Wat doen studenten in de bibliotheken van het hoger onderwijs? Verslag van een onderzoek door studenten van de masteropleiding Culturele Informatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam
Onderzoekers: Peter Becker Wilbert Koopman Ingmar Koopmans Marloes Kueter Chanel van der Leest Leen Liefsoens Jacqueline Schaap Aart Schreuders Dennis Vos
Supervisie en redactie: John Mackenzie Owen
Universiteit van Amsterdam februari – mei 2011
Inhoud 1 Inleiding .................................................................................................................................... 1 2 Onderzoeksvragen ..................................................................................................................... 2 3 Literatuuronderzoek .................................................................................................................. 2 4 Methodiek ................................................................................................................................. 5 5 Resultaten van de enquête ......................................................................................................... 7 6 Antwoorden op de onderzoeksvragen ..................................................................................... 12 7 Discussie ................................................................................................................................. 16 Literatuur .................................................................................................................................... 18 Bijlage 1 - Vragenlijst ................................................................................................................ 20 Bijlage 2 – Profielen van de onderzochte instellingen ............................................................... 23 Bijlage 3 – Gebruikersonderzoeken ........................................................................................... 26
De belangrijkste conclusies: De meeste gebruikers bezoeken de bibliotheek een of meer keren per week, en blijven per keer twee uur of meer studeren. De belangrijkste redenen om in de bibliotheek te studeren zijn de beschikbaarheid van een rustige studeerplek, en in het HBO ook de mogelijkheid om met anderen samen te werken. De beschikbaarheid van de fysieke collectie is in het algemeen niet de reden waarom studenten studeren in de bibliotheek. Vrijwel alle studenten gebruiken in de bibliotheek een pc of laptop, voor een verscheidenheid aan activiteiten. De behoefte aan ondersteuning door bibliotheekpersoneel is zeer gering.
2
1 Inleiding In zijn artikel „De Nederlandse bibliotheek voor het onderwijs‟ pleit John Mackenzie Owen (2011) voor de oprichting van een „Nationale digitale bibliotheek‟ voor het Hoger onderwijs. Fysieke bibliotheken zullen volgens hem ook blijven bestaan, maar dan vooral voor de bijzondere collecties. Voor wat betreft de functie van de bibliotheek als studieruimte suggereert de auteur dat er meestal geen relatie bestaat tussen de activiteiten van studenten in de bibliotheken van het hoger onderwijs en de fysieke materialen en diensten die de bibliotheken ter plekke aanbieden. Er wordt gestudeerd en samengewerkt, maar het is de vraag of deze activiteiten afhankelijk zijn van de typische bibliotheekvoorzieningen zoals de collectie en het personeel dat kan assisteren bij literatuuronderzoek. Zoals gezegd, gaat het om een suggestie van de auteur: zoals hij zelf zegt, weet hij het niet zeker omdat hij niet beschikt over een onderzoek waarbij feitelijk is vastgesteld wat studenten doen als ze in een bibliotheek zitten. Mackenzie Owen wijst er op dat er weliswaar verschillende gebruikersonderzoeken zijn afgenomen onder studenten in het hoger onderwijs, maar dat deze onderzoeken voornamelijk zijn gericht op verwachtingen van de gebruikers en niet op de feitelijke activiteiten. Sinds de academische bibliotheken midden jaren ‟90 van de vorige eeuw ontdekten welke gevolgen de digitale literatuurvoorzieningen zouden kunnen hebben, zijn er in de vakliteratuur vele visies en toekomstscenario‟s besproken. Carla Stoffle wijdde vanaf 1996 (Stoffle, 1996) verschillende artikelen aan de bedreigingen en kansen voor de academische bibliotheken. In 2003 is de behoefte aan een duidelijke koers blijkbaar zo nijpend dat ze concrete aanbevelingen doet over de diensten en producten die de bibliotheek zou kunnen aanbieden (Stoffle, 2003) zoals het ontwikkelen van Open Access databases, het geven van instructies in het gebruik van de digitale voorzieningen en het stimuleren van kennismanagement. Met de opkomst van de Google zoekmachine vanaf 2000 en Google books vanaf 2004, wordt de noodzaak voor academische bibliotheken om zich te herbezinnen op hun taken alleen maar groter. Niet alleen artikelen, maar ook boeken zijn in de toekomst onafhankelijk van plaats en tijd te raadplegen. Lee W. Hasle (2004) realiseert zich dat flexibiliteit in het dienstenaanbod en een kortere afstand tot de gebruiker belangrijke voorwaarden zijn om als academische bibliotheek in beeld te blijven. Deze punten komen terug in de „Top ten assumptions for the future of academic libraries and librarians‟ (Mullins, 2007). Hierin wijzen de auteurs de bibliothecarissen er op dat ze regelmatig moeten bijscholen omdat de technische ontwikkelingen snel gaan en de klanten steeds kritischer en veeleisender zullen worden. De laatste jaren lijkt er sprake te zijn van een zekere 'visie-moeheid', en delen de academische bibliotheken vooral hun ervaringen met nieuwe producten en diensten. Een recente combinatie van visies en eigen ervaringen is te vinden in het artikel van Radovan Vrana (2010) waarin de visies van academische bibliothecarissen met betrekking tot digitale content en hun ervaringen met het gebruik ervan in het onderwijs worden beschreven. Uit ons literatuuronderzoek (zie hfdst. 3) concluderen we dat de meeste visies en ervaringen gaan over het gebruik van de digitale bibliotheekvoorziening, het gebruik van de fysieke collectie en de waardering voor de aanvullende diensten. Voor wat betreft de digitale voorzieningen beschikken bibliotheken over logfiles en gebruikersonderzoeken waaruit blijkt dat het gebruik van de digitale bibliotheekvoorziening in tien jaar tijd dat van geprint materiaal ver overstijgt (Barrego, 2007; Borelli, 2009). Waar het gaat om het fysieke, niet-digitale materiaal beschikken bibliotheken over uitleencijfers die niets meer of minder zeggen dan hoeveel materiaal er wordt geleend. Het uitlenen van materiaal staat echter los van het aanbod van studieruimte en computers. De bibliotheek als aanbieder van studieruimte met computers en stilteruimten wordt over het algemeen als een vanzelfsprekendheid 1
gezien. Bibliotheken stellen tevreden vast dat de bezettingsgraad van de studieruimten over het algemeen hoog is. Maar het blijft dan nog onduidelijk wat studenten feitelijk doen in die studieruimten, en of het nodig is dat ze daarvoor in een bibliotheek zitten met een fysieke collectie, geschoold personeel en andere voorzieningen.
2 Onderzoeksvragen Om de suggestie van Mackenzie Owen te toetsen, hebben wij een onderzoek uitgevoerd in een aantal Nederlandse bibliotheken waarbij het ons doel was vast te stellen wat studenten feitelijk doen als ze aan het werk zijn in de bibliotheek van een universiteit of hogeschool. De centrale vraagstelling in het onderzoek luidt dan ook: „Wat doen studenten in de bibliotheken van het hoger onderwijs?‟ Aanvullende deelvragen daarbij zijn: Welke studenten studeren in de bibliotheek? Is er onderscheid in activiteiten tussen studenten van HBO-bibliotheken en universiteitsbibliotheken? In hoeverre staan de activiteiten van de studenten in relatie tot de digitale bibliotheekvoorziening, de fysieke materialen in de bibliotheek en de dienstverlening door het personeel? In dit rapport beschrijven wij het door ons uitgevoerde onderzoek en de resultaten die daaruit naar voren zijn gekomen. De conclusies waarmee wij afsluiten kunnen naar ons idee een nuttige bijdrage leveren aan de discussie over de toekomst van bibliotheken in het Hoger onderwijs.
3 Literatuuronderzoek Alvorens tot ons eigen onderzoek over te gaan, zijn wij via literatuuronderzoek nagegaan in hoeverre vergelijkbare onderzoeken hebben plaatsgevonden. Deze zouden ons op de eerste plaats informatie kunnen verschaffen over de uitkomsten in vergelijkbare situaties. Deze uitkomsten zouden we dan graag willen vergelijken met onze eigen bevindingen. Daarnaast zouden de ervaringen met gehanteerde onderzoeksmethoden ons kunnen helpen bij de opzet van onze eigen methodiek. Overeenkomstig de bevindingen van Mackenzie Owen leverde het literatuuronderzoek voornamelijk resultaten op van onderzoeken naar de verwachtingen en tevredenheid van academische bibliotheekgebruikers. We lichten hier enkele van deze onderzoeken toe. Een belangrijk onderzoek waarbij de verwachtingen van academische studenten in kaart zijn gebracht is dat van OCLC (2006). Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van vragenlijsten die door 396 college-studenten verspreid over zes Engelstalige landen zijn ingevuld. Belangrijkste uitkomst van dit onderzoek is dat studenten bij het woord bibliotheek vooral nog de associatie hebben met boeken, en dat zij de hulp van medewerkers zeer waarderen. Gardner en Eng (2005) hebben het bibliotheekgebruik door en de verwachtingen van generatie Y (geboren na 1981) onderzocht, al tekenen zij aan dat alleen het gedrag en de verwachtingen van undergraduate studenten zijn onderzocht. Bovendien achten zij het aantal van 1267 respondenten te laag om de resultaten te vertalen naar de gehele populatie.
2
Op de vraag: „Waarom kom je naar de bibliotheek?‟ konden respondenten meerdere antwoorden aankruisen. De top 5 van antwoorden zag er als volgt uit: 1. 2. 3. 4. 5.
Alleen studeren (80,6%), Computer gebruiken voor studie Samenwerken met een groepje Computer gebruiken voor privégebruik Boek lenen (36%)
Voor wat betreft de diensten van het personeel geeft 12,6 % van de respondenten aan dat zij een informatievraag wil stellen, slechts 2,1 % heeft hulp nodig bij het computergebruik. Dat studenten behoefte hebben aan individuele en groepswerkplekken waar in stilte gewerkt kan worden, blijkt uit een onderzoek aan de Universiteit van Indiana (Applegate, 2009). Daar werd aan de hand van systematische observaties van werkplekken zonder computer in de bibliotheek en buiten de bibliotheek verschillende patronen vastgesteld: verschil tussen mannen en vrouwen in het gebruik van de werkplekken, seizoensgebonden gebruik van de werkplekken in de bibliotheek maar niet van de werkplekken buiten de bibliotheek, een sterke voorkeur voor groepsruimten en een verrassend hoog gebruik van traditionele studiecabines. De bibliotheek als comfortabele plaats om te studeren dus. Dat beeld wordt versterkt door het artikel Does the Building Still Matter? Usage Patterns in New, Expanded, and Renovated Libraries (Shill & Tonner, 2004). Hierin wordt naar voren gebracht dat de meeste bibliotheken die nieuwbouw hebben gepleegd een grote groei in het gebruik zien. Een directe relatie tussen de aanwezigheid van voorzieningen als studieplekken, draadloos netwerk, horeca en een groeiend gebruik door studenten kan niet hard worden aangetoond, maar wel de oorzakelijke relatie tussen een nieuw, comfortabel gebouw en een groeiend gebruik. Onderzoekers van de Universiteit van Florida en de Universiteit van Colorado spreken dan weer over de bibliotheek als „third place‟ (Waxman, Clemons, Banning & McKelfresh, 2007). Het concept van „third place‟ werd geïntroduceerd door de socioloog Oldenburg en duidt op een plaats naast thuis en werk (respectievelijk „first place‟ en „second place‟) waar mensen zich ontspannen in goed gezelschap en dit op een regelmatige basis. De onderzoekers concluderen in het artikel dat met de evolutie van de rol van de campusbibliotheek, studenten nu op zoek zijn naar de bibliotheek als een plek om te socialiseren, te ontspannen en waar men een drankje en hapje kan nuttigen. Met deze ontwikkeling is J.T. Gayton (2008) het oneens. Het optuigen van bibliotheken met „sociale‟ faciliteiten als een café, groepsstudiefaciliteiten en dergelijke is volgens hem ongewenst omdat het voorbij gaat aan de reden waarom studenten de UB gebruiken, namelijk als gemeenschappelijke ruimte om alleen of met medestudenten te studeren. Om de oorzaak te duiden voor het bezoek van studenten aan de bibliotheek in een tijd waarin de meeste informatie online te vinden is, maakt Gayton naar aanleiding van literatuuronderzoek onderscheid tussen social behavior en communal behavior. Social behavior betreft praten, samenwerken waarbij geluid wordt gemaakt. Bij communal behavior gaat het weliswaar om de gemeenschap, maar gaat het meer om het zien van anderen en om gezien te worden. Het uiteindelijke doel is om alleen en in stilte te studeren. De auteur betoogt dat de communal-component uniek is voor de universiteitsbibliotheek en dat pogingen om het social-aspect te stimuleren averechts werken. De studenten zullen juist wegblijven omdat de stilte is verstoord. Een onderzoek dat in de buurt komt van onze onderzoeksvraag is dat van Kayongo en Helm (2010). In dat onderzoek werd via een online survey gemeten op welke wijze studenten en personeel de bibliotheekvoorziening van de University of Notre Dame gebruiken. Daarbij gaat een aantal vragen in op het gebruik van het bibliotheekgebouw. Ook hierin komen studeren en gebruik maken van de 3
computervoorzieningen naar voren als meest voorkomende activiteiten. Boeken lenen en terugbrengen wordt in mindere mate genoemd, raadplegen van het personeel nauwelijks. Belangrijkste verschil met ons onderzoek is dat genoemd onderzoek is uitgevoerd door middel van een online survey, terwijl wij er voor hebben gekozen om door middel van waarneming en vragenlijsten ter plekke de activiteiten van studenten in kaart te brengen. Online vragenlijsten kunnen in dit geval het beeld vertroebelen omdat respondenten vertekende en sociaal wenselijke antwoorden kunnen geven. Naast internationale onderzoeken hebben we ook een zevental Nederlandse gebruikersonderzoeken onder de loep genomen. De onderzoeken vonden plaats in de universiteitsbibliotheken van de Radboud Universiteit Nijmegen (Wiborg & Knippenberg, 2006; 2008), de Erasmus Universiteit Rotterdam (Drenthe & Zelst, 2003), de Universiteit Utrecht (Savenije, 2003), de Universiteit van Wageningen (Smelik, 2003) en de Universiteit van Amsterdam (Kamps, 2003). Tevens hebben we gekeken naar het landelijk onderzoek bibliotheekgebruik van de Universitaire Medische Centra (Graaf, 2008). In bijlage 3 is een vergelijkingstabel opgenomen waarin verschillende aspecten van deze onderzoeken zijn opgenomen waaronder het doel, de onderzoekmethoden, de resultaten, de conclusies en de relevantie met betrekking tot ons eigen onderzoek. In de resultaten van de onderzoeken kwamen vooral meningen van de gebruikers naar voor. Zij gaven aan dat meer en rustigere werkplekken gewenst zijn en dat ze hulp op prijs stellen in de vorm van deskundig personeel, trainingen en handleidingen. Daarbij blijken de gebruikers nauwelijks op de hoogte van de diensten en faciliteiten, de bibliotheken zullen zich dus moeten inzetten om de bekendheid ervan te vergroten. Ook uit een onderzoek uitgevoerd aan de Universiteit van Idaho (Jankowska, Hertel & Young, 2006) komt naar voren dat studenten niet op de hoogte zijn van de diensten en het aanbod van de bibliotheek en dat ze hulp op prijs stellen. Het literatuuronderzoek dat zij hebben uitgevoerd brengt de volgende aspecten aan het licht:
Studenten zijn niet op de hoogte van het volledige pakket bibliotheekdiensten en -bronnen Studenten hebben hulp nodig en willen hulp bij gebruik bibliotheekbronnen De faculteit heeft grote invloed op óf en hoe studenten de bibliotheek gebruiken Samenwerking tussen faculteit en bibliotheek blijkt effectief Studenten zijn grootgebruikers van e-resources met name e-tijdschriften Studenten hebben voorkeur voor toegang tot bibliotheekbronnen en –diensten via het universiteitsnetwerk
Concluderend kan worden gesteld dat de bibliotheek weliswaar nog steeds een beeld oproept van boeken en deskundige medewerkers, maar dat de werkelijke activiteiten van de studenten in de bibliotheek voorallijken te liggen op het terrein van studeren, computergebruik en raadpleging van de digitale catalogus. Inrichten van sociale faciliteiten trekt mogelijk nieuwe bezoekers maar mag niet ten koste gaan van stille werkplekken. Ons onderzoek is er op gericht om de feitelijke activiteiten van studenten in een bibliotheek op een bepaald moment in kaart te brengen zodat kan worden vastgesteld waarvoor studenten de bibliotheek, los van verwachtingen en associaties, daadwerkelijk gebruiken.
4
4 Methodiek Om los van onze verwachtingen en associaties te komen tot resultaten hebben we gebruik gemaakt van een inductieve methode van onderzoek. Inductief onderzoek is een gevestigde methode van kwalitatief onderzoek, die over het algemeen wordt uitgevoerd in de verkennende fase van een onderzoeksproject. Het begint met de eenvoudige verzameling van gegevens of observaties die worden gereproduceerd en geïnterpreteerd om theorieën te formuleren. In tegenstelling tot deductief onderzoek - waarbij de methodiek gebaseerd is op theorieën, regels en beginselen - wordt inductief onderzoek gebaseerd op observaties van menselijk gedrag. Inductief onderzoek heeft dus een sociaal-wetenschappelijke basis (Gilgun, 2001). Het onderzoek heeft plaats gevonden in de volgende universiteits- en hogeschoolbibliotheken in Nederland: Universiteit van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Vrije Universiteit Amsterdam, Universiteit Leiden, De Haagse Hogeschool, Saxion Deventer, InHolland Diemen. In totaal zijn van 780 studenten (510 universitair, 270 HBO) gegevens verzameld. Aanvankelijk behoorde ook de mediatheek van de Hogeschool van Utrecht tot de geselecteerde kandidaten voor ons onderzoek, maar na observatie is gebleken dat deze mediatheek niet geschikt was wegens een te groot verschil met de andere hogeschoolbibliotheken voor wat betreft organisatie en inrichting. Eenvoudige waarneming als start van een onderzoek kan dienen als een bron voor zowel empirische feiten als ideeën voor de aanpak van het onderzoek. Daarom zijn we eerst de studenten gaan observeren tijdens hun bezigheden in de verschillende bibliotheken. Hierbij hebben we onze focus zo groot mogelijk gehouden. Het beperken van de focus kan namelijk contraproductief werken op het generen van ideeën en de verbeelding en creativiteit die hierbij van belang zijn verstikken. Een voorbereide nog open geest verhoogt de kans op het per ongeluk ontdekken van iets van waarde voor het onderzoek, iets van waarde dat op het eerste zicht van geen betekenis was voor ons. Dit staat bekend als het serendipiteitseffect (Nestor & Schutt, 2011, p.36). Aan de hand van de bevindingen die uit de observaties zijn gekomen, hebben we een vragenlijst opgesteld. Deze bestond uit negentien meerkeuze vragen. Elf vragen hiervan waren gericht op de bezigheden van de student in de bibliotheek. Waarom maakt de student gebruik van de bibliotheek en om welke faciliteiten gaan het dan precies? Het gaat hierbij om het gebruik en niet om het oordeel over de faciliteiten. Er werd dus niet om de mening van de studenten over de bibliotheek gevraagd. Het overzicht van faciliteiten is opgesteld aan de hand van opsommingen uit de literatuur, waarnemingen tijdens de observaties en eigen ervaring van de onderzoekers, waarvan er een aantal zelf of werkzaam zijn in of lid zijn van een hogeschool- of universiteitsbibliotheek. Verder werd er gevraagd naar de tijd die de student in de bibliotheek doorbracht en of hij er alleen of in groepsverband werkte. Bij al deze vragen ging het om de activiteiten die de student ontplooide op de dag dat het onderzoek werd uitgevoerd. Bij zes van de elf vragen was er voor de student de mogelijkheid om een open antwoord te geven. Bij vijf van de elf vragen kon de student meer dan één mogelijkheden aankruisen. De laatste acht vragen dienden om ons een idee te geven om wat voor studenten het ging. De vragenlijst werd anoniem ingevuld, maar deze laatste vragen leverden ons wel demografische gegevens (o.a. leeftijd) en gegevens over de achtergrond van de studenten (o.a studierichting, fase opleiding en vorm opleiding) op. De vragenlijst is opgenomen als Bijlage 1 bij dit rapport. De vragenlijsten zijn uitgedeeld aan de studenten in de verschillende bibliotheken. Alleen de studenten die aan het werk waren zijn 5
bevraagd en dus niet de studenten die maar kort in de bibliotheek waren voor bijvoorbeeld het lenen of terug brengen van bibliotheekmaterialen. We hebben bij elkaar twee middagen doorgebracht in iedere bibliotheek, één middag voor de observatie en één middag voor het uitdelen van de vragenlijsten. Studenten konden de vragenlijsten nadat zij die hadden ingevuld laten liggen op de tafel, waarna ze door de onderzoekers vrijwel meteen werden ingenomen. De respons was hierdoor vrij hoog, de meeste studenten namen de moeite om de vragenlijst in te vullen, behalve studenten die meteen aangaven er echt geen tijd voor te hebben omdat zij tegen een deadline aan zaten voor een opdracht. De resultaten van de vragenlijsten zijn verwerkt en geanalyseerd met behulp van excel. De sheets in excel waren zo ontworpen dat voor elk aangevinkt antwoord er één kon worden ingevuld op de excelsheet. De absolute waarden die daar zijn uitgekomen zijn in de uiteindelijke resultaten omgerekend in percentages. In de uiteindelijke presentatie van de resultaten is mede aandacht besteed aan verschillen tussen HBO en WO. Voor wat betreft de representativiteit van het onderzoek is gekozen voor een aselecte steekproef uit de onderzoekspopulatie. De onderzoeksformulieren zijn uitgedeeld aan een willekeurige groep bestaande uit een willekeurig aantal studenten, die toevallig op die dag en dat tijdstip in de bibliotheek waren. Volgens Baarda (2001, p. 150) zouden we op basis van deze steekproef met behulp van statistische procedures binnen zekere marges tamelijk betrouwbare uitspraken moeten kunnen doen over de populatie als geheel. Alle onderzoekseenheden hadden een gelijke kans om in de steekproef terecht te komen. Dat betekent dat we bij de analyse van de onderzoeksgegevens gebruik kunnen maken van inductieve statistiek en dat de gevonden resultaten op basis van deze steekproef, rekening houdend met een foutenmarge ook gelden voor de gehele onderzoekspopulatie waaruit de steekproef getrokken is. Niettemin beschouwen de de uitkomsten niet als absoluut, maar eerder indicatief voor het gedrag van studenten in de bibliotheek.
6
5 Resultaten van de enquête In dit onderdeel beschrijven we de uitkomsten van de enquête bij zowel de universiteiten als de hogescholen. We zetten de uitkomsten tabellarisch naast elkaar, zodat een vergelijking tussen UB en HB mogelijk is. In de tabellen zijn de percentages van de gegeven antwoorden opgenomen, d.w.z. het aantal scores gedeeld door het totaal aantal respondenten per instelling (resp. 210 en 570) x 100. Omdat soms meer dan één antwoord mogelijk was (vragen 1 2, 3, 5 en 8), komt het totaal van de percentages soms op meer dan 100 uit. Het noemen van percentages suggereert een nauwkeurigheid die er in feite niet is, en ook niet is nagestreefd. Het betreft immers een momentopname en een relatief gering aantal studenten. De uitkomsten zijn daarom niet absoluut, maar indicatief. 1. Waarvoor ben je nu in de bibliotheek? studie (algemeen, tentamen, paper, opdracht) ontspanning (niet studiegerelateerd lezen, internetten) anderen ontmoeten / sociale contacten anders
UB 97,8% 4,7%
HB 96,3% 13,3%
3,9% 2,7%
5,5% 1,8%
Verreweg de belangrijkste reden voor aanwezigheid op de studiezaal is – uiteraaard: studie. Toch gebruiken ruim 13% van de studenten op de hogescholen bibliotheek ook voor ontspanning (bij de universiteiten is dit maar 4,7%). Tevens gaven de studenten bij de universiteiten aan dat als ze niet voor studie bezig waren ze voor werk bezig waren. De ontmoetingsfunctie van de bibliotheek is maar zeer beperkt. 2. Welke voorziening(en) van de digitale bibliotheek gebruik je vandaag? in de catalogus een boek opzoeken en/of reserveren tijdschrift(artikel) opzoeken in een databank zoeken e-book downloaden anders geen enkele
UB 42,1%
HB 47,4%
41,1% 28,0% 5,7% 7,2% 34,7%
15,1% 28,5% 2,6% 6,3% 34,1%
Bij de hogescholen werd maar door 15,2% van de mensen gebruik gemaakt van de tijdschriften. Voor de universiteiten is dit een stuk hoger namelijk 41,2%. Bij de hogescholen spelen boeken weer een iets grotere rol dan bij de universiteiten. Voor de overige antwoorden komen de cijfers aardig overheen. Opvallend is dat ruim 34% van de studenten zegt tijdens het studeren géén gebruik te maken van de digitale bibliotheek. 3.Welke andere bibliotheekvoorziening(en) gebruik je vandaag? boek ophalen of terugbrengen tijdschrift raadplegen (leeszaal) tijdschrift aanvragen Woordenboek of encyclopedie raadplegen bijzondere collecties geraadpleegd krant, weekblad lezen literatuur opzoeken in de kast anders geen enkele
UB 36,3% 9,23% 5,5% 10,0% 5,1% 4,9% 24,1% 9,0% 42,9%
HB 48,5% 8,9% 2,6% 7,4% 2,2% 7,4% 36,6% 4,1% 31,5%
7
Het verschil tussen de hogescholen en de Universiteiten zit vooral in het ophalen/terugbrengen van boeken. Daarnaast wordt er op de hogescholen meer literatuur opgezocht in de kast dan op de Universiteiten. Verder valt ook hier op dat er een flink aantal studenten zegt géén gebruik te maken van de aangeboden voorzieningen. 4. Gebruik je vandaag een computer in de bibliotheek? ja, een PC van de bibliotheek ja, een meegebrachte laptop nee, ik gebruik geen computer
UB 54,3% 32,7% 15,8%
HB 63,7% 28,5% 11,5%
Vrijwel alle studenten maken tijdens het studeren in de bibliotheek gebruik van de computer. De beschikbaarheid van pc's in de bibliotheek is voor studenten kennelijk nog steeds belangrijk. Slechts een derde maakt gebruik van de eigen laptop. 5. Wat doe je als je vandaag een computer in de bibliotheek gebruikt? office (Word, Excel etc.) gebruiken iets opzoeken in de digitale bibliotheek mailen google of andere zoekmachine gebruiken browsen en webpagina‟s bekijken sociale media zoals Facebook, Twitter of Hyves gebruiken artikelen (PDF) of online boeken lezen anders
UB 69,6% 39,0% 66,3% 68,2% 47,4% 45,3%
HB 82,6% 14,4% 66,7% 77,4% 46,3% 47,0%
46,7% 6,3%
21,1% 6,7%
Op de hogescholen wordt meer gebruik gemaakt van office. De digitale bibliotheek wordt daarentegen weer meer gebruikt op de Universiteiten. Ook worden er op de Universiteiten veel meer online artikelen/boeken gelezen. Overigens lijkt het geringe gebruik van de digitale bibliotheek bij de hogescholen op een onjuiste interpretatie van de vraag te berusten, gezien het eerder gegeven antwoord op vraag 2. 6 Heb je vandaag gebruik gemaakt van de hulp van een bibliotheekmedewerker? Ja Nee
UB 5,1% 94,9%
HB 7,4% 92,6%
7. Verwacht je vandaag nog hulp van een bibliotheekmedewerker nodig te hebben? Ja Nee kan ik nog niet zeggen
UB 2,8% 90,2% 6,9%
HB 2,6% 87,8% 8,5%
In het algemeen hebben heel weinig studenten hulp nodig van een bibliotheekmedewerker. Dit geldt zowel voor de universiteit als voor de hogeschool.
8
8. Welke van onderstaande faciliteiten heb je vandaag gebruikt? kopiëren, printen e.d. catering gebruiken (indien aanwezig) volgen van een bibliotheekinstructie tentoonstelling bezocht anders geen
UB 34,1% 27,1% 0,2% 0,6% 3,7% 44,3%
HB 39,6% 7,8% 2,2% 1,5% 1,5% 55,2%
Kopiëren en printen is voor een derde van de studenten nog altijd van belang. Opvallend (maar waarschijnlijk te verklaren uit lokale omstandigheden) is het feit dat universitaire studenten veel meer gebruik maken van cateringfaciliteiten dan HBO-studenten. Ook hier is er een aanzienlijk deel van de studenten (ongeveer de helft) dat geen gebruik maakt van de aangeboden voorzieningen. 9. Werk je nu alleen of met anderen in de bibliotheek? Alleen met anderen in een groep
UB 84,2% 15,8%
HB 43,7% 55,2%
Op de hogescholen werkt men aanzienlijk meer in groepen dan op de universiteit. Dit valt wellicht te verklaren uit verschillen in onderwijskundige aanpak. 10. Hoe lang denk je hier vandaag door te brengen? minder dan een half uur tussen een half uur en een uur tussen één en twee uur tussen twee en drie uur meer dan drie uur
UB 1,0% 2,0% 8,2% 17,1% 71,6%
HB 3,7% 11,5% 27,8% 20,4% 35,9%
Er bestaat een groot verschil in verblijfsduur tussen de hogescholen en de universiteiten. Niettemin valt op dat tussen de 55% (hogescholen) en 90% van de studenten twee of meer uur doorbrengt in de bibliotheek. 11. Waarom werk je nu in de bibliotheek en niet op een andere plek? omdat je nu eenmaal op school/universiteit bent omdat je thuis geen computer/internet hebt omdat je thuis niet de noodzakelijke VPN-verbinding hebt (voorzover van toepassing) omdat je materiaal nodig hebt dat niet digitaal beschikbaar is omdat je hier rustig kunt werken omdat je hier hebt afgesproken met anderen anders
UB 13,1% 2,5% 1,8%
HB 31,1% 1,5% 0,7%
9,2% 78,4% 11,8% 5,9%
5,9% 48,2% 36,7% 6,3%
Belangrijkste reden om naar de bibliotheek te komen is de mogelijkheid om er rustig te werken. Dat geldt vooral voor universitaire studenten. Bij het HBO is de bibliotheek duidelijk ook een plaats waar men met elkaar afspreekt, of waar men gaat zitten 'omdat men nu eenmaal daar ter plaatse is'. Dit laatste valt wellicht te verklaren uit de grotere verwevenheid van onderwijs- en bibliotheekvoorieningen binnen één gebouw.
9
12. Wat voor studierichting volg je? alfa beta gamma
UB 38,4% 18,8% 41,8%
HB 21,9% 25,9% 52,2%
UB 5,1% 94,8%
HB 4,6% 95,4%
UB 84,0% 2,9% 11,1% 2,0%
HB 1,5% 92,6% 2,3% 1,9%
UB 55,6% 43,1% 1,4%
HB 97,3% 2,3% 0,4%
13. Studeer je in deeltijd of voltijd? Deeltijd Voltijd
14. Aan welke instelling studeer je? aan deze universiteit aan deze hogeschool aan een andere universiteit aan een andere hogeschool
15. In welke fase van je studie ben je nu? bachelor master promotie-onderzoek
16. Wat is je geboortejaar?
De gemiddelde leeftijd ligt bij de universiteiten iets hoger dan bij de hogescholen
10
17. Heb je ooit in een universiteits- of hogeschoolbibliotheek een instructieles gehad over hoe je informatie opzoekt in een bibliotheek? Ja Nee
UB 64,7% 34,3%
HB 53,2% 46,8%
UB 69,0% 19,8% 4,9% 2,4% 3,1%
HB 73,3% 15,2% 5,2% 2,6% 3,0%
18. Hoe vaak kom je in deze bibliotheek? meestal meer dan 1x per week ongeveer 2x per maand ongeveer 1x per maand ongeveer 6x per jaar minder dan 6x per jaar
19. Ben je lid van een openbare bibliotheek? UB 25,5% 74,5%
Ja Nee
HB 30,7% 69,3%
De belangrijkste conclusies: De meeste gebruikers bezoeken de bibliotheek een of meer keren per week, en blijven per keer twee uur of meer studeren. De belangrijkste redenen om in de bibliotheek te studeren zijn de beschikbaarheid van een rustige studeerplek, en in het HBO ook de mogelijkheid om met anderen samen te werken. De beschikbaarheid van de fysieke collectie is in het algemeen niet de reden waarom studenten studeren in de bibliotheek. Vrijwel alle studenten gebruiken in de bibliotheek een pc of laptop, voor een verscheidenheid aan activiteiten. De behoefte aan ondersteuning door bibliotheekpersoneel is zeer gering.
11
6 Antwoorden op de onderzoeksvragen Wat doen studenten in de bibliotheken van het hoger onderwijs? Het simpele antwoord op deze vraag luidt: studeren. Zowel voor de hogescholen als voor de universiteiten geldt dit voor het leeuwendeel van de studenten. Een genuanceerder beeld op dit antwoord komt naar voren in de beantwoording van de drie deelvragen: Welke studenten bezoeken de bibliotheek? Is er onderscheid in activiteiten tussen studenten van HBO-bibliotheken en universiteitsbibliotheken? In hoeverre staan de activiteiten van de studenten in relatie tot de digitale bibliotheekvoorziening, de fysieke materialen in de bibliotheek en de dienstverlening door het personeel? Deelvraag 1: Welke studenten bezoeken de bibliotheek? In de bibliotheken in het hoger onderwijs komen hoofdzakelijk studenten die studeren aan de onderwijsinstelling waar de bibliotheek onderdeel vanuit maakt. In de bibliotheken zijn studenten uit verschillende vakgebieden aanwezig. Een vergelijking tussen de aantallen master- en bachelorstudenten laat zien dat de master-studenten in de UB‟s t.o.v. het HBO relatief oververtegenwoordigd zijn. De studenten komen relatief vaak (meer dan eenmaal per week) en voor een lange periode (dooraans meer dan twee uur) naar de bibliotheek. Daarmee voldoen de bibliotheken aan een duidelijke behoefte aan lang-studeerplekken bij studenten. We hebben overigens niet onderzocht welke percentage van de totale studentenpopulatie van deze voorzieningen gebruik maken. Deelvraag 2: Is er onderscheid in activiteiten tussen studenten van HBO-bibliotheken en universiteitsbibliotheken?
Tussen de hogeschoolbibliotheken en de universiteitsbibliotheken zijn voornamelijk overeenkomsten te vinden. Er zijn wel enkele verschillen tussen de deelnemers waargenomen die hieronder toegelicht worden. De reden waarom studenten in de bibliotheek zitten, is bij beide voor het grootste gedeelte vanwege studie. Echter 5% van de mensen in de universiteitsbibliotheek zijn er ter ontspanning. Voor de hogeschoolbibliotheken is dit 13%. Het gebruik van de digitale bibliotheek is voor beide instellingen ongeveer even hoog (meer dan 70%). De aard van het gebruik verschilt wel. Studenten in de universiteitsbibliotheken zoeken meer naar digitale tijdschriften, terwijl studenten in de hogeschoolbibliotheken meer boeken opzoeken of reserveren. Dit correspondeert met het antwoord op de vraag welke bibliotheekvoorziening studenten gebruiken. Zo worden er bij de hogeschoolbibliotheken meer boeken opgehaald of teruggebracht en wordt er meer literatuur ter plekke geraadpleegd. Bij de universiteitsbibliotheken worden juist meer tijdschriften aangevraagd. Het lezen van online artikelen of boeken is bij de universiteitsbibliotheken echter hoger. Dat is logisch, omdat tijdschiftartikelen doorgaans online beschikbaar zijn, en boeken niet. Kennelijk maken studenten aan de hogescholen daardoor minder gebruik van digitaal materiaal. Wat het gebruik van overige bibliotheekvoorzieningen betreft, zien we dat binnen de hogeschoolbibliotheken iets meer geprint en gekopieerd wordt. Verder wordt in beide typen 12
instellingen weinig gebruik gemaakt van de andere faciliteiten. Het gebruik van catering is bij de universiteitsbibliotheken wel veel hoger. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de beschikbaarheid van catering in de bibliotheek. Hogescholen hebben meestal cateringvoorziening aanwezig buiten de bibliotheek en in het gebouw van de hogeschool zelf. Een aspect dat de aandacht trekt is het verschil tussen hogeschoolbibliotheken en universiteitsbibliotheken met betrekking tot de samenwerking tussen studenten in de bibliotheken. Binnen de hogeschoolbibliotheken werkt 55% met anderen samen, en bij de universiteitsbibliotheken is dat maar 16%. Een verklaring hiervoor moet waarschijnlijk gezocht worden in het verschil in onderwijs. Het onderwijs op HBO niveau is van een praktischer aard en vraagt studenten vaak opdrachten gezamenlijk uit te voeren. Hoewel dit op universiteiten ook voorkomt, maakt men daar overwegend meer individuele opdrachten. Ook de reden om naar de bibliotheek te gaan geeft dit verschil aan: bij de hogescholen geeft 36% aan afgesproken te hebben in de bibliotheek, terwijl dat bij de universiteiten nog geen 12% is. Dit verschil komt ook tot uiting bij de behoefte aan een rustige studeerplek. Voor ruim 78% van de universitaire studenten is dat de reden om in de bibliotheek te studeren, terwijl dat voor slechts 48% van de HBO-studenten geldt. Het tweede aspect waarbij het verschil echt duidelijk is tussen universiteitsbibliotheken en hogeschoolbibliotheken is de tijd die een student doorbrengt in de bibliotheek. Deelnemers aanwezig in de hogeschoolbibliotheken hebben een grotere verdeling over het aantal uren dat ze er doorbrengen. Deelnemers aanwezig in de universiteitsbibliotheken zitten daar bijna allemaal langer dan drie uur. Dit heeft waarschijnlijk ook weer te maken met de plaats van de bibliotheek en de manier van lesgeven aan de hogeschool. Een student aan de universiteit gaat gericht naar de bibliotheek om aan het werk te gaan. Een student aan de hogeschool moet bijna elke dag in dat gebouw zijn voor college en kan meerdere keren korte tijd de bibliotheek bezoeken. Duidelijk is in ieder geval dat de deelnemers aan de vragenlijst vaak en lang de bibliotheek bezoeken. Er zijn wat verschillen te noemen wanneer we kijken naar de vragen die specifiek over de student gaan. Zo zijn er veel meer master studenten onder de deelnemers van de universiteitsbibliotheken te vinden. Dit is logisch omdat er maar weinig masters worden aangeboden aan hogescholen. Deelvraag 3: In hoeverre staan de activiteiten van de studenten in relatie tot de digitale bibliotheekvoorziening, de materialen in de bibliotheek en de dienstverlening door het personeel? Studenten geven bij vraag 1 aan dat studeren de voornaamste reden voor een bezoek aan de bibliotheek is (hogeschool: 96,3% en universiteit: 87,8%). Daarnaast blijkt uit vraag 4 dat de meeste studenten in de bibliotheek gebruik maken van computers of laptops (hogeschool: 88,5% en universiteit: 84,2%). De belangrijkste activiteiten op de computer zijn: kantoortoepassingen, zoekmachines, mailen, browsen en sociale media (zie verder de tabel op blz. 8). 3a activiteiten studenten m.b.t. digitale bibliotheekvoorziening Het merendeel van de studenten maakt gebruik van de digitale bibliotheek van de instelling. De drie meest gebruikte voorzieningen zijn het gebruik van de catalogus (hogeschool: 47,4% en universiteit: 42,1%), in een databank zoeken (hogeschool: 28,5% en universiteit: 28,0%) en een tijdschrift(artikel) opzoeken (hogeschool: 15,1% en universiteit: 41,1%). Ongeveer een derde van de studenten maakt geen gebruik van de digitale bibliotheek.
13
Het gebruik van voorzieningen van de digitale bibliotheek hangt samen met het gebruik van een computer. Het is daarom merkwaardig dat op de vraag waarvoor men de computer gebruikt, studenten veel minder aangeven iets in de digitale bibliotheek op te zoeken (14,1%) dan bij vraag 2 waarin naar het gebruik van de digitale bibliotheek in het algemeen wordt gevraagd (47,4%). Aan de hand van het gegeven uit vraag 2, namelijk dat het merendeel van de studenten gebruik maakt van digitale bibliotheekvoorzieningen, zou op de laatstgenoemde antwoordmogelijkheid een veel hoger percentage te verwachten zijn. Een verklaring zou kunnen zijn dat het gebruik maar een klein onderdeel is van het algehele gebruik van de computer en dat de aangegeven activiteiten de belangrijkste zijn en het grootste deel van de tijd in beslag nemen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat studenten niet goed weten wat de digitale bibliotheek is en de bij vraag 2 verschillende voorzieningen niet als een geheel herkennen, maar wel van een specifiek onderdeel gebruik maken. 3b activiteiten studenten m.b.t. fysieke materialen bibliotheek Als er gekeken wordt naar overige activiteiten in de bibliotheek, dan blijkt uit vraag 3 dat het ophalen of terugbrengen van boeken (hogeschool: 48,5% en universiteit: 36,3%) en literatuur opzoeken in de kast (hogeschool: 36,6% en universiteit: 24,1%) de belangrijkste activiteiten zijn met betrekking tot de fysieke materialen van de bibliotheek. Toch vormt het fysieke materiaal voor maar een heel klein aantal studenten een reden om naar de bibliotheek te komen. Slechts 6% (hogeschool) resp. 9% (universiteit) geeft aan naar de bibliotheek te zijn gekomen vanwege materiaal dat niet digitaal beschikbaar is (vraag 11). Uit vraag 3 blijkt verder dat 31,5% van de hogeschoolstudenten en 42,9% van de universiteitsstudenten van geen enkele niet-digitale bibliotheekvoorziening gebruik maken. In vraag 8 is gevraagd naar het gebruik van een aantal overige faciliteiten van de bibliotheek (kopiëren/printen, catering, bibliotheekinstructie, tentoonstellingen). Het blijkt dat kopiëren en printen voor zowel hogeschoolstudenten als universitaire studenten (respectievelijk 39,6% en 34,1%) de belangrijkste faciliteit is. Voor de universitaire studenten geldt verder dat er ook gebruik wordt gemaakt van de catering (27,1%). Het aantal studenten dat geen gebruik maakt van de in vraag 8 genoemde faciliteiten is voor de hogeschool studenten 55,2% en voor universiteit studenten 44,3%. Dat een relatief klein deel van de studenten aangeeft gebruik te maken van printers en kopieermachines in de bibliotheek kan wellicht verklaard worden doordat studenten thuis printen of gebruik maken van gratis printen elders. Een andere verklaring kan zijn dat werkstukken vaker digitaal ingeleverd mogen worden. Verder lezen universitaire studenten artikelen kennelijk veelal online (46,7%, vraag 5). Bij de hogescholen is dat veel minder (21%). 3c activiteiten studenten m.b.t. dienstverlening personeel In de enquête is afzondelijk gevraagd naar het gebruik maken van de hulp van een bibliotheekmedewerker. Bij vraag 6 gaf slechts 7,4% van de hogeschool studenten en 5,1% van de universitaire studenten aan gebruik te maken van de hulp van een bibliotheekmedewerker. Uit de antwoorden van vraag 7 blijkt dat weinig studenten verwachten de hulp van een medewerker nodig te hebben (hogeschool: 87,8% en universiteit: 90,2%). Uit deze antwoorden blijkt dat de bibliotheekmedewerker een kleine rol speelt bij de activiteiten van studenten in een bibliotheek. Het merendeel van de studenten maakt geen gebruik van de dienstverlening van de bibliotheekmedewerkers. Dit blijkt ook uit vraag 8, waar 2,1% van de hogeschool studenten en 0,2% van de universiteit studenten aangeeft in de bibliotheek te zijn om een bibliotheekinstructie te volgen.
14
Relatie activiteiten studenten en voorzieningen en dienstverlening bibliotheek Tot slot kan nog gekeken worden naar de redenen die studenten aangeven waarom ze in bibliotheek werken en niet ergens anders (vraag 11). De belangrijkste reden is – het is hierboven reeds genoemd - dat zij er rustig kunnen werken (hogeschool: 48,2% en universiteit: 78,4%). Dit komt overeen met vraag 1, waar de meeste studenten aangeven er voor hun studie te zitten. Andere redenen voor hogeschool studenten zijn dat ze hebben afgesproken met anderen (28,1%) en omdat ze nu eenmaal hier aanwezig zijn (23,9%). Uit vraag 11 blijkt verder dat het gebruik van niet-digitaal beschikbaar materiaal, geen computer/internet hebben of geen vpn-verbinding geen redenen vormen om in de bibliotheek te gaan zitten werken. Samengevat kunnen we kort concluderen dat studenten de bibliotheek vooral als werkplek zien. Als men er eenmaal is, dan wordt er ook gebruik gemaakt van beschikbare bibliotheekmaterialen, zowel digitaal als fysiek, maar dit is niet de reden om naar de bibliotheek te gaan. Ook de rol van de bibliotheekmedewerker, als vraagbaak, is niet van invloed om in de bibliotheek te studeren. Hoofdvraag: Wat doen studenten in de bibliotheken van het hoger onderwijs? De focus van ons onderzoek ligt op de bezigheden van de studenten in de bibliotheken van de universiteiten en hogescholen. Het leeuwendeel van de studenten komt naar de bibliotheek om te studeren, gebruikmakend van een (soms maar lang niet altijd eigen) computer. Op de universiteit gebeurt dit voornamelijk individueel. Op de hogescholen werkt de helft van de studenten in groepen. Dit is ook het belangrijkste in het oog springende verschil tussen hogescholen en de universiteiten. De resultaten in deze conclusie gelden voor zowel hogescholen als universiteiten. Omdat de overeenkomsten veel groter zijn dan de verschillen, kunnen we deze algemene conclusies trekken. Een relatief kleine groep studenten maakt gebruik van de werkplekken in de bibliotheken. Deze veelgebruikers - redelijk gelijkmatig verdeeld over de verschillende vakgebieden - zitten frequent en voor een lange duur in de bibliotheek. Zij komen om in een rustige omgeving te kunnen studeren. Eenmaal in de bibliotheek maken ze gebruik van zowel fysieke als digitale bibliotheekvoorzieningen. Van ieder afzonderlijke voorziening wordt maar door een relatief kleine groep gebruik gemaakt. Tel je al het gebruik bij elkaar op dan blijkt het merendeel van de studenten wel van een of meer voorzieningen gebruik te maken, niet zozeer uit noodzaak maar omdat ze nu eenmaal beschikbaar zijn. In dat licht moeten we ook de bibliotheekmedewerker zien: die is één van de voorzieningen die de bibliotheek te bieden heeft naast vele andere fysieke en digitale voorzieningen.
15
7 Discussie De uitkomsten van dit onderzoek geven naar onze mening stof tot nadenken. Overwegingen wat deze conclusie betekent voor de bibliotheken zullen voor elke bibliotheek anders zijn. Voor ieder zullen financiële, organisatorische en ruimtelijke factoren meewegen bij het tot stand komen van een plan waarin deze conclusie is verwerkt. Zonder beschikking te hebben over gegevens van deze factoren kunnen al twee contrasterende algemene visies gegeven worden, die een rol kunnen spelen bij de discussie wat dit onderzoek betekent voor de bibliotheken. Visie 1: Koppel de bibliotheek los van de studieruimte De reden voor studenten om naar de bibliotheek te komen wordt door een enkele student mooi verwoord: “om studie buiten het huis te houden”. Daarnaast zijn er nog wel een aantal praktische redenen zoals het moeten wachten tijdens een tussenuur, makkelijker met anderen samen te kunnen werken, de mogelijkheid om grote verslagen te kunnen printen en omdat de computers software bevatten die thuis niet aanwezig is. Uit de antwoorden op de vragenlijst komen over het gebruik van voorzieningen tegenstrijdige antwoorden naar voren. De vragenlijst toont dat de studenten weinig gebruik maken van de hulp van bibliotheekmedewerkers. Tijdens de observatie kwam naar voren dat de bibliotheekmedewerkers toch wel vaak door studenten werden aangesproken. Maar dat waren niet de studenten die aan het werk waren in de bibliotheek. De bibliotheek staat los van waar de studenten het gebouw voor gebruiken. Er kan geconcludeerd worden dat er gebruik gemaakt wordt van zowel digitale als fysieke voorzieningen, maar die zijn niet de belangrijkste reden om per se in de bibliotheek te komen werken. Studenten maken niet of nauwelijks gebruik van hulp van een medewerker van de bibliotheek; de faciliteiten spelen wel een rol, maar niet een doorslaggevende. De bibliotheek is vooral een werkplek voor studenten en het gebruik van computers en/of laptops zijn vanzelfsprekend. Studenten zien de bibliotheek als een rustige plek om te studeren waar alle gereedschap hiervoor ook aanwezig is. Daarnaast zit de bibliotheek vol met mensen die allemaal voor hetzelfde doel komen. Dit kan stimulerend zijn als je aan het werk wilt gaan. Het lenen van boeken en tijdschriften wordt gedaan maar niet perse door de mensen die de bibliotheek als studieruimte gebruiken; het is een aparte activiteit. Studiezalen vervullen een belangrijke functie en voorzien in een evidente behoefte. Maar het is heel goed mogelijk om de studieruimte los te koppelen van de overige bibliotheekfuncties. Is dit de primaire rol van bibliotheek? Een werkplek, waar toevallig ook gebruik kan worden gemaakt van voorzieningen als de digitale bibliotheek? Men kan zich goed voorstellen dat die dan los komt te staan van de bibliotheekorganisatie en door de faculteiten zelf wordt ingericht. Informatie die gebruikt kan worden voor de studie of onderzoek kan ook op andere manieren gevonden worden. Dit zou betekenen dat de bibliotheek helemaal niet nodig is of in ieder geval niet op de manier waarop de bibliotheek nu bestaat. Wat te doen? Bibliotheken ontlenen hun bestaansrecht onder andere aan de volle zalen, want de studenten zitten nu eenmaal graag en vaak in de bibliotheek. (Verhagen, 2011). De vraag is wel of studenten perse naar een werkplek gaan die gefaciliteerd wordt door de bibliotheek of dat ze gewoon een ruimte willen om te werken die rustig is en in de buurt van de hogeschool of 16
universiteit? Met andere woorden: zouden studenten het merken als de ruimte niet meer door de bibliotheek wordt gerund, maar door een andere afdeling van de hogeschool of universiteit? Visie 2: Bibliotheek en studieruimte vullen elkaar aan De bibliotheken van de universiteiten en de hogescholen bevatten zeer veel werkplekken met en zonder computer. Deze werkplekken geven de studenten de gelegenheid om in een rustige ruimte, met alle benodigde informatie binnen handbereik, te kunnen studeren. De bibliotheek heeft een ondersteunende en stimulerende functie voor de studenten op het gebied van informatievergaring. De bibliotheek biedt structuur in de kluwen aan informatie en maakt deze toegankelijk. Omdat er steeds meer informatie in digitale vorm bestaat, is het logisch dat de bibliotheek ook in digitale vorm de studenten ondersteunt. Het voordeel van digitale dienstverlening is dat het plaats en tijd onafhankelijk aangeboden kan worden. Hoe meer dienstverlening digitaal wordt, hoe minder de noodzaak blijft bestaan om de studenten in een fysiek gebouw te ontvangen. Overal op de wereld kun je via internet ondersteund worden door de bibliotheek. Toch bestaat de bibliotheek als fysiek gebouw nog steeds. En de hoeveelheid werkplekken is aanzienlijk. Maar wat doen al die studenten dan in de bibliotheek? Voor studenten heeft de bibliotheek als rustige werkruimte een aantrekkingskracht. Tijdens het studeren maken veel studenten gebruik van boeken, tijdschriften en andere faciliteiten in die werkruimtes. De Google-generatie weet de papieren informatie dus nog wel te vinden. Zolang dat gebruik er is, is het verstandig de werkplekken in de bibliotheek zelf te houden. De ondersteuning kan immers niet dichter bij de student gebracht worden. Uit de observaties is gebleken dat de werkplekken in de bibliotheken een zeer hoge bezettingsgraad hebben. Een levendige, pluriforme bibliotheekvoorziening waar veelvuldig van gebruik gemaakt wordt. De conclusie van ons onderzoek zou eerder een uitbreiding van het aantal werkplekken dan een vermindering zijn. Vervolgonderzoek Ons onderzoek biedt veel ruimte voor interpretatie en leidt niet tot eenduidige conclusies over de toekomst van de bibliotheek. Wel roept het vragen op die verder onderzocht kunnen worden. Een interessant vervolgonderzoek zou kunnen zijn om studenten die elders dan in de bibliotheek studeren (thuis, studiezalen buiten de bibliotheek) te ondervragen waarom zij daar zitten en niet in de bibliotheek. Daarmee zou men kunnen nagaan of die studenten minder behoeften hebben aan bibliotheekvoorzieningen (fysiek materiaal, personeel) of dat deze ruimtes voor hen aan dezelfde eisen voldoen als de bibliotheek. Ook zou het interessant zijn om na gte gaan welke factoren de keuze voor een bepaalde werkplek bepalen (voorzieningen, beschikbaarheid van vrije studieplekken, 'convenience' - nabijheid bij catering of collegezalen, en dergelijke). Daarmee zou meer zicht verkregen worden op de noodzaak om werkplekken te koppelen aan (dure) bibliotheeklocaties.
17
Literatuur Applegate, R. (2009). The Library Is for Studying. Student Preferences for Study Space. Journal of Academic Librarianship, 35, 4, 341-346. Baarda, D.B. (2001). Basisboek methoden en technieken: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen etc. : Wolters-Noordhoff. Borrego, A., Anglada, L., Barrios, M., & Comellas, N. (2007). Use and Users of Electronic Journals at Catalan Universities: The Results of a Survey. Journal of Academic Librarianship, 33, 1, 67-75. Borrelli, S., Galbraith, B., & Brady, E. E. (2009). The impact of electronic journals on use of print in geology. College and Research Libraries, 70, 1, 26-33. De, R. C., & OCLC. (2006). College students' perceptions of libraries and information resources: A report to the OCLC membership. Dublin, Ohio: OCLC Online Computer Library Center. Drenthe, G., & Zelst, J. (2003). Over de waarde van een gebruikersonderzoek. Informatie Professional, 7, 5, 32-37. Gardner, S., & Eng, S. (2005). What Students Want: Generation Y and the Changing Function of the Academic Library. Portal: Libraries and the Academy, 5, 3, 405-420. Gayton, J.T. (2008). Academic Libraries: "Social" or "Communal?" The Nature and Future of Academic Libraries. Geraadpleegd op 5 mei 2011, via http://minds.wisconsin.edu/handle/1793/23259 Gilgun, J. (2001). Grounded Theory and Other Inductive Research Methods. In Thyer, B. A. (red). The handbook of social work research methods (pp.345-364). Thousand Oaks, Calif: Sage Publications. Graaf van der, M. (2008). Landelijk onderzoek bibliotheekgebruik van de Universitaire Medische Centra. Geraadpleegd op 19 februari 2011, via http://www.uu.nl/university/library/NL/vakgebieden/geneeskunde/nieuws/Documents/Landelijkond erzoekbibliotheekgebruikUniversitaireMedischeCentra.pdf Hisle, W. L. (2005). The Changing Role of the Library in the Academic Enterprise. Geraadpleegd op 20 mei 2011, via http://digitalcommons.conncoll.edu/isstaffsp/1 Jankowska, M. A., Hertel, K., & Young, N. J. (2005). Improving Library Service Quality to Graduate Students: LibQual+ TM Survey Results in a Practical Setting. Portal: Libraries and the Academy, 6, 1, 59-76. Kamps, J. (2005) Evaluatie van de UvA website: Eindrapport. Geraadpleegd op 19 februari 2011, via http://docs.google.com/viewer?a=v&q=cache:yxZb239F5lgJ:ilps.science.uva.nl/Teaching/PIR0506/ P4_final_report.pdf+Evaluatie+van+de+UvA+website+Eindrapport&hl=nl&pid=bl&srcid=ADGEE SieFh8nEN_K8r9RmIyg76qiFqtqYRMZuC7Yuuzaoe7ylVnZeVsbsJtNpB586nai4IFDVvqy5kg19O R4zERK7qjY7TldlObpGBf9VpCFU7iru_azS3e_nFsfoh-DXxsu_lNdWHy&sig=AHIEtbQTLuL2wZTp-KvyZX0l39wETJJJ-A
18
Kayongo,J. & Helm, C. (2010). Graduate students and the library, A survey of research practices and library use at the University of Notre Dame. Reference & User Services Quarterly, 49, 4, 341349. Mackenzie Owen, J.S. (2011). De Nederlandse bibliotheek voor het onderwijs. Informatie Professional, 15, 4, 18-21. Mullins, J. L., Allen, F. R., & Hufford, J. R. (2007). Top ten assumptions for the future of academic libraries and librarians - A report from the ACRL research committee. College & Research Libraries News, 68, 4, 240. Nestor, P. & Schutt, R.K. (2011). Research methods in psychology: Investigating human behavior. Thousand Oaks, Calif: Sage Publications. Savenije, B. (2003) Bij Kennis. Geraadpleegd op 19 februari 2011, via http://igiturarchive.library.uu.nl/DARLIN/2005-0304-003032/UUindex.html Shill, H.B. & Tonner, S. (2004). Does the Building Still Matter? Usage Patterns in New, Expanded, and Renovated Libraries, 1995–2002. College & Research Libraries, 65, 2, 123-150. Smelik, J. (2004). Een ander gebruikersonderzoek. Informatie Professional, 8, 1, 28-31. Stoffle, C. J. (1996). Choosing Our Futures. College & Research Libraries, 57, 3, 213-25. Stoffle, C. J., Allen, B., Morden, D., & Maloney, K. (2003). Continuing to Build the Future: Academic Libraries and their Challenges. Portal: Libraries and the Academy, 3, 3, 363-380. Verhagen, N. e.a. (2011) „Ruil het vakpessimisme in voor visie en energie‟. Informatie Professional, 15, 5, 26-28. Vrana, R. (2010). Creating rich information environment at the University of Zagreb. MIPRO, 2010 Proceedings of the 33rd International Convention (pp. 891-896). Piscataway: IEEE Institute of Electrical and Electronics Engineers. Waxman, L., Clemons, S., Banning, J., & McKelfresh, D. (2007). The library as place: Providing students with opportunities for socialization, relaxation, and restoration. New Library World, 108, 424-434. Wiborg, J., Knippenberg, H. (2006). Gebruikersonderzoek Centrale Bibliotheek Nijmegen. Geraadpleegd op 19 februari 2011, via http://igitur-archive.library.uu.nl/DARLIN/2008-1218200350/UUindex.html Wiborg, J., Knippenberg, H. (2008), Onderzoek Universiteitsbibliotheek 2008 … op zoek naar wetenschappelijke informatie. Geraadpleegd op 19 februari 2011, via http://igiturarchive.library.uu.nl/DARLIN/2008-1218-200335/UUindex.html
19
Bijlage 1 - Vragenlijst 1
Waarvoor ben je nu in de bibliotheek? (je kunt meerdere antwoorden aankruisen) □ studie (algemeen, tentamen, paper, opdracht) □ ontspanning (niet studiegerelateerd lezen, internetten) □ anderen ontmoeten / sociale contacten □ anders, namelijk: ………………………………………………………….
2 Welke voorziening(en) van de digitale bibliotheek gebruik je vandaag? (je kunt meerdere antwoorden aankruisen) □ in de catalogus een boek opzoeken en/of reserveren □ tijdschrift(artikel) opzoeken □ in een databank zoeken □ e-book downloaden □ anders, namelijk: …………………………………………………………. □ geeneen 3 Welke andere bibliotheekvoorziening(en) gebruik je vandaag? (je kunt meerdere antwoorden aankruisen) □ boek ophalen of terugbrengen □ tijdschrift raadplegen (leeszaal) □ tijdschrift aanvragen □ Woordenboek of encyclopedie raadplegen □ bijzondere collecties geraadpleegd □ krant, weekblad lezen □ literatuur opzoeken in de kast □ anders, namelijk: …………………………………………………………. □ geeneen 4
Gebruik je vandaag een computer in de bibliotheek? □ ja, een PC van de bibliotheek □ ja, een meegebrachte laptop □ nee, ik gebruik geen computer
5 Wat doe je als je vandaag een computer in de bibliotheek gebruikt? (Je kunt meerdere antwoorden aankruisen) □ office (Word, Excel etc.) gebruiken □ iets opzoeken in de digitale bibliotheek zoals genoemd in vraag 2 □ mailen □ google of andere zoekmachine gebruiken □ browsen en webpagina‟s bekijken □ sociale media zoals Facebook, Twitter of Hyves gebruiken □ artikelen (PDF) of online boeken lezen □ anders, namelijk: …………………………………………………………. 6
Heb je vandaag gebruik gemaakt van de hulp van een bibliotheekmedewerker? □ ja □ nee
20
7
Verwacht je vandaag nog hulp van een bibliotheekmedewerker nodig te hebben? □ ja □ nee □ kan ik nog niet zeggen
8 Welke van onderstaande faciliteiten heb je vandaag gebruikt? (je kunt meerdere antwoorden aankruisen) □ kopiëren, printen e.d. □ catering gebruiken (indien aanwezig) □ volgen van een bibliotheekinstructie □ tentoonstelling bezocht □ anders, namelijk: …………………………………………………………. □ geen 9
Werk je nu alleen of met anderen in de bibliotheek? □ alleen □ met anderen in een groep
10
Hoe lang denk je hier vandaag door te brengen? □ minder dan een half uur □ tussen een half uur en een uur □ tussen één en twee uur □ tussen twee en drie uur □ meer dan drie uur
11 Waarom werk je nu in de bibliotheek en niet op een andere plek? Geef de belangrijkste reden. □ omdat je nu eenmaal op school/universiteit bent □ omdat je thuis geen computer/internet hebt □ omdat je thuis niet de noodzakelijke VPN-verbinding hebt (voorzover van toepassing) □ omdat je materiaal nodig hebt dat niet digitaal beschikbaar is □ omdat je hier rustig kunt werken □ omdat je hier hebt afgesproken met anderen □ anders, namelijk: …………………………………………………………. 12
Wat voor studierichting volg je? □ alfa (geschiedenis, taalkunde en letterkunde e.d.) □ beta (technische studie, biologie, medicijnen e.d.) □ gamma (psychologie, sociologie e.d.)
13
Studeer je in deeltijd of voltijd? □ deeltijd □ voltijd
14
Aan welke instelling studeer je? □ aan deze universiteit □ aan deze hogeschool □ aan een andere universiteit □ aan een andere hogeschool
21
15
16
In welke fase van je studie ben je nu? □ bachelor □ master □ promotie-onderzoek Wat is je geboortejaar? ………………
17 Heb je ooit in een universiteits- of hogeschoolbibliotheek een instructieles gehad over hoe je informatie opzoekt in een bibliotheek? □ ja □ nee 18
Hoe vaak kom je in deze bibliotheek? □ meestal meer dan 1x per week □ ongeveer 2x per maand □ ongeveer 1x per maand □ ongeveer 6x per jaar □ minder dan 6x per jaar
19
Ben je lid van een openbare bibliotheek? □ ja □ nee
22
Bijlage 2 – Profielen van de onderzochte instellingen Universiteit van Amsterdam De Universiteit van Amsterdam is voortgekomen uit het Athenaeum Illustre (1632) en behoort met ruim 32.000 studenten, meer dan 5.000 medewerkers en een jaarlijks budget van bijna 600 miljoen euro tot de grote algemene onderzoeksuniversiteiten van Europa.
Opleidingen: 59 bacheloropleidingen en 134 masteropleidingen Studenten: 32.739
De Universiteitsbibliotheek Singel beschikt over circa 500 studieplaatsen, verdeeld over vier studiezalen. Universiteit Utrecht De Universiteit Utrecht, opgericht in 1636 behoort tot 's werelds topuniversiteiten en staat in de Shanghai-ranglijst op nummer elf in Europa, op één in Nederland en op nummer 50 in de wereld. Opleidingen: 45 bacheloropleidingen en 169 masteropleidingen Studenten: 30.344 De Universiteitsbibliotheek Uithof beschikt over 500 studieplaatsen waarvan meer dan de helft met computer, en er zijn 22 eenpersoons studiecabines (mezzanine, 3e en 6e verdieping). Op de 4e verdieping is een stiltezone. Vrije Universiteit Amsterdam De VU is een maatschappelijk betrokken onderzoeksuniversiteit opgericht in 1880, in Amsterdam, in het hart van het internationale zakencentrum de Zuidas.
Opleidingen: 48 bacheloropleidingen en 89 masteropleidingen Studenten: 24.517
De Universiteitsbibliotheek(hoofdgebouw VU) is verdeeld over veertien verdiepingen en bevat volgende ruimtes:
VU MediaExperience: een ruimte met werkplekken met en werkplekken zonder PC. Grenzend aan deze ruimte bevinden zich kleine multimediaruimtes (opnameruimte, videoruimte, etc.). Frequentie: op 1ste etage één. Werkplekken: 11 computerwerkplekken, ca 50 gewone plekken, 4 loungebanken, plus 2 conferentiekamers met ieder 8 werkplekken en een „VideoReflection Experience‟ (video observatieruimte) met ongeveer 8 werkplekken. Verder zijn er ongeveer 8 zitplaatsen bij de informatiedesk. PC-ruimten: Ruimten met werkplekken met PC. Frequentie: op de 1ste etage twee en op de 4de, 5de, 7de en 13de etage één. Werkplekken: gemiddeld 60 per ruimte. Studieruimten: Ruimten met werkplekken zonder PC (met Wifi). Frequentie: op de 6de, 8ste, 10de en 13de etage één. Werkplekken: gemiddeld 50 per ruimte. Boek- en tijdschriftruimten: Ruimten met stellingkasten met boeken en tijdschriften en met werkplekken zonder PC. Frequentie: op de 2de, 3de, 11de, 12de en 14de etage één. Werkplekken: gemiddeld 25 per ruimte.
23
Universiteit Leiden De universiteit van Leiden is als eerste universiteit in Nederland opgericht in 1575 en behoort als internationale onderzoeksuniversiteit tot de kopgroep van Europese research-universiteiten.
Opleidingen: 50 bacheloropleidingen en 100 masteropleidingen Studenten: 18.778
In de Universiteitsbibliotheek (Witte Singel) bevinden zich meer dan 530 studieplekken en 13 studiekabinetten. De Haagse Hogeschool De Haagse Hogeschool is een internationaal geörienteerd opleidingsinstituut voor hoger onderwijs in de Nederlandse provincie Zuid-Holland en heeft vestigingen in Den Haag, Delft en Zoetermeer.
Opleidingen: 47 bacheloropleidingen en 12 masteropleidingen Studenten: 20.300
De hogeschoolbibliotheek (hoofdgebouw HHS) bestaat uit 3 delen met 242 werkplekken:
Study Plaza 1ste verdieping: 2 stilteruimtes, laptopwerkplekken en vergadertafels Begane grond: vergadertafels, computerwerkplekken en individuele- / laptopwerkplekken
Saxion Deventer Met vestigingen in Deventer, Enschede en Apeldoorn en 23.000 studenten is Saxion een van de grotere hogescholen van Nederland. Saxion biedt een zeer uitgebreid assortiment opleidingen en een groot aantal bijzondere afstudeerrichtingen of specialisaties, nationaal en internationaal.
Opleidingen Deventer: 30 bacheloropleidingen en 6 masteropleidingen Studenten Deventer: 6.955
In Saxion Bibliotheek Deventer zijn 76 werkplekken met pc en 52 werkplekken zonder pc. Ook is er een leestafel met 12 zitplaatsen. En zijn er 4 concentratieruimes met elk een vaste pc. In de lounge zijn 4 pc's beschikbaar voor het checken van e-mail. InHolland Diemen Op acht locaties, verspreid over Noord- en Zuid-Holland, biedt Hogeschool Inholland circa negentig bachelor-opleidingen aan op alle vakgebieden: van gezondheidszorg tot economie, van techniek tot onderwijs. Daarnaast heeft Inholland zes Associate-degreeprogramma's, zeven masteropleidingen en twee universitaire Pabo's (Academische Lerarenopleiding Basisonderwijs) in huis. Ook in Paramaribo, Suriname biedt Inholland opleidingen aan. Hogeschool Inholland is een onderwijsinstelling met meer dan 37.500 studenten, 29 lectoraten, meer dan 110 nationaliteiten en circa 2900 medewerkers. Hogeschool Inholland Suriname heeft zo'n 800 studenten.
Opleidingen Diemen: 21 bacheloropleidingen en geen masteropleidingen Studenten Diemen: 5.784
De bibliotheek van Inholland Diemen heeft een bovenverdieping met 108 werkplekken met computers. Op het tussenniveau zijn er vierentwintig werkplekken zonder computers. Op de begane grond zijn er veertig werkplekken, waarvan acht met computer. 24
(Het cijfermateriaal opgenomen in deze profielen is afkomstig van de websites van de verschillende instellingen en hun bibliotheken, aangevuld met cijfermateriaal afkomstig uit eigen observaties).
25
Bijlage 3 – Gebruikersonderzoeken
26
Gebruikersonderzoeken
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
Doel / onderzoeksvraag
Gebruik en waardering vooral fysieke omgeving centrale bibliotheek → vooral meningen gebruikers komen naar voren in dit onderzoek
Inzicht krijgen hoe studenten en medewerkers zoeken naar wetenschappelijke informatie. Sluiten diensten UB aan op gedrag doelgroep? Onderzoek gericht op specifieke zoekmogelijkheden (zie activiteiten).
Gebruikersonder-zoek UB Erasmus Rotterdam. Drieledig doel: 1. Duidelijk beeld mening gebruiker 2. Ondersteuning verder beleid 3. aanknopings-punten verbeteringen dienstverlening van UB
Hoe kunnen academische bibliotheken: 1. blijven voldoen aan de verwachtingen van gebruikers? 2. effectief de feedback van gebruikers benutten? 3. verwachtingen van gebruikers vormen en beïnvloeden?
Proefpersonen
Daadwerkelijke gebruikers bibliotheek. Onderverdeeld in 4 categorieën: 1. 1e jaars & 2e jaars 2. Ouderjaars 3. Medewerkers 4. Overigen Daarnaast verdeling per faculteit (5) en in 6 leeftijdscate-gorieën Enquête in 2006 op 52 willekeurige tijdstippen een kwartier lang uitgedeeld aan bezoekers Willekeurige bezoekers (5%)
Studenten en medewerkers Radboud Universiteit. Studenten en medewerkers onderverdeeld in leeftijd, faculteiten (8) en studiefase.
Alle werkelijke gebruikers UB: studenten muv geneeskunde, wet. medewerkers en overigen
Studenten en medewerkers University of Idaho.
Digitale enquête in 2008.
Enquête in de vorm van websurvey → Surveymonkey
Literatuuronderzoek over BA-student als gebruiker. Survey in 2004 → LibQUAL+
444 uit 757 (59%) ingevulde lijsten ontvangen 125 personen weigerde lijst in te vullen.
1.695 door gebruikers ingevulde enquêtes (195 medewerkers, 1.500 studenten).
Onderzoeksmethode & techniek
Steekproef
Respons
Alle studenten (15.000) en wet. medewerkers (1.300) zijn benaderd. 250 tot 540 per vragenlijst
27
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008 Onderzoek uitgevoerd in medische bibliotheken van 8 deelnemende academisch medische centra. Onderzoek gericht op zoekgedrag, zoekstrategieën, gebruik fysieke bibliotheek en ervaringen gebruikers m.b.t. functies bibliotheken. Biomedici als gebruikersgroep ondervraagd, mede omdat van deze groep een representatief aantal respondenten hebben deelgenomen.
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
Evaluatierapport UvA
Plannen UB Universiteit Utrecht
Het vinden van „gaps‟ aan de hand van verwachtingen en ervaringen van proefpersonen. Proefpersonen moesten aangeven wat zij verwachtten van een bepaalde dienst, wat hun wensen zijn en hoe ze de dienst ervaren.
Evalueren UvA zoeksysteem
Studenten, AIO‟s, personeel en onderzoekers.
Online enquête.
Websurvey. LibQUAL+
In totaal 6.510 respondenten, van 3.292 resultaten uitgewerkt.
735 gebruikers zijn geanalyseerd.
Gebruikersonderzoeken
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
Drenthe & Van Zelst 2003
Vragenlijst
40 vragen onderverdeeld in: 1. NAW (geslacht, leeftijd, studiejaar en –richting) 2. Gebruik (zie activiteitenlijst) 3. Frequentie 4. Beoordeling van: Leeszaal, bibliografisch centrum, tijdschriftenzaal, groepsruimten, lounge en uitleen 5. Toelichtingen 6. Suggesties
Aparte vragenlijsten medewerkers en studenten. Beide lijsten bestonden uit 19 vragen. Eenduidige antwoorden niet mogelijk.
Wetenschap-pelijk personeel: samengestelde vragenlijst met extra aandacht voor collectie. Studenten: 4 vragenlijsten over bovengenoemde doelen. Mogelijkheid via open vragen om meningen, suggesties en klachten te ventileren.
Onderzochte activiteiten
1. Raadplegen: 1.1 Gedrukte tijdschriften, 1.2 Elektronische tijdschriften, 1.3 Boeken-collectie / lenen / verlengen en retour 1.4 Catalogus / ander bestand zoeken wetenschappelijke literatuur 2. Gebruik: 2.1 Studieplek met eigen materiaal, 2.2 Studieplek met bibliotheek-materiaal, 2.3 Computerwerkplek Bibliografisch centrum, 2.4 Computer-
1. Manieren van zoeken naar wetenschappelijke informatie 2. Situaties om te zoeken naar wetenschap-pelijke informatie 3. Redenen om te zoeken naar wetenschap-pelijke informatie 4. Kennis, gedrag, ervaring en tevredenheid bij zoeken naar wetenschappe-lijke informatie: 4.1 Zoekvaardigheden: selecteren zoek-systemen, be-
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008 Vragenlijst opgedeeld in: 1.Zoekacties gebruikers. Zoeken op: onderwerp, belangrijkste literatuur, knownitem, snelle antwoorden, reserveren boeken. 2. Gebruik databanken. 3. Functies Bibliotheek 4. Overig: behoefte aan compleet literatuuronder-zoek, persoon-lijke ondersteuning bij zoekacties door bib-personeel, cursussen zoeken in specifieke databanken / ontwikkeling informatievaardigheden / gebruik fysieke bibliotheek
28
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003 Onderverdeeld in vier categorieën.
Evaluatierapport UvA
Gebruikersonderzoeken
Resultaten
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
werkplek 3. Kopiëren 4. Advies / persoonlijke hulp bij literatuur-onderzoek 5. Niet bibliotheek gerelateerd internetgebruik 6. Bezoek: 6.1 Katholiek Documentatiecentrum, 6.2 Academisch schrijfcentrum 7. Frequentie en duur gebruik 8. Anders
palen zoekterm-en, beoordelen relevantie zoek-resultaten 5. Geschiktheid producten en diensten: 5.1 SFX-knop 5.2 Cursussen en persoonlijke begeleiding voor studenten 5.3 Attendering via email bekend bij en geschikt bevonden door mederwerkers, wel weinig gebruikt. 5.4 Twijfel over toepassing wiki‟s en weblog onder studenten en medewerkers 1. Medewerkers maken intensiever gebruik van middelen om te zoeken naar wetenschappelijke informatie dan studenten. 2. algemene zoekmachines (e.g. Google) vaak gebruikt; meer door mede-werkers dan door studenten 3. gebruik bibliografische bestanden en bibliotheek-catalogi hoog 4. Medewerkers op zoek naar specifieke publicatie 5. snelheid vinden belang-rijkere factor voor medewerkers dan studenten 6. Alfa cluster: medewerkers (50%) en studen-ten (59%)
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008
29
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
Evaluatierapport UvA
Gebruikersonderzoeken
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008
zoeken naar uitgebreide ant-woorden / com-plete overzichten 7. medewerkers zoeken wet. Informatie om op de hoogte te blijven over vakgebied of onderzoeksvoorstel voor te bereiden 8. studenten zoeken naar informatie om werkstuk te maken 9. Medewerkers hebben veel vertrouwen in hun zoekvaardig-heden, studenten hebben minder vertrouwen in hun zoekvaardigheden 10. niemand beperkt zich tot zoekresultaten Google of informatie via UB 11. Medewerkers beperken zich tot informatie eigen vakgebied (ca 25%), digitaal beschikbare informatie (ca 20%) en over-zichtelijk gepre-senteerde informatie (ca 20%) 12. ?? Maar ook de percentages van medewerkers die het tegen-overgestelde aangeven, komen niet boven de 50%. Studenten beperken zich op deze aspecten meer dan wetenschappers: onge-veer 30% op ge-noemde aspecten. De percentages van de
30
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
Evaluatierapport UvA
Gebruikersonderzoeken
Conclusies en aanbevelingen
UB Radboud Centrale Bib 2006
1. Leeszaal = stiltegebied 2. betere bewegwijzering / overzichtelijkere opstelling collectie 3. uitbreiding collectie 4. verbetering kopieermogelijkheden 5. uitbreiding computerfunctionaliteiten 6. duidelijker beleid tav laptops 7. uitbreiding groepswerkplekken en zitplaatsen 8. uniforme betaalmogelijkheden 9. uitbreiding inlevertijd en controle op wachttijden uit magezijn 10. klimaatbeheersing 11. facilitair (kluisjes, fietsen-stalling, catering, wc-ruimten)
UB Radboud 2008
studenten die het tegendeel aangeven, komen in de buurt van die 30%. 13. SFX-knop geschikt hulp-middel verkrijgen informatie → wel betere navigatie SFXschermen 14. cursussen en persoonlijke begeleiding 1. UB moet investeren in gebruiksvriendelijke en profes-sionele systemen voor lit. ond. Incl. trainingen en handleidingen 2. medewerkers hebben voorkeur systemen waarbij ze op de hoogte worden gehouden van nwe literatuur 3. studenten moeten geïnstru-eerd worden in meerdere onderzoeksvaardig-heden 4. één systeem voor alle rele-vante publicaties en persoonlijke voorkeursinstel-lingen 5. rustige studieplekken 6. meer computerwerkplekken 7. actiever dien-sten aanbieden aan medewerkers 8. faculteit-gerichte benade-ring 9. Instellen van focusgroups om het gebruik van Google in samen-hang met andere systemen om
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008
1. Noodzaak PR offensief → bekendheid diensten en faciliteiten UB 2. meer studieplekken 3. meer volledig ingerichte studieplekken 4. meer aansluitpunten voor laptops 5. betere toegankelijkheid elektronisch informatie aanbod → uitbreiding inlogmogelijkheden universiteitsaccount(s) 6. diensten vakreferenten rechtstreeks aanbieden op faculteitwebsites
Literatuuronderzoek. BA-studenten: 1. zijn niet op de hoogte van volledig pakket bibliotheekdiensten en -bronnen 2. hebben hulp nodig en willen hulp bij gebruik bibliotheekbronnen 3. faculteit van grote invloed of en hoe studenten bib gebruiken 4. samenwerking faculteit en ub blijkt effectief 5. BA-studenten grootgebruikers van eresources m.n. etijdschriften 6. BA-studenten hebben voorkeur voor toegang tot bibbronnen en – diensten via universiteitsnetwerk
60% biomedici zoekt wekelijks of dagelijks op belangrijkste literatuur. 30% biomedici maandelijks of incidenteel. 50% verlengt of reserveert boeken tegen 50% die dit niet. Top tien databases: 98% gebruikt PubMed, de overige 9 worden aflopend gebruikt van 60% tot 11%. 60% gebruikt PubMEd dagelijks. 50% gebruikt PubMed als enige databank voor zoeken belangrijke literatuur. Functies bibliotheek: Verhogen efficiëntie werk en studie en bijhouden ontwikkelingen in vakgebied Verkrijgen informatievaardigheden Persoonlijke ondersteuning door bib-personeel bij oplossen informatievragen Leveren betrouwbare (wetenschappelijke)
31
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
Evaluatierapport UvA
Diensten die gebruikers belangrijk vinden: Goede elektronische bibliotheek Zelfstandig en snel informatie kunnen vinden Personeel dat kundig en bereid is om te helpen. Gebruikers vinden minder belangrijk: Hoffelijk personeel Bibliotheek als ruimte om te werken
Alle proefpersonen vinden Google zoekmachine beter presteren dan UvA zoekmachine; gebaseerd op het gebruik van de zoekmachine door gebruikers Oppervlakkige informatie die alleen betrekking heeft op officiële UvA documenten beter te vinden via UvA zoekmachine dan Google, waarschijnlijk door gebruik zoeken binnen UvA CMS systeem UvA zoekmachine heeft slechte reputatie onder UvA gerelateerde personen gebaseerd op eerdere ervaringen Algemene indruk is dat resultaten niet duidelijk wordt weergegeven / zoekopdracht wordt niet herkent in resultaten
Gebruikersonderzoeken
Suggesties gebruikers
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008 informatie 30% biomedici bezoekt fysieke bib niet en 70% incidenteel m.n. raadplegen gedrukte tijdschriften en boeken. „Studenten‟ wel frequente bezoekers fysieke bibliotheek: gebruiken meer boeken als inf.bron en gebruik werk- en studieplekken.
wetenschappe-lijke informatie op te sporen te onderzoeken, opsporen van belemmeringen bij medewerkers, bij het zoeken naar specifieke publi-caties, waarom sommige zich beperken tot digitale informatie, en het opsporen van belemmerende fac-toren (attenderen via email, gebruik van cursussen en persoonlijke begeleiding bij studenten , de twijfel aan de geschikt-heid van technie-ken als wiki en weblog voor het zoeken en ver-werken van informatie) mogelijk maakt. 1. meer publicaties (elektronische tijdschriften) 2. beter navigatie SFX 3. snelheid aanschaf & verwerking nwe publicaties 4. vakreferenten met kennis wetenschapsgebied 5. handleidingen en cursussen 6. kopieer-faciliteiten 7. Uitbreiding pc faciliteiten 8. ruimtelijke voorzieningen 9. rust in daarvoor bedoelde ruimtes 10. meer elektronische tijdschriftabonnementen
Aandachtspunten gebruik digitale bibliotheek bij zoeken literatuur op onderwerp: Onvoldoende kennis andere databanken dan PubMed Zoeken en ontdubbelen zoekresultaten bij gebruik meerdere databanken Bibliotheek kan inspelen op: Aanbieden en uitbreiden persoonlijke dienstverlening aan gebruikers Aanbieden en verzorgen cursussen
32
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
Evaluatierapport UvA
Gebruikersonderzoeken
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008 over databanken om kennis en zelfredzaamheid gebruikers te vergroten Aanbieden digitale hulpmiddelen en zoeksuggesties voor zoeken in meerdere databanken en ontdubbeling gevonden referenties
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
Respondenten gaven aan op de hoogte te willen blijven van nwe ontwikkelingen, diesnten e.d. UB d.m.v. elek. Nieuwsbrief, nieuwsrubriek op website UB of rubriek op Intranet Respondenten zien rol UB voor aanschaffen, beheren en beschikbaar stellen medische informatie via PDA platform. Doorgevoerde verbeteringen
Relevantie voor IM onderzoek
Vooral meningen ipv feiten
Vooral meningen
Vooral meningen. Literatuurverwijzinge n over „graduate students‟ als bibgebruiker nuttig.
33
Vooral menigen respondenten. Beknopte aangegeven hoe knelpunten aangepakt kunnen worden
Wat voor ons onderzoek van belang kan zijn is een referentie naar een onder-zoek onder gebruikers op pa-gina 4 van het stuk. Daar is te lezen dat onderzoek heeft uitge-
Meerdere databases zouden tegelijk doorzoekbaar moeten zijn en men kan aangeven wat voor nieuwe materialen (boeken en tijdschriften) gewenst zijn. Ervaringen met LibQUAL+ waren overwegend positief. Voordelen waren: Aansluiting bij bestaande werkwijze, Lage kosten, Niet zelf analyses hoeven doen, Vergelijking met
Evaluatierapport UvA
Gebruikersonderzoeken
UB Radboud Centrale Bib 2006
UB Radboud 2008
Drenthe & Van Zelst 2003
Jankowsa
CAMBIN onderzoek Van der Graaf (Pleiade) 2008
34
Savenije 2004
Bibliotheek Wageningen 2003
wezen dat gebrui-kers van de UBU "weliswaar rede-lijk tevreden zijn over de dienstver-lening (mening), maar ook dat zij lang niet altijd op de hoogte zijn van alle mogelijk-heden die de UBU biedt (feit). Bovendien maken teveel studenten en medewerkers weinig tot geen gebruik van de UBU-faciliteiten, omdat de produc-ten van de UBU bij hen onbekend zijn (feit).
andere bibliotheken (buitenland), Voldoende informatie om een nieuw beleid te vormen, libQUAL+ team reageert snel op vragen. Nadelen waren: Moeilijk Engels, Geen specifieke vragen die betrekking hebben op de eigen bibliotheek, Technische problemen, Veel vragen
Evaluatierapport UvA