Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Akerstraat 92, 6411 HD Heerlen Postbus 4471, 6401 CZ Heerlen Telefoon: 045 - 5763 333 Telefax:
045 - 5741 117
Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41141074 te Rotterdam
Verslag over het boekjaar 1-1-2011 t/m 31-12-2011
2
Inhoud
Pagina Bestuur en organisatie
5
Meerjarenoverzicht
7
Bestuursverslag Algemeen 9 Uitvoeringskosten
12
Waarmerking en advisering
13
Financiële positie van het pensioenfonds en de gevolgen economische ontwikkeling
13
Risicoparagraaf 18 Fondsspecifieke ontwikkelingen
24
Bestuursaangelegenheden 24 Algemene ontwikkelingen
29
Beleggingen 34 Samenvatting actuarieel verslag
40
Rapportage over Pension Fund Governance
42
Verslag verantwoordingsorgaan 2011 Reactie van het bestuur
47
Jaarrekening Balans per 31 december
50
Staat van baten en lasten
52
Kasstroomoverzicht 54 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
55
Toelichting op de balans per 31 december
57
Toelichting op de staat van baten en lasten
63
Risicoparagraaf 68
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
3
Pagina Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum
73
Financiering 73 Resultaatbestemming 74 Uitvoering 74 Actuariële verklaring
75
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Bijlagen Aangesloten ondernemingen per 31 december
77
Begrippenlijst 77
4
Bestuur en organisatie
Bestuur
Werkgeversleden
H. Gelderloos
W.J. Vonk
Werknemersleden
M.E. Pop
J.P.M. Keijzer
functie
lid vanaf
einde zittingsduur
voorzitter
08-10-2008
onbeperkt
plaatsvervangend voorzitter
01-09-2004 onbeperkt
functie
lid vanaf
einde zittingsduur
secretaris
13-04-2004
01-01-2016
plaatsvervangend secretaris
09-01-2004 01-01-2014
Beleggingscommissie
W.J. Vonk
M.E. Pop
J. Vendrik
C. Schlegel
adviseur verbonden aan Towers Watson adviseur werkzaam bij Linde AG
Deelnemersraad
Namens de actieve deelnemers
A. Dijkshoorn
J.C. Hessels
Namens de gepensioneerden
B.A.J. Zoetmulder
R.V. Roelofs
J.H.G. Teutelink
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
vanaf 15 maart 2011 secretaris, vertegenwoordiger namens de vakorganisaties
tot 1 april 2011 vanaf 1 april 2011
5
Verantwoordingsorgaan
Namens de werkgever
E.B. de Vlieger
W.G. Beijer
tot 7 maart 2011
W. Kremers
vanaf 7 maart 2011
Namens de actieve deelnemers
A. Dijkshoorn
J.C. Hessels
Namens de gepensioneerden
R.V. Roelofs
J.H.G. Teutelink
B.A.J. Zoetmulder
vanaf 15 maart 2011
tot 1 april 2011 vanaf 1 april 2011
Visitatiecommissie Samenwerkingsverband Visitatiecommissie van acht pensioenfondsen in de regio Zuid-West Nederland Compliance officer
W.J. Vonk
Aangesloten ondernemingen
Linde Gas Benelux B.V.
Linde Finance B.V.
Organisatie
Accountant
Drs. C.A. Harteveld RA, werkzaam bij Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V.
Adviserend actuaris
Administrateur
J. Wijckmans, werkzaam bij Towers Watson AZL N.V.
Herverzekeraar
Elips Life AG
Vermogensbeheerder
BlackRock Inc.
PIMCO Europe Ltd.
Waarmerkend actuaris
L.L. Gastelaars AAG, werkzaam bij Towers Watson
Juridisch advies
Towers Watson en Houthoff Buruma
6
Website
www.pflindegasbenelux.nl
Meerjarenoverzicht
2011 2010 2009 2008 2007
Aantallen Deelnemers
601 607 673 707 678
Gewezen deelnemers
817 868 895 918 962
Pensioengerechtigden
964 932 901 880 868
Totaal
2.382 2.407 2.469 2.505 2.508
Financiële gegevens (in duizenden euro) Reserves Algemene reserve
-31.543 -23.364 -22.605 -10.022 8.255
Risicoreserve
23.599 25.139 22.511 17.502
Reserve beleggingsrisico’s Reserve WAO-hiaat Bestemmingsreserve inkoopregeling Totaal reserves
-
0 0 0 -20.374 24.663 399 424 520 548 577 1.955 1.601 1.437 1.626 1.580 -5.590 3.800 1.863 -10.720 35.075
Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voor eigen rekening
198.649 173.094 154.843 149.232 122.491
Herverzekerd
122 143 163 213 245
Voorziening WAO-hiaat
310 353 338 366 388
Totaal technische voorzieningen
199.081 173.590 155.344 149.811 123.124
Bijdragen
7.419 7.233 8.364 7.480 7.189
Pensioenuitkeringen en afkopen
7.563 7.386 6.952 6.926 6.873
Beleggingen Belegd vermogen Beleggingsopbrengsten Rendement op basis van total return
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
193.115 177.005 156.216 137.412 155.214 16.876 20.960 17.723 -18.256 -3.966 9,6%
15,6%
13,5%
-11,6%
-2,3%
7
2011 2010 2009 2008 2007
Dekkingsgraad Op basis van FTK Vereist op basis van FTK
8
96,2%
101,3%
100,3%
91,7%
127,3%
111,9%
114,5%
114,5%
111,7%
114,3%
Bestuursverslag
Algemeen Inleiding Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux is een ondernemingspensioenfonds verbonden aan de onderneming Linde Gas Benelux B.V. Het pensioenfonds heeft de stichting als rechtsvorm en is statutair gevestigd in Schiedam. Op basis van een middelloonregeling bouwen de werknemers een financiële aanspraak op ten behoeve van de gevolgen van pensionering en overlijden. Overeenkomstig artikel 9 van de statuten wordt hierbij verslag uitgebracht over het boekjaar 2011. De in het verslag vermelde bedragen zijn op basis van duizenden euro opgenomen tenzij anders is aangegeven. Statutaire doelstelling De stichting draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De doelstelling van het pensioenfonds is het verlenen van een pensioenuitkering aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden, overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement. Het pensioenfonds voert een beleid in overeenstemming met bovengenoemde doelstelling. Dit beleid is vastgelegd in beleidsdocumenten zoals de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). In de ABTN (ook wel bedrijfsplan genoemd) wordt nader ingegaan op de organisatie van het pensioenfonds, de inhoud van de pensioenregeling (pensioenovereenkomst), de financiële opzet (grondslagen en het beleidskader en sturingsmiddelen), hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie en interne controle alsmede de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst. De meest recente ABTN is door het bestuur vastgesteld op 31 augustus 2011 en geldt per 1 januari 2011. De deelnemersraad heeft een positief advies gegeven. De gewijzigde ABTN is verzonden naar DNB. De statuten ondergingen in het onderhavige verslagjaar geen aanpassing. De statuten zijn laatstelijk bij notariële akte d.d. 31 oktober 2007 geheel herzien. Per 1 januari 2008 zijn de herziene statuten in werking getreden. De statutenwijziging hield verband met de inwerkingtreding van de Pensioenwet (inclusief de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur). Het pensioenreglement voorziet in een ouderdomspensioen, een nabestaandenpensioen, een tijdelijk nabestaandenpensioen vóór pensionering, een tijdelijk nabestaandenpensioen na pensionering, een wezenpensioen en een (vrijwillig) Anw-hiatenpensioen. Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 1 juni 2011 besloten tot wijziging van het pensioenreglement per 1 januari 2011. De meest voorname wijzigingen betreffen dat de tijdelijke (verlaagde) franchises ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen worden doorgetrokken tot 1 januari 2012 en dat het artikel inzake toeslagverlening is aangepast in verband met het ambitieniveau. De deelnemersraad heeft een positief advies gegeven met betrekking tot deze wijzigingen.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
9
Het pensioenreglement is wederom gewijzigd middels een bestuursbesluit van 14 december 2011. In het gewijzigde pensioenreglement is opgenomen dat de tijdelijke (verlaagde) franchise ouderdomspensioen en de tijdelijke (verlaagde) franchise nabestaandenpensioen wederom voor de duur van één jaar worden doorgetrokken en wel tot 1 januari 2013. Tevens heeft het bestuur de flexibiliseringsfactoren 2012 vastgesteld. Deze factoren behoren als bijlage bij het pensioenreglement. Beide wijzigingen treden in werking per 1 januari 2012. De deelnemersraad heeft een positief advies gegeven met betrekking tot de reglementswijzigingen. De financiering van deze aanspraken vindt plaats door bijdragen van werknemers en werkgevers. De afspraken met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de onderneming. De uitvoeringsovereenkomst is op 11 februari 2010 door zowel de werkgever als het fonds ondertekend. Samenstelling van het bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de werkgever toegezegde pensioenregeling (pensioenovereenkomst). Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich laat bijstaan door een externe actuaris, een externe accountant, een beleggingscommissie, een deelnemersraad en een verantwoordingsorgaan. Het bestuur bestaat uit twee bestuurders van werkgeverszijde en twee bestuurders van werknemerszijde. De bestuurders worden als zodanig niet bezoldigd. De bestuurders uit de geleding van de werknemers zijn benoemd voor een periode van 4 jaar en treden af volgens een rooster van aftreden. Na afloop van de zittingsperiode kunnen deze bestuurders direct worden herbenoemd. De samenstelling van het bestuur is in het verslagjaar niet gewijzigd. Mevrouw Pop was aftredend per 1 januari 2012 maar is, in overleg met de deelnemersraad, herbenoemd voor een periode van vier jaar. Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. Het bestuur vergaderde in het verslagjaar vier maal regulier (30 maart, 1 juni, 12 oktober en 14 december 2011). Tevens vond op 11 januari 2011 een extra bestuursvergadering plaats inzake de evaluatie herstelplan. Op 9 en 11 augustus 2011 waren extra bestuursvergaderingen inzake het beleggingsbeleid. De belangrijkste aandachtspunten in de bestuursvergaderingen waren: –– de jaarstukken 2010; –– de financiële positie van het pensioenfonds alsmede de ontwikkelingen hierin; –– (de evaluatie van) het herstelplan; –– voorgenomen aanpassingen in het pensioenreglement; –– de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN); –– het premiebeleid; –– het beleggingsbeleid; –– herverzekering; –– risicomanagement; –– het communicatiebeleid; –– de kerncijfers geldend voor het jaar 2012; –– het deskundigheidsplan; –– een klacht van een deelnemer; –– de toekomst van het pensioenfonds, en –– de stand van zaken inzake het Pensioenakkoord. Beleggingscommissie De beleggingscommissie bestaat uit de heer Vonk en mevrouw Pop. De heer Vendrik van Towers Watson en de heer Schlegel (Head of Pension Investments Linde Global) zijn als adviseur betrokken bij de beleggingscommissie. De beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid richting het bestuur. Daarnaast is de
10
beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling alsmede de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. Hieronder moet worden verstaan het vaststellen van de specifieke richtlijnen voor de deelportefeuilles, het opstellen van het mandaat voor de vermogensbeheerders, het toetsen en evalueren van het gevoerde en te voeren beleid van de vermogensbeheerders, het onderhouden van contacten met adviseurs en het bijhouden van beleggingstechnische kennis. De beleggingscommissie heeft ieder kwartaal aan het bestuur schriftelijk en mondeling gerapporteerd. Daarnaast zijn specifieke onderwerpen in de bestuursvergaderingen besproken. Op 9 en 11 augustus 2011 hebben extra bestuursvergaderingen inzake het beleggingsbeleid plaatsgevonden. De voorgenomen besluiten zijn tevens in het overleg met de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan aan de orde gekomen. De secretaris van het bestuur voert de beleggingsadministratie. In het verslagjaar heeft het bestuur het besluit over te gaan naar het passief beheren van de aandelenportefeuille en herschikking van de geografische spreiding gerealiseerd. Actief beheer heeft in het verleden onvoldoende toegevoegde waarde gegenereerd en passief beheer heeft een lager kostenniveau. Om een grotere diversificatie aan te brengen is besloten om zowel in de aandelenportefeuille als de vastrentende portefeuille te beleggen in Emerging Markets. Teneinde het risicoprofiel van de totale beleggingsportefeuille niet te verhogen is het percentage in aandelen verlaagd van 35% naar 30% ten gunste van het percentage in vastrentende waarden (van 60% naar 65%). Het valutarisico blijft vrijwel neutraal. Het aandeel in commodities blijft gehandhaafd op 5% van de totale portefeuille. De technische voorziening voor het pensioenfonds is voor 75% gematched met de beleggingsportefeuille op basis van de duratie van de index met een bandbreedte van plus of min 5%. Om dit strak te kunnen monitoren door de beleggingscommissie wordt bij Pimco een separate account aangemaakt. De benodigde overeenkomst zal eerst juridisch worden getoetst. De beleggingscommissie laat tevens de bestaande overeenkomst met BlackRock juridisch toetsen. Om invulling te geven aan de aanbeveling in het jaarwerk 2010 van de accountant inzake het zogenaamde “doorkijkprincipe” is de beleggingscommissie bij het jaarwerk 2011, voor zover thans mogelijk, nagegaan in hoeverre aan dit principe kan worden voldaan. Aangezien het fonds met name in grote beleggingsfondsen belegt, is het niet eenvoudig om in de praktijk uitvoering te geven aan het doorkijkprincipe. Bij de evaluatie van het herstelplan eind 2011 heeft de Beleggingscommissie beoordeeld welke rendementverwachting gehanteerd kan worden naar de toekomst. Analoog aan het besluit bij de update van de ALM studie is wederom besloten de rendementsverwachting op aandelen met 1% te verlagen ten opzichte van het door DNB maximaal toegestane percentage naar 7,3%. Voor het vastrentende deel is het rendement beoordeeld op basis van de marktgewogen yield. Het gewogen gemiddelde rendement is daarbij uitgekomen op 4,2%. Het verwachte meetkundige fondsrendement komt hiermee uit op 4,45%. Om prudent te zijn heeft het bestuur besloten een rendementsverwachting van 4,3% (overeenkomstig de Towers Watson veronderstellingen) over de portefeuille te hanteren. De Beleggingscommissie maakt ieder kwartaal een overzicht van de meetpunten waarmee de bestaande risico’s in het vermogensbeheer kunnen worden gemonitord. In 2012 zal een nieuwe Asset Liability Management (ALM-) studie worden uitgevoerd. Administratie De volgende zaken zijn uitbesteed aan AZL N.V. te Heerlen. –– de pensioen- en deelnemersadministratie; –– de pensioenbetalingen; –– de financiële administratie; –– de website van het pensioenfonds, en –– de secretariaatswerkzaamheden t.a.v. bestuursvergaderingen.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
11
Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen heeft AZL er enkele jaren geleden voor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van SAS 70. Inmiddels bestaat SAS 70 niet meer. Deze is per 15 juni 2011 vervangen door de ISAE 3402 rapportage. Een belangrijk verschil tussen beiden rapportages is de vereiste verklaring van het management in de ISAE 3402 rapportage, de zogenaamde management assertion. En daarnaast het uitvoeren van risicoanalyses. Daar AZL vanaf 2010 beschikt over een zogenaamd In Control Statement heeft de overgang naar ISAE 3402 voor AZL weinig impact gehad. Ook de ISAE 3402 rapportage bestaat uit een type I en een type II verklaring en ook hier worden alleen processen beschreven die de financiële verantwoording raken. Ook voor 2011 heeft AZL een ISAE 3402 type II rapportage en geeft de directie wederom een In Control Statement af. Door het bestuur zijn interne controle maatregelen getroffen om de juistheid en volledigheid van de gegevens te waarborgen. De externe accountant voert een review uit over de controlemaatregelen voorzover hij dit noodzakelijk acht in het kader van de jaarrekeningcontrole. Daarbij wordt er op toegezien dat ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid de controles uitvoert, waardoor zekerheden worden ingebouwd ten aanzien van de juiste registratie van de gegevens die van belang zijn voor het vaststellen van de verplichtingen. De administrateur rapporteert periodiek schriftelijk aan het bestuur. Vermogensbeheer Het vermogen wordt beheerd door BlackRock Inc. te Amsterdam en PIMCO Europe Ltd. te Londen. PIMCO Europe Ltd. beheert de vastrentende waarden en commodities van het pensioenfonds. BlackRock Inc. beheert de aandelen. Beide vermogensbeheerders werken hierbij op basis van door het bestuur vastgestelde richtlijnen met betrekking tot het vermogensbeheer. Het vermogen is belegd in door de vermogensbeheerders beheerde fondsen. Vooraf is nagegaan of de specificaties en strategieën binnen deze fondsen aansluiten op het binnen de ALM-studie ontwikkelde strategische beleggingsbeleid. De vermogensbeheerders rapporteren per maand over de resultaten van de uitvoering van het beleggingsbeleid. Het bestuur wordt door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisaties alsmede van externe adviseurs in staat gesteld de risico’s en de fondssituatie goed te monitoren.
Uitvoeringskosten In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de Aanbevelingen uitvoeringskosten gepresenteerd. Hierin worden de pensioenfondsen opgeroepen om de kosten van het pensioenbeheer, vermogensbeheer en transactiekosten te publiceren. Deze kosten moeten naar de mening van de Pensioenfederatie volledig bekend zijn binnen het pensioenfonds en beschikbaar zijn voor deelnemers. De aanbevelingen luiden als volgt: –– Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. –– Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen. –– Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen. Het fonds deelt de mening van de Pensioenfederatie en wenst volledige transparantie te realiseren ten aanzien van deze kosten. Dit gaat dus verder dan alleen de direct in de jaarrekening te verantwoorden kosten. Het transparant maken van alle kosten en mogelijk afzetten tegen een benchmark is daarbij een middel om de kosten verder te beheersen. Met onderstaand overzicht geeft het fonds gevolg aan de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
12
Kostenoverzicht 2011 Pensioenbeheer Kosten in euro per deelnemer 1) 358 Vermogensbeheer Kosten in % van het gemiddeld belegd vermogen 2) 0,43% Transitiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,05%
Totale kosten vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen
0,48%
Waarmerking en advisering Actuariaat Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen adviserende en waarmerkende werkzaamheden. Het bestuur heeft zowel de adviserende als de waarmerkende werkzaamheden in het verslagjaar opgedragen aan Towers Watson. Controle De controle van de jaarrekening is toevertrouwd aan Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam.
Financiële positie van het pensioenfonds en de gevolgen economische ontwikkeling Het belegd vermogen van het pensioenfonds nam in het verslagjaar toe met € 16.110 tot € 193.115 (2010: € 177.005). Het rendement op basis van total return bedroeg in 2011 9,6% (2010: 15,6%). De technische voorziening voor eigen rekening is ultimo 2011 vastgesteld op € 198.649 en de voorziening WAO-hiaat op € 310, hetgeen resulteert in een (aanwezige) dekkingsgraad van 96,2%. De benodigde solvabiliteit onder FTK dient zodanig te zijn dat het pensioenfonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktbasis over te dragen. De benodigde solvabiliteit wordt bepaald met behulp van een door DNB aangereikt standaardmodel. De benodigde dekkingsgraad ultimo 2011 bedraagt 111,9%.
1)
Kosten van het pensioenbeheer bestaan uit de kosten van uitbesteding, bestuurskosten en de kosten van toezicht. De totale kosten bedragen euro 560.000. Om de
kosten per deelnemer te berekenen is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie het aantal deelnemers gedefinieerd als de som van het aantal actieve deelnemers en
pensioengerechtigden. Gewezen deelnemers tellen dus niet mee. Dit in tegenstelling tot de methode ‘normdeelnemer’ waarbij elk type deelnemer een weging krijgt in het totale
aantal deelnemers. Een pensioengerechtigde en gewezen deelnemer kosten immers minder dan een actieve deelnemer.
2)
Kosten van het vermogensbeheer kunnen in twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft de kosten zoals die in de jaarrekening zijn verwerkt. Daaronder
vallen de beheervergoeding van de vermogensbeheerder(s) en overige beheervergoedingen zoals transitiekosten. Dit betreft een bedrag van euro 190.000 aan beheervergoedingen
en euro 98.000 aan transitiekosten. De tweede categorie betreft kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsrendement zijn gebracht. Deze kosten zijn dus niet inbegrepen
in de kosten van de vermogensbeheerder(s) zoals opgenomen in de jaarrekening en zijn geschat op euro 596.000. De totale kosten vermogensbeheer komen daarmee uit op circa
euro 884.000.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
13
Kredietcrisis en herstelplan Continuïteitsanalyse en herstelplan Het bestuur van een pensioenfonds moet ingevolge artikel 143 van de Pensioenwet periodiek een continuïteitsanalyse maken. In het uitvoeringsbesluit ‘Besluit financieel toetsingskader’ is deze verplichting verder uitgewerkt en is bepaald dat deze analyse ten minste eens in de drie jaar moet plaatsvinden. Als hulpmiddel bij de uitvoering heeft DNB een aantal uitgangspunten opgesteld en uitgewerkt in een beleidsregel. De eerste analyse vond plaats in de tweede helft van 2007. In 2009 heeft het pensioenfonds een update van de continuïteitsanalyse laten uitvoeren. In 2012 zal een nieuwe analyse worden uitgevoerd. Ultimo september 2008 is het pensioenfonds in een situatie van reservetekort geraakt. Medio oktober 2008 is tevens een dekkingstekort ontstaan. Dientengevolge is een kortetermijn- en een langetermijnherstelplan vóór 1 april 2009, conform de geldende uitgangspunten, bij DNB ingediend. De deelnemersraad is op 17 maart 2009 geïnformeerd over het herstelplan en heeft aan haar adviesrecht invulling gegeven door een positief advies te geven. In de bestuursvergadering van 17 maart 2009 heeft het bestuur vervolgens de inhoud van het herstelplan vastgelegd. Het herstelplan is op 31 maart 2009 ingediend bij DNB. DNB heeft, na een nadere toelichting op het herstelplan door het bestuur, per brief van 30 juni 2009 ingestemd met zowel het kortetermijnherstelplan als het langetermijnherstelplan. Uitgangspunten Het pensioenfonds maakt gebruik van de eenmalige mogelijkheid die de Minister heeft geboden om binnen vijf jaar in plaats van drie jaar (dus uiterlijk 31 december 2013) het minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Bij het opstellen van het herstelplan heeft het bestuur zich laten ondersteunen door externe adviseurs. Het herstelplan is opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten zoals die door DNB zijn voorgeschreven. Inherent aan de modelmatige aanpak is het herstelplan ook een benadering van de werkelijkheid. Dit betekent dat de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in positieve of negatieve zin kan afwijken van het verwachte herstelpad, waardoor de financiële positie van het pensioenfonds sneller of langzamer kan herstellen dan voorzien. Voorgenomen korting Uit het oorspronkelijke herstelplan bleek dat zonder aanvullende maatregelen de gewenste dekkingsgraad van 104,3% niet binnen vijf jaar zou worden bereikt. Er werd daarom een korting opgenomen van de rechten en aanspraken van 0,8%. Als zou blijken dat in de periode tot 1 januari 2012 voldoende herstel zou zijn opgetreden, dan zou dit leiden tot vermindering of het geheel vervallen van de korting. DNB heeft middels een brief d.d. 19 augustus 2010 aangegeven dat het generieke uitstel van de initiële korting tot 1 april 2012 in herstelplannen vervalt. Het fonds moest op basis van de cijfers van 30 juni 2010 vaststellen of en zo ja, welke korting het fonds uiterlijk 1 januari 2011 zou moeten doorvoeren om op een haalbaar herstelpad te komen. Het bestuur in 2010 heeft geconstateerd dat de dekkingsgraad per 30 juni 2010 hoger was dan in het herstelplan. De ruimte was dusdanig dat de in het herstelplan opgenomen korting hierdoor kon worden geabsorbeerd. Het bestuur heeft daarom besloten dat een korting per 1 januari 2011 niet van toepassing was. DNB heeft hiermee ingestemd.
14
Het bestuur heeft in het kader van de evaluatie van het herstelplan per ultimo 2011 vervolgens wederom moeten beoordelen of het herstelpad haalbaar is en of wellicht alsnog tot een korting dient te worden besloten. In het kader van de evaluatie van het herstelplan over het jaar 2011 is begin 2012 geconcludeerd dat het bestuur, om ultimo december 2013 de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3% te bereiken, een voorgenomen besluit tot korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten met 1,6% moet nemen. Deze voorgenomen korting wordt per 1 april 2013 geëffectueerd, tenzij de financiële situatie dusdanig verbetert dat een lagere korting volstaat dan wel helemaal geen korting noodzakelijk is. Het is echter ook mogelijk dat de financiële situatie van het fonds verder verslechtert en het bestuur genoodzaakt is om eind 2013 tot een aanvullende korting te besluiten. Het eerstvolgende formele toetsmoment is 31 december 2012. Per 31 december 2011 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds zoals vermeld in de evaluatie van het herstelplan 97,1%. Hierbij is rekening gehouden met de AG Prognosetafel 2010-2060 en de Towers Watson ervaringssterfte 2010. In maart 2012 bleek echter dat de definitieve dekkingsgraad op basis van de jaarcijfers ultimo 2011 uitkwam op 96,2%.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
15
De belangrijkste uitkomsten uit de evaluatie van het herstelplan ultimo 2011 zijn cijfermatig als volgt:
Effect op dekkingsgraad (in %)
Korte termijn
Lange termij
(31 december 2008
(31 december 2013
tot en met
tot en met
31 december 2013)
31 december 2023)
Dekkingsgraad per 31 december 2008 resp. 31 december 2013
90,1
104,3
2,0
-4,1
1,6
-2,9
Sturingsmiddelen Premie Er is geen premieverhoging in het herstelplan opgenomen. Wijziging in het premiebeleid is aan de CAO partners. Het bestuur heeft wel het effect van premieverhoging in beeld gebracht bij de sociale partners. Het fonds maakt voor 2012 gebruik van de adempauze van DNB: de premie hoeft in 2012 niet bij te dragen aan herstel. Toeslagverlening Toeslagbeleid is ongewijzigd. Geen toeslagverlening bij dekkingstekort. Het bestuur heeft een voorgenomen kortingsbesluit genomen. Per 1 april 2013 van 1,6%. Beleggingen Herbalanceren: per kwartaal terug gaan naar de strategische beleggingsmix in maximaal 5 stappen van 2% van het totale belegde vermogen. Dit proces is reeds doorlopen. Herbalancering heeft continu aandacht. 35,7 13,4 Rentetermijnstructuur Aanpassing van de rentecurve vanaf 2014 met toestemming van DNB (forward rates).
-17,7
0,0
Inclusief AG Prognosetafel 2010-2060 en Towers Watson ervaringssterfte 2010.
-7,4
4,9
Dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. 31 december 2023
104,3
115,6
104,3
114,5
Overige
Minimaal vereiste dekkingsgraad per 31 december 2013 resp. vereiste dekkingsgraad per 31 december 2023
16
Verloop herstelplan 130% 125% 120% 115% 110% 105% 100% 95% 90% 85% 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 vereist eigen vermogen
dekkingsgraad herstelplan
minimaal vereist eigen vermogen
realisatie/evaluatie dekkingsgraad ultimo 2011
Het minimaal vereist eigen vermogen dient uiterlijk 31 december 2013 104,3% te bedragen. In de realisatie/evaluatie ultimo 2011 is de nu voorziene korting van 1,6% meegenomen. Het vereist eigen vermogen dient uiterlijk 31 december 2023 111,9% te bedragen.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
17
Risicoparagraaf Inleiding Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het pensioenfonds is het nakomen van de pensioenverplichtingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds en de risico’s die het pensioenfonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Voor de wijze waarop deze risico’s zijn afgedekt en een kwantificering van deze risico’s wordt verwezen naar de paragraaf “Financiële risico’s” in de jaarrekening. Beleid en risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten zijn: –– ALM-beleid en duration matching; –– het beleggingsbeleid; –– het premiebeleid; –– het toeslagbeleid; –– het herverzekeringsbeleid, en –– het beleid ten aanzien van uitbesteding. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De invloed van deze sturingsmiddelen op de financiële positie van het pensioenfonds wordt jaarlijks geëvalueerd. Bij deze evaluatie speelt zowel de huidige financiële positie, alsmede de financiële positie van het fonds in de toekomst, een rol. Om te toetsen of het beleid op lange termijn tot de gewenste ontwikkelingen leidt, voert het pensioenfonds ten minste eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Het risicomodel van DNB kent voor een aantal risicocategorieën vastgestelde scenario’s (‘schokken’). De hoofdletter ‘S’, aangevuld met een nummer achter een aantal risicocategorieën vertegenwoordigt de code die DNB in het risicomodel voor de desbetreffende risicocategorie hanteert. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen (buffers) past het pensioenfonds de standaardmethode toe op basis van de zogenaamde wortelformule (S1 t/m S6). Kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen van deze risico’s zijn opgenomen in de “risicoparagraaf” in de jaarrekening. Het vereist vermogen wordt berekend op basis van zowel de feitelijke als de strategische beleggingsmix. Doorgaans wordt de hoogste van beide gehanteerd als zijnde het vereist eigen vermogen.
18
Financiële risico’s Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening over de opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het solvabiliteitsrisico bestaat uit de volgende risicocategorieën: –– Renterisico (S1). –– Zakelijke waarden risico (S2). –– Valutarisico (S3). –– Grondstoffenrisico (S4). –– Kredietrisico (S5). –– Verzekeringstechnisch risico (S6). Renterisico (S1) Pensioenfondsen kennen doorgaans een langere looptijd voor hun verplichtingen dan voor hun bezittingen. Vanwege deze mismatch ondervindt een pensioenfonds renterisico. Immers bij een rentedaling zullen de verplichtingen sterker toenemen in waarde dan de bezittingen. Het standaardmodel van DNB bevat voorgeschreven rentescenario’s (verschuiving actuele rentetermijnstructuur via voorgeschreven rentefactoren) om het vereist eigen vermogen voor dit risico te bepalen. In lijn met de doelstelling van het pensioenfonds om rekening te houden met de verplichtingenstructuur, heeft het pensioenfonds het renterisico thans gedeeltelijk afgedekt. Initieel is in 2007 gerealiseerd door middel van langlopende obligaties en swaps, dat de beleggingen ter grootte van 75% van de Technische Voorziening dezelfde duration als de Technische Voorziening hebben gekregen. Primo 2011 bedroeg de mate van matching ongeveer 69%. Ultimo 2011 was de matching 78%. Het aan Pimco verstrekte mandaat houdt voor de rentematching een over- of onderweging aan van plus of min 2 jaar ten opzichte van de index. Dit betekent dat in het meest extreme geval de index per jaar deviatie 4,5% zal afwijken van de strategische rentematching. Het bestuur heeft in 2011 besloten de bandbreedte te beperken en uit te gaan van een rentematching van 75% met een bandbreedte van plus of min 5%. Om dit te kunnen realiseren zal er door Pimco een separate account worden aangemaakt. De management Agreement die hiervoor moet worden afgesloten zal eerst juridisch worden getoetst. Het pensioenfonds belegt naast ‘gewone’ obligaties (duration ongeveer 6) in het PIMCO Long Average Duration fonds (duration ongeveer 14) en het PIMCO Ultra Long Duration (duration ongeveer 30) teneinde een hogere mate van matching tussen de beleggingen en TV te creëren. Bij de verdeling over de drie vastrentende fondsen is zoveel mogelijk rekening gehouden met het verloop van de verplichtingen. Door de relatief kleine omvang van het pensioenfonds heeft het bestuur gekozen de rente afdekking middels beleggingsfondsen uit te laten voeren. Doordat de vastrentende fondsen niet precies dezelfde looptijden hebben als de pensioenuitkeringen, is het pensioenfonds echter nog wel gevoelig voor veranderingen van de rente curve, met name in het korte en lange eind (oftewel niet-parallelle verschuivingen van de rentetermijnstructuur). Het renterisico is meegenomen in de ALM scenario-analyse welke is uitgevoerd in augustus 2009. In 2012 zal er een nieuwe ALM studie worden uitgevoerd. Zakelijke waarden risico (S2) De waarden van aandelen en onroerend goed zijn onderhevig aan marktfluctuaties. Pensioenfondsen die een deel van hun vermogen in dergelijke zakelijke waarden hebben belegd, lopen hierdoor risico.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
19
Vanuit de ALM-studie heeft het bestuur in eerste instantie gekozen voor een strategische assetallocatie van 35% in zakelijke waarden. In 2011 heeft het bestuur besloten deze allocatie terug te brengen naar 30% en het aandeel in vastrentende waarden te verhogen van 60% naar 65%. Valutarisico (S3) Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verslechtert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De kans dat de wisselkoers van vreemde valuta verslechtert ten opzichte van de euro betekent een risico voor een pensioenfonds omdat verplichtingen veelal in euro luiden en bezittingen (deels) in vreemde valuta. Dit risico is van belang voor zowel directe posities in een valuta, als voor beleggingen die gewaardeerd zijn in een andere valuta. Valutatransacties die geen betrekking hebben op onderliggende waarden zijn niet toegestaan. Het al dan niet afdekken van niet-Euro’s is in het mandaat van de vermogensbeheerder opgenomen. Binnen de vastrentende portefeuille is maximaal 20% non-Euro valuta exposure toegestaan. De valuta exposure wordt door het bestuur per kwartaal gemonitord. Voor de aandelen worden valutaposities buiten de euro niet afgedekt. Voor de commodities wordt het valutarisico volledig afgedekt. Met de verschuiving van de assetallocatie van aandelen naar Emerging Markets Local Bonds blijft het valutarisico vrijwel neutraal uitgaande van de strategische asset allocatie. Herschikking van de geografische aandelen allocatie heeft een beperkte toename van het valutarisico tot gevolg gehad. Grondstoffenrisico (S4) Pensioenfondsen die beleggen in grondstoffen (commodities) lopen het risico dat de waarde van deze beleggingen daalt. In verband met risicospreiding en naar aanleiding van de ALM-studie zal er volgens de strategische beleggingsmix voor 5% van het totale belegde vermogen belegd worden in commodities. Om te kunnen profiteren van de inflatiebescherming die het beleggen in commodities oplevert, heeft het bestuur besloten niet meteen te herbalanceren indien de commodities boven de 5% uitkomen. Ultimo 2011 was 5,0% van het totaal belegde vermogen belegd in commodities. Kredietrisico (S5) Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de tegenpartij tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze spread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid, risicovrij, tot uitkering zal komen. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuille met beperking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur. De totale vastrentende portefeuille dient voor minstens 90% uit Investment Grade gewaardeerde beleggingen te bestaan en mag maximaal voor 1% beleggingen bevatten die lager dan B worden gewaardeerd. Ultimo 2011 bestond de vastrentende portefeuille voor 92% uit Investment Grade gewaardeerde beleggingen. Verzekeringstechnisch risico (S6) Naast de financiële risico’s staat het pensioenfonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s. Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). De sterftetrend zelf dient te worden meegenomen bij de bepaling van de voorziening voor risico pensioenfonds. In het kader van het langlevenrisico heeft het Actuarieel Genootschap in het verslagjaar de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. In 2009 en 2010 zijn de effecten van de nieuwe sterftetafels verwerkt. In 2011 hebben zich geen wijzigingen voorgedaan. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en
20
tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Rekening wordt gehouden met de directe beleggingsinkomsten en andere opbrengsten zoals premies. Om bij calamiteiten direct over liquide middelen te kunnen beschikken wordt een bedrag van 1.500 belegd in het BlackRock Institutional Government Liquidity fonds, dat de mogelijkheid heeft tot een dagelijkse omzetting naar liquide middelen. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. De exposure naar de risicolanden Portugal, Ierland, Italië, Griekenland en Spanje bedraagt 306 duizend euro van het belegd vermogen Aandachtspunt is Frankrijk, waarvan de rating in 2012 naar beneden is bijgesteld, de exposure is hier 14,8 miljoen euro van het belegd vermogen. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Het pensioenfonds heeft bij de inrichting van het strategische beleggingsbeleid met verantwoorde en gediversifieerde beleggingscategorieën met een spreiding op zowel sectoraal als geografisch gebied een zo optimaal mogelijke verhouding tussen risico en rendement aangebracht. Tevens is er een hoge diversificatie in de kredietkwaliteit, het meeste is belegd in AAA/AA obligaties. Goede diversificatie van het vermogen binnen de verschillende beleggingscategorieën en over verschillende vermogensbeheerders zorgt voor een verlaging van het risico. Er wordt alleen belegd in fondsen waardoor er geen concentratierisico optreedt in één bedrijf. Inflatierisico Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid en communiceert dit beleid, conform wettelijke voorgeschreven formuleringen, naar alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Door die communicatie is de kans zeer gering dat verwachtingen worden gewekt en juridische claims moeten worden gehonoreerd. Het toeslagenbeleid is vastgelegd in het reglement en is consequent uitgevoerd. Beleggingsrisico Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. De invulling van het strategisch beleggingsbeleid wordt gebaseerd op Asset Liability Management (ALM). De ALM-studie is maatgevend voor de verdeling over de beleggingscategorieën, waarbij wordt gestreefd naar een optimale beleggingsportefeuille in combinatie met een consistent premie- en toeslagbeleid. De ALM-studie wordt in beginsel eens in de drie jaren, doch zoveel vaker als het bestuur van het pensioenfonds dat wenselijk acht dan wel wordt verlangd door DNB, uitgevoerd. In 2012 zal de ALM-studie wederom worden uitgevoerd. Niet financiële risico’s Risico op continuïteit van de bijdrage vanuit de onderneming Het pensioenfonds heeft een directe economische en contractuele band met de werkgever die premieplichtig is aan het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds, de zogenaamde sponsorrisico’s. De hierop betrekking hebbende risico’s zoals faillissementsrisico, betalingsonmacht van de werkgever veroorzaakt door negatieve ontwikkelingen bij de werkgever, financieringsrisico, beëindiging van de relatie met de werkgever en belangenverstrengeling tussen het pensioenfonds en de werkgever hebben zich niet voorgedaan in 2011. Er is geen enkele reden aan te nemen dat dit in de toekomst wel zo zal zijn.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
21
Omgevingsrisico Hieronder worden risico’s verstaan als gevolg van externe veranderingen. In dit verband kijkt het bestuur met name naar bestuurlijke continuïteit, afhankelijkheid van externe adviseurs, deelnemerstevredenheid en maatschappelijk verantwoord beleggen. Operationeel risico Het directe operationele risico is ondervangen door uitbesteding van de operationele uitvoering van de administratie aan AZL N.V. De spilfunctie die de secretaris van het pensioenfonds vervult, wordt door het bestuur gezien als een operationeel risico en verdient aandacht. Het bestuur heeft een calamiteitenplan opgesteld teneinde de continuïteit binnen het bestuur te waarborgen. Uitbestedingsrisico’s Het bestuur heeft onder behoud van zijn verantwoordelijkheden een aantal werkzaamheden structureel uitbesteed. De uitbesteding van werkzaamheden aan een derde partij heeft tot gevolg dat het bestuur geen directe gezagsverhouding heeft met de personen die bij de derde partij feitelijk en dagelijks zijn belast met de uitvoering van die werkzaamheden. Het bestuur heeft voorts geen rechtstreeks zicht op en voert geen directe controle uit op administratieve processen, zoals uitbetaling van pensioenen, pensioenberekeningen en dergelijke. Het bestuur erkent dat aan de uitbesteding het risico is verbonden van discontinuïteit van de dienstverlening door AZL N.V. Bij alle uitbestedingsactiviteiten conformeert het pensioenfonds zich volledig aan de regelgeving van DNB op het gebied van uitbesteding. Het fonds beschikt voor iedere extern uit te voeren activiteit over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan het bij of krachtens artikel 34 van de Pensioenwet bepaalde. In voorkomende gevallen worden met de uitvoerende organisatie nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). In de SLA wordt de dienstverlening inzichtelijk gemaakt en wordt de kwaliteit van de dienstverlening vastgelegd. Voor wat betreft de uitbestedingsrisico’s kan worden opgemerkt dat het bestuur overleg heeft gevoerd met AZL N.V. over de dienstverlening inclusief de SLA. Om aan de behoefte van het bestuur aan zekerheid en daarmee kwaliteitsgaranties tegemoet te komen heeft AZL er enkele jaren geleden voor gekozen om gecertificeerd te worden volgens de richtlijnen van SAS 70. Inmiddels bestaat SAS 70 niet meer en is dit per 15 juni 2011 vervangen door de ISAE 3402 rapportage. Een belangrijk verschil tussen beide rapportages is de vereiste verklaring van het management in de ISAE 3402 rapportage, de zogenaamde management assertion. En daarnaast het uitvoeren van risicoanalyses. Daar AZL vanaf 2010 beschikt over een zogenaamde In Control Statement heeft de overgang naar ISAE 3402 voor AZL weinig impact gehad. Ook de ISAE 3402 rapportage bestaat uit een type I en een type II verklaring en ook hierin worden alleen processen beschreven welke de financiële verantwoording raken. Ook voor 2011 heeft AZL een ISAE 3402 type II rapportage en geeft de directie wederom een In Control Statement af. Het bestuur is vanaf juni 2010 schriftelijk en mondeling met AZL een evaluatie gestart inzake de samenwerking met AZL. Er zijn verbeterpunten vastgesteld die worden gemonitord door het bestuur. Er is tevens afgesproken periodiek de samenwerking te blijven bespreken. Voorts wordt het bestuur door middel van periodieke rapportages van zowel de uitvoeringsorganisatie alsmede van de vermogensbeheerders in staat gesteld de risico’s en pensioenfondssituatie goed te monitoren. Jaarlijks worden de werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerders door het bestuur geëvalueerd. IT risico De informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor pensioenfondsen. Omdat het pensioenfonds de IT heeft uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden.
22
Integriteitsrisico DNB verstaat hieronder het risico dat de integriteit van het pensioenfonds dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding, een en ander in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door het pensioenfonds opgestelde normen. Bij de beheersing van dit risico kan gedacht worden aan onder meer gedragscodes en procesmatige waarborgen. Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux heeft een gedragscode, een compliancebeleid en een Compliance Officer. DNB ziet actief toe op naleving van deze wettelijke verplichtingen. De Compliance Officer doet jaarlijks verslag van zijn bevindingen. In 2011 zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd. DNB toetst voorts nieuwe bestuursleden. Juridische risico’s Een pensioenfonds loopt het risico in rechte aangesproken te worden. Ten einde dit risico te beperken kan het pensioenfonds maatregelen treffen. Eén risico is dat de fondsstukken niet voldoen aan de wettelijke bepalingen. Een ander risico is dat men als fondsbestuurder in persoon kan worden aangesproken. Een derde risico betreft het niet in voldoende mate vorm geven aan consistent beleid, dit maakt het fonds kwetsbaar indien het hierop wordt aangesproken. Een vierde risico betreft het niet of onduidelijk communiceren naar partijen. Een vijfde risico betreft aansprakelijkheid door het niet of niet goed uitvoeren door partijen die het fonds heeft ingehuurd. Met betrekking tot bovengenoemde risico’s heeft het bestuur de volgende maatregelen genomen: –– Het pensioenfonds maakt gebruik van Towers Watson voor juridisch advies inzake wetswijzigingen en toetsing van de fondsstukken en stelt waar nodig wijzigingen voor aan het bestuur. –– De overeenkomsten met de vermogensbeheerders worden juridisch getoetst door Houthoff Buruma. –– Het pensioenfonds heeft een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. –– Het pensioenfonds ziet erop toe dat besluitvorming consistent en goed gedocumenteerd plaatsvindt. Deze documentatie zorgt ervoor dat ook derden de inhoud en werking van dit beleid kunnen volgen. –– Het pensioenfonds werkt volgens een communicatieplan. Dit plan bewaakt de wettelijk verplichtte communicatiemomenten. Naast deze vereisten heeft het pensioenfonds eigenstandige communicatiedoeleinden. –– Met alle ingehuurde partijen zijn contractuele afspraken gemaakt. Partijen dienen regelmatig te rapporteren over het wel of niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Daar waar mogelijk heeft het pensioenfonds activiteiten gescheiden ondergebracht, waardoor er een mechanisme ontstaat van controle van de ene door de andere partij Jaarlijks vinden er controles plaats door actuaris en accountant op de uitvoering door het pensioenfonds. Materiële onvolkomenheden worden door hen gerapporteerd. In het algemeen, draagt het bestuur er zorg voor dat zij voldoende kennis en kunde bezit om haar verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De hierboven genoemde risico’s zijn niet limitatief maar de juiste afdekking van deze risico’s geven wel een indicatie over de juridische weerbaarheid van het pensioenfonds. Fondsspecifieke risico’s Aandachtspunten voor het pensioenfonds zijn het krimpende bestand aan actieve deelnemers en de bestuursbezetting en -opvolging. In 2010 is door het bestuur in samenwerking met een externe partij een risico-inventarisatie uitgevoerd op basis van FIRM. In 2011 is er gewerkt aan het opstellen van een risicobeheersmatrix welke in 2012 in gebruik is genomen. Deze matrix zal in ieder bestuursoverleg aan de orde komen.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
23
Fondsspecifieke ontwikkelingen Crisisplan DNB heeft het pensioenfonds verzocht een crisisplan op te stellen om te beschrijven hoe het fonds voornemens is te handelen als een crisissituatie zich voordoet. Het bestuur heeft op 21 januari 2011 een crisisplan vastgesteld. In het crisisplan wordt beschreven hoe het bestuur zal handelen in de situatie dat er geen herstel binnen de gestelde wettelijke termijnen is te verwachten. In een dergelijke situatie zal het bestuur de te nemen besluiten plaatsen in de context van en met de vooruitzichten geldend op het crisismoment. De binnen de pensioenregeling beschikbare sturingsmiddelen zullen worden ingezet. Daarnaast zal het bestuur andere sturingsmiddelen die de herstelkracht van het pensioenfonds bevorderen ter overweging voorleggen aan de werkgever. Uitgangspunt hierbij is dat de belangen van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever op evenwichtige wijze worden behandeld. Het crisisplan is op 26 januari 2011 bij DNB ingediend. Eind 2011 is de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht geworden. DNB verwacht eind april 2012 van ieder pensioenfonds een financieel crisisplan dat voldoet aan deze beleidsregel. Het bestuur zal het aangepaste crisisplan als onderdeel van de ABTN indienen bij DNB. Inconsistentie toeslagenbeleid Uit de meest recente ALM-studie is gebleken dat het verwachte ambitieniveau van de voorwaardelijke toeslagverlening in de pensioenregeling (de gewekte verwachting inzake toeslagverlening) niet overeen komt met de gerealiseerde en verwachte uitkomst van de voorwaardelijke toeslagverlening. Het bestuur heeft deze inconsistentie van het toeslagenbeleid gemeld bij de werkgever. De werkgever heeft dit met de vakverenigingen besproken en besloten dat het ambitieniveau van de toeslagenregeling wordt vastgesteld op 50%. Hiermee is het toeslagenbeleid consistent. Voorgaande is op 19 januari 2011 aan DNB gemeld. Vanwege de inconsistentie van het toeslagenbeleid zijn het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever aangepast.
Bestuursaangelegenheden Zelfevaluatie en deskundigheid Overeenkomstig de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur in artikel 7A van de statuten een procedure opgenomen teneinde het eigen functioneren, zowel van het bestuur als geheel als van de bestuurders individueel, periodiek te evalueren. Deze zelfevaluatie van het bestuur heeft eind 2010 plaatsgevonden. Op basis van de gesprekken die de voorzitter met de individuele bestuursleden heeft gehouden, is een rapport opgesteld van de uitkomsten van de zelfevaluatie. Dit rapport is in de bestuursvergadering van 15 december 2010 besproken. Tevens is de zelfevaluatie besproken met de deelnemersraad. In 2012 zal wederom een zelfevaluatie plaatsvinden. Daarnaast besteedt het bestuur actief aandacht aan deskundigheidsbevordering van de bestuurders en leden van de andere organen van het pensioenfonds. Hiertoe heeft het bestuur een deskundigheidsplan opgesteld. Diverse bestuurders hebben in het verslagjaar seminars en bijeenkomsten bezocht die op het terrein van pensioen en vermogensbeheer liggen. In het kader van de zelfevaluatie is de deskundigheid van de individuele bestuurder opnieuw beoordeeld. Begin 2011 hebben de toezichthouders DNB en AFM de Beleidsregel Deskundigheid 2011 gepubliceerd. In de beleidsregel wordt de term ‘deskundigheid’ gebruikt voor het geheel aan kennis, vaardigheden en professioneel gedrag (competenties). Dit is een uitbreiding ten opzichte van de voorheen geldende betekenis van ‘deskundigheid’, namelijk kennis, inzicht en oordeelsvorming. Naar aanleiding van de Beleidsregel Deskundigheid 2011 zal het bestuur het deskundigheidsplan actualiseren. Het bestuur streeft ernaar om in 2012 het gewijzigde deskundigheidsplan, dat voldoet aan de eisen van de Beleidsregel Deskundigheid 2011, vast te stellen.
24
Naleving wet- en regelgeving Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. In 2008 was de vermogenspositie zodanig dat het pensioenfonds zowel in de situatie van een reservetekort (ultimo september 2008) als in een situatie van dekkingstekort (medio oktober 2008) is geraakt. Conform de eisen van DNB zijn vóór 1 april 2009 herstelplannen ingediend voorzien van een continuïteitsanalyse. De herstelplannen worden jaarlijks geëvalueerd, voor het laatst per 31 december 2012. Gedragscode Jaarlijks wordt door de bestuurders bevestigd dat zij de gedragscode hebben nageleefd. Ook dit jaar heeft dit plaatsgevonden. De compliance officer bewaakt dat het pensioenfonds voldoet aan de voor het pensioenfonds van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance. In 2011 zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd. In 2010 is door het bestuur een compliance charter opgesteld. Klachten- en geschillenregeling Het bestuur beschikt over een klachten- en geschillenregeling. Een belanghebbende kan een klacht of geschil schriftelijk bij het bestuur indienen. Het bestuur zal een gemotiveerd besluit nemen naar aanleiding van de klacht of het geschil. Indien de belanghebbende zich niet kan vinden in het besluit, kan deze zich wenden tot de Ombudsman Pensioenen. Het fonds acht zich gehouden aan het advies van de Ombudsman Pensioenen, tenzij het bestuur van oordeel is dat zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten. In het verslagjaar heeft het bestuur een klacht van een deelnemer ontvangen. Door een fout in de omrekening van vroegpensioenaanspraken naar levenslang ouderdomspensioen is door het administratiekantoor het indicatieve bedrag voor ouderdomspensioen ten onrechte te hoog vastgesteld. De correctie die hierop plaatsvond gaf reden tot het indienen van de klacht. Het bestuur heeft de deelnemer uitgenodigd om zijn klacht te bespreken en in de gelegenheid gesteld een vertrouwenspersoon mee te nemen. Ook heeft het bestuur hierover uitvoerig met AZL gesproken. Op basis van het feitenonderzoek van het bestuur, aangevuld met informatie uit het gesprek met de deelnemer, heeft het bestuur besloten geen gronden te zien om een financiële compensatie te verlenen. Dit standpunt is aan de betreffende deelnemer schriftelijk gecommuniceerd. De deelnemer is er tevens op gewezen dat de klacht aan de Ombudsman Pensioenen kan worden voorgelegd. Beleggingsplan Het pensioenfonds belegt vanuit de prudent person gedachte. Dit komt in grote mate overeen met hetgeen DNB ‘op solide wijze’ beleggen noemt. Daarbij moeten de beleggingen voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. In dit kader heeft het bestuur in het verslagjaar het beleggingsplan 2011 vastgesteld. In dit plan worden de doelen en uitgangspunten van het beleggingsbeleid bepaald. Beleggingsonderzoek DNB DNB heeft in het verslagjaar de conclusies van het door haar gevoerde beleggingsonderzoek gepubliceerd. De algemene bevindingen van DNB zijn door het bestuur uitgebreid besproken. Het bestuur heeft onder meer geconcludeerd dat er voldoende aandacht is voor de relatie tussen de beleggingsstrategie en de totale financiële opzet van het pensioenfonds, middels een goed neergezette ALMstudie en de periodieke bespreking van het beleggingsbeleid en de daarbij van belang zijnde risico’s. Ook speelt de continuïteitsanalyse
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
25
een belangrijke rol bij het inzichtelijk maken van de beleggingsstrategie. Het bestuur besteedt periodiek aandacht aan de risico’s die het fonds loopt en aan de beheersing van deze risico’s. Pensioenregeling van het pensioenfonds De Pensioenregeling Het pensioenreglement geldt vanaf 1 januari 2006. Het is in 2007 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2006 vastgesteld. In het verslagjaar is besloten tot een aantal wijzigingen. Het gewijzigde pensioenreglement is per 1 januari 2011 vastgesteld. Het betreft een middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagverlening. De deelneming start op datum indiensttreding en de pensioenleeftijd is bepaald op 65 jaar. Tijdens het deelnemerschap wordt elk jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt voor ieder deelnemingsjaar 2,25% van de pensioengrondslag in het betreffende jaar. De pensioengrondslag in enig jaar is gelijk aan het salaris in dat jaar (twaalf maal het van dat jaar vastgestelde normale maandsalaris op fulltime-basis en ploegentoeslag, vermeerderd met de bijbehorende vakantietoeslag) verminderd met een franchise ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen wordt levenslang uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer. Daarnaast voorziet het pensioenreglement in een nabestaandenpensioen dat 70% bedraagt van een in het berekeningsjaar vast te stellen fictief ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen. Bij overlijden van de deelnemer tijdens deelneming, bedraagt het nabestaandenpensioen 70% van het fictief ouderdomspensioen dat de deelnemer bij ongewijzigde pensioengrondslag en bij ongewijzigde graad van eventuele parttime-arbeid zou hebben behaald, indien hij tot de ingang van het ouderdomspensioen deelnemer zou zijn gebleven. Het nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand van overlijden van de (gewezen) deelnemer en is alsdan tot en met de maand van overlijden van diens partner uit te keren. Tevens voorziet het reglement in een tijdelijk nabestaandenpensioen vóór en na pensioneren, en een wezenpensioen. Het reglement biedt de mogelijkheid tot vrijwillige deelname in een Anw-hiatenpensioen. Het reglement voorziet in de volgende keuze mogelijkheden: –– ouderdomspensioen verhogen door uitruil van nabestaandenpensioen; –– nabestaandenpensioen verhogen door uitruil van ouderdomspensioen; –– vervroegen van de pensioeningangsdatum; –– de mogelijkheid tot het kiezen voor een tijdelijk hoger/lager ouderdomspensioen, en –– de mogelijkheid tot deeltijdpensioen. Wijzigingen in het pensioenreglement Het bestuur heeft in de bestuursvergadering van 1 juni 2011 besloten tot wijziging van het pensioenreglement per 1 januari 2011. De meest voorname wijzigingen betreffen dat de tijdelijke (verlaagde) franchises ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen worden doorgetrokken tot 1 januari 2012 en dat het artikel inzake toeslagverlening is aangepast in verband met het ambitieniveau. De deelnemersraad heeft een positief advies gegeven met betrekking tot deze wijzigingen. Het pensioenreglement is wederom gewijzigd middels een bestuursbesluit van 14 december 2011. In het gewijzigde pensioenreglement is opgenomen dat de tijdelijke (verlaagde) franchise ouderdomspensioen en de tijdelijke (verlaagde) franchise nabestaandenpensioen wederom voor de duur van één jaar worden doorgetrokken en wel tot 1 januari 2013. Tevens heeft het bestuur de flexibiliseringsfactoren 2012 vastgesteld. Deze factoren behoren als bijlage bij het pensioenreglement. Beide wijzigingen treden in werking per 1 januari 2012. De deelnemersraad heeft een positief advies gegeven met betrekking tot de reglementswijzigingen.
26
Premiebeleid De pensioenpremie voor de thans geldende pensioenregeling is voor 2011 vastgesteld op 34,67% van de pensioengrondslag (pensioengevend salaris minus franchise). De werkgever neemt in 2011 65,76% (dit is 22,8%) van de premiebetaling voor zijn rekening. De overige 34,24% (dit is 11,87%) wordt betaald door de werknemer. De jaarlijks door het bestuur vastgestelde franchises bedragen voor het verslagjaar: –– tijdelijk verlaagde franchise voor opbouw ouderdomspensioen en pensioenpremie t/m 2010 + 2011: € 12.898,-. Dit is het wettelijk minimum (niveau 2010: € 12.674,-); –– tijdelijk verlaagde franchise nabestaandenpensioen t/m 2010 + 2011: € 12.898,-. Dit is het wettelijk minimum (niveau 2010: € 12.674,-). Kostendekkende, gedempte en ontvangen premie 2011 Artikel 129 van de PW schrijft voor dat de ontvangen premie tenminste gelijk dient te zijn aan de conform de ABTN vastgestelde kostendekkende premie. Een premiekorting is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat naast de onvoorwaardelijke verplichting en het vereist eigen vermogen ook voldoende vermogen aanwezig is om de voorwaardelijke toeslagen te kunnen nakomen. Het bestuur heeft besloten om met ingang van 2010 over te stappen op een gedempte systematiek op basis van een vaste rentevoet van 4,0%. Deze rentevoet mag niet hoger zijn dan de gedempte rente, uitgaande van een maximale dempingsperiode van tien jaar (2011: 4,9%). Hiermee worden de schommelingen in de kostendekkende premie zoveel als mogelijk beperkt. Het toevoegen van deze systematiek heeft geen effect op de financiële positie van het fonds. De feitelijke premie over boekjaar 2011 bedraagt € 6,2 miljoen (2010: € 6,2 miljoen) en de gedempte kostendekkende premie € 5,8 miljoen. (2010: € 6,9 miljoen). De feitelijke premie wordt getoetst aan de gedempte kostendekkende premie. De feitelijke premie heeft in het verslagjaar op het toetsmoment per 1 januari 2011 bijgedragen aan het herstel van de financiële situatie van het pensioenfonds. DNB vereist dat de feitelijke premie in geval van een dekkingstekort dient bij te dragen aan herstel. Middels haar brief van 19 oktober 2011 geeft DNB pensioenfondsen onder voorwaarden de mogelijkheid dat de premie in 2012 niet bijdraagt aan herstel. Dit wordt ook wel de ‘adempauze’ genoemd. Het pensioenfonds moet dan wel zorgen voor een financiële opzet. De reden voor de adempauze is dat de financiële positie van veel pensioenfondsen fors is verslechterd. Een aantal pensioenfondsen zou de premie fors moeten verhogen om te blijven voldoen aan de eis dat de premie bijdraagt aan het herstel. DNB acht het echter in het belang van alle betrokkenen dat pensioenfondsen enige tijd krijgen om de financiële opzet van het fonds te verbeteren. Het pensioenfonds heeft op 30 januari 2012 DNB om toestemming gevraagd om van deze ‘adempauze’ gebruik te mogen maken. DNB heeft het verzoek van het pensioenfonds op 6 februari 2012 toegewezen. Dit betekent dat het fonds in 2012 dient te werken aan een structurele oplossing voor een deugdelijke financiële opzet en dat deze moet worden vastgelegd in de ABTN. Vanaf 2013 moet het pensioenfonds, ook als sprake is van minder gunstige (economische) omstandigheden, voldoen aan de eis dat de premie in geval van een dekkingstekort bijdraagt aan herstel. Toeslagenbeleid Het bestuur kan jaarlijks per 1 januari, gehoord de actuaris én indien en voor zover de middelen van het pensioenfonds dat toelaten, besluiten tot het verlenen van een toeslag op de pensioen(aansprak)en. De verlening van de toeslagen is te kenmerken als voorwaardelijk. De beslissing van het bestuur inzake het verlenen van toeslag zal aan de betrokkenen ter kennis worden gebracht. Het pensioenfonds vormt geen reserve voor toeslagverlening en er wordt geen premie voor betaald. De verhoging kan per jaar verschillen. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan een verhoging in enig jaar en aan de
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
27
verwachting voor komende jaren. Besluiten in het verleden om toeslagen te verlenen vormen geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houden geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur heeft op grond van de bepaling opgenomen in het pensioenreglement. Bij de toeslagverlening wordt onderscheid gemaakt tussen deelnemers enerzijds en inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) anderzijds. Voor het verlenen van een toeslag is financiële toereikendheid van de stichting een vereiste. Dit geschiedt aan de hand van een door het bestuur vastgestelde toeslagstaffel (“toeslagruimte”), gerelateerd aan de dekkingsgraad van het pensioenfonds. In het geval dat de toeslagruimte uit de toeslagstaffel gelijk is aan 100%, wordt de toeslag voor de deelnemers gebaseerd op de algemene salarisverhoging en de toeslag voor de inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) op het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (afgeleid). Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze laatste verhoging maximaal wordt berekend naar de algemene salarisverhoging in dat jaar zoals vastgesteld in de bij de werkgever geldende collectieve arbeidsovereenkomst. In het geval dat de toeslagruimte uit de toeslagstaffel een percentage is tussen 0% en 100% worden toeslagen aan de deelnemers en de inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) gebaseerd op het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (afgeleid) vermenigvuldigd met dit percentage. De deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden worden dan gelijk behandeld. Onder consumentenprijsindexcijfer wordt verstaan het percentage waarmee het prijspeil is gestegen over de maand november van het voorafgaande jaar ten opzichte van de maand november van het daaraan voorafgaande jaar. Onderstaande tabel laat de toeslagverlening zien vanaf 1 januari 2004 (invoering middelloonreglement). Enerzijds welke toeslag er reglementair verleend zou zijn indien hier financieel ruimte voor is. Anderzijds de werkelijk verleende toeslag.
Niet- Actieven: Actieven: Niet
Maximaal
Actieven:
Actieven:
volgens
Opgelopen
Verleende
reglement
toeslag
Jaar Toeslag loonindex
Niet-
Maximaal
Actieven:
Actieven:
volgens
Opgelopen
Verleende
reglement
toeslag
tekort
toeslag prijsindex
tekort
Per 1-1-2004
0,72% 3,50% 2,78% 0,72% 1,77% 1,05%
Per 1-1-2005
0,38% 1,25% 0,87% 0,38% 0,83% 0,45%
Per 1-1-2006
0,46% 1,50% 1,04% 0,46% 1,55% 1,09%
Per 1-1-2007
0,75% 0,75% 0,00% 0,75% 1,33% 0,58%
Per 1-1-2008
1,40% 3,00% 1,60% 1,40% 1,80% 0,40%
Per 1-1-2009
0,00% 3,00% 3,00% 0,00% 1,84% 1,84%
Per 1-1-2010
0,00% 1,50% 1,50% 0,00% 0,83% 0,83%
Per 1-1-2011
0,00% 1,25% 1,25% 0,00% 1,36% 1,36%
Per 1-1-2012
0,00% 2,50% 2,50% 0,00% 2,33% 2,33%
Totaal
3,71% 18,25% 14,54% 3,71% 13,64% 9,93%
Gesteld kan worden dat het toeslagbeleid van het pensioenfonds is te typeren conform categorie D1 van de matrix ten aanzien van de toeslag pensioen(aanspraken) zoals opgenomen in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
28
In de bestuursvergadering van 15 december 2010 heeft het bestuur, op basis van door de actuaris verrichte berekeningen en gezien de financiële situatie van het fonds, besloten dat een ambitieniveau van de toeslagenregeling van 50% reëel is. De werkgever is verzocht de pensioenovereenkomst hieraan aan te passen. Na overleg met de vakverenigingen, heeft de werkgever het bestuur op 11 januari 2011 bericht dat het ambitieniveau van de toeslagenregeling van het pensioenfonds op 50% wordt vastgesteld. Het gewijzigde ambitieniveau is in het verslagjaar in het pensioenreglement van het pensioenfonds verwerkt Herverzekering Het pensioenfonds is vrijwel volledig zelfrisicodragend. Alleen de individuele risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid (premievrijstellingsrisico’s) zijn door middel van een (risico)herverzekering ondergebracht bij een herverzekeraar, vanaf 1 januari 2012 is dit Elips Life AG. Voornoemde risico’s waren tot 1 januari 2012 ondergebracht bij de Algemene Levensherverzekering Maatschappij nv (Alhermij) te Amstelveen. Swiss Re (de moedermaatschappij) heeft echter besloten zich op haar core business te richten, namelijk het herverzekeren van verzekeringsmaatschappijen. Voor het herverzekeren van pensioenfondsen heeft Swiss Re, samen met de Liechtensteinische Landesbank, een gespecialiseerde maatschappij opgericht, te weten Elips Life AG. Eind 2010 heeft Swiss Re besloten de Nederlandse activiteiten die niet zijn gericht op het herverzekeren van verzekeringsmaatschappijen bij Elips Life AG onder te brengen. Met ingang van 1 januari 2011 is de Alhermij geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. De bij Alhermij gesloten (her) verzekeringscontracten lopen door tot de expiratiedatum, voor het pensioenfonds is dit 31 december 2011. Elips Life AG heeft een verlengingsvoorstel gedaan per 1 januari 2012. Het fonds heeft dit voorstel, voor de contractduur van één jaar, geaccepteerd. Het reguliere overlijdensrisico is herverzekerd met een eigen behoud van € 150.000,- met poolwinstdeling. Het premievrijstellingsrisico is afgedekt met een eigen behoud van € 4.000,- per deelnemer/per jaar. Op beide risico’s is een jaarlijks te herzien gecombineerde stoploss verzekering afgesloten met een eigen behoud van € 150.000,- voor het overlijdensrisico en een eigen behoud van € 4.000,voor premievrijstellingsrente. Het ANW-hiaat risico is herverzekerd zonder eigen behoud met poolwinstdeling.
Algemene ontwikkelingen Contouren van een nieuw pensioenstelsel Het pensioenakkoord dat de centrale organisaties van werkgevers en werknemers in juni 2010 met elkaar hadden gesloten, heeft in het gehele verslagjaar de gemoederen flink bezig gehouden. Centraal stond daarin het achterbanoverleg bij het FNV. Sociale partners slaagden er uiteindelijk in om het kabinet aan de voorstellen voor een nieuw pensioenstelsel te binden. Een en ander in de vorm van een zogenaamd Uitwerkingsmemorandum. Vervolgens wist minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te bereiken dat zich in de Tweede Kamer een meerderheid aftekende die bereid was om het akkoord op hoofdlijnen te steunen. Daarvoor moest hij wel enkele toezeggingen doen en was het zinvol om het akkoord op onderdelen nader te verduidelijken. Op zijn eigen beleidsterrein, de Algemene Ouderdomswet, zegde hij toe om de overgang naar een hogere pensioenleeftijd voor de lagere inkomens te versoepelen. Daarnaast mogen onder meer de revenuen uit de bestaande levensloopregelingen en de nieuwe vitaliteitsregeling voor vervroegde pensionering worden aangewend. Wat betreft het aanvullende pensioenstelsel wil hij bereiken dat in een reëel pensioencontract een zodanige prudente financiering van de pensioenaanspraken plaatsvindt dat de rekening niet naar de huidige jongeren, de toekomstige generaties van pensioengerechtigden, wordt doorgeschoven. Voorts is de beoogde premiestabiliteit nader toegelicht. Tenslotte heeft de bewindsman reeds enig inzicht gegeven in de berekening van het vereist eigen vermogen, onder het duurder wordende regime van nominale pensioencontracten.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
29
Het bestuur van het pensioenfonds heeft zich in het verslagjaar over het algemeen laten informeren over de contouren van het reële pensioencontract en de informatie zoveel als mogelijk geanalyseerd. In dit verband is geconstateerd dat op belangrijke onderdelen van het reële contract nog nadere uitwerkingen worden gemist. De daadwerkelijke wetgeving wordt overigens eerst in het begin van 2013 verwacht. Niet alleen zal deze wetgeving moeten worden afgewacht. Het bestuur zal tevens de uitkomsten moeten afwachten van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de decentrale organisaties van werkgever(s) en werknemers in hun bedrijfssector of onderneming. Daarbij doet zich het vraagstuk voor hoe cao-partijen en het fondsbestuur nu en in het kader van het reële pensioencontract aankijken tegen hun toekomstige onderlinge taak- en verantwoordelijkheidsverdeling. Voor zover werkzaamheden zijn uitbesteed, heeft het fondsbestuur reeds contact met hun contractspartijen, zoals de pensioenadministrateur en vermogensbeheerders, opgenomen om zich op de hoogte te stellen van hun voorbereidingen en opvattingen. Naar verwachting zal ook het komende boekjaar een jaar worden van verdergaande oriëntatie omtrent de fondsspecifieke betekenis van een keuze voor handhaving van het nominale contract dan wel invoering van een reëel pensioencontract. Zoals gezegd, wordt een belangrijk onderdeel daarvan gevormd door de beslissing of de oude pensioenaanspraken en ingegane pensioenen kunnen worden ingevaren in het nieuwe contract. Zonder deze operatie zouden de effecten van het nieuwe stelsel gering zijn en duurt het nog vele jaren voordat de beoogde doelen worden bereikt. Tenslotte zal de communicatie naar alle belanghebbenden alvast kunnen worden opgepakt. Dit mede omdat de maatschappelijke onrust over de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel voorlopig onverminderd groot blijft. In dit verband is het opmerkelijk maar niet onlogisch dat in toenemende mate aandacht wordt gevraagd voor de positie en de belangen van de jongere deelnemers aan de collectieve pensioenregelingen. Ingang van AOW-pensioen naar de verjaardag Uitgangspunt van het pensioenakkoord is onder meer een integrale benadering in de AOW en de aanvullende pensioenregelingen van de pensioenleeftijd, flexibilisering van de pensioeningangsdatum en de stijging van de levensverwachting. Echter, in tegenspraak hiermee, kwam het kabinet in het verslagjaar met een andere ingangsdatum van het AOW-pensioen, te weten de dag waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. In de desbetreffende wetswijziging werd het aanvullende pensioenterrein ongemoeid gelaten. Vastgesteld moet worden dat het door de betreffende maatregel veroorzaakte ‘AOW’-gat niet tot de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen kan worden gerekend en dat buiten hen om naar eventuele compenserende maatregelen moet worden gezocht. Financieel crisisplan De krediet-, schulden- of eurocrisis heeft het bestuur van het pensioenfonds genoodzaakt tot het opstellen van een herstelplan. Dit proces, alsmede de maandelijkse monitoring van de financiële situatie en de jaarlijkse evaluatie van het plan, hebben de Nederlandsche Bank (DNB) ertoe gebracht om het bestuur op grond van een beleidsregel te verplichten een financieel crisisplan op te stellen. Deze verplichting is, zonder nadere wetgeving, opgelegd op grond van het bestaande voorschrift van het voeren van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Alle fondsen dienen uiterlijk 1 mei 2012 over een dergelijk plan te beschikken. De bedoeling is dat het fondsbestuur beter op een crisis is voorbereid dan op de huidige. Daarom moet vooraf op fondsniveau worden gedefinieerd wanneer sprake is van een crisissituatie en op welke wijze en met welke maatregelen deze crisis zal worden bestreden. De lopende herstelplannen Ondertussen bleef ook in het onderhavige verslagjaar het herstel van de financiële situatie van het pensioenfonds, langs de uitgezette herstelpaden en in het beoogde tempo, van het bestuur alle aandacht vragen. De lage stand van de rente en de volatiliteit van de financiële markten van aandelen en obligaties, aangewakkerd door rapportages over de gedaalde kredietwaardigheid van overheden en particuliere bedrijven, dwongen tot grote alertheid. In dit verband wordt het bestaande wettelijke toezichtkader als knellend ervaren en niet langer toegeschreven op de realiteit. Tevens moet echter worden vastgesteld dat het bestaande, wettelijke regime voor DNB weinig mogelijkheden biedt voor afwijkingen.
30
In het verslagjaar heeft DNB desondanks getoond oog te hebben voor de positie van de pensioenfondsen. Zo is bijvoorbeeld het premiebeleid tijdens herstel nader gedefinieerd en werd toegestaan dat de premies in 2011 niet behoefden bij te dragen aan het herstel. De eis van kostendekkendheid stond niet ter discussie. Voorts heeft de toezichthouder in het kader van de op te leveren evaluaties van de herstelplannen besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstructuur ultimo december 2011 en de voorgenomen kortingen in percentage te maximeren. De evaluaties dienen te worden gebaseerd op de gemiddelde rente over het laatste kwartaal van 2011, terwijl de aan te kondigen, noodzakelijke kortingen mogen worden beperkt tot maximaal 7%. Hoewel deze maatregelen een aantal pensioenfondsen uit de acute problemen helpen, blijft in de pensioensector de opvatting overheersen dat grote behoefte bestaat aan meer structurele maatregelen. Voorts wordt om een soepeler opstelling door DNB gevraagd in de aanloopjaren naar de invoering van de reële pensioencontracten. Voor het overige wordt verwezen naar het hoofdstuk in dit jaarverslag over de fondsspecifieke financiële situatie. Alternatieve bestuursmodellen en het initiatiefwetsvoorstel Koser Kaya/Blok Tegelijk met het pensioenstelsel dat de inhoud en materiële uitkomst van de pensioentoezegging raakt, heeft het kabinet in het verslagjaar de governance van pensioenfondsen ter discussie gesteld. Minister Kamp publiceerde een voorontwerp van wet, waarin voor de paritair samengestelde fondsbesturen alternatieve modellen worden voorgesteld. Met deze alternatieven wil de bewindsman in de eerste plaats bereiken dat de deskundigheid van fondsbesturen wordt vergroot. Daarnaast wil hij dat de fondsorganen een juistere afspiegeling gaan vertonen van de samenstelling van het deelnemersbestand en dat rekening wordt gehouden met de mate waarin door welke belanghebbende doelgroepen risico’s worden gedragen. In dit verband zal de naleving van de aanbevelingen van het Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen van december 2010 met minder vrijblijvendheid worden omgeven. In de jaarverslagen zal over de inspanningen op dit terrein voortaan verantwoording moeten worden afgelegd. Voorts wil de minister het interne toezicht versterken en moet een efficiëntere organisatie worden bereikt door stroomlijning van de bestaande taken van de onderscheiden fondsorganen. Over het voorontwerp heeft de bewindsman in het onderhavige verslagjaar een consultatieronde ingelast. Sociale partners, de Pensioenfederatie en DNB hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en op zijn voorstellen gereageerd. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2012 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Uit de intenties van de minister moet worden afgeleid dat hij het wetsvoorstel separaat van de grote pensioenstelselherziening wil afhandelen. Dit ondanks het feit dat er zeker verbanden met het pensioenakkoord en de introductie van reële pensioencontracten kunnen worden gelegd. Een andere, inhoudelijke verbinding kan worden gemaakt met het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Koser Kaya (D66) en Blok (VVD). Naar verwachting wordt de Eerste Kamerbehandeling van hun voorstel, dat zich beperkt tot vergroting van de specifieke medezeggenschap van gepensioneerden, binnenkort afgerond. Waarschijnlijk wordt de feitelijke inwerkingtreding die nog niet geregeld is, niet zonder de parlementaire behandeling van het hiervoor genoemde wetsvoorstel van minister Kamp beoordeeld. Vergunningen voor PPI’s In het verslagjaar kwamen de vergunningen van DNB af met betrekking tot de oprichting van premiepensioeninstellingen (PPI’s). Hiermee wordt deze nieuwe uitvoeringsvorm -voorlopig alleen ten behoeve van beschikbare premieregelingen- steeds meer werkelijkheid. Hoewel primair bedoeld als antwoord op de grensoverschrijdende concurrentie binnen de Europese Unie tussen pensioenuitvoeringsorganisaties, richten de Nederlandse PPI’s zich nog voornamelijk op de binnenlandse markt. De PPI speelt in op de waarneembare trend -niet in de laatste plaats vanwege het pensioenakkoord- om loongerelateerde pensioensystemen te wijzigen in beschikbare premieregelingen die de risico’s veel meer bij de deelnemers en gepensioneerden neerleggen. Wijzigingen in de Pensioenwet In het verslagjaar is de Pensioenwet gewijzigd en zijn enkele knelpunten van merendeels technische aard aangepakt. Zo zijn de wettelijke belemmeringen weggehaald voor het behoud van partnerpensioen op risicobasis in geval van een baanwisseling. Verder
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
31
wordt op korte termijn het kapitaalcontract tussen pensioenfondsen en hun herverzekeraars afgeschaft. Tenslotte is een ministeriële bevoegdheid gecreëerd om bijbetalingsverplichtingen van de werkgever bij inkomende waardeoverdrachten te mitigeren. Staatssecretaris Weekers van Financiën wijzigde de fiscale wetgeving zodanig dat vervroegde pensionering vanaf de 60-jarige leeftijd mag worden gecombineerd met het verrichten van arbeid. Toezichtontwikkelingen Met betrekking tot het toezicht vallen in het verslagjaar geen nieuwe toezichtontwikkelingen te melden, anders dan die welke reeds waren gepubliceerd in het speerpuntenoverzicht 2010-2014. DNB herinnert de fondsbesturen voortdurend aan de onderzoeksrapporten en aanbevelingen van de Commissie Frijns. Met name wijst de prudentieel toezichthouder op de noodzaak van het vergroten van het inzicht in de beleggingen, het beleggingsproces en op het ontwikkelen van een beter risicomanagement. De AFM publiceerde in het verslag de resultaten van een specifiek onderzoek naar de inzichtelijkheid in en transparantie van de uitvoeringskosten van pensioenfondsen, waaronder de kosten van het vermogensbeheer. Voorts vroeg de gedragstoezichthouder aandacht voor de kwaliteit van de administratie, met name voor de juistheid en volledigheid van de uniforme pensioenoverzichten (UPO’s). Beide toezichthouders hebben als schot voor de boeg reeds aangekondigd stevig toezicht te gaan houden op de nakoming van de verplichtingen onder het regime van reële pensioencontracten. Zij verlangen in dit kader heldere normen voor de financiële opzet en de communicatie over risico’s.
32
Verzekerdenbestand
Gewezen
Pensioen-
Deelnemers deelnemers gerechtigden
Stand per 31 december 2010
607
868
932
Totaal 2.407
Mutaties door: Nieuwe toetredingen
38 38
Ontslag met premievrije aanspraak
-29
29
0
Waardeoverdracht -4 -4 Ingang pensioen Overlijden
-23
-59
101
19
-2
-1 -39 -42
Afkoop
-1 -37 -38
Andere oorzaken
10
-15
Mutaties per saldo
-6
Stand per 31 december 2011
601 1) 817
1)
-51
7 32
2 -25
964 2.382
Waarvan 28 deelnemers met (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling
2011 2010 Gemiddelde deelnemersleeftijd
47,70
47,50
Specificatie pensioengerechtigden
2011
2010
Ouderdomspensioen 733 707 Nabestaandenpensioen 212 210 Wezenpensioen 19 15 Totaal 964 932
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
33
Beleggingen Aandelenportefeuille Ontwikkelingen op de financiële markten in 2011 Aanhoudende onzekerheid en volatiliteit 2011 was vanuit macro-economisch, financieel en beleggingsoogpunt een moeilijk jaar met een overvloed aan ontwikkelingen en aanhoudende onzekerheid. Net als in 2011 was de Europese schuldencrisis en het gebrek aan daadkracht van Europese leiders in 2011 wederom het overheersende thema. Daarnaast werd de onzekerheid op de financiële markten in 2011 gevoed door verschillende (geo)politieke ontwikkelingen zoals de Arabische lente en de politieke strijd tussen Democraten en Republikeinen in de VS. De Japanse tsunami en nucleaire ramp drukten de wereldwijde economische groei. Wijzigingen in economische groei- en inflatieverwachtingen volgden zich over het gehele jaar snel op en ook de verschillen in economische groeivooruitzichten tussen landen en regio’s namen toe. Bij centrale banken leidde dit soms tot snelle omschakelingen in het gevoerde monetaire beleid. Meer fundamenteel stond de economische groei in 2011 onder druk door het streven van Westerse overheden om hun begroting op orde te brengen en terughoudende Europese consumenten. Een lichtpunt boden de in veel sectoren robuuste bedrijfsresultaten. Door onzekerheid over de economie vertaalde dit zich niet in de bedrijfsinvesteringen. Al deze ontwikkelingen resulteerden in een verhoogde maar ook sterk wijzigende volatiliteit op de financiële markten. 2011 kan ruwweg worden onderscheiden in drie perioden die van elkaar afwijken wat betreft economische klimaat, sentiment en koersontwikkelingen op de financiële markten. Het belangrijkste gemeenschappelijke thema was de Europese schuldencrisis die als rode draad door deze drie perioden heenliep. De eerste periode besloeg ongeveer de eerste helft van 2011. In deze periode hadden financiële markten wereldwijd door verschillende ontwikkelingen tijdelijk minder oog voor de dreiging van de Europese schuldencrisis. De eerste helft van het jaar werd gekenmerkt door een doorzettend wereldwijd economisch herstel en toenemende inflatiedruk. Uitgezonderd van dit herstel waren de landen in de Europese periferie die onder druk van ingrijpende overheidsbezuinigingen, lage bedrijfsinvesteringen en inzakkende consumentenbestedingen over het gehele jaar een sterke groeivertraging doormaakten. Het in 2010 opgerichte tijdelijke Europees Financieel Stabiliteitsfonds (EFSF) had succes bij het aantrekken van kapitaal tegen gunstige voorwaarden. Aangevuld met leningen van het IMF was er hierdoor voldoende kapitaal beschikbaar om Ierland en Portugal voorlopig te voorzien in hun financieringsbehoefte. De toenemende inflatiedruk en hogere groeiverwachtingen waren voor de ECB zelfs aanleiding om de rente voor het eerst sinds 2008 met 0,25% te verhogen tot 1,25%. De Arabische lente beleefde in deze periode een voorlopige climax met de omwenteling in Egypte en de luchtaanvallen van de NAVO in Libië. Omdat de Arabische lente weinig invloed had op de politieke status quo tussen de Arabische en westerse wereld, bleven de wereldwijde gevolgen beperkt tot een hogere olieprijs. Japan werd aan het eind van het eerste kwartaal getroffen door een tsunami en een daaropvolgende nucleaire ramp. De gevolgen hiervan waren vooral voelbaar voor de Japanse economie en aandelenmarkt. Afgezien van verstoringen in de internationale goederenpijplijn viel de impact voor de wereldwijde economie mee. Eind tweede kwartaal kwam de Europese schuldencrisis weer terug op de agenda na de verlaging tot ‘junk status’ van de rating op Griekse staatsleningen, een sterk oplopen van de Griekse kapitaalmarktrente en politieke omwentelingen in Portugal en Ierland. De twijfel over de houdbaarheid van het economische herstel nam hierdoor snel toe. De tweede periode viel ongeveer samen met het derde kwartaal en werd gekenmerkt door een wereldwijde verslechtering van de economische groeiverwachtingen en een algemene toename van de risicoaversie. Deze omslag in sentiment was zoals gezegd aan het einde van het tweede kwartaal ingezet met het sterk oplopen van de Griekse kapitaalmarktrente. Hierdoor was er hernieuwde aandacht voor de gevolgen van een Grieks faillissement voor het Europese bankwezen en de mogelijkheden van besmetting van landen als Spanje en Italië. Het uitblijven van een duidelijk plan en voldoende middelen om de Europese schuldencrisis vlot te trekken, leidde nu ook in Italië en Spanje tot een scherp oplopen van de kapitaalmarktrentes. Het wereldwijde sentiment stond daarnaast onder
34
druk door de impasse rond de aanpassing van het Amerikaanse schuldenplafond en de verlaging van de rating van Amerikaanse overheidsobligaties door ratingbureau Standard & Poors. De Europese schuldencrisis bleef echter veruit de dominante factor, zoals bevestigd door de forse daling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar. De interne Europese verdeeldheid bleek onder andere uit de felle discussies op zowel nationaal als Europees niveau over de omvang van de steun aan zwakke euro landen en de hieraan gekoppelde voorwaarden. Hierbij tekende zich een duidelijk onderscheid af tussen het ‘rijke’ noorden, vertegenwoordigd door bondspresident Angela Merkel en het hulpbehoevende zuiden, onder leiding van de Franse president Sarkozy. Met name de discussies over budgettaire integratie, het opgeven van nationale soevereiniteit en het instellen van automatische sancties zorgden voor de nodige onenigheid. Meer specifiek waren ook de financiering en voorwaarden gekoppeld aan het EFSF en de rol van de ECB bij het aanpakken van de crisis onderwerp van onenigheid. Vooral Duitsland had grote bezwaren tegen verdere steun aan de zuidelijke landen zonder dat hier harde garanties en automatische sancties tegenover stonden. De rol van de ECB moest volgens bondspresident Merkel beperkt blijven tot het bewaken van de prijsstabiliteit en de liquiditeit van het bankwezen. Een rol als ‘lender of last resort’ via het opkopen van staatsleningen van zwakke euro landen was daarom uit den boze. Hetzelfde gold voor het idee van centrale uitgifte van zogenoemde eurobonds ter financiering van zwakke eurolanden. Ook hier was de angst dat dit de noodzakelijke begrotingsdiscipline van de zuidelijke euro landen zou aantasten. De teleurstellende uitvoering door Griekenland van de door een ‘trojka’ van IMF, ECB en Europese Commissie opgelegde strenge bezuinigingen en herstructureringsmaatregelen droeg verder bij aan het pessimisme. Ook werd een substantiële vrijwillige afschrijving door de particuliere sector op de leningen aan Griekenland steeds onwaarschijnlijker en werd duidelijk dat een gedwongen afschrijving veel risico’s met zich mee zou brengen. Inmiddels zorgde een sterk toegenomen onderling wantrouwen tussen banken via het opdrogen van liquiditeit voor steeds meer terughoudendheid bij de kredietverstrekking aan de particuliere sector. De druk op Europese leiders vanuit de financiële markten en de economische omstandigheden om met een effectief plan van aanpak te komen, nam gedurende het derde kwartaal daardoor steeds meer toe. In deze omgeving speelde de ECB een cruciale rol bij het voorkomen van verdere escalatie van de crisis door tot en met het derde kwartaal voor minimaal € 150 miljard aan leningen van zwakke euro landen op te kopen. De derde periode liep min of meer synchroon met het vierde kwartaal waarin op de financiële markten een onevenwichtig herstel inzette. Verschillende ontwikkelingen gaven hiertoe aanleiding. Begin oktober stemde een overgrote meerderheid van het Duitse parlement in met het vergroten van de leencapaciteit van het EFSF van € 250 miljard tot € 440 miljard. Dit gaf hoop dat de Europese politiek onder hoge druk toch in staat zou zijn om de Europese schuldencrisis aan te pakken. Het vertrouwen kreeg ook een duw in de rug door betere Amerikaanse macro-economische cijfers en afnemende inflatiedruk in de opkomende markten. De angst voor een wereldwijde recessie nam hierdoor af. De aanhoudend zwakke economische cijfers van Europese landen en het verzwakkende economische beeld in Duitsland stonden hiermee in schril contrast. Met het vertrek van de Italiaanse premier Berlusconi en de instelling van een technocratische regering onder Mario Monti werd opnieuw een stap gezet naar herstel van vertrouwen en stond in Italië de weg vrij voor hervormingen en een serieuze aanpak van het begrotingstekort. Andere factoren die bijdroegen aan het betere sentiment waren twee renteverlagingen door de ECB en tekenen van monetaire verruiming in onder andere China en Brazilië. Tot slot kregen de markten aan het einde van het jaar een onverwachte impuls door een verregaande maatregel van de ECB. De maatregel bood banken de mogelijkheid om tegen een rente van 1% en een onderpand van staatsleningen van zwakke eurolanden voor een periode van drie jaar geld te lenen van de ECB. Europese banken maakten massaal van deze kredietfaciliteit gebruik waarmee de liquiditeit van de private sector voor onbepaalde tijd werd hersteld, banken met het renteverschil hun eigen vermogen versterkten en er nieuwe ruimte ontstond voor het aankopen van staatsleningen van zuidelijke Europese landen. Impact op financiële markten De Europese schuldencrisis en het gebrek aan daadkracht van Europese leiders was in 2011 net als in 2010 het belangrijkste thema voor het verloop van de financiële markten. Het grote verschil met 2010 was dat dit vooral vanaf de tweede helft van 2011 niet werd gecompenseerd door economische groei en stimuleringsmaatregelen van overheden en centrale banken. Ook verschillende exogene
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
35
schokken en de sterk gestegen olieprijs hadden een negatief effect op het vertrouwen van financiële markten. Lichtpunt was de Amerikaanse economie waar zich gedurende 2011 geleidelijk aan een herstel begon af te tekenen. Ook nam aan het einde van het jaar het vertrouwen in een goed einde van de Europese schuldencrisis voorzichtig toe. Aandelenmarkten begonnen het jaar goed gestemd onder invloed van een redelijk macro economische klimaat en robuuste bedrijfsresultaten. De tsunami in Japan zette de Aziatische aandelenmarkten vanaf maart onder druk. Opvallend was dat de opkomende markten ook de eerste helft van het jaar slecht presteerden vanwege de angst voor oplopende inflatie en de directe gevolgen van de tsunami in Japan en de overstromingen in Thailand. Door de escalatie van de Europese schuldencrisis en angst voor een wereldwijde economische recessie nam de risico-aversie vanaf de zomer wereldwijd sterk toe. De aandelenmarkten in Europa en de opkomende landen hadden hiervan het meest te lijden terwijl traditionele ‘safe havens’ als Japan en de Verenigde Staten zich relatief goed hielden. Vanaf september hervonden beleggers enig vertrouwen in een goede oplossing van de Europese schuldencrisis en waren er vooral in de Verenigde Staten toenemende tekenen van economisch herstel. Gesteund door aantrekkelijke waarderingen vond er wereldwijd een sterke rally plaats op de aandelenmarkten. De Amerikaanse aandelenmarkt uitgezonderd, was dit herstel echter onvoldoende om de verliezen voor het hele jaar goed te maken. Over 2011 daalde de MSCI world aandelen index met -2,38%, de MSCI opkomende markten index met -15,70% en steeg de Amerikaanse Russell 1000 index met 4,89% (alle rendementen in euro’s). Aanwijzingen voor een economisch herstel en oplopende inflatiedruk leidden ertoe dat de kapitaalmarktrentes van de belangrijkste kernlanden van de Europese Unie (Duitsland, Frankrijk en Nederland) begin 2011 vanaf een laag niveau verder opliepen. Deze trend werd gekeerd toen vanaf het einde van het tweede kwartaal de risicoaversie bij obligatiebeleggers toenam en het wereldwijde economische beeld verslechterde. Dit leidde tot een daling van vooral het korter lopende eind van de Nederlandse en Duitse kapitaalmarktcurve. De daling aan het lange eind bleef hierbij achter als gevolg van ‘het pensioenakkoord’ waarin een nieuwe methode van waardering van de verplichtingen voor Nederlandse pensioenfondsen werd voorgesteld. Invoering van deze methode zou resulteren in minder behoefte aan renteafdekking door pensioenfondsen en aanbod van langlopende obligaties. Het renteverschil met staatsleningen van zwakke landen uit de periferie van Europa nam door het uitblijven van een oplossing voor de Europese schuldencrisis intussen steeds verder op. De downgrade in de zomer door rating bureau Moody’s van Griekse staatsleningen tot ‘ junk status’ vormde de aanleiding voor een sterke toename van de risicoaversie bij obligatiehouders. Angst voor besmetting zette een vlucht van Spaanse en Italiaanse staatsleningen naar veilig geachte Duitse en Amerikaanse staatsleningen op gang. In dit klimaat daalde de twintigjaars rente op Duitse staatsleningen tot 2% en liep de Italiaanse tienjaars rente op tot boven de 7%. Het laatste kwartaal zag een beperkte afname van de risicoaversie en een bescheiden stap richting normalisatie van de renteniveaus. Een lichte verbetering van de vooruitzichten voor de wereldwijde economische groei, het aantreden van de regering Monti in Italië en de zeer ruime kredietfaciliteit voor banken ter beschikking gesteld door de ECB waren hiervoor de belangrijkste aanwijsbare oorzaken. Aandelenfondsen waarin wordt belegd tot 15 september 2011 *) (in duizenden)
2011 (€) *)
2010 (€)
MSCI Japan Equity Index Fonds
3.165
4.139
Europe AlphaTilts Fonds
37.019
49.864
Large Cap CoreTilts Fonds
10.770
12.660
Totaal 50.954 66.663
*)
36
€/$ wisselkoers 31-12-2011: 1/1.298150.
Aandelenfondsen waarin wordt belegd vanaf 15 september 2011 **)
2011 (€) *)
MSCI Europe Index Fonds
32,217
MSCI Pacific Rim Index Fonds
2,656
US Equity Fonds
11,428
Emerging Markets Index Fonds
7,672
Totaal 53.973 BlackRock Institutional Government Liquidity Fonds
1.500
Totaal 55.473
*)
€/$ wisselkoers 31-12-2011: 1/1.298150.
**) De beleggingsportefeuille is op 15-09-2011 opnieuw ingericht met bovengenoemde passieve fondsen.
Rendement t.o.v. benchmark (per 15 september 2011 wordt de aandelenportefeuille passief beheerd)
Kwartaal 1
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Kwartaal 4
2011
2010
Portefeuille aandelen
0,24% 0,47% -14,65% 9,82% -5,60% 15,89%
Benchmark
-0,15% -0,30% -14,50% 9,81% -6,53% 14,33%
Verschil
0,39% 0,77% -0,15% 0,01% 0,93% 1,56%
2011 Performance Vastrentende portefeuille Terugblik 2011 Het afgelopen jaar is voornamelijk gekenmerkt door een toenemende vertraging van de wereldeconomie en een verdere escalatie van de Europese schuldencrisis. Deze verhoogde onzekerheid heeft geleid tot een toenemende nervositeit en volatiliteit op de globale financiële markten, voornamelijk zichtbaar tijdens de tweede helft van het jaar wegens uitblijven van een doeltreffende oplossing voor de schuldencrisis. De focus van de Eurozone crisis verschoof gedurende het jaar van de kleinere periferie landen (Griekenland, Portugal en Ierland) naar de systemisch belangrijkere perifere landen als Spanje en Italië. De rente van beide landen steeg tijdens de zomermaanden naar niveaus die onhoudbaar zijn op de lange termijn. De actie van de Europese Centrale Bank om overheidsobligaties van beide landen op te kopen had slechts een kortstondig effect want tijdens de woelige maanden Oktober/November stegen de rentes naar ongezien niveaus sinds de introductie van de Euro zone. De inspanningen van de internationale politieke leiders bleken onvoldoende om de financiële markten te stabiliseren. Op de laatste Europese top van het jaar werd besloten om een fiscaal compact te sluiten, maar er blijven er implementatierisico’s verbonden aan de afgesproken maatregelen.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
37
Ook buiten Europa waren er een aantal opzienbarende gebeurtenissen. In de Verenigde Staten leidde een debat over een verhoging van het schuldenplafond tot een padstelling tussen Republikeinen en Democraten en Standard&Poors verlaagde de kredietwaardigheid van de Verenigde Staten van AAA naar AA+. Deze onzekerheid leidde tot een ‘flight-to-quality’. Investeerders gingen op zoek naar ‘veilige havens’ en dit leidde tot een toenemende vraag naar staatsobligaties van de landen die als minst risicovol worden aanzien. De rente op Duitse en Amerikaanse 10-jarige staatsobligaties daalde van 2.96% naar 1.83% en van 3.29% naar 1.88% respectievelijk. Anderzijds steeg de rente op 10-jarige Italiaanse staatsobligaties van 4.81% naar 7.11%. Aandelenmarkten kenden een moeilijk jaar met voornamelijk een sterke daling in de tweede jaarhelft. De Europese aandelenmarkten (Euro Stoxx) en Emerging Markets (MSCI Emerging Markets) gingen respectievelijk 17 en 21% lager. De Amerikaanse aandelenmarkten hielden beter stand, en de S&P 500 eindigde het jaar rond het zelfde niveau als een jaar geleden. Beleggingsbeleid De vastrentende portefeuille van Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux betreft in essentie een ‘liability driven’ mandaat waarbij aan het eind van 2011 nog steeds belegd wordt in vijf fondsen met oplopende duratie te weten: het Diversified Income Fund, het Emerging Market Local Bond Fund, het Euro Long Average Duration Fund en het Euro Ultra Long Duration Fund. Deze fondsen worden actief belegd, waarbij gestreefd wordt, door tactische posities, een hoger rendement dan de verplichtingen te halen. Het rendement van de portefeuille over 2011 was 20,2% positief na kosten. Het rendement van de portefeuille was daarmee in 2011 hoger dan de benchmark die een rendement van 19,4% behaalde. Zowel de macro strategieën (duration en rentecurve) als ook bepaalde sector strategieën, met name en onze onderweging in de periferie hebben sterk positief bijgedragen aan het relatieve rendement in 2011. Daarnaast is sinds 2008 ook een belang in commodities belegd middels het Commodity Real Return Strategy Fund. De absolute performance van dit fonds over 2011 was -3,6% na kosten en sterk positief versus de Dow Jones-UBS Commodity index die een rendement liet zien van -12,9%. Vooruitzichten 2012 PIMCO verwacht dat 2012 een moeilijk jaar wordt voor de wereldeconomie gezien de vele onzekerheden. De verwachtingen voor de globale groei liggen tussen 1 en 1.5%. Deze groei is met name afhankelijk van een versterkende economie in de Verernigde Staten, een recessie in de Eurozone, fiscale bezuinigingen wereldwijd en een afname van groei in ermerging markets (voornamelijk China). Wij verwachten negatieve groei in Europa tussen -1 en -1.5% door de significante besparingsmaatregelen die worden doorgevoerd in combinatie met inkrimpende balansen van de banken. Wij verwachten dat de Verenigde Staten een positieve groei kunnen laten zien van 0.5%. Voor Emerging Markets verwachten wij een groei tussen 6 en 7%, hetgeen aanzienlijk lager is dan de voorbije jaren door de impact van een tragere groei in Europa en de Verenigde Staten. PIMCO verwacht dat de inflatie wereldwijd tussen de 2,5 en 3,0% zal bedragen over de middenlange termijn, hoewel er risico is op hogere inflatie gezien de spanningen in het Midden-Oosten die zouden kunnen zorgen voor stijgende energie prijzen en een bedreiging kunnen vormen voor de wereldeconomie.
38
Pimcofondsen waar in wordt belegd (euro’s) (in duizenden)
2011 2010 Portefeuille vastrentende waarden Euro Bond Fonds
0
3.085
Euro Long Average Duration Fonds
24.544
57.593
Euro Ultra Long Duration Fonds
70.772
29.299
DiversifiedIncomeStrategy Fonds 19.103 10.753 Emerging Local Bond Fonds
13.956
–
Portefeuille vastrentend totaal
128.375
100.730
Portefeuille commodities
9.266
9.612
Performance Pimco fondsen ten opzichte van de benchmark:
Kwartaal 1
Kwartaal 2
Kwartaal 3
Kwartaal 4
2011
Portefeuille vastrentend
-3,05% 1,47% 17,69% 3,81% 20,19%
Benchmark
-3,76% 1,10% 19,48% 2,71% 19,40%
Verschil
0,71% 0,37% -1,79% 1,10% 0,79%
Portefeuille commodities
6,44% -4,21% -8,94% 3,81% -3,61%
Benchmark
4,53% -6,53% -11,16% 0,36% -12,88%
Verschil
1,91% 2,32% 2,22% 3,45% 9,27%
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
39
Samenvatting actuarieel verslag Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds De technische voorzieningen voor risico pensioenfonds (TV) zijn per 31 december 2011 als volgt vastgesteld:
2011
2010
Actieven en arbeidsongeschikten
83.149
70.309
Gewezen deelnemers 24.987 19.688 Pensioengerechtigden
89.792 82.491
Niet in te delen voorzieningen
1.031
959
Technische voorzieningen (exclusief herverzekering)
198.959
173.447
Herverzekering 122 143 Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
199.081
173.590
Het resultaat van het fonds toonde over 2011 een negatief saldo van -9.390, tegenover een positief saldo over 2010 van 1.773. Kostendekkende premie Conform de ABTN is de (zuivere) kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie over boekjaar 2011 vastgesteld rekening houdend met de actuele marktrente geldend per 1 januari van het betreffende boekjaar. De kostendekkende premie bedraagt 6.523 en de gedempte kostendekkende premie bedraagt 5.824. De feitelijk betaalde premie bedraagt 6.165 en is derhalve hoger dan de kostendekkende premie. Financiële positie De dekkingsgraad ultimo 2011 is als volgt:
2011 2010 2009 2008
Beschikbaar vermogen
191.414
175.104
155.607
137.252
Technische voorzieningen (exclusief herverzekering)
198.959
173.447
155.181
149.598
Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
96,2% 101,0% 100,3% 94,7% 111,9% 114,5% 114,5% 111,7%
Toetsing vereist eigen vermogen Een pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het fonds binnen een periode van één jaar over minder middelen (vermogen) beschikt dan de hoogte van de voorziening voor risico fonds. Indien het fonds een eigen vermogen heeft dat onder het vereist eigen vermogen ligt, is er sprake van een reservetekort. De door de wetgeving vastgestelde risicofactoren, ook wel solvabiliteitscomponenten (S-jes) genoemd, vormen samen op basis van het standaardmodel van DNB (wortelformule) het vereist eigen vermogen. Ultimo 2011 is het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix gelijk aan 23.599.
40
Dit resulteert, op basis van de wortelformule, in een vereiste dekkingsgraad van 111,9% (= (23.599+198.959) /198.959). Zoals aangegeven bedraagt de aanwezige dekkingsgraad ultimo 2011 96,2%. Er is derhalve sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen ultimo 2011: Renterisico (S1)
5.205
Zakelijke waarden risico (S2)
16.974
Valutarisico (S3)
10.311
Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
3.338 43 5.988
_______ 41.859 Correlatie-effect -18.260 _______ Totaal risico (wortelformule)
23.599
_______ Vereiste dekkingsgraad
111 ,9 %
De ontwikkeling in de aanwezige dekkingsgraad van ultimo 2010 tot ultimo 2011 wordt als volgt verklaard:
Aanwezige dekkings Vermogen Voorziening
graad
Primo 2011 175.104 173.447 101,3% Premie 5.552 5.103 0,2% Uitkeringen -7.531 -7.465 0,0% Rentetermijnstructuur
0 24.918 -12,7%
Overrendement 16.876 2.226 8,3% Wijziging actuariële grondslagen
0
0
0,0%
Overige mutaties
1.413
730
-0,9%
Ultimo 2011
191.414
198.959
96,2 %
Voor een oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie van het fonds wordt verwezen naar de actuariële verklaring op pagina 75.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
41
Rapportage over Pension Fund Governance Algemeen Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De verantwoordelijkheid hiervoor is vastgelegd in artikel143 van de Pensioenwet. Dit houdt in ieder geval het volgende in: –– het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s; –– integriteit; –– de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen van financiële risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen aantasten; –– het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse te maken. Het bestuur is van mening dat in het verslagjaar zo veel mogelijk voldaan is aan de meest recente principes voor goed pensioenfondsbestuur en dat het heeft zorggedragen voor een integere bedrijfsvoering. In 2012 zal het bestuur onveranderd aandacht aan de principes voor goed pensioenfondsbestuur blijven besteden. Het pensioenfonds heeft op de volgende wijze invulling gegeven aan medezeggenschap binnen het pensioenfonds: –– Deelnemersraad. –– Intern toezicht. –– Compliance officer. –– Verantwoordingsorgaan. Deelnemersraad Het bestuur en de deelnemersraad vergaderden in het verslagjaar drie maal regulier gezamenlijk (18 april, 22 juni en 2 november 2011). Daarnaast vond op 11 januari 2012 een gezamenlijke vergadering plaats die nog behoort tot de vergadercyclus van het verslagjaar. In de gezamenlijke vergaderingen werden onder andere de volgende onderwerpen besproken: –– de financiële situatie van het fonds; –– het beleggingsbeleid; –– risicomanagement; –– het jaarwerk 2010; –– (de evaluatie van) het herstelplan; –– het crisisplan; –– het premiebeleid; –– het pensioenreglement; –– de ABTN; –– de kerncijfers 2012, en –– de toekomst van het pensioenfonds. De deelnemersraad bestaat uit twee leden die zijn gekozen door en uit de deelnemers en twee leden die zijn gekozen door en uit de gepensioneerden. Eén van de zetels voor de actieve deelnemers is gereserveerd voor een bij de vakorganisaties georganiseerde deelnemer. De samenstelling van de deelnemersraad is in het verslagjaar gewijzigd. De heer J.W. Damen, lid namens de deelnemers, is namelijk per 1 september 2010 afgetreden. Omdat er zich twee kandidaten voor de vrije zetel hadden gemeld, zijn in 2011 verkiezingen georganiseerd. De heer A. Dijkshoorn is naar aanleiding hiervan gekozen als vertegenwoordiger van de deelnemers.
42
De zittingsperiode van de overige leden van de deelnemersraad is geëindigd op 1 april 2011. De heer J.C. Hessels is herbenoemd als vertegenwoordiger van de bij een vakvereniging georganiseerde deelnemers. De heer R.V. Roelofs, vertegenwoordiger van de gepensioneerden, heeft zich niet herkiesbaar gesteld en is per 1 april 2011 opgevolgd door de heer J.H.G. Teutelink. De heer B.A.J. Zoetmulder is ten slotte herbenoemd als lid namens de gepensioneerden. De deelnemersraad heeft de taken en bevoegdheden die zijn vastgelegd in de Pensioenwet. Intern toezicht In het kader van goed pensioenfondsbestuur draagt het bestuur zorg voor intern toezicht. Het bestuur heeft besloten het intern toezicht in te vullen door middel van een visitatiecommissie uit het Samenwerkingsverband Visitatiecommissie regio Zuid-West Nederland waarbij het pensioenfonds is aangesloten. De visitatiecommissie zal eens in de drie jaar het functioneren van het bestuur evalueren en toetsen. Het gaat dan om de beoordeling van de procedures en processen inzake beleid en bestuur en de controleomgeving van het pensioenfonds. Tevens behelst het een beoordeling van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en een beoordeling van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op langere termijn. De visitatiecommissie zal uit onafhankelijke, externe personen bestaan die verder geen banden met het pensioenfonds hebben. De visitatie van het pensioenfonds heeft in het laatste kwartaal van 2009 plaatsgevonden. De visitatiecommissie heeft haar rapport in 2010 met het bestuur besproken. In het jaarverslag over boekjaar 2009 is reeds verslag gedaan van de bevindingen van de visitatiecommissie, de aanbevelingen van deze commissie en de reactie van het bestuur daarop. Het bestuur is voornemens om in 2012 een nieuwe visitatie te laten plaatsvinden. De werkwijze van de commissie is vastgelegd in een Reglement Visitatiecommissie. Compliance officer De compliance officer bewaakt dat het pensioenfonds voldoet aan de voor de stichting van toepassing zijnde actuele wet- en regelgeving op het gebied van compliance. De heer Vonk treedt op als compliance officer voor het pensioenfonds. De compliance officer heeft in 2012 verslag uitgebracht van zijn bevindingen in het verslagjaar. Het verslag geeft aan dat er geen meldingen zijn ontvangen van bestuursleden en andere betrokkenen ter zake van potentiële belangenconflicten. Ook anderszins zijn er geen overtredingen te melden door een betrokkene met betrekking tot de bepalingen van de gedragscode. De compliance officer heeft tegenover de voorzitter van het bestuur verklaard dat zich voor wat zijn persoonlijke situatie betreft evenmin een voorval van een potentieel belangenconflict dan wel een overtreding van de gedragscode heeft voorgedaan. Verantwoordingsorgaan Naar aanleiding van de principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft het bestuur een verantwoordingsorgaan ingesteld, bestaande uit: –– twee vertegenwoordigers van de werkgever; –– twee vertegenwoordigers van de deelnemers, en –– twee vertegenwoordigers van de gepensioneerden. Aan het begin van het verslagjaar waren de heren Beijer en De Vlieger de vertegenwoordigers van de werkgever in het verantwoordingsorgaan. De heer Beijer is tot 7 maart 2011 lid geweest van het Verantwoordingsorgaan. De heer W. Kremers heeft de heer Beijer opgevolgd per die datum. De vertegenwoordigers namens de deelnemers zijn de heer Hessels en de heer Dijkshoorn. De heer Dijkshoorn heeft zitting in het verantwoordingsorgaan per 15 maart 2011. Namens de gepensioneerden had de heer Roelofs tot 1 april 2011 zitting in het verantwoordingsorgaan. Met ingang van deze datum is de heer Roelofs opgevolgd door de heer Teutelink. Ook de heer Zoetmulder had in het verslagjaar zitting in het verantwoordingsorgaan.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
43
De leden van het verantwoordingsorgaan zijn benoemd voor de duur van vier jaar. Na het verstrijken van de zittingsperiode zijn de aftredende leden terstond herbenoembaar. De leden treden af middels een rooster van aftreden. Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan als vertegenwoordiger van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever. In dit jaarverslag wordt separaat verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van door het bestuur in 2011 gevoerde beleid. De werkwijze van het verantwoordingsorgaan is vastgelegd in het Reglement Verantwoordingsorgaan.
Schiedam, 22 juni 2012
Het bestuur
H. Gelderloos
M.E. Pop
Voorzitter Secretaris
W.J. Vonk
44
J.P.M. Keijzer
Verslag verantwoordingsorgaan 2011
Sinds 2008 is, conform de principes voor goed pensioenfondsbestuur, een verantwoordingsorgaan in het leven geroepen. De belangrijkste taak van het verantwoordingsorgaan is om namens de belanghebbenden, werknemers, gepensioneerden en werkgever, een oordeel te geven over het handelen van het pensioenfondsbestuur over het gevoerde beleid aan de hand van de door het bestuur, actuaris en accountant vervaardigde jaarverslag, actuarieel rapport en accountantsverslag. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit de 4 leden van de deelnemersraad en 2 door de werkgever aangewezen leden. De deelnemersraad heeft een aantal vergaderingen met het bestuur. De 2 leden aangewezen door de werkgever zijn bij deze vergaderingen als toehoorder aanwezig. In het jaar 2011 is de pensioenproblematiek en met name de te lage dekkingsgraad van vele pensioenfondsen veelvuldig in het nieuws geweest en hebben diverse pensioenfondsen kortingen moeten aankondigen op de reeds opgebouwde pensioenrechten van actieven, slapers en gepensioneerden. Het bestuur heeft het verantwoordingsorgaan in 2011 uitgebreid geïnformeerd over onder andere de ontwikkeling van de financiële positie en de dekkingsgraad in het kader van de uitvoering van het herstelplan. In 2011 is een wijziging ingezet van actief beleggen naar passief beleggen, waardoor kosten zullen worden bespaard met gelijkblijvend verwacht rendement. Het verantwoordingsorgaan wordt op de hoogte gehouden van de activiteiten van de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalverslagen en –rapportages en de maandelijkse ontwikkeling van de dekkingsgraad in relatie tot het aan DNB overhandigde herstelplan. Het beleggingsbeleid, dat door het bestuur wordt gevoerd, is gebaseerd op de prudent person gedachte, waarbij op solide wijze wordt belegd. In 2011 is een rendement behaald van 9,4%. Door de dalende rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad afgenomen tot 96,2% en ligt onder het minimaal vereist eigen vermogen. Doordat de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste eigen vermogen ligt, is evenals vorige jaren, ook over 2011 geen toeslag verleend. Begin 2012 heeft het pensioenfondsbestuur een voorgenomen korting op de pensioenrechten en pensioenuitkeringen aangekondigd van 1,6%, teneinde eind 2013 minimaal te voldoen aan het herstelplan. In 2011 heeft het fonds pensioenpremies ontvangen die hoger waren dan de vastgestelde gedempte kostendekkende premie. Het deskundigheidsplan is in 2011 geactualiseerd en de nieuwe leden van de deelnemerssraad en het verantwoordingsorgaan zullen worden geschoold in de pensioenproblematiek. De communicatie met belanghebbenden, met name de actieve deelnemers en de gepensioneerden is een voortdurend punt van aandacht. De website biedt veel informatie en wordt permanent actueel gehouden.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
45
In 2012 worden door het pensioenfonds bijeenkomsten belegd om alle deelnemers op de hoogte te stellen van de financiële situatie van het fonds, toelichting te geven op de UPO en om vragen te beantwoorden. Het verantwoordingsorgaan signaleert een toenemende regeldruk vanuit DNB en AFM. Dit veroorzaakt kosten voor het pensioenfonds en werkdruk bij het bestuur Het verantwoordingsorgaan maakt zich ook zorgen over het korte termijn beleid van de toezichthouders (voorbeeld: het veranderen de rekenrente) en over het algemene pensioenbeleid op lange termijn van de overheid en sociale partners. Door deze onzekerheden en veranderingen is er een continue druk op het bestuur met betrekking tot de uitvoering van de regels rond het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat bovenstaande de ontwikkeling van vernieuwingen bemoeilijkt. Het verantwoordingsorgaan heeft zich een gedegen oordeel kunnen vormen aan de hand van de op 2011 betrekking hebbende documenten, zoals het jaarverslag, het actuarieel rapport, het accountantsverslag en de diverse bestuursdocumenten en verslagen. Het verantwoordingsorgaan is het bestuur erkentelijk voor de openheid en de constructieve manier van samenwerken. Alles in overweging nemend is het verantwoordingsorgaan van mening dat het bestuur in 2011 op evenwichtige wijze met de belangen van de betrokkenen is omgegaan en juiste beleidsbesluiten heeft genomen.
Het Verantwoordingsorgaan
46
Reactie van het bestuur Het bestuur waardeert de inzet van het verantwoordingsorgaan mede gezien het feit dat het een zeer turbulente tijd is voor het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan geeft aan uitgebreid te zijn geïnformeerd om tot een oordeel te komen over het gevoerde beleid van het bestuur. Met name inzake de financiële positie van het pensioenfonds en het verloop van het herstelplan met de voorgenomen korting op pensioenrechten. Het bestuur is er zich terdege van bewust dat communicatie met belanghebbenden van groot belang is. Initiatieven van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan worden op prijs gesteld. Het bestuur is tevreden met het oordeel van het verantwoordingsorgaan dat er door het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van de betrokkenen is omgegaan en dat er adequate beleidsbesluiten zijn genomen. Wij bedanken de leden van het verantwoordingsorgaan voor hun inzet en spreken de wens uit de komende jaren op dezelfde open en constructieve manier te blijven samenwerken.
Het bestuur
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
47
48
Jaarrekening
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
49
Balans per 31 december (na resultaatverdeling; in duizenden euro)
Activa 2011 2010 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Zakelijke waarden
53.973
66.663
Vastrentende waarden
128.375
100.730
Overige beleggingen
10.767
9.612
193.115 177.005 Herverzekering [2] 122 143 Vorderingen en overlopende activa [3]
12
5
Liquide middelen [4]
773
833
Totaal activa 194.022 177.986
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
50
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Passiva 2011 2010 Reserves [5] Algemene reserve
-31.543
Risicoreserve
23.599 25.139
Reserve WAO-hiaat Bestemmingsreserve inkoopregeling
-23.364
399
424
1.955
1.601
-5.590 3.800 Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds [6] Voor eigen rekening
198.649
173.094
Herverzekerd
122 143
Voorziening WAO-hiaat
310
353
199.081 173.590 Kortlopende schulden [7]
461
533
Overlopende passiva [8]
Kostenramingen 70 63 Totaal passiva 194.022 177.986
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal
onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
51
Staat van baten en lasten (in duizenden euro)
2011 2010 Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds [9] Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten Kosten van vermogensbeheer
185
34
16.979
21.164
-288
-238
16.876 20.960 Bijdragen van werkgevers en werknemers [10]
7.419
7.233
Saldo van overdrachten van rechten [11]
-27
-99
Pensioenuitkeringen en afkopen [12]
-7.563
-7.386
Mutatie technische voorzieningen voor risico pensioenfonds [13] Voor eigen rekening Bijdragen
-5.103 -5.330
Intrest
-2.222 -2.075
Uitkeringen
7.402 7.263
Kosten
148 144
Sterfte
-151 749
Overdrachten
15 115
Invaliditeit
15 -247
Toeslagverlening Wijziging rentetermijnstructuur ultimo jaar Wijziging sterftegrondslagen
0 0 -24.902
-13.354
0
-4.869
Inkoop in het kader van de inkoopregeling
-639
-779
Overige mutaties
-118
132
-25.555 -18.251
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
52
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
2011 2010 Herverzekerd Intrest
0 -2
Uitkeringen
0 34
Invaliditeit
0 -23
Wijziging marktrente
0
2
0
4
21
5
Wijziging sterftegrondslagen Overige mutaties
21 20 Mutatie voorziening WAO-hiaat [14]
43
-15
Herverzekering [15] Premies
-327 -409
Uitkeringen uit herverzekering
120
Resultaatdeling
178 48
Mutatie waarde herverzekeringspolissen
-21
404 -20
-50 23 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten [16]
-560
-548
Overige baten en lasten [17]
6
0
Saldo van baten en lasten
-9.390
1.937
Bestemming van het saldo Algemene reserve
-8.179
Risicoreserve
-1.540 2.628
-759
Reserve WAO-hiaat
-25
-96
Bestemmingsreserve inkoopregeling
354
164
-9.390 1.937
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de staat van baten en lasten, die een
integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
53
Kasstroomoverzicht (in duizenden euro)
2011 2010 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers
7.419
7.233
Uitkeringen uit herverzekering
297
452
Wegens overgenomen pensioenverplichtingen
332
101
Overige
7 1
8.055 7.787 Uitgaven Uitgekeerde pensioenen –– Pensioenen en afkopen –– Loonheffing –– Sociale premies en andere inhoudingen
-7.573
-7.351
-12 13 3
3
–– Wegens overgedragen pensioenverplichtingen
-359
-200
–– Premies herverzekering
-327
-409
–– Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-630
-534
20
1.100
–– Overige
-8.878 -7.378 Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen Overige
183
33
161.785
30.699
1 1
161.969 30.733 Uitgaven Aankopen beleggingen Kosten van vermogensbeheer Overige
-160.918
-30.343
-288
-238
0 20
-161.206 -30.561 Mutatie geldmiddelen
-60
581
Saldo geldmiddelen per 1 januari
833
252
Saldo geldmiddelen per 31 december
773
833
54
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Toepassing Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving Het jaarverslag van Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux is opgesteld overeenkomstig Titel 9, Boek 2 BW en met inachtneming van de richtlijnen voor de jaarverslaglegging. Waardering Algemene grondslagen Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen de kostprijs, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Voor kortlopende vorderingen en schulden wordt de kostprijs geacht een redelijke benadering te zijn van de reële waarde. Buitenlandse valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Beleggingen De niet ter beurze genoteerde fondsen worden gewaardeerd tegen hun actuele waarde, zijnde de intrinsieke waarde ultimo boekjaar. Bij de bepaling hiervan is waar mogelijk uitgegaan van de actuele marktnoteringen in liquide markten. Voorzover deze gegevens niet beschikbaar zijn, is aansluiting gezocht bij waardering van vergelijkbare beleggingen. Algemene reserve Het jaarresultaat wordt, na aftrek van de dotatie ten gunste van de risicoreserve en de reserve WAO-hiaat, toegevoegd c.q. onttrokken aan de reserve algemene risico’s. Risicoreserve Het vereist eigen vermogen op basis van FTK per ultimo boekjaar wordt toegevoegd aan de risicoreserve. Reserve en voorziening WAO-hiaat De reserve WAO-hiaat wordt opgebouwd uit de resultaten en intrest. De resultaten bestaan uit de toevoeging aan de voorziening inzake contante waarde van de toegekende uitkeringen en de verdiende premie onder aftrek van uitkeringen. Voor de berekening van de intrest wordt het percentage van het rendement op beleggingen van het vorige boekjaar gehanteerd. De overrente over de voorziening wordt op dezelfde wijze berekend. De voorziening betreft de som van de nog niet verdiende premie na aftrek van kosten verhoogd met 4% intrest en de actuariële waarde van de ingegane uitkeringen berekend tegen 4% onder aftrek van uitkeringen. De niet verdiende premie bestaat uit 100% van de nettopremie van het boekjaar vermeerderd met 50%, 25%, 15% respectievelijk 10% van de nettopremie van de vier voorafgaande jaren. Bestemmingsreserve inkoopregeling In boekjaar 2007 is de reservering voor de inkoopregeling (15-jaars financiering) opgevoerd. Jaarlijks wordt een dotatie aan de reservering inkoopregeling gedaan vanuit de ontvangen premie en worden de lasten die voortvloeien uit de inkoopregeling onttrokken aan de reservering inkoopregeling en toegevoegd aan de technische voorzieningen.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
55
Technische voorzieningen De technische voorziening voor eigen rekening is, evenals vorig jaar, gelijk aan de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenen. Bij de vaststelling van de TV is uitgegaan van marktwaardering. Dit houdt onder andere in dat gerekend is met de termijnstructuur (RTS) zoals gepubliceerd doro DNB. Per 31 december 2011 is de curve van de RTS gebaseerd op het 3-maands gemiddelde van de interbancaire swapmarkt. Gemiddeld gewogen met de TV kwam de nominale rente eind 2011 ongeveer overeen met een vaste rekenrente van 2,7% (2010: 3,5%). Resultaatbepaling Algemeen De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten wordt bij vastrentende waarden verstaan de rente-opbrengst verminderd met de kosten; bij de zakelijke waarden wordt, voor wat betreft de aandelen, hieronder verstaan het bruto-dividend, voor aftrek van dividendbelasting, verminderd met de kosten. De interesten van overige activa en passiva worden opgenomen op basis van nominale bedragen. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: –– gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, leningen op schuldbekentenis en obligaties; –– boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; –– valutaverschillen inzake deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Kosten van vermogensbeheer Onder de kosten van vermogensbeheer worden de kosten opgenomen die verband houden met het beheer van de beleggingen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
56
Toelichting op de balans per 31 december (in duizenden euro) Activa [1] Beleggingen voor risico pensioenfonds Niet Categorie
Stand
Aankopen/
Verkopen Gerealiseerde gerealiseerde
Stand
ultimo Verstrek- aflossingen koers- koers- ultimo 2010
kingen verschillen verschillen
2011
Zakelijke waarden Aandelen
66.663 103.145 -112.586
5.214 -8.463 53.973
Vastrentende waarden Obligaties
100.730 56.271 -49.200
0 20.574 128.375
Overige beleggingen Commodities Liquiditeitenfonds Totaal belegd vermogen
9.612 2 0 0 -347 9.267 0 1.500 0 0 0 1.500 9.612 1.502 0 0 -347 10.767 177.005
160.918
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
-161.786
5.214
11.764
193.115
57
2011 2010 [2] Herverzekering 122 143 Het pensioenfonds is vrijwel volledig zelfrisicodragend. Alleen de individuele risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid (premievrijstellingsrisico’s) zijn door middel van een (risico) herverzekering ondergebracht bij de Algemene Levensherverzekering Maatschappij nv (Alhermij) te Amstelveen. Het reguliere overlijdensrisico is herverzekerd met een eigen behoud van € 150.000 met poolwinstdeling. Het premievrijstellingsrisico is afgedekt met een eigen behoud van € 4.000 per deelnemer/ per jaar. Op beide risico’s is een jaarlijks te herziene gecombineerde stoploss verzekering afgesloten met een eigen behoud van € 150.000 voor het overlijdensrisico een eigen behoud van € 4.000 premievrijstellingsrente. Het ANW-hiaat risico is herverzekerd zonder eigen behoud met poolwinstdeling. De looptijd van de herverzekeringscontracten is van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011. Jaarlijks vindt in poolverband winstdeling plaats. Bij het opmaken van de jaarrekening is het niet mogelijk een inschatting te maken van de hoogte van de winstdeling. [3] Vorderingen en overlopende activa Lopende intrest Hieronder is opgenomen de aan het boekjaar toe te rekenen intrest van: Liquide middelen 3 1 Overige vorderingen Terugvorderbare dividendbelasting
4
Overige
5 0
4
9 4 Totaal vorderingen en overlopende activa
12
5
[4] Liquide middelen ING Bank N.V.
773 833
Totaal activa 194.022 177.986 De liquide middelen bij ING Bank N.V. staan geheel vrij ter beschikking van het fonds.
58
Passiva 2011 2010 [5] Reserves Algemene reserve Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
-23.364
-22.605
-8.179
-759
Stand per 31 december
-31.543
-23.364
Risicoreserve Stand per 1 januari
25.139
22.511
Saldobestemming boekjaar
-1.540
2.628
Stand per 31 december
23.599
25.139
Reserve WAO-hiaat Stand per 1 januari
424
520
Saldobestemming boekjaar
-25
-96
Stand per 31 december
399
424
Bestemmingsreserve inkoopregeling Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
1.601
1.437
354
164
Stand per 31 december
1.955
1.601
De saldobestemming betreft de mutatie in deze reserve. De mutatie is als volgt uit te splitsen: Herziening n.a.v. toetsing reservering
0
-163
Dotatie vanuit de ontvangen premie
1.254
1.056
Onttrekking wegens bereiken 62-jarige leeftijd
-837
-661
Onttrekking wegens onvoorwaardelijk worden aanspraken
-124
-118
61
50
Toevoeging intrest
Totaal 354 164 Totaal reserves Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt Het vereist eigen vermogen bedraagt
3.800
8.555
4,3%
7.464
4,3%
23.599
11,9%
25.139
14,5%
96,2%
101,3%
De dekkingsgraad is
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
-5.590
59
2011 2010 De dekkingsgraad is vastgesteld als het totaal vermogen minus de bestemmingsreserve inkoopregeling gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds minus het herverzekerde gedeelte. De berekening is als volgt: 191.414 / 198.959 x 100% = 96,2%. Ultimo september 2008 is het pensioenfonds in een situatie van reservetekort geraakt. Medio oktober 2008 is tevens een dekkingstekort ontstaan. Dientengevolge is een kortetermijn- en een langetermijnherstelplan bij DNB ingediend. Op grond van het herstelplan werd ultimo 2011 een dekkingsgraad van 98,1% verwacht. De werkelijke dekkingsgraad bedroeg 96,2%. Het bestuur heeft in het kader van de evaluatie van het herstelplan per ultimo 2011 vervolgens wederom moeten beoordelen of het herstelpad haalbaar is en of wellicht alsnog tot een korting dient te worden besloten. In het kader van de evaluatie van het herstelplan over het jaar 2011 is begin 2012 geconcludeerd dat het bestuur, om ultimo december 2013 de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3% te bereiken, een voorgenomen besluit tot korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten met 1,6% moet nemen. Deze voorgenomen korting wordt per 1 april 2013 geëffectueerd, tenzij de financiële situatie dusdanig verbetert dat een lagere korting volstaat dan wel helemaal geen korting noodzakelijk is. Het is echter ook mogelijk dat de financiële situatie van het fonds verder verslechtert en het bestuur genoodzaakt is om eind 2013 tot een aanvullende korting te besluiten. Het eerstvolgende formele toetsmoment is 31 december 2012. Voor een verdere evaluatie van het herstelplan wordt verwezen naar het Bestuursverslag. [6] Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voor eigen rekening Stand per 1 januari
173.094
154.843
Bijdragen
5.103 5.330
Intrest
2.222 2.075
Uitkeringen
-7.402 -7.263
Kosten
-148 -144
Sterfte
151 -749
Overdrachten
-15 -115
Invaliditeit Wijziging rentetermijnstructuur ultimo jaar Wijziging sterftegrondslagen
-15 247 24.902
13.354
0
4.869
Inkoop in het kader van de inkoopregeling
639
779
Overige mutaties
118
-132
Stand per 31 december
60
198.649
173.094
2011 2010 Herverzekerd Stand per 1 januari
143
163
Intrest
0 2
Uitkeringen
0 -34
Invaliditeit
0 23
Pensionering
0 -2
Wijziging marktrente
0
-4
-21
-5
Wijziging overlevingsgrondslagen
Stand per 31 december
122
143
Voorziening WAO-hiaat Stand per 1 januari
353
338
Bij: Intrest
4
5
Ten laste van reserve WAO-hiaat
0
70
Wijziging rentetermijnstructuur ultimo boekjaar
16
13
Overige
0
2
373 428 Af: Uitkeringen
Opslag in verband met sterfteverwachting
-63
-63
0
-12
Stand per 31 december
310
353
Totaal technische voorzieningen voor risico pensioenfonds
199.081
173.590
Bij de vaststelling van de technische voorzieningen is rekening gehouden met de door DNB gepubliceerde termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. Gemiddeld, gewogen met de technische voorzieningen, kwam de nominale rente eind 2011 overeen met een vaste rekenrente van 2,7% (2010: 3,46%). De pensioenverplichtingen worden berekend volgens overlevingskansen van een generatietafel 2010-2060 inclusief toepassing van ervaringssterfte. Vóór de pensioendatum wordt een gehuwdheidsfrequentie van 100% gehanteerd. Na de pensioendatum wordt de voorziening vastgesteld op basis van het bepaalde partnersysteem. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
61
2011 2010 De voorziening voor latent nabestaandenpensioen voor de nietpensioentrekkenden wordt verhoogd met 7% ter dekking van het latent wezenpensioen. Daarnaast moet in de technische voorzieningen een toereikende voorziening voor kosten zijn opgenomen. Het fonds hanteert een kostenvoorziening van 2,0% van de netto technische voorzieningen. Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenopbouw. In verband met het dekkingstekort heeft het bestuur besloten om zowel per 1 januari 2011 als per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen. [7] Kortlopende schulden Rekening-courant Linde Gas Benelux B.V. Rekening-courant Linde Finance B.V. Uitkeringen Loonheffing en premie ZVW
223
200
3
0
26 35 152
161
AZL N.V.
19
87
Towers Watson
20
17
0
15
Mazars Paardekooper Hoffman N.V. Overige
18 18
461 533 [8] Overlopende passiva Raming kosten accountant
25
23
Raming kosten actuaris
45
40
70 63 Totaal passiva 194.022 177.986
62
Toelichting op de staat van baten en lasten (in duizenden euro) Bezoldiging bestuursleden De bestuursleden van Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux hebben in 2011 geen bezoldiging ontvangen. Personeel Gedurende het boekjaar 2011 had Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux geen personeelsleden in dienst.
Baten en lasten
2011
2010
[9] Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Zakelijke waarden
181
21
Liquide middelen
4
9
Afvloeiingsregeling
0 5
Waardeoverdrachten
0 -1
Totaal directe beleggingsopbrengsten
185
34
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde resultaten Zakelijke waarden
5.214
608
Vastrentende waarden
0
-1.199
Valutakoersresultaten
1 22
5.215 -569
Ongerealiseerde resultaten Zakelijke waarden
-8.463
8.015
Vastrentende waarden
20.574
11.914
-347
1.804
Overige beleggingen
11.764 21.733
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
16.979
21.164
63
2011 2010 Kosten van vermogensbeheer Beheerloon Transitiekosten
-190 -238 -98 0
Totaal kosten vermogensbeheer
-288
-238
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
16.876
20.960
[10] Bijdragen van werkgevers en werknemers Premie ouderdomspensioen Premie vroegpensioen Premie Anw-hiaat Inkoopsommen Premie FVP
7.284
6.511
0
21
107
107
26 563 2
31
7.419 7.233 Kostendekkende premie
6.523
6.988
Gedempte kostendekkende premie
5.824
6.867
6.165
6.177
Feitelijke premie (exclusief reservering voor de inkoopregeling en de afvloeiingsregeling) De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: Actuarieel benodigd
5.337
5.751
Opslag in stand houden vereist vermogen
774
834
Opslag voor uitvoeringskosten
412
403
6.523 6.988
De feitelijke premie over boekjaar 2011 bedraagt € 6,2 miljoen (2010: € 6,2 miljoen), de kostendekkende premie € 6,5 miljoen (2010: € 6,9 miljoen) en de gedempte kostendekkende premie € 5,8 miljoen (2010: € 6,9 miljoen). De feitelijke premie wordt getoetst aan de gedempte kostendekkende premie. De premie die eind 2010 is vastgesteld voor 2011 was op dat moment kostendekkend. [11] Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
332
101
Overgedragen pensioenverplichtingen
-359
-200
-27 -99
64
2011 2010 [12] Pensioenuitkeringen en afkopen Pensioenen Ouderdomspensioen
-4.498 -4.323
Vroegpensioen
-1.720 -1.759
Partnerpensioen
-1.080 -1.034
Wezenpensioen
-49 -38
WAO-hiaatpensioen
-44 -88
ANW-hiaatpensioen
-49 -56
Subtotaal
-7.440 -7.298
Andere uitkeringen Werkgeversaandeel sociale premies
-26
Afkopen
-97 -56
Subtotaal
-123 -88
Totaal pensioenuitkeringen en afkopen
-32
-7.563
-7.386
[13] Mutatie technische voorzieningen voor risico pensioenfonds Voor eigen rekening Bijdragen
-5.103 -5.330
Intrest
-2.222 -2.075
Uitkeringen
7.402 7.263
Kosten
148 144
Sterfte
-151 749
Overdrachten Invaliditeit Wijziging rentetermijnstructuur ultimo jaar Wijziging sterftegrondslagen
15 115 15 -247 -24.902
-13.354
0
-4.869
Inkoop in het kader van de inkoopregeling
-639
-779
Overige mutaties
-118
132
-25.555 -18.251 De technische voorzieningen zijn vastgesteld op basis van de termijnstructuur van de nominale marktrente. Deze komt eind 2011 voor het fonds overeen met een vaste rekenrente van 2,7% (2010: 3,46%).
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
65
2011 2010 Herverzekerd Intrest
0 -2
Uitkeringen
0 34
Invaliditeit
0 -23
Pensionering
0 2
Wijziging marktrente Wijziging overlevingsgrondslagen
0
4
21
5
21 20 [14] Mutatie voorziening WAO-hiaat
43
-15
[15] Herverzekering Premies Overlijdensrisico
-93 -133
Stop-loss-verzekering
-15 -20
Premievrijstellingsrisico
-127 -180
Premie Anw-hiaat Herziening voorgaande jaren
-91
-76
-1
0
-327 -409 Uitkeringen uit herverzekering Bijdragen tijdens WAO Overlijdensuitkering
120
43
0 361
120 404 Resultaatdeling herverzekering
178
48
Mutatie waarde herverzekeringspolissen
-21
-20
Totaal herverzekering
-50
23
66
2011 2010 [16] Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie Accountant (controle jaarrekening) Actuaris De Nederlandsche Bank Overige kosten
-348 -349 -23
-33
-157 -136 -9
-10
-23
-20
Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-560
-548
[17] Overige baten en lasten
6
0
Saldo van baten en lasten
-9.390
1.937
2011 2010 Actuariële analyse van het saldo Wijziging rentetermijnstructuur
-24.918
Beleggingsopbrengsten
14.650 18.880
-13.367
Premie
449 455
Waardeoverdrachten
-12 16
Kosten
-13 -12
Uitkeringen
-14 -19
Kanssystemen Wijziging actuariële grondslagen Andere oorzaken
-153 285 0
-4.857
621
556
-9.390 1.937
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
67
Risicoparagraaf (in duizenden euro) In de risicoparagraaf binnen het bestuursverslag is het beleid rond risicobeheersing uiteengezet. Hierna wordt een aantal specifieke risico’s nader toegelicht en gekwantificeerd. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financieel risico voor het Pensioenfonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het standaardmodel). Het Eigen vermogen van het Pensioenfonds per 31 december 2011 is kleiner dan het Vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel, zodat het Pensioenfonds hierdoor een langetermijnherstelplan heeft moeten indienen. Jaarlijks vindt toetsing plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren hierin worden benoemd onder de noemer S1 tot en met S6. Tevens wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën:
2011 2010 Renterisico (S1)
€ % € % 5.205 2,6 5.735 3,3
Zakelijke waarden risico (S2)
16.974
Valutarisico (S3)
10.311 5,2 10.216 5,9
Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6)
8,6
18.711
10,8
3.338 1,7 3.237 1,9 43 0,0 100 0,1 5.988
3,0
5.177
3,0
Correlatie-effect
-18.260
-9,2 -18.037 -10,4
Vereist eigen vermogen
23.599
11,9
25.139
14,5
Aanwezige dekkingsgraad
96,2
101,3
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,3
104,3
Vereist eigen vermogen
111,9
114,5
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het pensioenfonds, afgenomen van 101,3% (2010) naar 96,2% (2011).
68
Renterisico Het Pensioenfonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Het renterisico wordt veroorzaakt, doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. De daling van de rentestanden die worden gehanteerd bij de berekeningen van de Voorziening pensioenverplichtingen (eind 2011: 2,6% ten opzichte van eind 2010: 3,5%) leidt tot een stijging van de Voorziening pensioenverplichtingen (in 2011: 24,918 miljoen euro). De beleggingen, gewaardeerd tegen marktwaarde, zijn in meer of mindere mate gerelateerd aan ontwikkelingen van de rentestanden. Door de periodieke afstemming van beide ontwikkelingen wordt de dekkingsgraad nauwgezet gemonitord. Deze rentegevoeligheid is één van de actoren bij de bepaling van de (strategische) assetallocatie en de duratie van de portefeuilles. Door deze swaps wordt de duratie van de portefeuille van vastrentende waarden in lijn gebracht met die van de verplichtingen. Ultimo 2011: Duratie van de vastrentende waarden
21,7
Duratie van de pensioenverplichtingen
16,4
Gevoeligheidsanalyse: Een daling van de rentetermijnstructuur van 1,0%-punt zou leiden tot stijging van de pensioenverplichtingen ultimo 2011 van circa 16,4%. Zakelijke waarden risico Mogelijke waardedalingen van beleggingen voor het vastgoed en de aandelen zijn in het hiervoor genoemde standaardmodel begrepen. Hiervoor wordt een gedifferentieerde berekening naar categorieën van markten en beleggingen uitgevoerd. Ter zake van het zakelijke waarden risico worden risico-inschattingen aan de hand van de in de markt gebruikelijke risicoparameters gemaakt. In het beleggingsbeleid wordt met dergelijke risico’s rekening gehouden door ondermeer een toepassing van voldoende spreiding in de beleggingsportefeuille naar categorieën, markten en dergelijke. De volatiliteit van de marktwaarden (prijsrisico’s) van beleggingen wordt periodiek geëvalueerd en kan leiden tot bijstellingen in het vermogensbeheer.
2011 2010
€ % € %
Verdeling zakelijke waarden per categorie: Ontwikkelde markten (Mature markets) Opkomende markten (Emerging markets) Private equity, hedge funds en multimanagerfondsen
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
46.302
85,8
66.663
100,0
7.671
14,2
0
0,0
0
0,0
0
0,0
53.973 100,0 66.663 100,0
69
Grondstoffenrisico Om dit risico te spreiden wordt er van het totaal belegd vermogen strategisch 5% in commodities belegd. Er wordt uitsluitend belegd in fondsen welke totaal aan de euro zijn gehedged. Het risico is dat de waarde van deze beleggingen daalt.
2011 2010
€ % € %
Belegd vermogen in commodities:
9.267
100,0
9.612
100,0
9.267 100,0 9.612 100,0
Kredietrisico Er wordt uitsluitend belegd via fondsen die aan de hand van mandaten gemanaged worden. Een van de aspecten daarbij is het beheersen van kredietrisico’s. Bij het kredietrisico dient het effect van de kredietwaardigheid van de partijen, waarin belegd wordt, tot uitdrukking te komen. Het kredietrisico komt tot uitdrukking in de zogenaamde creditspread. Deze creditspread is het verschil tussen de uitkering die afhangt van de kredietwaardigheid van de tegenpartij en een uitkering die met volledige zekerheid (risicovrij) tot uitkering zal komen.
2011 2010
€ % € %
Rating vastrentende waarden 1) AAA 2)
87.466 68,1 38.228 38,0
AA
8.020
A
8.179 6,4 8.062 8,0
BBB
14.825 11,6 22.205 22,0
Lager dan BBB Geen rating
9.885
70
7,7
6.114
6,1
0 0,0 0 0,0 128.375 100,00 100.730
1) Zoals gepubliceerd door DNB. 2)
6,3 26.121 25,9
Frankrijk is in deze opstelling gewaardeerd als AAA, aangezien afwaardering naar AA+ in 2012 heeft plaatsgevonden.
100,0
Verzekeringstechnisch risico Binnen het verzekeringstechnische risico worden in principe alleen risico’s meegenomen die verband houden met sterfte. Het omvat de risico’s als gevolg van afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en afwijkingen van de verwachte sterftetrend (langlevenrisico). Tot het verzekeringstechnische risico worden gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende technische voorziening. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Het pensioenfonds heeft bij de inrichting van het strategische beleggingsbeleid met verantwoorde en gediversifieerde beleggingscategorieën met een spreiding op zowel sectoraal als geografisch gebied een zo optimaal mogelijke verhouding tussen risico en rendement aangebracht. Tevens is er een hoge diversificatie in de kredietkwaliteit, het meeste is belegd in AAA/AA obligaties. Goede diversificatie van het vermogen binnen de verschillende beleggingscategorieën en over verschillende vermogensbeheerders zorgt voor een verlaging van het risico. Er wordt alleen belegd in fondsen waardoor er geen concentratierisico optreedt in één bedrijf. In het standaardmodel is de gevoeligheid van het eigen vermogen voor concentratierisico (S8) gelijkgesteld aan 0%.
2011 2010
€ % € %
Zakelijke waarden Verdeling zakelijke waarden per regio: Europa Afrika Noord-Amerika
32.217 59,7 49.864 74,8 0 0,0 0 0,0 11.429 21,2 12.660 19,0
Midden- en Zuid-Amerika
0
Japan
0 0,0 4.139 6,2
Azië
0,0
0
0 0,0 0 0,0
Overig Pacific
2.656
4,9
Emerging Markets
7.671
14,2
0
0,0
Private Equity, hedge funds en multimanagerfondsen
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
0,0
53.973 100,0 66.663 100,0
71
2011 2010
€ % € %
Vastrentende waarden Verdeling vastrentende waarden per regio: Europa Afrika
115.814
90,2 100.730 100,0
2.792 2,2 0 0,0
Noord-Amerika
0 0,0 0 0,0
Midden- en Zuid-Amerika
5.583
Azië
4.186 3,3 0 0,0
Oceanië
4,3
0
0 0,0 0 0,0 128.375 100,0 100.730 100,0
In het bestuursverslag wordt nader ingegaan op de risico’s ten aanzien van premiebeleid, toeslagbeleid en herverzekeringsbeleid.
Schiedam, 22 juni 2012
Het bestuur
H.Gelderloos
M.E. Pop
Voorzitter Secretaris
W.J. Vonk
72
0,0
J.P.M. Keijzer
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum Jaarlijks zal door het bestuur de voortgang van het herstelplan worden geëvalueerd. Per toetsmoment 31 december 2011 heeft de evaluatie van het herstelplan plaatsgevonden. In het kader van de evaluatie is geconcludeerd dat het bestuur, om ultimo december 2013 de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3% te bereiken, een voorgenomen besluit tot korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten met 1,6% moet nemen. Deze voorgenomen korting wordt per 1 april 2013 geëffectueerd, tenzij de financiële situatie dusdanig verbetert dat een lagere korting volstaat dan wel helemaal geen korting noodzakelijk is. Het is echter ook mogelijk dat de financiële situatie van het fonds verder verslechtert en het bestuur genoodzaakt is om tot een grotere korting te besluiten. Het eerstvolgende formele toetsmoment is 31 december 2012. DNB vereist dat de feitelijke premie in geval van een dekkingstekort dient bij te dragen aan herstel. Middels haar brief van 19 oktober 2011 geeft DNB pensioenfondsen onder voorwaarden de mogelijkheid dat de premie in 2012 niet bijdraagt aan herstel. Dit wordt ook wel de ‘adempauze’ genoemd. Het pensioenfonds heeft op 30 januari 2012 DNB om toestemming gevraagd om van deze ‘adempauze’ gebruik te mogen maken. DNB heeft het verzoek van het pensioenfonds op 6 februari 2012 toegewezen. Dit betekent dat het fonds in 2012 dient te werken aan een structurele oplossing voor een deugdelijke financiële opzet en dat deze moet worden vastgelegd in de ABTN. Vanaf 2013 moet het pensioenfonds, ook als sprake is van minder gunstige (economische) omstandigheden, voldoen aan de eis dat de premie in geval van een dekkingstekort bijdraagt aan herstel. Er hebben zich verder geen belangrijke gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
Financiering De financiering van de pensioenaanspraken vindt plaats in eigen beheer, met dien verstande dat individuele risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid door een risicoherverzekeraar worden overgenomen. De jaarlijkse storting in de stichting bestaat uit werkgevers- en werknemersbijdragen. De stortingen van de werkgever en werknemers geschieden conform het bepaalde in de betreffende artikelen van het pensioenreglement alsmede het bepaalde in de uitvoeringsovereenkomst. De pensioenpremie voor de thans geldende pensioenregeling is voor 2011 vastgesteld op 34,67% van de pensioengrondslag (pensioengevend salaris minus franchise). De werkgever neemt in 2011 65,76% (dit is 22,8%) van de premiebetaling voor zijn rekening. De overige 34,24% (dit is 11,87%) wordt betaald door de werknemer. De jaarlijks door het bestuur vastgestelde franchises bedragen voor het verslagjaar: –– tijdelijk verlaagde franchise voor opbouw ouderdomspensioen en pensioenpremie t/m 2010 + 2011: € 12.898,-. Dit is het wettelijk minimum (niveau 2010: € 12.674,-); –– tijdelijk verlaagde franchise nabestaandenpensioen t/m 2010 + 2011: € 12.898,-. Dit is het wettelijk minimum (niveau 2010: € 12.674,-). Het ontbreken van enige reglementaire toeslagruimte heeft het bestuur doen besluiten om per 1 januari 2011 geen toeslag te verlenen. Wegens deze zelfde reden, zal per 1 januari 2012 ook geen toeslag worden verleend.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
73
Resultaatbestemming Statutaire bepalingen omtrent de resultaatbestemming Volgens artikel 9 van de statuten werkt het pensioenfonds volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslag waarop het rust gemotiveerd omschreven zijn. Conform de ABTN dienen de jaarresultaten te worden toegevoegd aan de algemene reserve, risicoreserve en reserve WAO-hiaat. Resultaatverdeling Het bestuur heeft besloten het resultaat over het boekjaar 2011 als volgt te verdelen: 2011 Algemene reserve
x € 1.000 -8.179
Risicoreserve -1.540 Reserve WAO-hiaat
-25
Bestemmingsreserve inkoopregeling
354
______ -9.390
Uitvoering De bevoegdheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten en het reglement van het pensioenfonds. De uitvoering van de pensioenregeling en de financiële administratie zijn ondergebracht bij AZL N.V. te Heerlen. Het vermogen van het pensioenfonds is in beheer bij PIMCO Europe Ltd te Londen en BlackRock Inc. te Amsterdam. De verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de voorziening pensioenverplichtingen berust bij Towers Watson te Rotterdam. De controle van de jaarrekening is uitgevoerd door Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V. te Rotterdam.
74
Actuariële verklaring Opdracht Door de Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux te Schiedam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: –– heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en –– heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot de balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financiële beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131, 132, en 133. De vermogenspositie van de Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
75
In verband met de slechte vermogenspositie van het pensioenfonds heeft het bestuur zich voorgenomen om de pensioenaanspraken en -rechten per 1 april 2013 met 1,6% te korten, als de vermogenspositie op 31 december 2012 daartoe aanleiding geeft.
Rotterdam, 22 juni 2012
drs L.L. Gastelaars AAG Verbonden aan Towers Watson B.V.
76
controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het bestuur van Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas te Schiedam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschatting neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van het pensioenfonds. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van het pensioenfonds gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden Wij vestigen de aandacht op pagina 14 van het verslag van het bestuur en pagina 60 en 73 van het jaarverslag, waarin het bestuur meldt besloten te hebben dat tenzij de dekkingsgraad op 31 december 2012 voldoende zal zijn verbeterd per 1 april 2013 zal worden overgegaan tot het korten van de opgebouwde aanspraken en rechten. Deze situatie doet geen afbreuk aan ons oordeel.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
77
verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 30 juni 2012
Mazars Paardekooper Hoffman Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs C.A. Harteveld RA
78
Bijlagen
Aangesloten ondernemingen per 31 december Linde Gas Benelux B.V. Linde Finance B.V.
Begrippenlijst ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In de ABTN wordt door het bestuur van een pensioenfonds uiteengezet welke actuariële en bedrijfstechnische opzet ten grondslag ligt aan een fonds. Ook wel bedrijfsplan genoemd. Hierin komen drie hoofdonderwerpen aan de orde: de wijze van vaststelling van de verplichtingen jegens de deelnemers, de beleggingsportefeuille en het intern risicobeheersingssysteem. Accounting standaarden Raamwerk van verslaggevingsregels voor het opstellen van een jaarrekening en jaarverslag. Met ingang van het verslagjaar 2005 moeten alle beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeringsmaatschappijen hun geconsolideerde jaarrekening volledig inrichten op basis van International Accounting Standards (IAS), door de IAS Board omgedoopt in International Financial Reporting Standards (IFRS). Het doel van IFRS is om de transparantie en internationale vergelijkbaarheid van de externe financiële verslaggeving te verbeteren. Niet beursgenoteerde rechtspersonen hebben de keuze om of IFRS toe te passen, of de Nederlandse Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Actuariële grondslagen Wanneer een contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen moet worden bepaald maakt de actuaris gebruik van actuariële grondslagen, zoals: de rekenrente; de kansstelsels: sterftekansen, arbeidsongeschiktheids- en revalideringskansen, frequenties van gehuwd zijn, soms ook toekomstige salarisontwikkeling of indexatiebeleid enz.; kostenopslagen (bijvoorbeeld voor administratiekosten en/of uitbetalingskosten). Actuaris Een actuaris kan antwoord geven op de vraag wat de toekomst aan pensioenuitkeringen gaat kosten. De actuaris is bij uitstek degene de financiële risico’s op de agenda plaatst en adequate oplossingen bedenkt. Actuele waarde De actuele waarde is voor beleggingen waarvoor dagelijks openbare prijzen worden vastgesteld, zoals aandelen en obligaties, de beurswaarde. Voor andere vastrentende waarden, zoals onderhandse leningen en hypotheken, wordt de actuele waarde benaderd als de contante waarde van de toekomstige nettokasstromen. Als actuele waarde van de beleggingen in vastgoedfondsen wordt de intrinsieke waarde gehanteerd. Voor direct onroerend goed wordt de taxatiewaarde als actuele waarde gehanteerd.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
79
ALM Afkorting voor Asset Liability Management. Een ALM-studie betreft de analyse van het risicobeheer van de balans tussen activa en de passiva van een pensioenfonds. Deze studie dient te resulteren in de formulering van een strategisch beleggingsbeleid. Backservice Pensioenaanspraken (of de waarde ervan) die betrekking hebben op de achterliggende dienstjaren en die ontstaan door verandering in de pensioengrondslag. Beleggingsmix Verdeling van de beleggingen over zakelijke en vastrentende waarden. Benchmark Vooraf vastgestelde, objectieve maatstaf voor de prestatie van (de beheerder van) een beleggingsportefeuille of pensioenfonds. Een beursindex bijvoorbeeld. Beurskoers Marktprijs van een aandeel, obligatie of andere waardepapieren. Calloptie De koper van de calloptie krijgt het recht om de onderliggende waarde van de optie (aandelen bijvoorbeeld) gedurende de looptijd van de optie voor een bepaald bedrag –de uitoefenprijs– te kopen. Voor dat recht betaalt hij premie. De verkoper van een calloptie –de schrijver– moet eventueel de onderliggende waarde leveren aan de koper van de optie tegen de uitoefenprijs. De optieschrijver ontvangt voor deze verplichting de optie premie. Contante waarde De contante waarde op een bepaald moment van (een serie) betalingen in de toekomst, is het bedrag dat op dat moment aanwezig zou moeten zijn om, rekening houdend met renteaangroei (rekenrente) en eventuele andere actuariële grondslagen, deze toekomstige betalingen te kunnen verrichten. Converteerbare obligatie Een obligatie die gedurende de looptijd kan worden omgewisseld (geconverteerd) in aandelen. Deze mogelijkheid is als een extraatje aan de obligatie meegegeven door de uitgever, teneinde de obligatie gemakkelijker te kunnen plaatsen. Coupon Genummerd deel van de obligatie waarop de jaarlijkse rente wordt uitbetaald. Couponrendement Verhoudingsgetal tussen het bedrag aan ontvangen couponrente en de beurswaarde van de obligatie in kwestie op een bepaald moment, of van de beurswaarde bij aankoop van de obligatie. Dekkingsgraad Een maat voor de solvabiliteit van een pensioenfonds. De dekkingsgraad wordt bepaald door de mate waarin het beschikbaar vermogen (BV) de voorziening opgebouwde rechten (VOR) overtreft, uitgedrukt in een percentage. Een dekkingsgraad van 100% geeft aan dat het beschikbaar vermogen juist toereikend is om de voorziening opgebouwde rechten te dekken, terwijl een percentage lager dan 100 aangeeft dat er sprake is van onderdekking. Fondsen gaan in hun financiële opzet veelal van een minimumdekkingsgraad uit die in mindere of meerdere mate ruim boven 100% ligt.
80
De Nederlandsche Bank Bij wet ingesteld toezichthoudend orgaan, dat onder andere het naleven van de Pensioen- en spaarfondsenwet bewaakt. Derivaten Financiële contracten waarvan de waarde afhankelijk is van een of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices. Voorbeelden van derivaten zijn opties, termijncontracten en rente- en valutaswaps. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten worden verstaan: huur-, dividend- en renteopbrengsten van de beleggingen. Disagio Het bedrag dat een belegging minder waard is dan de nominale waarde. Duration De gewogen gemiddelde looptijd van de kasstromen van een obligatie, waarbij weging geschiedt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een graadmeter voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers daarvan het meest zal oplopen. Effectief rendement Het effectief rendement houdt naast het couponrendement nog rekening met winst of verlies bij aflossing van een obligatie. Franchise In veel pensioenregelingen is een bepaald drempelbedrag opgenomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt omdat de AOW geacht wordt hierover pensioen te verlenen. Dit bedrag is veelal afgeleid van de uitkeringen krachtens de AOW en wordt dan ‘franchise’ genoemd. Future Termijncontract dat op de beurs wordt verhandeld. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van extra hoge risico’s bij een levensverzekeraar, zoals overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s van deelnemers. Index Cijfer dat een gewogen gemiddelde uitdrukt en waaraan men kan zien hoe een grootheid (bijvoorbeeld de beurskoersen in Amsterdam) zich ontwikkeld heeft. Indexatie/voorwaardelijke toeslagverlening Hieronder wordt verstaan de aanpassing van de ingegane pensioenen en/of premievrije aanspraken (voor pensioeningang) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten vallen de gerealiseerde verkoopresultaten inclusief valutaresultaten en de nietgerealiseerde herwaarderingsresultaten.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
81
Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde per aandeel is de ‘werkelijke’ waarde van dat aandeel, afgeleid van de onderliggende beleggingen. De intrinsieke waarde wordt berekend door de waarde van de activa (bezittingen) te verminderen met de passiva (schulden) en het saldo te delen door het aantal uitstaande aandelen. Kansstelsels Dit zijn veronderstellingen met betrekking tot sterftekansen, invalideringskansen, ontslag, gehuwdheid en individuele loontontwikkeling. Koopsom Een koopsom is een eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling en een premie een periodieke betaling. Zowel premies als koopsommen dienen hetzelfde doel, namelijk de financiering van de pensioenen. Middelloonregeling Bij deze regeling wordt voor elk dienstjaar een percentage pensioen toegekend dat is gerelateerd aan de pensioengrondslagen van het desbetreffende dienstjaar. Het te bereiken pensioen is in deze regeling gerelateerd aan het gemiddelde, geïndexeerde loon gedurende de opbouwperiode. Nominale waarde De op het stuk (aandeel of obligatie) aangegeven waarde. Bij een koers van 100 (= 100%) is de prijs van het waardepapier gelijk aan de nominale waarde. Omkeerregel Over de pensioenaanspraken die een werknemer opbouwt behoeft ingevolge de Wet op de loonbelasting geen belasting te worden afgedragen. De pensioenuitkeringen worden te zijner tijd weer wel belast. Deze regel wordt ook wel de “omkeerregel” genoemd. Om van deze faciliteit gebruik te kunnen maken moeten deze aanspraken onder andere voldoen aan artikel 18 van de Wet op de loonbelasting. Optie Zie ook calloptie en putoptie. Verhandelbaar recht om iets te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een van tevoren vastgestelde prijs gedurende een van tevoren vastgestelde termijn. Over/onderweging Een hoger of lager belang in een beleggingscategorie dan overeenkomt met de normverdeling van het pensioenfonds. Overrente Het positieve verschil tussen het inkomensrendement van het fonds en de rekenrente. Pensioengrondslag Het bedrag waarover pensioen wordt toegekend. Vaak is dit het voor pensioen meetellende salaris minus de franchise. Performance Het rendement dat is behaald met de beleggingen.
82
Premievrije aanspraken Indien het deelnemerschap aan een pensioenregeling eindigt, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioenleeftijd, verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Een andere vorm van premievrije aanspraak is het bijzonder partnerpensioen dat de gewezen partner ontvangt bij scheiding/einde partnerschap. Putoptie Een optie die de koper het recht maar niet de verplichting geeft om het onderliggende contract te verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. Voor dat recht moet premie worden betaald. Een putoptie maakt het mogelijk het risico van dalende koersen af te dekken. Reële rente Het verschil tussen het fondsrendement en de (loon- of prijs)inflatie. Bij de premiestelling wordt verondersteld dat het fondsrendement ten minste gelijk is aan de som van de rekenrente en de inflatie. In dat geval kan de last uit hoofde van indexering worden gefinancierd uit het verschil tussen het fondsrendement en de rekenrente. Rekenrente De rekenrente is het fictieve percentage dat het belegde pensioenvermogen wordt geacht op te brengen in de toekomst en waarvan bij de berekening van de contante waarden wordt uitgegaan. Rendement Het positieve of negatieve resultaat dat een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds behaalt met de belegging van daartoe beschikbare middelen. Rentetermijnstructuur De rentetermijnstructuur is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Rijping De mate van rijping van een fonds wordt veelal uitgedrukt in de draagvlakratio. Deze ratio geeft weer de verhouding tussen de voorziening opgebouwde rechten (VOR) en de bijdragegrondslag (BG), dat wil zeggen het bijdrageplichtig deel van de totale salarissom. De draagvlakratio is laag voor een jong, startend fonds. In de loop van de tijd neemt deze ratio toe, doordat het aandeel van de gepensioneerden in het deelnemersbestand stijgt. Solvabiliteit Het vermogen om (nu en op termijn) aan de financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Sterftetafels Geven aan wat de levens- en sterftekansen zijn van mannen en vrouwen in Nederland, afhankelijk van de bereikte leeftijd. Ze worden gebruikt bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen door de actuaris. Toeslag Een toeslag is een verhoging van een pensioen of een aanspraak op pensioen, welke is gebaseerd op een in het pensioenreglement omschreven regeling, dan wel op incidentele basis wordt verleend.
Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Jaarverslag 2011
83
Totaal rendement Het totaal rendement van een belegging is samengesteld uit de koerswinst of het koersverlies (indirecte beleggingsopbrengsten) over de beschouwde periode, terwijl de directe beleggingsopbrengsten (dividend, rente, aflossingen, huur en dergelijke uitkeringen) meteen worden herbelegd en tijdsgewogen in het totaal rendement worden meegenomen. Het totaal rendement wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen. Vastrentende waarden Hypotheken, leningen op schuldbekentenis en obligaties. Verzekeringstechnische analyse Ook wel actuariële analyse genoemd. In deze analyse wordt door de actuaris de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de gehanteerde actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Verzekeringstechnische risico’s Bij het verzekeren van pensioenaanspraken loopt een fonds een langlevenrisico voor het ouderdomspensioen als verzekerden langer leven dan volgens de gebruikte overlevingstafel wordt verwacht. Voor het nabestaandenpensioen loopt het fonds een kortlevenrisico als de verzekerden korter leven dan volgens de overlevingstafel wordt verwacht. Ook kan het invaliditeitsrisico worden gerekend tot de verzekeringstechnische risico’s van fondsen. Volatiliteit De beweeglijkheid van beurskoersen. WM Company The WM Company is een mondiaal opererend bedrijf, met name gespecialiseerd in het meten en analyseren van de beleggingsresultaten van pensioenfondsen. In Nederland marktleider op dit terrein. WM Universum Het WM Universum is samengesteld op basis van de totale beleggingsportefeuilles van een groot aantal Nederlandse pensioenfondsen (exclusief ABP en PFZW in verband met de grootte van deze fondsen), waarvan de beleggingsresultaten door The WM Company worden gemeten. Een vergelijking met gegevens uit het WM Universum maakt het mogelijk om de resultaten van een fonds te spiegelen aan het gemiddelde van de beleggingen en rendementen van de Nederlandse pensioenfondssector. Yield curve Zie rentetermijnstructuur. Zakelijke waarden Aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed(fondsen). Z-score De Z-score is alleen relevant voor bedrijfstakpensioenfondsen. De Z-score wordt ieder jaar vastgesteld en geeft de afwijking van het feitelijke rendement ten opzichte van het door het pensioenfonds vastgestelde rendement (het rendement dat op grond van de normportefeuille behaald kan worden ofwel het normrendement). Als in een periode van vijf jaar eenmaal sprake is van een negatieve Z-score dan hoeft dit nog niet te betekenen dat de performancetoets negatief zal uitvallen.
84