JAARVERSLAG 2012
STICHTING PENSIOENFONDS GRONTMIJ De Bilt, 13 juni 2013
1
Inhoudsopgave Kerncijfers ......................................................................................................................................................... 3 1
Karakteristieken van het pensioenfonds ................................................................................................... 4
2
Verslag van het Verantwoordingsorgaan ............................................................................................... 20
3
Reactie Bestuur op Verantwoordingsorgaan .......................................................................................... 21
4
Actuele ontwikkelingen ........................................................................................................................... 22
5
Beleggingen ............................................................................................................................................ 23
6
Actuarieel Verslag ................................................................................................................................... 26
7
Risico ...................................................................................................................................................... 28
8
Jaarrekening........................................................................................................................................... 31
9
Overige gegevens ................................................................................................................................... 56
10
Personalia ............................................................................................................................................... 61
2
Kerncijfers Bedragen in duizenden euro’s 2012
2011
2010
2009
2008
2007
2.128
2.322
2.433
2.708
2.716
2.598
1.371
1.281
1.211
1.140
1.095
1.043
2.774
2.698
2.660
2.475
2.399
2.360
6.273
6.301
6.304
6.323
6.210
6.001
34%
37%
39%
43%
44%
43%
760.217
679.177
630.880
562.280
504.191
531.341
728.978
671.452
572.376
504.241
471.887
372.106
53.708
29.106
77.984
76.677
48.854
172.108
2,44%
2,74%
3,46%
3,85%
3,60%
4,85%
20.560
22.199
21.188
22.160
21.526
19.822
21.470
20.024
18.577
17.008
16.200
14.880
4.854
5.390
1.059
8.027
12.015
11.204
80.330
43.824
65.292
48.690
-42.696
-16.919
85.184
49.214
66.351
56.717
-30.681
-5.715
12,7%
8,0%
11,9%
11,7%
-5,5%
-0,9%
107,4%
104,3%
113,6%
115,2%
110,4%
146,3%
111,2%
112,2%
113,8%
114,6%
110,5%
112,2%
104,1%
104,2%
104,2%
104,2%
105,0%
105,0%
Aantal verzekerden en pensioengerechtigden Deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers met premievrije rechten Totaal % deelnemers
Financiële gegevens Beleggingen voor risico fonds Technische voorzieningen voor risico fonds Reserves Gewogen gemiddelde rekenrente Premie-inkomsten (incl. DC) Uitkeringen
Directe beleggingsopbrengsten voor risico fonds* Indirecte beleggingsopbrengsten voor risico fonds** Totale beleggingsopbrengsten voor risico fonds
Rendement Totaal rendement op beleggingen
Dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad
* Directe beleggingsopbrengsten: dividend en rente ** Indirecte beleggingsopbrengsten: verk oopresultaat en herwaardering
3
1
Karakteristieken van het pensioenfonds
Profiel en doelstelling Stichting Pensioenfonds Grontmij (hierna: SPG) is statutair gevestigd te De Bilt. De Stichting is ingeschreven in de Kamer van Koophandel, Handelsregister 41177281. Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. De Pensioenfederatie is in 2010 voortgekomen uit de samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Het bestuur stelt het beleid van het Pensioenfonds vast en is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit beleid. Het bestuur heeft acht leden. Het pensioenfonds heeft tot doel het verlenen of doen verlenen van pensioenen en toeslagen daarop aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioensgerechtigden of hun nagelaten betrekkingen. De aangesloten ondernemingen zijn Grontmij Nederland Holding B.V. gevestigd in De Bilt, ten deze handelend voor zich en als gevolmachtigde van Grontmij N.V., Grontmij Business Services B.V. en Grontmij Assetmanagement Holding B.V. en als zodanig deze vennootschappen rechtsgeldig vertegenwoordigend. SPG verzorgt de pensioenen van ruim 6.200 medewerkers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers (slapers) met premievrije rechten. Voor hen wordt € 760 miljoen vermogen beheerd. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Grontmij heeft in juni van 2012 een missie, een visie en een ambitie vastgesteld. Deze zijn leidend voor alle doelstellingen die het fonds nastreeft en inspanningen die het fonds daarvoor doet. Missie In onze missie is beschreven waarvoor het Pensioenfonds staat, wat de bestaansgrond is en welke waarden en identiteit het fonds kenmerken. Deze missie luidt als volgt: Stichting Pensioenfonds Grontmij (SPG) geeft professionele invulling aan de pensioenovereenkomsten die de werkgever heeft afgesloten met haar (gewezen) medewerkers. Visie In onze visie wordt beschreven welke zienswijze en welk toekomstbeeld ten grondslag ligt aan het handelen van het fonds. De visie van SPG luidt als volgt: Binnen zowel de huidige als de komende wettelijke kaders streeft SPG naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers, zowel nu als in de toekomst, zo goed als mogelijk in stand te houden. De uitdaging daarbij is om pensioenbewustzijn en reële pensioenverwachtingen te realiseren. Om deze te kunnen realiseren staat voorop dat zowel communicatie als transparantie door het Pensioenfonds van groot belang wordt geacht, zodat het fonds betrokkenheid realiseert. Om onze missie uit te voeren en hoge kwaliteit te leveren, is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de werkgever, adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer. Ambitie In onze ambitie wordt het doel van het pensioenfonds duidelijk. De ambitie van SPG luidt als volgt: De ambitie is de missie en de visie tot uiting te laten komen, waarmee het gewenste imago bereikt wordt. Deze ambitie wordt bereikt met behulp van een vaste stijl die gekenmerkt wordt door transparantie en begrijpelijkheid.
4
Bestuur, uitvoering en verantwoordingsorgaan (situatie op 31 december 2012) Bestuur
Aftredend Bestuursleden namens de aangesloten ondernemingen: ing. E.R. Visser Voorzitter H.W. Groenevelt Lid ir. H. Snoek Plv. Voorzitter M. van der Spek QC Lid
1 november 2013 1 november 2016 1 november 2015 1 november 2014
Bestuursleden namens de deelnemers: ir. J.J. Betzema Secretaris drs. ing. J.J. Reeskamp Plv. Secretaris drs. K.C.C. van Os Lid
1 november 2013 1 november 2016 1 november 2015
Bestuurslid namens de pensioengerechtigden: ir. J. Helder Lid
1 november 2014
Beleggingscommissie
mr. ing. W.J.M. Berndsen ing. E.R. Visser ir. H. Snoek ir. J.J. Betzema drs. ing. J.J. Reeskamp J. Kuiper
Voorzitter Lid Lid Lid Lid Adviseur
Commissie Governance
ing. E.R. Visser drs. K.C.C. van Os H.W. Groenevelt mr. ing. W.J.M. Berndsen J.M. Kühne
Voorzitter Lid Lid Adviseur Adviseur
Auditcommissie
M. van der Spek QC ing. E.R. Visser ir. J.J. Betzema mr. ing. W.J.M. Berndsen J. Kuiper
Voorzitter Lid Lid Adviseur Adviseur
Pensioenbureau
mr. ing. W.J.M. Berndsen T. van Ee G.A. Hardeman A.A.M. Krooder-de Groot J.M. Kühne J. Kuiper H. Tiesman-Parastatidis
Directeur Financieel administratief medewerker Financieel administratief medewerker Secretarieel administratief medewerker Adviseur Controller Secretarieel administratief medewerker
Verantwoordingsorgaan Aftredend Leden namens de aangesloten ondernemingen: J.P. Bosman Lid H. Lubberts Voorzitter
1 januari 2016 1 januari 2014
Leden namens de werknemers: A.C.J. Sengers Secretaris R. Meijer Lid
1 januari 2014 1 januari 2016
Leden namens de pensioengerechtigden: A. Nijmeijer Plv. Voorzitter ir. H. van Diggelen Plv. Secretaris
1 januari 2014 1 januari 2016
Compliance officer
mr. D. Aleman
Certificerend actuaris
drs. H. Zaghdoudi AAG van Towers Watson B.V.
Adviserend actuaris
drs. J.B. Koomans van Towers Watson B.V.
Accountant
N.M. Pul RA van Ernst & Young Accountants LLP
Adviseur beleggingen
dr. P.A. van Aalst van Strategeon Investment Consultancy B.V.
5
Verslag van het bestuur Bestuur Het Algemeen Bestuur bestond op 1 januari 2012 uit vier vertegenwoordigers van de aangesloten ondernemingen, drie vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. In 2012 hebben geen bestuurswisselingen plaatsgevonden. De heer Groenevelt is voor een nieuwe termijn door de werkgever voorgedragen. De heer Reeskamp is herkozen na afloop van zijn termijn. De heren Groenevelt en Reeskamp zijn door het bestuur herbenoemd. Er zijn verkiezingen opgestart onder pensioengerechtigden voor de functie van de heer J. Helder. De heer ir. J.J. Betzema meldt zich als enige kandidaat en wordt benoemd als bestuurslid namens de pensioengerechtigden. In 2012 heeft er ook een verkiezing plaatsgevonden voor de zetels van de heer ir. J.J. Betzema en mevrouw K.C.C. van Os onder de (gewezen) werknemers. Zij en de heer J. Helder treden af als bestuurslid per 1 januari 2013. Het Algemeen Bestuur heeft in 2012 zes keer een reguliere vergadering gehouden. Nagenoeg alle onderwerpen waar het bestuur over spreekt en besluit, worden voorbereid in commissies, de Auditcommissie, de Beleggingscommissie en de Commissie Governance. Het Dagelijks Bestuur treedt met name op als agendacommissie voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur. Hierna wordt een toelichting gegeven op een aantal van de door het bestuur besproken onderwerpen.
Pensioenregeling Nieuw pensioenreglement 2012 In het bestuursverslag over 2011 is uitgebreid ingegaan op de noodzaak van een nieuw pensioenreglement. De boekhoudregels voor de werkgever (IFRS) en de steeds verder oplopende kosten van pensioenen hebben ertoe geleid nieuwe pensioenreglementen in te richten om deze toekomstbestendiger te maken. In 2011 is er tussen werkgever en vakbonden overeenstemming bereikt over de inhoud van de nieuwe pensioenregelingen. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor en draagt zorg voor de uitvoering van de pensioenregeling. Het bestuur voert de overeengekomen regeling uit op basis van een uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenfonds. Pensioenreglement 2006 is per 1 januari 2012 overgegaan in het nieuwe Pensioenreglement 2012. De werkgever heeft behoefte aan vaste afspraken, waarmee de risico’s verschoven worden naar de werknemers. Bij tegenvallende beleggingsresultaten, sterk dalende marktrentes of een toenemende levensverwachting kan het nodig zijn dat de uitvoering van de pensioenregeling wordt versoberd. In eerste instantie betreft dat de toeslagverlening, maar dit kan ook de opbouw van pensioen betreffen. Deze voorwaardelijkheid is terug te vinden in de term Collective Defined Contribution-regeling. Een CDC-regeling is een pensioenregeling waarbij de werkgever zich verplicht een vast premiepercentage over de pensioengrondslag te betalen. De pensioentoezegging zelf bestaat voor de werkgever nu uit het betalen van een vast premiepercentage. Het aanwenden van de premie vindt plaats in de vorm van een pensioenreglement met een middelloonsystematiek. De pensioenopbouw in pensioenreglement 2001 blijft – in gewijzigde CDC-vorm – in stand voor een zeer kleine groep deelnemers geboren vóór 1950 én in dienst op 31 december 2005. In 2013 gaan de laatste actieve medewerkers van Grontmij onder dit pensioenreglement op 64 jaar met Tijdelijk Ouderdomspensioen. De pensioenregeling 2012 is evenals de pensioenregeling 2006 een pensioenovereenkomst met een hybride karakter. Dit betekent dat de regeling bestaat uit twee systemen: de CDC-regeling met een middelloonsystematiek en voor het eventueel excedent gedeelte van het salaris boven het maximum van salarisschaal 13 een individueel beschikbare premieregeling. Voor beide systemen geldt een pensioenleeftijd van 66 jaar. Een middelloonsystematiek betekent dat het pensioen gebaseerd is op het gemiddeld verdiende salaris in de periode dat de deelnemer bij Grontmij heeft gewerkt. Daarbij geldt: hoe meer dienstjaren en/of salaris, hoe hoger het ouderdomspensioen. De premie wordt betaald voor alle medewerkers die onder de werking van de Grontmij Cao vallen. De collectiviteit en de daarmee samenhangende lage(re) kosten en risicodeling leveren beduidend meer pensioen op voor dezelfde ingelegde euro. Meer in vergelijking met individueel opgebouwde pensioenen.
6
Premiebetaling werkgever versus werknemer Vanaf 2012 was de nieuwe verhouding tussen premiebetaling werkgever versus werknemer 85 staat tot 15. Dit betreft alleen de verplichte pensioendelen: het ouderdomspensioen en het arbeidsongeschiktheidpensioen. De premie partnerpensioen betaalt de deelnemer. Premiedepot Bij een overschot op de premie vult het premiedepot zich, zodat het kan worden aangewend in geval van een premietekort. De hoogte van het premiedepot ontwikkelt zich met het fondsrendement. Bij de bepaling van de dekkingsgraad wordt het premiedepot buiten het fondsvermogen gehouden. Franchisebeleid In 2011 heeft het bestuur besloten de franchise voor Reglement 2001 niet te laten stijgen per 1 januari 2012. De reden hiervoor was het feit dat er in 2011 een beperkte algemene Cao-verhoging is geweest. Dit bestuursbesluit heeft consequenties. Belangrijkste consequentie is dat de pensioengrondslag voor de medewerkers met een eindloonregeling gelijk blijft. Normaliter volgt de AOW-franchise uit ons reglement per 1 januari de stijging van de AOW. Bij stijging van de franchise daalt de pensioengrondslag als niet tegelijkertijd een Cao-verhoging wordt doorgevoerd. In een eindloonregeling heeft dit het effect dat ook de pensioenaanspraken opgebouwd in het verleden verlaagd worden. Reeds toegekende aanspraken mogen niet verlaagd worden (anders dan bij afstempelen/korten). De administratief eenvoudigste oplossing bij een te geringe Cao-verhoging is dan het ongewijzigd laten van de AOW-franchise uit het pensioenreglement. Voorwaardelijk toeslagenbeleid (Indexatiebeleid) premievrij- en pensioengerechtigden Het bestuur kan, zolang er voldoende middelen zijn, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a de ingegane pensioenen; b de premievrije pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers; c de bij scheiding aan de ex-partners toegekende bijzondere pensioenaanspraken; d het arbeidsongeschiktheidspensioen. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van het percentage van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid) over de laatst verstreken periode van oktober tot oktober (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement en uit algemene middelen van het fonds gefinancierd. Bij het bepalen van de hoogte van de toeslag voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt de volgende beleidsstaffel toegepast: • wanneer de dekkingsgraad* lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,1% niveau 2012), wordt geen toeslag verleend. • wanneer de dekkingsgraad* hoger of gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad (111,2% niveau 2012) wordt een volledige toeslag toegekend. • bij een tussenliggende dekkingsgraad* wordt naar rato toeslag verleend. * In voorgenoemde beleidsstaffel wordt met dekkingsgraad bedoeld: de dekkingsgraad na toekenning van de voorgenomen toeslag. Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van inhaaltoeslagen. Daartoe dient de solvabiliteit van het fonds voldoende te zijn hersteld. Als leidraad voor inhaaltoeslagen zijn door het bestuur uitgangspunten geformuleerd in artikel 26 van pensioenreglement 2012. Toeslagverlening aan pensioengerechtigden en premievrijen Per 31 december 2012 was de geschatte dekkingsgraad 106%. Bedacht moet worden dat deze dekkingsgraad tot stand is gekomen op basis van schattingen en dat de definitieve dekkingsgraad per einde 2012, die omstreeks april zal worden bepaald na afronding van het jaarwerk, hiervan afwijkt. De feitelijke dekkingsgraad blijkt bij het opmaken van het jaarwerk 2012: 107,4%.
7
In de tabel wordt een overzicht gegeven van de toeslagverlening van de ingegane pensioenen en van de premievrije pensioenrechten sinds 2006. Tevens is de verhoging van de Grontmij Cao toegevoegd over deze periode. Jaar
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
CPI Prijsindex alle huishoudens afgeleid (%) 1,40 1,19 2,82 0,07 1,35 2,47 2,10
CPI Prijsindex ter herstel (%)
2,47 2,10
Toeslagverlening pensioenfonds (%) 2,30 1,19 2,82* 0,07 0,00 0,00 0,00
Cao Grontmij verhoging (%) 2,50 2,50 1,90 0,00 0,50 + 1,00** 0,00 1,00
* Toegekend vanaf januari 2010 ** 0,5% per 1 maart 2011 en 1,0% per 1 december 2011
Voor Reglement 2012 kan in 2012 de opbouw van 2,1% (reglement 2012) toegekend worden en er is een saldo voor het premiedepot beschikbaar van € 1,34 miljoen. Bij de bepaling van de dekkingsgraad wordt het premiedepot buiten het fondsvermogen gehouden. Beleidsmatig leidt een dekkingsgraad gelijk of lager dan het minimaal vereist eigen vermogen niet tot toeslagverlening per 1 januari. Het bestuur heeft daarom besloten om per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen. De economische dekkingsgraad is hier de basis voor. Uitleg hierover wordt gegeven onder de financiële ontwikkelingen van het fonds. Voorwaardelijk toeslagenbeleid (Indexatiebeleid) actieven SPG streeft een toekomstbestendige pensioenregeling na, waarbij een waardevast pensioen hoog in het vaandel staat. Een pensioenaanspraak die u nu opbouwt en die niet aan inflatie wordt aangepast, zal op den duur sterk in waarde verminderen. Daarom is het van belang dat uw opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks worden aangepast aan de inflatie. Deze indexatie wordt toeslagverlening genoemd. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er wordt pas toeslag verleend als er voldoende geld is en er dus aan strenge eisen wordt voldaan. Het bestuur kan, zolang er voldoende middelen zijn en met inachtneming van het in de overige leden van pensioenreglement 2012 Artikel 17 bepaalde, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a. de pensioenaanspraken van actieve deelnemers; b. aanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Op de pensioenaanspraken, zoals hierboven beschreven, wordt jaarlijks per 1 januari (voor het eerst per 1 januari 2013) toeslag verleend van maximaal de stijging van de CAO-verhoging over het vorige boekjaar met een maximum van 2% op jaarbasis. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt voor zover mogelijk gefinancierd uit de doorsneepremie, het te vormen premiedepot actieven en uit de algemene middelen van het fonds, waarbij wordt aangesloten bij de beleidsstaffel voor toeslagen zoals deze geldt voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, zoals opgenomen in pensioenreglement 2012 (art. 18 lid 3). Indien wordt aangesloten bij de hierboven genoemde beleidsstaffel voor toeslagen, dan vindt toeslagverlening voor actieve deelnemers en de pensioenaanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid plaats op basis van de CAO-verhoging over het vorige boekjaar, met een maximum van 2% op jaarbasis op basis van het totaal van de in de vorige alinea genoemde financieringsbronnen. Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend.
8
Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van inhaaltoeslagen. Als leidraad voor inhaaltoeslagen zijn door het bestuur uitgangspunten geformuleerd, die in artikel 25 van het pensioenreglement 2012 en in de ABTN zijn opgenomen. Aangezien er in 2012 geen sprake was van een CAO-verhoging bij Grontmij heeft het bestuur besloten geen toeslagen te verlenen op de opgebouwde aanspraken van de actieve deelnemers. Eindloonregeling voor actieve medewerkers versus toeslagverlening SPG kent in 2012 nog een eindloonregeling in Reglement 2001 voor actieve deelnemers. Concrete toeslagverlening vindt in een eindloonregeling niet plaats. De toeslagverlening wordt vervangen door de zogenaamde backservice in een eindloonregeling. Het laatstverdiende loon is onderdeel in het vaststellen van de pensioenaanspraken. Het laatstverdiende loon is gebaseerd op de Cao-verhoging (0% in 2012) en eventuele toegekende individuele salarisverhoging. De AOW In Nederland bestaat het pensioenstelsel uit drie pijlers. De eerste pijler, de AOW het basispensioen genoemd, ging in op 65 jaar en komt van de Nederlandse overheid. In de tweede pijler bouwen werknemers via hun werkgever vaak een aanvullend ouderdomspensioen op. In de derde pijler kan zelf voor extra pensioen gezorgd worden door bijvoorbeeld een lijfrenteverzekering af te sluiten of te sparen. Omdat iedere ingezetene (onder voorwaarden) AOW ontvangt, wordt bij het bepalen van het aanvullend pensioen bij de werkgever, rekening gehouden met die AOW. Bij een pensioenregeling is de AOW-franchise dat deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Dit bedrag wordt van het salaris afgetrokken, het bedrag dat overblijft heet de pensioengrondslag. Er wordt alleen premie betaald en pensioen opgebouwd over het deel van het salaris dat boven de AOW-franchise ligt, dus over de pensioengrondslag. Lenteakkoord 2012 en de AOW-ingangsdatum De beroepsbevolking krimpt sinds 2010. Het aantal ouderen neemt de komende jaren sterk toe, terwijl er steeds minder jongeren bijkomen. Dit betekent dat er minder mensen beschikbaar zijn om betaald werk te doen. Bovendien moet het geld voor de AOW-uitkeringen door minder mensen worden opgebracht. De overheid acht het langer doorwerken noodzakelijk en stimuleert dit. Langer doorwerken om de AOW betaalbaar te houden en het tekort aan arbeidskrachten aan te vullen. De AOW-leeftijd, ook AOWgerechtigde leeftijd genoemd, was 65 jaar. De AOW werd betaald vanaf de eerste dag van de maand waarin men 65 jaar werd. Per april 2012 verschoof de ingangsdatum (en dus de betaling) van de AOW naar ste de 65 verjaardag. Volgens de nieuwe wet van juli 2012 is de AOW-leeftijd gewijzigd: • • • • •
65 jaar voor wie geboren is vóór 1948 (AOW-uitkering is aangevangen vóór 2013) 65 jaar en 1 maand voor wie geboren is in de periode januari - november 1948 (AOW-uitkering vangt aan in 2013) 65 jaar en 2 maanden voor wie geboren is in de periode december 1948 - oktober 1949 (AOW-uitkering vangt aan in 2014) 65 jaar en 3 maanden voor wie geboren is in de periode november 1949 - september 1950 (AOWuitkering vangt aan in 2015) En daarna wordt het later ingaan van de AOW (nog) steiler/versneld doorgevoerd.
Na de verkiezingen (herfst 2012) werd bekend dat VVD en PvdA hebben afgesproken in een deelakkoord dat de AOW-leeftijd vanaf 2016 versneld omhoog gaat ten opzichte van het lenteakkoord. Wetgeving is er begin 2013 nog niet. Iedereen die inkomen uit arbeid ontvangt, betaalt premies volksverzekering tot hij AOW ontvangt. Het uitstellen van de AOW-betaling heeft dus ook invloed op het netto inkomen. Wijzigingen (en daarmee kortingen) op de AOW worden niet door het pensioenfonds gecompenseerd. Vervallen partnertoeslag 2015: het AOW-hiaat Een AOW-er met een jongere partner, krijgt, tot het moment dat de partner AOW-er is, een partnertoeslag. De hoogte van de partnertoeslag is afhankelijk van de inkomsten die de partner dan heeft, en ook van het feit of de partner buiten Nederland gewoond of gewerkt heeft. De partnertoeslag wordt in 2015 afgeschaft. Heeft de partner zelf geen inkomen dan ontstaat het zogenaamde AOW-hiaat. Het hiaat verdwijnt op het moment dat de jongere partner zelf ook AOW krijgt.
9
Tweeverdienershiaat Het zogenaamde tweeverdienershiaat ontstaat doordat pensioenfondsen bij het bepalen van de AOWfranchise in de pensioenregeling rekening houden met de AOW van ongehuwden. De AOW voor ongehuwden ligt ongeveer € 5.000 bruto hoger dan voor een gehuwde. Hoe hoger de AOW-franchise, hoe lager de pensioengrondslag. Pensioenpremies 2012 De ontvangen premies (excl. Individueel DC) bedragen in 2012 € 19.818.000 (2011: € 21.495.000). De conform de ABTN vastgestelde kostendekkende premie was € 19.181.000 (2011: € 25.370.000). In 2011 werd uitgegaan van de gedempte premie bij de bepaling of de premie kostendekkend was. Deze was € 17.305.000. Automatisering Pensioenbureau In 2011 is een nieuw automatiseringspakket voor de administratie van pensioenen in gebruik genomen (IVPA). Het nieuwe Reglement 2012 is begin 2012 in dit pensioenpakket ingericht. In dit bestuursverslag is eerder ingegaan op het nieuwe pensioenreglement 2012.
Vakbonden De werknemersvertegenwoordigers in bestuur hebben in 2012 contact opgenomen met vakbonden om behoefte aan informatief overleg te onderzoeken. Dit proces loopt nog.
Kostenvergoedingen Bestuursleden Per 1-1-2012 worden vergoedingen vastgesteld voor bestuursleden die geen dienstverband met Grontmij meer hebben. Een bestuurslid met een enkelvoudige taak ontvangt € 500,-- per jaar, een bestuurslid met een meervoudige taak ontvangt € 1.000 per jaar, en een bestuurslid met een complexe portefeuille ontvangt € 1.500,- per jaar. De leden van het Verantwoordingsorgaan (hierna VO) die geen dienstverband meer met Grontmij hebben ontvangen € 200,- per jaar.
Beleggingen Het totaal aan pensioenuitkeringen vindt bij de meeste pensioenfondsen haar herkomst grofweg gemiddeld slechts voor 20% uit premie. De rest van het pensioen wordt gemiddeld voor 37% opgebouwd uit rendement in de opbouwfase en voor 43% uit rendement in de uitkeringsfase. Om dit rendement te kunnen halen, moet belegd worden, beleggen betekent risico’s lopen. Een cruciale vraag die continu centraal staat, is hoeveel risico wil en kan het fonds lopen. Het is een continue afweging tussen gewenst rendement en acceptabel risico. De prudent person-regel (art 135 PW) Het prudent person principe moet getoetst worden aan de regels die verzekeraars zijn opgelegd bij het naleven van dit principe. Dit betekent voor pensioenfondsen, dat zeer uitgebreide studies worden gedaan over ontwikkelingen in verschillende effecten als aandelen en obligaties en er verschillende scenario’s worden doorgerekend. Het beleggingsprofiel dat het beste resultaat en de meest optimale verhouding geeft 1 tussen rendement en garantie voldoet aan het prudent person principe. In dit kader is in 2012 de strategische beleggingsmix aangepast. Het loyaliteitsbeginsel In de Pensioenwet is direct in aansluiting op de prudent person-regel het loyaliteitsbeginsel opgenomen: “de 2 waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden”.
1 2
Bron: NPB Nieuwsbrief nr.40 /2008. Uitleg Prudent person principe. Bron: Pensioenfederatie: 18 dec. 2006 – Prudent person-regel; interpretatie naar Nederlands recht
10
Daarna volgt de regel dat een pensioenfonds niet meer dan 5% van zijn activa mag beleggen in de bijdragende onderneming (de ‘sponsor’). Als die onderneming tot een concern behoort, mag het pensioenfonds maximaal 10% beleggen in dat concern. Vervolgens bepaalt de Pensioenwet dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur “ter waarborging van het prudente beleggingsbeleid” nadere regels worden gesteld. Die mogen uiteraard geen afbreuk doen aan de prudent person regel, de loyaliteitsregel en de beperkingen die gelden voor beleggingen in de bijdragende onderneming. SPG heeft geen beleggingen in Grontmij. De desbetreffende nadere regels zijn opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen 1 (‘Besluit FTK’). . Die regels komen deels overeen met de nadere voorschriften in de Pensioenrichtlijn 2 omtrent de prudent person-regel. Het Besluit FTK laat de vrijheid van pensioenfondsen om te beleggen in 3 markten, asset classes en beleggingsinstrumenten zoveel mogelijk intact. Beleggingsrestricties die eventueel uit het Besluit FTK voortvloeien, zijn prudentieel van karakter; zij houden verband met de balansverhoudingen van het pensioenfonds en de door de wetgever en de toezichthouder geformuleerde solvabiliteitseisen. DNB beoordeelt het risicoprofiel van de activa (beleggingen) van het pensioenfonds. Afhankelijk van het type asset gelden bepaalde risicowegingsfactoren. Die kunnen ertoe leiden dat een pensioenfonds bij een lage dekkingsgraad wordt gedwongen zich terug te trekken uit bepaalde beleggingscategorieën. De Pensioenrichtlijn geeft zélf de grondslag voor een dergelijke toezichtmaatregel door op diverse plaatsen te bepalen dat uitzonderingen op de beleggingsvrijheid mogelijk zijn indien deze 4 vanuit prudentieel oogpunt (dat wil zeggen: met het oog op de solvabiliteit) worden gerechtvaardigd. Beleggingsbeleid 2012 en investment beliefs In haar algemene vergadering van 11 november 2012 heeft het bestuur het beleggingsbeleid 2012 (en verder) vastgesteld. Eerder al waren er investment beliefs vastgesteld; deze zijn ook opgenomen in de ABTN. Investment beliefs Met behulp van investment beliefs, cq het vastleggen van beleggingsbeginselen, heeft het bestuur een kader geformuleerd hoe het omgaat met financiële markten en producten. Deze opgestelde investmentbeliefs vormen een visie op de werking van financiële markten en de manier waarop het pensioenfonds hierin acteert om zijn doelstellingen te behalen. De beliefs geven daarmee een kader voor de beleggingscommissie om nieuwe beleggingsmogelijkheden te beoordelen, zijn een ijkpunt voor het bestuur en maken een duidelijkere verantwoording naar de deelnemers, toezichthouder en andere stakeholders mogelijk. Er wordt gewerkt met het zogenaamde “pas toe of leg uit”-principe. Een voorbeeld van het “pas toe of leg uit”-principe is het besluit van het bestuur tot het uitstellen van het investeren in vastgoed totdat er weer passende mogelijkheden zijn in de fondsen van Altera. Een tweede voorbeeld hiervan is dat het bestuur de beleggingscommissie toestemming geeft tot en met Q1-2013 buiten de bandbreedte te blijven van het aandelenmandaat in afwachting van het vastgoedinvesteringsbesluit. Uitvoeringsbeslissingen in vervolg op het beleggingsbeleid 2012 In 2012 is uitvoering gegeven aan de uitkomsten van de ALM-studie uit 2011 waarbij de strategische mix in aangepast. Het aandeel van de vastrentende waarden is met 10% verhoogd naar 65%. Het aandeel van de aandelen is verlaagd met 10% naar 20%. Rebalancebeleid Rebalancen is het (periodiek) bijsturen van de beleggingsportefeuille zodat de gewichten van de verschillende beleggingscategorieën zich weer binnen de afgesproken bandbreedte bevinden. In de loop van 2012 is de categorie aandelen boven de maximumgrens gekomen. Het bestuur is hiermee akkoord gegaan in afwachting van de afroep van de openstaande verplichting om te investeren in vastgoed bij Altera.
1
Besluit van 18 december 2006, houdende regels met betrekking tot het financiële toetsingskader op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen), Stb. 710. 2 Richtlijn 2003/41 EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, aanvaard op 3 juni 2003. 3 Vgl. de toelichting bij het Besluit FTK, Stb. 2006, 710, p. 16. 4 Zie bijv. de artikelen 17 lid 3, 18 lid 5, 18 lid 5 onder a. en 18 lid 6 Pensioenrichtlijn alsook de punt (18), (20), (32), (33) en (36) van de Pre-ambule.
11
Bijdrageregeling en pensioenspaarregeling Het pensioenfonds kent voor Reglement 2012 een hybride regeling, als basis een CDC met middelloonsystematiek met voor het excedentgedeelte een bijdrageregeling (individueel DC). De premies voor deze bijdrageregeling worden gestort bij Robeco in de flexioenregeling. Daarnaast hebben Grontmijmedewerkers de mogelijkheid om bij Robeco deel te nemen aan een pensioenspaarregeling. Robeco biedt in nauw overleg met het bestuur standaard adviesmixen aan voor de bijdrageregeling en de spaarregeling; deelnemers kunnen er echter ook voor kiezen een eigen beleggingsmix te hanteren. Inflatie Er wordt gestudeerd op het inflatierisico en welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn. In 2012 is studie over dit onderwerp voorgezet. Ondermeer is onderzocht in hoeverre de huidige beleggingen al bescherming tegen inflatie bieden (met name vastgoed en commodities). Concrete maatregelen zijn echter (nog) niet genomen, mede gelet op de ontwikkelingen op de financiële markten. Reservemanagers In 2011 is het traject gestart om te komen tot reservemanagers voor het vermogensbeheer op de diverse portefeuilles. Reden hiervan is de kwetsbaarheid van het fonds te verlagen op het moment dat de huidige vermogensbeheerders niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen vanwege faillissement. In 2013 zullen de contracten met de geselecteerde reservemanagers kunnen worden afgerond. Vermogensbeheerders Met inschakeling van de adviseur Strategeon Investment Consultancy B.V. zijn alle vermogensbeheerders geëvalueerd op basis van vijf criteria: de organisatie, het beleggingsproces, het risicomanagement, de service en de performance/fees. Het beleggingsproces en het risicomanagement zijn veruit de belangrijkste criteria: zij bepalen de resultaten van de portefeuille. De organisatie ondersteunt het beleggingsproces, het criterium performance/fees laat de resultaten van het beleggingsproces zien mede in verhouding tot de kosten. De service naar het pensioenfonds staat strikt genomen los van de performance, maar is belangrijk voor de verantwoording naar het pensioenfonds en andere gremia. Grontmij Capital Consultants B.V. (GCC) heeft op verzoek van Stichting Pensioenfonds Grontmij (SPG) de evaluatie uitgevoerd op de vastgoedfondsmanagers van de vastgoed beleggingsportefeuille van SPG over 2011. De evaluatie is besproken in de vergadering van het Algemeen Bestuur en heeft niet geleid tot voorstellen om wijzigingen in de vermogensbeheerders aan te brengen. Wel is besloten tot nader overleg met de beheerder van de commodities over de inrichting van het beleggingsfonds.
Uitvoeringskosten Introductie De uitvoeringskosten houden de pensioensector al langer bezig. In april 2011 is over dit onderwerp een rapport verschenen van de AFM. Ook heeft de politiek zich uitgesproken over meer transparantie op dit gebied. De Pensioenfederatie heeft deze uitdaging opgepakt en is gekomen met aanbevelingen. In het jaarverslag 2011 is aandacht besteed aan de uitvoeringskosten en voor zover mogelijk aan de kosten van vermogensbeheer. In het jaarverslag 2012 wordt ook aandacht besteed aan de directe en indirecte kosten van vermogensbeheer en aan transactiekosten. Daar waar exacte cijfers niet beschikbaar zijn is gebruik gemaakt van schattingen. Soorten Er zijn drie soorten uitvoeringskosten. • Pensioenbeheer De pensioenbeheerskosten bestaan uit: kosten deelnemer en gepensioneerde, werkgeverskosten, kosten bestuur en financieel beheer en projectkosten. Kosten die zowel op pensioenbeheer als vermogensbeheer betrekking hebben worden naar rato verdeeld. Dit betreft kosten van het pensioenbureau, accountantskosten en actuarieel advies. Hierbij wordt gebruik gemaakt van schattingen. Projectkosten voor automatisering worden verdeeld over 10 jaar.
12
• Vermogensbeheer De vermogensbeheerkosten bestaan uit: vaste beheerskosten van beleggingen, prestatieafhankelijke vergoedingen, kosten bewaarloon, belastingen, overige kosten en kosten van bijzondere beleggingscategorieën, zoals vastgoed.
• Transactiekosten Transactiekosten zijn de kosten die gemaakt moeten worden om een (beleggings-)transactie tot stand te brengen en uit te voeren. Dit zijn geen kosten die aan de vermogensbeheerder worden betaald, maar kosten die bijvoorbeeld aan de beurs of broker worden betaald. Situatie SPG • Pensioenbeheer
2012
Kosten pensioenbeheer Actieve deelnemers en pensioengerechtigden Kosten per deelnemer
€ 1.364.000 3.499 € 390
2011 € 1.392.000 3.603 € 386
Mutatie -/- 2% -/- 3% + 1%
In 2012 zijn bestuurskosten en advieskosten gedaald. De projectkosten die ten laste van 2012 komen zijn gestegen van € 26.000 naar € 73.000. Omdat het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden ook is gedaald stijgen de kosten per deelnemer met 1%. Indien de slapers voor met een wegingsfactor 0,25 worden meegenomen zijn de kosten per deelnemer in 2012: € 325 (2011: € 325).
• Vermogensbeheer
2012:
0,36% van gemiddeld belegd vermogen
De vermogensbeheerkosten zijn totaal € 2,6 miljoen en bestaat uit de volgende onderdelen: € mln Direct in rekening gebrachte vermogensbeheerskosten Outperformance fee’s Aandeel in algemene kosten pensioenbureau Beheerskosten binnen de fondsen Beleggingsadministratie en custody
1,0 0,3 0,4 0,8 0,1 2,6
% 0,14% 0,04% 0,05% 0,11% 0,02% 0,36%
De beheerskosten binnen de fondsen zijn deels door middel van schatting tot stand gekomen. Hiervoor is onder andere de TER (Total Expense Ratio) van fondsen gebruikt. Het gemiddelde belegde vermogen in 2012 was € 726 miljoen. Ongeveer 45% van de kosten van vermogensbeheer is door middel van schatting tot stand gekomen. Er zijn geen vergelijkbare cijfers van 2011 beschikbaar.
• Transactiekosten
2012: 0,10% van gemiddeld belegd vermogen
De transactiekosten zijn totaal € 0,7 miljoen en bevat zowel de kosten die binnen de beleggingsfondsen zijn gemaakt als wel kosten die ontstaan zijn als gevolg van het zelf handelen in fondsen. Ongeveer 70% van de transactiekosten is door middel van schatting tot stand gekomen. Er zijn geen vergelijkbare cijfers van 2011 beschikbaar.
Financiële ontwikkeling van het fonds Continuïteitsanalyse Periodiek wordt er een continuïteitsanalyse gedaan. Aan de hand van ALM-studies komt de continuïteitsanalyse tot stand. De term asset-liability management wordt gebruikt in de beleggerswereld: een proces voor het verkrijgen van inzicht in de onderlinge afhankelijkheden in de ontwikkeling van rechten en verplichtingen van ons pensioenfonds. De term wordt afgekort tot ALM. Aan de hand van deze ALMstudie wordt het beleid geformuleerd en geactualiseerd. In de Continuïteitsanalyse (CA) wordt het huidige beleid doorgerekend en worden de zwakheden zichtbaar gemaakt. Uit de analyse lijkt de kans op toeslagverlening iets te worden vergroot door een defensievere belegging. In 2012 is al besloten om defensiever te gaan beleggen.
13
Financieel Crisisplan Het bestuur heeft een financieel crisisplan opgesteld in overeenstemming met de Beleidsregel van De Nederlandsche Bank van 5 december 2011 en dit is ingediend bij DNB. Dit is een verplichting op grond van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en het Besluit Financieel toetsingskader pensioenfondsen. Dit plan beschrijft in hoofdlijnen het interne beheersingssysteem en de financiële sturingsmiddelen bij een financiële crisis. Actuariële consequenties nieuwe inzichten levensverwachting sterftetafels 2012 – 2062 (AG Prognosetafel 2012-2062 / SPG-Fondsspecifieke Towers Watson 2012 ervaringssterfte 2012 – 2062) In het jaarverslag van 2010 en 2011 schreven wij al over toegenomen levensverwachting in nieuwe prognosetafels. De Technische Voorzieningen (hierna: TV) van ons pensioenfonds zijn in 2010 totaal uiteindelijk met 9,6% verhoogd om dit effect te kunnen opvangen. De Grontmij-populatie bestaat uit veel hoger opgeleiden. In 2012 is nog gedetailleerder gekeken naar de verlaagde sterftekans van hoger opgeleiden. Het onderzoek (sterftetafels 2012 – 2062) gaf aanleiding om binnen ons fonds de TV met 1% te verhogen. Rekenleeftijd De levensverwachting is afhankelijk van de huidige leeftijd van de deelnemer. Gemiddeld over de leeftijden 30 t/m 75 komt de AG / SPG-Fondsspecifieke ervaringssterfte 2012-2062 neer op de verwachte eindleeftijden voor mannen van 87,5 jaar en voor vrouwen van 88,8 jaar. In 2012 is er sprake van verlies op langleven: -/- € 950.000 (2011: + € 379.000). De ontwikkeling wordt de komende jaren gevolgd.
14
Nieuwe manier publicatie dekkingsgraden De dekkingsgraad is de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken. Het vermogen is de som van de contante waarde van pensioenaanspraken die op dat moment zijn gefinancierd, en de eventuele algemene en extra reserve. Vanaf eind september 2012 publiceert De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) de rekenrente voor pensioenfondsen op basis van de Ultimate Forward Rate (hierna: UFR). Deze UFR is met name ingevoerd om te voorkomen dat veel pensioenfondsen in 2013 op grote schaal kortingen moeten gaan doorvoeren. Dit korten is overigens bij SPG niet aan de orde. De dekkingsgraad op basis van UFR moet maandelijks aan DNB worden gerapporteerd. Echter, deze UFR-dekkingsgraad is geen weergave van de feitelijke financiële situatie van een pensioenfonds. De feitelijke rente op de economische markten is nu aanmerkelijk lager dan de rente die gebruikt wordt bij de UFR. Bij een hoge(re) rente dalen de toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen. Het gevolg hiervan is dan dat de reserves van het fonds stijgen. Hierdoor stijgt de dekkingsgraad van het fonds. Het bestuur beoordeelt de dekkingsgraad op basis van de UFR als te positief en derhalve niet prudent. Daarom bepalen wij een tweede dekkingsgraad: de economische dekkingsgraad. In deze economische dekkingsgraad wordt de marktrente gebruikt. Met terugwerkende kracht tot september 2012 heeft SPG beide dekkingsgraden gepubliceerd. De economische dekkingsgraad vormt de basis voor het besluit over de toeslagverlening.
SPG Dekkingsgraad
Nominale dekkingsgraad % Vereiste dekkingsgraad % Minimaal vereiste dekkingsgraad % Economische dekkingsgraad %
140
%
130
120
110
UFR
AG-tafel
100
De TV voor risico van het fonds zijn in 2012 gestegen van € 671 miljoen (2011) naar € 729 miljoen (2012). Dit is een stijging van € 58 miljoen. Het belegd vermogen was eind 2012 € 760 (2011 € 679 miljoen). Langetermijnherstelplan Door de afgenomen vermogenspositie van SPG is er in 2009 een reservetekort ontstaan. Daarom heeft ons fonds een langetermijnherstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. In dit plan wordt aangegeven hoe de buffers weer op het vereiste reserveniveau worden gebracht. DNB heeft goedkeuring gegeven aan het langetermijnherstelplan. Zodra een pensioenfonds drie kwartalen aaneengesloten gepresteerd heeft boven de vereiste dekkingsgraad, vervalt de eis van uitvoering van het langetermijnherstelplan onder controle van DNB. Op 30 september 2011 was de dekkingsgraad 102% en verkeerde het fonds in een dekkingstekort. Omdat het fonds slechts een maand in onderdekking is geweest is er geen kortetermijnherstelplan van toepassing en zijn er geen kortingsmaatregelen aangekondigd. Aanvankelijk was er in 2012 weer kortstondig een dekkingstekort. Dit gebeurde echter de maand voordat DNB de rekenregels wijzigde en het fonds daarmee weer uit het dekkingstekort was. De DNB acht daarom deze situatie niet van toepassing op de technische term dekkingstekort. Het fonds is in 2012 niet uit het reservetekort gekomen.
15
Belegd vermogen De vastrentende waarden bedragen € 477 miljoen, daarmee € 54 miljoen hoger dan eind 2011. De stijging worden in grote mate veroorzaakt door de renteafdekking. Als de rente daalt, stijgen de TV en de waarde van de vastrentende waarden. De waarde van de aandelen is met € 21 miljoen gestegen naar € 199 miljoen (2011 € 178 miljoen). Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) Iedere drie jaar wordt gecontroleerd of het MVEV nog aan de wettelijke eisen voldoet. Deze herrekening leidt in 2012 tot een daling van het MVEV met 0,1%: van 4,2% naar 4,1%.
Pension Fund Governance Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, PFG) Sinds 2007 is ’goed pensioenfondsbestuur’ verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur volgt consequent het eigen beleid van gedegen governance. Dit beleid biedt kaders voor intern toezicht, zorgvuldig bestuur, verantwoordelijkheid, beleggingsbeleid, openheid en communicatie. In 2012 heeft de focus gelegen op deskundigheidsbevordering en communicatie. Deskundigheidsbevordering en zelfevaluatie In 2012 heeft de Tweede Kamer de indiening van een wetsvoorstel ter versterking bestuur pensioenfondsen uitgesteld. Het wetsvoorstel wordt nu in 2013 verwacht. Het doel is pensioenfondsen beter te kunnen laten omgaan met de onzekerheden op de financiële markten en demografische veranderingen. DNB houdt toezicht op de deskundigheid. Maar bovenal om toezicht te versterken en de positie van alle steakholders in het fondsbestuur te verankeren. In vervolg op het plan van aanpak is in 2011 een nieuw deskundigheidsbeleid en daaruit voortvloeiend een nieuw opleidingsplan opgesteld en vastgesteld. Hiermee beoogt het bestuur de kwaliteit van de deskundigheid op gestructureerde wijze te vergroten. De noodzakelijke deskundigheidsniveaus zijn over de verschillende onderwerpen vastgesteld en geadresseerd. De bestuursleden volgen door het jaar heen verschillende workshops, seminars en cursussen om de eigen deskundigheid verder te ontwikkelen. Het is van groot belang op de hoogte te blijven van belangrijke ontwikkelingen op gebied van besturen, pensioenen, beleggingen en risicomanagement. In 2012 is uitvoering gegeven aan scholing en ontwikkeling binnen de kaders van dit opleidingsplan. Evenals in 2011 heeft in 2012 een individuele zelfevaluatie met de bestuursleden plaatsgevonden. De groepsevaluatie zal in 2013 weer worden gehouden. Communicatiebeleidsplan In 2012 is een nieuw communicatiebeleidsplan vastgesteld. In het communicatiebeleidsplan zijn de uitgangspunten van de communicatiebeleid vastgelegd. Door middel van een flow, een opeenvolging van verschillende communicatiemiddelen op verschillende momenten in de tijd, worden de deelnemers door de drie fasen van overzicht, inzicht, en aktie geleid. In alle uitingen wordt hetzelfde doel nagestreefd. Dit doel is pensioenverwachtingen managen bij deelnemers, zodanig dat dit leidt tot pensioenbewustzijn. Om de communicatie op iedere deelnemer af te stemmen, zijn deelnemers onderverdeeld in verschillende doelgroepen met daaronder verschillende subgroepen. Belangrijk onderdeel van de uitvoering is het opmaken van teksten in begrijpelijke taal voor iedereen. De AFM noemt het zogenaamde taalniveau B1. Alle standaardcorrespondentie is hier in 2012 op afgestemd. Transparante pensioeninformatie en financiële planning De overheid voert steeds meer campagne voor het belang van een individuele financiële planning: “de burger dient voorzien te worden van transparante pensioeninformatie en de mate van zekerheid van pensioenen.”. Het Bestuur onderschrijft dit belang. Of een deelnemer daadwerkelijk een hiaat in zijn pensioenvoorziening heeft en wat de grootte hiervan is, hangt van veel factoren af. Dit zal van deelnemer tot deelnemer verschillen. Vroegtijdig informeren geeft onze deelnemers de gelegenheid om een financiële planning te maken, daardoor te kunnen anticiperen en daarmee de zelfredzaamheid te vergroten. Dit is een van de uitgangspunten in het communicatiebeleid.
16
Voorlichting Om het pensioenbewustzijn te vergroten wordt veel voorlichting over pensioen gegeven. Dit gebeurt binnen de communicatiebeleidskaders. In het afgelopen jaar is op de volgende manieren aan voorlichting gewerkt: • Er is voorlichting gegeven aan individuele deelnemers en aan individuele pensioengerechtigden. • Er is pensioeninformatie verstrekt aan leden van de Landelijke Personeelsvereniging. • Er zijn informatiebijeenkomsten georganiseerd op tien verschillende Grontmij-kantoren voor alle medewerkers over het Uniform Pensioenoverzicht (hierna: UPO). • Belangrijke ambassadeurs van de pensioenregeling zijn de Human Resource-medewerkers van Grontmij en alle leidinggevenden. Voor deze twee groepen zijn voorlichtingsbijeenkomsten gehouden over de arbeidsvoorwaarde pensioen en hun rol daarin. • Er heeft een schriftelijke informatie-aktie plaatsgevonden aan alle deelnemers die NIET voor partnerpensioen hebben gekozen. Hierin zijn zij extra gewezen op de mogelijkheden van partnerpensioen en de consequenties bij vervroegd overlijden. Andere onderdelen van de collectieve schriftelijke informatieverstrekking zijn het jaarverslag, het verkort jaarverslag in de pensioenkrant en mededelingen op Insite van Grontmij. Belangrijke algemene informatie is voor iedereen toegankelijk op de website www.pensioenfonds.grontmij.nl. Het pensioenbureau neemt het initiatief tot communicatie naar individuele deelnemers bij zogenaamde ‘events’ als in- en uitdiensttreding, huwelijk, scheiding en overlijden. Jaarlijks wordt het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) aan alle deelnemers verstrekt. Naar aanleiding van het UPO zijn individuele vragen beantwoord. De website van Het Pensioenregister (www.mijnpensioenoverzicht.nl) geeft iedere Nederlander beknopt informatie over zijn/haar pensioensituatie. Bij diverse vormen van schriftelijke communicatie met individuele deelnemers wordt geïnventariseerd of de communicatie helder en begrijpelijk is; indien de reacties daar aanleiding toe geven, past het pensioenbureau de communicatie aan. Medezeggenschap De medezeggenschap in het pensioenfonds is gewaarborgd door de aanwezigheid van vertegenwoordigers van zowel (gewezen) deelnemers als pensioengerechtigden in het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan. Toezicht Het bestuur moet zorgen voor een goed onafhankelijk toezicht is. Intern toezicht richt zich op de formele toets van goed bestuur. Dat gebeurt door middel van • de instelling van een Verantwoordingsorgaan (zie hoofdstuk: Verslag van het Verantwoordingsorgaan; • het inroepen van een Visitatiecommissie die ten minste één keer per drie jaar visitatie doet; • de instelling van een Auditcommissie; • de instelling van een Compliance Officer. De visitatie Einde 2012, evenals in 2010, heeft het Bestuur opdracht gegeven aan VCHolland voor een visitatie bij ons fonds. In het algemeen beoordeelt de visitatiecommissie (het wettelijk kader in aanmerking genomen) het functioneren van het bestuur, daarbij ondersteund door een deskundig pensioenbureau, als goed. Onderstaand de beknopte weergave van de aanbevelingen van de visitatiecommissie zoals overgenomen uit het rapport. Verantwoordingsorgaan Met betrekking tot het Verantwoordingsorgaan beveelt de visitatiecommissie het bestuur aan dit orgaan te betrekken bij de ontwikkelingen die voortvloeien uit de nieuwe wetgeving en na te gaan of dit orgaan voldoende zicht heeft op de ontwikkelingen ter zake van evenwichtige belangenbehartiging. Governance Het bestuur heeft de governance van het Fonds op een adequate wijze vormgegeven. De toenemende intensiteit van de eisen van DNB met betrekking tot de benoeming van nieuwe bestuursleden kan voor het Fonds (tijdelijke) problemen opleveren. De visitatiecommissie beveelt aan onderzoek te doen naar mogelijke alternatieven in het benoemingsproces en daarbij onderzoek te doen naar mogelijk noodzakelijke wijzigingen in het bestuursmodel. 17
Deskundigheid Het bestuur heeft aandacht voor de noodzakelijke deskundigheid binnen het bestuur, zowel individueel als collectief. De commissie beveelt aan na te gaan of voldoende borging aanwezig is voor evenwichtige belangenbehartiging. Ook wordt aanbevolen een onderzoek naar een passend bestuursmodel te doen. Beleggingen Op beleggingsgebied kent het Fonds een gestructureerde aanpak, die ook met name tot uitdrukking komt in de beleidsvoorbereiding en bestuursondersteuning van de beleggingscommissie met betrekking tot de door het bestuur te nemen besluiten. Als vermogensbeheerder is Blackrock dominant, gelet op de omvang van het vermogen dat door deze beheerder voor het Fonds wordt beheerd. De visitatiecommissie vraagt het Bestuur aandacht te hebben voor de risico’s die samenhangen met deze situatie en de afspraken met BlackRock, in geval van déconfiture, nauwkeurig vast te leggen. De commissie heeft vastgesteld dat het bestuur reeds doende is reservemanagers aan te stellen. Voorts beveelt de commissie het bestuur aan het beleid met betrekking tot securities lending te heroverwegen. Risico’s De visitatiecommissie is op basis van haar onderzoek tot de conclusie gekomen dat er met betrekking tot het risicobeleid eveneens sprake is van een structureel beleid. De commissie heeft het bestuur aanbevolen aandacht te besteden aan de toekomstige afdekking van het inflatierisico. Tevens vraagt de commissie aandacht voor de liquiditeit van de beleggingen, de vastlegging van de omgevingsrisico’s en de beperking van de juridische risico’s. De commissie beveelt aan onderzoek te doen naar al dan niet handhaven van de maximering van de toeslag voor actieven. Tenslotte beveelt de commissie aan om de uitkomsten van de continuïteitsanalyse nog eens te heroverwegen op grond van minder florissante parameters en veronderstellingen. Communicatie Het Fonds heeft op goede wijze invulling gegeven aan het communicatiebeleid. De visitatiecommissie beveelt wel aan voor deelnemers aan de excedentregeling een pensioenoverzicht te doen samenstellen dat is gebaseerd op realistische veronderstellingen. Tenslotte beveelt de commissie aan - gezien de turbulentie op het gebied van pensioenen - op een meer reguliere basis in de communicatie met deelnemers aandacht te besteden aan de risico’s. Het bestuur heeft kennisgenomen van de aanbevelingen zal in 2013 nagaan welke acties zijn vereist. Auditcommissie De rol van de Auditcommissie is interne controle. De Auditcommissie beoordeelt of deugdelijke analyses, rationele overwegingen, weldoordachte besluitvormingsprocessen, open besprekingen en/of vernieuwende benaderingswijzen door het bestuur worden gehanteerd om het doel binnen de gestelde kaders te bereiken. Doel van de Auditcommissie is dus de werkzaamheden van het bestuur kritisch te bezien. De Audit commissie verricht in het kader van intern toezicht de volgende werkzaamheden: • het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en de evenwichtige controlemechanismen binnen het fonds; • het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte, middellange en langere termijn. Die controle spitst zich toe op de controle en beoordeling van procedures. Dit komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld het risicomanagement. Het risicomanagement heeft een dominante plaats gekregen in de Auditcommissie. Het bestuur heeft zich ten doel gesteld van risicometing en –monitoring achteraf, steeds meer vooraf te beoordelen en te classificeren in relatie tot acceptabel risicomanagement. De eerste stappen hiertoe zijn in 2011 gemaakt doordat voorbereidingen zijn getroffen om een risicomanagement ‘dashboard’ de in te richten. Met ingang van het 3 kwartaal van 2012 wordt er periodiek een dashboard samengesteld. Het ingerichte dashboard blijft dynamisch; wijzigingen kunnen steeds doorgevoerd worden. De Auditcommissie vergadert naast haar reguliere vergaderen minimaal één keer per jaar als financiële commissie, als de jaarstukken worden besproken in aanwezigheid van de accountant en certificerend actuaris.
18
Compliance Het bestuur ziet toe op naleving van wet- en regelgeving door het fonds. Bij het bestuur zijn over 2012 geen overtredingen van wet- en regelgeving bekend. Het bestuur concludeert dat de manier waarop het Pensioenfonds is ingericht (de ‘governance’) in het algemeen doeltreffend is en functioneert. Het risicomanagement wordt verder verbeterd. Hiertoe is beleid vastgesteld. Ook in 2012 had ons fonds een externe Compliance Officer die belast is met het toezicht op de naleving van de regels die voortvloeien uit het Effectief Typisch Gedrags Toezicht (ETGT). Onze gedragscode bevordert transparantie, maar geeft ook aan hoe om te gaan met vertrouwelijke informatie. De code geeft aan hoe belangenconflicten tussen het fonds en de betrokkenen in privéomstandigheden of -situaties voorkomen worden. Elk bestuurslid, alsmede elke medewerker van het pensioenbureau, verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. De Compliance Officer verklaart dat in 2012 niet is gebleken van enig handelen in strijd met de gedragscode. Verantwoordingsorgaan De samenstelling van het Verantwoordingsorgaan is begin 2012 gewijzigd. December 2011 zijn de heren ir. A.A.H. Visser, lid namens de werknemers en ir. P.J. Ton, lid namens de pensioengerechtigden afgetreden. Per 1 januari 2012 zijn de heren R. Meijer en ir. H. van Diggelen benoemd als lid van het Verantwoordingsorgaan. Per 1 januari 2012 is de heer J.P. Bosman herbenoemd tot 1 januari 2016. De reactie op dit bestuursverslag van het Verantwoordingsorgaan wordt hierna onverkort weergegeven, evenals het de reactie van het bestuur hierop. Tenslotte De werkzaamheden op het gebied de uitvoering van de nieuwe regeling, de advisering en de voorlichting op pensioen- en het beleggingsgebied, Pension Fund Governance, automatisering en de ontwikkelingen op de financiële markten hebben in het verslagjaar 2012 veel inspanningen vereist. Het bestuur dankt de medewerkers van het pensioenbureau en adviseurs van het fonds voor hun inzet.
19
2
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Het verantwoordingsorgaan heeft dit verslag gebaseerd op de jaarstukken van het bestuur en de verklaringen van actuaris en accountant. In de vergadering van 30 november 2012 en 23 april 2013 met de directie van het SPG zijn de laatste ontwikkelingen besproken. Dit overleg vindt conform het Reglement Verantwoordingsorgaan elk boekjaar minimaal eenmaal plaats. De intentie is uitgesproken om het overleg te intensiveren gezien de ontwikkelingen in pensioenland. Op 24 mei 2013 is in een vergadering met het bestuur en de externe actuaris het jaarverslag 2012 besproken. Op basis van kritische vragen van het verantwoordingsorgaan, heeft het bestuur van het SPG de vragen naar volle tevredenheid beantwoord. SPG maakt, net als alle andere pensioenfondsen, nog steeds roerige tijden door. Ondanks dat staat het SPG er ten opzichte van de vele andere fondsen goed voor. Het verantwoordingsorgaan constateert dat over 2012 het beleid van het bestuur actief is geweest en dat het bestuur goed anticipeert op de ontwikkelingen in de markt. Het bestuur heeft inzicht gegeven in de mogelijkheden om te kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Wetgeving en reglementen Het Lenteakkoord heeft gezorgd dat de pensioengerechtigde leeftijd in fases omhoog gaat. Hierop heeft het SPG de pensioenleeftijd verhoogd naar 66 jaar. Tevens zijn er in 2012 nieuwe sterftecijfers gepubliceerd. Premie- en risicobeleid Het premiebeleid is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het bestuur heeft een prudent beleid ten aanzien van het renterisico. Ook in 2012 is het aantal actieve deelnemers verder gedaald. Aangezien de dekkingsgraad op peil blijft, heeft deze tendens geen invloed op de degelijkheid van het SPG. Financiële positie van het SPG De financiële positie van het SPG is per ultimo 2012 verbeterd t.o.v. 2011. De dekkingsgraad was hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. (107,4 % versus 104,1 %). Dit betekent dat er geen sprake is van een dekkingstekort t.o.v. de minimaal vereiste dekkingsgraad. Beleggingsbeleid en beleggingsresultaten Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het beleggingsbeleid en de toepassing hiervan. Het beleid is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Jaarverslag Het jaarverslag geeft een helder beeld van de financiële positie van het pensioenfonds en het gevoerde beleid en is een gedegen en goed leesbaar document. Visitatierapport In 2012 heeft er onderzoek plaats gevonden van de visitatiecommissie. Hierin is een aantal aanbevelingen gedaan naar het bestuur. In het jaarverslag is aangegeven dat deze aanbevelingen in 2013 verder behandeld zullen worden. Het verantwoordingsorgaan zal hierop toezien. Financiële ontwikkelingen De crisis zal zijn weerslag hebben op de economische ontwikkelingen. Dit zal ook consequenties hebben voor het SPG. Het SPG anticipeert op een juiste manier op deze ontwikkelingen. De Bilt, 13 juni 2013 H. Lubberts Voorzitter
A.C.J Sengers Secretaris
20
3
Reactie Bestuur op Verantwoordingsorgaan
Het bestuur is verheugd over het positieve oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid in 2012. Het bestuur spreekt de intentie uit het Verantwoordingsorgaan intensief en vroegtijdig te informeren over het gevoerde beleid. Het bestuur bedankt de leden van het Verantwoordingsorgaan voor hun positief kritische analyse. ing. E.R. Visser Voorzitter
drs. Ing. J.J. Reeskamp Secretaris
21
4
Actuele ontwikkelingen
Toekomstbestendig houden pensioenregelingen in Nederland Nieuw Financieel Toetsingskader pensioenfondsen Afgelopen mei 2012 heeft Minister Kamp een hoofdlijnennota met de contouren van het nieuwe Financieel Toetsingskader (hierna: FTK) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het nieuwe FTK is het laatste open eind uit het Pensioenakkoord van 4 juni 2010 dat het kabinet met de sociale partners had gesloten. Het nieuwe FTK moet onderdeel worden van het beleid voor een nieuw toekomstbestendig pensioenstelsel. Op hoofdlijnen ziet dit beleid er als volgt uit • Sociale partners en fondsen moeten voortaan op voorhand afspraken maken over de toedeling van de risico’s. Een meer expliciete toedeling van de risico’s is noodzakelijk voor het herstel van het vertrouwen in het stelsel. • Fondsen zullen naar de deelnemer toe helder moeten communiceren. Dit stelt deelnemers ook beter in staat beslissingen te nemen op basis van hun verwachte pensioen en de onzekerheden daarin. • Er komt een meer stabiel toetsingskader, dat de afhankelijkheid van dagkoersen vermindert en duurzame beleidsbeslissingen ondersteunt. • Het wettelijk kader zal voor bestaande en nieuwe contracten beter rekening houden met de ambitie om te indexeren. • Nieuwe contracten maken het mogelijk om schokken in financiële markten en de levensverwachting geleidelijk in de aanspraken te laten doorwerken. • Het kabinet stelt één nieuw financieel toetsingskader voor, met gelijkwaardige uitgangspunten voor bestaande en nieuwe contracten. Nominaal versus Reëel Het huidige stelsel wordt een nominale pensioencontract genoemd. Dit gaat uit van nominale gegarandeerde pensioenaanspraken. Het behoud van de pensioenaanspraken is belangrijker dan uitzicht op indexatie. In de nieuwe kaders wordt gesproken over een tweede optie: een reëel pensioencontract. Dit gaat uit van reële aan ten minste de inflatie aangepaste pensioenaanspraken. Nu zijn de sociale partners aan zet om te bepalen of er gekozen wordt voor een reëel pensioencontract dat uitgaat van reële aan ten minste de inflatie aangepaste pensioenaanspraken of het nominale pensioencontract (het huidige stelsel) wat uitgaat van nominale gegarandeerde aanspraken. In de kern verschillen het nieuwe, reële en het oude nominale contract in de wijze waarop de aanspraak wordt vastgelegd - met of zonder indexatie - en in de manier waarop wordt bijgestuurd in geval van financiële mee- of tegenvallers. Voor het nominale contract blijft de scheiding tussen de nominale uitkering en de voorwaardelijke indexering gehandhaafd. Verder blijft voor het nominale contract de herstelsystematiek uit het toetsingskader gelden. Het reële contract verwerkt schokken gespreid in de tijd. In beide contracten kunnen sociale partners premiestabiliteit als uitgangspunt nemen. Bij de overstap op het reële contract moet ook besloten worden of de reeds opgebouwde rechten worden ingevaren of achterblijven in het nominale contract. Indexatie Bij het reële pensioencontract wordt er standaard geïndexeerd maar als het fonds onder de dekkingsgraad van 100% komt wordt er ook direct gekort. Bij het nominale contract mag pas volledig worden geïndexeerd als de normdekkingsgraad is behaald, ca. 125-130% gemiddeld voor de Nederlandse fondsen. De gevolgen De gevolgen van de hoofdlijnennota voor de praktijk zijn niet exact duidelijk. De detailkaders zijn nog niet bekend. Bovenstaande informatie geeft de belangrijkste nieuwe punten op dit moment weer die een goede basis zijn voor de concrete uitwerking bij pensioenfondsen, uitvoerders en sociale partners. Het betekent in ieder gaval dat er keuzes gemaakt moeten gaan worden met het oog op het meer toekomstbestendig maken van ons pensioensysteem.
22
5
Beleggingen
Op grond van de Asset Liability Management-Studie (ALM) uit 2012, heeft het pensioenfonds gekozen voor de volgende beleggingsmix:
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities Liquide middelen
Strategische mix 65% 20% 10% 5% 0%
Minimum 60% 15% 7% 3% -3%
Maximum 70% 25% 13% 7% 3%
In deze strategische mix is de categorie aandelen met 10% teruggebracht ten gunste van de vastrentende waarden. In het eerste deel van 2012 zijn de hierbij behorende aan- en verkopen geëffectueerd. Verder is voor € 7 miljoen geïnvesteerd in commodities en is een deel van de investeringverplichting in vastgoed (Altera) voor € 4 miljoen ingevuld. In 2012 is de waarde van de aandelen boven de maximale grens gebleven. Het bestuur is hiermee akkoord gegaan in afwachting van het restant van investeringsverplichting in vastgoed (€ 8 miljoen). Deze verplichting loopt eind maart 2013 af.
Terugblik economie Het afgelopen jaar heeft opnieuw in het teken gestaan van de eurocrisis. De ECB heeft de rente laag gehouden. De onzekerheid rondom de euro leidt tot het ontbreken van vertrouwen bij consumenten en heeft gevolgen voor de bestedingen. Toenemende tekorten bij overheden nopen tot bezuinigingen wat op korte termijn een negatieve invloed heeft op de economische groei. De aandelenbeurzen hebben zich in 2012 behoorlijk hersteld. In de Verenigde Staten zijn de eerste signalen zichtbaar van economisch herstel. De politieke onmacht om oplossingen te vinden voor het grote begrotingstekort blijft een onzekere factor bij dit herstel.
Beleggingsportefeuille De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds heeft de volgende structuur: • Vastrentende waarden • Aandelen • Vastgoed • Commodities Alle beleggingen betreffen niet-beursgenoteerde fondsen waarin alleen institutionele beleggers kunnen toetreden.
Vermogensbeheer Eind 2012 was 94% (2011: 93%) van de beleggingen voor risico pensioenfonds in beheer bij externe partijen. Het resterende deel, waartoe ook de beleggingen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen (Altera, CBRE, UBS en Q-Park) en liquide middelen worden gerekend, werd in eigen beheer uitgevoerd. Het belegd vermogen was ultimo 2012 als volgt verdeeld over de beheerders: Vastrentend mandaat (BlackRock) Aandelen mandaat (BlackRock) Commodities (Credit Suisse) Vastgoed (Eigen Beheer)
€ 477 miljoen € 199 miljoen € 36 miljoen € 48 miljoen
23
De samenstelling van de portefeuille was ultimo boekjaar als volgt: 2012 63,0% 26,0% 6,3% 4,7%
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities
2011 62,2% 26,2% 7,1% 4,5%
Belegd vermogen Het belegd vermogen nam in 2012 toe met € 81,0 miljoen (2011: + € 48,3 miljoen) De toename is tot stand gekomen door de volgende mutaties: 2012 0,7 80,3 81,0
Netto beleggingen Indirect beleggingsresultaat Totaal
2011 4,5 43,8 48,3
De netto beleggingen bestaan uit het saldo van aan- en verkopen. Het indirecte beleggingsresultaat bestaat uit het verkoopresultaat en het niet-gerealiseerde resultaat, ook wel herwaardering genoemd.
Rendement In 2012 bedroeg het totale rendement op de beleggingen van het fonds + 12,7% (2011: + 8,0%). Het benchmark rendement was + 12,7% (2011: + 8,2%). Het beleggingsresultaat op de aandelen in 2012 was + 20,5% (2011: -/- 13,9%). Het rendement op vastrentende waarden was + 12,8% (2011: + 23,9%). De resultaten over de afgelopen vijf jaar zijn als volgt: Jaar Totaal Vastrentende Aandelen Vermogen waarden 2008 -/-5,5% 18,5% -/-43,0% 2009 11,7% 3,3% 38,3% 2010 11,9% 9,3% 17,5% 2011 8,0% 23,9% -/-13,9% 2012 12,7% 12,8% 20,5%
Vastgoed 0,8% -/-4,9% 3,4% 3,6% -/-3,7%
Commodities -54,7% 26,6% 17,6% -/-12,3% -/-3,0%
Vastrentende waarden Obligaties De balanswaarde van de obligaties is in het verslagjaar toegenomen met € 54,2 miljoen (2011: € 81,7 miljoen). Deze mutatie bestaat voor + € 4,4 miljoen uit netto beleggingen en voor + € 49,8 miljoen uit indirecte opbrengsten. De afdekking van het renterisico vindt plaats via LDI-fondsen (Liability Driven Investments). Er wordt niet rechtstreeks belegd in vastrentende waarden en derivaten. Door de daling van de rente in 2012 is er sprake van een positief resultaat op vastrentende waarden. Deposito’s In 2012 zijn geen deposito’s aangegaan. De rente op saldi in rekening courant is, onder aftrek van eventuele kosten, opgenomen in de directe beleggingsopbrengsten en draagt hiermee bij aan het behaalde rendement.
Aandelen De balanswaarde van de aandelen is in 2012 toegenomen met € 20,7 miljoen (2011: -/- € 28,7 miljoen). Deze mutatie bestaat voor -/- € 14,7 miljoen uit netto beleggingen en voor + € 35,4 miljoen uit indirecte beleggingsresultaten (koersresultaten).
24
Vastgoed Vaste eigendommen Het fonds bezit één woning (in Bilthoven). Indirect Vastgoed De balanswaarde van de niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen is in het verslagjaar toegenomen met € 0,4 miljoen (2011: -/- € 0,4 miljoen). Er is voor € 4 miljoen geïnvesteerd in vastgoed en de indirecte beleggingsopbrengsten bedroegen -/- € 3,7 miljoen. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een negatieve waardeontwikkeling van de deelneming in Q-Park. In het vierde kwartaal van 2012 is de koers met ongeveer 20% gedaald. Dit heeft de volgende oorzaken: • De belastinglatentie wordt voor 50% in plaats van 100% in de commerciële waarde van het aandeel opgenomen. Dit is het gevolg van een strategiewijziging, waarbij meer objecten verkocht worden en belastinglatenties vrij kunnen vallen. Daarnaast is het volgens Q-Park meer gebruikelijk dit lagere percentage te verwerken bij de commerciële waardebepaling van het aandeel. • Er heeft een goodwill impairment van ruim € 200 miljoen plaatsgevonden. Q-Park heeft hiervoor de volgende redenen aangegeven: • Verlaagde groei in het businessplan mede door beperkte financieringsmogelijkheden; • Verlaagde lange termijn groei; • Voorzichtigheid bij de bepaling van het indirecte resultaat; • Hogere risico-opslag van 50 basispunten in de disconteringsvoet, bij het bepalen van de vastgoedwaardes; • Lagere inflatie. De karakteristieken van de fondsen zijn als volgt: Naam
Categorie
Land
Methode van taxeren
Altera
Woningen en winkels
Nederland
IPD/ROZ standaard
CBRE DRES
Woningen
Nederland
IPD/ROZ standaard
CBRE DRET
Winkels
Nederland
IPD/ROZ standaard
CBRE DOF
Kantoren
Nederland
IPD/ROZ standaard
CBRE REIF
Bedrijfsruimten
Europa
Fair value RICS red book valuation standards
UBS Real Estate
Winkels, kantoren,bedrijfsruimten
Europa
Market value RICS red valuation standards
Q-Park
Parkeerfaciliteiten
Europa
IPD/ROZ standard
Commodities In 2012 is voor € 7 miljoen in commodities geïnvesteerd (2011: € 0). De indirecte opbrengst is -/- € 1,2 miljoen (2011: € 4,3 miljoen). De wereldwijde economische crisis leidt tot dit negatieve resultaat.
Verwachtingen 2013 De euro zal de komende jaren de politieke en economische agenda’s blijven domineren. Er zullen nog miljarden nodig zijn om banken te herkapitaliseren. Overheden zullen alle moeite hebben om binnen de begrotingseisen van de Europese Unie te blijven. Het komende jaar is de verwachting voor economische groei in de Eurozone beperkt tot negatief. Ook de inflatieverwachting voor de komende jaren is laag. De groei zal vooral uit de Verenigde Staten en China moeten komen.
25
6
Actuarieel Verslag
in miljoenen euro’s
Voorzieningen en reserves De TV zijn in 2012 toegenomen met 59,3 (2011: + 100,3).
Technische Voorzieningen ultimo 2012 Technische Voorzieningen ultimo 2011 Mutatie
736,3 677,0 + 59,3
De toename kan als volgt worden gespecificeerd:
Opbouw pensioenen (= comingservice) Indexering ingegane pensioenen en premievrije rechten Koopsom rechtentoename (= backservice) Benodigde interest Inkoop rechten (uit waardeoverdracht) Afkoop rechten (inclusief waardeoverdracht) Uitkeringen Wijziging rekenrente VPL-regeling Verhoging voorziening i.v.m. actuele ontwikkeling op het gebied van overlevingskansen Diversen Totaal
2012 13,8 0,1 0,0 10,2 0,4 -/-1,2 -/-21,5 45,8 0,6 7,0
2011 12,6 0,0 6,0 7,3 1,3 -/-3,3 -/-20,0 86,0 0,0 7,4
4,1 59,3
3,0 100,3
2012 81,6 -/-27,9 53,7
2011 81,6 -/-52,5 29,1
De reserves ultimo boekjaar bedragen: Bestemmingsreserve Algemene reserve Totaal Dekkingsgraad De dekkingsgraad bedraagt per ultimo 2012 107,4% (2011: 104,3%). De ontwikkeling naar de bijdrage van de diverse elementen wordt in de onderstaande tabel weergegeven: 2012 104,3 0,1 0,1 0,0 -/-6,6 11,5 -/-2,0 107,4
In % Primo Premie Uitkering Indexering Renteverandering Overrendement Overig Ultimo
26
2011 113,6 -/-0,5 0,4 0,0 -/-14,3 6,3 -/-1,2 104,3
Resultaat verslagjaar In 2012 is een resultaat behaald van afgerond + 24,6 (2011: -/- 48,9). Dit resultaat kan als volgt naar de verschillende technische verlies- en winstbronnen worden uitgesplitst: 2012 1,5 31,1 -/-0,1 0,2 -/-1,2 0,0 -/-6,8 0,0 0,1 -/-0,2 24,6
Premies Beleggingen Indexaties Mutaties Risicoproces Kosten Grondslagen Afslag vordering Inkoop depot VPL-regeling Diversen Totaal
2011 -0,3 -/-41,2 0,0 -/-0,1 0,4 0,0 -/-7,1 0,8 0,0 -/-1,4 -48,9
Actuariële grondslagen Voor de waardering van de TV wordt uitgegaan van de volgende veronderstellingen. Berekeningsmethoden De TV zijn gelijk aan de actuariële contante waarde per 31 december 2012 van de tot en met die datum opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Hierbij merken we het volgende op: • voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt mede rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenopbouw, • voor deelnemers die op balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast. Waarderingsgrondslagen De belangrijkste waarderingsgrondslagen zijn: Sterfte Volgens de Prognosetafel 2012-2062 (zoals gepubliceerd door het AG). Ervaringssterfte
Er wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012).
Interest
Conform de rentetermijnstructuur van de nominale marktrente per 31 december 2012 zoals gepubliceerd door DNB ( inclusief 3-maandsmiddeling en Ultimate Forward Rate).
Gehuwdheid
Het (uitgesteld) latent partnerpensioen is gebaseerd op een bepaald partner systeem.
Leeftijdsverschil
Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw waarmee rekening wordt gehouden bij de reservering voor het latent partnerpensioen is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw).
Wezenopslag
Voor wezenpensioen zijn de verplichtingen van het latent nabestaandenpensioen van de premievrijen met 5% verhoogd.
Kosten
Voor kosten zijn de actuariële tarieven met 1,5% verhoogd.
Vanaf 1 januari 2006 is bij SPG sprake van een DC-regeling boven een bepaalde salarisgrens (maximum functieschaal 13). De in deze DC-regeling opgebouwde kapitalen zijn aan de voorziening toegevoegd.
27
7
Risico
Introductie Het bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem ten behoeve van alle risico’s waaraan het pensioenfonds zich ziet blootgesteld. In november 2009 heeft het pensioenfonds een risicoanalyse uit laten voeren. Onderdeel van de analyse is een deskresearch door een externe adviseur en een workshop waarin het bestuur een aantal vragen voorgelegd heeft gekregen over de hoogte en beheersing van specifieke risico’s. In 2010 zijn de uitkomsten in een workshop besproken. In 2011 is gestart met de implementatie van risicomanagement. Er heeft een nadere analyse van de risicomanagementprocessen plaatsgevonden. Vervolgens is er een beleidsdocument opgesteld. Hierin wordt ingegaan op de doelstellingen, de invulling van het risicomanagementbeleid, de governancestructuur en de rollen en taken binnen integraal risicomanagement. In het najaar van 2011 is de Financiële Commissie verbreed tot Auditcommissie met als specifiek aandachtsgebied integraal risicomanagement. Deze commissie wordt door een externe risicoadviseur ondersteund. In het najaar van 2012 is de eerste versie van het dashboard gepresenteerd. Dit dashboard zal elk kwartaal worden opgesteld. Hiermee worden op overzichtelijke wijze de relevante risico’s in beeld gebracht. In de jaarrekening worden in de toelichting op de balans de belangrijkste financiële risico’s gekwantificeerd. Daarnaast worden ook niet-financiële risico’s genoemd.
Risicoprofiel Pensioenregeling Als gevolg van de wijziging van pensioenregeling per 1 januari 2012 zijn risico’s verschoven van werkgever naar deelnemers. Mede in dit kader is een ALM-studie uitgevoerd. Op basis van de resultaten van deze studie heeft het bestuur besloten tot een meer defensieve beleggingsstrategie (minder aandelen en meer vastrentende waarden)
Individuele risico’s Voor het pensioenfonds zijn in ieder geval de volgende risico’s van toepassing. Matching risico Matching risico is het risico als gevolg van niet gematcht zijn van passiva en activa (inclusief offbalanceposten) in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. • Rente Het fonds heeft in 2010 een procedure vastgesteld waarin is bepaald dat maandelijks de matching van de vastrentende waarden met de verplichtingen wordt bepaald en welke maatregelen er moeten worden genomen bij het overschrijden van bepaalde bandbreedtes. • Valuta Het grootste deel van het vermogen is belegd in euro’s. Het risico van de resterende valuta’s is niet afgedekt. • Inflatie Er wordt gestudeerd op het inflatierisico en welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn. In 2013 zal dit verder worden uitgewerkt.
28
Marktrisico Marktrisico is het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille. Het beleid op het gebied van marktrisico is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen en is vastgesteld op basis van een ALM-studie. In de beleggingsrichtlijnen is vastgesteld door welke partij en op welke wijze (spreiding en soorten beleggingen) het vermogen belegd dient te worden. De beleggingsrichtlijnen worden vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevatten alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractueel of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Stresstesting van kredietrisico wordt per kwartaal uitgevoerd door middel van een Liability Watch en een periodieke ALM-studie, uitgevoerd door Towers Watson. De monitoring van het beleid vindt plaats op basis van de kwartaalrapportages die ontvangen worden van BlackRock en Kas Bank. Verzekeringtechnische risico Verzekeringtechnische risico is het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. De belangrijkste risico’s in dit kader zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het langlevenrisico is niet elders verzekerd, maar een risico voor het pensioenfonds. Ten behoeve van het overlijdensrisico worden jaarlijks risicokapitalen elders verzekerd (herverzekering). De risico’s van arbeidsongeschiktheid zijn niet herverzekerd. Jaarlijks doet de certificerende actuaris in het actuarieel rapport verslag van het technisch resultaat. Op basis hiervan monitort het bestuur het verzekeringstechnisch risico. Operationeel risico Operationeel risico betreft het risico dat ontstaat als gevolg van het falen of tekortschieten van interne processen, menselijke en technische tekortkomingen en onverwachte gebeurtenissen. Voor het fonds heeft het operationeel risico betrekking op de administratie aangezien de deelnemers-, pensioen- en financiële administratie worden uitgevoerd door het pensioenbureau. Elk jaar worden afspraken gemaakt met het pensioenbureau en vervolgens vertaalt de directeur deze naar de medewerkers. De processen zijn vastgelegd in een handboek voor Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC). Er wordt gewerkt aan actualiseren van het handboek. Mede als gevolg van veranderingen in de automatisering en de invoering van een nieuwe pensioenregeling zijn de processen gewijzigd. Eenmaal per jaar wordt het functioneren van de directeur van het pensioenfonds geëvalueerd door de voorzitter. IT-risico IT-risico is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet-continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT-processen. Afspraken zijn gemaakt met leveranciers die systemen leveren ter ondersteuning van tijdskritische systemen. Er wordt dagelijks een back-up gemaakt van het pensioenpakket door Innovact, de leverancier van het pakket. De managementinformatie wordt via het Dagelijks Bestuur naar het Algemeen Bestuur gestuurd. Uitbestedingsrisico Uitbestedingrisico is het risico dat continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de werkgever) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Bij het fonds heeft het uitbestedingsrisico betrekking op het vermogensbeheer, automatisering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning. Met ingang van 1 januari 2013 wordt de uitkeringenadministratie uitbesteed.
29
De selectie van externe vermogensbeheerders vindt plaats volgens een gestructureerd proces waarbij externe adviseurs ondersteunen. De afspraken met de vermogensbeheerders worden, voor zover beschikbaar, vastgelegd in SLA’s. Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. De beheerders lichten periodiek het beleggingsbeleid toe en leggen verantwoording af aan de Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie wordt door een externe adviseur ondersteund. Uiteindelijk rapporteert de directie over het handelen van de vermogensbeheerders aan het bestuur. De beleggingsadministratie is gescheiden van het vermogensbeheer. Jaarlijks wordt de samenwerking met de externe partijen geëvalueerd en waar nodig worden maatregelen getroffen. Om te voorkomen dat bij een acuut probleem van de grootste vermogensbeheerder het vermogen voor langere tijd niet beheerd wordt, is gestart met de selectie van reservemanagers voor de mandaten vastrentende waarden en aandelen. In geval van een calamiteit kan opvolging relatief snel worden geïmplementeerd. Begin 2013 zijn overeenkomsten getekend. Omgevingsrisico Omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie, ondernemingsklimaat en maatschappelijke ontwikkelingen. Er worden geen expliciete omgevingsanalyses uitgevoerd door het fonds. Wel vindt er continu een enquête plaats onder deelnemers. Verder vindt er overleg plaats met andere ondernemingspensioenfondsen. Het fonds heeft een communicatiebeleidsplan, waarin doelstellingen met betrekking tot communicatie zijn opgenomen Kostenrisico Het kostenrisico is het risico dat de werkelijke kosten afwijken van de gebudgetteerde kosten. Aan de monitoring van dit risico zal in 2013 aandacht worden gegeven. Integriteitsrisico Integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Er is een gedragscode opgesteld die voldoet aan de eisen van de DNB en de Autoriteit Financiële Markten. In 2008 is er een compliance officer aangesteld. De compliance officer houdt toezicht op naleving van de gedragscode en van de regels die voortvloeien uit het Effecten Typisch Gedrags Toezicht. Deze gedragscode wordt jaarlijks getekend en getoetst. Juridisch risico Juridisch risico is het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Met betrekking tot de beheersing van het juridisch risico is geen specifiek beleid vastgelegd. (Toenemende) veranderingen in wet- en regelgeving worden als belangrijk onderkend. Het pensioenfonds maakt gebruik van informatie/kennisoverdracht van de pensioenkoepels. Volgens het bestuur beschikt het pensioenbureau over voldoende juridische basiskennis. Naast de aanwezige juridische kennis binnen het pensioenbureau wordt gebruik gemaakt van een externe adviseur op juridisch gebied.
De Bilt, 13 juni 2013 Het bestuur
30
8
Jaarrekening
31
Balans
(na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten)
in duizenden euro's
Toelichting
Activa Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities
1 2 3 4
2012
2011
477.061 198.772 48.086 36.298
422.864 178.112 47.706 30.495 760.217
Beleggingen voor risico deelnemers Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities
5 6 7 8
4.723 2.071 165 404
Pensioenspaarregeling
679.177
3.601 1.503 146 278 7.363
5.528
622
615
Herverzekeringsdeel technische voorziening
9
20.196
18.672
Vorderingen
10
3.681
2.841
Liquide middelen
11
5.876
4.685
797.955
711.518
Passiva Reserves Bestemmingsreserve Overige reserve
12 13
81.646 -27.938
81.640 -52.534 53.708
Technische voorzieningen Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenverplichtingen voor risico herverzekeraar
14 14
Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenspaarregeling
15
Overige voorzieningen VPL-regeling Premiedepot actieven
16
708.782 20.196 728.978 7.363 622
29.106
652.780 18.672 671.452 5.528 615 736.963
1.514 1.425
677.595 492 0
2.939
492
Kortlopende schulden Overige kortlopende schulden
17
32
4.345
4.325 4.345
4.325
797.955
711.518
Staat van baten en lasten in duizenden euro's
Toelichting
2012
2011
Baten
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten
18 19
19.818 742 4.854
20
Uitkeringen herverzekering - periodiek Overgenomen pensioenverplichtingen
21.495 704 5.390 25.414
27.589
389
378
350
1.265
Indirecte beleggingsresultaten voor risico fonds
21
80.330
43.824
Indirecte beleggingsresultaten voor risico deelnemers
22
1.093
461
Overige baten
23
678
0
108.254
73.517
Lasten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht rechten VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Verhoging i.v.m. actuele ontw. op het gebied van levensverwachting
13.802 126 9.879 -23.140 44.243 -798 604 4.470 6.816
Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 24
Mutatie overige voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel techn. voorzieningen i.v.m. kredietrisico Premies herverzekering
25
Pensioenuitkeringen Overgedragen pensioenverplichtingen
26
Pensioenuitvoeringskosten
RESULTAAT
18.605 16 7.152 -21.942 83.295 -1.502 3.604 7.102 56.002
96.330
1.835
1.219
1.425
0
0
-793
24
22
21.470
20.024
794
3.287
2.102
2.306
83.652
122.395
24.602
-48.878
24.596 6 24.602
-51.375 2.497 -48.878
Resultaatbestemming Het bestuur heeft besloten het resultaat op de volgende wijze te bestemmen: Toevoeging aan Overige reserve Toevoeging aan Bestemmingsreserve
33
Kasstroomoverzicht in duizenden euro's
Toelichting Kasstroom uit pensioenactiviteiten Bijdragen van werkgevers en werknemers Premiebijdragen risico deelnemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen Uitgekeerde pensioenen Uitgaven wegens overgedragen pensioenverplichtingen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten
2012
2011
20.112 765 407 350 -21.451 -794 -24 -1.886
22.737 704 370 1.265 -19.976 -3.287 -22 -2.432 -2.521
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer
6.588 76.376 -77.828 -1.424
-641
6.350 27.228 -32.459 -1.410 3.712
Saldo liquide middelen ultimo boekjaar Saldo liquide middelen primo boekjaar Mutatie liquide middelen
11 11
5.876 4.685
4.685 5.617 1.191
34
-291
-932
Toelichting op de Jaarrekening Bedragen in deze toelichting luiden in duizenden euro, tenzij expliciet anders aangegeven.
Algemene grondslagen Informatie over het pensioenfonds Grontmij heeft sinds 1953 een eigen pensioenfonds. Het fonds stelt zich ten doel het verlenen of doen verlenen van pensioenen en toeslagen daarop aan de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of hun nagelaten betrekkingen. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening van het pensioenfonds is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn vermeld in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 13 juni 2013 de jaarrekening vastgesteld. Grondslagen bij de opstelling van de jaarrekening Algemeen De beleggingen en de voorziening voor pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Vergelijkende cijfers zijn, waar nodig, voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Schattingen en veronderstellingen Bij de opstelling van de jaarrekening worden door het bestuur schattingen en veronderstellingen gemaakt en oordelen gevormd die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen, op de waardebepaling van activa en passiva en van baten en lasten. Het betreft de boekwaarde van activa en passiva waarvan de waarden niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De schattingen en de hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren, die gezien de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Hier wordt prudent mee omgegaan. De schattingen en veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herziening van schattingen worden opgenomen in de periode waarop de herziening betrekking heeft. (Schattings)wijzigingen in 2012 In 2012 heeft het bestuur besloten tot toepassing van de meest recente informatie omtrent levensverwachting (AG Prognosetafels 2012-2062) bij de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan zijn de technische voorzieningen per 31 december 2012 met € 7,4 miljoen gestegen. Het effect op de dekkingsgraad per 31 december 2012 is -/- 0,9%. Daarnaast heeft het bestuur besloten tot het toepassen van een nauwkeurigere benadering van de fondsspecifieke ervaringssterfte. De algemene opslag van 1,1% is vervangen door de toepassing van het Towers Watson Ervaringsterftemodel 2012. De technische voorzieningen zijn hiertoe met € 0,4 miljoen verlaagd. Het effect op de dekkingsgraad is praktisch nihil. Het fonds hanteert onverkort de rentecurve die DNB publiceert ten behoeve van haar toezicht op pensioenfondsen, de zogenaamde swaprente curve. DNB heeft besloten per 30 september 2012 een aanpassing door te voeren op deze swaprentecurve, de zogenaamde Ultimate Forward Rate (UFR) correctie. Deze correctie behelst een wijziging voor rentes vanaf 20 jaar. Als gevolg van deze aanpassing is de dekkingsgraad 3% hoger per ultimo 2012. Het saldo van baten en lasten 2012 is hierdoor € 21,2 miljoen hoger uitgekomen. Opname van een actief of verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. 35
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op transactiedatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Valutaomrekening De jaarrekening luidt in euro’s en alle bedragen zijn afgerond naar duizendtallen (€000), tenzij anders is vermeld. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Activa en passiva luidende in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoersen per balansdatum, tenzij afdekking heeft plaats gehad. In dat geval wordt gewaardeerd tegen de koers van afdekking.
36
Grondslagen voor de balans Beleggingen In overeenstemming met de Pensioenwet en RJ610 worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participatie in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen van dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van 2009 wordt dit bereikt door beleggingen in LDI-fondsen. Aankopen en verkopen worden verwerkt op transactiedatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde obligaties en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardefondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Hypothecaire leningen, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente worden gewaardeerd tegen de geschatte, toekomstige netto kasstromen die uit de beleggingen zullen toevloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente, rekening houdend met het risicoprofiel, waaronder het krediet- en liquiditeitsrisico, en de looptijd van de belegging. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastgoed Directe vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze wordt gebaseerd op taxaties welke worden verricht door externe deskundigen. Beleggingen in indirect vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastgoedfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Commodities Commodities worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in commodity fondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Beleggingen voor risico deelnemers Bijdrageregeling De voor de deelnemers aan de bijdrageregeling beschikbare premie is per 1 januari 2009 ondergebracht bij Robeco. Voor deze datum maakten deze beleggingen onderdeel uit van de totale beleggingen van het fonds. De waardering van de beleggingen vindt plaats tegen de grondslagen zoals hiervoor opgenomen. Pensioenspaarregeling Het voor de deelnemers aan de Pensioenspaarregeling beschikbare vermogen, dat is belegd bij Robeco, wordt gewaardeerd tegen beurswaarde.
37
Herverzekeraar Herverzekerde pensioenen Onder deze post zijn herverzekerde pensioenverplichtingen opgenomen. De verplichtingen hebben betrekking op de pensioenrechten van een klein aantal deelnemers, vooral afkomstig uit overgenomen bedrijven, die zijn herverzekerd bij Nationale Nederlanden, Aegon en Centraal Beheer. Er is geen sprake van verzekeringstechnisch risico voor SPG met betrekking tot de herverzekerde verplichtingen. De verplichtingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarderingen. In de waardering van herverzekerde aanspraken moet aan de vermogenskant rekening worden gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar. DNB heeft in 2007 richtlijnen opgesteld voor de bepaling van de omvang van kosten- en kredietrisico op de herverzekeraar voor volledig herverzekerde fondsen (Toepassing FTK op volledig herverzekerde fondsen). Risicoherverzekering De herverzekerde risicokapitalen gelden als dekking voor het overlijdensrisico van actieve deelnemers. Het eigen behoud van deze, via een stoploss contract bij Zwitserleven ondergebrachte verzekering, bedraagt 150% van de totale risicopremie. De risico’s bij arbeidsongeschiktheid zijn niet herverzekerd en komen dus voor rekening van het fonds. Vorderingen, liquide middelen en schulden De vorderingen, liquide middelen en schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Bij de waardering van vorderingen wordt zo nodig rekening gehouden met waardeverminderingen wegens oninbaarheid. Het verschil tussen actuele waarden en nominale waarden is bij de activa en passiva in het algemeen gering. Alle vorderingen en kortlopende schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar, tenzij anders aangegeven.
Reserves De Bestemmingsreserve geeft de benodigde solvabiliteitsbuffer weer. Dit bestaat uit het minimaal vereist vermogen en de dekkingspositie. De Overige reserve geeft het surplus of tekort aan reserves weer. Technische voorzieningen Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt mede rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenopbouw. Voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente welke is gebaseerd op de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Op grond van de samenstelling van de TV komt de nominale rente einde boekjaar ongeveer overeen met een contante rekenrente van 2,44% (2011: 2,74%). Bij de vaststelling van de overlevingskansen is uitgegaan van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde “Prognosetafel 2012-2062”. Daarnaast is er rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (gemiddeld is een man drie jaar ouder dan zijn vrouwelijke partner). Voor wezenpensioen zijn de verplichtingen van het latent nabestaandenpensioen van de premievrijen met 5% verhoogd (2011: 5%). Voor excassokosten zijn de verplichtingen verhoogd met 1,5% (2011: 1,5%). Voor de verzekerde partner wordt uitgegaan van een bepaald partner systeem. Voor de arbeidsongeschikte wordt rekening gehouden met de voorziening premievrijstelling bij invaliditeit (PVI). Het pensioenfonds kent in reglement 2012 een hybride regeling, bestaande uit een CDC-regeling met een middelloonsystematiek tot een bepaald salaris en daarboven een beschikbare premieregeling. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen 38
en van de over de verstreken dienstjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de aanspraken en de reeds ingegane pensioenen geïndexeerd worden en in hoeverre dit zal gebeuren. Voorwaardelijk toeslagenbeleid actieven Het bestuur kan, zolang er voldoende middelen zijn en met inachtneming van het in de overige leden van pensioenreglement 2012 Artikel 17 bepaalde, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a. de pensioenaanspraken van actieve deelnemers; b. aanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Op de pensioenaanspraken, zoals hierboven beschreven, wordt jaarlijks per 1 januari (voor het eerst per 1 januari 2013) toeslag verleend van maximaal de stijging van de CAO-verhoging over het vorige boekjaar met een maximum van 2% op jaarbasis. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt voor zover mogelijk gefinancierd uit de doorsneepremie, het premiedepot actieven en uit de algemene middelen van het fonds, waarbij wordt aangesloten bij de beleidsstaffel voor toeslagen zoals deze geldt voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, zoals opgenomen in pensioenreglement 2012 (art. 18 lid 3). Indien wordt aangesloten bij de hierboven genoemde beleidsstaffel voor toeslagen, dan vindt toeslagverlening voor actieve deelnemers en de pensioenaanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid plaats op basis van de CAO-verhoging over het vorige boekjaar, met een maximum van 2% op jaarbasis op basis van het totaal van de in de vorige alinea genoemde financieringsbronnen. Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van inhaaltoeslagen. Als leidraad voor inhaaltoeslagen zijn door het bestuur uitgangspunten geformuleerd, die in artikel 25 van het pensioenreglement 2012 en in de ABTN zijn opgenomen. Voorwaardelijk toeslagenbeleid premievrij- en pensioengerechtigden Het bestuur zal, zolang er voldoende middelen zijn, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a. de ingegane pensioenen; b. de premievrije pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers; c. de bij scheiding aan de ex-partners toegekende pensioenaanspraken; d. het arbeidsongeschiktheidspensioen. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van het percentage van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid) over de laatst verstreken periode van oktober tot oktober (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement en uit algemene middelen van het fonds gefinancierd. Bij het bepalen van de hoogte van de toeslag voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt de volgende beleidsstaffel toegepast:
• wanneer de dekkingsgraad* lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,1% niveau 2012), wordt geen toeslag verleend.
• wanneer de dekkingsgraad* hoger of gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad (111,2% niveau 2012) wordt een volledige toeslag toegekend.
• bij een tussenliggende dekkingsgraad* wordt naar rato toeslag verleend. * In voorgenoemde beleidsstaffel wordt met dekkingsgraad bedoeld: de dekkingsgraad na toekenning van de voorgenomen toeslag.
39
Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend. Toeslagen worden verwerkt in het boekjaar waarin daartoe door het bestuur is besloten. In boekjaar 2011 is besloten per 1 januari 2012 geen toeslag te verlenen. In boekjaar 2012 is besloten per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen. Technische voorziening voor risico deelnemers De voorziening voor risico deelnemer wordt bepaald op basis van de door de werkgever gedane stortingen en de behaalde beleggingsopbrengsten. De waardering volgt de waardering van de hier tegenoverstaande beleggingen voor risico deelnemers. Pensioenspaarregeling De voorziening inzake de Pensioenspaarregeling wordt bepaald op basis van de door de werknemers gedane stortingen en de behaalde beleggingsopbrengsten. Overige voorzieningen VPL-regeling Onder VPL-regeling wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de door sociale partners overeengekomen VPL (Vut, Prepensioen, Levensloop) verantwoord. Door het fonds wordt een overgangsregeling uitgevoerd in het kader van de Wet VPL. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke aanspraak op pensioen. Voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een dienstverband. Op het moment van het bereiken van de 62-jarige leeftijd, dan wel bij overlijden, en uiterlijk op 31 december 2020, worden de voorwaardelijke aanspraken omgezet in onvoorwaardelijk pensioenaanspraken. De inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken geschiedt op basis van de fondsgrondslagen op het moment van inkoop. De financiering geschiedt in termijnen zoals is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst of door een aanvullende afspraak. De ontvangen gelden maken op dit moment onderdeel uit van de totale beleggingen van het fonds. Over het te vergoeden rendement over het saldo van financiering en onttrekking moeten nog afspraken worden gemaakt. In 2012 heeft de eerste toekenning van aanspraken plaatsgevonden. De dotatie inclusief de bufferopslag is onttrokken aan de voorziening. Premiedepot actieven Indien de ontvangen premie in enig jaar hoger is dan de zuiver kostendekkende premie, dan wordt het saldo toegevoegd aan het premiedepot actieven. Het premieoverschot komt niet in de algemene reserve van het fonds. Het doel van het premiedepot actieven is de premie zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan de actieven. Het premiedepot kan worden gebruikt voor financiering van toeslagverlening en in de situatie dat de ontvangen premie lager is dan de zuivere kostendekkende premie. Bij een premiedepot actieven groter dan 10% van de technische voorziening actieven, wordt het meerder overgeheveld naar de algemene reserve van het fonds. Het fondsrendement wordt toegevoegd over het berekende gemiddelde saldo in een jaar. De hoogte van de mutatie van het depot wordt middels bestuursbesluit vastgesteld aan het begin van het boekjaar. Hierbij wordt uitgegaan van schattingen.
Grondslagen voor de staat van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Premiebijdragen Als premiebijdragen worden verantwoord de op het boekjaar betrekking hebbende bijdragen van werkgevers en deelnemers welke voor het boekjaar zijn vastgesteld, respectievelijk bekend zijn geworden, waarbij rekening is gehouden met eventueel verleende premiekortingen en/of premieopslagen.
40
Beleggingsopbrengsten Beleggingsresultaten bestaan uit: - Directe beleggingsopbrengsten; - Indirecte beleggingsopbrengsten; - In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer. De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op ontvangen huren, dividenden en rente. Huuropbrengsten worden lineair opgenomen gedurende de huurperiode. Dividenden worden in de staat van baten en lasten verwerkt, indien het fonds daarop recht heeft verkregen en hun ontvangst waarschijnlijk is. Renteopbrengsten worden tijdsevenredig in de staat van baten en lasten verwerkt, indien hun bedrag bepaalbaar is en hun ontvangst waarschijnlijk. Valutaverschillen worden opgenomen onder de post directe beleggingsopbrengsten. De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen van de beleggingen. In de jaarrekening wordt hier geen onderscheid tussen gemaakt. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen De in aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer hebben betrekking op de exploitatiekosten van vastgoed (inclusief reparatie en onderhoud) gedurende de verslagperiode alsmede met de overige kosten van vermogensbeheer. Pensioenuitkeringen Pensioenen worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De kosten worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen De bij overdracht van pensioenen bepaalde overdrachtswaarden zijn gebaseerd op de wettelijke berekeningsgrondslagen. De inkomende en uitgaande waardeoverdrachten worden toegerekend aan het verslagjaar waarin de bijbehorende pensioenaanspraken zijn verwerkt. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen De mutatie voorziening voor pensioenverplichtingen bestaat uit de volgende componenten: • Pensioenopbouw: de kosten van één jaar inkoop; toerekening vindt plaats aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. • Toeslagverlening en overige toeslagen: de toeslagverlening wordt als last verwerkt voor zover vóór balansdatum een besluit daartoe genomen is. • Rentetoevoeging: de voorziening wordt opgerent op basis van de nominale rente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur met een looptijd van één jaar. • Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten: de vrijval wordt ten gunste van het resultaat verwerkt in de periode waarin de lasten bij de berekening aan de voorziening waren voorzien. • Wijziging marktrente: het effect van de aanpassing van de marktrente gedurende het jaar op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur wordt ultimo het verslagjaar bepaald en in de staat van baten en lasten opgenomen. • Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten: het saldo van actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten wordt toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. • Verhoging i.v.m. actuele ontwikkelingen op het gebied van levensverwachting: de pensioenverplichtingen worden berekend aan de hand van de Prognosetafel 2012-2062 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap op 10 september 2012. Voorts wordt er rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). Overige baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Verliezen worden in aanmerking genomen zodra zij voorzienbaar zijn. 41
Dekkingsgraad De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het aanwezige vermogen en de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken. Bij de berekening van de nominale dekkingsgraad wordt gebruik gemaakt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze is samengesteld op basis van de UFR (Ultimate Forward Rate). In de economische dekkingsgraad wordt de rentetermijnstructuur op basis van marktrente gebruikt.
Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de directe methode. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. Onder liquide middelen zijn opgenomen de bij banken aangehouden rekening-courantsaldi alsmede het bedrag dat beschikbaar is voor beleggingstransacties. Ten opzichte van 2011 zijn in 2012 aanpassingen verricht op basis van de mutaties in de overlopende posten. In dit kader zijn de vergelijkende cijfers van 2011 aangepast.
Risicobeheersing Algemeen In het bestuursverslag is uiteengezet welke risico’s het pensioenfonds ondermeer loopt en welk beleid wordt gevoerd ter beheersing van die risico’s. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Solvabiliteitsrisico In 2012 heeft de solvabiliteit van het fonds zich positief ontwikkeld. In de pensioenwet en in het pensioenreglement zijn maatregelen opgenomen voor elke situatie. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, kan het fonds in een situatie van onderdekking terecht komen. In een situatie van onderdekking heeft het pensioenfonds geen ruimte beschikbaar voor een eventuele toeslagverlening. Ook kunnen pensioenfondsen in een financiële situatie terecht komen dat de pensioenpremie moet bijdragen aan herstel. In de huidige pensioenwet wordt het korten (afstempelen) van pensioenrechten als uiterst herstelmiddel gehanteerd. De solvabiliteit van het fonds wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen alsook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder op basis van de Pensioenwet en het Financieel Toetsingskader worden opgelegd. De toezichthouder DNB hanteert hiertoe een gestandaardiseerde methode om te toetsen of er voldoende vermogen aanwezig is om de risico’s van het pensioenfonds te kunnen opvangen. Bij deze toets wordt voor een aantal scenario’s het effect van de diverse risico’s op het vermogen bepaald. De uitkomsten worden mede bepaald door marktomstandigheden en het risicoprofiel van de beleggingen. Volgens de standaardmethode is er sprake van voldoende eigen vermogen, indien het eigen vermogen groter is dan de vereiste buffer. Ter bepaling van het vereist eigen vermogen wordt voor een negental risicofactoren bepaald wat het effect van een onmiddellijke verandering daarin is op het eigen vermogen. Voor ieder van deze effecten dient dan een opslag op de TV gelegd te worden. De TV, tezamen met deze opslagen, vormt dan het vereist eigen vermogen. De portefeuille vastgoed en portefeuille aandelen in opkomende markten wordt (deels) actief beheerd. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen per 31 december 2012 is daarom rekening gehouden met het risico van actief beheer door de schokken ter bepaling van het risico zakelijke waarden (S2) aan te passen. De gehanteerde indicator voor aanvullend risico is de met de vermogensbeheerder afgesproken “tracking error”. Dit is de mate waarmee de beheerder mag afwijken van de benchmark. Bij de vaststelling van de buffer wordt uitgegaan van de meest waarschijnlijke beleggingsmix voor het aankomende jaar. In de regel is dat de strategische mix, tenzij er gegronde redenen zijn om te veronderstellen dat die beleggingsmix gedurende het eerstvolgende jaar niet gerealiseerd zal worden. Indien de feitelijke mix risicovoller is dan de meest risicovolle variant binnen de bandbreedtes van de strategische mix, dan geldt de buffereis die volgt conform de feitelijke beleggingsmix. Voor 2012 is uitgegaan van de strategische, is meest waarschijnlijke mix, bij de berekening van de buffer. Voor 2011 zijn de cijfers getoond op basis van de feitelijke mix. 42
De uitkomsten van de toets zijn als volgt (in duizenden euro’s): Eind 2012 21.037 61.644 19.512 12.194 1.719 24.381 0 0 0 -/- 58.841 81.646 11,2% 53.708 -27.938
S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringtechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico Diversificatie-effect Totaal vereiste buffer (S) % van TV Totale reserves Reservetekort/-overschot
Eind 2011 21.641 61.410 21.401 10.101 2.205 23.057 0 0 0 -/-58.175 81.640 12.2% 29.106 -/-52.534
De effecten S1 t/m S6 worden met behulp van de door DNB voorgeschreven ‘wortelformule’ omgerekend tot een totaal effect op de solvabiliteit van het pensioenfonds. In deze wortelformule wordt er rekening mee gehouden dat niet alle risico’s tegelijk optreden (diversificatie-effect) en is een correlatie tussen de effecten aangenomen. Dit resulteert in een minimaal vereiste buffer van 11,2% (2011: 12,2%). Ten opzichte van voorgaand jaar is dit percentage gedaald met 1,0%. Indien was uitgegaan van de feitelijke mix, dan was de vereiste buffer 12,0% geweest. Het reservetekort per 31 december 2012 betekent dat het pensioenfonds volgens het standaardmodel naar verwachting onvoldoende vermogen heeft om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken. SPG heeft een lager eigen vermogen dan het vereist eigen vermogen. Renterisico (S1) Het renterisico is het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente/rentetermijnstructuur volgens de tabel in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Doorgaans zal dit een rentedaling betreffen. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico (S1) weer. Bij de berekening zijn toekomstige kasstromen gehanteerd. Bij de bepaling van het renterisico is er rekening mee gehouden dat het renterisico voor 70% wordt afgedekt. Dit betreft het strategische renteafdekkingspercentage zoals gedefinieerd in de ABTN van het pensioenfonds. Omdat gebruik wordt gemaakt van het strategische renteafdekkingspercentage van 70%, wordt de wijziging van de vastrentende waarden als gevolg van de renteschok berekend als 70% van het effect van de renteschok op de TV. Deze bedraagt ultimo 2012 21.037 (2011: 21.641). De beheersing vindt plaats door middel van het strategische beleggingsbeleid en de duration. De renteafdekking vindt plaats door middel van de beleggingen in LDI (liability Driven Investment) fondsen. De beleggingen in de LDI fondsen bestaat uit beleggingen in cash fondsen en derivaten. De effectieve duration van de vastrentende portefeuille is 18,7. De duration van de verplichtingen is ongeveer 17,3. Daarmee is de rentegevoeligheid van de vastrentende portefeuille vrijwel gelijk aan de verplichtingen. Eind 2012 is het renterisico voor ongeveer 69% afgedekt. Het pensioenfonds heeft aan het eind van het verslagjaar 63% belegd in vastrentende waarden. Risico zakelijke waarden (S2) Voor de bepaling van de buffer voor het zakelijke waarden risico wordt verondersteld dat een procentuele daling moet kunnen worden opgevangen op de verschillende beleggingen. Het risico op zakelijke waarden kan worden opgevangen door diversificatie. De segmentatie van de aandelenportefeuille is als volgt (in duizenden euro’s): 43
Europe (excl. UK) Emerging Markets Pacific Rim (excl. Japan) Totaal
2012 120.633 55.021 23.118 198.772
% 61 28 11 100
2011 113.662 43.111 21.338 178.112
% 64 24 12 100
Het risico van zakelijke waarden (S2) stijgt licht van 61.410 per eind 2011 naar 61.644 per eind 2012. Valutarisico (S3) De omvang van de buffer voor het valutarisico moet dusdanig zijn dat een waardedaling van 20% moet kunnen worden opgevangen voor dat deel van de portefeuille dat niet in euro’s is belegd. Over ongeveer 12% van het vermogen wordt valutarisico gelopen. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om aandelen in Emerging Markets, Pacific Rim en ongeveer een derde van de aandelen in Europa. Het valutarisico (S3) bedraagt ultimo 2012 19.512 (2011: 21.401). Grondstoffenrisico (S4) Een kenmerk van grondstoffen is dat er grote waardeschommelingen kunnen optreden. In deze toets moet het effect van een waardedaling van 30% kunnen worden opgevangen. Het grondstoffenrisico per ultimo 2012 bedraagt 12.194 (2011: 10.101). De buffer die voor dit risico moet worden aangehouden is beperkt, omdat slechts 5 % van het vermogen in grondstoffen is belegd. In 2011 was dit 4,5%. Kredietrisico (S5) Het kredietrisico wordt gemeten door het effect van een toename met 40% van de actuele opslag voor kredietrisico (de “credit spread”) in het marktsegment vast te stellen, op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (“credits”). Bij de berekening zijn toekomstige kasstromen gehanteerd. Het kredietrisico (S5) bedraagt ultimo 2012 1.719 (2011: 2.205). De verdeling van de vastrentende waarde over de verschillende categorieën is als volgt (in duizenden euro’s):
LDI fondsen Credits fondsen Overig Totaal
% 79 21 0 100
2012 374.603 102.452 6 477.061
2011 348.556 70.716 3.592 422.864
% 82 17 1 100
De categorie Overig bestaat uit de belegging in het BlackRock LeCash Fund. Het LeCash Fund maakt onderdeel uit van de matching portefeuille.
44
Het kredietrisico wordt ook beïnvloed door de kwaliteit van de tegenpartijen waarop het pensioenfonds vorderingen heeft. De gemiddelde rating van de debiteuren van de vastrentende waarden (excl. derivaten) is als volgt:
AAA AA A BBB Lager dan BBB Geen Rating Totaal
2012 114.545 119.298 204.380 20.316 359 18.163 477.061
% 24 25 43 4 0 4 100
2011 102.408 156.089 128.977 8.543 460 26.387 422.864
% 24 37 31 2 0 6 100
Het aandeel Geen Rating bestaat voornamelijk uit de belegging in het Credit Fund, waarbij de onderliggende beleggingen niet van een rating zijn voorzien. Landenrisico Landenrisico wordt gedefinieerd als het risico waarbij een tegenpartij niet in staat is aan zijn kredietverplichtingen te voldoen wegens politieke, sociale, economische of overige gebeurtenissen in een land. In 2012 zijn er geen directe beleggingen in vastrentende waarden die zijn uitgegeven door PIIGS-landen en Cyprus. In de beleggingsfondsen is ook niet belegd in staatspapier van deze landen. Verzekeringstechnisch risico (S6) De vereiste buffer voor verzekeringstechnische risico’s wordt bepaald door de technische voorzieningen 2 2 + . Het procesrisico, de TSO te vermenigvuldigen met de som van het procesrisico en (onzekerheid in de sterftetrend) en de NSA (stochastische onzekerheid) zijn afhankelijk van: - de naar de TV gewogen gemiddelde leeftijd van het pensioenfonds; - het aantal deelnemers; - de vorm van dekking inzake nabestaandenpensioen en; - de in tabellen door DNB voorgeschreven parameters. Het verzekeringstechnisch risico (S6) bedraagt ultimo 2012 24.381(2011: 19.533).
Langlevenrisico Dit is het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor onder andere het ouderdomspensioen. Het langlevenrisico draagt het fonds in eigen beheer. Het fonds past de meest recente AG tafels toe. Het fonds monitoort de toegepaste ervaringssterfte door middel van analyse van het langlevenresultaat over meerdere jaren. Impactanalyse De impact van een stijging van 1% in de risicocategorieën rente (S1) en zakelijke waarden (S2) heeft het volgende effect op de aanwezige en vereiste dekkingsgraad: Risico Stijging met 1% Mutatie aanwezige Mutatie vereiste dekkingsgraad dekkingsgraad* Rente Rentecurve 6,2% 0,6% Zakelijke waarden Beurskoersen 0,4% 0,0% (incl. commodities) * Uitgaande van strategische mix
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt door het fonds beheerd door in het strategisch en tactisch beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Van dit risico is geen sprake. Het grootste deel van de beleggingen kan binnen een maand liquide worden gemaakt. Daarnaast zijn er nog directe beleggingsopbrengsten bij de vastgoedfondsen.
45
Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële posities van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Voor het concentratierisico wordt geen buffer aangehouden. Het fonds belegt voornamelijk in beleggingsfondsen, waarbinnen een brede spreiding is aangebracht. In 2012 is de top 5 aan individuele beleggingen als volgt: BlackRock LSF Euro Fixed 2030-2039 153.464 BlackRock ex Uk Alpha Tilts Fund 120.633 BlackRock LSF Leverage Euro Fixed 2040-2049 104.563 BlackRock Euro Corporate Bond Index 102.452 BlackRock LSF Leverage Euro Fixed 2025-2029 61.013 Totaal 542.125 Dit is 71% van het totale belegde vermogen (760.217). Van het totale vermogen is ongeveer 89% in beheer bij BlackRock. In 2011 is het traject gestart om te komen tot reservemanagers voor het vermogensbeheer op de diverse grote portefeuilles. Reden hiervan is de kwetsbaarheid van het fonds te verlagen op het moment dat de huidige vermogensbeheerders niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen vanwege faillissement. In 2013 zullen de contracten met de geselecteerde reservemanagers kunnen worden afgerond. In 2011 is de top 5 aan individuele beleggingen als volgt: BlackRock LSF Euro Fixed 2030-2039 122.271 BlackRock ex Uk Alpha Tilts Fund 113.662 BlackRock LSF Leverage Euro Fixed 2040-2049 78.928 BlackRock Euro Corporate Bond Index 70.716 BlackRock LSF Leverage Euro Fixed 2020-2024 50.385 Totaal 435.962 Dit is 64% van het totale belegde vermogen (679.177). Van het totale vermogen is ongeveer 89% in beheer bij BlackRock. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico’s worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets.
46
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
Beleggingen voor risico fonds 2012 1. Vastrentende waarden Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
2011
422.864 58.220 -53.788 49.765
341.185 29.643 -25.172 77.208 477.061
422.864
Voor deze fondsen zijn geen gecertificeerde opgaven per 31 december 2012 ontvangen, evenwel is beoogd een indirecte vorm van zekerheid te verkrijgen door middel van SSAE-16 of soortgelijke rapportages, back-testing prijzen en periodieke bespreking performance met beheerders. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van verrichte interne controles, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. 2. Aandelen Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
178.112 7.609 -22.393 35.444
206.786 1.641 -1.639 -28.676 198.772
178.112
Er wordt niet belegd in premiebijdragende ondernemingen (2011: 0). De beheerder van de aandelen heeft eind 2012 ongeveer 4% (2011: 7%) van de aandelen uitgeleend (Security Lending). De belegging in aandelen vindt plaats in niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen die beleggen in beursgenoteerde aandelen. 3. Vastgoed Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
47.706 4.061 0 -3.681
48.150 0 0 -444 48.086
Er wordt belegd in niet beursgenoteerde vastgoedfondsen. Er wordt zowel belegd in fondsen met vastgoed in Nederland als in andere Europese landen. Het vastgoed betreft met name winkels, kantoren en parkeerfaciliteiten. Ongeveer 4% van de bezittingen bevinden zich in de PIIGS* landen. In 2012 heeft op de belegging in Q-Park een afwaardering van ongeveer 20% van de koers plaatsgevonden (bijna € 2 miljoen) . Dit is het gevolg een aanpassing van de verwerking van Deferred Tax Liabilites en een impairment op goodwill. * Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje
47
47.706
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
2012 4. Commodities Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
2011
30.495 7.001 0 -1.198
34.759 0 0 -4.264 36.298
30.495
Voor dit fonds is geen gecertificeerde opgave per 31 december 2012 ontvangen, evenwel is beoogd een indirecte vorm van zekerheid te verkrijgen door middel van back-testing prijzen en periodieke bespreking performance met beheerder. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van verrichte interne controles, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. Beleggingen voor risico deelnemers 5. Vastrentende waarden Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
3.601 452 -158 828
6. Aandelen Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
1.503 341 -3 230
7. Vastgoed Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
146 21 -33 31
8. Commodities Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
278 123 -1 4
2.306 758 -58 595 4.723
3.601
1.472 320 -190 -99 2.071
1.503
246 31 -125 -6 165
285 66 -44 -29 404
48
146
278
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
2012
2011
Overig 9. Herverzekeringsdeel Technische Voorziening Stand per 1 januari Mutaties lopend boekjaar Afwaardering i.v.m. kredietrisico Stand per 31 december
18.672 1.524 0 20.196
15.133 2.746 793 18.672
203 2.955 523 3.681
235 1.871 735 2.841
1.146 4.730 5.876
1.998 2.687 4.685
De herverzekerdelen zijn ondergebracht bij Nationale Nederlanden , Aegon en Centraal beheer. Het bestuur ziet geen aanleiding een afslag toe te passen of een voorziening te nemen. 10. Vorderingen Dividendbelasting Premiedebiteuren Overige vorderingen Premiedebiteuren betreft een vordering op de aangesloten werkgever (Grontmij Nederland Holding B.V.). 11. Liquide middelen ABN AMRO Kas Bank
De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Het saldo bij Kas Bank is het bedrag dat beschikbaar is voor beleggingstransacties. 12. Bestemmingsreserve Stand per 1 januari Uit resultaatbestemming Stand per 31 december
81.640 6 81.646
49
79.143 2.497 81.640
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
2012 13. Overige reserve Stand per 1 januari Uit resultaatbestemming Stand per 31 december
2011
-52.534 24.596 -27.938
-1.159 -51.375 -52.534
De reserves zijn als volgt bepaald: Aanwezig vermogen (risico fonds en herverzekeraar) Af: TV Af: Minimaal vereist vermogen Dekkingspositie Af: Vereist eigen vermogen (excl. min. vereist vermogen) Reservepositie
782.686 -728.978 -29.888 23.820 -51.758 -27.938
% 107,4% -100,0% -4,1% 3,3% -7,1% -3,8%
700.558 -671.452 -28.201 905 -53.439 -52.534
Herstelplan Per 31 december 2008 bedroeg de dekkingsgraad 110,4%. Het vereiste eigen vermogen was op dat moment 110,5%. Dit betekende dat er sprake was van een reservetekort en dat er een langetermijnherstelplan moest worden opgesteld. Eind februari 2009 was de dekkingsgraad 104,6%. Bij de toen nog gehanteerde grens van 105% voor het minimaal vereiste vermogen (MVEV) betekende dit, dat er sprake was van een dekkingstekort en dat er een kortetermijnherstelplan moest worden ingediend. In overleg met DNB is per 1 mei 2009 een gecombineerd korte- en langetermijnplan ingediend. In de loop van mei 2009 gaf DNB aan dat het MVEV fondspecifiek moest worden vastgesteld. Deze berekening leidde tot een MVEV van 104,2%. Gevolg hiervan is dat er geen dekkingstekort is geweest. In overleg met DNB is het ingediende gecombineerde herstelplan vervangen door een langetermijnherstelplan per 30 juli 2009. Dit plan is op hoofdlijnen goedgekeurd. Omdat een relatief klein deel is herverzekerd heeft DNB in eerste instantie zijn goedkeuring aan het plan onthouden. In een brief gedateerd 3 februari 2011 is door DNB medegedeeld dat het ingezonden langetermijnherstelplan als concreet en haalbaar in de zin van artikel 128 lid 2 van de Pensioenwet moet worden aangemerkt. Het uitgangspunt van het herstelplan is het voortzetten van het vastgestelde beleid. Op 30 september 2011 was de dekkingsgraad 102% en verkeerde het fonds in een dekkingstekort. Omdat het fonds slechts een maand in onderdekking is geweest is er geen kortetermijnherstelplan ingediend. Eind juni 2012 was de dekkingsgraad 101,1% en raakte het fonds opnieuw in onderdekking. Begin september 2012 wordt een gecombineerd korte- en langetermijnherstelplan ingediend. Omdat het fonds vanwege de invoering van de UFR per eind september weer uit onderdekking komt, geeft DNB SPG de mogelijkheid om het ingediende plan niet te laten beoordelen. Het bestuur besluit dit te doen. Het eerder ingediende langetermijnherstelplan blijft van kracht. Op 31 december 2012 is er sprake van een reservetekort. De dekkingsgraad is 107,4% bij een vereiste dekkingsgraad van 111,2%. Het reservetekort is opgeheven als er in drie aansluitende kwartalen geen sprake is van een reservetekort. De dekkingsgraad per 31 december 2012 zou volgens de update van het herstelplan 107,6% moeten zijn. De feitelijke dekkingsgraad is 107,4%. De feitelijke dekkingsgraad is dus lager dan de in het herstelplan geschatte dekkingsgraad. De verwachting is dat uiteindelijk wordt voldaan aan het ingediende herstelplan.
50
% 104,3% -100,0% -4,2% 0,1% -8,0% -7,9%
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
2012 14. Pensioenverplichtingen voor risico fonds en herverzekeraar Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en -uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht rechten VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Verhoging i.v.m. actuele ontwikkelingen op het gebied van levensverwachting Mutatie Herverzekeraars
2011
671.452 13.802 126 9.879 -23.140 44.243 -798 604 4.470 6.816 56.002 1.524 57.526 728.978
Stand per 31 december Specificatie: Actieven Arbeidsongeschikten Premievrije rechten Ingegane pensioenen
262.635 13.510 139.791 313.042 728.978 De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw (inclusief backservice). De post indexering en overige toeslagen heeft betrekking op enkele nagekomen verrekeningen uit 2011. In 2012 heeft geen indexatie plaatsgevonden. De rentetoevoeging is gebaseerd op 1,544% (2011: 1,296%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De marktrente op basis van de rentetermijnstructuur behorend bij het profiel van de verplichtingen bedraagt per ultimo verslagjaar 2,44% (2011: 2,74%) tegen 2,74% (2011: 3,46%) aan het begin van het verslagjaar De door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur van 31 december 2012 is gehanteerd. In deze rentetermijnstructuur is voor looptijden vanaf 20 jaar gebruik gemaakt van de zogenaamde UFR-methode. Voorts is de rentetermijnstructuur vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste 3 maanden van 2012. De wijziging van de rentetermijnstructuur (zowel de rente als de structuur) is opgenomen in de post wijziging marktrente. De afname van de rente gedurende 2012 heeft geresulteerd in een toename van de voorziening pensioenverplichtingen. De wijziging uit hoofde van overdracht van rechten heeft voor 393 (2011: 2.219) betrekking op de actuariële waarde van inkomende waardeoverdrachten en voor 1.191 (2011: 3.721) op uitgaande waardeoverdrachten. De mutatie herverzekeraars ontstaat door wijziging van de sterftetafels en rente, overlijden van deelnemers en pensioenuitkeringen aan het fonds. Verhoging voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen worden berekend aan de hand van de Prognosetafel 2012-2062 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap op 10 september 2012. Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). In 2012 is de toevoeging als gevolg van de nieuwe AG Prognosetafel 7.423 geweest (2011: 0) en als gevolg van de ervaringsterfte -/- 418 (2011: 7.306) De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondspecifieke ervaringssterfte en de kostenopslag. Inherent aan schattingen, zoals de ervaringsterfte, is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en dienaangaande op een later noemt op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het pensioenfonds monitort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting.
51
572.376 18.605 16 7.152 -21.942 83.295 -1.502 0 3.604 7.102 96.330 2.746 99.076 671.452
271.443 12.164 119.759 268.086 671.452
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
2012 15. Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Stortingen Opnames Dividend en rentes Koersresultaat Mutatie lopend jaar Stand per 31 december
2011
5.528 749 -6 36 1.056
4.309 865 -107 54 407
1.835 7.363
16. Overige Voorzieningen a. VPL-regeling Stand per 1 januari Toevoeging Onttrekking Stand per 31 december
492 1.700 -678
1.219 5.528
0 492 0 1.514
492
In het kader van de financiering van de 15-jaarsregeling als bedoeld in het Uitvoeringbesluit Pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 is de onderneming premie verschuldigd. Uiterlijk eind 2020 vindt voor het laatst toekenning van rechten op basis van deze regeling plaats. Als voorschot betaalt de onderneming elk jaar een deel van de premie. De wijze van bepaling van dit voorschot is beschreven in de Uitvoeringsovereenkomst of via een separate afspraak tussen onderneming en SPG geregeld. In 2012 is het voorschot 1.700 (2011: 492). Voor het eerst in 2012 zijn op basis van deze regeling pensioenrechten toegekend. Het bedrag dat aan het resultaat is toegekend omvat de toekenning van rechten (604) en de hierbij behorende bufferopslag (74). Inzake het beheer van de VPL-gelden, waaronder rendementstoekenning, zullen er nog nadere afspraken worden gemaakt. b. Premiedepot actieven Stand per 1 januari Dotatie Rendementstoekenning. Onttrekking Stand per 31 december
0 1.340 85 0
0 0 0 0 1.425 2.939
0 492
Per 1 januari 2012 is het nieuwe Pensioenregelement 2012 van kracht. Hierin is de vorming van een premiedepot opgenomen. Aan het begin van het boekjaar wordt een zo goed mogelijke inschatting van de kostendekkende premie gemaakt. Op basis van deze berekening wordt de toevoeging aan of onttrekking uit het premiedepot bepaald. In 2012 is de toevoeging 1.340 en de rendementstoekenning 85. Begin 2013 bleek het werkelijke verschil tussen de kostendekkende premie en feitelijke premie in 2012 geen 1.340 maar 637 te zijn. Deze afwijking wordt voornamelijk verklaart door hogere kosten. Het bestuur is akkoord gegaan met het onttrekken van dit bedrag aan de algemene reserves, omdat de extra kosten gemaakt zijn voor alle deelnemers. 17. Overige kortlopende schulden Belastingen en sociale premies Waardeoverdrachten IMS Overige crediteuren Overlopende passiva Vooruit ontvangen posten
453 2.671 399 662 160 4.345
Gedurende 2007 is het bedrijfsonderdeel IMS verkocht. De collectieve waardeoverdracht is in gang gezet, maar kon nog niet worden voltooid in verband met de financiële situatie van het ontvangende fonds.
52
434 2.671 183 367 670 4.325
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Vastgoed Inzake private equity in vastgoed bedragen de verplichtingen ultimo 2012: 8.000 (Eind 2011: 12.000). Verbonden partijen De aangesloten werkgevers, bestuurders van de aangesloten werkgever en de bestuurders van het Pensioenfonds zijn te kwalificeren als verbonden parijen. Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting "pensioenuitvoeringskosten" in de toelichting op de staat van baten en lasten. Ultimo 2012 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Pensioenfonds. Per 1 januari 2012 is een uitvoeringsovereenkomst gesloten voor de periode van 5 jaar. Inzake deze uitvoeringsovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgevers zich jegens het Pensioenfonds hebben verplicht een vast premiepercentage over de pensioengrondslag te betalen. Daarnaast vindt doorbelasting van personeelskosten en huur van kantoren plaats door de aangesloten werkgevers aan het Pensioenfonds.
53
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's
2012 18. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgeversdeel: - Ouderdomspensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen
2011
14.987 703
16.361 770 15.690
Werknemersdeel: - Ouderdomspensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen - Nabestaandenpensioen
2.613 125 1.390
17.131 2.474 126 1.764
4.128 19.818
4.364 21.495
15.530
20.575
1.895
2.839
1.756
1.956
0 19.181
0 25.370
4.560 204 1.786 10 -1.706 4.854
4.487 42 2.022 29 -1.190 5.390
315 27 47 389
301 30 47 378
De aan het pensioenfonds betaalde pensioenpremie (excl. DC) van 19.818 (2011: 21.495) is hoger dan de op basis van de in de abtn beschreven kostendekkende premie van 19.181 (2011: 25.370). De gedempte premie wordt met ingang van boekjaar 2012 niet meer bepaald. In 2011 was deze 17.305. De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: 1. Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het verslagjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 2. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist vermogen 3. Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten 4. Actuarieel benodigde premie m.b.t. de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren)
19. Directe beleggingsopbrengsten Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Rekening couranten Kosten vermogensbeheer
Ten aanzien van de beleggingen in fondsen geldt dat rendementen met de direct toe te rekenen beleggingskosten zijn verlaagd. In de jaarrekening wordt derhalve voor deze posities het netto rendement getoond. De directe beleggingsopbrengsten bij vastrentende waarden ontstaan door afwikkeling van swaps in een LDI-fonds. Voor zover kosten direct in rekening zijn gebracht bij het pensioenfonds, worden deze separaat getoond als aftrekpost op de directe beleggingsopbrengsten. Dit betreffen de beheerskosten die door vermogensbeheerders in rekening worden gebracht alsmede de kosten van de beleggingsadministratie (beide verantwoord onder kosten vermogensbeheer). De kosten van vermogensbeheer kunnen niet naar de verschillende beleggingscategorieën worden uitgesplitst. 20. Uitkeringen herverzekering - periodiek Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Nabestaandenpensioen
54
Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2.012 21. Indirecte beleggingsresultaten voor risico fonds Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities
22. Indirecte beleggingsresultaten voor risico deelnemers Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities
23. Overige baten VPL-regeling 24. Mutatie overige voorzieningen Premiedepot
2.011 49.765 35.444 -3.681 -1.198 80.330
77.208 -28.676 -444 -4.264 43.824
828 230 31 4 1.093
595 -99 -6 -29 461
678
0
1.425
0
15.016 2.655 276 3.472 51 21.470
13.802 2.531 312 3.336 43 20.024
722 1.318 62 2.102
856 1.393 57 2.306
81 9 17 18 125
58 0 1 21 80
Aan het begin van het jaar wordt op basis van schattingen de dotatie aan of onttrekking uit het premiedepot actieven bepaald. Begin 2012 is berekend dat in 2012 de feitelijk te ontvangen premie 1.340 hoger zal zijn dan de kostendekkende premie. Dit bedrag tezamen met het achteraf berekende fondsrendement (74) is toegevoegd aan het depot. 25. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Tijdelijk ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen
26. Pensioenuitvoeringskosten Pensioenfonds en bestuur Diensten van derden Overige kosten In de Diensten van derden zijn kosten opgenomen voor de implementatie van nieuwe software: 413 (2011: 519). Verder zijn accountantskosten in de Diensten van derden opgenomen, te weten: - Onderzoek jaarrekening en verslagstaten - Overige controle opdrachten - Belastingdiensten - Overige dienstverlening Bij het pensioenbureau zijn eind 2012 7 medewerkers (2011:7), 5,6 FTE's (2011:5,6), werkzaam. Bestuursleden en leden van het verontwoordingsorgaan die niet meer in actieve dienst zijn kunnen hun kosten declareren bij het fonds. Dit betreft reis- en verblijfskosten en een forfaitair bedrag per jaar. In 2012 bedragen deze kosten: 9 (2011: 8).
55
9
Overige gegevens
56
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Grontmij te De Bilt is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.’ Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Grontmij is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Purmerend, 13 juni 2013 drs. H. Zaghdoudi AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V. 57
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Grontmij Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2012 van Stichting Pensioenfonds Grontmij te De Bilt gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Grontmij per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
58
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 13 juni 2013 Ernst & Young Accountants LLP w.g. N.M. Pul RA
59
Resultaatbestemming Statutaire regeling bestemming resultaat Ten aanzien van de bestemming van het resultaat is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Bestemming resultaat Het bestuur heeft besloten het resultaat op de volgende wijze te bestemmen: Toevoeging aan Overige Reserve Toevoeging aan Bestemmingsreserve
+ 24.596 + 6 + 24.602
De consequentie van dit besluit is reeds in de jaarrekening verwerkt. Gebeurtenissen na balansdatum De nominale dekkingsgraad per 31 mei 2013 is 105,9% bij een vereiste dekkingsgraad van 111,5%. Voor de waardering van de verplichtingen wordt de door DNB gepubliceerde rentestructuur gehanteerd. Per 31 mei 2013 is de rente voor SPG 2,41%. De economische dekkingsgraad is 104,9%. Bij de berekening van deze dekkingsgraad worden de verplichtingen bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Deze is per 31 mei 2013 2,34%.
60
10
Personalia
In 2012 zijn de volgende personen overleden:
In 2012 gingen de volgende personen met (tijdelijk) ouderdomspensioen:
Leeftijd Aktief Hofman, F.W.L. Nagtegaal, P.A.
59 63
Pensioengerechtigden Beeck, C.A.M. van Blok, H. Bogaard, J. Uit den Broerse, F.J. Brondijk, J.J. Brouwer, R.J. Bruinenberg, J. Bruining, B. Derks , R. Faber, U.G. Hall, C.F. van Hoosemans, A.E. Kaldenbach, P.J. Laan, J. van der Maliepaard, C. Mutsaars, T.E. Nieuwenhuizen-van den Burg, F.J. van Overdulve, C.A. van Paalman, A. Plas , A.W. Tiemersma, A. Tonneman, J. Vis ser, A.H. Voncken, P.P. Vreeke, A. Vriezen, B.W. Wildeman, J.J. Willems, F.H.H.
75 87 89 73 85 71 83 77 91 68 87 86 86 77 91 83 64 69 74 98 73 84 88 88 82 74 91 77
Nabestaanden Bloemen-van Heertum, G.A.M. Bree-Materman, G.R. de Damme-Nijsse, J. van Derks -Sturing, J. Dijks-Oudman, P. Doornbosch-Romeijn, G.J. Gems t-de Groot, van J.M. Haas-Feijen, M.J. de Rolvink-Pellen, A. Steenbergen-Lasonder, E.H. Steendijk-Aarts , A.C.M. Vos-Bootsma, L. Wolbers-Seubring, C.
92 92 91 88 92 91 86 78 80 87 86 89 76
Premievrije Polis Bakker, T. Frentz-Hidding, E. Hermsen, H.J. Luijten, A.M.J.C.
52 50 58 64
Vanuit aktief dienstverband Asch, W.H. van Ast, P. van Balm, P.A. Betzema, J.J. Blokland, W. Boer, J.H. de Bremen, C.F. van Brugmans, J. Bruining, G. Bruning, C. Costerus, A. Cupers-van den Berg, C.M. Davids, J.A. Davidson, P.A. Deijck, B.J.N. van Dijkstra, J. Dijkstra, J. Dirks en, W.J. Dop, J. Dorst, E.L. Drijver, D.C. Geelhoed, M.J. Grand, J.A. Le Groenendijk, P. Hattum, T.A.J. van Hoekstra, M.A. Hooft, E.N. 't Hoogland, C. Huininga, M.A. Hulsbeek, T.J. van der Jaarsma, T. Kerkhof, H.P.J.M. Klarenbeek, A.W. Kok, F. Koolen, A.H.H.M. Krant, P. Leemkolk, J.C.M. van de Liemburg, A. Meer-Emmens, J. van der Mes, D.M.M. Milliano, M.A.M. de Miranda-Mens , C.H.J. de Misero, B.H.E. Munnicks, T.L.J. Nauta, K.H. Nieuwenhuizen-van den Burg, F.J. van Oomen, H.S.M. Oosterbaan-van der Wielen, M.A.J. Pieneman, C.J. Pompe, B.G.A.M. Prakken, A.R. Raaphorst-Schellen, B.J.M. Reedijk, T. Reijnhout, Q. Reiling, K.J. Rengers, N. Rijken, R.A. Rijkers, F.N.H. Robinson, J.F.A. Schans, M. Schroeff, J.A. van der
61
Smeets, E.J.M.T. Spierings, D.L. Stege, A.H. Strabbing, W. Tiegelaar, F.T. Toorren, H.E. van der Veen, E. van der Vegten, J.B. van Velde, A.J. van der Ven, J.A.A.P. van de Verheul, J.W.M. Versteeg, B.H. Visser, E.R. Vos kamp-Becker, A.M.G. Wal, W. de Westera, G. Wiggelinkhuizen, C. Wildervank, J.F.H. Winters, K. Wuite, W. Yap, H.S. Zondervan, T. Vanuit premievrije polissen Bedeke, J.G. Biemans, A.W. Bons en, L.G. Braaksma-Kootstra, J. Corneliss e, M.L.A.M. Damsma, H.D. Dijk, J.A. van Faber, T. Gerrits-van Schaijk, A.M.F.T. Gilsdonk, E.E. van Ginkel-van den Boogert, J.M. van Hendriksen, X.J.M. Jongbloets, P.J. Kerkhofs, R.J.P.H. Koops, J.H. Koornneef, G. Mazereeuw, R.A. Meer, D. van der Miedema, M. Mooy, W. Nijenhuis, G.W. Oetelaar, K.A.M. van Otten, D. Poll, P.J. van Postuma, J.S. Rademaker, J.H.M. Reekers, P.G.M. Rijnberk, L. Ringen, T. van Ruigh, C. Schat, S.R. Schouten, E.A.M. Sevincsoy, M.B. Trommel, M.R. Werff, F.G. van der Willems-van der Voort, A.Y.H. Woudwijk, P.S.M. Zee, F.H. van der Zijnge, A.E.