenepeel
* Uitzondering met betrekking tot het toekenningsniveau van basisfinanciering voor vakgroepen: voor de GF-vakgroepen wordt de basisfinanciering toegekend voor alle GF-vakgroepen samen, en beheerd door UMCOR.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 51 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 5: Richtbedragen, verhoudingen en percentages RICHTBEDRAG, VERHOUDING, PERCENTAGE
MOTIVERING
'HW' vs. 'BNTW & BMW' De onderlinge verhouding van de middelen toegekend aan - aansluiting bij de laatste OZR-Richtpercentages omwille van de vakgroepen op basis van publicaties en PhD’s, enerzijds de continuïteit. binnen de HW, en anderzijds binnen de BNTW en BMW - a priori verdeling tussen de onderdelen 'HW' en samen, is een verhouding die dicht aansluit bij de laatste 'BNTW & BMW' op basis van hun onderscheiden OZR-Richtpercentages (voorstel: 1:2). publicatiecultuur, die zich bijvoorbeeld vertaalt in afzonderlijke representatieve internationale of interuniversitaire publicatiedatabanken. Publicaties Een beperkt percentage van 10% van het publicaties- klein percentage omwille van de stabiliteit van het model budget wordt toegekend op basis van groei van het aantal - ongeveer de vastgestelde ruimte voor toename van SCIEpublicaties in tijdschriften met internationaal peer review publicaties per VTE vorser. systeem (C-categorie). Publicaties vs. PhD's De onderlinge verhouding van de middelen toegekend op - BOF-verhouding 1:1 in 2011 (35% PhD's en 35% basis van publicaties en PhD’s is de verhouding van de BOFpublicaties en citaties), middelen verdeeld op basis van de overeenkomstige - vergelijkbaar vastgesteld globaal groeipotentieel inzake categorieën, zijnde ‘Publicaties en Citaties’ ten opzichte van SCIE-publicaties en PhD's per VTE vorser ‘PhD’s’ (voorstel: 1:1). - koppeling begrotingen OZR en BOF PhD's Het richtbedrag per PhD wordt omgevormd van 7.500 EUR - iets lagere toekenning ten opzichte van voorheen voor (cfr. Kredieten aan Navorsers 2009) naar 7.125 EUR (i.e. PhD's zonder internationale tijdschriftpublicatie en 75% van 9.500 EUR) voor 'PhD's zonder C-publicatie', aanzienlijk hogere toekenning voor PhD's mét verhoogd tot 9.500 EUR voor 'PhD's met C-publicatie', i.e. internationale tijdschriftpublicatie, als sterke stimulans indien van de doctorandus in de laatste vier jaren tot het voor de verzorging van de uitbouw door de doctorandus doctoraat (beoogde termijn om te doctoreren) minstens één van een internationale publicatieportfolio, ter bevordering publicatie verscheen in een tijdschrift met internationaal van diens verdere internationale carrièrekansen peer review systeem (C-categorie). - substantieel bedrag, equivalent met het BOF-bedrag voor meerdere SCIE-publicaties, zonder het BOF-bedrag per PhD te overschrijden - koppeling begrotingen OZR en BOF Een beperkt percentage van 10% van het PhD-budget - klein percentage omwille van de stabiliteit van het model wordt toegekend op basis van groei van het aantal 'PhD's - ongeveer de vastgestelde ruimte voor toename van PhD's met C-publicatie'. per VTE ZAP Nieuw ZAP Het richtbedrag voor toekenning van een ZAP- stimulans en troef voor een internationaal gericht startfinanciering per nieuwe ZAP-aanstelling die voldoet aan personeelsbeleid op onderzoeksvlak de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' - grootteorde: ruimer bedrag dan doctoraatsbeurs met met een aanstelling van ten minste 80% als ZAP wordt volledige RSZ (35.000 EUR, tevens de grootteorde van het ingesteld op 50.000 EUR. verwachte BOF-bedrag per nieuw ZAP i.k.v. het huidige BOF-besluit) - ter vergelijking: huidig installatiekrediet WE van 30.000 EUR EU-incentives Het richtbedrag voor het ex-ante EU-startkrediet bij VUB- ondersteuning bij het voor de eerste keer voorbereiden van deelname niet als coördinator wordt ingesteld op Europese projectfinanciering 3.000 EUR (exact bedrag is afhankelijk van de aard van het EU-project). De richtbedragen voor de minimale en maximale toekenning - ondersteuning bij het voor de eerste keer voorbereiden van als ex-ante EU-startkrediet bij VUB-deelname als Europese projectfinanciering als coördinator coördinator worden ingesteld op 10.000 tot 20.000 EUR - grootteorde: vergelijkbaar met richtbedrag per 'PhD met C(exact bedrag is afhankelijk van de aard van het EUpublicatie' project). Het richtbedrag voor de maximale toekenning als ex-post - incentive voor het voor de eerste keer verwerven van jaarlijkse EU-cofinanciering wordt ingesteld op 40.000 EUR Europese projectfinanciering bij VUB-deelname als coördinator (exact bedrag is - interne ondersteuning bij de Europese projectfinanciering afhankelijk van de aard van het EU-project). voor de volledige projectduur - grootteorde: doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR) Het richtbedrag voor de maximale toekenning als ex-post - incentive voor het herhaaldelijk verwerven van Europese EU-bonuskrediet wordt ingesteld op 40.000 EUR bij VUBprojectfinanciering deelname als coördinator (exact bedrag is afhankelijk van - éénmalige interne ondersteuning bij opstart van de nieuwe de aard van het EU-project). Europese projectfinanciering - grootteorde: doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR) Maatschappelijke valorisatie Het richtbedrag voor toekenningen ter ondersteuning van - incentive voor het tot concrete maatschappelijke valorisatie een ZAP-lid voor diens bijzondere verdienste inzake brengen van onderzoeksresultaten maatschappelijke valorisatie wordt ingesteld op - vergoeding van middelen die hiervoor door betrokkene(n) 150.000 EUR. werden ingezet (financieel en personeel) - grootteorde: 4 jaar doctoraatsbeurs met volledige RSZ (35.000 EUR)
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 52 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 6: Toetsing aan de SMART criteria SMART criteria31: S Specific, Simple; M Measurable; A Appropriate, Agreed, Ambitious; R Relevant; Results-oriented, Rewarding + Representative; T Time-bound
1. Algemene basiscriteria in de basisfinanciering voor onderzoek A1. Publicaties: S - volume: selectie van categorieën wetenschappelijke publicaties positief gecorreleerd met kwaliteit zoals beoordeeld door peers, alle ook opgenomen in het VABB-SHW (BOF, werking) - groei: categorie internationale tijdschriftpublicaties M - door onderzoekers geregistreerde publicaties (R&D-databank) - duidelijk gehecht aan auteur(s) en hun vakgroep(en) - volledigheid wenselijk in het kader van de overheidsfinanciering en de interne allocatie van werkingsmiddelen A - aanvaarde parameter in het kader van de overheidsfinanciering (BOF & werking) en van de interne allocatie van werkingsmiddelen - internationaal vergelijkingspunt voor de categorie van internationale tijdschriftpublicaties via internationale publicatiedatabanken zoals de Web of Science - incentive die groei ambieert R - kernactiviteit inzake onderzoek - parameter bepalend voor de financiering van de universiteit (BOF & werking) - outputparameter die zowel volume als groei beloont - Een goed uitgebouwde publicatieportfolio is zowel een noodzakelijke basis voor, als een gevolg van externe fondsenwerving (op zich een moeilijk internationaal vergelijkbare parameter). Onderzoeksprojecten van verschillende aard worden verworven mede op basis van de reeds verwezenlijkte publicatierecord en leiden in principe tot publicatie van de bevindingen onder één of andere vorm. Een financiering op basis van onderzoekspublicaties kan dan ook in zekere mate worden gezien als een start- of cofinanciering bij onderzoeksprojecten, zowel voor de fundamentele als voor de toegepaste en beleidsgerichte projecten. - Alle soorten projecten aan een universiteit dienen te worden ondersteund door fundamenteel onderzoek, dat als kwaliteitsvereiste wordt onderworpen aan een beoordeling door peers. Dit gebeurt typisch via publicatie in toonaangevende (in regel internationale) tijdschriften in het domein T - tijdstipgebonden basiselementen: tijdstip van publicatie - recent tijdsvenster: tijdsvenster van 3 jaar32 en evolutie ten opzichte van een met 1 jaar terug in de tijd verschoven tijdsvenster van 3 jaar - snelle vertaling van de evolutie in prestaties naar de toegekende financiering A2. PhD's: S - volume: behaalde doctoraten met en zonder internationale tijdschriftpublicatie van de doctorandus - groei: behaalde doctoraten met internationale tijdschriftpublicatie van de doctorandus M - centraal geregistreerde PhD's (Centrale Doctoraatsbegeleiding / AIV) - duidelijk gehecht aan promotor(en) en hun vakgroep(en) - volledigheid vereist in het kader van de overheidsfinanciering en de interne allocatie van werkingsmiddelen A - aanvaarde parameter in het kader van de overheidsfinanciering (BOF & werking) en van de interne allocatie van werkingsmiddelen - Vlaams vergelijkingspunt voor PhD's per VTE ZAP via de PhD-gegevens voor de BOF-financiering en de VLIRpersoneelsstatistieken - incentive die groei ambieert R - kernactiviteit inzake onderzoek - parameter bepalend voor de financiering van de universiteit (BOF & werking) - outputparameter die zowel volume als groei beloont - Gezien de beperkte interne middelen voor het toekennen van beurzen en mandaten, vergt een goede prestatie op het vlak van PhD's externe fondsenwerving, zowel onder de vorm van mandaten voor de doctorandi zelf (predoc) als voor hun medebegeleiders (postdoc) T - tijdstipgebonden basiselementen: tijdstip van verdediging - recent tijdsvenster: tijdsvenster van 5 jaar33, en evolutie ten opzichte van een met 1 jaar terug in de tijd verschoven tijdsvenster van 5 jaar - snelle vertaling van de evolutie in prestaties naar de toegekende financiering
31
Zie ook voetnoot p. 25. Voorbeeld van omvang per vakgroep: 6 prestatie-items binnen een tijdsvenster van 3 jaar op basis van de kleinste referentiewaarde inzake artikels in wetenschappelijke tijdschriften met internationaal referee-systeem, voor een vakgroep met 2 VTE vorsers. 33 Langer dan het tijdsvenster voor publicaties omwille van de stabiliteit bij lagere aantallen prestaties per jaar, met gemiddeld 0,42 PhD's per VTE ZAP per jaar en 1,65 PhD's per vakgroep per jaar, gebaseerd op PhD's 2010/2011, VTE ZAP 01.02.2010 en aantal vakgroepen 2010/2011. Voorbeeld van omvang per vakgroep: 4 prestatie-items binnen een tijdsvenster van 5 jaar op basis van het gemiddeld aantal PhD's per VTE ZAP per jaar, voor een vakgroep met 2 VTE ZAP. 32
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 53 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
2. Strategische bonussen in de basisfinanciering voor onderzoek B1. Nieuw ZAP 'internationalisering en genderevenwicht': S - ZAP-aanstelling die voldoet aan de criteria voor de BOF-parameter 'Mobiliteit en Diversiteit' M - centraal geregistreerde aanstellingen (Dienst Personeel) - duidelijk gehecht aan een persoon en aan de vakgroep waaraan deze in hoofdorde verbonden is - volledigheid vereist in het kader van de overheidsfinanciering A - aanvaarde parameter: overeenkomend met de parameter 'mobiliteit en diversiteit' in het kader van de overheidsfinanciering (BOF) - Vlaams vergelijkingspunt: via de gegevens inzake 'mobiliteit en diversiteit' voor de BOF-financiering - incentive die internationale werving van vorsers en genderevenwicht ambieert R - wijze van werving van personeel als cruciale factor met het oog op onderzoeksprestaties - parameter bepalend voor de financiering van de universiteit (BOF) - outputvereisende en outputbepalende parameter - Enerzijds reikt een in internationale concurrentie samengesteld vorserscorps het potentieel aan voor hoogstaand, vernieuwend onderzoek en netwerkvorming. Anderzijds worden de mogelijkheden om in internationale concurrentie vorsers te werven bepaald door de reeds aan de instelling verwezenlijkte onderzoeksprestaties en de zichtbaarheid die daaraan werd gegeven. T - tijdstipgebonden basiselementen: tijdstip van aanstelling - recent tijdsvenster: tijdsvenster van 1 jaar - snelle vertaling van de prestaties naar de financiering B2. EU-incentives: S - coördinatorschap of promotorschap Europese onderzoeksprojecten en ERC Starting Grants M - centraal geregistreerde EU-projecten en ERC-mandaten (R&D-Net) en bij de R&D EU-Cel geregistreerde voorbereiding van eerste EU-projectaanvragen - duidelijk gehecht aan promotoren en aan de vakgroep(en) waaraan deze in hoofdorde verbonden zijn - volledigheid gegarandeerd door centrale administratieve procedures A - aanvaard als project- en mandaatniveau waartoe enkel de sterkste vorsers en teams toegang kunnen verwerven - incentive voor indiening door sterke vorsers en teams R - outputvereisende en outputbepalende parameter - aanwezigheid op het internationale forum bevordert de bekendheid van de betrokken vorser, diens werk en universiteit, en creëert een gunstige omgeving voor het verdere onderzoek (citaties, uitwisselingen, samenwerking) T - tijdstipgebonden basiselementen: begin en looptijd van de project- of mandaattoekenning en registratie van de voorbereiding van eerste EU-projectaanvragen - snelle vertaling van de prestaties naar de financiering B3. Maatschappelijke valorisatie: S - omschrijving van maatschappelijke valorisatie en de specifieke outputcategorieën in de ZAP-Opdrachtsmatrix M - centraal geregistreerde projecten en door onderzoekers geregistreerde publicaties (beiden in R&D-Net) en centraal geregistreerde patenten (TTI) - volledigheid van projecten en patenten gegarandeerd door centrale administratieve procedures A - aanvaard als wenselijk aandachtspunt voor onderzoekers (ASP) - incentive voor het geven van een aanzet tot maatschappelijke valorisatie waar mogelijk R - criterium erop gericht de universiteit haar rol naar de maatschappij toe optimaal te laten spelen, wat tevens positief is voor de uitstraling en recruteringskracht - laat toe punctueel bekendheid te geven aan actuele verwezenlijkingen op het vlak van maatschappelijke valorisatie (uitstraling) T - tijdstipgebonden basiselementen: publicatiejaar, projectlooptijd, tijdstip van patentaanvraag of -toekenning - recent tijdsvenster: laatste 5 jaar - erkenning van recente prestaties op het vlak van maatschappelijke valorisatie
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 54 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 7: Ontwerp van type-begroting
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 55 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 8: Nota Doctoraatstoelage Nota Doctoraatstoelage 07.03.2008
Huidig systeem voor de toekenning van Kredieten aan Navorsers De huidige ‘Kredieten aan Navorsers’ worden voorbehouden voor vorsers die een doctoraat voorbereiden.34 De toekenning gebeurt automatisch (aanvraag is niet nodig) op basis van de lijsten van de gedurende de zes voorgaande academiejaren behaalde doctoraten, opgedeeld per promotor / per vakgroep en per faculteit. Het toegekende bedrag per behaald doctoraat is momenteel 7.500 EUR. Jaarlijks worden de lijsten van de behaalde doctoraten via de dienst inschrijvingen afgeleverd en voor controle voorgelegd aan de vakgroepen. De aan de promotor/vakgroep uitbetaalde ‘Kredieten aan Navorsers’ worden jaarlijks op het R&D-intranet gepubliceerd. De ‘Kredieten aan Navorsers’ worden toegekend op een aparte PKC en kunnen uitsluitend aangewend worden voor uitgaven ter ondersteuning van de werkzaamheden van de doctorandi.
Voorgesteld nieuw systeem voor de toekenning van Kredieten aan Navorsers Het voorgestelde nieuwe systeem voor de toekenning van ‘Kredieten aan Navorsers’ is gebaseerd op een extra voorwaarde, namelijk “publicaties”. De behaalde doctoraten tellen in de toekenning enkel mee als de betrokken doctoraten geresulteerd hebben in minstens 1 publicatie in de loop van vier jaar tot de proclamatie. De Universiteit Gent bijvoorbeeld hanteert nu al een gelijkaardig systeem, waarbij een doctoraat dat afgelegd is binnen 4 jaar en die geresulteerd heeft (tot 2 jaar na de verdediging) in minstens 2 publicaties (gepubliceerd of aanvaard) een doctoraatstoelage van 10.000 EUR toegekend krijgt.35
Doel Andere stimuleringsmaatregels in verband met doctoraten, zoals het huidige systeem van ‘Kredieten aan Navorsers’, zijn vaak enkel ontworpen voor het bevorderen van het aantal afgelegde doctoraten en niet zozeer van het aantal publicaties. Het stimuleren van publicaties gaat gepaard met het stimuleren van de opbouw van een onderzoekersportfolio dat belangrijk is voor de verdere carrière van de doctorandus. Ook is dit systeem een aanmoediging voor een maximaal zichtbare onderzoeksoutput.36 Het past daarmee
binnen
een
goede
wetenschappelijke
praktijk,
waarbij
de
kwaliteit
van
de
eigen
onderzoeksresultaten bevorderd wordt door ze voor te leggen aan gezaghebbende peers en waarbij gestreefd wordt naar publicatie in de meest toonaangevende media voor het domein.
34 Het huidige systeem voor de toekenning van ‘Kredieten aan Navorsers’ ging van start met het academiejaar 2003/2004 en is vastgelegd in het reglement van de Onderzoeksraad (goedgekeurd Raad van Bestuur 29.06.1999): http://rd-ir.vub.ac.be/regl-formulieren/OZRreg.pdf. 35 Universiteit Gent. Raad van Bestuur 15 juni 2007, IV/DPO/ALG/1. Nieuwe verdeelsleutel personeelspunten. 36 Nota ‘Maximale Zichtbare Onderzoeksoutput’, versie 07.12.2007. R&D-info december 2007.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 56 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
Budget Met het huidige systeem zou in de afgelopen 5 jaar (2002 t/m 2006), per jaar gemiddeld 813.000 EUR ‘Kredieten aan Navorsers’ toegekend zijn. Voor het nieuwe systeem wordt uitgegaan van hetzelfde budget. Op basis van dit budget werd een berekening gemaakt37 van het nieuwe bedrag dat per behaald doctoraat dat aan de nieuwe voorwaarde voldoet, toegekend kan worden. Dit nieuwe bedrag is 10.000 EUR i.p.v. de huidige 7.500 EUR. Over de beschouwde periode voldoet een gemiddelde van 75%, met een licht stijgende tendens. In de veronderstelling dat het niveau na de stijgende tendens (83%) verworven blijft en dat de extrapolatie naar de humane wetenschappen accuraat is, zal ofwel moeten worden rekening gehouden met een mogelijke verhoging van het nodige globale budget met ongeveer 10% (90.750 EUR) om toelagen van 10.000 EUR te kunnen toekennen, ofwel geopteerd voor een lager bedrag per toelage van 9.000 EUR.
Publicatiecategorieën De publicaties die in aanmerking komen, zijn in elk geval die publicaties geïndexeerd in de "Thomson ISI"-databanken SCIE, SSCI en AHCI, plus eventuele andere belangrijke publicatiecategorieën voor het domein geïdentificeerd in het kader van de "ZAP-opdrachtsmatrix".38 Op deze manier zijn niet enkel de publicaties van de exacte en toegepaste wetenschappen vertegenwoordigd, maar ook die van de humane wetenschappen.
Implementatie Er is gekozen voor publicaties van de laatste vier jaren tot de proclamatie, omdat de betrokkenen na die datum niet noodzakelijk meer aan de VUB verbonden zijn en mogelijks artikels publiceren vanuit een andere instelling. De interne controle wordt op deze manier vergemakkelijkt. Het huidige toekenningssysteem is een automatisch systeem dat gebaseerd is op de lijst van verdedigde doctoraten. Het is duidelijk dat een toekenningssysteem gebaseerd op publicaties niet meer automatisch kan verlopen. Ook omdat niet alle artikels meteen na publicatie geregistreerd worden in de ISI-databank of de R&D-databank, is er nood aan een bijkomende procedure en controle. Een mogelijkheid is dat de doctorandus bij het neerleggen van zijn/haar proefschrift een lijst van gepubliceerde en aanvaarde artikels toevoegt, ondertekend door de promotor. Verificatie door R&D beperkt zich dan tot een formele vaststelling of de publicaties uit de juiste periode zijn met de doctorandus als auteur, en de vaststelling van het al dan niet in aanmerking komen voor de toelage.
37 Voor deze berekening is nagaan welke van de behaalde doctoraten gekoppeld kunnen worden aan publicaties uit de ISI databank. Vervolgens werd een extrapolatie gemaakt van het percentage doctoraten met publicatie in de exacte en wetenschappen naar de doctoraten uit de humane wetenschappen (die minder vertegenwoordigd zijn in ISI). 38 ZAP-Opdrachtmatrix. Versie 2.2. Goedgekeurd OZR 07.02.2008.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 57 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 9: Vergelijking van het omgevormde model met het nieuwe model voor de basisfinanciering
aspect
actueel model OZR/BOFprojecten: Richtpercentages
OZR/BOFprojecten: Projecttoekenningen R&D + adviessubcommissies
voorgesteld model Basisfinanciering
Kredieten aan Navorsers
Congreskredieten
R&D: opvraging en verwerking peer review: PhD jury
R&D
R&D: opvraging en verwerking
aanvaarde congresbijdrage
selectie van kwaliteitsgerelateerde prestatiecategorieën
toegekend PhD
actieve congresparticipatie
jaarlijks 'trekkingsrecht' van 500 euro per vorser voor max. 6 jaar vorser
administratie
R&D
kwaliteit
selectie van prestatiecategorieën
toekenningsbasis
behoefte en tendens van prestatiecriteria voor adviessubcommissie
toegekend bedrag
voorgaand budgetaandeel gemoduleerd door relatieve vooruitgang adviessubcommissie
aangevraagd projectbudget, eventueel gereduceerd
vast bedrag per PhD
promotor
promotor
initiatief vorsers
geen (automatische verdeling)
aanvraag onderzoeksproject
geen (automatische toekenning)
aanvraag reiskrediet
enveloppe
verdeling binnen gesloten enveloppe
open enveloppe
gesloten enveloppe
informatiebron
jaarverslagen OWR en OZR
verdeling binnen gesloten enveloppe aanvragen door onderzoekers
omvang en groei van prestaties op vakgroepniveau; strategische persoonlijke prestaties jaarlijks berekende lumpsum per vakgroep; persoonlijke bonussen vakgroep, met uitzondering van de persoonlijke bonussen geen (automatische toekenning en voorstel BOZ voor bonus maatschappelijke valorisatie) verdeling binnen gesloten enveloppe
aanvragen door onderzoekers
centrale databanken (R&D-databank e.a.)
evaluatie
5-jaarlijkse controleberekeningen
centrale databanken & faculteiten voorzien in 2009
hervormd in 2007
5-jaarlijkse evaluatie
recipiënt
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
peer review: extern & via adviessubcommissies toegekend onderzoeksproject
geen
- 58 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 10: Uittreksel uit het BOF-besluit met betrekking tot de parameter "Mobiliteit en Diversiteit" Art. 3. §3. 4º van het Besluit van de Vlaamse regering van 8 SEPTEMBER 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap (BS 18.11.2000), gewijzigd door de Besluiten van de Vlaamse regering van 24 JANUARI 2003 (BS 28.03.2003), 8 DECEMBER 2006 (BS 08.02.2007 en Errata BS 21.06.2007) en 12 DECEMBER 2008 (BS 06.03.2009) houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 betreffende de financiering van de Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap:
Art. 3. §3. 4º een parameter "mobiliteit en diversiteit", zijnde het procentuele aandeel van elke universiteit, tot en met het begrotingsjaar 2007 uitgezonderd de Katholieke Universiteit Brussel, in het aantal eerste aanstellingen in een graad van het zelfstandig academisch personeel van: a) personen die gepromoveerd zijn tot doctor aan een andere universiteit dan de aanstellende universiteit; b) personen die aan de aanstellende universiteit gepromoveerd zijn tot doctor, maar gedurende de laatste vijf jaar ten minste drie jaar geen deel hebben uitgemaakt van het personeel bij die universiteit of een andere universiteit, bij een universitair ziekenhuis, een hogeschool, een publieke onderzoeksorganisatie of een onderzoeksorganisatie die structurele financiering krijgt vanuit de Vlaamse begroting; c) personen van het vrouwelijk geslacht. Onder eerste aanstelling als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan de indiensttreding bij de universiteit in een van de graden van het zelfstandig academisch personeel conform hoofdstuk IV, afdeling 3 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Bij de bepaling van het aantal aanstellingen: 1° wordt geen rekening gehouden met dubbeltellingen, in de zin dat een persoon die bij de aanstelling aan een universiteit voldoet aan twee criteria, vermeld in het eerste lid, 4°, eenmaal wordt geteld; 2° worden het Rijksuniversitair Centrum Antwerpen, de Universitaire Faculteit Sint-Ignatius Antwerpen en de Universitaire Instelling Antwerpen als één universiteit (Universiteit Antwerpen) beschouwd; 3º worden alleen aanstellingen van ten minste 80% aan de universiteit in rekening genomen, inclusief gemengde aanstellingen aan enerzijds de universiteit en anderzijds: a) het daaraan verbonden academisch ziekenhuis. Voor de toepassing van deze bepaling wordt het Universitair Ziekenhuis Gent respectievelijk het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, beschouwd als verbonden met de Universiteit Gent respectievelijk de Universiteit Antwerpen; b) het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen; c) het IWT; d) de strategische onderzoekscentra (IBBT, IMEC, VITO en VIB). De gegevens voor de berekening van deze parameter ‘mobiliteit en diversiteit’ worden aangeleverd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad na een gezamenlijke validatie ervan door de universiteiten, de overheid en de commissarissen die het toezicht uitoefenen op de universiteiten.
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 59 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011
APPENDIX 11: Publicatiecategorieën (Uittreksel, VUB - Reglement inzake Academisch Personeel) Artikel 52 §4. De kandidaatstelling of de aanvraag tot bevordering is vergezeld van een beknopt curriculum vitae, van een motivering van de kandidatuur en van het academisch dossier. Het academisch dossier wordt opgesteld door de betrokkene en bevat alle relevante elementen over : ... 2. Het onderzoeksdossier, waartoe ondermeer behoren: - wetenschappelijke publicaties, andere dan doctoraatsproefschriften, gericht op het forum van onderzoekers, met inachtname van een exacte weergave van de bibliografische referenties en als volgt gecatalogeerd : A = (co-) auteur van wetenschappelijke monografie B = artikels/bijdragen in wetenschappelijke monografieën /verzamelwerken met internationaal referee-systeem C = artikels in wetenschappelijke tijdschriften met internationaal referee-systeem D = artikels/bijdragen in wetenschappelijke monografieën/verzamelwerken met nationaal referee-systeem E = artikels in wetenschappelijke tijdschriften met nationaal referee-systeem F = artikels/bijdragen in wetenschappelijke monografieën/verzamelwerken zonder referee-systeem G = artikels in wetenschappelijke tijdschriften zonder referee-systeem H = wetenschappelijke uitgever van wetenschappelijke monografieën/verzamelwerken en tijdschriften I1 = mededelingen op internationale congressen/symposia integraal gepubliceerd in proceedings I2 = mededelingen op internationale congressen /symposia niet gepubliceerd of slechts beschikbaar als abstract J1= mededelingen op andere congressen integraal gepubliceerd in proceedings J2 = mededelingen op andere congressen niet gepubliceerd of slechts beschikbaar als abstract K = abstracts, korte mededelingen en working papers in proceedings en tijdschriften L = periodieke publicaties uitgegeven door de vakgroep of waaraan wordt meegewerkt door de vakgroep M = rapporten van onderzoeksprojecten die na het afsluiten van het werk werden ingediend bij de betoelagende instantie N = eindrapporten van beleidsvoorbereidende studies die na het beëindigen van het werk bij de opdrachtgevende instantie werden ingediend. O = annotaties P = interne rapporten Q = andere publicatievormen gericht op het forum van onderzoekers ... 3. De rol in de maatschappelijke en wetenschappelijke uitstraling van de faculteit en de universiteit alsook op het vlak van interne en externe communicatie in het algemeen, waartoe ondermeer behoren - Vakpublicaties gericht op professioneel geïnteresseerden (vb. in het kader van dienstverlening aan derden), met inachtname van een exacte weergave van de bibliografische referenties en als volgt gecatalogeerd R = monografie / handboek S = artikel T = andere vakpublicaties - Vulgariserende publicaties gericht op het brede publiek, met inachtname van een exacte weergave van de bibliografische referenties ...
Nieuw financieringsmodel Onderzoek
- 60 / 60 -
Goedgekeurd RvB 24.05.2011