''Strategieën om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs te verhogen''
Afstudeerscriptie Fontys Hogescholen Management Economie en Recht Opleiding: Management Economie en Recht
Auteur: M.D. van Drunen 2083509 17 december, te Utrecht
Klas 1ste stagedocent 2de stagedocent Stagebedrijf Betreft
: MER 80 semester : De heer T. Vermeulen : De heer B. van Beers : Morgen : 'Openbaar'
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Samenvatting Het integreren van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs brengt verschillende uitdagingen met zich mee. Het is een nieuwe kijk op onderwijs geven en er hoort een nadruk te liggen op de maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling. Er moet meer aandacht besteedt worden aan de complexiteit van het onderwijs en het vereist meer kunde naast kennis over duurzame ontwikkeling van zowel studenten als docenten. De onderzoekvraag luidt: ‘Met welke strategieën kan de betrokkenheid van studenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling vergroot worden op hogescholen’? De aandacht voor duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs is een belangrijke stap die genomen kan worden om veranderingen plaats te laten vinden. Studenten kunnen een grote bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling, omdat zij samenwerken met verschillende stakeholders en omdat de studenten in hun latere werkveld hun eigen inzichten kenbaar kunnen maken aan anderen. Om deze bijdrage te kunnen leveren is het is belangrijk te weten waar het gedrag van studenten vandaan komt ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Voor een student kan volgens Van Meegeren (2000) de intentie om bepaald gedrag daadwerkelijk te gaan vertonen voorspeld worden uit drie determinanten van gedrag. Attitude Waargenomen gedragscontrole Sociale norm/ druk De attitude van een student omvat het begrip dat een student heeft ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Dit gaat samen met de menig van de student ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Begrip en mening vormen samen de houding, of attitude van een student. De waargenomen gedragscontrole omvat kennis en vaardigheden van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het onderwijs. Het vergroten van deze waargenomen gedragscontrole gaat samen met de sociale norm/druk. In dit onderzoek zijn dat de medestudenten, docenten en omgeving. Zij hebben allen een invloed op de houding van een student en hiermee invloed op het gedrag van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Met behulp van diepte-interviews met docenten is in kaart gebracht welke initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling er reeds bestaan in het hoger onderwijs en dan specifiek gericht op de onderwijsinstellingen HAN en Fontys. Op de beide hogescholen worden verschillende projecten aangeboden die gericht zijn op duurzame ontwikkeling, voor zowel de opleiding techniek als de opleiding economie. Deze projecten worden voornamelijk opgezet door docenten en lectoraten. De communicatie van duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs. Vanaf het propedeuse jaar tot en met het vierde jaar komen studenten in aanraking met duurzame projecten. Docenten zijn zeer betrokken bij duurzaamheid en staan open voor nieuwe ideeën. Over het algemeen ervaren de docenten een lage betrokkenheid van studenten bij duurzame ontwikkeling.
1
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Uit de resultaten van de enquête en de verbanden tussen de stellingen kunnen drie thema’s worden gehaald. 1. Passief gedrag van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling; 2. Kennis ten aanzien van duurzame ontwikkeling op de hoge school; 3. De houding van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling is positief. Studenten zijn betrokken bij het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling, maar wel op een passieve manier. Studenten willen niet actief deelnemen aan duurzame initiatieven op de hogeschool. Volgens de studenten wordt het belang van duurzame ontwikkeling wel aangegeven vanuit de onderwijsinstelling, maar kunnen de studenten dit niet terug vinden in het curriculum en beleid. Studenten verdiepen zich niet in de cultuur van de hogeschool. Zij weten niet wat er precies aanwezig is op de hogeschool om de hogeschool te verduurzamen of over hoe het proces verloopt van eigen duurzame initiatieven. De houding van de studenten is positief, zij vinden werken voor een duurzame organisatie interessant.
Aan de hand van de diepte- interviews en een enquête zijn er drie strategieën beschreven voor zowel het onderwijs als voor de organisatie Morgen. Strategie 1 communicatie: Hier wordt gesproken over twee vormen van communicatie. Als eerste de communicatie tussen studenten en docenten. Er zijn verschillende vormen van communicatie beschreven, voorbeelden zijn voorlichtingsdagen en een conferentie organiseren gericht op duurzame ontwikkeling. Om te zorgen dat studenten deelnemen aan deze initiatieven moet de communicatie inzichtelijker en toegankelijker gemaakt worden voor studenten. Ten tweede de communicatie tussen stakeholders. Het vergroten van de communicatie tussen stakeholders is van belang wanneer men kennis over duurzame ontwikkeling wil vergroten. Het oprichten van een werkgroep gericht op duurzame ontwikkeling is een eerste initiatief. Morgen: Aan de hand van de verschillende communicatievormen kan Morgen een ondersteunende rol vervullen in het onderwijs. Vervolgens kunnen zij als intermediair fungeren tussen verschillende stakeholders. Morgen kan verschillende stakeholders samenbrengen om kennis over duurzame ontwikkeling te vergroten. Strategie 2 duurzaam werkveld: In samenwerking met het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties kunnen er projecten worden aangeboden aan studenten. Deze projecten zijn gericht op duurzame ontwikkeling. De organisaties kunnen klein zijn, maar ook grote bedrijven kunnen benaderd worden, zoals Shell, Rabobank en TNT. Er moeten mogelijkheden komen om stage te kunnen lopen binnen organisaties die een MVO tak hebben of aan duurzame ontwikkeling doen. Op de stagemarkten die al bestaan moeten meer bedrijven en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd die bezig zijn met duurzaamheid in de organisatie. Ook kunnen er gastsprekers worden uitgenodigd om ervaringen te vertellen die specifiek gericht zijn op duurzame ontwikkeling. Het resultaat voor het onderwijs is een werkveld waarin duurzame ontwikkeling centraal staat. Morgen: Hier ligt een rol voor Morgen. Op dit moment bieden zij stageplaatsen aan die zich reeds richten op duurzame ontwikkeling. Dit zijn veelal organisaties die niet bekend zijn bij studenten. Bekende bedrijven en organisaties die een MVO tak hebben binnen hun organisatie zouden ook benaderd kunnen worden door Morgen. Dit moeten dan wel bedrijven zijn die interessant zijn voor studenten.
2
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Strategie 3 Integreren: Het integreren van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs kan in deze strategie op twee manieren. Als eerste het curriculum. Er is weinig animo bij studenten voor naschoolse activiteiten gericht op duurzame ontwikkeling. Leren over het onderwerp zal daarom meer geïntegreerd moeten worden. Integreren is mogelijk door meer lessen aan te bieden, lessen die zich richten op het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling en de mogelijke eigen bijdrage van de student gericht op duurzame initiatieven. Het moet bij de studenten bekend zijn dat duurzame ontwikkeling heel breed is en dat zij dit op vele manieren zelf kunnen invullen. Een tweede initiatief is het integreren van duurzame ontwikkeling in de gebouwen van de onderwijs instelling. Wanneer studenten onbewust in aanraking komen met duurzame initiatieven wordt de betrokkenheid vergroot. Voorbeelden hiervan zijn het scheiden van afval en dubbelzijdig printen. Morgen: Morgen kan een rol spelen bij het integreren van duurzame ontwikkeling in het curriculum. Zij kunnen het onderwijs ondersteunen door een bijdrage te leveren in de vorm van: deelname aan stagemarkten, het verzorgen van gastlessen, als tussenpersoon fungeren bij het opzetten van een conferentie of interessante gastsprekers aanbieden. Verder kunnen leden van Morgen ook als gastspreker worden uitgenodigd om hun ervaringen en activiteiten te delen met studenten. Hiermee kan het enthousiasme bij studenten worden vergroot. Aanbevelingen voor het onderwijs - Het onderwijs zou haar communicatie tussen studenten en docenten kunnen verbeteren - Het onderwijs zou haar communicatie tussen stakeholders kunnen verbeteren - Het onderwijs zou campagne kunnen voeren over het belang van duurzame ontwikkeling - Het onderwijs zou een duurzaam werkveld kunnen opzetten - Het onderwijs zou duurzame ontwikkeling meer kunnen integreren in het curriculum Aanbevelingen voor Morgen - Morgen kan het onderwijs ondersteunen in de communicatie - Morgen kan een breder aanbod van duurzame stageplaatsen aanbieden voor studenten - Morgen kan het onderwijs ondersteunen in het integreren van het curriculum - Het behouden van de continuïteit van studenten voor Morgen
3
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Voorwoord In de afstudeerfase van mijn opleiding Management Economie en Recht aan de Fontys Hogescholen te Eindhoven, zijn de laatste vier maanden gevuld met een afstudeerstage. In de periode van september 2009 tot en met december 2009 heb ik met plezier stage gelopen bij de Vereniging Morgen in Utrecht. Voor u ligt het eindresultaat van mijn onderzoek: ''Strategieën om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs te verhogen'' Ik ben allereerst dank verschuldigd aan alle geënquêteerden studenten van de HAN en Fontys. Zonder hun medewerking zou dit onderzoek niet mogelijk zijn geweest. Verder gaat mijn dank uit naar een aantal personen binnen Morgen die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit rapport. Ik dank in het bijzonder mevr. R. Draaisma, dhr. T. Nijssen, mevr. A. Hendriksen en mevr. K. Voerman voor hun tijd en moeite om mijn stage in goede banen te begeleiden. Verder wil ik dhr. T. Hammink, dhr. G. Brands, dhr. G. Berendsen en N. Roorda bedanken voor de diepte-interviews. Vervolgens gaat mijn dank nog uit naar de stagedocent van Fontys Hogescholen, dhr. T. Vermeulen, voor zijn diepte-interview, steun en aanwijzingen gedurende mijn stage. Als laatste wil ik mijn vriend, vriendinnen, vrienden, studiegenoten en familie bedanken voor hun steun, feedback en dat zij zich voor mijn onderzoek bleven interesseren en met alles hebben meegeleefd. Alle aanwijzingen en opbouwend commentaar hebben ongetwijfeld gezorgd voor een verhoging van de kwaliteit van dit rapport. Ten slotte wens ik u veel leesplezier bij het lezen van deze scriptie.
Milou van Drunen Utrecht, december 2009
In het kader van duurzaamheid is deze scriptie dubbelzijdig geprint op gerecycled papier.
4
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Inhoudsopgave Samenvatting ..................................................................................................................................................1 Voorwoord......................................................................................................................................................4 Inhoudsopgave................................................................................................................................................5
Hoofdstuk 1. Inleiding en maatschappelijke relevantie ................................................................................8 1.1 Morgen .....................................................................................................................................................9 1.1.1 Visie.................................................................................................................................................11 1.1.2 Missie .............................................................................................................................................11 1.2 Activiteiten .............................................................................................................................................12 1.3 Probleemanalyse.....................................................................................................................................12 1.4 Probleemstelling .....................................................................................................................................13 1.5 Begripsbepaling probleemstelling ..........................................................................................................13 1.6 Deelvragen..............................................................................................................................................14 1.7 Methode van onderzoek..........................................................................................................................14 1.8 Afbakening van het onderzoek ...............................................................................................................15 1.9 Doelstelling van de stageopdracht .........................................................................................................15 1.10 Leeswijzer.............................................................................................................................................15 Hoofdstuk 2. Duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs...................................................................16 2.1 Huidige situatie in het hoger onderwijs ..................................................................................................16 2.2 Copernicus handvest en handvest duurzaamheid HBO..........................................................................18 2.3 Samenhang van kennis, houding en gedrag van studenten.....................................................................19 2.4 Model 1: Verklaring van gedrag – en studenten.....................................................................................19 2.5 Analyse verklaring van gedrag – en studenten .......................................................................................22 2.6 Model 2: Verklaring van gedrag – en het hoger onderwijs ....................................................................23 2.7 Analyse verklaring van gedrag – en het hoger onderwijs.......................................................................25 2.8 Conclusie ................................................................................................................................................26
5
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Hoofdstuk 3. Analyse van duurzame ontwikkeling op de Hogeschool Arnhem Nijmegen en Fontys Hogeschool Eindhoven ...................................................................................................................................27 3.1 Analyse HAN en Fontys algemeen.........................................................................................................27 3.2 Hogeschool Arnhem Nijmegen - Techniek ............................................................................................29 3.3 Hogeschool Arnhem Nijmegen - Economie...........................................................................................32 3.4 Fontys Hogeschool Eindhoven - Techniek.............................................................................................34 3.5 Fontys Hogeschool Eindhoven - Economie ...........................................................................................36 3.6 Conclusie ................................................................................................................................................38 Hoofdstuk 4. Analyse van studenten en duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs .......................39 4.1 Algemene informatie over studenten......................................................................................................39 4.2 Analyse motieven ...................................................................................................................................40 4.3 Analyse betrokkenheid ...........................................................................................................................42 4.4 Analyse Imago........................................................................................................................................47 4.5 Verbanden tussen de stellingen ..............................................................................................................51 4.5.1 Gedrag .............................................................................................................................................51 4.5.2 Houding ...........................................................................................................................................52 4.5.3 Kennis..............................................................................................................................................52 4.6 Conclusie ................................................................................................................................................53 Hoofdstuk 5. Strategieën om de betrokkenheid van studenten in het hoger onderwijs te verhogen......54 5.1 Analyse deskresearch, kwalitatief en kwantitatief onderzoek ................................................................54 5.2 Het model Van Meegeren en het model van Wals en Jickling...............................................................55 5.3 Strategie 1: Communicatie .....................................................................................................................58 5.3.1 Onderwijs en communicatie ............................................................................................................58 5.3.2 Morgen en communicatie ................................................................................................................60 5.4 Strategie 2: Duurzaam werkveld ............................................................................................................61 5.4.1 Onderwijs en duurzaam werkveld ...................................................................................................61 5.4.2 Morgen en duurzaam werkveld .......................................................................................................62 5.5 Strategie 3: Integreren ............................................................................................................................63 5.5.1 Onderwijs en integreren ..................................................................................................................63 5.5.2 Morgen en integreren ......................................................................................................................64 5.6 De rol van Morgen en het vergroten van de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling .................................................................................................................................................65 5.7 Conclusie ................................................................................................................................................66
6
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Hoofdstuk 6. Conclusies en aanbevelingen...................................................................................................68 6.1 Conclusies...............................................................................................................................................68 6.1.1 Theorie.............................................................................................................................................68 6.1.2 Analyse duurzame ontwikkeling op de HAN en Fontys .................................................................67 6.1.3 Analyse studenten en duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs ...........................................67 6.1.4 Analyse strategieën..........................................................................................................................70 6.2 Aanbevelingen ........................................................................................................................................71 6.2.1 Aanbevelingen voor HBO instellingen............................................................................................71 6.2.2 Aanbevelingen voor Morgen...........................................................................................................73 Bronmelding....................................................................................................................................................75 1 Noten .........................................................................................................................................................75 2 Overige geraadpleegde literatuur ..............................................................................................................75 Bijlagen............................................................................................................................................................77 Bijlage 1: Project beschrijving Morgen Bijlage 2: Onderbouwing van de enquête Bijlage 3: Gloucestershire Universiteit Bijlage 4: Copernicus handvest Bijlage 5: Criteria keurmerk Duurzame Ontwikkeling in Hoger Onderwijs Bijlage 6: Meerjaren afspraken energie – efficiency Bijlage 7: Duurzaam inkopen criteria Bijlage 8 A: Gespreksverslag dhr. N. Roorda B: Gespreksverslag docent HAN – Techniek C: Gespreksverslag docent HAN – Economie D: Gespreksverslag docent Fontys – Techniek E: Gespreksverslag docent Fontys – Economie Bijlage 9: Diepte interview docenten Bijlage 10: Enquête studenten Bijalge 11 A: Resterende resultaten enquête studenten B: Resterende verbanden enquête studenten
7
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoofdstuk 1: Inleiding en maatschappelijke relevantie Een docent aan een hogeschool organiseert een congres duurzame ontwikkeling, de inschrijvingen op dit congres zijn hoog, van zowel docenten als studenten. Helaas is de werkelijke opkomst minder dan kon worden verwacht. Het stellen van 'andere' prioriteiten bij docenten en studenten maakt dat het risico van het niet slagen van dit congres aanwezig is. Wanneer in een 'worst case scenario' de boodschap van duurzame ontwikkeling niet overgebracht kan worden op docenten en studenten, kan dit gevolgen hebben voor toekomstige generaties. Het kost de maatschappij hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht1. Wanneer deze hulpbronnen worden aangetast ontstaan er moeilijkheden op sociaal, economisch en ecologisch gebied met alle gevolgen van dien... Dit onderzoek heeft als onderwerp de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Activiteiten in het onderwijs, zoals stages en projecten hebben te maken met het vergroten van het bewustzijn van jongeren over duurzame ontwikkeling. Bij het tot stand komen van dit bewustzijn bij studenten spelen de hogescholen een belangrijke rol, omdat studenten in het hoger onderwijs na hun afstuderen een leidinggevende rol kunnen vervullen en zo invloed uitoefenen op het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling in de samenleving. Om de betrokkenheid van studenten vast te stellen wordt er onderzocht wat de drijfveren van studenten zijn om zich wel of niet bezig te houden met duurzame initiatieven. Om die reden wordt er ook aandacht besteed aan de verklaring van gedrag van studenten en wordt er een verband gelegd met het hoger onderwijs. Deze scriptie begint met het formuleren van een definitie van duurzame ontwikkeling. Vervolgens wordt er in onderstaande paragrafen beschreven hoe deze scriptie tot stand is gekomen. Met de volgende definitie van duurzame ontwikkeling in het achterhoofd is onderzoek gedaan en is deze scriptie geschreven: ‘‘Duurzame ontwikkeling is een economische, sociaal-culturele en ecologische ontwikkeling waarbij de behoeften van de huidige generatie worden bevredigd, zonder de mogelijkheid weg te nemen dat toekomstige generaties hun behoeften kunnen bevredigen.’’2 Belangrijke algemene thema's die samenhangen met deze definitie van duurzame ontwikkeling zijn: bevolking, klimaat, water, biodiversiteit en kennis.3 Economisch gezien kan dit vertaald worden naar maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Dit is een vorm van ondernemen waarbij er evenwicht bestaat tussen economische-, sociale- en milieubelangen. Duurzame ondernemers kijken niet alleen naar hun winst- en verliescijfers, maar ook naar de gevolgen van hun bedrijfsactiviteiten voor mens en milieu. En niet alleen naar de huidige gevolgen daarvan, maar ook naar de gevolgen in de toekomst. Duurzaam ondernemen betekent dat bedrijven naar vermogen bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke en milieu problemen die met de onderneming samenhangen. Een vereiste hierbij is wel dat bedrijven zich maatschappelijk verantwoord willen gedragen en daarmee verder willen gaan dan de wet- en regelgeving hen voorschrijft. Volgens Pronk (2002) geven wetten en regels immers geen garantie voor het behoud van flora en fauna en maken zij ook geen vuist tegen onjuiste productieprocessen elders op de wereld. Kortom er kan gezegd worden dat duurzame ontwikkeling gaat over de samenhang tussen sociaalculturele, economische en ecologische aspecten.4
1 http://www.vrom.nl/pagina.html?id=23989 (sept 2009) 2 The World Commission on Environment and Development: 'Brundtlandrapport' 1987 3 J.P. Pronk, Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, verkenning van het rijksoverheidsbeleid, 2002, p.14. 4 J.P. Pronk, Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, verkenning van het rijksoverheidsbeleid, 2002, p.46.
8
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 In deze context van duurzame ontwikkeling en duurzaam ondernemen en wanneer we kijken naar andere landen heeft Nederland niet veel te klagen. Het is een rijk land met een redelijke welvaartsverdeling en goede sociale voorzieningen. Bovendien is er voor veel mensen voldoende groen in hun omgeving. ‘‘Maar ons land is economisch, sociaal en ecologisch onderdeel van een wereld waarin armoede het voortbestaan van velen bedreigd, waarin sociale en culturele spanningen aan de orde van de dag zijn, waarin natuur en milieu nog steeds risico lopen en waar democratische verhoudingen vaak ver te zoeken zijn.’’ 5 Door de goede welvaartsverdeling die o.a. Nederland heeft, zijn het juist deze landen die veranderingen in de samenleving kunnen voortbrengen. Maar veranderingen gebeuren niet vanzelf, veranderingen in een samenleving hangen samen met de persoonlijkheid van mensen. Kenmerken van persoonlijkheid zijn kennis, houding en gedrag. Het karakter van studenten kun je niet veranderen, maar het karakter in combinatie met kennis bepaalt de houding van een student. Dit is belangrijk om te weten wanneer er gekeken wordt naar de betrokkenheid van studenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Het ontwikkelen en overdragen van kennis is daarbij een belangrijke pijler voor een duurzame samenleving.6 Volgens Pronk (2002) is kennis een belangrijke productiefactor en dit hangt weer samen met de economische groeipotentie en arbeidsparticipatie. Deze factoren hebben weer effect op een duurzame economie. Wanneer studenten beschikken over de nodige kennis die samenhangt met duurzame ontwikkeling, zijn studenten in staat om een integrale afweging te maken en vanuit deze afweging voor zichzelf een handelingsperspectief (het besef van een student om een eigen actieve bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling) te creëren om bij te dragen aan het verduurzamen van de samenleving. Echter om deze kennis te ontwikkelen en over te dragen op studenten moet er wel belangstelling zijn voor duurzame ontwikkeling. Deze belangstelling en dan voornamelijk onder HBO studenten vormt de kern van dit onderzoek.
1.1. Morgen 'Morgen' is een netwerkorganisatie voor studenten die zich inzetten voor een duurzame toekomst. Het doel is een duurzame bedrijfsvoering op hogescholen, meer kennis over en bewustzijn van duurzame ontwikkeling bij studenten en medewerkers en integratie van duurzame ontwikkeling in onderwijs en onderzoek. Deze doelen probeert de organisatie te bereiken door het geven van informatie, het uitwisselen van kennis, het organiseren van debatten en het geven van workshops. 'Morgen' wordt gerund door een bestuur, een programmacoördinator en een communicatiemedewerker. Het bestuur bestaat uit vijf personen met de volgende functies: Algemeen bestuurslid, Bestuurslid PR, Penningmeester, Secretaris en Voorzitter. De adviesraad bestaat uit oud-bestuursleden en Young Professionals met een achtergrond in of affiniteit met duurzame ontwikkeling. Daarnaast zou Morgen niet bestaan zonder de bijdrage van vrijwilligers en leden. Vanuit de subsidie vergoeding vrijwilligersvergoedingen betaald.
van
het
VROM,
worden
de
bestuursvergoedingen
en
5 J.P. Pronk, Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, verkenning van het rijksoverheidsbeleid, 2002. p.10. 6 J.P. Pronk, Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, verkenning van het rijksoverheidsbeleid, 2002. p.56.
9
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Leden
Adviesraad
Programma coördinator
Bestuur
Vrijwilligers
Vrijwilligers
Communicatie medewerker
Figuur 1.1.: Bron: Vereniging Morgen, Organogram, Utrecht 2009.
In veel studentensteden zijn lidorganisaties actief. Dit zijn vaak commissies van studentenraden of studieverenigingen. Zij organiseren o.a. lezingen, debatten, kookcursussen, workshops, lobbyen bij medewerkers en het College van Bestuur, voeren actie en doen allerlei gezellige dingen. Morgen geeft ze daarbij ondersteuning. De leden van Morgen zijn: Commissie duurzaamheid, studentenraden UvA Studentenraad, Vrije Universiteit Amsterdam Futurum Mundus Clementia, InHolland Delft Osiris, TU Delft PF Eindhoven Studenten Milieu Overleg Groningen Universitair Milieu Platform Maastricht UMP Nijmegen MUS/Groentetas Wageningen Environmental Platform STORM (Universiteit Utrecht) GreenEUR (Erasmus Universiteit Rotterdam) UMP Maastricht
10
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
1.1.1. Visie “Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Het gaat dus om het verenigen van economische groei, sociaal-culturele wensen en een schoon milieu. Niet alleen nu, maar ook voor onze kinderen en kleinkinderen. Niet alleen in het welvarende Westen, maar ook in Derde Wereld landen” 7. ‘Morgen’ wil duurzame ontwikkeling bevorderen door studenten, medewerkers en bestuurders van universiteiten en hogescholen uit te dagen zich aan te sluiten bij bestaande duurzaamheidinitiatieven en zich bezig te houden met duurzaamheid. Dit omdat zij zich dan meer bewust worden van de ecologische en sociale gevolgen van hun leefstijl en zich inspannen om hun leefomgeving, de universiteit of hogeschool, te verduurzamen. In de visie van ‘Morgen’ op duurzaam hoger onderwijs wordt kennis op gebied van duurzaamheid in beleidsvoering doorgevoerd en wordt onderwijs door middel van stages en onderzoek gekoppeld aan interne bedrijfsvoering om zo een ‘sustainable culture’ te creëren. Veel voorkomende thema’s zijn duurzaam reizen, energiebesparing en groene stroom, duurzame catering, onderwijs over duurzame ontwikkeling, papier, afval en inkopen. De intentie is er bij veel hogescholen al, vrijwel alle hogescholen hebben het Copernicus Handvest en het HBO Handvest voor Duurzaamheid ondertekend. De beschrijving van deze handvesten komen terug in hoofdstuk 2.
1.1.2. Missie Het doel van Morgen is een duurzame bedrijfsvoering, meer kennis over en bewustzijn van duurzame ontwikkeling bij studenten en medewerkers en integratie van duurzame ontwikkeling in onderwijs en onderzoek. Morgen hanteert de definitie van duurzame ontwikkeling zoals omschreven in het Brundtland rapport ‘Our Common Future’. “Sustainable development is development that meets the need for the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” 8(Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling waarbij de huidige wereldbevolking in haar behoeften voorziet zonder de komende generaties te beperken om in hun behoeften te voorzien). Grondslagen van studentennetwerk Morgen zijn onder meer het Earth Charter (Handvest van de Aarde) en de Millennium Development Goals (Millenniumdoelen). Morgen werkt in binnen- en buitenland actief samen met partnerorganisaties – om gezamenlijk projecten te organiseren, krachten te bundelen en kennis uit te wisselen.
7 8
http://www.studentenvoormorgen.nl/?p=8 (sept 2009) The World Commission on Environment and Development: 'Brundtlandrapport' 1987
11
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
1.2. Activiteiten Er worden diverse activiteiten op het gebied van duurzaamheid georganiseerd door ‘Morgen’. Voorbeelden hiervan zijn: workshops, lezingen, symposia, excursies en borrels. Daarnaast ondersteunt, informeert, netwerkt, promoot en lobbyt ‘Morgen’ en voeren ze bovendien projecten uit gerelateerd aan het concept duurzame ontwikkeling. Samen met haar partners voert ‘Morgen’ ook een aantal eigen projecten uit, waaronder: de ShareYourWorld stage markt, een Carrièretraject, de Duurzame Goodiebox en de website Duurzamestudent.nl. 9
1.3. Probleemanalyse De noodzaak voor een duurzame samenleving heeft betrekking op alle mensen van nu, maar ook op onze toekomstige generaties. Om een duurzame samenleving te kunnen bereiken zijn ingrijpende, nationale en internationale veranderingen en maatregelen nodig. Aandacht voor duurzame ontwikkeling in het onderwijs is één van de belangrijke stappen die gezet kunnen worden, zodat deze veranderingen plaats kunnen vinden. Studenten behoren te weten wat duurzame ontwikkeling is, inzicht hebben in wat hun eigen, en andere disciplines kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling, kunnen samenwerken met vertegenwoordigers van andere disciplines en dit in hun latere werkveld tot uitdrukking kunnen brengen. De studenten van nu zijn immers de werknemers en managers van de toekomst.10 Op dit moment, december 2009, is Morgen bezig met een subsidieaanvraag voor het project ‘De Campus van Morgen’. De Campus van Morgen is als project voortgekomen uit een aantal kansen en uitdagingen die Morgen heeft gesignaleerd. Deze kansen hebben betrekking op studentenparticipatie in duurzaamheidsbeleid van universiteiten en hogescholen. Op Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zijn steeds meer initiatieven op hoger beleidsgebied, waaronder het Convenant Duurzaam Inkopen en het meerjarenbeleid energie efficiency (MJA-3), die in november 2008 zijn ondertekend door het Ministerie van VROM, de VSNU (vereniging van universiteiten) en de HBO-raad. In hoofdstuk 2 worden het convenant en het meerjarenbeleid beschreven. Er is duidelijk sprake van een groeiend momentum voor duurzame verandering in het hoger onderwijs. In de huidige werkzaamheden van Morgen en binnen de netwerken waarin Morgen actief is, worden echter twee gerelateerde problemen geconstateerd: 1. De volle potentie van studenten(participatie) wordt niet benut 2. Er is nog onvoldoende uitwisseling van best practices Studenten hebben als één van de belangrijkste stakeholders binnen hoger onderwijsinstellingen vaak goed inzicht in wat er verbeterd moet worden in bedrijfsvoering en onderwijs. Daarnaast worden studenten in hun denken over verduurzaming van de universiteit of hogeschool niet gehinderd door een vast denkkader, waardoor zij vaak creatiever en meer out-of-the-box denken. Dit onderzoek komt voort uit het eerste probleem dat Morgen constateert. Het is voor Morgen nog niet duidelijk welke handelingsperspectieven studenten hebben en/of nodig hebben om actief deel te nemen aan activiteiten die bijdragen aan een betere toekomst voor zichzelf en voor een volgende generatie. Verder is het voor Morgen ook nog niet duidelijk wat studenten nodig hebben voor een directe verbetering van het leefklimaat op hun eigen hogeschool.
9 10
Bijlage 1: Project beschrijving Morgen http://www.dho.nl/over-dho/duurzame-ontwikkeling.html (sept 2009)
12
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Om dit te kunnen onderzoeken moeten we eerst kijken wat de drijfveren van studenten zijn om wel of niet betrokken te zijn bij het duurzame initiatieven en vervolgens uit deze resultaten gaan kijken hoe we deze betrokkenheid extra kunnen stimuleren.
1.4. Probleemstelling Met welke strategieën kan de betrokkenheid van studenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling vergroot worden op hogescholen?
1.5. Begripsbepaling probleemstelling Ter verduidelijking van deze probleemstelling worden enkele belangrijke begrippen nader toegelicht. Betrokkenheid: “Het identificeren met de eigen organisatie en leveren van extra inspanningen in het belang daarvan.”.11 In dit onderzoek specifiek gericht op studenten van het HBO. Welke motieven spelen een rol bij studenten om te verduurzamen en hoe kan dit worden vertaald naar een actieve deelname van studenten voor het HBO. Duurzame ontwikkeling: “Duurzame ontwikkeling is een economische, sociaal-culturele en ecologische ontwikkeling waarbij de behoeften van de huidige generatie worden bevredigd, zonder de mogelijkheid weg te nemen dat toekomstige generaties hun behoeften kunnen bevredigen”.12 Dit onderzoek is specifiek gericht op duurzame ontwikkeling binnen het hoger onderwijs. Dus hoe kan het hoger onderwijs economische, sociaal- culturele en ecologische ontwikkelingen integreren in het onderwijs om zo de toekomstige generaties in hun behoeftes te voorzien. Hogescholen: “Beroepsgericht onderwijs, de opleidingen van dit onderwijs leiden op tot een beroep.”13 Dit onderzoek beperkt zich tot Fontys Hogeschool Eindhoven en Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN). In dit onderzoek worden studenten betrokken van de opleidingen Techniek en Economie. Er is specifiek gekozen voor deze scholen omdat er al een ingang was met verschillende contactpersonen en er is specifiek gekozen voor deze twee opleidingen omdat economische studenten niet direct duurzame ontwikkeling integreren, maar meer winstgericht zijn. En technische studenten invloed hebben op innovatieve initiatieven die belangrijk zijn voor de toekomst.
11
http://www.encyclo.nl/begrip/betrokkenheid (sept 2009) The World Commission on Environment and Development: 'Brundtlandrapport' 1987 13 http://www.encyclo.nl/begrip/HBO (sept 2009) 12
13
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
1.6. Deelvragen Om tot een gedegen antwoord te komen op de hiervoor genoemde probleemstelling van dit onderzoek zijn een aantal deelvragen opgesteld. Hoe is de samenhang tussen kennis, houding en gedrag van studenten ten opzichte van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs? Kennis, houding en gedrag, wat is de balans tussen deze aspecten? Welke initiatieven bestaan er reeds in het hoger onderwijs? Wat is het huidige beleid van duurzame ontwikkeling op de HAN? Wat is het huidige beleid van duurzame ontwikkeling op de Fontys? Wat zijn de sterktes en zwaktes van het hoger onderwijs m.b.t. duurzame ontwikkeling? Wat zijn de kansen en bedreigingen van het hoger onderwijs m.b.t. duurzame ontwikkeling? Wat zijn de motieven van studenten om betrokken te zijn bij duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs? Welke thema’s kunnen er verbonden worden aan deze motieven? Wie zijn de stakeholders van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs?
1.7. Methode van onderzoek In dit onderzoek worden de volgende onderzoeksmethoden gebruikt: Deskresearch Kwalitatief onderzoek Kwantitatief onderzoek In dit rapport wordt met behulp van deskresearch inzicht verkregen in het aspect duurzaamheid met betrekking tot hogescholen, studenten en gedragsbepalingen. De resultaten die uit dit onderzoek voortkomen, vormen de theoretische onderbouwing van het onderzoek. Vervolgens worden er interviews gehouden met deskundigen, hierin worden de verwachtingen en meningen gepeild van personen die goed bekend zijn met het te onderzoeken terrein. Dit omvat het kwalitatieve onderzoek. Kwantitatief onderzoek biedt cijfermatig inzicht. Om statistisch betrouwbare en representatieve uitspraken te doen worden grote groepen studenten ondervraagd. De resultaten van kwantitatief onderzoek worden weergegeven in tabellen, grafieken en percentages.14 Conclusies uit dit onderzoek zijn niet generaliserend voor de onderzoeksdoelgroep, maar zijn uitsluitend hypothese testend. Dat wil zeggen dat resultaten uit dit onderzoek niet direct gerelateerd kunnen worden aan een individu.
14
R.Memelink, Statistiek voor marktonderzoek: Houten, Wolters- Noordhoff, maart 2007.
14
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
1.8. Afbakening van het onderzoek In dit onderzoek wordt een afbakening gemaakt om duidelijkheid te creëren en overzicht te bewaken in het onderzoek. Dit onderzoek richt zich specifiek op economisch en technische studenten van de Fontys Hogeschool Eindhoven en de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Van elke hogeschool worden er twee tot drie afdelingen betrokken bij het onderzoek. Zie hieronder voor de toelichting. De inhoud van het onderzoek gaat voornamelijk over de betrokkenheid van studenten in het hoger onderwijs, bij het onderwerp duurzame ontwikkeling. Zoals eerder genoemd in dit rapport wordt hier bedoeld de betrokkenheid van studenten van hogescholen. Het is belangrijk dat studenten participeren in duurzame ontwikkeling, omdat zij de managers en medewerkers zijn van de volgende generatie en beslissingen kunnen nemen voor de toekomst van alle mensen over de hele wereld. Zoals eerder genoemd wordt het onderzoek uitgevoerd op twee hogescholen: − Fontys Hogeschool Eindhoven, 3 afdelingen (Management, economie en recht – Marketing management en Techniek) met een minimale respons van 75 studenten. − Hogeschool Arnhem Nijmegen, 2 afdelingen (Techniek – Economie, management en recht) met een minimale respons van 75 studenten. De studenten worden benaderd in de klassen, om het invullen van de enquête aantrekkelijker te maken wordt er een fiets van Stichting Stuur verloot onder alle inzendingen. In de klassen wordt het doel van de enquête uitgelegd. Vervolgens wordt in het programma SPSS de resultaten van de enquête verwerkt, zo kunnen er verschillende statistische conclusies worden getrokken.
De inhoud van de enquête bevat drie onderwerpen: imago, initiatieven en communicatie. Vanuit deze drie onderwerpen is mijn enquête samengesteld.15 1.9. Doelstelling van de stageopdracht Met het uitvoeren van deze stageopdracht wordt voor de organisatie Morgen duidelijk welke handelingsperspectieven studenten hebben met betrekking tot duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Dus welke motieven hebben studenten wel of niet om een actieve bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling op hun eigen onderwijsinstelling. Het uiteindelijke doel is strategieën te beschrijven om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling te vergroten.
1.10. Leeswijzer Allereerst wordt in hoofdstuk 1 de organisatie Morgen beschreven. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de missie, visie en activiteiten van Morgen. Verder wordt aangegeven waarom juist dit onderzoek interessant is voor het hoger onderwijs en Morgen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de eerste bevindingen omtrent duurzame ontwikkeling en het hoger onderwijs beschreven. In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs besproken. Vervolgens verschillende handvesten, de samenhang van kennis, houding en gedrag van studenten en als laatste de modellen van verklaring van gedrag van studenten en onderwijs. In hoofdstuk 3 wordt de analyse van de diepte-interviews met experts centraal gesteld. Aan de hand van negen duurzame criteria worden de Hogeschool Arnhem Nijmegen en Fontys Hogeschool geanalyseerd. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de onderzoeksresultaten van de enquête weergegeven. Hier wordt inzicht gegeven in de kennis, houding en gedrag van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Daarna komen in hoofdstuk 5 de strategieën om de betrokkenheid van studenten te verhogen op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs aanbod. Deze worden beschreven aan de hand van drie strategieën voor het onderwijs en voor de organisatie Morgen. Tenslotte in hoofdstuk 6 de conclusies en aanbevelingen voor het onderwijs en voor Morgen. 15
Bijlage 2: Onderbouwing van de enquête
15
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoofdstuk 2: Duurzame ontwikkeling en het hoger onderwijs Voor het begrip duurzaamheid wordt vaak verwezen naar de definitie in het rapport Brundtlandt, die in hoofdstuk 1 beschreven staat. Daarnaast wordt het begrip uitgelegd aan de hand van de duurzaamheiddriehoek. Het streven naar een duurzame samenleving die zich afspeelt in het krachtenveld van ecologische, economische en sociaal-maatschappelijke belangen. Aan deze driehoek kan ook de dimensie van tijd (nu en straks) en de dimensie ruimte (hier, maar ook elders in de wereld) worden toegevoegd. Duurzame ontwikkeling vraagt om een evenwichtige balans tussen ecologische, economische en sociaalmaatschappelijke belangen. Het is een afweging tussen deze belangen en geen model dat vast staat.“Kennis is hier niet de beperkende factor, kennis inzetten en draagvlak verwerven wel.”16 In de volgende paragrafen wordt aandacht besteed aan de huidige situatie van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs, aan verschillende handvesten die hoger onderwijs instellingen kunnen tekenen, het verband tussen kennis, houding en gedrag van studenten en in twee modellen een verklaring van gedrag van studenten en het hoger onderwijs beschreven.
2.1. Huidige situatie in het hoger onderwijs De aandacht voor duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs is een belangrijke stap die genomen kan worden om veranderingen plaats te laten vinden. Studenten kunnen een grote bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling, omdat zij samenwerken met verschillende stakeholders en de studenten in hun latere werkveld hun eigen inzichten kenbaar kunnen maken aan anderen. Wijffels (2002) schreef in zijn onderzoek dat onderwijs van belang is voor de bevordering van duurzame ontwikkeling en voor de verbetering van het vermogen van mensen om milieu en ontwikkelingsproblemen aan te pakken. Basisvorming is hierin fundament, het moet opgenomen worden als een wezenlijk deel van het leerproces. Zowel formele als niet-formele educatie is onmisbaar om de houding van mensen zodanig te veranderen dat zij hun problemen wat betreft duurzame ontwikkeling kunnen onderkennen en aan weten te pakken. Educatie is ook van groot belang voor het aankweken van een milieu- en ethisch bewustzijn, alsmede voor het aanleren van waarden en attitudes, waardigheden en gedrag. Dit gaat samen met duurzame ontwikkeling en ten slotte met een daadwerkelijke (actieve) deelname van studenten. Roorda (2001) schreef in zijn rapport dat de term duurzaam onderwijs formeel niet juist is. Het gaat namelijk niet om de mate waarin het onderwijs als zodanig duurzaam is: de letterlijke betekenis heeft betrekking op de periode dat het onderwijs zal blijven bestaan. Wat doorgaans bedoeld wordt is onder te verdelen in drie definities, namelijk: • Principiële; • Conceptuele; • Opsommende definitie.
16
B. Wijffels, Leren voor Duurzaamheid, Amsterdam: NCDO (2002 p. 4).
16
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 “Principiële definitie: Duurzaam onderwijs is: onderwijs dat effectief bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling van de samenleving. Als principe is dat een heel duidelijke definitie. In theoretische zin is deze definitie heel mooi, maar praktisch gezien geeft deze definitie niet veel informatie. Conceptuele definitie: Duurzaam onderwijs is onderwijs waarin studenten: - Kennis en inzicht verkrijgen omtrent duurzame ontwikkeling, onder meer specifiek op hun vakgebied; - Vaardigheden, methoden en technieken verkrijgen ter ondersteuning van hun werk als (toekomstige) professional; - Een attitude ontwikkelen waarin duurzame ontwikkeling gezien wordt als vanzelfsprekend. Om een praktische werkbare definitie te krijgen, is het nodig om details toe te voegen. Opsommende definitie: Duurzaam onderwijs is onderwijs waarin studenten kennis, inzicht en vaardigheden verkrijgen omtrent: - Milieuproblematiek - Beperkingen van resources - Technologische mogelijkheden en barrières - Sociaal- culturele mogelijkheden en barrières - (Infra)structurele mogelijkheden en barrières - Beleid in de richting van duurzame ontwikkeling etc.”17.
De huidige situatie met betrekking tot duurzaamheid in het hoger onderwijs is lastig vast te stellen. Er zijn in Nederland zeer veel hogescholen en een aantal universiteiten met samen een veelvoud aan opleidingen. De situatie met betrekking tot duurzaamheid verschilt veel en wordt bovendien ook niet bijgehouden in de vorm van een verplicht keurmerk. Zodoende heb ik me in dit onderdeel van mijn theoretische beschrijving toegespitst op de informatie die beschikbaar is. Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) kent keurmerken toe aan opleidingen en instellingen in het hoger onderwijs voor de mate van duurzaamheid waarmee de opleiding is ingericht. Zo hebben acht instellingen een twee sterrenkeurmerk voor duurzaam hoger onderwijs. Dit keurmerk wordt later in dit hoofdstuk toegelicht. Uit de studies van DHO blijkt dat er verschil is in de mate waarin aandacht besteed wordt aan duurzame ontwikkeling in het curriculum van universitaire opleidingen en hogescholen. Daarnaast is er ook een groot verschil tussen de opleidingen en studierichtingen onderling. De Raad voor Ruimtelijk, Milieu en Onderzoek heeft vastgesteld dat duurzame ontwikkeling in Hboopleidingen veel meer verankerd is dan bij universiteiten.18
17 18
N. Roorda, Auditing Instrument for sustainability in Higher Education: Duurzaam Hoger Onderwijs (2001) http://www.rmno.nl/files_content/Verankering%20duurzame%20ontwikkeling%20in%20het%20hoger%20onderwijs. pdf (nov 2009)
17
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Wanneer de ontwikkeling over de afgelopen tien jaar globaal wordt bekeken meent DHO te kunnen zeggen dat duurzame ontwikkeling meer is doorgedrongen tot het reguliere curriculum. In sommige gevallen is het echter pas in een pril stadium. Hogescholen geven duidelijk meer aandacht aan duurzame ontwikkeling in het curriculum, dit komt o.a. doordat zij studenten meer voor de praktijk opleiden en gebruik maken van hun contacten uit het bedrijfsleven.19 Dat hogescholen duidelijk meer aandacht geven aan duurzame ontwikkeling in het curriculum, wil niet zeggen dat er op universiteiten niks aan wordt gedaan. Een mooi voorbeeld uit het buitenland is University of Gloucestershire. Zij hebben een goede reputatie en nemen veel initiatief vanuit de onderwijsinstelling om het onderwijs te verduurzamen.20 Om als student effectief bij te kunnen dragen aan een duurzame samenleving is er vanuit DHO een competentieprofiel samengesteld waaraan een student behoord te voldoen na zijn afstuderen.21
2.2. Copernicus handvest en handvest duurzaamheid HBO In het jaar 1993 ondertekenden alle universiteiten van Nederland het Copernicus handvest.22 Met het tekenen van dit handvest beloven universiteiten in alle onderdelen van hun instelling duurzame ontwikkeling te integreren. Inmiddels is het Copernicus handvest door meer dan 300 Europese universiteiten ondertekend. In 1999 is door 29 hogescholen het handvest Duurzaamheid HBO getekend. Inmiddels hebben ruim 170 opleidingen van 31 hogescholen het handvest Duurzaamheid HBO getekend. Het handvest is vergelijkbaar met het Copernicus handvest, het verschil is alleen dat de hogescholen ook een uitvoeringsprotocol hebben ondertekend.23 Er zijn 1 tot 4 sterren te behalen die het niveau van integratie van duurzame ontwikkeling in het beleid en onderwijs aangeven. Het keurmerk Duurzaam Hoger Onderwijs is een middel om docenten, studenten en managers van hogescholen en universiteiten te enthousiasmeren om (meer) aan duurzame ontwikkeling te werken. Daarnaast is het ook een middel om zich te onderscheiden van andere onderwijs instellingen in Nederland en in het buitenland. Het keurmerk wordt ook steeds meer gezien als kwaliteitskenmerk. Er bestaan vier verschillende niveaus. De niveaus worden aangeduid met sterren. Keurmerk Duurzame Ontwikkeling in het Hoger Onderwijs met 1 ster is het meest lichte keurmerk. Het keurmerk met 4 sterren is het zwaarste keurmerk. Er is nog geen opleiding in Nederland die dat laatste niveau heeft behaald. Aan de verschillende keurmerken zijn verschillende criteria gekoppeld.24 Verdere algemene maatregelen die genomen worden zijn de meerjaren afspraken energie- efficiency25 en het duurzaam inkopen criteria26.
19
Deelrapportage project duurzame ontwikkeling in onderwijs en onderzoek, Hoe kan de verankering van duurzame ontwikkeling in het curriculum van universiteiten en hogescholen worden bevorderd: RMNO 2009 20 Bijlage 3: Gloucestershire Universiteit 21 http://www.dho.nl/downloads/algemeen/12-competenties2007.html (okt 2009) 22 Bijlage 4: Copernicus handvest, 1993 23 http://www.dho.nl/index.php?url=http://www.dho.nl/artikel.php?aid=1 Duurzame ontwikkeling (okt 2009) 24 Bijlage 5: Criteria Keurmerk Duurzame Ontwikkeling in Hoger Onderwijs 25 Bijlage 6: Meerjaren afspraken energie- efficiency 26 Bijlage 7: Duurzaam inkopen criteria
18
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
2.3. Samenhang van kennis, houding en gedrag van studenten De drie aspecten kennis, houding en gedrag hebben allen te maken met de betrokkenheid van een respondent, in dit onderzoek de student. Om te kijken of er sprake is van onderlinge samenhang tussen deze drie aspecten is er een enquête afgenomen en zijn de vragen omtrent kennis vergeleken met die over houding en de vragen over houding met die over gedrag.27 Kennis, houding en gedrag zijn kenmerken van de persoonlijkheid van mensen, in dit onderzoek de studenten. Het karakter van studenten kun je niet veranderen, maar het karakter in combinatie met kennis kan wel de houding van een student bepalen. Dit is belangrijk om te weten wanneer er gekeken wordt naar de betrokkenheid van studenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs.28 De houding van studenten en een bepaalde situatie resulteert in het gedrag van studenten. Het aspect kennis kan door het hoger onderwijs worden beïnvloed. Vervolgens wordt de houding van een student door een bepaalde situatie beïnvloed en dit resulteert weer tot het gedrag van een student. Zo kan het verstrekken van kennis aan studenten resulteren in gedrag dat het onderwijs graag ziet, actieve betrokkenheid van studenten gericht op duurzame initiatieven. Kennis en houding zijn belangrijke basisingrediënten om studenten bepaalde keuzes te laten maken. Studenten kunnen niet gedwongen worden om mee te werken aan duurzame ontwikkeling, wel kan de onderwijsinstelling studenten informeren over de noodzaak van duurzame ontwikkeling. Zo ontstaat er goodwill en kunnen studenten hun weerstand tegengaan en besluiten een actievere rol te spelen bij duurzame initiatieven.
2.4. Model 1: Verklaring van gedrag - en studenten In dit onderzoek komen op studenten en educatie gerichte activiteiten, projecten en programma’s aan bod. Al deze ontwikkelingen hebben te maken met het vergroten van het bewustzijn van jongeren over duurzame ontwikkelingen en de rol die hogescholen en andere onderwijsinstellingen hierin kunnen spelen. Om één en ander te verduidelijken zal er aan de hand van twee modellen een verklaring worden geven van gedrag. In het eerste model worden er inzichten gegeven in de factoren die bepalend zijn voor de manier waarop gedrag van studenten tot stand komt.29 In dit onderzoek is het belangrijk te weten waarom en hoe een student bepaald gedrag vertoond, om zo tot gedegen strategieën te komen die te betrokkenheid van studenten in relatie tot duurzame ontwikkeling zal verhogen. Voor een student kan de intentie om bepaald gedrag daadwerkelijk te gaan vertonen volgens Van Meegeren(2000)30 voorspeld worden uit drie factoren: - Attitude - Sociale norm/ druk - Waargenomen gedragscontrole In onderstaande alinea worden deze factoren nader toegelicht en wordt er een verbinding gelegd naar dit onderzoek. Bij de ontwikkeling van het model van Van Meegeren is gebruik gemaakt van het model van Ajzen en Madden.31 27
NCDO onderzoek 43 kennis, houding en gedrag, Amsterdam 2009 Bijwonen van Masterclass kennis, houding en gedrag, Utrecht 2009 29 F.N. Hubeek, Van adoptiekip tot duurzame stadswijk, Wageningen: Milieu en Natuur planbureau 2006. 30 P. Meegeren, Basisboek communicatie en verandering, Amsterdam: Boom 2000. 31 Ajzen en Madden, gepland gedrag, 1986: in Van Woerkum en Van Meegeren, 1999. 28
19
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Van Meegeren (2000) heeft de volgende factoren als volgt beschreven. De attitude van een persoon bestaat uit overwegingen die consequenties met zich mee brengen. Dit resulteert weer tot een bepaald gedrag van een student. Als studenten een laptop aanschaffen kunnen zij dit bedrag maar een keer uitgeven. De student houdt dus minder geld over voor andere aankopen. Van Meegeren (2000) voegt hieraan toe dat de attitude wordt bepaald door de cognitieve evaluatie en affectieve reactie die een persoon heeft op bepaald gedrag. Kort uitgelegd betekent dit dat de cognitieve evaluatie de capaciteit is die de persoon heeft om begrip te vormen voor de voor- en nadelen van bepaald gedrag om zodoende een mening te kunnen vormen. De affectieve reactie is […] de emotionele waarde die iemand toekent aan een bepaald begrip of gedrag. Zo kan een student beseffen (weten) dat een bepaald product het milieu beschadigt (cognitief), maar ook graag willen pronken met dit nieuwe product (affectief); De invloed van de mening van anderen op het vertonen van een bepaald gedrag is de sociale norm/druk. Onder anderen wordt verstaan, ouders, medestudenten, partner etc. De sociale norm/druk bestaat uit de opvatting van een student. Hoe belangrijk vinden anderen dat er een bepaald gedrag wel of niet kan worden vertoond en wat zou de mening kunnen zijn vanuit mijn omgeving wanneer een student bijvoorbeeld een bepaald product heeft gekocht. Vinden medestudenten dit product dan wel mooi genoeg. De sociale norm/druk wordt bepaald door gedragsvoorschriften, die opgelegd kunnen worden door de overheid, maar ook een persoon in de omgeving. Iemands persoonlijke inschatting van de mate waarin hij daadwerkelijk in staat zal zijn het beoogde gedrag uit te voeren heet de waargenomen gedragscontrole. Dit betreft de inschatting van een student over de vaardigheden, kennis en mogelijkheden die de student denkt te hebben om bepaald gedrag succesvol uit te kunnen voeren. Van Meegeren (2000) heeft nog een aantal verklarende factoren toegevoegd aan het model van Ajzen en Madden. Ten eerste is dat het probleembesef. Dit is de afweging die door een student gemaakt kan worden. Is het echt nodig om een nieuwe laptop te kopen, of kan de oude er nog mee door. Ten tweede is dat de persoonlijke norm - de wijze waarop een student gewend is te doen en te reageren - die op de proef gesteld kan worden in het geval van een sociaal dilemma (morele verplichting). Een student die een nieuwe auto koopt kan denken dat het voor het milieu beter is om met de trein te reizen en hierdoor de auto niet kopen. In het geval van een sociaal dilemma komen studenten voor een keuze te staan om hun (prettig ervaren) gedrag wel of niet te veranderen ten behoeve van een collectief belang (pak eens wat vaker de fiets in plaats van de auto!). Ten derde heeft Van Meegeren onvoorziene barrières toegevoegd aan het model van Ajzen en Madden. Dit zijn externe factoren die van tevoren niet bekend zijn, maar gaandeweg invloed kunnen uitoefenen op het gedrag. Zo kan een student die heeft besloten met medestudenten te gaan carpoolen na een paar weken besluiten hiermee te stoppen omdat er bijvoorbeeld gerookt wordt in de auto. Als aanvulling op het model is feedback een belangrijk element. Beslissingen die studenten nemen kunnen gepaard gaan met onzekerheid die studenten vaak trachten te reduceren door te zoeken naar bevestiging. Daarbij kan de eigen gebruikservaring of nieuwe informatie (van anderen) tot een verandering van de beslissing en daarmee van het gedrag leiden.
20
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 In figuur 2.1 wordt het gedragsmodel naar van Meegeren grafisch weergegeven.32
Probleembesef Cognitieve evaluatie
Affectieve reactie
Waargenomen controle
Attitude Persoonlijke norm
Gedragsvoorschriften En conformering
Sociale norm/druk
Intentie Onvoorziene Barrières Gedrag
Ervaringen
Figuur 2.1: Gedragsmodel naar Van Meegeren (2000)
32
Van Meegeren heeft bij de ontwikkeling van zijn model gebruik gemaakt van het model van gepland gedrag. Ajzen en Madden, gepland gedrag, 1986: in Van Woerkum en Van Meegeren, (1999)
21
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
2.5. Analyse verklaring van gedrag – en studenten Om de betrokkenheid van studenten te verhogen ten aanzien van duurzame ontwikkeling is het van belang te kijken hoe een bepaald gedrag tot stand komt. Aan de hand van het model van Van Meegeren (2000) zijn de volgende elementen van belang om gedrag van studenten te achterhalen en de betrokkenheid van studenten te vergroten. - Attitude - Sociale norm/druk - Waargenomen gedragscontrole Aan de hand van deze drie elementen kan de betrokkenheid van studenten als volgt vertaald worden. Attitude wordt bepaald door de cognitieve evaluatie en affectieve reactie die een student heeft op bepaald gedrag. De cognitieve evaluatie kan vertaald worden naar de capaciteit dat een student heeft om begrip te vormen voor de voor- en nadelen van bepaald gedrag om zo een mening te kunnen vormen over een bepaald onderwerp, in dit onderzoek duurzame ontwikkeling. De affectieve reactie is de emotionele waarde die een student toekent aan een bepaald begrip of gedrag. Samengevat kan een student weten dat een bepaald product het milieu beschadigt, dus cognitief, maar ook graag willen pronken met een nieuw product, dus affectief. Om de betrokkenheid van studenten te verhogen op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs zal het belang van duurzame ontwikkeling duidelijk naar voren moeten komen om zo meer begrip te krijgen van de studenten en zij zo een positieve mening vormen over duurzame ontwikkeling. Naast de attitude hebben we ook te maken met de sociale norm/druk. Het kan voor studenten belangrijk zijn wat de mening is van medestudenten of anderen mensen uit hun omgeving wanneer een student een bepaald product aanschaft of deelneemt aan een activiteit. De sociale norm/druk wordt bepaald door gedragsvoorschriften, deze kunnen worden opgelegd vanuit het onderwijs. Vervolgens is de persoonlijke inschatting van de mate waarin een student daadwerkelijk in staat zal zijn het beoogde gedrag uit te voeren belangrijk. Ook hier kan het onderwijs een rol spelen, wanneer zij aan studenten aanbieden wat mogelijk is in duurzame ontwikkeling verbreed dit de vaardigheden en kennis van de student en zo weer de betrokkenheid van een student bij het aspect duurzame ontwikkeling. Wanneer het model van Van Meegeren(2000) wordt toegepast op dit onderzoek ziet dit er schematisch als volgt uit: ‘betrokkenheid t.a.v. duurzame ontwikkeling’
Student
Begrip (cognitief)
Mening (affectief)
Onderwijs
Sociale norm/druk - Studenten - Docenten - Omgeving
Waargenomen controle -Kennis -Vaardigheden
Houding
Gedrag
22
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
2.6. Model 2: Verklaring van gedrag – en het hoger onderwijs Het is nu duidelijk hoe gedrag van studenten tot stand komt en door welke factoren dit gedrag wordt beïnvloed. In het tweede model wordt een verklaring van gedrag beschreven en een verband gelegd met het hoger onderwijs. Ook komt naar voren welke manier het meest effectief is en de beste resultaten zal behalen.33 Het onderstaande model wordt op de volgende pagina weergegeven. Het is in de vorm van een kruis dat bestaat uit twee kruisende assen; de horizontale as waarop de participatie wordt weergegeven en de verticale as die inspraak vertegenwoordigt. Hierbij is de kwadrant I, linksboven, het instrumentele kwadrant dat gekenmerkt wordt door een laag niveau van participatie door studenten en waarin weinig ruimte is voor inspraak en de mogelijkheid zelf dingen te ondernemen. Dit kwadrant wordt ook wel beschreven als “Big Brother Sustainable Development” waarbij wordt verwezen naar een metafoor van George Orwell uit zijn boek Nineteen Eighty-Four waarbij er sprake is van extreme controle door de staat waardoor deze zelfs door middel van een zogenaamde “gedachte politie” controle uitoefent op wat de onderdanen zeggen en denken. Kwadrant IV rechtsonder wordt de emancipatorische kwadrant genoemd waarbij in grote mate actieve deelname, inspraak en de mogelijkheid om zelf dingen te creëren gestimuleerd wordt. De twee overgebleven kwadranten kunnen gezien worden als gecombineerde kwadranten. Nummer III in de linker benedenhoek bakent een veld af waarin experts en autoriteiten grenzen aangeven, maar waarbij studenten zelf de doelen en strategieën kunnen bepalen. Hierbij worden de verschillende stappen duidelijk omschreven, maar is er wel veel ruimte voor de student om per stap tot een invullen te komen. Hier hebben studenten eigen inbreng, maar behoren deze wel te grenzen aan de voorgeschreven doelen. Dus beperkt dit het eigen denken van de studenten en wordt er meer bepaald door het onderwijs, bijvoorbeeld competentiegericht onderwijs. Het kan verwoord worden als een soort dictatuur met een bepaalde vrijheid voor de student. Een meer voorkomende combinatie, vooral wanneer het gaat om milieu educatie, wordt weergegeven in kwadrant II, rechtsboven. Hierbij neemt de student actief deel aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van strategieën voor een recycling programma op school. De doelen van deze activiteiten zijn dan wel van tevoren vastgesteld door de autoriteiten, er is dan bijvoorbeeld bepaald dat het moet gaan om een project met betrekking tot recycling. In dit kwadrant beperkt het de studenten tot hun eigen denkvermogen, maar zijn de studenten wel betrokken bij het onderwerp. Het verandert dus wel de houding van een student door de actieve deelname. Voorbeelden zijn de aangereikte projecten door het onderwijs voor studenten waar ze aan deel kunnen nemen. Het kan verwoord worden als een soort dictatuur die rekening houdt met de mens. Belangrijk om hierbij op te merken is dat in elk van de kwadranten de rol van de docent en de student veranderd. In kwadrant I fungeert de docent als een inhoudelijke expert van het onderwerp. Deze docent brengt kennis, afspraken en vaardigheden over op de studenten. In kwadrant IV daarentegen is de docent niet langer simpelweg een overbrenger van kennis maar hij of zij voorziet de student van processen en methoden, die de student helpen om niet langer alleen student te zijn maar eerder deelgenoot van het proces.
33
A. Wals, B. Jickling, ‘A framework for young people’s participation in sustainability’, Young people, education, and sustainable development; Exploring principles, perspectives, and praxis: Wageningen Academic Publishers: P. Blaze Corcoran, P. M. Osano, (2009 p. 81.).
23
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Zij gaan op zoek naar betekenis, relevante kennis, activiteiten en worden geleerd kritische vragen te stellen. Dit wil niet zeggen dat er in dit kwadrant helemaal geen ruimte is voor de mening en kennis van experts, maar meer dat de focus ligt op onderwerpen die men zelf belangrijk vindt. Experts worden dan aangewend om informatie te verschaffen over de desbetreffende onderwerpen. De grote vraag die nu natuurlijk reist, welke van de 4 methoden werkt het beste wanneer het gaat om het vergroten van het bewustzijn van jongeren op het gebied van duurzame ontwikkelingen en dan voornamelijk op hogere onderwijsinstellingen. Alle kwadranten zijn legitiem zolang degenen die onderwijsprogramma’s formuleren op het gebied van duurzame ontwikkeling, zich er bewust van moeten zijn in welke kwadrant zij zich bevinden.34 Wanneer het onderwijs kiest voor een concept dat past in het emancipatorische kwadrant, moet er zorgvuldig gekeken worden naar de gevolgen die het heeft voor het betrekken van studenten bij het ontwerpen, het opstellen van doelen, en de evaluatie van het programma. Tegelijkertijd is het voor degenen die plannen opstellen die eerder in de rechter bovenhoek passen moeten zich bewust zijn de doelen die voorafgaande aan het project gesteld zijn door de gezaghebbende partij. Een voorbeeld hier van kan zijn dat wanneer de focus ligt op recycling, het duidelijk moet zijn dat er wellicht alternatieve manieren zijn om met bronnen om te gaan zoals het hergebruik van producten of het verminderen van verpakkingsmateriaal of het terugdringen het consumptie niveau. Kwadrant I kan als legitiem beschouwd worden wanneer duidelijk is dat studenten getraind worden om bepaalde acties uit te voeren of activiteiten te ondernemen die een gunstig effect hebben op het milieu. Het voorbeeld dat hierbij gegeven wordt is een project waarbij studenten de kwaliteit van water op gaan meten om bepaalde trends hierin vast te stellen. Bij een dergelijk project is het legitiem en zelfs nodig om de studenten bepaalde kennis bij te brengen over de manieren waarop zij het water moeten testen en hoe zij de gegevens kunnen analyseren. Er kan dus gezegd worden dat afhankelijk van de te bereiken doelen, alle vormen van educatie die beschreven worden in het model van Wals en Jickling (2009) gebruikt kunnen worden wanneer het gaat om het verhogen van het bewust zijn van jongeren op het gebied van duurzame ontwikkeling. Zowel studenten als de experts kunnen een belangrijke rol spelen in het creëren van een meer duurzame school omdat deze beide groepen een andere en unieke kijk op de projecten hebben. Vooral in de kwadranten III en IV kunnen studenten en docenten samenwerken om tot een duurzame oplossing te komen en hierbij elkaars mening te respecteren en hier eventueel van te leren. Beide groepen werken op dezelfde school maar hebben hier wellicht verschillende ervaringen mee. Hierbij is het belangrijk dat docenten in samenspraak met studenten een beleid ontwikkelen en niet enkel een beleid ontwikkelen voor de studenten. Deze analyse wil niet zeggen dat de kwadranten I en II ongelding zijn of onbruikbaar zolang voor alle partijen duidelijk is wie de agenda opstelt en hoeveel ruimte er dan over is voor eigen inbreng en autonomie. Het laatste punt wat Wals en Jickling benadrukken is dat in alle kwadranten er natuurlijk ook ruimte is voor jongeren om helemaal niet deel te nemen. Ik heb gekozen voor de theorie van Wals en Jickling omdat dit model een duidelijk beeld creëert van de manieren waarop een meer duurzaam beleid geïmplementeerd kan worden in het hoger onderwijs. Uit mijn onderzoek is gebleken dat kwadrant II, III en IV het meest effectief is, mits de rolverdeling bij alle partijen duidelijk is, zodat dat niet in de weg staat bij het formuleren van een nieuw beleid. 34
A. Wals, B. Jickling, ‘A framework for young people’s participation in sustainability’, Young people, education, and sustainable development; Exploring principles, perspectives, and praxis: Wageningen Academic Publishers: P. Blaze Corcoran, P. M. Osano, (2009 p. 77.).
24
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 In hoofdstuk 5, strategieën, wordt het model van Wals en Jickling (2009) ingevuld aan de hand van de resultaten van dit onderzoek.
Figuur 2.3. Positioning of ideas about “education” alongside the social role of the “educated person.”
2.7. Analyse verklaring van gedrag – en het hoger onderwijs Ik heb voor het model van Wals en Jickling gekozen omdat het een bewustzijn geeft van de mate van betrokkenheid van studenten en de mate van inspraak in het einddoel en de tussenstappen. Het model biedt zo een handvat om te analyseren of de betrokkenheid en de inspraak van studenten vergroot wordt. Omdat dit onderzoek gericht is op het vergroten van de betrokkenheid van studenten bij duurzaamheid in het hoger onderwijs, is het mijn streven om mijn strategieën te ontwikkelen in de kwadranten II, III en IV. Dit omdat in deze kwadranten een hoge mate van participatie verwacht wordt. De voorkeur gaat uit naar kwadrant IV, omdat in dit kwadrant naast participatie ook een hoge mate van inspraak vrij gelaten wordt. Dit gegeven, is in combinatie met het Van Meegeren model naar mijn mening, het effectiefst om de grotere betrokkenheid, nu en in de toekomst, te bereiken.
25
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
2.8. Conclusie De definitie van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs is een moeilijke omschrijving, kort samengevat is het de kennis, inzicht en vaardigheden van een student betreft verschillende aspecten die duurzame ontwikkeling omvatten. Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) kent keurmerken toe aan opleidingen en instellingen in het hoger onderwijs voor de mate van duurzaamheid waarmee de opleiding is ingericht. In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt er aandacht geschonken aan de verklaring van gedrag, omdat kennis niet automatisch leidt tot gedrag, maar gedrag wel tot kennis en houding van een student. Voor een individu kan de intentie om bepaald gedrag daadwerkelijk te gaan vertonen voorspeld worden uit drie determinanten van gedrag. - Attitude - Sociale norm/ druk - Waargenomen gedragscontrole Wanneer er gekeken wordt naar de verklaring van gedrag en het verband naar het hoger onderwijs kan er gezegd worden dat afhankelijk van de doelen die bereikt moeten worden, alle vormen van educatie die beschreven worden in het model van Wals en Jickling gebruikt kunnen worden, wanneer het gaat om het verhogen van het bewust zijn van jongeren op het gebied van duurzame ontwikkeling. Deze vormen van educatie kunnen verdeeld worden in kwadranten 1 t/m 4. Wanneer een onderwijsinstelling zich bevindt in kwadrant 1 kunnen we spreken van dictatuur. Er is geen vrijheid voor studenten voor eigen inbreng en alles wordt opgelegd door de onderwijsinstelling. Bij kwadrant 2 heeft het onderwijs een bepaald doel voor ogen, maar kan de studenten wel participeren met eigen inbreng. Bijvoorbeeld aangeboden projecten door docenten. In kwadrant 3 worden er grenzen vanuit het onderwijs opgesteld aan de te behalen doelen (bijvoorbeeld competenties), wel kunnen studenten participeren met eigen inbreng. Kwadrant 2 en 3 zijn niet geheel verschillend, deze zijn te combineren in het onderwijs. Bij kwadrant 4 stelt het onderwijs geen grenzen aan doelen, studenten moeten zelf actief gaan denken over de invulling van hun eigen onderwijs. Dit wel in overleg met de onderwijsinstelling, dus hier kan er gesproken worden van een democratie. Aan de hand van deze conclusie wordt het model van Wals en Jickling toegepast op de analyse van de diepte-interviews met docenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen en Fontys Hogeschool Eindhoven. Er wordt in de conclusie van hoofdstuk 3 aangegeven in welk kwadrant(en) de onderwijsinstelling zich bevindt.
26
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoofdstuk 3: Analyse van duurzame ontwikkeling op de Hogeschool Arnhem Nijmegen en Fontys Hogeschool Eindhoven In dit hoofdstuk wordt eerst een algemene beschrijving gegeven over duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs van Roorda (2009)35, een expert gericht op duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Vervolgens wordt er een analyse beschreven over HAN en Fontys in het algemeen en daarna specifiek een analyse van de opleidingen techniek en economie. Volgens Roorda (2009) zijn er situaties waarin studenten tijdens hun opleiding aan de universiteit of hogeschool nadrukkelijk vragen om iets te doen aan duurzame ontwikkeling. Gemiddeld genomen is dit vaak op universiteiten, waar studenten wat kritischer zijn. In het HBO zie je vaker dat studenten afwachten wat het onderwijs brengt. Een reden voor studenten om wel of niet betrokken te zijn bij duurzame ontwikkeling zou de intrinsieke motivatie kunnen zijn. Studenten die duurzame ontwikkeling belangrijk vinden hebben een sterke intrinsieke motivatie, zij vinden het onderwerp belangrijk en zijn vaak maatschappelijk geëngageerd. Dit is echter een minderheid van de studenten. Wanneer Roorda (2009) studenten spreekt die niet erg veel aandacht besteden aan het onderwerp kunnen deze studenten wel degelijk gemotiveerd zijn of gemotiveerd raken. Om de betrokkenheid nog meer te vergroten moet er bewustwording worden gecreëerd bij studenten. De motivatie van studenten om wel of niet betrokken te raken bij duurzame ontwikkeling hangt af van verschillende factoren. Zo kunnen studenten zorg hebben voor de toekomst en zich interesseren voor actieve deelname om deze toekomst te verbeteren. Een loopbaan met een hoog salaris speelt ook een rol voor studenten. Hierbij speelt onwetendheid over de mogelijkheden van duurzame ontwikkeling binnen het bedrijfsleven een rol. Hierdoor kunnen studenten minder betrokken zijn bij het onderwerp duurzame ontwikkeling.
3.1 Analyse HAN en Fontys Algemeen HAN Op beide hogescholen wordt er aandacht besteed aan duurzame projecten in het onderwijs, doorgaans worden deze projecten opgestart door docenten en lectoraten. Op de hogescholen bestaat er wel de mogelijkheid voor eigen project initiatieven vanuit de studenten, maar hier wordt weinig gebruik van gemaakt. Uit de enquête in hoofdstuk 4 is tevens gebleken dat studenten niet weten dat er een mogelijkheid bestaat voor eigen initiatieven. Op de Han wordt volgens Hammink (2009)36 veel aandacht besteed aan de communicatie naar buiten toe, de omgeving, het is een geïntegreerd onderdeel van het duurzaamheidsbeleid van de HAN. Door een goede communicatie worden studenten bereikt, echter is in de enquête naar voren gekomen dat studenten een slechte communicatie ervaren tussen studenten en docenten. Zo ervaren de studenten niet dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het curriculum van de HAN. Duurzame energie ontwikkeling staat centraal bij de HAN. Verder wil de school een unieke bijdragen leveren aan de duurzaamheidsagenda. Nederland heeft zeven innovatiepunten en HTS autotechniek geeft op twee manieren vorm aan dit thema. Deze worden in de analyse van HAN techniek nader toegelicht. Op de HAN bestaan twee websites gericht op duurzame ontwikkeling. Een website gericht speciaal op de opleiding techniek en een algemene website. Dit is belangrijk voor het profileren in de regio. Verschillende partners moeten kunnen zien wat de HAN uitstraalt. Visie, missie en ambitie kunnen doormiddel van deze websites kenbaar worden gemaakt aan bedrijven en instellingen. Op de HAN zijn geen studentenverenigingen aanwezig die zich specifiek richten op duurzame ontwikkeling.
35 36
Bijlage 8 A: Gespreksverslag Niko Roorda Bijlage 8 B: Gespreksverslag docent HAN – Techniek
27
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Fontys Zoals eerder staat beschreven, wordt er op beide hogescholen aandacht besteed aan duurzame projecten in het onderwijs, bij de Fontys worden deze projecten doorgaans opgestart door docenten en lectoraten. Net als bij de HAN bestaat hier de mogelijkheid voor studenten om eigen initiatieven om te zetten in projecten. Op de Fontys is geen officieel beleid om duurzaamheid kenbaar te maken aan studenten, wel komt het belang van duurzame ontwikkeling terug in de missie en visie verklaring. Uit de enquête in hoofdstuk 4 is gebleken dat studenten niet ervaren wat het beleid van Fontys is ten aanzien van duurzame ontwikkeling in het onderwijs en ervaren zij net als bij de HAN een slechte communicatie tussen studenten en docenten. Op de Fontys bestaat één website die zich richt op duurzame ontwikkeling, deze moet dienen als platform voor o.a. studenten. Uit de enquête is gebleken dat weinig studenten weten dat er een website aanwezig is. Ook op de Fontys zijn geen studentenverenigingen aanwezig die zich richten op duurzame ontwikkeling. Om duidelijker inzicht te krijgen in de wensen en behoeften, achtergronden en motivaties van docenten zijn er een aantal diepte-interviews gehouden met economische en technische docenten van de HAN en Fontys Hogeschool Eindhoven37. Op deze manier kunnen er intensievere gesprekken worden gevoerd, waarin dieper op het onderwerp duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs kan worden ingegaan. Aan de hand van negen criteria wordt de analyse beschreven. Aan de hand van de volgende duurzaamheidscriteria is het interview opgesteld en worden de HAN en de Fontys Hogeschool geanalyseerd. Deze criteria zijn als volgt; Duurzame projecten Communicatie Beleid Website Studentenvereniging Curriculum Betrokkenheid van studenten Imago Bereikbaarheid van inhoudelijke boodschap
37
Bijlage 9: Diepte-interview docenten
28
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
3.2. Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) – Techniek Duurzame projecten Volgens Hammink (2009) zijn er drie speerpunten die verband houden met duurzaamheid en waaraan aandacht wordt besteed: duurzame mobiliteit, energieneutraal bouwen en onderzoek in lectoraat decentrale opwekking en elektrische netwerken. Binnen deze drie categorieën vallen verschillende projecten. Drie van deze projecten worden concreet beschreven. Prototype Dit is een auto die op waterstof loopt en met deze auto hebben studenten op de RAI gestaan. Deze auto is helemaal ontwikkeld door studenten. Tuk Tuk battle Dit is een ontwerp wedstrijd waaraan studenten mee kunnen doen. De Tuk Tuk, taxi’s in India, worden zo energie neutraal gemaakt. Deze battle hebben de studenten van de HAN gewonnen. Met een kleine investering kunnen taxi’s in India hun Tuk Tuk laten upgraden tot een duurzame variant. Dit is beter voor de binnenstad, taxichauffeurs zelf en daarmee ook voor de economische ontwikkeling. Sopra Dit zijn sustainable upgrade installaties voor landbouwgebieden in het buitenland. Dus als de afstand voor het elektrische netwerk te groot is, bijvoorbeeld op een eiland of in de woestijn en men heeft toch elektriciteit nodig voor de ontwikkeling van scholen, ziekenhuizen of het toerisme dan is een betrouwbare elektriciteit voorziening van belang. Duurzaamheid heeft bij de HAN volgens Hammink (2009) niet alleen een technische kant, maar het heeft altijd iets van een demonstratieproject om de politieke opinie of het consumentengedrag te beïnvloeden en om iets te doen aan de wereldwijde ontwikkeling. De projecten worden meestal door docenten aangeboden, hoewel het wel mogelijk is voor studenten om zelf iets op te zetten wanneer het een onderdeel blijft van de opleiding. Uit de enquête van hoofdstuk 4 wordt dit door studenten anders ervaren. Zij weten niet dat deze mogelijkheid bestaat. Communicatie Communicatie is een geïntegreerd onderdeel van het duurzaamheidsbeleid op de HAN volgens Hammink (2009). Duurzaamheid is een speerpunt op de hogeschool. Hiermee communiceert de school naar de buitenwereld en dus ook naar studenten en hun ouders. Ook dit wordt door de studenten anders ervaren. Uit de enquête van hoofdstuk 4 blijkt dat studenten een slechte communicatie ervaren tussen docenten en studenten. Volgens Hammink (2009) verschijnen er regelmatig artikelen in de kranten of in het studentenblad van de school, De Sensor. Ook Minister Cramer van Verkeer, Ruimtelijke Ordening en Milieu is te spreken over het duurzaamheidsbeleid van de school. Onlangs opende zij het nieuwe HAN-jaar en woonde bovendien een debat bij over innovatie op het gebied van groen beleid, de Greenovater tour. Beleid Duurzame energie ontwikkeling staat centraal bij de HAN. Vervolgens wil de school volgens Hammink (2009) een unieke bijdrage leveren aan de duurzaamheidsagenda. Nederland heeft zeven innovatiepunten en HTS autotechniek geeft op twee manieren vorm aan dit thema. Zij werken aan decentrale energieopwekking en duurzame mobiliteit. Daar willen zij dus ook in de regio Arnhem uniek in zijn. Dit doen zij door het betrekken van regionale partners die op dat gebied actief zijn, zoals het MKB. Voorbeelden zijn Nuon en Essent. De HAN nodigen deze bedrijven uit om een bijdrage te leveren aan het onderwijs. Deze bijdrage wordt vervolgens meestal geïmplementeerd in een duurzaam onderzoek. Hierbij is er dus duidelijk sprake van kennisoverdracht en kennisopbouw. Docenten spelen een cruciale rol in dit proces. Veel docenten hebben een verbinding met duurzaamheid. Soms is dit vanuit een technische achtergrond, maar ook omdat ze het belang ervan inzien. Er zijn veel docenten betrokken bij vele vormen van duurzaamheid.
29
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Website Op de HAN bestaan twee websites gericht op duurzame ontwikkeling. De websites zijn vooral bedoeld om jongeren te laten zien hoe belangrijk techniek is en dat er voor het onderwijs real life-projecten worden aangeboden door de instelling. Geen theoretische opleiding, maar een opleiding waarbij je tijdens je studie je beroepspraktijk ervaart en kunt oefenen. Vervolgens is het ook belangrijk voor het profileren in de regio. Verschillende partners moeten kunnen zien wat de HAN uitstraalt. Visie, missie en ambitie kunnen doormiddel van deze websites kenbaar worden gemaakt aan bedrijven en instellingen. Studentenvereniging Binnen de HAN zijn er wel studentenverenigingen aanwezig, maar geen vereniging die zich specifiek richt op duurzame ontwikkeling. Dit moet vooral vanuit de studenten komen en behoort niet te worden opgelegd door docenten. Maar wanneer studenten aangeven dat ze dit graag willen zal dit door de HAN worden gefaciliteerd en ondersteund. Uit de enquête van hoofdstuk 4 is echter gebleken dat er vanuit de studenten geen animo is om voor dit onderwerp een studentenvereniging op te richten of er aan deel te nemen. Curriculum Duurzame ontwikkeling wordt heel natuurlijk geïntegreerd binnen deze onderwijsinstelling volgens Hammink (2009), het is iets wat er als het ware van de zijkant bij komt. In het onderwijs worden voornamelijk real life-opdrachten gegeven gericht op duurzaamheidstoepassingen. Volgens de enquête in hoofdstuk 4 ervaren studenten niet dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs. Bij de technische vakken komt duurzame ontwikkeling sterk naar voren. Dit omdat er veel technologische kanten aan zitten. Wanneer er voorbeelden worden genoemd gaat dit altijd aan de hand van duurzame voorbeelden. Er gebeurt veel in de vakken van de opleiding techniek, maar het wordt niet altijd duurzaamheid genoemd, het zit overal in verweven. Verder hebben zij ook een minor intelligent power control, dat staat in het kader van duurzame energie. Het is belangrijk dat je zuinig bent met een duurzaamheidslabel en het niet zomaar overal opzet. Dit kan een reden zijn waarom studenten niet ervaren dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd. Betrokkenheid van studenten Studenten van de opleiding Techniek van de HAN zijn volgens Hammink (2009) heel enthousiast over de projecten. Wanneer docenten een project hebben om een duurzame auto te ontwerpen of onderdelen ervan dan hoeven zij zelden te zoeken naar studenten. Ook het project solar challange spreekt de studenten erg aan. Om studenten nog enthousiaster te maken worden er ook wel eens geldprijzen aangeboden. Verder is het een kwestie van goed faciliteren. Daarin leveren de financiën nogal eens spanningen op. De kunst is om een goede infrastructuur te hebben en slagvaardig te kunnen inspelen op dingen die voorbij komen. Je moet mensen hebben die het proces kunnen begeleiden, maar ook mensen die inhoudelijk verstand hebben van de projecten. De bottleneck zit niet bij de studenten maar bij de infrastructuur en hoe je het integreert in het onderwijs. Er behoort een goede match te worden gemaakt naar de studenten toe en naar de organisatie. Bekostigingsmodellen zijn ook vaak problematisch. Hierin zou de overheid een rol kunnen spelen. Er is geld om onderwijs te geven en dat onderwijs moet praktijkgericht zijn en voorbereiden op de beroepspraktijk. De vraag hierbij is wat een real life-project mag kosten en of dit op het onderwijsbudget kan. Als je studenten leert hoe efficiënt en effectief je duurzame initiatieven kunt nemen is dit veel effectiever dan consumenten op latere leeftijd beïnvloeden.
30
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Imago Duurzaamheid is hip en trendy bij studenten volgens Hammink (2009). Uit de enquête is gebleken dat de helft van de geënquêteerde studenten het hiermee eens is. Duurzaamheid in al zijn vormen zie je terug in de creatieve cultuur. Als je bijvoorbeeld echt wilt opvallen, moet je een elektrische auto nemen. Om het imago te versterken laat de HAN studenten ervaring opdoen. ‘Ga maar eens in een elektrische zitten en kijk maar eens hoe snel die gaat'. Praktijkvoorbeelden laten ervaren aan studenten van duurzame initiatieven en laten weten dat duurzame ontwikkeling maatschappelijk relevant is. Dit is belangrijk om te communiceren naar de studenten toe. Er is een maatschappelijke trend dat juist mensen die veel verdienen of veel te besteden hebben, duurzaam op vakantie gaan. Het is niet meer alternatief. Er gaat veel geld in om en er is veel geld mee te verdienen. Sommige docenten vinden toepassingen fantastisch, maar krijgen een punthoofd van het woord duurzaamheid. Een reden hiervoor is dat er inmiddels overal een duurzaamheidslabel wordt opgeplakt, maar dit wil niet zeggen dat een product ook echt duurzaam is. Intrinsiek zijn docenten gemotiveerd bij de opleiding techniek, maar het woord duurzaamheid wordt niet overal meer gewaardeerd. Om deze groep toch te blijven motiveren moet je authentiek blijven. Bereikbaarheid van inhoudelijke boodschap De inhoudelijke boodschap wordt volgens Hammink(2009) zeker overgebracht bij de HAN, maar dit gebeurd in een wisselwerking van docenten en de maatschappij. Er wordt al zoveel duurzaamheid aangereikt in de maatschappij, journaal, kranten, media etc., dat je er studenten niet meer van hoeft te overtuigen, het is geen mentaliteitskwestie. Het is wel zo dat er bepaalde grenzen bij studenten zijn. Voornamelijk gaat het dan om de vraag wat ze er zelf voor over hebben om duurzaam actief te zijn. Het is van groot belang dat studenten blijven nadenken over dit soort zaken.
31
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
3.3. Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) – Economie38 bijlagen Duurzame projecten Volgens Berendsen (2009) zijn er veel projecten gericht op duurzame ontwikkeling binnen het hoger onderwijs van de HAN. Projecten worden voornamelijk opgestart door docenten en lectoraten. Projecten gaan o.a. in samenwerking met de opleiding techniek en lopen gedurende de gehele opleiding. Een concreet project is het ondersteunen van een schoonmaakbedrijf in het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een ander concreet project is het doorlichten van een ijzergieterij op het gebied van groene innovatieve ontwikkelingen. De HAN heeft een groot netwerk van bedrijven en deze kunnen dan ook opdrachten aanbieden aan deze school. Praktijk gericht onderwijs is van belang omdat studenten zo ervaring kunnen opdoen. Op dit moment zijn er geen projecten die zijn gestart door studenten, maar de mogelijkheid voor eigen initiatieven bestaat wel op de HAN. Uit de enquête in hoofdstuk 4 wordt deze mogelijkheid echter niet ervaren door de studenten. Communicatie Het is moeilijk om een vertaalslag te maken van het belang van duurzame ontwikkeling naar een economische opleiding volgens Berendsen (2009). Dit blijkt ook uit het interview met de Fontys. Kenbaarheid van het belang van duurzame ontwikkeling wordt gegeven aan de studenten door duurzame ontwikkeling te integreren in het onderwijs. Voor studenten komt dit niet duidelijk naar voren blijkt uit de enquête in hoofdstuk 4. Beleid Duurzame ontwikkeling wordt vooral geïntegreerd in het curriculum volgens Berendsen (2009). Dit geld voor de gehele opleiding. Uit de enquête in hoofdstuk 4 wordt deze integratie niet ervaren door de studenten. Verder worden bedrijven van buitenaf betrokken bij projecten, zodat studenten ervaring kunnen opdoen in het beroepenveld. Website Er bestaat geen eigen website gericht op duurzame ontwikkeling voor economische studenten. Er is wel een site gericht op duurzaamheid voor de HAN algemeen en een eigen site voor de opleiding techniek. Volgens Berendsen (2009) is er bewust gekozen om geen eigen site op te zetten, omdat de opleiding economie veel samenwerkt met bedrijven en bepaalde informatie niet mag worden vrijgegeven. Studentenvereniging Het is niet duidelijk of er een studentenvereniging aanwezig is binnen de opleiding economie die zich richt op duurzame ontwikkeling, maar het is niet de taak van de docenten om dit aan de studenten op te leggen. Curriculum Binnen het curriculum wordt duurzame ontwikkeling overal geïntegreerd, alleen wordt de term duurzame ontwikkeling niet overal ingezet. Dit kan een reden zijn waarom studenten niet ervaren dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het curriculum. Zonder expliciet de term duurzaamheid te gebruiken komen duurzaamheidprincipes en ethische vraagstukken wel aan bod in het onderwijs. Studenten van een economische opleiding kunnen volgens Berendsen (2009) twee verschillende rollen aannemen: wil je winst maken of een maatschappelijke rol vervullen. Hieraan wordt aandacht besteed in het onderwijs.
38
Bijlage 8 C: Gespreksverslag docent HAN – Economie
32
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Betrokkenheid van studenten Er is een geringe belangstelling bij studenten wanneer het gaat over duurzame ontwikkeling volgens Berendsen (2009). Zo is er op de HAN een minor die zich richt op duurzame ontwikkeling en deze is al twee keer niet doorgegaan omdat er te weinig belangstelling voor was. Om de betrokkenheid te verhogen probeert de HAN studenten enthousiast te maken voor praktijkgerichte opdrachten. Verder organiseren zij evenementen zoals bedrijvenmarkten. Op deze manier kunnen studenten in aanraking komen met ervaringen uit hun beroepenveld. De docenten zijn actief betrokken en enthousiast. De overheid zou onderwijsprojecten meer kunnen stimuleren. Imago Het imago van duurzame ontwikkeling is volgens Berendsen (2009) saai, economie studenten willen over het algemeen snel doorstromen naar het management. Studenten beseffen niet dat hier meer bij komt kijken. Om dit imago positiever te maken organiseert de opleiding bedrijvenmarkten. Zo kunnen studenten enthousiast worden gemaakt. Docenten zijn zeer betrokken bij duurzame ontwikkeling en staan hier ook open voor. Bereikbaarheid van inhoudelijke boodschap De inhoudelijke boodschap over duurzame ontwikkeling komt bij de studenten wel over volgens Berendsen (2009). Zij stellen echter andere prioriteiten wanneer het gaat om het nemen van initiatieven. Hiervoor moeten studenten ‘gelokt’ worden met studiepunten of certificaten.
33
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
3.4. Fontys Hogeschool Eindhoven – Techniek39 bijlagen Duurzame projecten Volgens Brands (2009) worden projecten bij deze opleiding voornamelijk opgestart door docenten. Zij hebben overigens een eigen Applied science adviesbureau (ASIA). Hier kunnen bedrijven zich aanmelden wanneer ze opdrachten kunnen aanbieden voor studenten. Het gaat dan om stages of projecten. Bij dit bureau liggen ook opdrachten die te maken hebben met duurzame ontwikkeling. Een concreet project is: Raak bio programmeren Bij dit project wordt gekeken of bio-grondstoffen gebruikt kunnen worden voor bouwactiviteiten. Een voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling is een kunstmatig eiland in de oceaan. Wanneer studenten eigen initiatieven hebben, bestaat er een mogelijkheid deze om te zetten in projecten. Een voorbeeld is het hergebruiken van frietvet, dit was een initiatief van een student. Hij heeft deze opdracht neergelegd bij ASIA. Binnen de minor People Planet Profit zijn verschillende projecten die studenten zelf opstarten, een voorbeeld is het handboek voor een startende ondernemer of het herinrichten van een bedrijventerrein. Deze projecten zijn alle gericht op duurzame ontwikkeling. Communicatie Communicatie wordt voornamelijk in onderwijsvorm gegeven volgens Brands (2009). Deze opleiding heeft het keurmerk duurzaam HBO met drie sterren. In de communicatie naar buiten wordt dit dan ook aangegeven, bijvoorbeeld in brieven etc. naar stakeholders. De discussie over duurzaamheid is belangrijk, het gaat erom dat duurzaamheid wordt gedragen en dat het een rol speelt in de projecten. Bij communicatie staan de kopieerapparaten automatisch op dubbelzijdig printen. De opleiding heeft echter geen invloed op het facilitaire bedrijf, dus kunnen studenten en docenten niet aansturen op de aanschaf van bijvoorbeeld biologische producten. Beleid Duurzaamheid wordt in het curriculum geïntegreerd volgens Brands (2009). Ook hier ervaren de studenten niet dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs, blijkt uit de enquête in hoofdstuk 4. In het eerste jaar vragen docenten aandacht voor duurzaamheid, actueel is de conferentie over klimaatverandering in Kopenhagen. In het eerste jaar zijn er vier projecten die elementen van duurzame ontwikkeling bevatten. Duurzame ontwikkeling wordt in dit jaar in de vakken verweven maar niet expliciet genoemd. Wel komt het naar voren in de projecten. Tweede en derdejaars studenten moeten een bedrijf beoordelen op het gebied van duurzaamheid. Ook moeten zij in het stageverslag een duurzaam onderwerp opnemen, beschrijven hoe zij er zelf tegen aan kijken en weergeven wat de bijdrage is van dit onderwerp op de samenleving. Website De Fontys heeft een website over duurzame ontwikkeling. Deze was opgezet voor de gehele Hogeschool en diende als platform volgens Brands (2009). Sinds kort is deze website gemoderniseerd en wordt als communicatiemiddel voor de minor PPP. Studentenvereniging Hoewel er geen specifieke studentenvereniging is die zich richt op duurzame ontwikkeling is het onderwerp wel al eens bij een van de verenigingen aan bod gekomen. Er is toen een avond georganiseerd waar duurzaamheid uitgebreid werd besproken.
39
Bijlage 8 D: Gespreksverslag docent Fontys – Techniek
34
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Curriculum Duurzaamheid wordt verweven in het gehele curriculum van het eerste tot laatste jaar van de opleiding. Omdat het verweven wordt kan het een reden zijn voor studenten dat zij het integreren van duurzame ontwikkeling nauwelijks merken, wat blijkt uit de enquête in hoofdstuk 4. In de algemene vakken zoals wiskunde is duurzame ontwikkeling nog niet geïntegreerd. Wiskunde moet eerst vakinhoudelijk goed worden gedoceerd. De introductie van duurzaamheid is een geleidelijk proces. Betrokkenheid van studenten Studenten beschouwen duurzaamheid als een van de vele dingen waar ze aandacht voor moeten hebben volgens Brands (2009). Het is voor studenten vooral van belang dat ze hun studie halen en hun competenties bewijzen. Een van de competenties is maatschappelijke verantwoordelijkheid en duurzaamheid. Verder straalt de hogeschool niet uit dat je voor duurzame ontwikkeling bij hen moet zijn. Dit komt overeen met de enquête in hoofdstuk 4. Meer faciliteren naar middelen en tijd om duurzaam beter op de kaart te brengen. Er zijn nieuwe ontwikkelingen, maar daar moet je op dit moment zelf achteraan gaan. Extra middelen inzetten en stimuleren gaat sneller. Imago Enthousiasme voor projecten met betrekking tot duurzame ontwikkeling is er onder de studenten niet echt volgend Brands (2009). Studenten hebben het te druk en krijgen veel werk van school, hebben sociale verplichtingen, andere activiteiten die van de opleiding worden verwacht en veel dingen aan hun hoofd. De school laat wel het belang van duurzame ontwikkeling zien, maar maakt het niet aantrekkelijk voor de studenten. Niet alle docenten hebben dezelfde aandacht voor duurzaamheid, het is een groot begrip dus je moet een koppeling kunnen maken tussen je eigen handelen en duurzaamheid. Het is moeilijk om in je eigen specifieke vakgebied uit te leggen wat belangrijk is om de studenten bij te brengen. Bereikbaarheid van inhoudelijke boodschap Een groot gedeelte van de studenten wordt bereikt voor de duurzame boodschap, een beter samenwerking tussen docenten zou effectiever zijn. Een onderwerp behandelen met dezelfde aandacht speelt hierin een belangrijke rol.
35
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
3.5. Fontys Hogeschool Eindhoven – Economie40 Bijlagen Duurzame projecten Buiten het curriculum om zijn er volgens Vermeulen (2009) projecten gericht op duurzame ontwikkeling. Voorbeelden zijn: ethiekcongres, kredietcrisis debat en studiedagen duurzame ontwikkeling etc. Verder zijn er een aantal initiatieven. De opleiding wil wel graag, maar weet dit niet op een duidelijke manier vorm te geven. Vanuit het onderleg van verschillende directeuren van de opleiding MER is er opdracht gegeven om iets te gaan doen met ethiek en duurzaamheid. Er is te weinig plaats voor nieuwe initiatieven. Doorgaans worden projecten opgestart door docenten. Er zijn wel studenten aanwezig die het interessant vinden iets te gaan doen. Uit de enquête in hoofdstuk 4 blijkt dit percentage heel laag te zijn. Op dit moment loopt er nog een initiatief om een groep studenten bij elkaar te brengen die gaat bekijken wat er nu speelt in het onderwijs en wat er verbeterd kan worden. De opleiding staat wel open voor initiatieven van studenten, graag zelfs, wanneer de maatschappelijke organisatie centraal staat en het draait om processen is de flexibiliteit van de opleiding groot. Communicatie Volgens Vermeulen (2009) is er geen officieel beleid om de kenbaarheid van duurzame ontwikkeling te communiceren naar studenten. In de missie en visie komt het terug en in het curriculum komt het terug op bepaalde momenten. Wel wordt er duidelijk aandacht gevraagd voor duurzame ontwikkeling in de competenties die studenten moeten bewijzen. Ook komt het terug in de stagebrochure. Verder zouden alle docenten moeten nagaan of de stages en de oplossingen die bedacht worden bij de stageopdracht duurzaam zijn. Er is geen communicatie tussen het facilitaire gedeelte en de studenten. Opeens zijn producten goedkoper, duurder of biologisch. De communicatie naar buiten wordt als volgt weergegeven; dit gaat via de beroepenveld commissie. Deze commissie heeft een adviserende rol naar de opleiding toe en adviseert het curriculum. Of de commissie vervolgens de kennis overbrengen naar buiten toe is niet helemaal duidelijk. Beleid Het curriculum is heel belangrijk, maar moeilijk verkoopbaar. Er zijn een aantal mensen die andere onderwerpen dan duurzaamheid belangrijker vinden binnen de Fontys. De opleiding vindt het volgens Vermeulen (2009) wel belangrijk en daarom is duurzame ontwikkeling opgenomen in het competentieprofiel. In het propedeuse jaar wordt aandacht besteed aan duurzame ontwikkeling. Fontys hoopt dat hierdoor een basis is gelegd, zodat dit in de rest van de hoofdfase als vanzelfsprekend wordt meegenomen door studenten. Vervolgens komt duurzame ontwikkeling in een aantal vakken terug. Een voorbeeld is het vak maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het komt ook terug in projecten van de propedeuse tot en met afstudeerders. Docenten zijn heel erg welwillend, maar vinden het moeilijk vorm te geven aan het onderwerp duurzame ontwikkeling binnen hun specifieke vakgebied. Dit komt overeen met het interview van de HAN. Website De afdeling Economie heeft geen eigen website met betrekking tot duurzame ontwikkeling. Het nut wordt hier niet van ingezien, om studenten te laten kijken hoe het gesteld is met duurzame ontwikkeling. Wat wel goed zou zijn is om intra net meer te betrekken, onderwerpen te plaatsen die met duurzaamheid te maken hebben en kenbaar te maken wat er allemaal speelt op dit gebied. De opleiding MER staat midden in de maatschappij en alle invloeden van buitenaf hebben invloed op de toepassingen van de opleiding, daar kan de opleiding wat scherper in zijn volgens Vermeulen (2009).
40
Bijlage 8 E: Gespreksverslag docent Fontys – Economie
36
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Studentenvereniging Er is geen studentenvereniging aanwezig bij de opleiding die zich speciaal richt op duurzame ontwikkeling. Er is ook nog nooit kenbaarheid gegeven van studenten dat ze dit zouden willen. Uit de enquête in hoofdstuk 4 blijkt dat er vanuit de studenten ook geen animo voor is. Het initiatief voor een communicatiegroepje dat zich bezig houden met dit onderwerp wordt wel sterk aangemoedigd door de opleiding. Overigens is er wel een studentenvereniging aanwezig die duurzaamheid wel eens naar voren zou kunnen brengen. Curriculum Duurzame ontwikkeling wordt niet zo zeer in vakken geïntegreerd. Het wordt verweven in de projecten. In de propedeuse is het terug te vinden in alle projecten, in de hoofdfase voornamelijk binnen het veld maatschappelijke organisaties. Het wordt niet sterk doorgevoerd, omdat je het dan gaat opleggen bij de studenten. Dit kan een reden zijn waarom studenten niet ervaren dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het curriculum, blijkt uit de enquête van hoofdstuk 4. Verder is het zo dat wanneer iets moet, het haar kwaliteit verliest en het streven is juist het creëren van draagvalk. Het integreren van duurzame aspecten moet van twee kanten komen, niet alleen van de studenten en dus van onderaf, maar ook van bovenaf bij de directie, zij moeten er ook open voor staan. Betrokkenheid van studenten Een minderheid van de studenten is betrokken, dit is te zien door de discussies die plaatsvinden volgens Vermeulen (2009). Een deel van de studenten is er wel mee bezig maar houdt er verder geen rekening meer mee en een ander deel interesseert het helemaal niks. Dit zou te maken kunnen hebben met karakter of opvoeding. Wanneer studenten eenmaal betrokken zijn, dan zijn ze ook erg actief. Om de betrokkenheid te kunnen verhogen zal gekeken moeten worden naar de praktijk en dit moet dan weer worden teruggekoppeld naar de student. De praktijk binnenhalen en tonen aan de student zou een oplossing kunnen zijn. De overheid kan ook invloed uitoefenen, er moet iemand zijn die zegt dat er iets gaat gebeuren, er is een soort dwang nodig. Imago Het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten is welwillend volgens Vermeulen (2009). De opleiding probeert hier wel aandacht aan te besteden door praktijk voorbeelden te noemen van zowel bedrijven als studenten die op stage zijn. Bereikbaarheid van inhoudelijke boodschap Volgens Vermeulen (2009) worden studenten niet voldoende bereikt met de inhoudelijke boodschap van docenten. Een reden kan zijn dat studenten mee willen doen in de maatschappij, ze staan aan het begin van alles en willen genieten.
37
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
3.6. Conclusie Op de hogescholen worden verschillende projecten aangeboden die gericht zijn op duurzame ontwikkeling, voor zowel de opleiding techniek als economie. Deze projecten worden voornamelijk opgezet door docenten en lectoraten. Deze analyse kan worden toegepast op het model van Wals en Jickling, de kwadranten. Vanuit deze analyse zitten beide onderwijs instellingen in kwadrant 2. Bij kwadrant 2 heeft het onderwijs een bepaald doel voor ogen, maar kan de student wel participeren met eigen inbreng. Er bestaat dus de mogelijkheid voor studenten om eigen initiatieven om te zetten in projecten, maar deze mogelijkheid is voor studenten nog niet duidelijk blijkt uit de enquête in hoofdstuk 4. De communicatie van duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs, vanaf het propedeuse jaar tot en met het vierde jaar komen studenten in aanraking met duurzame projecten. Uit de enquête in hoofdstuk 4 ervaren studenten dat de communicatie tussen docenten en studenten slecht is. Het kan een reden zijn dat studenten daarom niet weten dat er een mogelijkheid bestaat voor eigen initiatieven. Verder ervaren de studenten, wat blijkt uit de enquête, niet dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs. Dit is ook een vorm van miscommunicatie. Wel wordt duurzame ontwikkeling kenbaar gemaakt in de competenties die studenten moeten behalen, in het model van Wal en Jickling kwadrant 3. Docenten zijn zeer betrokken bij duurzaamheid en staan open voor nieuwe ideeën. Over het algemeen ervaren de docenten een lage betrokkenheid van studenten bij duurzame ontwikkeling. Uit de enquête in hoofdstuk 4 blijkt dat studenten wel betrokken zijn bij duurzame ontwikkeling, alleen niet actief. Er kan dus worden gezegd dat studenten passief betrokken zijn bij duurzame ontwikkeling. Verder denken de docenten over het algemeen dat studenten duurzame ontwikkeling saai en stoffig vinden. Uit de enquête in hoofdstuk 4 blijkt dat een grote meerderheid van de studenten duurzame ontwikkeling niet stoffig en saai vindt. Op beide hogescholen wordt het belang van duurzame ontwikkeling naar voren gebracht en de docenten ervaren ook dat deze inhoudelijke boodschap over wordt gebracht naar de student, vervolgens stellen studenten andere prioriteiten om actief betrokken te raken bij duurzame ontwikkeling op de hogeschool. In het volgende hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten uit de enquête weergegeven en geanalyseerd. Vervolgens worden de resultaten toegepast op de theorie van hoofdstuk 2.
38
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoofdstuk 4: Analyse van studenten en duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs In dit onderzoek zijn in totaal 171 enquêtes41 bijlagen afgenomen bij studenten van de opleiding economie en techniek van de onderwijsinstellingen Hogeschool Arnhem/Nijmegen en Fontys Hogeschool Eindhoven. De respons is 171, dus respons is 100% in totaal. Vervolgens kan de enquête opgedeeld worden in motieven, betrokkenheid en imago. Deze staan beschreven in aparte paragrafen. Enkele belangrijke resultaten zijn in dit hoofdstuk opgenomen, resterende resultaten zijn terug te vinden in de bijlagen.42 Met de genoemde indicatoren, motieven, betrokkenheid en imago kunnen verbanden worden gelegd tussen de stellingen. Ook hier worden de belangrijkste opgenomen in dit hoofdstuk en de resterende resultaten in de bijlagen.43 4.1. Algemene informatie over de studenten Aan dit onderzoek hebben 171 studenten meegewerkt van verschillende economische en technische opleidingen binnen twee onderwijsinstellingen. Meerdere jaargangen zijn geënquêteerd. De studenten die deelnamen aan de enquête zijn tussen de 17- 27 jaar oud. Van de studenten is 65% man en 35% vrouw. 53% studeert aan de onderwijsinstelling Hogeschool Arnhem/Nijmegen en 47% studeert aan de Fontys Hogeschool Eindhoven. Van de studenten is 17% uit het eerste jaar, 41% uit het tweede jaar, 21% uit het derde jaar en 21% uit het vierde jaar. In totaal heeft 66% een economische achtergrond en 34% een technische achtergrond. Opleidingsachtergronden van de HAN en Fontys Hogeschool Eindhoven 30.0%
Percent
20.0%
10.0%
0.0% MER
Financieel management
Techniek
FSM
Technische natuurkunde
__ Figuur 1. Opleidingsachtergrond studenten
41
Bijlage 10: Enquête studenten Bijlage 11 A: Resterende resultaten enquête studenten 43 Bijlage 11 B: Resterende verbanden enquête studenten 42
39
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.2. Analyse motieven Wanneer er aan studenten wordt gevraagd om een kleine financiële bijdrage te leveren om de hogeschool te helpen zich duurzaam te ontwikkelen is 7% het hier mee eens, 81% is het oneens en 12% heeft geen mening. Financiële bijdrage van studenten op hogescholen 100.0%
Percent
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Wanneer ik een kleine financiele bijdrage kan leveren om mijn hogeschool te helpen zich duurzaam te ontwikkelen doe ik dat
__
Figuur 2. Financiële bijdrage
Op dit moment is het een feit dat duurzame producten duurder zijn dan andere producten op de markt, 38% van de studenten is bereid om meer te betalen voor deze producten, 50% is het er niet mee eens dat deze producten duurder zijn en 12% heeft geen mening. Bereidheid tot kopen van duurzame producten 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Duurzame producten zijn duurder, ik ben bereid om meer te betalen voor deze producten
__
Figuur 3. Duurzame producten
40
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is volgens de studenten hoog, 77% is het eens met deze stelling, 6% is het oneens en 17% heeft geen mening. Maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling voor studenten 80.0%
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog
__
Figuur 4. Maatschappelijke relevantie
Wanneer er aan de studenten gevraagd wordt om een bijdrage (in alle vormen) te leveren om de hogeschool duurzamer te maken is 35% het hier mee eens, 45% oneens en 20% heeft geen mening. Het leveren van een bijdrage (in alle vormen) van studenten aan hogescholen 50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te maken
__
Figuur 5. Bijdragen leveren aam hogescholen
In de omgeving van studenten kunnen verschillende factoren invloed hebben op de kijk van duurzame ontwikkeling, uit het onderzoek is gebleken dat hogescholen een grote invloed hebben bij studenten op de kijk van duurzame ontwikkeling. Studenten vinden de maatschappelijke relevantie hoog van duurzame ontwikkeling, maar willen geen financiële bijdrage leveren om de hogeschool duurzaam te maken. Wel is 1/3 van de respondenten bereid om op een andere manier bij te dragen aan het verduurzamen van de hogeschool. Verder ligt er een grote taak bij de overheid volgens de studenten, zij spelen een grote rol om de hogeschool duurzaam te maken.
41
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.3. Analyse betrokkenheid Van de studenten zegt 6% dat er een studentenvereniging aanwezig is die zich alleen richt op duurzame ontwikkeling binnen de hogeschool. 39% is het daar niet mee eens en 55% heeft geen mening. Studentenvereniging gericht op duurzame ontwikkeling 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Op mijn hogeschool is een studentenvereniging aanwezig die zich richt op duurzame ontwikkeling
__
Figuur 6. Studentenvereniging
Op de hogeschool bestaat er de mogelijkheid je eigen initiatieven op duurzame ontwikkeling te delen met anderen, 35% is het hier mee eens, 19% oneens en 46% heeft geen mening. Het delen van eigen initiatieven van studenten op hogescholen 50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Op school bestaat er de mogelijkheid je eigen initiatieven op duurzame ontwikkeling te delen met anderen
__
Figuur 7. Initiatieven van studenten
42
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 De studenten zijn het voor 59% eens dat er bekendheid wordt gegeven op de hogeschool aan het belang van duurzaamheid en onze toekomst. 28% is het hier niet mee eens en 13% heeft geen mening. Het belang voor duurzame ontwikkeling voor de hogescholen 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Vanuit mijn hogeschool wordt kenbaar gemaakt hoe belangrijk duurzame ontwikkeling is voor onze toekomst
__
Figuur 8. Duurzame ontwikkeling op de hogescholen
Volgens 26% van de studenten wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd in het curriculum, 17% is het hier niet mee eens en 57% heeft geen mening. Integreren van duurzame ontwikkeling in het curriculum 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Duurzame ontwikkeling wordt geintegreerd in het curriculum
__
Figuur 9. Curriculum
43
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Van de studenten ervaart 22% dat er een duurzaam beleid aanwezig is op de hogeschool, 19% is het hier niet mee eens en 59% heeft geen mening. De aanwezigheid van een duurzaam beleid op de hogeschool 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Er is een duurzaam beleid op school aanwezig
__
Figuur 10. Duurzaam beleid
Tussen de docenten en studenten vindt 84% dat er beter gecommuniceerd kan worden tussen hun, 8% is het hier niet mee eens en 8% heeft geen mening. Communicatie tussen docenten en studenten 100.0%
Percent
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Op school kan er beter gecommuniceerd worden tussen docenten en studenten
__
Figuur 11. Communicatie docenten en studenten
44
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Studenten willen voor 9% graag beslissingen kunnen nemen over duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool, 78% is het er niet mee eens en 13% heeft geen mening. Beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool 80.0%
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Ik wil graag beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op mijn hogeschool
__
Figuur 12. Communicatie docenten en studenten
Over het aansluiten bij een studentenvereniging die zich richt op duurzame ontwikkeling is 4% het hier mee eens, 92% is het hier niet mee eens en 4% heeft geen mening. Het aansluiten bij een studentenvereniging die zich richt op duurzame ontwikkeling 100.0%
Percent
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Ik wil me graag aansluiten bij een studentenvereniging gericht op duurzame ontwikkeling
__
Figuur 13. Studentenvereniging
45
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Van de studenten wil 27% anderen graag helpen met een project dat zich richt op duurzame ontwikkeling, 56% is het hier niet mee eens en 17% heeft geen mening. Het meehelpen bij projecten die gericht zijn op duurzame ontwikkeling 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Ik help andere studenten graag bij een project gericht op duurzame ontwikkeling
__
Figuur 14. Meehelpen bij duurzame projecten
40% van de studenten helpt liever mee aan de projecten dan dat zij zelf initiatieven nemen om projecten op te zetten, 38% is het hier niet mee eens en 22% heeft geen mening. Eigen initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling 50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Ik help liever mee aan duurzame projecten dan dat ik zelf initiatieven neem
__
Figuur 15. Eigen initiatieven
De betrokkenheid van studenten bij duurzame ontwikkeling op de hogeschool: De mate van duurzaamheid van de eigen hogeschool is slecht bekend bij de studenten. Een groot deel van de studenten weet niet of er een studentenvereniging aanwezig is op de hogeschool, studenten weten niet of ze eigen duurzame initiatieven kunnen nemen en of dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het curriculum. Verder weten studenten ook niet of er een duurzaam beleid aanwezig is op de hogeschool. Toch wordt er bekendheid gegeven aan het belang van duurzame ontwikkeling. Studenten zijn wel bereid te helpen bij duurzame projecten, maar nemen zelf liever geen initiatieven. De studenten willen zelf geen beslissingen nemen en zich niet aansluiten bij een studentenvereniging die zich richt op duurzame ontwikkeling.
46
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.4. Analyse imago Onderwerpen over duurzame ontwikkeling vindt 41% van de studenten hip en trendy, 40% is het hier niet mee eens en 19% heeft geen mening. Duurzame ontwikkeling is hip en trendy 50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Onderwerpen over duurzame ontwikkeling zijn hip en trendy
__
Figuur 16. Hip en trendy
Het beeld over duurzame ontwikkeling is voor 32% van de studenten gevormd op de hogescholen, 63% is het hier niet mee eens en 5% heeft geen mening. Het beeld van duurzame ontwikkeling is gevormd op mijn hogeschool
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Mijn beeld over duurzame ontwikkeling is gevormd op mijn hogeschool
__
Figuur 17. Beeldvorming van hogescholen
47
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Van de studenten vindt 15% werken voor een duurzame organisatie stoffig en saai, 56% is het hier niet mee eens en 29% heeft geen mening. Werken voor een duurzame organisatie is stoffig en saai 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Werken voor een duurzame organisatie is stoffig en saai
__
Figuur 18. Werkzaamheden duurzame organisatie
Het werken voor een duurzame organisatie is voor 12% van de studenten inhoudelijk niet interessant, 61% vindt de werkzaamheden interessant en 27% heeft geen mening. Inhoudelijke werkzaamheden van een duurzame organisatie
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Het werken voor een duurzame organisatie is inhoudelijk niet interessant
__
Figuur 19. Inhoudelijke werkzaamheden
48
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Studenten vinden voor 39% dat de werkzaamheden op het gebeid van duurzame ontwikkelingen zeer complex zijn, 27% is het hier niet mee eens en 34% heeft geen mening. Complexe werkzaamheden en duurzame ontwikkeling 40.0%
Percent
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
De werkzaamheden op het gebied van duurzame ontwikkelingen zijn zeer complex
__
Figuur 20. Inhoudelijke werkzaamheden
Volgens 11% van de studenten zijn de werkzaamheden van duurzame ontwikkeling alleen gericht op het milieu, 73% is het hier niet mee eens en 16% heeft geen mening. Werkzaamheden van duurzame ontwikkeling richten zich alleen op milieu
80.0%
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
De werkzaamheden over duurzame ontwikkeling zijn alleen gericht op het milieu
__
Figuur 21. Werkzaamheden en milieu
49
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Bij de keuzes tussen een baan in het bedrijfsleven of een non profit organisatie kiest 4% voor een non profit organisatie. 62% voor een baan in het bedrijfsleven en 34% heeft geen mening. Het bedrijfsleven of een non profit organisatie
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Bij de keuzes tussen een baan in het bedrijfsleven of een non profit organisatie, kies ik voor een non profit organisatie
__
Figuur 22. Bedrijfsleven en non profit organisatie
Voor 33% van de studenten hoeft het beroepenveld geen maatschappelijke relevantie te hebben, 37% is het hier niet mee eens en 30% heeft geen idee. Maatschappelijke relevantie van het beroepenveld 40.0%
Percent
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Mijn beroepenveld hoeft geen maatschappelijke relevantie te hebben
__
Figuur 23. Maatschappelijke relevantie
Het werken bij een organisatie die zich richt op duurzame ontwikkeling vinden veel studenten inhoudelijk interessant, maar ervaren het als zeer complex. Een groot deel van de studenten kiest voor een baan in het bedrijfsleven, maar deze moet dan wel een maatschappelijke relevantie hebben. Het werken voor een duurzame organisatie ervaren studenten niet als stoffig en saai. Het antwoord op de vraag of duurzame ontwikkeling hip en trendy is, is ongeveer fifty fifty, de helft vindt het hip en trendy en de helft is het hier niet mee eens.
50
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.5. Verbanden tussen de stellingen Uit de enquête kunnen verschillende verbanden worden gelegd die invloed hebben op de indicatoren motieven, betrokkenheid en het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten op hogescholen. De belangrijkste verbanden zijn opgenomen in dit rapport, de resterende verbanden zijn opgenomen in bijlage 11B. De verbanden kunnen worden opgedeeld in drie thema’s: 1. Passsief gedrag t.a.v. duurzame ontwikkeling (gedrag) 2. Kennis t.a.v. duurzame ontwikkeling op de hogeschool is laag (kennis) 3. De houding van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling is positief (houding)
Deze drie thema’s hebben invloed op elkaar. Kennis
Houding
Gedrag
4.5.1. Gedrag
Wanneer ik een kleine financiële bijdrage kan leveren om mijn hogeschool te helpen zich duurzaam te ontwikkelen doe ik dat Total
Eens Oneens Geen idee
Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te maken
Total
Eens
Geen idee
Eens
5.7%
7.0%
Oneens
16.9% 67.8%
97.4%
65.7%
80.7%
15.3%
2.6%
28.6%
12.3%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Van de studenten die graag een bijdrage leveren om de hogeschool duurzamer te maken wil 67,8% geen financiële bijdrage leveren aan de hogeschool. Analyse: Studenten denken niet direct aan geld als het gaat om een bijdrage te leveren aan duurzaamheid op de hogeschool.
51
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.5.2. Houding
Het werken voor een duurzame organisatie is inhoudelijk niet interessant
Werken voor een duurzame organisatie is stoffig en saai
Total
Eens
Oneens
Geen idee
Eens
Eens
46.2%
5.2%
6.1%
11.7%
Oneens
34.6%
86.5%
26.5%
61.4%
Geen idee
19.2%
8.3%
67.3%
26.9%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Total
Volgens studenten die werken voor een duurzame organisatie en die dit niet stoffig en saai vinden, is 86,5% het er ook mee oneens dat het werken voor een duurzame organisatie wel interessant is. Analyse: Het imago over duurzame ontwikkeling is positief. Het werken voor een duurzame organisatie is inhoudelijk ook interessant.
4.5.3. Kennis
Ik wil graag beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op mijn hogeschool Total
De werkzaamheden over duurzame ontwikkeling zijn alleen gericht op milieu
Total
Eens
Oneens
Geen idee
Eens
Eens
5.3%
11.3%
3.6%
9.4%
Oneens
94.7%
75.0%
82.1%
78.4%
13.7%
14.3%
12.3%
100.0%
100.0%
100.0%
Geen idee 100.0%
De studenten die de werkzaamheden over duurzame ontwikkeling alleen gericht vinden op het milieu, willen voor 94,7% ook geen beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op de hogeschool. Analyse: wanneer de kennis over duurzame ontwikkeling laag is zijn studenten ook niet bereid beslissingen te nemen met betrekking tot duurzame ontwikkeling op de hogeschool.
52
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.6. Conclusie Uit de resultaten van de enquête en de verbanden tussen de stellingen kunnen drie thema’s worden gehaald. 1. Passief gedrag van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling; 2. Kennis ten aanzien van duurzame ontwikkeling op de hogeschool; 3. De houding van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling is positief. Studenten zijn betrokken bij het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling, maar wel op een passieve manier. Studenten willen niet actief deelnemen aan duurzame initiatieven op de hogeschool. Volgens de studenten wordt het belang van duurzame ontwikkeling wel aangegeven vanuit de onderwijsinstelling, maar kunnen de studenten dit niet terug vinden in het curriculum en beleid. Studenten verdiepen zich niet in de cultuur van de hogeschool, zij weten niet wat er precies aanwezig is op de hogeschool om de hogeschool te verduurzamen of over het proces van eigen initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling. De houding van de studenten is positief, zij vinden werken voor een duurzame organisatie interessant. Aan de hand van deze conclusies kunnen er in hoofdstuk 5 strategieën beschreven worden die de betrokkenheid van studenten bij duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs vergroot.
53
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoofdstuk 5: Strategieën om de betrokkenheid van studenten in het hoger onderwijs te verhogen In dit hoofdstuk worden verschillende strategieën beschreven die de betrokkenheid van de studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs zou kunnen verhogen. Aan de hand van een presentatie over de resultaten van de enquête is er samen met Morgen een brainstorm gehouden over mogelijke strategieën. De strategieën zijn beschreven voor HBO onderwijsinstellingen en voor Morgen. Voordat de strategieën worden uitgewerkt zal er eerst gekeken worden naar de analyse van het onderzoek dat is verricht op het gebied van deskresearch, kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek. Vervolgens wordt het model van Van Meegeren(2000) en het model van Wals en Jickling (2009) ingevuld aan de hand van de resultaten van het onderzoek. Per paragraaf wordt een strategie beschreven. Een paragraaf is onderverdeeld in twee delen, in het eerste gedeelte worden de strategieën voor het onderwijs behandeld en vervolgens komen de strategieën voor Morgen aan bod.
5.1. Analyse deskresearch, kwalitatief en kwantitatief onderzoek Deskresearch Uit deskresearch is gebleken dat het hoger onderwijs een grote invloed kan hebben op de studenten en hun gedrag ten opzichte van duurzame ontwikkeling. Daarom is het van belang dat er aandacht wordt besteed aan duurzame ontwikkeling in het onderwijs. Het gedrag van studenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs wordt bepaald door aan aantal factoren die invloed uitoefenen op de houding van een student en daarmee het gedrag van studenten kunnen veranderen. De houding van studenten kan beïnvloed worden door verschillende factoren. Attitude, sociale norm/druk en waargenomen gedrag vormen hierbij een belangrijke factor. De attitude van een student bestaat uit het tonen van begrip en het vormen van een mening t.a.v. duurzame ontwikkeling. Sociale norm/druk kan onderverdeeld worden in studenten, docenten en omgeving. Als laatste de waargenomen controle, deze bestaat uit kennis en vaardigheden van de student. Voor het verhogen van de kennis bij studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling speelt het onderwijs een grote rol. Uit de enquête in hoofdstuk 4 is gebleken dat de kennis over duurzame ontwikkeling wel aanwezig is bij studenten, maar de toepassing van kennis over duurzame ontwikkeling in het onderwijs is niet bekend. Zo weten studenten niet wat reeds aanwezig is op de hogeschool ten aanzien van duurzame ontwikkeling, welke initiatieven er genomen kunnen worden vanuit studenten, hoe dit proces verloopt, of er een studentenvereniging aanwezig is en wat het beleid is van de hogeschool. Ook docenten zijn een belangrijke factor, het overbrengen van het belang van duurzame ontwikkeling naar studenten speelt hierbij een rol. Wanneer de attitude van een docent positief is, neemt de student dit automatisch over. Ook de kijk op duurzame ontwikkeling vanuit de omgeving van studenten kan invloed hebben op de houding van een student tegenover duurzame ontwikkeling. Samen leiden deze factoren tot het gedrag van een student.
Kwalitatief onderzoek Uit het kwalitatieve onderzoek is gebleken dat beide opleidingen verschillende projecten aanbieden die zich richten op duurzame ontwikkeling. Deze projecten worden voornamelijk opgericht door docenten en lectoraten en niet door studenten. Wel bestaat er de mogelijkheid voor studenten om zelf met initiatieven te komen en projecten op te zetten die zich richten op duurzame ontwikkeling, mits deze aan bepaalde onderwijs criteria voldoen. Volgens de docenten wordt duurzame ontwikkeling volledig geïntegreerd in het curriculum. Studenten zijn over het algemeen niet actief betrokken bij duurzame initiatieven vanuit de opleidingen, docenten daarentegen wel.
54
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Kwantitatief onderzoek Uit het kwantitatieve onderzoek is gebleken dat studenten betrokken zijn bij de duurzame ontwikkeling, maar wel op een passieve manier. Studenten willen zelf geen beslissingen nemen, niet deelnemen aan studentenverenigingen, maar wel op een andere manier een bijdrage leveren om de hogeschool te helpen zich duurzaam te ontwikkelen. De kennis van studenten over duurzame ontwikkeling is goed, de kennis over duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool is minder goed. Studenten vinden dat er slecht wordt gecommuniceerd tussen docenten en studenten, wat een reden kan zijn dat studenten op dit moment niet weten hoe duurzaam de school nu eigenlijk is en welke vorm van bijdrage zij zelf kunnen leveren om de hogeschool te verduurzamen. Zo ervaren studenten dat duurzame ontwikkeling niet wordt geïntegreerd in het hoger onderwijs. Studenten zijn niet op de hoogte van het duurzaam beleid van de school en weten zij niet of er een studentenvereniging actief is op dit gebied. Dit zijn belangrijke resultaten die hebben geleid tot drie strategieën.
5.2. Het model van Van Meegeren en het model van Wals en Jickling Om tot gedegen strategieën te komen wordt de eigen analyse op het model van Van Meegeren (2000) en het model van Wals en Jickling (2009) ingevuld aan de hand van dit onderzoek.
Student
Begrip (cognitief) Attitude
Mening (affectief) Attitude
Onderwijs
Sociale norm/druk - Studenten - Docenten - Omgeving
Waargenomen controle -Kennis -Vaardigheden
Houding
Gedrag Figuur 1. Samengesteld model Van Meegeren (2000)
In het eerste model kunnen er drie verschillende factoren worden genoemd die het gedrag van studenten kunnen beïnvloeden, deze zijn: Attitude, sociale norm/druk en waargenomen controle. Het is van belang dat deze factoren in balans zijn, zo kan er optimaal gebruik van worden gemaakt om de betrokkenheid van studenten te vergroten. Aan de hand van deze drie factoren worden in de volgende paragraven strategieën beschreven die de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling zal vergroten in het hoger onderwijs.
55
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 In het tweede model worden verschillende fases weergeven waarin een hogeschool zicht bevindt. Het model is onder te verdelen in vier fases.
Figuur 2. Positioning of ideas about “education” alongside the social role of the “educated person.”
Hierbij is kwadrant I, linksboven, het instrumentele kwadrant dat gekenmerkt wordt door een laag niveau van participatie door studenten en waarin weinig ruimte is voor inspraak en de mogelijkheid zelf dingen te ondernemen. Dit kwadrant kan voor een gedeelte ingevuld worden door de resultaten van het onderzoek. Op dit moment zijn studenten laag betrokken bij duurzame initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling. Volgens de docenten bestaat er wel degelijk de mogelijkheid om eigen initiatieven om te zetten in actieve deelname op verschillende manieren, zoals projecten en stages etc. Dit is echter niet helemaal duidelijk en bekend bij studenten. Kwadrant IV rechtsonder wordt de emancipatorische kwadrant genoemd, waarbij in grote mate actieve deelname, inspraak en de mogelijkheid om zelf dingen te creëren gestimuleerd worden Uit het onderzoek is gebleken dat het mogelijk is om eigen initiatieven om te zetten in eigen projecten van de studenten. Actieve deelname is mogelijk, maar het is nog niet voldoende bekend bij studenten dat deze mogelijkheid er is. De twee overgebleven kwadranten kunnen gezien worden als gecombineerde kwadranten. Nummer III in de linker benedenhoek bakent een veld af waarin experts en autoriteiten grenzen aangeven, maar waarbij studenten zelf de doelen en strategieën kunnen bepalen. Hierbij worden de verschillende stappen duidelijk omschreven, maar is er wel veel ruimte voor de student om per stap tot een invulling te komen. Hier hebben studenten eigen inbreng, maar ze behoren deze wel te begrenzen aan de voorgeschreven doelen. Dit beperkt het eigen denken van de studenten en zo wordt er meer bepaald door het onderwijs, bijvoorbeeld het competentiegericht onderwijs. Het kan verwoord worden als een soort dictatuur met een bepaalde vrijheid voor de student.
56
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Een meer voorkomende combinatie, vooral wanneer het gaat om milieu educatie, wordt weergegeven in kwadrant II, rechtsboven. Hierbij neemt de student actief deel aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van strategieën voor een recycling programma op school. De doelen van deze activiteiten zijn dan wel van tevoren vastgesteld door de autoriteiten, er is dan bijvoorbeeld bepaald dat het moet gaan om een project met betrekking tot recycling. In dit kwadrant beperkt het de studenten tot hun eigen denkvermogen, maar zijn de studenten wel betrokken bij het onderwerp. Het verandert dus wel de houding van een student door de actieve deelname. Voorbeelden zijn de aangereikte projecten door het onderwijs voor studenten waar ze aan deel kunnen nemen. Het kan verwoord worden als een soort dictatuur die rekening houdt met de mens. Aan de hand van deze vier fases worden in de volgende paragrafen strategieën beschreven die de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling zal vergroten in het hoger onderwijs.
57
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.3. Strategie 1: Communicatie De strategieën zijn onder te verdelen in strategieën voor het onderwijs en strategieën voor Morgen.
5.3.1 Onderwijs en communicatie Om een boodschap over te brengen is een goede communicatie van groot belang. In deze eerste strategie wordt gesproken over twee vormen van communicatie; 1. Communicatie tussen studenten en docenten 2. Communicatie tussen stakeholders Er is onderscheid gemaakt tussen studenten, docenten en stakeholders, omdat beide partijen een andere benadering dienen te hebben voor een effectieve communicatie. Communicatie tussen studenten en docenten; Uit de enquête is gebleken dat studenten een slechte communicatie ervaren tussen henzelf en de docenten. Studenten weten niet goed wat het onderwijs aanbiedt op het gebied van duurzame ontwikkeling en studenten weten niet goed hoe het proces verloopt voor duurzame initiatieven. Aan de hand van het model van Van Meegeren (2000) kunnen we stellen dat hier een taak ligt bij het onderwijs. De waargenomen controle, kennis en vaardigheden op het gebied van duurzame ontwikkeling in het onderwijs moet bij studenten worden vergroot. Het vergroten van deze waargenomen controle gaat samen met de sociale norm/druk, in dit onderzoek de medestudenten, docenten en omgeving. In deze strategie specifiek gericht op docenten. Wanneer er verandering plaats vindt in deze genoemde factoren zal de houding van een student veranderen en daarmee ook het gedrag t.a.v. duurzame ontwikkeling. Uit diepte-interviews met verschillende docenten is gebleken dat projecten worden opgezet vanuit initiatieven van de docent. Het onderwijs verstrekt bepaalde richtlijnen waaraan projecten, stages en andere activiteiten moeten voldoen. Wanneer er gekeken wordt naar figuur 2 is de huidige situatie in het onderwijs kwadrant twee. In dit kwadrant hebben studenten een redelijke inspraak, hierdoor kan de betrokkenheid worden vergroot wanneer ze deelnemen aan een activiteit. (uit enquête is gebleken dat inspraak niet bekend is bij studenten). Door middel van deze strategie is het streven om uiteindelijk in kwadrant vier te komen, omdat dit kwadrant de betrokkenheid van de student het meest verhoogd. Eerst zal het onderwijs het begrip van studenten ten opzichte van duurzame ontwikkeling en hun menig over duurzame ontwikkeling moeten achterhalen. Wanneer ze weten hoe studenten tegenover het aspect duurzame ontwikkeling staan kan er actie worden ondernomen. Uit de enquête is gebleken dat studenten betrokken zijn bij duurzame ontwikkeling, maar op een passieve manier. Studenten willen liever zelf geen initiatieven nemen, dus het onderwijs zal activiteiten moeten aanbieden waar studenten aan deel kunnen nemen. Er zijn verschillende vormen van communicatie en duurzaamheid, enkele voorbeelden zijn: missieverklaring, beleidsverklaring, strategieplannen, contracten met derden, opleidingsgidsen, vergaderverslagen, apart jaarverslag duurzaamheid, onderzoeksverslagen, affiches, brochure over duurzaamheid, website, opendagen, voorlichtingsdagen, informatie video, expositie, tijdschriften voor studenten, persbericht, conferentie, lezingen en een prijs voor duurzaam afstudeerproject. Om te zorgen dat studenten deelnemen aan deze initiatieven van communicatie speelt de sociale norm/druk hier een rol. Deze vormen van communicatie moeten inzichtelijker en toegankelijk gemaakt worden voor studenten en dat is een taak van de docent. Zij behoren studenten te informeren over mogelijke duurzame initiatieven etc. Maar hoe communiceer je nu met studenten? Wanneer een docent een positieve en enthousiaste visie heeft op het gebied van duurzame aspecten, wordt dit ook overgebracht op de student en kan dit de houding van de student veranderen. Enthousiasme kun je
58
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 creëren door actuele praktijkvoorbeelden te noemen en duidelijk aan te geven wat studenten nu eigenlijk zelf kunnen doen aan duurzame ontwikkeling. Docenten kunnen in hun eigen vakgebied aandacht besteden aan één van de verschillende vormen van communicatie en duurzaamheid. Zo kunnen docenten onderzoeksverslagen laten maken door studenten, deze verslagen dienen dan een duurzaam onderwerp te omvatten. Verder kunnen ze door de studenten congressen laten organiseren die betrekking hebben duurzame aspecten of kunnen ze een informatie video laten zien die betrekking heeft op het vakgebied van de betreffende docent in relatie tot duurzame ontwikkeling. Een campagne opzetten over het belang van duurzame ontwikkeling kan een goed initiatief zijn om draagvlak te creëren bij studenten. Zo wordt de waargenomen controle, kennis en vaardigheden van een student op het gebied van duurzame ontwikkeling vergroot. Communicatie tussen stakeholders; Het vergroten van de communicatie tussen de stakeholders (studenten, beroepenveld, docenten en samenleving) is van belang wanneer men kennis over duurzame ontwikkeling wil vergroten. Het oprichten van een werkgroep gericht op duurzame ontwikkeling is een eerste initiatief om voor studenten inzichtelijk te maken wat het onderwijs aanbiedt op het gebied van duurzame ontwikkeling en zo ook de kennis te vergroten door samen te werken met verschillende stakeholders. Dit initiatief is een eigen idee, maar kan als voorbeeld dienen voor het onderwijs. Uit onderzoek is gebleken dat studenten niet actief willen deelnemen aan duurzame initiatieven, maar het wel belangrijk vinden, dus er passief bij betrokken zijn. Om studenten in de werkgroep te krijgen, zal er dus een ‘beloning’ tegenover moeten staan. Het toekennen van bepaalde prestatie-indicatoren of een financiële vergoeding is een belangrijk middel om studenten over te halen deel te nemen aan de werkgroep, mits zij eventuele vrijstelling kunnen krijgen voor een studieonderdeel (bijvoorbeeld de minor). Werkgroep ‘Slim ondernemen doe je zo!’ In deze werkgroep kunnen studenten hun mening en ideeën laten horen over duurzame aspecten en communicatie binnen de hogeschool. Studenten kunnen op verschillende manieren hun CV uitbreiden en werken aan hun competenties. Zo geven studenten zelf workshops, presentaties en zetten projecten op om jongeren te inspireren over duurzame ontwikkeling. Deze werkgroep bestaat uit studenten en wordt begeleid door een docent. De werkgroep bestaat uit studenten van het eerste tot en met het vierde jaar, twee studenten van elk jaar, dus in totaal 8 studenten en een docent. Wanneer er wordt ingeschreven voor deelname aan de werkgroep, krijgt de student vrijstelling van het vak dat zich het meest richt op duurzaamheid. Om het interessant te maken voor de studenten worden bedrijven met grote namen betrokken in de werkgroep. Projecten, presentaties en workshops kunnen worden gehouden bij bijvoorbeeld, TNT, Shell en Rabobank. Zo wordt tevens ook het netwerk van het onderwijs en de studenten uitgebreid. Het resultaat van deze werkgroep is een grotere betrokkenheid van de student bij zijn leeromgeving en de betrokken stakeholders, zoals docenten, maatschappelijke organisaties, overheid en bedrijfsleven. Er is een korte lijn van communicatie tussen student en docent, hierdoor zal de communicatie verbeterd worden, terwijl tevens de betrokkenheid met duurzaamheid wordt vergroot. Het is een eerste stap, dus een kleine groep waarbij het bewustzijn van het belang van duurzame ontwikkeling wordt vergroot. Op langer termijn kunnen de werkgroepen worden uitgebreid naar meerdere werkgroepen per studiejaar.
59
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.3.2 Morgen en communicatie Eerder in deze paragraaf zijn verschillende vormen van communicatie genoemd. Voorbeelden kunnen zijn opleidingsgidsen, onderzoeksverslagen, affiches, brochure over duurzaamheid, website, opendagen, voorlichtingsdagen, informatie video, expositie, tijdschriften voor studenten, persbericht, conferentie, lezingen en een prijs voor duurzaam afstudeerproject. Hier kan Morgen een ondersteunende rol vervullen voor het onderwijs. Enkele voorbeelden van deze ondersteunende rol van Morgen zijn: - In de opleidingsgidsen een link plaatsen die verwijst naar de website van Morgen. - Het plaatsen van onderzoeksverslagen gericht op duurzame ontwikkeling op haar website. - Het verspreiden van affiches en brochures over duurzame initiatieven op hogescholen, zodat de mogelijkheden voor studenten om deel te nemen aan bepaalde initiatieven kenbaar worden gemaakt. - Tijdschriften over duurzame ontwikkeling laten sponsoren door de uitgever, zodat deze op de scholen kunnen worden verspreid. - Opendagen en voorlichtingsdagen met een duurzaam thema organiseren op de onderwijsinstelling. - Tijdens voorlichtingsdagen informatievideo’s tonen aan studenten, met aansluitend een expositie, lezingen en een conferentie. - Deze initiatieven kenbaar maken door persberichten in plaatselijke kranten en op de website van Morgen. - Het instellen van een scriptieprijs door Morgen voor de beste afstudeerscriptie gericht op duurzame ontwikkeling. Met deze activiteiten wordt de betrokkenheid van studenten in het hoger onderwijs vergroot en bereidt Morgen haar netwerk uit bij studenten. Door deze activiteiten wordt het voor studenten zichtbaar wat er mogelijk is op het gebied van duurzame ontwikkeling en hun eigen bijdrage daarin. Vervolgens kan Morgen als intermediair fungeren tussen de verschillende stakeholders. Morgen kan deze stakeholders samenbrengen om kennis over duurzame ontwikkeling te vergroten. Zo kan Morgen brainstorm sessies, debatten en symposia organiseren, specifiek gericht op studenten, docenten en het beroepenveld. Zo kan kennis worden uitgewisseld en draagvlak met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden vergroot.
60
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.4. Strategie 2: Duurzaam werkveld De strategieën zijn onder te verdelen in strategieën voor het onderwijs en strategieën voor Morgen.
5.4.1 Onderwijs en duurzaam werkveld Aan de hand van het model van Van Meegeren (2000) kunnen we stellen dat hier een taak ligt bij het onderwijs. De waargenomen controle, kennis en vaardigheden op het gebied van duurzame ontwikkeling in het onderwijs, moet bij studenten worden vergroot. Hierbij speelt de omgeving een belangrijke rol. Velden als het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties zijn belangrijke factoren die invloed kunnen uitoefenen om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling te verhogen. Het vergroten van deze waargenomen controle gaat samen met de sociale norm/druk, in dit onderzoek de medestudenten, docenten en omgeving. In deze strategie specifiek gericht op de omgeving. Wanneer er verandering plaats vindt in deze genoemde factoren zal de houding van een student veranderen en daarmee ook het gedrag t.a.v. duurzame ontwikkeling. Wanneer er gekeken wordt naar figuur 2 is de huidige situatie in het onderwijs kwadrant twee. Er zijn bepaalde richtlijnen vanuit het onderwijs, zoals stagemarkten, stages en projecten die op dit moment vanuit docenten worden aangereikt aan de studenten. Het onderwijs biedt mogelijkheden aan studenten om deel te nemen aan stagemarkten, stages en projecten die vooraf zijn benaderd door het onderwijs. Uiteraard ligt de uiteindelijke beslissing bij de studenten, door zelf te kiezen in wat voor soort bedrijf ze werkzaam willen zijn. Het streven door middel van deze strategie is om uiteindelijk in kwadrant vier te komen, waar geen grenzen worden gesteld door het onderwijs en waar studenten dus zelf moeten nadenken. Op deze manier zal de betrokkenheid van studenten het meest worden verhoogd. Een duurzaam werkveld in het onderwijs is een belangrijk aandachtspunt. Zoals eerder beschreven zijn studenten passief betrokken bij duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs, zij vinden het aspect belangrijk, maar willen niet actief deelnemen aan initiatieven. Het onderwijs moet dus meer aanbieden. Dit kan op verschillende manier gebeuren. In samenwerking met het bedrijfsleven, overheid en non-profit organisaties kunnen er projecten worden aangeboden aan studenten die zich richten op duurzame ontwikkeling. Dit kunnen kleinere organisaties zijn, maar ook bedrijven met grote namen als Shell, Rabobank en TNT. Verder moeten er meer mogelijkheden komen om stage te kunnen lopen binnen bedrijven die ook een MVO tak hebben of bedrijven die zich bewust bezig houden met duurzame ontwikkeling. Op de reeds bestaande stagemarkten moeten meer bedrijven en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd die bezig zijn met duurzaamheid in de organisatie. Studenten worden zo geënthousiasmeerd door voorbeelden en ambities van de ondernemer.
61
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoger onderwijs
Projecten
Stages
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen wordt geïntegreerd
Overheid
Bedrijfsleven
Maatschappelijke organisaties
In bovenstaand model wordt het werkveld schematisch weergegeven. Het onderwijs biedt projecten en stages aan de student. Deze projecten en stages moeten een MVO karakter hebben, zowel voor de velden overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het is ook mogelijk dat vanuit de velden projecten en stages worden aangeboden aan het hoger onderwijs. Dit is prima wanneer er rekening wordt gehouden met het MVO karakter en duurzame ontwikkeling. Het uitnodigen van sprekers uit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties kan tevens de betrokkenheid van studenten vergroten. Laat studenten de praktijk ervaren door mooie presentaties en verhalen van interessante sprekers. Op elk vakgebied kunnen gastsprekers worden uitgenodigd om hun ervaringen gericht op een duurzaam aspect te vertellen. Hier kunnen ook mensen uit het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bij worden betrokken. Dit maakt het aantrekkelijk voor studenten. Studenten zien zo voorbeelden van hun toekomstige beroepenveld en kunnen zo hun ambitie ontwikkelen voor het leven na het afstuderen. Het resultaat voor het onderwijs is een werkveld waarin duurzame ontwikkeling centraal staat. Studenten kunnen worden meegenomen naar bedrijven, zo worden ze enthousiast gemaakt en geattendeerd op het belang van duurzame ontwikkeling, zonder dat dit ze wordt opgelegd of dat dit het label duurzaamheid krijgt.
5.4.2 Morgen en duurzaam werkveld Hier ligt ook een rol voor Morgen. Op dit moment bieden zij stageplaatsen aan die zich reeds richten op duurzame ontwikkeling. Dit zijn veelal organisaties die niet bekend zijn bij studenten. Bekende bedrijven en organisaties die een MVO tak hebben binnen hun onderneming zouden ook benaderd kunnen worden door Morgen. Wanneer Morgen haar werkveld uitbereidt naar bedrijven en maatschappelijke organisaties die interessant zijn voor studenten (zoals eerder genoemd Shell, Rabobank en TNT), bereidt Morgen haar netwerk uit en creëert zij zo meer draagvlak voor stages gericht op duurzame ontwikkeling.
62
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.5. Strategie 3: Integreren De strategieën zijn onder te verdelen in strategieën voor het onderwijs en strategieën voor Morgen.
5.5.1 Onderwijs en integreren Het integreren van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs, kan in deze strategie op twee manieren: - Curriculum - Inrichting onderwijsgebouwen Aan de hand van het model van Van Meegeren (2000) kunnen we stellen dat hier een taak ligt bij het onderwijs. De waargenomen controle, kennis en vaardigheden op het gebied van duurzame ontwikkeling in het onderwijs, moet bij studenten worden vergroot. Het vergroten van deze waargenomen controle gaat samen met de sociale norm/druk, in dit onderzoek de medestudenten, docenten en omgeving. In deze strategie specifiek gericht op docenten en omgeving. Wanneer er verandering plaats vindt in deze genoemde factoren zal de houding van een student veranderen en daarmee ook het gedrag t.a.v. duurzame ontwikkeling. Vervolgens wordt er gekeken in welke fase het onderwijs zich bevindt, in deze strategie is dat kwadrant twee. Door het onderwijs zijn bepaalde doelen vastgesteld, zoals de competenties waaraan studenten moeten voldoen en hebben studenten de vrijheid deze competenties in te vullen naar hun eigen keuzes. Door middel van deze strategie is het streven om uiteindelijk in kwadrant vier te komen. Hier worden geen grenzen gesteld door het onderwijs en studenten moeten dus zelf nadenken, zo kan de betrokkenheid het meest worden verhoogd. Studenten ontwikkelen een eigen cultuur, zij hebben geen tijd voor initiatieven naast hun studie, zij zijn druk met sporten en andere activiteiten dan dat zij zich richten op persoonlijke ontwikkeling en onderwijs. Omdat er weinig animo is voor naschoolse activiteiten gericht op duurzame ontwikkeling, zal leren daarover meer in het onderwijs moeten worden geïntegreerd. Hier is de rol van een docent een belangrijk aandachtspunt. Ongeacht het vakgebied kunnen er op verschillende manieren duurzame aspecten naar voren komen. Zo kan er bijvoorbeeld bij economische vakken aandacht worden besteed aan een ander soort van investeringsanalyse of kunnen studenten nadenken over integraal ketenbeheer, dus hoe kunnen bedrijven samenwerken. Het gaat erom dat er aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling en wat studenten hier zelf aan kunnen bijdragen. Vroeg in de opleiding moet er een algemene introductie over duurzame ontwikkeling worden verweven in het onderwijs, dit kan op een ludieke manier zoals een groot duurzaam evenement organiseren voor de introductie week van de nieuwe studenten. Integreren is mogelijk door meer lessen aan te bieden aan studenten, lessen die zich richten op het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling en de eigen bijdrage van de student. Het moet bij de studenten bekend zijn dat duurzame ontwikkeling heel breed is en dat zij dit op vele manieren zelf kunnen invullen. Zo kweekt men begrip voor duurzame ontwikkeling en is er meer kans dat hierbij een positieve mening wordt gevormd door de studenten. Uit de enquête is gebleken dat studenten niet ervaren dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs, terwijl dit wel als voornaamste punt wordt erkend door de docenten. Volgens de diepte-interviews wordt duurzame ontwikkeling niet overal specifiek genoemd, maar verweven in het onderwijs. Het is voor studenten niet zichtbaar dat zij al bezig zijn met duurzame ontwikkeling, dit kan demotiverend werken. Wanneer studenten weten dat ze op de goede weg zijn, kan dit nog meer gestimuleerd worden.
63
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Een andere vorm van integreren is de inrichting van de gebouwen in het onderwijs. Wanneer studenten onbewust in aanraking komen met initiatieven die zich richten op duurzaamheid, wordt de betrokkenheid vergroot bij de studenten. Ze denken bijvoorbeeld na over het scheiden van afval, computergebruik en dubbelzijdig printen. Het zijn kleine veranderingen die wel het bewustzijn van duurzame ontwikkeling bij studenten vergroot en waarbij duurzaamheid wordt verweven in het bewust zijn van studenten.
5.5.2 Morgen en integreren Morgen kan een rol spelen bij het integreren van duurzame ontwikkeling is het curriculum. Zij kunnen het onderwijs ondersteunen door een bijdrage te leveren in de vorm van: deelname op stagemarkten, gastlessen verzorgen en als tussenpersoon fungeren bij het opzetten van een conferentie of interessante gastsprekers uitnodigen. Verder kunnen leden van Morgen ook als gastspreker worden uitgenodigd om hun ervaringen en activiteiten te vertellen aan studenten. Hiermee kan het enthousiasme bij studenten worden vergroot.
64
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.6. De rol van Morgen en het vergroten van de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling In de paragraven van strategieën worden al een aantal activiteiten genoemd die Morgen zou kunnen uitvoeren om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling te vergroten, maar één van de belangrijkste aspecten is het behouden van continuïteit. Een groot, goed netwerk door het land heen is belangrijk. Gedacht kan worden om dit netwerk uit te breiden naar docenten als ambassadeur voor Morgen. Studenten wisselen vaak als vrijwilliger, gewoonweg omdat ze klaar zijn met afstuderen. De plek van een docent in de participatie van Morgen geeft meer continuïteit. Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) onderhoudt het netwerk van docenten, zij zijn tevens de zusterorganisatie van Morgen, dus door middel van hun netwerk is het mogelijk om docenten aan te trekken. DHO zou docenten van verschillende instellingen kunnen voorstellen aan Morgen om als ambassadeur te fungeren. De ambassadeur onderhoudt dan de contacten met de studenten, ook hier is dan weer een korte lijn van communicatie. Dit vergroot weer de betrokkenheid en draagvlak bij studenten. Deze ambassadeur kan Morgen weer helpen met het vinden van studenten om lokale Morgen-groepjes op te zetten of taken uit te voeren voor Morgen. Een docent van een (duurzame) minor kan ook als ambassadeur worden voorgedragen. Door deze docenten kan gekeken worden naar andere studenten, die een minor volgen gericht op duurzame ontwikkeling. Je kunt studenten dan verplichten om als onderdeel van de minor deel te nemen aan het Morgen-groepje. Zo wordt bekendheid van Morgen en het netwerk volledig benut voor die organisatie en kunnen er eventueel studentenverenigingen voortkomen die zich richten op duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Juist voor de onderwijsinstellingen die nog geen DHO keurmerk hebben gekregen is dit interessant. Door het vormen van lokale Morgen- groepjes worden kennis en vaardigheden vergroot. Samen met de lokale groepjes van Morgen kunnen onderwijsinstellingen streven naar een keurmerk. Zoals eerder in dit rapport is aangegeven zijn HBO instellingen actiever bezig met duurzame ontwikkeling en haar onderwijs dan universiteiten, maar uit de enquête in hoofdstuk 4 zijn studenten nog niet actief betrokken bij duurzame initiatieven op het HBO. Meer aandacht besteden aan HBO instelling voor Morgen kan een potentie zijn om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling te verhogen. Wanneer hogescholen niet mee willen gaan met eventuele activiteiten van Morgen kunnen zij denken aan een eigen keurmerk. Een ranking op de website van Morgen, hier beschrijft Morgen de onderwijsinstelling en de duurzame initiatieven waaraan de onderwijsinstelling aan mee doet.
65
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.7. Conclusie Strategie 1 communicatie: Hier wordt gesproken over twee vormen van communicatie. Als eerste de communicatie tussen studenten en docenten. Er zijn verschillende vormen van communicatie beschreven, voorbeelden zijn voorlichtingsdagen en een conferentie organiseren gericht op duurzame ontwikkeling. Om te zorgen dat studenten deelnemen aan deze initiatieven moet de communicatie inzichtelijker en toegankelijker gemaakt worden voor studenten. Hier ligt een taak voor de docent. Zij behoren studenten te informeren over mogelijke duurzame initiatieven. Wanneer een docent een positieve en enthousiaste visie heeft over duurzame aspecten wordt dit overgebracht op de student. Enthousiasme kun je creëren door actuele praktijkvoorbeelden te noemen en duidelijk aan geven wat studenten nu zelf kunnen bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Ten tweede de communicatie tussen stakeholders. Het vergroten van de communicatie tussen stakeholders is van belang wanneer men kennis over duurzame ontwikkeling wil vergroten. Het oprichten van een werkgroep gericht op duurzame ontwikkeling is een eerste initiatief. De werkgroep maakt inzichtelijk voor de student wat aanwezig is in het onderwijs op het gebied van duurzame ontwikkeling. De werkgroep bestaat uit studenten en een docent. Het resultaat van deze werkgroep is een grotere betrokkenheid van de student bij zijn leeromgeving en de betrokken stakeholders, zoals docenten, maatschappelijke organisatie, bedrijfsleven en overheid. Er is een korte lijn van communicatie wat de betrokkenheid vergroot bij de student. Morgen: Aan de hand van de verschillende communicatievormen kan Morgen een ondersteunende rol vervullen in het onderwijs. Vervolgens kunnen zij als tussenpersoon fungeren tussen verschillende stakeholders. Morgen kan verschillende stakeholders samenbrengen om kennis over duurzame ontwikkeling te vergroten. Strategie 2 duurzaam werkveld: In samenwerking met het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties kunnen er projecten worden aangeboden aan studenten. Deze projecten zijn gericht op duurzame ontwikkeling. De organisaties kunnen klein zijn, maar ook grote bedrijven kunnen benaderd worden, zoals Shell, Rabobank en TNT. Er moeten mogelijkheden komen om stage te kunnen lopen binnen organisaties die een MVO tak hebben of die zich bezighouden met duurzame ontwikkeling. Op reeds bestaande stagemarkten, moeten meer bedrijven en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd die bezig zijn met duurzaamheid in de organisatie. Ook kunnen er gastsprekers worden uitgenodigd om ervaringen te vertellen die specifiek gericht zijn op duurzame ontwikkeling. Het resultaat voor het onderwijs is een werkveld waarin duurzame ontwikkeling centraal staat. Morgen: Hier ligt een rol voor Morgen. Op dit moment bieden zij stageplaatsen aan die zich reeds richten op duurzame ontwikkeling. Dit zijn veelal organisaties die niet bekend zijn bij studenten. Bekende bedrijven en organisaties die een MVO tak hebben binnen hun organisatie zouden ook benaderd kunnen worden door Morgen. Dit moeten dan wel bedrijven zijn die interessant zijn voor studenten. Strategie 3 Integreren: Het integreren van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs kan in deze strategie op twee manieren. Als eerste het curriculum. Er is weinig animo bij studenten voor naschoolse activiteiten gericht op duurzame ontwikkeling, leren over het onderwerp zal daarom meer geïntegreerd moeten worden. Integreren is mogelijk door meer lessen aan te bieden, lessen die zich richten op het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling en de eigen bijdrage van de student. Het moet bij de studenten bekend zijn dat duurzame ontwikkeling heel breed is en dat studenten dit op vele manieren zelf kunnen invullen. Ten tweede is het integreren van duurzame ontwikkeling in de gebouwen van de onderwijs instelling. Wanneer studenten onbewust in aanraking komen met duurzame initiatieven wordt de betrokkenheid vergroot. Voorbeelden zijn scheiden van afval en dubbelzijdig printen.
66
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Morgen: Morgen kan een rol spelen bij het integreren van duurzame ontwikkeling in het curriculum. Zij kunnen het onderwijs ondersteunen door een bijdrage te leveren in de vorm van: deelname op stagemarkten, gastlessen verzorgen en als tussenpersoon fungeren bij het opzetten van een conferentie of interessante gastsprekers aanbieden. Verder kunnen leden van Morgen ook als gastspreker worden uitgenodigd om hun ervaringen en activiteiten te vertellen aan studenten. Hiermee kan het enthousiasme bij studenten worden vergroot. Aan de hand van het model van Van meegeren(2000) kan Morgen als ondersteunende rol fungeren in de factoren waargenomen controle en sociale norm/druk. Het vergroten van de waargenomen controle gaat samen met de sociale norm/druk, in dit onderzoek de medestudenten, docenten en omgeving. Wanneer Morgen in de rol wordt geplaatst van omgeving kan zij verandering laten plaatsvinden bij studenten die de houding van deze studenten zal veranderen en daarmee het gedrag. Morgen kan de waargenomen controle bij studenten, de kennis en vaardigheden, vergroten door de bovenstaande strategieën uit te voeren. Het behouden van continuïteit is hier belangrijk, een goed netwerk opzetten op HBO onderwijsinstellingen is een kans voor Morgen om de betrokkenheid van studenten te vergroten. Aan de hand van deze conclusies kunnen er aanbevelingen worden geschreven voor het onderwijs en voor Morgen. Deze aanbevelingen zijn terug te vinden in Hoofdstuk 6.
67
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Hoofdstuk 6: Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen beschreven, zodat er een antwoord kan worden gegeven op de geformuleerde probleemstelling: Met welke strategieën kan de betrokkenheid van studenten met betrekking tot duurzame ontwikkeling vergroot worden op hogescholen?
6.1 Conclusies Aan de hand van de beschreven hoofdstukken in dit rapport worden de conclusies kort samengevat. Zo wordt er een overzicht gecreëerd van het gehele rapport.
6.1.1 Theorie De aandacht voor duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs is een belangrijke stap, die genomen kan worden om veranderingen plaats te laten vinden. Studenten kunnen een grote bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling, omdat zij samenwerken met verschillende stakeholders en de studenten in hun latere werkveld hun eigen inzichten kenbaar kunnen maken aan anderen. Om deze bijdrage te kunnen leveren is het is belangrijk te weten waar het gedrag van studenten vandaan komt ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Voor een student kan volgens Van Meegeren (2000) de intentie om bepaald gedrag daadwerkelijk te gaan vertonen voorspeld worden uit drie determinanten van gedrag. - Attitude - Waargenomen gedragscontrole - Sociale norm/ druk De attitude van een student omvat het begrip dat een student heeft ten aanzien van duurzame ontwikkeling, dit gaat samen met de menig van de student ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Begrip en mening vormen samen de attitude van een student. De waargenomen controle omvat kennis en vaardigheden van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het onderwijs. Het vergroten van deze waargenomen controle gaat samen met de sociale norm/druk. In dit onderzoek zijn dat de medestudenten, docenten en omgeving. Zij hebben allen een invloed op de houding van een student en hiermee invloed op het gedrag van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs. Verklaring van gedrag kan in verband worden gebracht met het hoger onderwijs. Er zijn volgens Wals en Jickling (2009) vier vormen van educatie wanneer het gaat om het verhogen van het bewustzijn van jongeren op het gebied van duurzame ontwikkeling. Deze vormen van educatie kunnen verdeeld worden in kwadranten 1 t/m 4. Wanneer een onderwijsinstelling zich bevindt in kwadrant 1 kunnen we spreken van dictatuur. Er is geen vrijheid voor studenten voor eigen inbreng en alles wordt opgelegd door de onderwijsinstelling. Bij kwadrant 2 heeft het onderwijs een bepaald doel voor ogen, maar kunnen de studenten wel participeren met eigen inbreng. Bijvoorbeeld de aangeboden projecten door docenten met eigen invulling van studenten. In kwadrant 3 worden er grenzen vanuit het onderwijs gesteld aan de te behalen doelen (bijvoorbeeld competenties), wel kunnen studenten participeren met eigen inbreng. Kwadrant 2 en 3 zijn niet geheel verschillend, deze zijn te combineren in het onderwijs. Bij kwadrant 4 stelt het onderijs geen grenzen aan doelen, studenten moeten zelf actief gaan denken over de invulling van hun eigen onderwijs. Dit wel in overleg met de onderwijsinstelling, dus hier kan er gesproken worden van een democratie.
68
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
6.1.2 Analyse duurzame ontwikkeling op de HAN en Fontys Op de hogescholen worden verschillende projecten aangeboden die gericht zijn op duurzame ontwikkeling, voor zowel de opleiding techniek als voor de opleiding economie. Deze projecten worden voornamelijk opgezet door docenten en lectoraten. Deze analyse kan worden toegepast op het model van Wals en Jickling (2009), de kwadranten. Vanuit deze analyse zitten beide onderwijs instellingen in kwadrant 2. Bij kwadrant 2 heeft het onderwijs een bepaald doel voor ogen, maar kan de studenten wel participeren met eigen inbreng. Er bestaat dus de mogelijkheid voor studenten om eigen initiatieven om te zetten in projecten, maar deze mogelijkheid is voor studenten nog niet duidelijk, zoals blijkt uit de enquête in hoofdstuk 4. De communicatie van duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs, vanaf het propedeuse jaar tot en met het vierde jaar komen studenten in aanraking met duurzame projecten. Uit de enquête in hoofdstuk 4 ervaren studenten dat de communicatie tussen docenten en studenten slecht is. Het kan een reden zijn dat studenten daarom niet weten dat er een mogelijkheid bestaat voor eigen initiatieven. Verder ervaren de studenten, zoals naar voren komt in de enquête, niet dat duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het onderwijs. Dit is ook een vorm van miscommunicatie. Wel wordt duurzame ontwikkeling kenbaar gemaakt in de competenties die studenten moeten behalen, in het model van Wal en Jickling kwadrant 3. Docenten zijn zeer betrokken bij duurzaamheid en staan open voor nieuwe ideeën. Over het algemeen ervaren de docenten een lage betrokkenheid van studenten bij duurzame ontwikkeling. Uit de enquête in hoofdstuk 4 blijkt dat studenten wel betrokken zijn bij duurzame ontwikkeling, alleen niet actief. Er kan dus worden gezegd dat studenten passief zijn betrokken bij duurzame ontwikkeling. Verder denken de docenten over het algemeen dat studenten duurzame ontwikkeling saai en stoffig vinden. Uit de enquête in hoofdstuk 4 vindt een groot meerderheid van de studenten duurzame ontwikkeling niet stoffig en saai. Op beide hogescholen wordt het belang van duurzame ontwikkeling naar voren gebracht en de docenten ervaren ook dat deze inhoudelijke boodschap over wordt gebracht naar de student, vervolgens stellen studenten andere prioriteiten om actief betrokken te raken bij duurzame ontwikkeling op de hogeschool.
6.1.3 Analyse studenten en duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs Uit de resultaten van de enquête en de verbanden tussen de stellingen kunnen drie thema’s worden gehaald. 1. Passief gedrag van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling; 2. Kennis ten aanzien van duurzame ontwikkeling op de hoge school; 3. De houding van studenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling is positief. Studenten zijn betrokken bij het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling, maar wel op een passieve manier. Studenten willen niet actief deelnemen aan duurzame initiatieven op de hogeschool. Volgens de studenten wordt het belang van duurzame ontwikkeling wel aangegeven vanuit de onderwijsinstelling, maar kunnen de studenten dit niet terug vinden in het curriculum en beleid. Studenten verdiepen zich niet in de cultuur van de hogeschool, zij weten niet wat er precies aanwezig is op de hogeschool om de hogeschool te verduurzamen of over het proces van eigen initiatieven. De houding van de studenten is positief, zij vinden werken voor een duurzame organisatie interessant.
69
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
6.1.4 Analyse strategieën Aan de hand van de interviews en enquête zijn er drie strategieën beschreven voor zowel het onderwijs als voor Morgen. Strategie 1 communicatie: Hier wordt gesproken over twee vormen van communicatie. Als eerste de communicatie tussen studenten en docenten. Er zijn verschillende vormen van communicatie beschreven, voorbeelden zijn voorlichtingsdagen en een conferentie organiseren gericht op duurzame ontwikkeling. Om te zorgen dat studenten deelnemen aan deze initiatieven moet de communicatie inzichtelijker en toegankelijker gemaakt worden voor studenten. Hier ligt een taak voor de docent. Zij behoren studenten te informeren over mogelijke duurzame initiatieven. Wanneer een docent een positieve en enthousiaste visie heeft over duurzame aspecten wordt dit overgebracht op de student. Enthousiasme kun je creëren door actuele praktijkvoorbeelden te noemen en duidelijk aan te geven wat studenten nu zelf kunnen bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Ten tweede de communicatie tussen stakeholders. Het vergroten van de communicatie tussen stakeholders is van belang wanneer men kennis over duurzame ontwikkeling wil vergroten. Het oprichten van een werkgroep gericht op duurzame ontwikkeling is een eerste initiatief. De werkgroep maakt inzichtelijk voor de student wat aanwezig is in het onderwijs op het gebied van duurzame ontwikkeling. De werkgroep bestaat uit studenten en een docent. Het resultaat van deze werkgroep is een grotere betrokkenheid van de student bij zijn leeromgeving en de betrokken stakeholders, zoals docenten, maatschappelijke organisatie, bedrijfsleven en overheid. Er is een korte lijn van communicatie wat de betrokkenheid vergroot bij de student. Morgen: Aan de hand van de verschillende communicatievormen kan Morgen een ondersteunende rol vervullen in het onderwijs. Vervolgens kunnen zij als intermediair fungeren tussen verschillende stakeholders. Morgen kan verschillende stakeholders samenbrengen om kennis over duurzame ontwikkeling te vergroten. Strategie 2 duurzaam werkveld: In samenwerking met het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties kunnen er projecten worden aangeboden aan studenten. Deze projecten zijn gericht op duurzame ontwikkeling. De organisaties kunnen klein zijn, maar ook grote bedrijven kunnen benaderd worden, zoals Shell, Rabobank en TNT. Er moeten mogelijkheden komen om stage te kunnen lopen binnen organisaties die een MVO tak hebben of actief zijn op het gebied van duurzame ontwikkeling. Op de reeds bestaande stagemarkten, moeten meer bedrijven en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd die bezig zijn met duurzaamheid in de organisatie. Ook kunnen er gastsprekers worden uitgenodigd om ervaringen te vertellen die specifiek gericht zijn op duurzame ontwikkeling. Het resultaat voor het onderwijs is een werkveld waarin duurzame ontwikkeling centraal staat. Morgen: Hier ligt een rol voor Morgen. Op dit moment bieden zij stageplaatsen aan die zich reeds richten op duurzame ontwikkeling. Dit zijn veelal organisaties die niet bekend zijn bij studenten. Bekende bedrijven en organisaties die een MVO tak hebben binnen hun organisatie zouden ook benaderd kunnen worden door Morgen. Dit moeten dan wel bedrijven zijn die interessant zijn voor studenten. Strategie 3 Integreren: Het integreren van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs kan in deze strategie op twee manieren. Als eerste het curriculum. Er is weinig animo bij studenten voor naschoolse activiteiten gericht op duurzame ontwikkeling, leren over het onderwerp zal daarom meer geïntegreerd moeten worden. Integreren is mogelijk door meer lessen aan te bieden, lessen die zich richten op het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling en de eigen bijdrage van de student. Het moet bij de studenten bekend zijn dat duurzame ontwikkeling heel breed is en dat zij dit op vele manieren zelf kunnen invullen. Ten tweede is het integreren van duurzame ontwikkeling in de gebouwen van de onderwijs instelling. Wanneer studenten onbewust in aanraking komen met duurzame initiatieven wordt de betrokkenheid vergroot. Voorbeelden zijn scheiden van afval en dubbelzijdig printen.
70
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Morgen: Morgen kan een rol spelen bij het integreren van duurzame ontwikkeling is het curriculum. Zij kunnen het onderwijs ondersteunen door een bijdrage te leveren in de vorm van: deelname op stagemarkten, gastlessen verzorgen en als tussenpersoon fungeren bij het opzetten van een conferentie of interessante gastsprekers aanbieden. Verder kunnen leden van Morgen ook als gastspreker worden uitgenodigd om hun ervaringen en activiteiten te vertellen aan studenten. Hiermee kan het enthousiasme bij studenten worden vergroot. 6.2 Aanbevelingen De aanbevelingen zijn onder te verdelen in aanbevelingen voor HBO instellingen en aanbevelingen voor Morgen. De aanbevelingen zijn gericht om de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs te verhogen. 6.2.1
Aanbevelingen voor HBO instellingen
1. Het onderwijs moet haar communicatie tussen studenten en docenten verbeteren Uit de enquête is gebleken dat studenten een slechte communicatie ervaren tussen zichzelf en docenten. Studenten weten niet goed wat het onderwijs aanbiedt op het gebied van duurzame ontwikkeling en studenten weten niet goed hoe het proces verloopt voor het nemen van duurzame initiatieven. De vormen van duurzame initiatieven moeten inzichtelijk en toegankelijker gemaakt worden voor studenten. Vervolgens is uit de enquête gebleken dat studenten op een passieve manier betrokken zijn bij duurzame ontwikkeling, het onderwijs zal dus activiteiten moeten aanbieden aan studenten. Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van een aantal acties die genomen kunnen worden om de communicatie tussen studenten en docenten te verbeteren. -
-
-
-
Positieve houding van docenten ten aanzien van duurzame ontwikkeling Wanneer een docent zelf een positieve en enthousiaste visie heeft over duurzame ontwikkeling, wordt zijn houding overgebracht op de studenten. Dit kan het gedrag van studenten beïnvloeden ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Duurzame initiatieven inzichtelijker en toegankelijker maken voor studenten Docenten moeten zich verdiepen in duurzame aspecten en hun eigen vakgebeid, zo kunnen zij actuele praktijkvoorbeelden noemen voor de student. Vervolgens moeten docenten duidelijk aangeven wat de eigen bijdrage zou kunnen zijn voor studenten. Zo raken ze meer betrokken bij het onderwerp. Het inzichtelijk maken van duurzame ontwikkeling kan gecommuniceerd worden op het intranet van de onderwijsinstelling. Een link over duurzame initiatieven die genomen kunnen worden door studenten zou hier aanwezig moeten zijn. Het inzichtelijker maken voor de studenten kan ook in een directe vorm gebeuren, zo kunnen docenten in de les benoemen met welke activiteiten het onderwijs bezig is te verduurzamen. Een indirecte vorm is het plaatsen van posters en uidelen van brochures. Aanbieden van duurzame initiatieven Wanneer er door een student gekozen kan worden om deel te nemen aan een aantal projecten, moet er duidelijk worden aangegeven dat er ook de mogelijkheid bestaat eigen initiatieven om te zetten in projecten. Om dit te stimuleren moet er aandacht worden besteed aan de beloning die studenten kunnen krijgen voor het verwezenlijken van eigen duurzame initiatieven. Campagne voeren over het belang van duurzame ontwikkeling Dit is een communicatiemiddel dat kan worden ingezet om de communicatie te verbeteren.
71
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 2. Het onderwijs moet haar communicatie tussen stakeholders verbeteren Het vergroten van de communicatie tussen stakeholders (studenten, beroepenveld, docenten en samenleving) is van belang wanneer men kennis over duurzame ontwikkeling wil vergroten. -
Oprichten van de werkgroep ‘Slim ondernemen doe je zo!’ In deze werkgroep kunnen studenten hun mening en ideeën laten horen over duurzame aspecten en communicatie binnen de hogeschool. Studenten kunnen op verschillende manieren hun CV uitbreiden en werken aan hun competenties. Zo geven studenten zelf workshops, presentaties en zetten projecten op om jongeren te inspireren over duurzame ontwikkeling. Deze werkgroep bestaat uit studenten en wordt begeleid door een docent. De werkgroep bestaat uit studenten van het eerste tot en met het vierde jaar, twee studenten van elk jaar, dus in totaal 8 studenten en een docent. Wanneer er wordt ingeschreven voor deelname aan de werkgroep, krijgt de student vrijstelling van het vak dat zich het meest richt op duurzaamheid. Om het interessant te maken voor de studenten worden bedrijven met grote namen betrokken in de werkgroep. Projecten, presentaties en workshops kunnen worden gehouden bij bijvoorbeeld, TNT, Shell en Rabobank. Zo wordt tevens ook het netwerk van het onderwijs en de studenten uitgebreid. Het resultaat van deze werkgroep is een grotere betrokkenheid van de student bij zijn leeromgeving en de betrokken stakeholders, zoals docenten, maatschappelijke organisaties, overheid en bedrijfsleven. Er is een korte lijn van communicatie tussen student en docent, hierdoor zal de communicatie verbeterd worden, terwijl tevens de betrokkenheid met duurzaamheid wordt vergroot.
3. Het onderwijs moet een duurzaam werkveld opzetten - Samenwerken In samenwerking met het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties kunnen er projecten worden aangeboden aan studenten. Deze projecten moeten specifiek gericht zijn op duurzame ontwikkeling. De organisaties die het onderwijs kan benaderen kunnen klein zijn, maar ook grote organisaties zoals Shell, Rabobank en TNT spelen hier een belangrijk rol. Deze organisaties zijn interessant voor studenten. - Stages Verder moeten er meer mogelijkheden voor studenten komen om stage te lopen binnen bedrijven die een MVO tak hebben of bedrijven die zich bezig houden met duurzame ontwikkeling. Op reeds bestaande stage markten moeten meer bedrijven en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd die zich bezig houden met duurzaamheid in de organisatie. - Gastsprekers Tenslotte kunnen er gastsprekers worden uitgenodigd uit het bedrijfsleven, overheid en maatschappelijke organisaties. Op elk vakgebied kunnen gastsprekers worden uitgenodigd om hun ervaringen betreffende duurzame ontwikkeling kenbaar te maken aan studenten. Het resultaat voor het onderwijs is een werkveld waarin duurzame ontwikkeling centraal staat. 4. Het onderwijs moet duurzame ontwikkeling meer integreren in het curriculum - Introweek nieuwe studenten Vroeg in de opleiding moet er een algemene introductie over duurzame ontwikkeling verweven worden in het onderwijs. Zonder dit op te leggen bij studenten kan er ook op een ludieke manier aandacht geschonken worden aan het belang van duurzame ontwikkeling. Er kan bijvoorbeeld een duurzaam festival georganiseerd worden voor de nieuwe studenten, hier praten de studenten later in hun stadium van het onderwijs dan nog over. - Meer lessen aanbieden Integreren is mogelijk door meer lessen aan te bieden aan studenten, lessen die zich richten op het maatschappelijke belang van duurzame ontwikkeling en de eigen bijdrage van de student. Het onderwijs moet bekend maken dat duurzame ontwikkeling heel breed is en dat studenten dit op vele manieren zelf kunnen invullen of eigen bijdrage kunnen leveren.
72
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 -
Duurzame ontwikkeling zichtbaar maken Een aantal studenten zijn op hun eigen manieren al bezig met duurzame ontwikkeling, maar dit is voor sommige niet meteen duidelijk. Dit kan demotiverend werken bij studenten. Wanneer studenten weten dat ze op de goede weg zijn, kan dit nog meer gestimuleerd worden door het onderwijs. Bijvoorbeeld doormiddel van beloningen.
6.2.2 Aanbevelingen voor Morgen
1. Morgen kan het onderwijs ondersteunen in de communicatie Morgen kan een ondersteunende communicatierol vervullen voor het onderwijs. De website van Morgen toegankelijker maken voor onderwijsinstellingen en studenten, dit kan bijvoorbeeld door een link van de Morgenwebsite te plaatsen op de homepage van de onderwijsinstelling; - Op de website van Morgen voorbeelden van onderzoeksverslagen plaatsen; - Affiches en brochures van duurzame initiatieven verspreiden op de hoge scholen, dus niet alleen plaatsen op de website, maar ook op de scholen kenbaar maken wat er mogelijk is voor studenten en waar studenten aan deel kunnen nemen; - Tijdschriften over duurzame ontwikkeling laten sponsoren door de uitgever en deze verspreiden op de hogescholen; - Opendagen en voorlichtingsdagen organiseren op de onderwijsinstelling met een duurzaam thema; - Wanneer er een voorlichtingsdag wordt georganiseerd kunnen er informatie video’s aan de studenten worden laten zien met aansluitend een expositie, lezingen en een conferentie. - Dit alles kan weer vorm gegeven worden in een persbericht in plaatselijke kranten en de website van Morgen. - Tenslotte kan er door Morgen een scriptieprijs worden aangeboden voor de beste afstudeerscriptie gericht op duurzame ontwikkeling. Met deze activiteiten wordt de betrokkenheid van studenten in het hoger onderwijs vergroot en bereidt Morgen haar netwerk uit bij studenten. Door deze activiteiten wordt het voor studenten zichtbaar wat er mogelijk is op het gebied van duurzame ontwikkeling en hun eigen bijdrage daarin. -
Vervolgens kunnen zij als tussenpersoon fungeren tussen de verschillende stakeholders. Morgen kan deze stakeholders samenbrengen om kennis over duurzame ontwikkeling te vergroten. Zo kan Morgen brainstorm sessies, debatten en een symposia organiseren, specifiek gericht op studenten, docenten en het beroepenveld. Zo kan kennis worden uitgewisseld en draagvlak met betrekking tot duurzame ontwikkeling worden vergroot.
2. Morgen kan een breder aanbod van duurzame stageplaatsen aanbieden voor studenten Hier ligt ook een rol voor Morgen. Op dit moment bieden zij stageplaatsen aan die zich reeds richten op duurzame ontwikkeling. Dit zijn veelal organisaties die niet bekend zijn bij studenten. Bekende bedrijven en organisaties die een MVO tak hebben binnen hun onderneming zouden ook benaderd kunnen worden door Morgen. Wanneer Morgen haar werkveld uitbereidt naar bedrijven en maatschappelijke organisaties die interessant zijn voor studenten zoals eerder genoemd Shell, Rabobank en TNT, bereidt Morgen haar netwerk uit en creëert zij zo meer draagvlak voor stages gericht op duurzame ontwikkeling.
73
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
3. Morgen kan het onderwijs ondersteunen in het integreren van het curriculum Morgen kan een bijdrage leveren aan het onderwijs in de vorm van: - Morgen neemt deel aan de stagemarkten die worden aangeboden op de onderwijsinstellingen, voornamelijk de HBO instellingen; - Morgen kan gastlessen verzorgen en het belang van duurzame ontwikkeling naar voren brengen in de klassen van het onderwijs; - Morgen kan als tussenpersoon fungeren voor de onderwijsinstelling bij het opzetten van een conferentie of bij het uitnodigen van interessante gastsprekers.
4. Het behouden van continuïteit van studenten voor Morgen Eén van de belangrijkste aspecten is het behouden van de continuïteit van studenten voor Morgen. Een groot, goed netwerk door het land heen is belangrijk. Gedacht kan worden om dit netwerk uit te breiden naar docenten als ambassadeur voor Morgen. Studenten komen en gaan, gewoonweg omdat ze klaar zijn met afstuderen, maar de plek van een docent in de participatie van Morgen geeft meer continuïteit. Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) onderhoudt het netwerk van docenten, zij zijn tevens de zusterorganisatie van Morgen, dus door middel van hun netwerk is het mogelijk om docenten te werven. DHO zou docenten van verschillende instellingen kunnen voorstellen aan Morgen om als ambassadeur te fungeren. De ambassadeur onderhoudt dan de contacten met de studenten, ook hier is dan weer een korte lijn van communicatie. Dit vergroot weer de betrokkenheid en draagvlak bij studenten. Deze ambassadeur kan Morgen weer helpen met het vinden van studenten om lokale Morgen-groepjes op te zetten of taken uit te voeren voor Morgen. Een docent van een (duurzame) minor kan ook als ambassadeur worden voorgedragen. Door deze docenten kan gekeken worden naar andere studenten, die een minor volgen gericht op duurzame ontwikkeling. Je kunt studenten dan verplichten om als onderdeel van de minor deel te nemen aan het Morgen-groepje. Zo wordt bekendheid van Morgen en het netwerk volledig benut voor die organisatie en kunnen er eventueel studentenverenigingen voortkomen die zich richten op duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs.
74
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bronmelding Boeken -
J.P. Pronk, Nationale strategie voor duurzame ontwikkeling, verkenning van het rijksoverheidsbeleid, (2002 p. 10, 14, 46, 56). R.Memelink, Statistiek voor marktonderzoek: Houten, Wolters- Noordhoff, maart 2007. B. Wijffels, Leren voor Duurzaamheid, Amsterdam: NCDO (2002 p. 4). N. Roorda, Auditing Instrument for sustainability in Higher Education: Duurzaam Hoger Onderwijs (2001). P. Meegeren, Basisboek communicatie en verandering, Amsterdam: Boom 2000. A. Wals, B. Jickling, ‘A framework for young people’s participation in sustainability’, Young people, education, and sustainable development; Exploring principles, perspectives, and praxis: Wageningen Academic Publishers: P. Blaze Corcoran, P. M. Osano, (2009 p. 77, 81.).
Onderzoeken -
NCDO onderzoek 43 kennis, houding en gedrag, Amsterdam 2009.
Artikelen -
-
-
The World Commission on Environment and Development: 'Brundtlandrapport' 1987. Deelrapportage project duurzame ontwikkeling in onderwijs en onderzoek, Hoe kan de verankering van duurzame ontwikkeling in het curriculum van universiteiten en hogescholen worden bevorderd: RMNO 2009. F.N. Hubeek, Van adoptiekip tot duurzame stadswijk, Wageningen: Milieu en Natuur planbureau 2006. Van Meegeren heeft bij de ontwikkeling van zijn model gebruik gemaakt van het model van gepland gedrag. Ajzen en Madden, gepland gedrag, 1986: in Van Woerkum en Van Meegeren, 1999). T.A.M. Beckers, G. Spaargaren, ‘gedragspraktijkenmodel’, Wageningen: Mulder & Visser,2003.
Internetpagina’s -
http://www.vrom.nl/pagina.html?id=23989 (sept 2009) http://www.studentenvoormorgen.nl/?p=8 (sept 2009) http://www.dho.nl/over-dho/duurzame-ontwikkeling.html (sept 2009) http://www.encyclo.nl/begrip/betrokkenheid (sept 2009) http://www.encyclo.nl/begrip/HBO (sept 2009) http://www.rmno.nl/files_content/Verankering%20duurzame%20ontwikkeling%20in%20het%20hog er%20onderwijs.pdf (nov 2009) http://www.dho.nl/downloads/algemeen/12-competenties2007.html (okt 2009) http://www.dho.nl/index.php?url=http://www.dho.nl/artikel.php?aid=1 Duurzame ontwikkeling (okt 2009) http://www.dho.nl/index.php?url=http://www.dho.nl/artikel.php?aid=1 Bedrijfsleven (okt 2009)
75
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Interviews -
Hogeschool Arnhem Nijmegen: Techniek, Heer T. Hammink, Programma directeur strategische verbindingen van de faculteit Techniek Hogeschool Arnhem Nijmegen: Economie, Heer G. Berendsen, Lector Duurzaamheid Fontys Hogeschool Eindhoven: Techniek, Heer G. Brands, Docent Toegepaste Natuurwetenschappen Fontys Hogeschool Eindhoven: Economie, Heer T. Vermeulen, Docent en coördinator duurzame ontwikkeling Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs: Heer N. Roorda, Senior Consultant, begeleiden en coachen van hogescholen op hun pad naar duurzaamheid
76
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlagen
77
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 1: Project beschrijving Morgen Student en duurzaamheid? Duurzamestudent.nl is the place to be voor tips op het gebied van studie, carrière en lifestyle. Duurzamestudent.nl biedt duidelijke, inspirerende en concrete informatie over wat studenten kunnen met duurzame ontwikkeling op het gebied van studie & werk (onderwijs, carrière, stage, vrijwilligerswerk) en lifestyle (vrije tijd, shoppen, eten & drinken, wonen). Duurzamestudent.nl is een online magazine annex portal, waaraan een brede groep studenten meewerkt. De site is persoonlijk van toon en bevat aansprekende voorbeelden en relevante tips die aansluiten bij de belevingswereld van studenten. Lees het allemaal op duurzamestudent.nl
Duurzame GoodieBag ‘Morgen’ brengt voor eerstejaarsstudenten het alternatief op de gewone goodiebag: de Duurzame GoodieBag! Met de Duurzame GoodieBag wil ‘Morgen’ studenten laten ervaren dat duurzaam consumeren belangrijk, leuk en lekker is en informatie verschaffen hoe zij op een gemakkelijke manier duurzaam kunnen consumeren.
Greening the Ivory Tower Op 19 Maart 2009 wordt door ‘Morgen’ een conferentie gehouden met de titel 'Greening the Ivory Tower', in samenwerking met het Wageningen Environmental Platform. Het doel van 'Greening the Ivory Tower' is om op een positieve manier de belemmeringen en verantwoordelijkheden in de verduurzaming van hoger onderwijs in kaart te brengen, en daarvoor gezamenlijke oplossingen te zoeken. Dat doen we aan de hand van een vijftal lezingen die laten zien wat er nodig is voor een transitie naar duurzaam onderwijs, hoe deze transitie in een universiteit in het buitenland tot stand gekomen is, en de rollen die verschillende partijen (studenten, facilitair management, overheid) hierin speelde. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de rol van studenten, het koppelen van onderwijs en interne bedrijfsvoering, en het opvoeren van samenhang tussen verschillende deelgebieden van de organisatie om zo een 'sustainable culture' te creëren. Vanwege allerlei beginnende initiatieven vanuit het VSNU, VROM, DHO en WUR zelf, vindt ‘Morgen’ dit een uitgelegen timing voor een dergelijk initiatief.
MakeITfair makeITfair is een Europees project dat zich bezig houdt met de elektronica industrie, vooral met elektronische consumentenartikelen zoals mobiele telefoons, laptops en MP3-spelers. We willen jongeren uit heel Europa informeren over de milieuproblemen en de slechte omstandigheden waaronder arbeiders overal ter wereld moeten werken – alleen maar om onze honger naar de nieuwste elektronische snufjes te stillen. Ook willen we dat jongeren zich in gaan zetten om de situatie te verbeteren. Samen kunnen we de grote bedrijven onder druk zetten, zodat zij hun verantwoordelijkheid nemen voor de oneerlijke praktijken aan het begin van hun productieketen. Van 13 t/m 15 maart 2009 organiseerde Morgen, in samenwerking met SOMO, de Nationale Jeugdraad en de Europese partners van makeITfair, een Europese jongerenconferentie georganiseerd over eerlijke elektronica. Ruim 40 jongerenorganisaties zullen deelnemen aan workshops, debatten en trainingen om meer capaciteit te ontwikkelen voor lobby en samenwerking met bedrijven actief in de IT-sector. In samenwerking met SOMO en de Nationale Jeugdraad. www.makeitfair.org
78
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Carriertraject ‘Morgen’ bereidt een project voor om studenten te interesseren voor een "maatschappelijk verantwoorde" carrière. In dit project nemen we deel aan (studenten) carrièrebeurzen, waar we informatie aanbieden over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) middels een workshop en de mogelijkheden tonen voor een "maatschappelijk verantwoorde" carrière.
Share Your World Deze jaarlijkse informatiemarkt is de perfecte start voor iedereen die op zoek is naar informatie over stages, onderzoek en uitwisseling die gericht zijn op duurzame ontwikkeling, met de focus op het buitenland.
Diverse activiteiten ‘Morgen’ en de verschillende aangesloten lidorganisaties organiseren verder regelmatig lezingen, debatten, filmavonden, excursies etc. We streven ernaar meer samen te werken met andere studentenorganisaties om zo een bredere doelgroep te bereiken en meer studenten te activeren. Publicaties Halfjaarlijks publiceert ‘Morgen’ haar magazine, de ‘OverMorgen’. Hierin staat actueel nieuws rondom studenten, hoger onderwijs en duurzaamheid, maar ook columns, reviews en artikelen. Recentelijk publiceerde Morgen ook het Cookbook to the (Sustainable) Univeristy, een overzicht van best practices wereldwijd, waar studenten, docenten, facilitair en bedrijfsleven samenwerken aan een duurzame campus. Afgeronde projecten
Educated Choices - Duurzaam Inkopen Met het project Educated CHOices heeft ‘Morgen’ bijgedragen om MVO en daarbij specifiek duurzaam inkopen een vaste plaats gegeven binnen het hoger onderwijs.
YOUPEC 2008 ’Morgen’ heeft samen met JMA, Young Friends of the Earth Europe en verschillende buitenlandse (jongeren)milieuorganisaties in juli 2008 YouPEC georganiseerd; een vijfdaagse conferentie over duurzame consumptie. Ruim 150 jongeren uit 30 Europese landen komen bij elkaar om inspirerende workshops en trainingen te volgen en gezamenlijk te werken aan een Europese jongeren visie over duurzame consumptie. Kijk op youpec.eu voor meer informatie. Ekopolitie De Ekopolitie heeft als missie studentenhuizen en kantoorpanden te controleren op milieuvriendelijk gedrag. Foodwise (voorganger ECHO) De foodwise-campagne werd gevoerd voor meer duurzaam voedsel op hogescholen en universiteiten. Hoger Onderwijs Energie Project (voorganger ECHO) Bewustwording van de klimaatproblematiek en energiebesparing begint HIER.
79
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 2: Onderbouwing enquête Om mijn enquête wetenschappelijk te onderbouwen is deze als volgt uitgewerkt. Doelstelling: De oorzaken achterhalen waarom er een lage studentenparticipatie is op het gebied van duurzame ontwikkeling in het hoger onderwijs.
Oorzaken
Studentenparticipatie
1. Demografisch 2. Economisch 3. Sociaal 4. Ecologisch 5. Politiek 6. Milieu Actief
Passief Imago duurzame ontwikkeling
7. Initiatieven 8. Communicatie 9. Lid 10. Uitvoeren
11. Beeldvorming 12. Inhoud 13. Werkzaamheden 14. Beroepenveld
80
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 3: Gloucestershire Universiteit University of Gloucestershire De toewijding van deze universiteit op het gebied van duurzame ontwikkeling heeft geleid dat zij sectorleider zijn in duurzaamheid. De universiteit werd nr. 1 in ‘The green People and Planet League of Universities 2008. Verder kreeg deze universiteit een Green Award voor continue verbetering 2008. Van 2008-2015 heeft deze universiteit een duurzaamheidstrategie, deze is bedoeld om hun referenties te versterken en waarden toe te voegen aan wat ze doen. Met behulp van deze strategie wordt de universiteit verbonden met een continue verbetering in de campus en faciliteiten gericht op duurzame ontwikkeling. Het uiteindelijke doel is doormiddel van deze strategie een bijdrage te leveren aan onderwijs, onderzoek en operationele activiteiten naar een beloftevolle toekomst voor iedereen. Deze strategie is verdeel in ‘corporate targets’ en ‘academic targets’. Visie De Universiteit heeft een institutionele overeenkomst en verankerd duurzaamheid in hun cursussen, plannen en activiteiten. Het gaat niet alleen over uitdagingen die te maken hebben met niet duurzame aspecten, maar over de wijziging van manier van denken en mentaliteit, het creëren van een veelbelovende toekomst voor iedereen via het onderwijs. De Universiteit is al meer dan 15 jaar succesvol in het promoten van duurzaamheid in theorie en praktijk. Dit hebben ze bereikt door onderwijs, onderzoek, management, administratie, activiteiten, ondersteunen van zaak en industrie en door samen te werken met lokale autoriteiten. De Gloucestershire Universiteit is erkend als sector leider door de Sustainable Development Commission, The Higher Education Funding Council for England, the Higher Education Academy en ook door de zakelijke leiders en hoofden van maatschappelijke organisaties. Vergroening van de organisaties De Gloucestershire Universiteit was de eerste Engelse Universiteit die het ISO 14001 verwezenlijkte. Dit is het: Internationaal erkend Milieu Management Systeem. Deze hebben ze ingevoerd over de volle breedte van haar activiteiten, waaronder het curriculum. De Universiteit gebruikt al groende elektriciteit vanaf 1993. Zij maken gebruik van zonnen energie en display machines en introduceerde foto Voltaire cellen voor de productie van elektriciteit op de Gloucester campus. Het afvalbeheer van de campus is in samenwerking met een lokaal bedrijf, hierdoor kan dit lokale bedrijf haar dienstverlening uitbreiden. De Universiteit heeft verder een sterk standpunt betreft milieu prestaties van haar gebouwen. Het nieuwste project van de universiteit omvat PV-cellen voor warm water, regenwater, recycling, dakterras en een aantal van energiebesparende functies.
81
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Deze resultaten worden weer verdeeld door een aantal activiteiten. • Zorgvuldige vaststelling van doelstellingen, monitoren en innovaties in de nutsvoorziening, afvalverwijdering en vervoer, die hebben geleid tot besparingen op de koolstofvoetafdruk van de universiteit. • Leider van de zuidelijke universiteiten voor een duurzaam aankoopbeleid binnen de productieketen. • Ervoor te zorgen dat alle studenten, ongeacht hun academische discipline, duurzaamheid kunnen bestuderen en de ontwikkeling van de opvattingen, houdingen, ambities en vaardigheden die hen in staat stellen om dit te bevorderen in hun professionele en sociale leven. • Het verstrekken van directe steun voor gemeenschappen, lokaal tot mondiaal, door middel van samenwerken in milieu-en ecologische verbeteringen, sociale rechtvaardigheid en om gelijkheid te bevorderen. • Ontwikkelen van bijzondere belangen in het werken met alle soorten bedrijven. • Een groot aantal onderzoeksprojecten en programma's die gericht zijn op verschillende aspecten van duurzaamheid en hebben bijgedragen aan de nationale een internationaal verstandhouding van de principes. • Het veilig stellen van de status eerlijke handel. Een internationale reputatie De Universiteit van Gloucestershire geniet van een uitstaande internationale reputatie in relatie tot duurzame ontwikkeling. Het personeel van de universiteit is zelfs uitgenodigd om te komen praten over dit thema in verschillende landen, inclusief USA, Australië, Bangladesh, Pakistan, Zuid Afrika en New Zeeland. In januari 2005 kreeg de universiteit een award voor: National centre for Excellence in Teaching and Learning, gerelateerd aan duurzame ontwikkeling. In het onderwijs benadert de universiteit duurzaamheid in de kern. Samenwerking De universiteit maakt een belangrijke bijdrage aan de duurzaamheid agenda in haar werk met de lokale gemeenschap en via haar onderzoeksactiviteiten. De volgende voorbeelden staan beschreven; − Samenwerking met British Waterways and the Waterways Trust voor de restauratie van de Cotswold Canals. − Samenwerking met lokale autoriteiten op het gebeid van strategie en klimaatverandering. − Behouden van de Gloucestershire Green Business Club, met haar 279 leden. − Uitvoeren van milieu- onderzoek in ecologie, hydrologie, maatschappelijke impact en water management. − Bevordering van kennisoverdracht partnerschappen die zich richten op duurzaamheid, zoals duurzame stedelijke waterafvoer.
82
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Corporate targets: The following corporate targets will guide actions in the first two years (2008-10): Strategy: Release a condensed version of the University’s Sustainability Strategy. Action Planning: Develop faculty responses and campus action plans for sustainability which are reviewed and reported on an annual basis. Administration: Include sustainability as a standing agenda item across committees. Campus Management: Establish carbon management expertise on campus and develop a carbon footprint/ management plan. Communications: Develop sustainability webpages which showcases our ambitions, activities and achievements across the University. Accountability: Develop a system for tracking the implementation of the Sustainability Strategy. Reporting: Commencing in 2010 release an annual public sustainability report. Academic targets: The following academic targets will guide actions in the first two years (2008-10): Curriculum: Embed sustainability across core course offerings: initially in professional courses and help staff promote and publish these developments. Research: Seek funding to establish new research streams and support research networking opportunities Student Experience: Develop a work placement and professional exchange program for students. Public Engagement: Launch RCE and establish its program of public engagement activities. Partnerships: Develop a sustainability partnership program for FE Colleges in the area of sustainability. Academic Profile: Participate in international and high profile sustainability research programs.
83
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 4: Copernicus handvest (Summary of proposed legal principles for environmental protection and sustainable development adopted by the wced experts group on environmental law) (Ontleend aan: Our common future - the world commission on environment and development) I. GENERAL PRINCIPLES, RIGHTS, AND RESPONSIBILITIES
Fundamental Human Right 1. All human beings have the fundamental right to an environment adequate for their health and well-being.
Inter-Generational Equity 2. States shall conserve and use the environment and natural resources for the benefit of present and future generations.
Conservation and Sustainable Use 3. States shall maintain ecosystems and ecological processes essential for the functioning of the biosphere, shall preserve biological diversity, and shall observe the principle of optimum sustainable yield in the use of living natural resources and ecosystems.
Environmental Standards and Monitoring 4. States shall establish adequate environmental protection standards and monitor changes in and publish relevant data on environmental quality and resource use.
Prior Environmental Assessments 5. States shall make or require prior environmental assessments of proposed activities which may significantly affect the environment or use of a natural resource.
Prior Notification, Access, and Due Process 6. States shall inform in a timely manner all persons likely to be significantly affected by a planned activity and to grant them equal access and due process in administrative and judicial proceedings.
Sustainable Development and Assistance 7. States shall ensure that conservation is treated as an integral part of the planning and implementation of development activities and provide assistance to other States, especially to developing countries, in support of environmental protection and sustainable development.
84
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 General Obligation to Co-operate 8. States shall co-operate in good faith with other States in implementing the preceding rights and obligations. II. PRINCIPLES, RIGHTS, AND OBLIGATIONS CONCERNING TRANSBOUNDARY NATURAL RESOURCES AND ENVIRONMENTAL INTERFERENCES Reasonable and Equitable Use 9. States shall use transboundary natural resources in a reasonable and equitable manner.
Prevention and Abatement 10. States shall prevent or abate any transboundary environmental interference which could cause or causes significant harm (but subject to certain exceptions provided for in Art. 11 and Art. 12 below).
Strict Liability 11. States shall take all reasonable precautionary measures to limit the risk when carrying out or permitting certain dangerous but beneficial activities and shall ensure that compensation is provided should substantial transboundary harm occur even when the activities were not known to be harmful at the time they were undertaken. Prior Agreements When Prevention Costs Greatly Exceed Harm 12. States shall enter into negotiations with the affected State on the equitable conditions under which the activity could be carried out when planning to carry out or permit activities causing transboundary harm which is substantial but far less than the cost of prevention. (If no agreement can be reached, see Art. 22.)
Non-Discrimination 13. States shall apply as a minimum at least the same standards for environmental conduct and impacts regarding transboundary natural resources and environmental interferences as are applied domestically (i.e., do not do to others what you would not do to your own citizens).
General Obligation to Co-operate on Transboundary Environmental Problems 14. States shall co-operate in good faith with other States to achieve optimal use of transboundary natural resources and effective prevention or abatement of transboundary environmental interferences.
Exchange of Information 15. States of origin shall provide timely and relevant information to the other concerned States regarding transboundary natural resources or environmental interferences.
85
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Prior Assessment and Notification 16. States shall provide prior and timely notification and relevant information to the other concerned States and shall make or require an environmental assessment of planned activities which may have significant transboundary effects.
Prior Consultations 17. States of origin shall consult at an early stage and in good faith with other concerned States regarding existing or potential transboundary interferences with their use of a natural resource or the environment.
Co-operative Arrangements for Environmental Assessment and Protection 18. States shall co-operate with the concerned States in monitoring, scientific research and standard setting regarding transboundary natural resources and environmental interferences.
Emergency Situations 19. States shall develop contingency plans regarding emergency situations likely to cause transboundary environmental interferences and shall promptly warn, provide relevant information to and co-operate with concerned States when emergencies occur.
Equal Access and Treatment 20. States shall grant equal access, due process and equal treatment in administrative and judicial proceedings to all persons who are or may be affected by transboundary interferences with their use of a natural resource or the environment.
III. STATE RESPONSIBILITY 21. States shall cease activities which breach an international obligation regarding the environment and provide compensation for the harm caused. IV. PEACEFUL SETTLEMENT OF DISPUTES 22. States shall settle environmental disputes by peaceful means. If mutual agreement on a solution or on other dispute settlement arrangements is not reached within 18 months, the dispute shall be submitted to conciliation and, if unresolved, thereafter to arbitration or judicial settlement at the request of any of the concerned States.
86
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 5: Criteria keurmerk Duurzame Ontwikkeling in Hoger Onderwijs Plan 1.
2.
Do 3.
4.
Check 5.
1. Visie 2. Beleid 3. Communicatie 4. Interne milieuzorg 5. Netwerk 6. Expert-groep 7. Ontwikkelingsplan personeel 8. Onderzoek, externe dienstverlening 9. Profiel van de afgestudeerde 10. Onderwijsmethodologie 11. Rol van de docent 12. Toetsing 13. Curriculum 14. Geïntegreerde probleemaanpak 15. Stages, afstuderen 16. Specialisme 17. Waardering door medewerkers 18. Waardering door studenten 19. Waardering door werkveld 20. Waardering door maatschappij
Bij de AISHE methode gaat het om 20 criteria, gegroepeerd in vijf aandachtsgebieden. Deze zijn: 1. Visie en beleid 2. Expertise 3. Onderwijsdoelen en methode 4. Onderwijsinhoud 5. Resultaatmeting Nadere uitleg is terug te vinden in N. Roorda, Auditing Instrument for sustainability in Higher Education: Duurzaam Hoger Onderwijs (2001).
87
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 6: Meerjaren afspraken energie – efficiency Vanaf 1992 heeft de overheid in het kader van het energiebesparingsbeleid met een groot aantal sectoren een meerjarenafspraak (MJA) gemaakt over de verbetering van energie-efficiency. De belangrijkste afspraken binnen het MJA zijn: - Gemiddelde energie-efficiencyverbetering van 30 procent in de periode 2005 – 2020 - Branche organisaties stellen een routekaart op voor de sector (deze biedt inzicht in kansen voor de lange termijn en is gericht op innovatieve trajecten energie efficiency verbeteringen). - De rijksoverheid faciliteert, via de uitvoeringsorganisatie SenterNovem, bedrijven en brancheorganisaties, voorbeelden als het opstellen van een energie- efficiencyplannen, ondersteunen van de invoering van energiezorg, monitoren van de MJA’s en het organiseren van bedrijvendagen. Verder wil de rijksoverheid samen met de medeoverheden de markt voor duurzame producten stimuleren door het goede voorbeeld te geven en zelf duurzame producten te kopen. Jaarlijks besteden de gezamenlijke overheden ( Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen) meer dan 50 miljard euro aan de inkoop van goederen en diensten. Door als overheden duurzaam in te kopen, krijgt de markt voor duurzame producten een stevige impuls. De overheden hebben zichzelf duidelijke doelen gesteld: de rijksoverheid wil in 2010 voor 100 procent duurzaam inkopen. De gemeenten streven naar 75 procent in 2010 en 100 procent in 2015. Provincies en waterschappen hebben minimaal 50 procent in 2010 als doel gesteld en zijn in gesprek over verhoging.
88
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 7: Duurzaam inkopen criteria Het ministerie van VROM heeft samen met de gezamenlijke overheden duurzaamheidcriteria vastgesteld. Er zijn duurzaamheidcriteria voor verschillende productgroepen die de overheid inkoopt: van kantoormeubelen en elektriciteit tot wegen en kantoorgebouwen. Per productgroep zijn criteria opgesteld voor milieu en sociale aspecten. Bij milieuaspecten wordt gedacht aan het effect van het product of productieproces op het milieu, bijvoorbeeld energie en metaalgebruik. Bij sociale aspecten wordt gedacht aan thema’s als kinderarbeid of mensenrechten. Een criteria is bijvoorbeeld: - Leerlingenvervoer •
•
Aangepast vervoer omvat de vervoersvoorzieningen aan mensen met een beperking. De Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) regelt de verstrekking door gemeenten van rolstoelen, woonen vervoersvoorzieningen aan mensen met een beperking. Deze wet is per 1 januari 2007 opgegaan in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Onder de productgroep Aangepast vervoer valt ook het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV). Het meest wezenlijke kenmerk van CVV is dat het alleen rijdt op afroep. De voertuigen rijden niet van halte naar halte, maar van adres naar adres. CVV stopt en vertrekt dus desgewenst voor de deur. De exploitant kan voertuigen op maat inzetten. Daardoor is CVV ook geschikt voor het vervoer van mensen met een handicap. De 'C' van collectief houdt in dat iedereen mee kan met CVV, dus ook dat een CVV-reiziger niet altijd de enige is. Het kan zijn dat hij het voertuig deelt met andere passagiers. Verder zijn de chauffeurs speciaal opgeleid voor CVV. Leerlingenvervoer omvat vervoer van leerlingen van en naar school waarvoor de gemeente waar de leerling woont verantwoordelijk is.
Als de gemeente vervoer aanbiedt dan gaat dat om de volgende vormen: • •
De gemeente verstrekt een openbaar vervoerabonnement (en eventueel een abonnement voor de begeleider) of geeft hiervoor een vergoeding. De gemeente zorgt voor georganiseerd vervoer met een bus of taxi.
Iedere gemeente heeft zijn beleid hiervoor vastgelegd in een Gemeentelijke Verordening Leerlingenvervoer.
89
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 8 A: Gespreksverslag dhr. Niko Roorda Naam: Niko Roorda School: Avans Hogeschool Functie: Senior beleidsmedewerker op het gebied van duurzame ontwikkeling Stichting: Stichting Duurzaam Hoger Onderwijs (DHO) Functie: Senior Consultant, begeleiden en coachen van hogescholen op hun pad naar duurzaamheid 1.Hoe ervaart u de betrokkenheid van studenten bij het onderwerp Duurzame Ontwikkeling? Dat is moeilijk te zeggen, omdat ik in mijn werk meer te maken heb met medewerkers dan studenten, maar als ik naar studenten kijk is dat heel divers. Je hebt situaties waarin studenten heel nadrukkelijk in hun opleiding op een universiteit of hogeschool vragen om iets met duurzame ontwikkeling te doen. Dat zie je het meeste op universiteiten gemiddeld genomen, waar studenten wat kritischer naar consumenten zijn, gemiddeld genomen dan in het HBO. In het HBO zie je toch vaker dat studenten afwachten wat het onderwijs ze brengt. Een reden zou kunnen zijn dat studenten van universiteiten een ander soort type mensen zijn, gemiddeld genomen, dan op hogescholen, dat is wel moeilijk te zeggen hoor, om zo iets te raden, bovendien speelt ook mee dat hogescholen vaak ook weer, een grof gemiddelde natuurlijk, dat het beter georganiseerd is dan universiteiten. Waardoor studenten minder te wensen hebben. Een reden voor studenten om wel of niet betrokken te zijn met duurzame ontwikkeling zou kunnen zijn; intrinsieke motivatie. Je hebt een aantal studenten die mee doen aan minoren, bijvoorbeeld op de Fontys people, planet en profit. Bij andere heet het duurzaam ondernemen, je hebt allerlei namen op dat gebied. Studenten die daar voor kiezen hebben duidelijk een intrinsieke motivatie, die vinden het onderwerp gewoon echt belangrijk, zijn vaak maatschappelijk geëngageerd. Maar dat is toch maar een minderheid, als je nou kijkt hoeveel studenten in totaal dat soort minoren volgen is dat echt een laag percentage. Daarnaast heb je een flinke groep die het wel belangrijk vinden om er iets aan te doen, bijvoorbeeld om in hun scripties er aandacht aan te besteden of in projecten, maar niet dat het nou zo heel vooraanstaand is voor ze. Wat je vaak ziet is dat studenten die er niet zo gek veel aandacht aanbesteden, als je een keer de gelegenheid krijgt om met ze te praten, ik word hier en daar wel eens uitgenodigd als gastdocent, dan merk je dat het snel effect heeft en aanslaat. Dat ze toch wel degelijk gemotiveerd zijn of gemotiveerd kunnen raken. Dus ik denk dat het onderwijs nog heel veel kansen mist om dat voor elkaar te krijgen. Om de betrokkenheid nog meer te kunnen vergroten moet er een stukje bewustwording worden gecreëerd bij studenten. Dat kun je bereiken door vroeg in de opleiding iets te doen aan een algemene introductie van duurzame ontwikkeling. Dat moet dan ook in mijn ogen in de volle breedte, dus van milieuzorg, klimaat en dat soort onderwerpen tot aan met sociale duurzaamheid en wat daar verder bij hoort. En vooral ook laten zien wat de samenhang daarvan is en wat de relevantie van hun eigen discipline is. Dat is 1. In feiten zou dus, iedere opleiding aan hogescholen of universiteiten zoiets moeten doen in mijn ogen. Er zijn er best een hoop die dat al doen, maar ook een hoop die dat nog niet doen, dus er is nog een hele wereld te winnen. Vervolgens is het belangrijk om ze de middelen te geven om daaraan te werken, dus op het moment dat je een bepaalde opleiding hebt, ik noem maar wat, werktuigbouw, daar zullen ze moeten leren hoe ze een levenscyclus uitvoeren en hoe je beslissingen neemt op basis van cradle to cradle concepten en al dat soort zaken. Bij economische opleidingen moeten ze instaat zijn om andere soorten investeringsanalyses te maken of om na te denken over integraal ketenbeheer in de zin van, hoe kunnen bedrijven samenwerken, ze moeten dus kennis verzamelen, vaardigheden en snappen hoe dingen in elkaar zitten. Vervolgens is het belangrijk dat er eisen gesteld worden. Bij studenten, net als bij alle andere mensen is de motivatie een combinatie van de wortel en de stok. De wortel in de vorm van een beloning, hoge cijfers als ze goede duurzame producten weten neer te zetten en de stok in de zin van je wordt er ook hard voor afgerekend. En dat betekend dus weer dat in het moderne competentie gerichte onderwijs moet je dus op de een of andere manier duurzame ontwikkeling nadrukkelijk in de competenties zetten, hoe je dat doet is een heel verhaal apart, ik kan daar een hoop over vertellen, maar dat gaat wat buiten dit onderzoek. Dat moet dus duidelijk in de competenties aanwezig zijn, dit kun je dus concreet vertalen bij bijvoorbeeld
90
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 stages en afstudeerprojecten. Veel hogescholen werken daar met criteria lijsten en als je daar duidelijk elementen van duurzaamheid bij zet dan helpt dat enorm, dan realiseren studenten zich van te voren dat ze er op worden afgerekend. Dat betekend bijvoorbeeld dat je eisen kunt stellen, zoals je moet altijd voor je stage of afstudeerproject een volledige stakeholders analyse uitvoeren, dus zorgvuldig nagaan welke mensen of groepen mensen, organisaties of natuur ondervind gevolgen in positieve of negatieve zin van wat jij allemaal doet tijdens je stage. Als studenten bewust zijn en weten dat ze het moeten doen, staan studenten al direct heel anders in hun stage.
2.Wat zijn volgens u motieven van studenten om wel of niet betrokken te zijn bij Duurzame Ontwikkeling? Wanneer studenten echt willen bestaat de betrokkenheid uit bewogenheid en bevlogenheid. Het enthousiasme voor een betere wereld, om het heel mooi te zeggen. Ik denk dat het minder voorkomt, maar ik heb het niet onderzocht dat moet ik erbij zeggen, dat de eigen loopbaan een drijfveer is in de zin van dat je er een hoger salaris mee kan krijgen, ik denk niet dat je dat zo makkelijk kunt krijgen, misschien wel in die zin ik wil die en die kant op en in dat geval heb je dus dingen op het gebied van duurzame ontwikkeling nodig. Zorg voor de toekomst, klimaat is denk ik wel een belangrijke factor, het zal bij een aantal wel een rol spelen, hoewel ik bang ben dat, dat er wel meer hadden kunnen zijn als het ware, ik vermoed dat heel veel studenten zoiets hebben van dat komt later wel. Bedrijven stellen ook bepaalde eisen, als je studenten hier mee confronteert dan doen ze het vanuit de motivatie dat ze hun beroep goed willen uitvoeren en dat hoort het er gewoon bij. Dan is het als het ware een kwestie van fatsoen. Of van gedegenheid. Het onderwijs kan deze factoren beïnvloeden door duurzaamheid op de agenda te zetten van het curriculum. De houding van docenten is hier heel belangrijk, houding straalt iets uit, natuurlijk moet je rekening houden met duurzaamheid, dat is een intrinsiek onderdeel van je toekomstige beroep, dan komt het anders over dan wanneer een docent zegt:’zo, dan moeten we ook nog even aandacht besteden aan die en die dingen want dat vindt mijn baas belangrijk’. Even heel extreem gezegd.
3.Waarom is Duurzame Ontwikkeling belangrijk voor studenten in het hoger onderwijs? Het is belangrijk dat duurzame ontwikkeling in alle niveaus van het onderwijs zit. Maar specifiek betreft het hoger onderwijs moet je voorstellen dat mensen in het HBO en WO worden opgeleid die komen na 10 a 20 jaar terecht op de verantwoordelijke posities in de samenleving. Die worden de leidinggevende in de bedrijven, overheden enz. Nu is het zo dat je ziet dat een toenemend aantal bedrijven duurzame ontwikkeling serieus nemen, maar goed of ze dat doen hangt in zekere zin af van het toeval of je mensen aan de leiding hebt die hier oog voor hebben. Dat toeval moeten we uitschakelen. Het moet zo zijn dat iedereen op een verantwoordelijke positie zo doordrongen is van duurzame ontwikkeling dat hij of zij dat vanzelfsprekend in meeneemt, daar moeten we naar toe. Dat betekend dus dat het onderwijs van cruciaal belang is voor duurzame ontwikkeling. In alle disciplines, of dat nu verpleegkunde is of economie of technische opleidingen alle studenten moeten hier wat van meekrijgen, dus er is nog heel wat te doen.
4.Met welke stakeholders hebben we te maken als het gaat om Duurzame Ontwikkeling in het hoger onderwijs? Ik onderscheid wel eens vier groepen, dat is dan een ruwe indeling, de studenten, onderwijsgevende zoals medewerkers van de onderwijsinstelling, bedrijfsleven(beroepenveld) en samenleving als geheel. Dat laatste is natuurlijk heel complex. Als je praat over sociale duurzaamheid dan heb je het over alle mensen, maar je kunt moeilijk met alle mensen van gedachte wisseling treden, dus dan praat je met namelijk over vertegenwoordigers, ngo’s, maatschappelijke belangenorganisaties noem maar op. We praten ook over de natuur en het milieu, ook hier weer vertegenwoordigd door belangengroepen denk aan WNF, natuurmonumenten en milieudefensie. Dat is dus heel breed. De communicatie tussen deze stakeholders kan altijd nog meer, je ziet het wel toenemen. Het onderzoek wat ik heb gedaan, ben er intussen ongeveer 20 jaar
91
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 mee bezig, blijkt duidelijk dat bijvoorbeeld de communicatie tussen de onderwijsgevende en het beroepenveld duidelijk is verbetert. Tien jaar geleden was het nog mogelijk dat er een opleiding was die beroepscompetenties ontwierpen zonder dat ze het bedrijfsleven daarvoor nodig hadden. Dat weten we zelf wel wat zij willen. En dat was erg merkwaardig in mijn ogen. Het komt misschien nog wel voor, maar in elk geval duidelijk minder. Er valt nog steeds een hoop te verbeteren. Kort geleden kwam ik een opleiding tegen waarvan de mensen gewoon weg toegaven dat de relatie tussen hun beroepcompetenties en het curriculum niet zodanig was dat je samen met je beroepenveld competenties vastlegt en van daaruit je curriculum afleid. Het was andersom gegaan, ze hadden een leuk curriculum en hadden gekeken wat voor beroepscompetenties gerealiseerd werden en ja dan werkt het niet. Dat is dus een voorbeeld, de communicatie tussen het beroepenveld en onderwijsgevende. Je ziet dat op een aantal plaatsen in toenemende mate, ook in het HBO, dat studenten betrokken worden bij de onderwijsontwikkeling. Bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van een visie en duurzame ontwikkeling, maar daar is nog heel veel te verbeteren want maar al te vaak, zoals bij audits die ik doe hoor je vaak wanneer je vraagt of medewerkers en studenten echt betrokken zijn bij de ontwikkeling van de visie dan krijg je te horen van ‘ja, dat zijn ze, want we hebben een concept ontwikkeld en daar mochten ze op reageren’. Dat vind ik geen echte betrokkenheid. De betrokkenheid van de samenleving van de vier groepen die ik noemde die kan echt nog een heel stuk beter, want dat is in het HBO zeer sporadisch dat die ook echt een rol spelen. Om de communicatie te vergroten moet dit uitgaan van de onderwijsgevende, daar moet het initiatief liggen dat kan niet anders. En die moeten om te beginnen oog krijgen voor communicatie dat kan bijvoorbeeld door de AISHE audit, tijdens dit soort gesprekken komen de mensen erachter dat ze er baat bij kunnen hebben. Dat het ook leuk is om te doen en inspirerend. En dan zouden ze dat soort contacten bewust moeten opbouwen, dan gaat het wel lukken, maar dat moet gestructureerd worden, nu gaat het ad hoc, je maakt snel contacten en een half jaar later zakt het gewoon weer weg. Dan ben je niet echt opgeschoten, dat betekend dat er een belangrijke rol voor het management is om dat voor elkaar te krijgen. Je kunt dat doen door opleidingscommissie en beroepenveld commissie, maar naast deze commissie kun je ook een maatschappelijke commissie neerzetten, waarin je mensen uit de samenleving vraagt om mee te denken over het onderwijs. In twee richtingen overigens, nadenken over hoe het onderwijs eruit ziet, maar ook kijken of het onderwijs kan bijdragen aan maatschappelijke organisaties. Studenten zitten vaak in de opleidingscommissie, maar het verschilt sterk of ze daadwerkelijk inspraak hebben vanaf het begin of dat ze alleen mogen reageren. Daar kun je geen algemene lijn in krijgen, maar ook daar moet het beginnen bij de onderwijsgevende. Er zijn hier wel officiële en werkelijke obstakels, daar waar je hoort van onderwijsgevende en met name van managers dat een daadwerkelijke samenwerking tussen hen en de studenten niet kan, dat is misschien veroorzaakt door een gebrek aan fantasie, dat ze het zich niet kunnen voorstellen, maar zit daar eigenlijk stiekem achter dat ze het niet willen, omdat ze het maar lastig vinden. Dan gaan de studenten meedenken over wat wij moeten doen, dan wordt het complex. Het kan ook een kwestie zijn dat ze niet kunnen bedenken hoe het zou moeten. Dan hoor je vaak dat het niet kan, terwijl je weet dat het in andere instellingen gewoon gebeurt. Het kan wel degelijk, maar in werkelijkheid zit er wat angst achter. Angst voor het niet weten hoe het moet, angst voor het lastige, veel werk op de hals halen en aan de andere kant zie je heel vaak als ze zich er over heen kunnen zetten dat ze niet anders meer willen.
92
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
5.Kunt u voorbeelden noemen hoe Duurzame Ontwikkeling nog meer geïntegreerd kan worden in het onderwijs, anders dan in het curriculum? Ik onderscheid vier rollen die een onderwijsinstelling heeft, die vier rollen zijn dan het onderwijs, onderzoek, eigen bedrijfsvoering en directe maatschappelijke rol. Als het gaat om onderzoek dan is het bij universiteiten 50% van de activiteiten onderzoek, in het HBO is dat relatief nieuw. Daar hebben we lectoraten en die zijn inmiddels langzamerhand sterk bezig de hogescholen te veranderen, dat gaat steeds beter. Dat betekend dus dat je heel wat kunt winnen als de expertise van een opleiding gevoed wordt door onderzoek dat zich specifiek richt op duurzame ontwikkeling of anders in aspecten van duurzame ontwikkeling als randvoorwaarden hanteert. Dat verandert de cultuur binnen de opleiding. Dat is heel sterk, hetzelfde geldt voor de bedrijfsvoering. Dan kun je het hebben over kleine makkelijke dingen, zoals scheiden van afval of dubbelzijdig printen, maar daar kun je dieper op ingaan, waar je bijvoorbeeld alle stoffenstromen, materialenstromen volledig beheerst. Wanneer je toe raakt naar een EMS (Enviromental management system, eventueel gecertificeerd ISO 1400, dan bewijs je daar wat mee, een deelname aan MJA 3 is natuurlijk een hele goede zaak, maar duurzame ontwikkeling gaat niet alleen over milieu, maar ook hoe je met mensen omgaat. Je ziet ook dat in organisaties waarin personeel door het management respectvol worden behandeld, daar bestaat de neiging dat ook zo met studenten te doen met het hele personeel. Dat draagt bij aan een mensgerichte houding, in plaats van een houding waarbij mensen in de vorm van resources, HRM worden opgevat. Ik protesteer als mensen zeggen dat de sociale kant van duurzame ontwikkeling HRM is, nee juist niet HRM, daar worden mensen als middelen opgevat. En mensen zijn mensen. Daarnaast de directe maatschappelijke rol, ik vind het een mooi voorbeeld hoe Fontys deelneemt in het festival Mundial. Een duidelijk maatschappelijke activiteit. Dit soort dingen kan bijdragen aan een omgeving waarin studenten aan alle kanten voelen dat het duurzaam is en dat roept ook een duurzame attitude en gedrag op.
93
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 8 B: Gespreksverslag docent HAN – Techniek Naam: Tinus Hammink Functie: Programma directeur strategische verbindingen van de faculteit Techniek School: HAN Opleiding: Techniek 1.Welke projecten lopen er op dit moment binnen uw opleiding gericht op duurzame ontwikkeling? Dat zijn er nogal wat, dus daarom breng ik het in een aantal categorieën onder. Wij richten ons op drie speerpunten voornamelijk binnen energie en duurzaamheid. Ten eerste is dat duurzame mobiliteit, dus elektrische auto’s, hybride aandrijvingen en alternatieven brandstoffen. Twee is energie neutraal bouwen. Vanuit de opleiding bouwkunde; Bijvoorbeeld een project warmte opslag voor de nul energie woning door middel van zout hydraten. En de derde is onderzoek in het lectoraat DOEN en DOEN staat voor Decentrale Opwekking (windmolens, zonnepanelen), Opslag (accu’s waterstof ) en Elektrische Netwerken (smart grids). Dat zijn de drie categorieën en daarbinnen vallen verschillende projecten. Concreet is er daar een van prototype, dit is een auto die op waterstof loopt, daarmee is op de RAI gestaan, deze is helemaal door studenten ontwikkeld, waar een tv programma van gemaakt is, en 7 weken op rtl7 uitgezonden geweest. Een ander voorbeeld en mooi project heet Tuk Tuk battle, dat is het meedoen aan een race, ontwerpwedstrijd, waarin de Tuk Tuk, taxi’s in India zo energie neutraal gemaakt moesten worden, deze battle hebben de studenten gewonnen. Met een kleine investering kunnen taxi chauffeurs in India hun Tuk Tuk laten upgraden tot een duurzame variant, dit is beter voor de binnenstad, taxi chauffeur zelf en daarmee ook voor de economische ontwikkeling. En de laatste die ikzelf erg mooi vind heet het project Sopra, dit zijn Sustainable Off-grid Production for Rural Area’s, voor landelijke (niet stedelijke) gebieden in ontwikkelingslanden. Dus als de afstand tussen het elektrische netwerk te groot is, bijvoorbeeld een eiland of de woestijn en je wilt toch elektriciteit hebben omdat je wilt ontwikkelen, bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen, toerisme, dan is betrouwbare elektriciteit voorziening van groot belang. En wij maken deze samen met partijen betrouwbaar door een dergelijk installatie te ontwerpen en ontwikkelen; hier zitten dan zonnepanelen in, windenergie en bio diesel aggregaten op Jatropha olie, die daar plaatselijk verbouwd wordt en onttrokken van de noten. Dat helpt de plaatselijke economie, dus je ziet dat duurzaamheid bij ons niet alleen de technische kant heeft, maar altijd iets van een demonstratieproject om de maatschappelijke en politieke opinie te beïnvloeden, consumentengedrag te beïnvloeden en om iets te doen aan de wereldwijde ontwikkeling. Projecten worden meestal opgestart door lectoraten en docenten die het balletjes opgooien, maar studenten komen ook zelf met voorstellen. De kunst is dan wel om het onderdeel te laten zijn van de opleiding. Wanneer er projecten worden aangevraagd door studenten is het de taak van de docenten om dit te koppelen aan competenties, studiepunten etc. Op dit moment lopen er geen projecten die helemaal alleen door studenten zijn opgericht.
94
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
2.Op welke manier wordt er kenbaarheid gegeven aan het belang van duurzame ontwikkeling en onze toekomst binnen uw opleiding? Het is een geïntegreerd onderdeel. Laat ik eerst zeggen dat duurzaamheid op HAN niveau een speerpunt is. Daarmee communiceren we naar de hele buitenwereld en dus ook studenten en naar de ouders en we komen regelmatig in de krant. En in ons eigen studenten (en medewerkers)blad, De Sensor, en in onze relatieblad (het HAN blad) staat regelmatig iets over duurzaamheid, bijvoorbeeld de opening van het HAN jaar door minister Kramer. Daarnaast is minister Kramer nog eens langs geweest voor de greenovator tour, innovatie op het gebied van groen, ook daar weer studenten uitgenodigd, grote posters, flyers. Duurzaamheid zit bij de faculteit techniek vooral ook in het onderwijs. In het eerste jaar bijvoorbeeld moeten studenten in blok twee al een of grid installatie ontwerpen voor een eiland in Maleisië.
3.Hoe ziet het beleid gericht op duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding eruit? Duidelijk is waar we als HAN en als faculteit techniek op inzetten en waarom we erop inzetten. Op die duurzame energie ontwikkeling; dat doen we ook omdat we vanuit deze regio Arnhem (dat altijd al het centrum is geweest van de elektrische energie (denk aan KEMA, en productie en distributiebedrijven) als hogeschool ook een unieke bijdragen aan de landelijke duurzaamheid agenda wil geven. Nederland heeft 6 innovatiepunten op die agenda staan: dat gaat om • Duurzame mobiliteit • Groene grondstoffen • Gebouwde omgeving • Duurzame elektriciteitsvoorziening • Ketenefficiency • Nieuw gas En wij doen daarvan duurzame elektriciteitsvoorziening en duurzame mobiliteit (dat doen wij vanuit Han Automotive cq HTS autotechniek). En daar willen we dus ook als “regio Arnhem Nijmegen” uniek in zijn. De vraag is hoe kom je daar nu toe? Dat doen we door samen te werken met regionale partners zoals het MKB in de regio die op dat gebied actief zijn en met de grote de energie bedrijven zoals KEMA, Alliander, Essent, Nuon etc. Dat betreft zowel hun bijdrages aan onze “lessen en practica” maart vooral ook de concrete samenwerking in bovengenoemde projecten zoals SOPRA. Dat is de strategische bepaling en vervolgens wordt dan met name op het gebied van onderwijs als onderzoek die duurzaamheid geïmplementeerd. We hebben een lector op het gebied van duurzame mobiliteit krijgen een lector decentrale opwekking en opslag en energie netwerken en we hebben een expertise centrum van energieneutraal bouwen. Via twee lijnen krijg je dit in het onderwijs en met name die lectoraten kunnen veel meer met real life projecten werken waaraan studenten meewerken. Dan heb je dus niet alleen dat je kennis overdraagt, maar dat je ook met studenten echt voor een bedrijf iets test of ontwerpt. Wat ook weer waarde heeft voor het bedrijf. Dus kennis overdracht en kennis opbouw. Docenten spelen hierbij een cruciale rol. Ook al doen ze onderzoek ze houden een onderwijs taak. Je ziet ook dat veel docenten die verbinding met duurzaamheid al hebben. Soms vanuit een technische achtergrond, maar ook omdat ze het belang ervan inzien. Juist op het gebied van techniek en duurzame energie voel je als docent het maatschappelijke nut en noodzaak en dat motiveert enorm. Er zijn veel docenten betrokken bij vele vormen van duurzaamheid.
95
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.Bestaat er een eigen website gericht op duurzame ontwikkeling voor uw opleiding? Ja, er bestaan twee websites. De kunst is dat als je meer technisch hoger opgeleiden wilt hebben (cq afleveren) dat je jongeren interesseert voor techniek en je ziet dat jongeren vanuit die maatschappelijke ambitie nu graag techniek willen studeren. Tot voor kort gingen jongeren het niet studeren omdat ze niks met het technische object zelf hadden, maar tegenwoordig heb je ook mensen die de techniek ingaan omdat ze de toepassingen belangrijk vinden. Dus een duurzame auto, niet omdat ze met de auto zo lekker kunnen racen of sleutelen is of mooi geluid maakt, maar omdat een duurzame auto een oplossing is voor het mobiliteitsvraagstuk. Dat zelfde geldt ook voor elektriciteit. Dus een dergelijke website is vooral bedoeld om jongeren te laten zien hoe belangrijk techniek is en met name dat we ook real life projecten doen. Geen theoretische opleiding is maar een opleiding waarbij je tijdens je studie de beroepspraktijk ervaart en kunt oefenen. En het heeft natuurlijk ook van doen met het profileren van de regio, verschillende partners moeten dus ook uitstraling hebben. Je visie, missie en ambitie kun je dan door zo’n site kenbaar maken aan bedrijven en instellingen. Er zijn twee medewerkers die als webredacteur verantwoordelijk zijn voor het beheer van deze websites.
5.Is er een studentenvereniging aanwezig die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool? Er zijn wel studentenverenigingen aanwezig, maar dat is niet een studentenvereniging op het gebied van duurzaamheid. Het moet vooral vanuit studenten zelf komen, zo gauw als er maar een piepje vanuit studenten komt zullen we dat van harte ondersteunen en van alle kanten faciliteren.
6.Hoe wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd binnen uw curriculum? Heel natuurlijk, het is als het ware iets wat aan de zijkant inkomt. Voornamelijk door real life opdrachten waar duurzaamheid wordt toegepast. In de vakken van techniek komt duurzame ontwikkeling sterk naar voren, omdat er zoveel technologische kanten aan zitten. Door studenten enthousiast te maken kunnen ze ook prijzen winnen. Alles wordt binnen het kader van onderwijs eenheden en binnen die vakken heb je de basis vakken, lintvakken, maar als je deze gaat oefenen altijd aan de hand van voorbeelden zoals windmolens, zonnepanelen etc. Eigenlijk gebeurt er heel veel in de vakken, maar we noemen het geen duurzaamheid, het zit overal in verweven. Wij hebben bijvoorbeeld ook een minor intelligent power control, dat staat in het kader van duurzame energie, toch zullen we dat niet duurzame energie noemen maar intelligent, het gaat erom dat je niet overal het etiket duurzaamheid opplakt. Duurzame ontwikkeling wordt wel benoemd, maar het komt het meest naar voren in de voorbeelden.
7.Hoe ervaart u de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding (niet HAN of Fontys, maar echt specifiek de opleiding techniek of economie)? Studenten zijn heel enthousiast over de projecten. Als wij een project hebben om een duurzame auto te ontwerpen of onderdelen ervan dan hoeven wij zelden voor studenten te zoeken, die zijn er altijd. Ook voor het project frysian solar challenge zijn studenten erg enthousiast. Die betrokkenheid is heel groot.
96
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
8.Hoe zou deze betrokkenheid van studenten nog meer kunnen worden verhoogd volgens u? Ik heb niet het idee dat die betrokkenheid verhoogd moet worden, studenten zijn heel enthousiast, maar het is een kwestie van goed faciliteren. En het spannende daarin is de financiën. Want ook het meedoen met de solar challange kost toch snel 10.000 euro. Je kunt ook zeggen dat studenten zelf sponsoring moeten zoeken, maar in een half jaar tijd is dat toch moeilijk. De kunst is wel dat je een soort infrastructuur hebt en slagvaardig kunnen inspelen op dingen die voorbij komen. De kunst is dat als wij het zodanig kunnen organiseren hier intern dat het een het ander versterkt en dat daar ook middelen voor beschikbaar zijn, mensen die het kunnen begeleiden en inhoudelijke mensen die daar ook verstand van hebben dan is het goed. De bottleneck zit niet bij de studenten maar de infrastructuur. En dat je het integreert in het onderwijs. Het is toch onderdeel van het behalen van je diploma waar je bepaalde competenties moet beheersen. Docenten spelen een voorbeeldrol en illustreren van wat er allemaal gebeurt op het vakgebied, de professionele kant van duurzaamheid, het faciliteren is belangrijk, ondersteunen, de wegwijzen op een slagvaardige manier, dat is de kunst het matchen van dynamiek van de beroepspraktijk (er is iets, inschrijven etc.) en het ritme van het onderwijs (februari stages, dan dit blok dan dat blok, tentamenweek, zomervakantie) Dit soort dingen moet je goed matchen aan de studenten kant en organisatie kant. Dat gaat goed maar kan altijd beter. Bekostigingsmodellen zijn verder ook moeilijk en hier zou de overheid op kunnen inspelen. Er is geld om onderwijs te geven en dat onderwijs dat moet praktijkgericht en voorbereiden op de beroepspraktijk. Maar wat mag nou zo’n real life project kosten en wanneer kun je dat van het onderwijs budget doen. De overheid zou kunnen nadenken hoe je de financiering van lectoraten en onderzoek van die projecten op een goede manier die ook helpt te verbinden met de budgetten die voor het onderwijs zijn. Als je studenten leert hoe efficiënt en effectief je duurzame initiatieven kunt nemen is dit veel effectiever dan consumenten op latere leeftijd beïnvloeden.
9.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten? Duurzaamheid is hip, duurzame mode, technologie en samenleving doet dit. Studenten vinden het hip en trendy. Duurzaamheid in al zijn vormen zie je terug in de creatieve cultuur. Het is niet suf het is kikke, als je echt hard wilt gaan moet je een elektrische auto nemen. Studenten het mee laten maken, ga maar in de auto zitten, ervaring is belangrijk. Praktijkvoorbeelden laten ervaren en dat het maatschappelijk relevant is, is belangrijk. Dit moet je niet onderschatten. Er is een maatschappelijke trend dat juist mensen die veel verdienen of uitgegeven hebben die gaan duurzaam op vakantie, duurzaam resort, duurzaam eten. Het is niet meer alternatief. Er gaat veel geld in om en er is veel geld mee te verdienen.
10.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij docenten? Er zijn mensen die toepassingen fantastisch vinden, maar van het woord duurzaamheid inmiddels een punthoofd krijgen. Met name ook omdat er al veel duurzaam verkocht wordt, wat mensen afvraagt, is het nog wel zo duurzaam. Sommige duurzame auto’s zijn helemaal niet zo duurzaam. Je moet het wel goed doorrekenen voordat je alles duurzaam kan laten heten. Het is soms niks nieuws en dan hebben docenten het gevoel dat je beter kunt zeggen slimme toepassingen of innovatie. Het is een beetje dubbel, intrinsiek zijn ze gemotiveerd maar het woord duurzaamheid, etiket en label zijn er mensen bij ja nu weten we het wel. Om dit toch te motiveren moeten we authentiek zijn, als die mensen een punt hebben moet je dat ook zeggen, bijvoorbeeld dit kan economisch niet uit of dat bestaat al jaren. Soms moet jezelf ook strenger zijn en focussen aanbrengen. En zeggen duurzaamheid is voor ons het hanteren van het Brundtland definitie, en als dat niet aan de definitie voldoet dan is het innovatief en leuk, maar benoemen we het niet duurzaam. Zuinig zijn met het begrip duurzaam. Zuinig zijn met mensen die oprecht kritisch zijn. Goed luisteren ze hebben vaak wel een punt.
97
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
11.Hebt u het gevoel dat u de studenten bereikt met uw inhoudelijke boodschap over duurzame ontwikkeling? Ja, dat denk ik wel, de vraag is of ik ze bereik of de docenten of dat de maatschappij meewerkt. Het is een wisselwerking, we hebben een infrastructuur, maar we zijn geen duurzaamheid goeroes die willen dat studenten duurzaam zijn. Er is een maatschappelijke noodzaak voor duurzaamheid en daar gaan wij in mee, studenten hoeven niet bekeerd te worden. Er ligt bijvoorbeeld een duurzaamheid tijdschrift in de gang, studenten bladeren dat door, het staat vol met duurzame voorbeelden. Als je naar journaal, krant, media, lagere school, middelbare school, MBO daar is een begin. Zoveel duurzaamheid in de maatschappij inmiddels daar hoef je ze niet meer van te overtuigen. Het is geen mentaliteitskwestie. Het is wel zo wat heb je er voor over….dan wordt het spannend. Over die belevingskant en wat moet je laten, dat studenten blijven nadenken is belangrijk. Wat ik helemaal mooi zou vinden is dat jongeren de oude generatie meenemen.
98
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 8 C: Gespreksverslag docent HAN – Economie Naam: Gerard Berendsen Functie: Lector Total Quality Management in Organisatienetwerken School: HAN Opleiding: Economische opleidingen; minor duurzame ontwikkeling 1.Welke projecten lopen er op dit moment binnen uw opleiding gericht op duurzame ontwikkeling? Dat zijn er nogal wat, de economische opleidingen werken samen met techniek. In verschillende fases van de opleiding komen er projecten voor waar duurzame ontwikkeling aanbod komt, op dit moment ontstaat er steeds meer een lijn, samenhang, tussen de eerste en laatste jaar van de opleiding. Een concreet voorbeeld van een duurzaam project is o.a. bij de minor aanwezig, hier hebben studenten een schoonmaakbranche ondersteund in maatschappelijk verantwoord ondernemen. Verder is er een ijzergieterij doorgelicht op groene innovatieve ontwikkelingen. De projecten worden voornamelijk opgestart door docenten en lectoraten. De HAN heeft een goed netwerk met bedrijven en onderwerpen die bedrijven zelf aanbieden worden betrokken in het onderwijs. Praktijkgericht onderwijs. Zo kunnen studenten ervaren wat er zich afspeelt in ‘real life’. Op dit moment zijn er geen projecten die worden ingebracht door studenten zelf, wel bestaat er hier de mogelijkheid voor, mits dit voldoet aan bepaalde onderwijseisen.
2.Op welke manier wordt er kenbaarheid gegeven aan het belang van duurzame ontwikkeling en onze toekomst binnen uw opleiding? Als hogeschool krijgen we 10 miljoen euro om duurzame ontwikkeling te stimuleren, een deel hiervan gaat naar het onderwijs en een deel naar gebouwen en onderhoud etc. Studenten moeten enthousiast gemaakt worden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Economische studenten zijn minder betrokken bij duurzame ontwikkeling, het is dan ook moeilijker de vertaalslag te maken in economisch onderwijs dan bijvoorbeeld bij techniek, waar gebruik kan worden gemaakt van duurzame materialen. Wel wordt duurzame ontwikkeling steeds meer gewaardeerd bij 2de en 3de jaar economische studenten. Veel economische studenten hebben een meer calculerend karakter, een 6 is goed genoeg voor hen presteren.
3.Hoe ziet het beleid gericht op duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding eruit? Deze wordt zoals eerder genoemd geïntegreerd in het curriculum bij zowel eerste, tweede, derde en vierde jaar studenten. Voorheen was er nog geen goede samenhang tussen de projecten en de klassen, hier komt steeds meer een goede lijn in. Verder worden bedrijven van buitenaf betrokken bij projecten, zodat studenten ervaren wat er gebeurt in hun beroepenveld.
99
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.Bestaat er een eigen website gericht op duurzame ontwikkeling voor uw opleiding? Nee, ik heb ook geen behoefte aan nog een extra site over duurzame ontwikkeling, HAN heeft een algemene duurzame site en een site gericht voor technische studenten. Binnen de eigen projecten bestaat er wel een site waar verschillende onderwerpen aanbod komen. Er is bewust gekozen om geen eigen website te ontwikkelen gericht op duurzame ontwikkeling voor economische studenten, omdat wij samenwerken met vele bedrijven en hun informatie niet kenbaar hoeft worden gemaakt.
5.Is er een studentenvereniging aanwezig die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool? Nee, ik heb eigenlijk geen idee. Dit is iets voor studenten zelf, zij moeten hier zelf initiatieven voor nemen, dit moeten wij als docent niet opleggen.
6.Hoe wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd binnen uw curriculum? Binnen het curriculum wordt het wel geïntegreerd, alleen wordt de term duurzame ontwikkeling niet overal ingezet. Zonder expliciet de term duurzaamheid te gebruiken, komen duurzaamheidprincipes en ethische vraagstukken wel aan bod in ons onderwijs. Ondernemers hebben verschillende motivatie om aan verantwoordelijk ondernemen te doen. De een gaat alleen voor het geld, de ander wil een maatschappelijke rol vervullen, waarbij geld als middel ingezet wordt. Wil je dus alleen winst maken of wil je winst maken en daarbij verantwoord bezig zijn. Bij onze studenten zie je die tweedeling ook. Het is in ons onderwijs daarom belangrijk naar voren te brengen dat studenten verschillende rollen kunnen aannemen in de maatschappij. Duurzame ontwikkeling wordt niet dik aangezet in het onderwijs, wel wordt het aangeboden zonder het kopje duurzaamheid.
7.Hoe ervaart u de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding (niet HAN of Fontys, maar echt specifiek de opleiding techniek of economie)? Er is geringe belangstelling voor, zo hebben we een minor die zich richt op duurzame ontwikkeling en deze is al twee keer niet doorgegaan omdat er te weinig aanmeldingen waren. Dat is een slecht teken en het belang van duurzame ontwikkeling moet dus beter op het netvlies bij studenten komen. Dit doen we door middel van het organiseren van evenementen en de studenten in aanraking laten komen met de praktijk.
8.Hoe zou deze betrokkenheid van studenten nog meer kunnen worden verhoogd volgens u? De studenten nog meer enthousiaster maken voor praktijkgerichte opdrachten. De keuze vrijheid van studenten beperken, dat ze bijvoorbeeld minstens 1 vak moeten hebben gevolgd dat zich bezig houdt met duurzaamheid voordat ze afstuderen. De docenten zijn actief, zo komen er regelmatig gastdocenten mooie verhalen vertellen en zijn docenten over concrete opdrachten enthousiast. Verder zou de overheid duurzame onderwijs projecten meer kunnen stimuleren. Nu steken docenten veel eigen tijd in projecten, wat zij overigens niet erg vinden, maar dit zou geïnstutionaliseerd moeten worden.
100
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
9.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten? Saai, economie studenten willen over het algemeen snel doorstromen naar het management, maar hebben niet door dat er in werkelijkheid meer bij komt kijken dan alleen snel afstuderen. Ervaringen opdoen speelt hier een belangrijke rol in. Om dit imago te veranderen organiseren wij een soort bedrijvenmarkt, hier staan bedrijven die hun ervaringen kunnen vertellen en laten zien aan studenten. Wanneer je ambities laat zien van anderen raken studenten meer enthousiast.
10.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij docenten? Docenten zijn zeer betrokken bij duurzame ontwikkeling, zij staan hier erg voor open.
11.Hebt u het gevoel dat u de studenten bereikt met uw inhoudelijke boodschap over duurzame ontwikkeling? Ja, dat denk ik wel, al moeten we de economische studenten nog wel ‘lokken’ met compensaties, als ze ergens aan deelnemen zij dan een certificaat of studiepunten kunnen krijgen. Eind september was de Greenovator tour, die begeleid werd door minister Cramer, er waren wel 200 belangstellende gekomen waarvan wel 70% studenten. Dit is positief.
101
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 8 D: Gespreksverslag docent Fontys – Techniek Naam: Gerard Brands Functie: Docent School: Fontys Hogeschool Eindhoven Opleiding: Toegepaste Natuurwetenschappen – techniek 1.Welke projecten lopen er op dit moment binnen uw opleiding gericht op duurzame ontwikkeling? Wanneer er projecten worden opgestart gebeurd dit veelal door docenten, maar ook bedrijven die vragen hebben en/of stage/afstudeeropdrachten melden zich aan bij school. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van ASIA (applied science adviesbureau binnen de hogeschool )en hier zitten opdrachten bij die te maken hebben met duurzame ontwikkeling. Een groot project is Raak Bio-programmeren en hier wordt gekeken of je bio grondstoffen kunt gebruiken voor kunststof. Een aardige ontwikkeling als je kijkt naar het kunstmatig eiland in de oceaan(Dubai). Verder bestaat er voor de studenten de mogelijkheid om eigen initiatieven om te zetten in eigen projecten, er is een initiatief van een student die het hergebruik van frituurvet als opdracht heeft neergelegd bij ASIA. Het is een realistisch leerproces. Binnen de minor PPP worden verder ook eigen opdrachten aangeboden door studenten, zoals een handboek maken voor een startende ondernemer. Gelet op duurzaamheid. Zelf een opdrachtgever zoeken zoals het herinrichten van een bedrijventerrein. De mogelijkheden zijn er dus wel.
2.Op welke manier wordt er kenbaarheid gegeven aan het belang van duurzame ontwikkeling en onze toekomst binnen uw opleiding? Dat is het curriculum. In het eerste jaar aandacht vragen voor duurzaamheid, zoals nu aandacht voor de klimaat conferentie in Kopenhagen in december. Binnen de projecten die de studenten moeten uitvoeren in het eerste jaar, dat zijn vier projecten en daar zitten al elementen van duurzame ontwikkeling in. Het wordt er in verweven, nog niet expliciet benoemd, maar wel dat het opgepakt wordt tijdens de uitwerking van het project. Voor de tweede en derde jaars een bedrijf beoordelen op het gebied van duurzaamheid. In het vierde jaar in het stageverslag een duurzaamheids onderwerp beschrijven en kijken hoe zij er zelf tegenover staan en wat de bijdragen is van het hele onderwerp op de samenleving. Het is dus eigenlijk verweven in het hele curriculum. Het is beter om het te verweven dan het opnemen in maar expliciet 1 vak. Dan verdwijnt het in de mist. Verder is het dubbelzijdig printen op school automatisch, verder hebben wij geen invloed op facilitair bedrijf, dus weten niet wat er ingekocht wordt in de kantine. De biologische kwaliteit van de producten kan ik niet beoordelen. Onze opleiding heeft het keurmerk duurzaam HBO met 3 sterren als eerste behaald in heel Nederland, en in de communicatie zoals brieven zetten we dit er bij. We handelen er naar, het belangrijkste zijn de stakeholders, de discussie over duurzaamheid is belangrijker denk ik dan dat we zwaaien met ‘we hebben drie sterren’, het gaat erom dat het gedragen wordt. Dat duurzaamheid een rol speelt in de projecten is belangrijk.
3.Hoe ziet het beleid gericht op duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding eruit? Deze wordt in het curriculum geïntegreerd.
102
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
4.Bestaat er een eigen website gericht op duurzame ontwikkeling voor uw opleiding? Ja, www.fontys.nl/duurzaamheid. Deze is opgezet om voor fontys breed een platform te dienen, maar het beheer lag bij onze opleiding en nu hebben we hem opgebouwd in een meer moderne versie en willen we het gebruiken als communicatie kanaal voor de minor.
5.Is er een studentenvereniging aanwezig die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool? Nee. Wel bij Alumni vereniging waar duurzame ontwikkeling aanbod is gekomen. Er is toen 1 specifieke avond georganiseerd.
6.Hoe wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd binnen uw curriculum? Zoals weergegeven in het hele curriculum van eerste tot en met vierde jaar. Algemene vakken nog niet geïntegreerd, in het begin moeten studenten eerst vakinhoudelijk goed worden, het is een geleidelijk proces. Ik durf zo niet te zeggen of er aandacht wordt besteed in alle vakken zoals wiskunde.
7.Hoe ervaart u de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding (niet HAN of Fontys, maar echt specifiek de opleiding techniek of economie)? Ik denk dat studenten het beschouwen als een van de vele dingen die moeten gebeuren het is belangrijk dat ze hun studie halen en hun competenties en een van de competenties is maatschappelijke verantwoordelijkheid en duurzaamheid. Er is verder niet echt iets wat de school uitstraal dat je voor duurzaamheid bij ons moet zijn. Dat roepen wij niet van de daken.
8.Hoe zou deze betrokkenheid van studenten nog meer kunnen worden verhoogd volgens u? Dat vind ik wel een moeilijk punt, integreren is het belangrijkste, dat het een vanzelfsprekend iets wordt en dit meeneemt in je activiteiten. Er zijn wel mogelijkheden om specifiek iets te doen, maar de vraag is of iedereen dat dan wil. Docenten zouden studenten meer kunnen uitdagen door vragen te stellen in hun eigen onderwerpen en aangeven welke richtingen er mogelijke technologieën om duurzaamheid in te vullen. Het onderwijs kan meer gestimuleerd worden in specifiek vakgebied, meer initiatieven door de overheid en dan denk ik aan meer faciliteren naar middelen en tijd om duurzaam beter op de kaart te brengen, nieuwe ontwikkelingen zijn er maar die moet je nu als eigen school binnen halen. Extra middelen en stimuleren gaat sneller.
103
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
9.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten? Enthousiasme is er niet echt. Studenten hebben het druk en krijgen veel op hun dak, sociale netwerken, activiteiten die van de opleiding verwacht worden, ze hebben veel dingen aan hun hoofd. Berichtgeving uit de kranten in hoeverre dringt dit nu door bij de studenten. Bijvoorbeeld dat kunstmatige eiland, club van Rome etc. Het is de vraag of de opleiding het aantrekkelijk maakt, laat wel inzien wat het belang is.
10.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij docenten? Niet alle docenten hebben de zelfde aandacht voor duurzaamheid, het is een groot begrip, dus je moet de koppeling kunnen maken tussen eigen handelen en duurzaamheid. Het is een containerbegrip dus je moet kunnen uitleggen wat voor jou specifiek vakgebied belangrijk is om studenten bij te brengen.
11.Hebt u het gevoel dat u de studenten bereikt met uw inhoudelijke boodschap over duurzame ontwikkeling? Ja, bij een groot aantal wel.Obstakels zie ik als je werkt in een team (collega’s), het zou fijner zijn als alle collega’s dezelfde aandacht besteden aan hun onderwerp.
104
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 8 E: Gespreksverslag docent Fontys – Economie Naam: Ton Vermeulen Functie: Docent (en coördinator duurzame ontwikkeling) School: Fontys Hogeschool Eindhoven Opleiding: MER (management economie en recht) 1.Welke projecten lopen er op dit moment binnen uw opleiding gericht op duurzame ontwikkeling? Buiten het curriculum zijn er niet echt veel projecten. Er zijn wel een aantal initiatieven, wij willen wel iets. Wij willen heel graag binnen dit gebouw iets doen met ethiek, maar we weten niet precies hoe en wat, aan te pakken. We hebben opdracht gekregen vanuit DIM (onderleg van verschillende directeuren van de afdelingen MER) om iets te gaan doen met ethiek en duurzaamheid. Ethiek en dan invullen op het duurzaamheidterrein. Het zijn hele verschillende afdelingen, bijvoorbeeld een afdeling accountancy vindt het heel moeilijk wij erdoorheen gaan fietsen met een extra opdracht of dat studenten en docenten mee gaan doen dat vinden ze allemaal vreselijk moeilijk, omdat er veel eisen zijn vanuit het beroepenveld en de overheid. Er is geen plaat meer voor. Projecten worden doorgaans aangedragen door docenten, ik heb eigenlijk nog nooit meegemaakt dat studenten dit opstarten. Ik heb wel studenten die het interessant vinden iets te gaan doen. Wat ik wil gaan doen is een groepje studenten bij elkaar krijgen om iets te gaan ontwikkelen, dat dan weer wel. Een groep studenten die om de tijd bij elkaar komt om te praten over wat er speelt en of we iets kunnen doen of niet. Verder is het mogelijk om eigen initiatieven aan te dragen vanuit studenten, stel er is binnen het veld MO een groepje studenten die zeggen ik wil graag iets doen op het gebied van duurzaamheid graag! Als een groep studenten zegt we willen graag iets met morgen gaan doen, daar zou ik meteen achter staan. Wij zijn zeer flexibel, vooral in het veld MO, wanneer de maatschappelijke organisatie centraal staat en het gaat om processen dan ben ik heel blij als daar een reëel project uitkomt. Iets wat echt is, projecten die nu lopen zijn bij de KNVB en COS. Maar misschien weten studenten niet dat het kan. Studenten weten niet zo goed wat ze willen en kunnen doen, maar degene die het wel weten loopt een project ook meteen goed. Er is ruimte om eigen projecten op te zetten. Op dit moment zijn ze bezig met het opzetten van een debat. Dit is een initiatief van docenten en de Rabobank.
105
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
2.Op welke manier wordt er kenbaarheid gegeven aan het belang van duurzame ontwikkeling en onze toekomst binnen uw opleiding? Er zit niet echt een beleid achter om de kenbaarheid naar studenten te communiceren. In de missie en visie staat beschreven dat wij dat doen, het komt in het curriculum terug op bepaalde momenten, maar het staat ook bijvoorbeeld in de competenties. Competentie F integratief vermogen. En het komt terug in de stage brochures, maar ik ben er niet zeker van of dit er nu nog in staat. Maar als het te ingewikkeld wordt kan het er ook weer uitgehaald zijn door iemand. Eigenlijk moet elke docent nagaan bij stages of de oplossingen die bedacht worden wel duurzaam zijn, en of alle aspecten wel meegenomen zijn. Ik als docent probeer wel duidelijk te maken dat dit zou moeten. Er zijn een aantal docenten die dat doen, maar ook een aantal niet. Verder wordt het communiceren naar studenten zoals producten van de kantine niet gecommuniceerd, je zou bijna kunnen zeggen stiekem. Opeen worden producten duurder en goedkoper. Geheim. Als we niks zeggen merken ze niet dat het veranderd is en heeft niemand te klagen. Communicatie naar buiten wordt als volgt kenbaar gemaakt, via het beroepenveld commissie. Deze commissie adviseert de opleiding op het gebied van het curriculum. Wij kunnen ons spiegelen aan hen en zij kunnen hun kennis over wat nodig is in het veld naar ons toe brengen. Dat zij het vervolgens verder brengen dat hopen wel.
3.Hoe ziet het beleid gericht op duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding eruit? Het curriculum vinden wij heel belangrijk, alleen is het moeilijk verkoopbaar. Er zijn een aantal mensen die zeggen moet dat nou er zijn belangrijkere zaken te bespreken, maar we vinden het wel heel belangrijk dus hebben het in de competenties er duidelijk ingezet. In de propedeuse wordt er een soort basis verzorgd, en hopen dat het genoeg basis is dat in de rest van de hoofdfase wordt opgepakt. Dus eerst basis en theorie. Vervolgens komt het in vakken niet meer terug, behalve in het vak MVO. Het komt wel terug in de projecten, in iedere project komt duurzame ontwikkeling voor, in de propedeuse is dit vrij goed geregeld. Dit heeft ook te maken met de docenten die het vorm geven, wanneer een docent meer betrokken is met het aspect dan wordt het sneller opgenomen. Docenten zijn overigens wel heel erg welwillend, maar vinden het moeilijk dit vorm te geven. Mede omdat in het bedrijfsleven het ook nog niet zo leeft. 30% is er mee bezig en die andere 70% nog niet. Daar komt het erbij. Aantal docenten vinden het leuk, maar hoe doen we het, praktisch en reëel en dat is moeilijk. Studenten spelen hier geen rol in, als je drie sterren wil moet je studenten meer betrekken volgens DHO. Ik zou heel graag willen dat het communicatiegroepje of andere studenten mee denken over de communicatie en hoe kunnen we duurzaamheid vorm geven en hoe wordt het interessant voor studenten.
4.Bestaat er een eigen website gericht op duurzame ontwikkeling voor uw opleiding? Nee, niet van de eigen opleiding. Ik zou dat ook niet willen, er is er een die met intern subsidiegeld voor elkaar is gekomen. Maar dan algemeen voor de MER. Ik zou dit niet willen, ik vraag me af of het de moeite waard is om docenten studenten te laten kijken hoe het gesteld is met duurzame ontwikkeling. Wat we wel zouden moeten doen is om op intranet te plaatsen wat speelt, dat zou ik wel willen. Wat ik belangrijk vind is dat de MER midden in de maatschappij staat en dat alle invloeden die van buiten komen op de MER van toepassing zijn. Bijvoorbeeld dat de crisis aan de gang is en wij niet 1,5 jaar later met een congres aankomen. Dat moeten we meteen doen.
5.Is er een studentenvereniging aanwezig die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool? Nee, ik heb me niet bezig gehouden om dit te promoten naar de studenten en ik heb nog nooit van de studenten gehoord dat ze dit zouden willen. Ik zou wel een groep studenten willen die zich hier mee bezig houden. Er is wel een studentenvereniging aanwezig en ik zou deze dan ook wel een keer willen vragen om er een item van te maken binnen hun club. Zoals een discussie of een duurzaamheidborrel te organiseren.
106
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
6.Hoe wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd binnen uw curriculum? Niet zo zeer in vakken, recht is recht en ja je kunt er wel milieurecht bij stoppen, maar dan heb je nog geen duurzaamheid. Dit wordt verweven in de projecten. Het zit met name in de propedeuse, alle projecten, later in de hoofdfase voornamelijk in het veld maatschappelijke organisaties. In het veld bedrijfsleven krijgen de studenten 2 lessen, zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen en in het veld overheid helemaal niks. Het wordt niet sterk doorgevoerd, omdat je het dan gaat opleggen. Als het moet heeft het geen kwaliteit, het moet draagvlak hebben. Het is een houding een attitude. Wanneer het wordt opgelegd door de overheid willen bedrijven hier wel in mee gaan. Een belangrijk punt is het hoger op zoeken, de directie van het hoger onderwijs moet het ook willen. De directie heeft zoiets als jullie willen dan is het prima, maar zij gaan niemand wat opleggen. De raad van bestuur zou kunnen zeggen dat het gebeurt en in de verantwoording wil ik dat dit terug komt. Als je dat dus niet hebt heb je niet voldoen en dat kan niet. Het moet van beide kanten komen, studenten, maar dus ook directie.
7.Hoe ervaart u de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding (niet HAN of Fontys, maar echt specifiek de opleiding techniek of economie)? Studenten zijn zeer betrokken, maar het is een moeilijke boodschap. Een minderheid is betrokken, ze discussiëren heel erg mee. Maar de meeste vinden daar ga ik toch geen rekening mee houden, maar ze zijn er wel mee bezig. Een deel interesseert het helemaal niks, dit kan te maken hebben met karakter of opvoeding. Mensen die net van de middelbare school komen hebben eigenlijk nog helemaal niks en op dat moment worden ze dus ergens door beïnvloed waardoor ze iets niet willen. Op een gegeven moment bereik je een bepaalde leeftijd en denk je wat ben ik aan het doen en dan kom je tot ontdekkingen wat belangrijk is. Dit kun je ook andersom vertalen.
8.Hoe zou deze betrokkenheid van studenten nog meer kunnen worden verhoogd volgens u? In de minderheid is de betrokkenheid groot, en als ze eenmaal betrokken zijn dan zijn ze actief. Eerst kijken hoe het werkt in de praktijk, speelt het daar en als het daar speelt, terug koppelen naar studenten. Weten wat je verantwoordelijkheid is binnen een bedrijf. De praktijk binnen halen naar de opleiding, sprekers of docenten moeten dat zelf doen. Meer de praktijk kant laten zien naar studenten. Docenten kunnen studenten meenemen naar congressen, debatten etc. Ze de werkelijkheid laten zien, een andere wereld laten zien dan alleen bedrijfsleven. Praktijk binnen halen is heel belangrijk. Wij lopen achter bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen aan. De overheid kan invloed hebben op duurzaam inkopen, er moet iemand zijn die zegt dat er iets gaat gebeuren. Bepaalde soort dwang is nodig.
9.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten? Saai, en hobbyisme. De opleiding probeert er meer aandacht voor te vragen, vooral praktijk voorbeelden zoals stagiaires benoemen in voorbeelden en bedrijven benoemen in voorbeelden.
10.Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij docenten? Heel welwillend, maar weten niet goed hoe. Veranderingen zijn ze niet bang voor.
107
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
11.Hebt u het gevoel dat u de studenten bereikt met uw inhoudelijke boodschap over duurzame ontwikkeling? Wel de minderheid, maar niet de meerderheid, nee dus. Ik kan ze niet bereiken want studenten denken vind jij dat, is leuk maar ik wil mee doen in de maatschappij. Ze staan aan het begin van alles en willen genieten van alles. Als we zo doorgaan dat we dat niet volhouden als aarde. Blijven consumeren, maar dan minder, bijvoorbeeld minder rundvlees eten. Maar dan krijg je de discussie over prijzen. Nederland is 2% wat biologisch inkoopt.
108
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 9: Diept- interview docenten Naam: Functie: School: Opleiding: 1. Welke projecten lopen er op dit moment binnen uw opleiding gericht op duurzame ontwikkeling? a. Door wie zijn deze projecten opgestart? (docenten/studenten) b. Bestaat er een mogelijkheid voor studenten om eigen initiatieven om te zetten in projecten? c. Welke initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling worden er door studenten aangeboden binnen uw opleiding? d. Kunnen studenten hun eigen initiatieven gericht op duurzame ontwikkeling delen met anderen van hun opleiding? 2. Op welke manier wordt er kenbaarheid gegeven aan het belang van duurzame ontwikkeling en onze toekomst binnen uw opleiding? a. Hoe communiceert de opleiding dit naar de studenten? b. Hoe communiceert de opleiding dit naar de maatschappij? 3. Hoe ziet het beleid gericht op duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding eruit? a. Hoe wordt dit beleid geïntegreerd in het onderwijs? b. Welke rol spelen docenten in het uitvoeren van dit beleid? c. Welke rol spelen studenten in het uitvoeren van dit beleid? 4. Bestaat er een eigen website gericht op duurzame ontwikkeling voor uw opleiding? a. Waarom/wel of niet b. Welk doel wilt u bereiken met deze website? 5. Is er een studentenvereniging aanwezig die zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool? a. Hoe heet deze studenten vereniging? b. Hoelang bestaat deze al? c. Welke initiatieven nemen zij naar studenten toe? d. Hebben zij een eigen website? Zo ja, welke? 6. Hoe wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd binnen uw curriculum? a. In welke vakken wordt duurzame ontwikkeling geïntegreerd? b. In welke vakken wordt dit nog niet gedaan? Waarom?
109
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 7. Hoe ervaart u de betrokkenheid van studenten op het gebied van duurzame ontwikkeling binnen uw opleiding (niet HAN of Fontys, maar echt specifiek de opleiding techniek of economie)? a. Waaruit blijkt dat u deze betrokkenheid van studenten zo ervaart? 8. Hoe zou deze betrokkenheid van studenten nog meer kunnen worden verhoogd volgens u? a. Welke initiatieven kan de opleiding aanbieden om deze betrokkenheid nog meer te verhogen? b. Welke initiatieven kunnen docenten aanbieden om deze betrokkenheid nog meer te verhogen? c. Welke initiatieven behoort de overheid te nemen om deze betrokkenheid nog meer te verhogen? 9. Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij studenten? a. Hoe kan deze volgen u verbeterd worden? b. Wat doet de opleiding eraan om dit imago (nog meer) te verbeteren? 10. Wat is volgens u het imago van duurzame ontwikkeling bij docenten? a. Hoe kan deze volgen u verbeterd worden? b. Wat doet de opleiding eraan om dit imago (nog meer) te verbeteren? 11. Hebt u het gevoel dat u de studenten bereikt met uw inhoudelijke boodschap over duurzame ontwikkeling? a. Wat zijn de mogelijke obstakels volgens u? b. Hoe kunnen deze volgens u worden verbeterd?
110
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 10: Enquête studenten Onderzoek studenten Welkom bij de enquête voor studenten in het hoger onderwijs. Het doel van deze enquête is om de betrokkenheid van studenten, gericht op het aspect duurzame ontwikkeling te achterhalen. Vul alle stellingen in en maak kans op een GRATIS FIETS! Algemene vragen Naam:------------------------------------------------------------------------------------------------------Leeftijd:----------------------------------------------------------------------------------------------------Geslacht:---------------------------------------------------------------------------------------------------Naam van je school:--------------------------------------------------------------------------------------Klas/jaargang:---------------------------------------------------------------------------------------------Opleiding:--------------------------------------------------------------------------------------------------E-mailadres:-------------------------------------------------------------------------------------------------
Vraag 1 Milieu bewust leven is voor 18 jaar en ouder □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 2 Hoge scholen hebben een grote invloed op mijn kijk over duurzame ontwikkeling □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 3 Wanneer ik een kleine financiële bijdrage kan leveren om mijn hoge school te helpen zich duurzaam te ontwikkelen doe ik dat □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 4 Duurzame producten zijn duurder, ik ben bereid om meer te betalen voor deze producten □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 5 De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog □ Eens □ Oneens □ Geen idee
111
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Vraag 6 Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te maken □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 7 Ecosystemen veranderen niet op langer termijn □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 8 Een beter milieu begint bij de overheid □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 9 In de politiek moet duurzame ontwikkeling hoger op de agenda komen □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 10 Een vervuild milieu beïnvloedt het klimaat □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 11 Biologische producten zijn beter voor het milieu □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 12 Mijn hogeschool is een studentenvereniging gericht op duurzame ontwikkeling □ Eens □ Oneens □ Geen idee
112
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Vraag 13 Op school bestaat er de mogelijkheid je eigen initiatieven op duurzame ontwikkeling te delen met anderen □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 14 Vanuit mijn hogeschool wordt kenbaar gemaakt hoe belangrijk duurzame ontwikkeling is voor het onze toekomst □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 15 Duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het curriculum □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 16 Er is een duurzaam beleid op school aanwezig □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 17 Mijn hogeschool heeft een website dat duurzame ontwikkeling promoot □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 18 Op school kan er beter gecommuniceerd worden tussen docenten en studenten □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 19 Ik wil graag beslissingen nemen over duurzame ontwikkelingen op mijn hogeschool □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 20 Ik wil me graag aansluiten bij een studentenvereniging gericht op duurzame ontwikkeling □ Eens □ Oneens □ Geen idee
113
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Vraag 21 Ik help andere studenten graag bij een project gericht op duurzame ontwikkeling □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 22 Ik help liever mee aan duurzame projecten dan dat ik zelf initiatieven neem □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 23 Onderwerpen van duurzame ontwikkeling zijn hip en trendy □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 24 Mijn beeld over duurzame ontwikkeling is gevormd op mijn hogeschool □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 25 Werken voor een duurzame organisatie is stoffig en saai □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 26 Het werken voor een duurzame organisatie is inhoudelijk niet interessant □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 27 De werkzaamheden op het gebied van duurzame ontwikkelingen zijn zeer complex □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 28 De werkzaamheden over duurzame ontwikkeling zijn alleen gericht op het milieu □ Eens □ Oneens □ Geen idee
114
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Vraag 29 Bij de keuzes tussen een baan in het bedrijfsleven of een non profit organisatie, kies ik voor een non profit organisatie □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag 30 Mijn beroepenveld hoeft geen maatschappelijke relevantie te hebben □ Eens □ Oneens □ Geen idee Vraag Bedankt voor het invullen van deze enquête!
115
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 11 A: Resterende resultaten enquête studenten 88% van de studenten vindt milieu bewust leven niet voor 18 jaar en ouder, maar voor iedereen. 6% is het eens met deze stelling en 6% heeft geen mening. Milieu bewust leven voor studenten 100.0%
Percent
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Milieu bewust leven is voor 18 jaar en ouder
__
Figuur 1. Milieu bewust leven voor studenten In de omgeving van studenten kunnen verschillende factoren invloed hebben op hun kijk over duurzame ontwikkeling. Volgens 51% van de studenten hebben hogescholen een grote invloed op hun kijk van duurzame ontwikkeling. 44% is het hier niet mee eens en 5% heeft geen mening. Omgevingsfactoren die invloed hebben op studenten 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Hogescholen hebben een grote invloed op mijn kijk over duurzame ontwikkeling
__
Figuur 2. Invloeden voor studenten
116
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Ecosystemen veranderen niet op langer termijn, 16% van de studenten is het hier mee eens, 61% is het hier niet mee eens en 23% heeft geen mening. De veranderingen in ecosystemen op langer termijn
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Ecosystemen veranderen niet op langer termijn
__
Figuur 3. Ecosystemen Volgens de studenten begint een beter milieu voor 60% bij de overheid, 36% is het daar niet mee eens en 4% heeft geen mening. Een beter milieu begint bij de overheid
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Een beter milieu begint bij de overheid
Geen idee
__
Figuur 4. Overheid
117
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 In de politiek moet duurzame ontwikkeling hoger op de agenda, 73% is het hier mee eens, 19% is het er niet mee eens en 8% heeft geen mening. Politieke agenda en duurzame ontwikkeling 80.0%
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
In de politiek moet duurzame ontwikkeling hoger op de agenda komen
__
Figuur 5. Politieke agenda Een vervuild milieu beïnvloedt het klimaat, hier is 88% van de studenten het mee eens, 5% is het hier niet mee eens en 7% heeft geen mening. Invloed van het klimaat op het milieu 100.0%
Percent
80.0%
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Een vervuild milieu beinvloedt het klimaat
__
Figuur 6. Klimaat
118
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Verder vindt 59% van de studenten dat biologische producten beter zijn voor het milieu, 23% is het hier niet mee eens en 18% heeft geen mening. Biologische producten zijn beter voor het milieu 60.0%
50.0%
Percent
40.0%
30.0%
20.0%
10.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Biologische producten zijn beter voor het milieu
__
Figuur 7. Biologische producten Van de studenten vindt 9% dat duurzame ontwikkeling wordt gepromoot doormiddel van een website van de hogeschool, 23% is het hier niet mee eens en 68% heeft geen mening. Het promoten van duurzame ontwikkeling op een eigen website van de hogeschool
Percent
60.0%
40.0%
20.0%
0.0% Eens
Oneens
Geen idee
Mijn hogeschool heeft een website dat duurzame ontwikkeling promoot
__
Figuur 8. Website duurzame ontwikkeling
119
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009
Bijlage 11 B: Resterende verbanden enquête studenten ‘ Gedrag´ % within Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te maken Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te Total maken Ik wil graag beslissingen Eens nemen over duurzame Oneens ontwikkeling op mijn Geen idee hogeschool Total
Eens 15.3% 69.5%
Oneens 7.8% 85.7%
Geen idee 2.9% 77.1%
Eens 9.4% 78.4%
15.3% 100.0%
6.5% 100.0%
20.0% 100.0%
12.3% 100.0%
Van de mensen die graag een bijdrage leveren om de hogeschool duurzamer te maken wil 69,5% geen beslissingen nemen over duurzaamheid op de hogeschool. Analyse: Studenten willen passief betrokken zijn om een bijdrage te leveren om te hogeschool duurzamer te maken. % within Ik wil graag beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op mijn hogeschool Ik wil graag beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op Total mijn hogeschool
Welke opleiding volgt u?
Total
MER Financieel management Techniek FSM Technische natuurkunde
Eens 18.8% 6.3% 68.8%
Oneens 29.9% 11.9% 26.1% 27.6%
Geen idee 38.1% 9.5% 14.3% 23.8%
Eens 29.8% 11.1% 28.7% 24.6%
6.3%
4.5%
14.3%
5.8%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Van de mensen die graag beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op de hogeschool, zijn 25% economische studenten en 75% technische studenten. Analyse: Technische studenten willen sneller beslissingen nemen over duurzame ontwikkeling op de eigen hogeschool dan economische studenten.
120
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 % within Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te maken Ik lever graag een bijdrage om mijn hogeschool duurzaam te Total maken Ik help liever mee Eens aan duurzame Oneens projecten dan dat ik zelf initiatieven Geen idee neem Total
Eens 47.5%
Oneens 36.4%
Geen idee 37.1%
Eens 40.4%
32.2%
46.8%
28.6%
38.0%
20.3%
16.9%
34.3%
21.6%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Van de mensen die graag een bijdrage leveren om de hogeschool duurzamer te maken wil 47,5% liever mee helpen aan duurzame projecten dan dat zij zelf initiatieven nemen. Analyse: Studenten willen passief betrokken zijn om een bijdrage te leveren om te hogeschool duurzamer te maken. ‘ Houding´ % within Wanneer ik een kleine financiële bijdrage kan leveren om mijn hogeschool te helpen zich duurzaam te ontwikkelen doe ik dat Wanneer ik een kleine financiële bijdrage kan leveren om mijn hogeschool te helpen zich duurzaam te ontwikkelen doe ik Total dat
Duurzame producten Eens zijn duurder, ik ben Oneens bereid om meer te betalen voor deze Geen idee producten Total
Eens 66.7%
Oneens 34.1% 56.5%
Geen idee 47.6% 38.1%
Eens 38.0% 50.3%
33.3%
9.4%
14.3%
11.7%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Van de mensen die bereid zijn om meer te betalen voor duurzame producten, wil 34,1% geen kleine financiële bijdrage leveren om de hogeschool te helpen zich te verduurzamen. Analyse: Studenten zijn maatschappelijk betrokken bij duurzame ontwikkeling, maar willen financieel geen bijdragen leveren.
121
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 % within Werken voor een duurzame organisatie is stoffig en saai Werken voor een duurzame Total organisatie is stoffig en saai Mijn beeld over Eens duurzame ontwikkeling Oneens is gevormd op mijn Geen idee hogeschool Total
Eens 26.9% 61.5%
Oneens 36.5% 61.5%
Geen idee 26.5% 65.3%
Eens 32.2% 62.6%
11.5%
2.1%
8.2%
5.3%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Vanuit de mensen die werken voor een duurzame organisatie dit stoffig en saai vinden, vindt 61,5% dat het beeld over duurzame ontwikkeling niet alleen is gevormd op de hoge school, maar kan ook elders zijn. Analyse: beeldvorming van het belang van duurzame ontwikkeling is niet alleen een rol voor de hoge scholen. Andere factoren spelen ook een rol bij deze beeldvorming. % within De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is Total hoog Ik wil graag beslissingen Eens nemen over duurzame Oneens ontwikkeling op mijn Geen idee hogeschool Total
Eens 9.2% 76.3%
Oneens 18.2% 72.7%
Geen idee 6.9% 89.7%
Eens 9.4% 78.4%
14.5% 100.0%
9.1% 100.0%
3.4% 100.0%
12.3% 100.0%
Vanuit de mensen die de maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling hoog vinden, wil 76,3% geen beslissingen nemen op de eigen hoge school met betrekking tot duurzame ontwikkeling. Analyse: Duurzame ontwikkeling is belangrijk voor studenten, maar hun bereidheid, houding, is laag. % within De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is Total hoog Eens Ik wil me graag Eens aansluiten bij een studentenvereniging Oneens gericht op duurzame Geen idee ontwikkeling Total
Oneens
Geen idee
5.3% 90.8%
4.1% 100.0%
3.8% 100.0%
Eens
100.0%
93.1%
91.8%
6.9%
4.1%
100.0%
100.0%
Vanuit de studenten die de maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling hoog vinden, is 90,8% niet bereid zich aan te sluiten bij een studentenvereniging die zich richt op duurzame ontwikkeling. Analyse: maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog, maar bereid om zelf initiatieven te nemen is zeer laag.
122
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 ´Kennis´ % within De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is Total hoog Duurzame Eens ontwikkeling wordt Oneens geïntegreerd in het Geen idee curriculum Total
Eens 26.0% 18.3%
Oneens 36.4% 36.4%
Geen idee 24.1%
Eens 26.3% 16.4%
55.7%
27.3%
75.9%
57.3%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Van de mensen die de maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling hoog vinden, vindt 18,3% dat duurzame ontwikkeling niet wordt geïntegreerd in het curriculum en 55,7% heeft geen idee of duurzame ontwikkeling wordt geïntegreerd in het curriculum. Analyse: Studenten zijn maatschappelijk wel betrokken bij duurzame ontwikkeling, maar kunnen duurzame ontwikkeling niet terug vinden in het onderwijs. % within Op school bestaat er de mogelijkheid je eigen initiatieven op duurzame ontwikkeling te delen met anderen Op school bestaat er de mogelijkheid je eigen initiatieven op duurzame ontwikkeling te Er is een Total delen met anderen duurzaam beleid op school aanwezig Eens Oneens Geen idee Eens Eens Vanuit mijn Eens 77.8% 57.1% 76.9% 73.7% hogeschool wordt 11.1% 28.6% 15.4% 15.8% kenbaar gemaakt hoe Oneens belangrijk duurzame Geen idee ontwikkeling is voor 11.1% 14.3% 7.7% 10.5% onze toekomst Total 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% Oneens Vanuit mijn Eens 100.0% 45.5% 45.5% 62.5% hogeschool wordt 54.5% 45.5% 34.4% kenbaar gemaakt hoe Oneens belangrijk duurzame Geen idee ontwikkeling is voor 9.1% 3.1% onze toekomst Total 100.0% 100.0% 100.0% 100.0% Geen idee Vanuit mijn Eens 74.2% 53.3% 38.2% 51.5% hogeschool wordt 22.6% 40.0% 32.7% 30.7% kenbaar gemaakt hoe Oneens belangrijk duurzame Geen idee ontwikkeling is voor 3.2% 6.7% 29.1% 17.8% onze toekomst Total 100.0% 100.0% 100.0% 100.0%
123
Milou van Drunen Afstudeerscriptie december 2009 Vanuit de mensen die vinden dat er geen duurzaam beleid op school aanwezig is, vindt 100% dat vanuit de school kenbaar wordt gemaakt hoe belangrijk duurzame ontwikkeling is voor onze toekomst en dat er mogelijkheden bestaan eigen initiatieven op duurzame ontwikkeling te delen met anderen. Analyse: Een duurzaam beleid is geen voorwaarde om duurzaamheid uit te dragen naar de studenten. % within De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is hoog De maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling is Total hoog Mijn beroepenveld Eens hoeft geen Oneens maatschappelijke Geen idee relevantie te hebben Total
Eens 32.1% 42.0%
Oneens 45.5% 18.2%
Geen idee 34.5% 20.7%
Eens 33.3% 36.8%
26.0%
36.4%
44.8%
29.8%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
De mensen die de maatschappelijke relevantie van duurzame ontwikkeling hoog vinden, vindt 42% dat het beroepenveld een maatschappelijke relevantie moet hebben. Analyse: na het afstuderen willen studenten een beroep dat ook invloed heeft op de maatschappelijke relevantie van de maatschappij. % within De werkzaamheden over duurzame ontwikkeling zijn alleen gericht op milieu De werkzaamheden over duurzame ontwikkeling zijn alleen Total gericht op milieu Eens Bij de keuzes tussen een Eens baan in het bedrijfsleven of een non profit Oneens organisatie, kies ik voor Geen idee een non profit organisatie Total
Oneens
Geen idee
4.8%
Eens 3.5%
73.7%
59.7%
64.3%
62.0%
26.3%
35.5%
35.7%
34.5%
100.0%
100.0%
100.0%
100.0%
Van de mensen die denken dat duurzame ontwikkeling zich alleen richt op het milieu, kiest 73,7% voor een baan in het bedrijfsleven. Analyse: De kennis over duurzame ontwikkeling is laag en kiezen studenten sneller voor een baan in het bedrijfsleven.
124