STICHTING HET NEDERLANDS BELASTINGMUSEUM ROTTERDAM
JAARVERSLAG 1964-1965 (I juli 1964 - 1 juli 1965)
I STICHTING HET NEDEIRLANDS BELASTINGMUSEUM
Het museum, opgericht in 1936, werd bij akte d.d. 6 oktober 1937, verleden voor mr. C. D. Tukker, notaris to Rotterdam, ondergebracht in een stichting. Het museum is thans gevestigd to Rotterdam, Parklaan 14 en 16.
Bestuur van de Stichting: F. I. Wethmar, Directeur-Generaal der belastingen, vertegenwoordiger van het Ministerie van Financier, J. J. A. Phafj`; lid aangewezen door de Vereniging van Belastingwetenschap, prof: dr. J. van der Poel, stichter van het museum.
Directeur van het Museum: prof. dr. J. van der Poel.
Conservator: P. A. van de Kamp.
Geopend: alle werkdagen van 9.00-16.30 uur. 's Zondagsmiddags op afspraak vooraf. Toegangsprijs: f 0,25, kinderen f 0,10, groepen en scholen volgens afspraak. Donateurs: particuliere personen, min. f 25 voor het leven, min. per jaar f 2,50; rechtspersonen, min. f 100 voor het Leven, min. per jaar f 10. Postgiro: 32 20 56. Teh%on:124035. Financiele controle op her heheer: het hoofd van het eerste bureau van de Rijksaccountantsdienst to Rotterdam.
3 LITERATUUR OVER HET MUSEUM EN ZIJN INHOUD
1. De jaarverslagen van het Museum. 2. Boekencatalogus (van Rijksbelastingacademie + Museum, op kosten van het Museum uitgegeven) 206 blzz. en supplementen. 3. Tien deelcatalogussen, die de verdere inhoud van het Museum beschrijven en in de laatste jaren als annex van de jaarverslagen zijn verschenen, alle gelllustreerd. 4. Zegels en merken omtrent de belastingheffing. Monographie 1940 Van der Poe]. 5. De levensgeschiedenis van een ontvanger-generaal to lande en to water (mr. Van der Werff van Zuidland), door idem. 6. De Geschiedenis van het Nederlands fiscaal zegel (246 blzz. T catalogus) gebonden, rijk getllustreerd, door idem, 1952. 7. Leven en Bedrijf van Pieter Vreede. Verslag van Rede voor het Hist. Genootschap 1952, door idem. 8. Ter ere van mr. Jean Henri Appelius (124 blzz.) 1954, door idem. 9. De Nederlandse Belastingdienst door de eeuwen. Klederdrachten en Distinctieven. Geill. 155 blzz., door idem, 1958. 10. Vijfentwintig jaar Ned. Bel. Museum, Gedenkschrift over de 25 jaar 1936-1961, door idem, 1961.
Behalve een menigte reportages in binnen- en buitenlandse periodieken, verschenen over het Museum en over wat daarin to vinden is, een aantal vrij omvangrijke studies; bovendien verschillende folders in het Nederlands en Engels uitgaande van het Museum.
4 JAARVERSLAG 1964-1965
(1 juli 1964 - 1 juli 1965)
Bij gelegenheid van het vijfde en laatste lustrum van de Rijksbelastingacademie, speelde het Nederlandsch Belastingmuseum mede een rol, door als onderdeel van het programma het leeuwenaandeel to leveren in een tentoonstelling van „400 jaar Fisc koppen", zijnde een geschiedenis van het belastingwezen in die 400 jaar in het persoonlijke vlak. Daar vrije ruimte voor exposities e.d. in het gebouw van het Museum ten enenmale ontbreekt, moest (en kon gelukkig) daarvoor die van de Rijksbelastingacademie worden benut. Dat had tot voordeel, dat het overbrengen der objecten op eenvoudige wijze (de Academie ligt naast het Museum, zoals men weet) kon geschieden, maar jammer genoeg, was bedoelde ruimte slechts enige dagen, to weten die van het lustrum, waarin geen colleges werden gegeven, beschikbaar. In allerijl werden in de laatste dagen voor het lustrum de nodige zaken ingericht, de er het meest voor in aanmerking komende objecten erheen vervoerd en de expositie zelf in orde gemaakt. Dat werk duurde tot in de nachtelijke uren. De tijd en de gelegenheid voor het maken van voldoende reclame ontbrak echter - het meest, omdat de catalogus slechts op het laatst voltooid kon worden en zo kon aan de tentoonstelling weinig ruchtbaarheid worden gegeven. Dat was jammer, maar zij die haar hebben bezocht, hebben zich rekenschap kunnen geven van het vele, wat een dergelijke tentoonstelling, weergevende, met de nodige ,versieringen", de voornaamste figuren die in de belastingwereld in ons land een rol hebben gespeeld en toegelicht door diverse voorwerpen en afbeeldingen van gebeurtenissen op belastinggebied, bieden kan. Hoe de tentoonstellingszalen eruit zagen, zal men uit de hierna afgebeelde hoeken van twee dier vertrekken kunnen zien. Zie de twee afbeeldingen op blz. 5. Een daarvan is tot mijn spijt van de moderne tijd en daarom het minst spectaculair, maar andere hoeken leenden zich minder voor het fotograferen in een overzichtelijk beeld. Hierboven vindt men echter nog een wand met een reeks schilderijen uit een andere zaal. Voor tentoonstellingen van derden werd weer allerlei uit het Museum ter beschikking gesteld (1k noem: „Der Stedenspiegel", Gemeente Museum 's-Gravenhage, Zeeland en de Beeldende Kunst Der Lage Landen, to Middelburg). Tijdens het congres van de Internationale vereniging van Fotogrammetrie in september 1964 to Lissabon gehouden, was er een expositie op landmeetkundig gebied. Een aantal voorwerpen waaronder carteermateriaal, transportakten en enige oude plans, werden door ons hiervoor ter beschikking gesteld. In het Bouwcentrum Weena to Rotterdam is verder
6 in het kader van de 25ste Opbouwdag een expositie ingericht onder het devies „Rotterdam in beweging". Tot september 1965 werden daar ook voorwerpen op fiscaal en monetair gebied uit onze collectie getoond.
Inventaris Een aantal verouderd of slecht kader werd door modern, dat het effect van de voorstellingen vergrootte, vervangen. Nodige reparaties werden verricht. De grenspalen in de tuin zijn opnieuw geschilderd in de oorspronkelijke kleuren. Dank zij het initiatief van de lnspccteur der Inv. en Ace. to Roermond, de heer Ten Velde, kwamen wij ook nog in het bezit van een ijzeren grenspaal met het bord ,Rijksregten", die lange jaren ter zijde van het inmiddels opgeheven grenskantoor van Ittervoort heeft gestaan. Overgegaan werd tot de aankoop van een dia-projector en het vervaardigen door de altijd bereid zijnde heer Van Wezep van een aantal dia's van objecten uit het Museum. Een en ander voldoet aan de vaak gekoesterde wens om bij lezingen over het Museum of van een of ander fiscaal onderwerp ook lets daaruit in de provincie to kunnen vertonen. Enige verplaatsingen en wegbergen van grote objecten, ten doel hebbende zo mogelijk nog wat ruimte to winnen en betere opstellingen to verkrijgen, kwamen tot stand. Veel is er op dat gebied niet meer to doen. Maar telkens Iukt dan toch zoiets nog weer, zij het dat van een behoorlijke opstelling in sommige kamers niet meer kan worden gesproken en dat een opeenhoping aan het aspect van het geheel en van de afzonderlijke objecten afbreuk doet. Verdere verbetering in de opstelling moet wachten, tot meer ruimte ter beschikking komt. Meer nog dan in andere jaren werd door derden in het afgelopen studiejaar om inlichtingen gevraagd, verband houdende met to maken scripties en voorgenomen promoties en genealogische onderzoeken. Bijna steeds kon daaraan ten genoegen van de aanvragers worden voldaan, tenminste indien zij niet at to plaatselijk-specialistische vragen stelden.
Museumwerk Dit kon behoorlijk voortgang vinden. De heer Van de Kamp bleef een deskundige en parate hulp. De heer Van Krevel zette het arrangeren en opzetten van de collectie-Noodgeld - waarvoor hij deze in haar geheel naar zijn woning moest transporteren - voort en is daarmee at weer een heel eind gevorderd. De heer Veenendaal berichtte dat de collectie-Fiscalezegels van Belgie in gereedheid is gebracht. De heer Van Wezep verschafte ook dit jaar de meeste foto's voor de in dit jaarverslag opgenomen illustraties. Het hoofd van het Eerste Bureau Rijks Accountantsdienst to Rotterdam is het Museum wederom dank verschuldigd voor de gehouden financiele controle. Dat het afgelopen jaar financieel minder gunstig was, is toe to schrijven aan de vele vaak kostbare aankopen, die dit jaar werden gedaan. Als er wat goeds to verkrijgen is, meen ik de kans slechts bij noodzaak voorbij to mogen laten gaan. Op zichzelf beschouwd is dat dus een betrekkelijk verblijdend verschijnsel en opnieuw hebben vrienden van het Museum het tekort tot bescheiden proporties teruggebracht.
Aanwinsten Het gelukte dit jaar (soms met veel moeite) om de collecties schilderUen met enige, deels
7 waardevolle, deels typerende objecten (meer dan in de m:este jaren mogelijk was) uit to breiden. Zij maken dit jaar het belangrijkste gedeelte der aanwinsten uit. - Allereerst zij echter melding gemaakt van een aankoop op de 17de Oude-kunst- en Antiekveiling in het Prinsenhof to Delft. De eigenaar van het antiquariaat Stodel to Amsterdam toonde begrip voor onze animo voor twee zeer fraaie tabaksdozen uit 1748 zodat we deze konden aankopen. De eerste ervan betreft - evenals die welke we vorig jaar verwierven - „de liberale gifte", deze is waarschijnlijk van de graveur Beekhuizen. De betekenis van enige opschriften van die van het vorig jaar is door de nieuwe aankoop verduidelijkt. „De Heer Com" las ik vorig jaar als Cornans, ik meen nu dat de betekenis is de Hecr Commissaris (tot de ontvangst der liberale gifte) bij wie de biljetten moesten worden ingeleverd. De tweede, de fraaiste, geeft aan de bovenzijde een voorstelling van het ophangen van de twee grootste raddraaiers op de Dam to Amsterdam en de daarop - door misverstand - gevolgde schietpartij. De dozen zijn voorzien van het toen geldende Amsterdamse keur. De hier tentoongestelde (boven- en onderzijde) is van binnen zwaarverguld. Waar de collectie 1947-1949 reeds omvangrijk en interessant is, was het zeer prettig die nog op deze wijze to hebben kunnen aanvullen.
C. F. Coene, 1780-1841. Dit prachtige schilderij, dat ik in verband met het hoge bedrag dat er voor moest worden neergeteld, enige jaren geleden tot mijn latere spijt niet heb durven aanschaffen, werd, daar het thans op een veiling werd gebracht, waarop het door de afslager als pronkjuweel van de auctie werd aangeprezen, en dit wel de laatste gelegenheid zou zijn om het to verkrijgen, toch nog voor het Museum aangekocht. In de betrekkelijke catalogus stond dit schilderij ten onrechte vermeld als „De worstjesdief". Deels onjuiste biografie van Coene in M. Stuebner, Uitg. Oceanus 's-Gravenhage, 1944.
8 Een na de met verschillende hulp van elders geeffectuerede aankoop op de achterzijde aangetroffen gedrukt expositieformulier bewijst, dat het schilderij onder no. 66 in 1828 to Amsterdam geexposeerd is geweest. De omschrijving op dit formulier luidt: „hoer door de Bedienden der Stadsbelasting aangehouden, bij het inkomen ener poort". Dit is wel zo ongeveer de juiste betekenis der voorstelling. Het is zeer levendig geschilderd en mooi van belichting. Niet alleen wegens de voorstelling zelve, maar meer nog gezien de historische waarde - het is zonder twijfel direct naar de natuur geschilderd - van groot belang. Men zie de afbeelding op blz. 9. Het komt niet vaak voor, dat zgn. historische schilderijen op de plaats zelf, met het voorgestelde op het ogenblik dat het gebeuren plaatsvindt, zijn gemaakt. Dit echter (en daarom o.a. is het voor het Museum van zo grote waarde) is pier zonder twijfel het geval. Het speelt in de tijd van de „Verenigde Nederlanden" 1815-1830 en van het nog bestaan der Stedelijke Octrooien. Wat de twee kommiezen to pakken krijgen is een hoeveelheid jenever in darmen verpakt, en op die wijze goed en gemakkelijk to verbergen. Dat was toentertijd een gebruikelijke methode van smokkelen - gelijk uit menige oude resolutie kan blijken. Op het levendige tafereeltje ziet men de ontvanger toekijken in zijn kantoor en onder meer (rechts) eenjongen, die van de ontstane consternatie gebruik maakt om met een niet-verimpost brood de stad binnen to komen. lk stelde het bezit ook daarom op hoge prijs omdat de twee kommiezen zijn gekleed in het toenmalige uniform (1819) waarvan met assistentie van het Legermuseum al eerder een model was vervaardigd. De voorstelling daarvan op het schilderij komt met dit model geheel overeen. Men zie ook wat ik daarover in 1958 (,,De Belastingdienst door de eeuwen") schreef. Breuhaus de Groot, 1798-1875, leerling van Schelfliout, getiteld „De Smokkelaars". Het, ook wat de entourage betreft, fraai geschilderd schilderij toont drie smokkelaars
10 die een bootje met contrabande door de branding aan het strand brengen. Een vrouw in de duinen staat blijkbaar op de uitkijk. Zie de afbeelding op blz. 8. Een schilderij uit de romantische school, een maangezicht (78 x 65), eveneens op een veiling gekocht, geeft de smokkelaars - wellicht zeerovers - weer, zich warmend aan een van de zee of onzichtbaar vuur achter de rots. Een uitkijk op de rots zoekt de zee of naar mogelijke buit. De rij van smokkelaars weergevende schilderijen wordt gesloten met een modernere maar ook zwakkere voorstelling van A. Verkerk: „De smokkelaars" (doek 53 . 721/.,) dat werd aangekocht om de - althans voor die tijd - reele voorstelling van een treffen in een ondergesneeuwd bos op het afgesproken ontmoetingspunt van een onschuldig lijkend deftig heer (met hoge hoed) en dame met hondje, afgericht op blaffen, zich voordoend als wandelaars, voorlopers dus. Andere vrouwen en mannen zijn in groepen bezig met het overladen en verbergen van goederen. Zie de afbeelding hieronder.
- Ik noem hier meteen (dan blijf ik in het kader) twee fraai gekleurde Engelse gravures: J. Ph. van Smitt naar schilderijen van G. Morland (64 > 70), Zeesmokkelaars en vissers terugkerende op het strand. Nog werd aangekocht een doek voorstellende: - Zeegezicht met Staten- of Admiraliteitsjacht van een onbekende l8de eeuwse meester, een goed schilderij (35 x. 42). - Een portret van Sir Sheffield (zoon van de Hertog van Suffolk, Gouverneur van Brielle tijdens Leicester) uitstekende kopie naar een welbekend schilderij van Van Dijck (98 x 118).
11 - Een Indonesisch dorpsgezicht (46 x 64), met een grobak bespannen met karbouwen op de voorgrond. Voor het houden van een dergelijk voertuig moet wagenbelasting worden betaald. Deze belasting gold al in de l7de eeuw; zij werd overgenomen uit Holland (zie het aanslagbiljet van 1823 bij de Indonesische collectie en het plaatje van gedlied papier (van 1940) welk laatste gelijk eertijds het rijwielmerk to onzent, op het karre• tje geplakt behoort to zijn. Schilder onbekend. C. Nuijsink, zorgvuldig gepenseeld berglandschap in de Preanger (paneel 33 x 45). Bij een kampong zijn cartografen of landmeters aan het werk. Draagpersoneel op de voorgrond. Zie de afbeelding hieronder.
- Gerard Henkes. Kijkje in een distilleerderij. Dit aquarel van de toentertijd bekende schilder uit de laagse school is zeer waarschijnlijk een weergave van het interieur van de distilleerderij van zijn vader to Schiedam. - J. Tierce. Franse school l8deeeuw,,,Abtkooptin voor klooster". Zo is althans de omschrijving in de veilingcatalogus, doch ze is mijns inziens van a tot z onjuist. Ik kocht het ongelijst met een dikke laag vergeeld vernis bevlekt en vervuild waarschijnlijk door lang hangen in een kamer waarin naar alle waarschijnlijkheid een open haard was gestookt.
1k herkende de voorstelling, omdat ik een primitief gekleurde lithografie daarvan, een centsprent uit het begin van de l9de eeuw, in het Museum heb hangen. Geen enkele
12 andere aanduiding komt daar op voor behalve het wel heel summiere onderschrift: De kerkelijke tienden. Onder no. 175 van de Fuhrer beim XVIII IFA Congres 1964 in Hamburg, waar ik zelf niet geweest ben, had ik (voor de aankoop) in de catalogus een ongelilustreerd nummer gezien, luidende: ,No. 175 Zehnten Einlieferung an die Bolton Abtey". ,,Prior and Kellermeister nehmen den Jagd- and Fischzehnt entgegen".
Deze tentoonstelling bestond uit objecten uit de Siegburgse Bundesfinanza kademie en ik vermoedde dat Dr. Alf. Pausch uit Freudenstadt, (de schrijver van het Bilderbuch Steuerkuriosa seit Menschen-gedanken, dat ik eerder in het W.F.R. besprak) daar wat mee to maken had, want in dat laatste boekje komt op blz. 58 een geheel met mijn schilderij overeenkomende afbeelding voor met het onderschrift : ,Einlieferung des Jagd- and Fischzehnt an die Abtei"; de naam van de schilder is er niet bij vermeld. Zie de afbeelding hierboven. Mijn vermoeden bleek juist. Dr. Pausch -nu Oberregierungsrat - schreef mij, op de door mij overeenenandergesteldevragen, terug dat het in zijn boekje voorgestelde inderdaad hetzelfde stuk betrof als waarvan in de Fuhrer van het IFA Congres melding werd gemaakt. Het was geen schilderij maar een staalgravure. Het was niet gesigneerd, maar vermeldde onderaan: Stahlstich von F. Pandel (of Piondel?) Berlin. Het was ge-
13 kocht in een antiquariaat. Naar zijn mening was ze naar een Engels origineel vervaardigd. Althans een ding in de mededeling van Dr. Pausch komt mij hoogst twijfelachtig voor: de in zijn boekje opgenomen reproduktie is er zonder twijfel een van een schilderij en Hier van een Stahlstich, wat de zaak niet eenvoudiger maakt. Ik heb toen mijn onderzoek bij de veilingmeesters voortgezet. Uit de onduidelijke signatuur had ik na het schoonmaken niet J. Tierce maar J. Lice gelezen. Het kwam, was het antwoord, uit een Engelse familie en de naam van de schilder had men zelf aldus op het schilderij menen to kunnen lezen. Het onderschrift in de catalogus „Abt koopt in voor klooster" bleek men ook zelf to hebben bedacht. Dat dit niet juist kon zijn, was reeds duidelijk. Wat doet, als het het doen van inkopen betreft die abt met een folioboek onder de arm? En hij is bovendien in een oorkonde, waarin een stuk met uithangend zegel, zo geabsorbeerd, dat dit alleen kan betekenen dat hij daaruit lets nazien wil. Een schilder Lice heb ik verder nergens vermeld gevonden. Als het er op aankomt ben ik dus ten slotte niet veel verder gekomen; intussen ben ik voor verder onderzoek naar het schilderij in Engeland begonnen. In elk geval ben ik echter blij met de aanwinst. Het heeft alle eigenschappen van een origineel; het is in techniek en penseelstreek, in voorstelling en coloriet een uitstekend schilderij, dat steeds weer de bijzondere aandacht der museumbezoekers trekt. Het blijft echter onbegrijpelijk, ja bijna wonderlijk, dat van een betrekkelijk jong schilderij (ik schat het op l9de eeuws) van die kwaliteit, dat in verschillende landen en verschillende uitvoeringen vermenigvuldigd is, de auteur niet is aan to wijzen. Als hors d'oeuvre, en een zeer welkome, ontving ik dan nog van de beer J. Verdouw, oud-accijnsambtenaar aan het Abattoir to 's-Gravenhage, gepensioneerd in 1941, een alleraardigst schilderijtje (37 x 46), hem als afscheidsgeschenk aangeboden door het personeel van het abattoir. Het is van een amateur - de assistent J. Brandenburg en stelt Verdouw (zeer levendig en goed gelijkend) voor in zijn kantoor, met alle attributen die bij hem en het interieur horen en door het venster zien we zowaar nog een roodbonte die voor de stal achter het gebouw zijn lot staat of to wachten. Zie de afbeelding op blz. 14. Het is net precies zoals het vroeger was. Natuurlijk, het schilderij is amateurswerk, maar eigenlijk tang niet gek, het is prettig om er naar to kijken. 't Is een levendige aanvulling van de collectie over de vroeger zo veel geattaqueerde, in de Tweede Wereldoorlog afgeschafte, Geslachtaccijns. Ik hoop, dat andere schilders in het vak - en die zijn er immers - ook nog eens weer met zoiets, of met een ander vaktafereel, voor de dag komen. Een kleine aquarel van Xeno Munninghoff „de Vrome", voorstellende een geldwolf of O.W.-er tijdens de jaren 1914-1918.
Andere aankopen en geschenken (Geschenken zijn als zodanig vermeld) - Twee moderne wajangpoppen op karbouwhuid mij geschonken door de oud-student van de Academic Sutari Kartakasuma en door mij aan het Museum overgedragen. - Nog een spel Boerenschroom, weer een andere tekening en kleuren dan de in eerder jaarverslag besprokene; vooral de illustratie op het deksel valt op. Het is merkwaardig dat uit elk nieuw to voorschijn komend spel iets nieuws to ontdekken valt. De burgemeester wordt hier vertoond met een puntjesboord (vadermoorder, puntig uitstekend boven de gegalonneerde staande boord van het kostuum). Een mij onbekende dracht die waarschijnlijk wel aan onkunde van de tekenaar zal zijn toe to schrijven. Het galon van het burgemeestersambtkostuum is ook hier van het ,moderne snit", alleen is (zoals op de andere editie) het galon van goud, het tegenwoordige van zilver en dat
15 zal wel nooit tinders zijn geweest. Mijneerdereveronderstelling,dathet spel uit Gogel's tijd zou stammen trek ik in; ambt en titel van ,burgemeester" (vroeger ,schout") dateren pas van de latere grondwetten. Het spel moet dus na Gogel's tijd zijn ontstaan. Gravures en losse be.scheiden - Willem Karel Hendrik Friso en gemalin. Naar schilderij van Van Dijk, gravure door J. Faber to Londen. - Zittingneming van Willem V als opperbewindsman der O.I.Compagnie, juni 1768. Gravure van S. Hokke. - Idem als kapitein-generaal der admiraliteit op 31 mei 1768. Gravure van Reimer Verstrate. - Geboorte van Prins Willem Alexander. Kapitale gravure (Willem 111) verbeeld in een allegorische voorstelling. Gravure uitgegeven bij 1. J. M. Wolff to Rotterdam naar een schilderij van J. Fran(;ois). - Map prenten van A. Hahn (12 stuks). - Graftombe van Willem I to Delft. Barth Breenbergh, kapitale, uitstekende ets (451/2 > 68) en als zeldzaam in de catalogus aangeduid, helaas zonder aanduiding van bijzonderheden omtrent voorstelling of maker, doch zeer duidelijk een uitgewerkte voorstelling van het innen van tribuut, mijns inziens op het Forum Romanum. In bonte rijen voert men goederen in natura (vee enz.) aan; anderen brengen hun tribuut in geld, waarvan grote kisten worden weggebracht, bij de procurator aan. Zij komen blijkbaar uit verschillende landstreken (kamelen, een aapje). Vanaf een bordes op de achtergrond geeft een hoogwaardigheidsbekleder aanwijzingen met een staf en houdt toezicht op de innende ambtenaren. Zie de afbeelding hieronder.
16 - 30 processen-verbaal over herstellen en vernietigen van distilleerderijtoestellen in het tijdvak 1865-1912;een vergunning tot oprichting van een distilleerderij to 's-Gravenhage, in 1869 afgegeven door de griffie der Prov. Staten van Zuid-Holland. - Van A. L. Thierens to Voorst. Brieven van - 1910 aan diens vader van de ontvanger Rochefort (over bevordering, afschaffing verplichte borgstelling door compt. hogere ambtenaren). - Van oud-Hoofdkommies, chef van de belastingambtenaren van het abattoir to 's-Gravenhage, A. Verdouw, een aantai voorschriften, o.a. gedrukte stukken over de strubbelingen met de toenmalige geslachtaccijns en een door hem in vroegere jaren afgelegde schriftelijke verklaring dat het schilderij hiervoor (zie blz. 14) genoemd, bestemd is voor het Ned. Belastingmuseum. - 4 aanslagbiljetten Gdb. en Patentrecht 1845-1854. - Meetbrief afgegeven door het Departement van Financien d.d. 20 februari 1859, een Patent voor een praam, liggende to Leyden, gemeten op 7 el, een palm lengte en een el 5 palm wijdte. - Bescheiden enz. (gedrukt) huldegedicht en ondertekend door de nieuwe voorzitter Broederschap ontvangers Hora Siccama, vervaardigd op J. Kuyper 1-izn. omtrent wie al meer stukken in het Museum berusten.
- Groepsfoto's van Ambtenaren belastingdienst uit verschillende jaren (E. J. H. Volkmaars). - Bij collectie-Van Hall: Brochure, 4 dagen nog en de vrijwillige geldlening zal gesloten zijn! (Eenwoordter behartiging nu het nog tijd is.) ,Geillustreerd Staatkundig Nieuwsblad", „Wet van Betrouw, Liefde en Redding", ook over de ontwerpen van Van Hall. (Lening met stok achter de deur, die het land van Staatsbankroet redde.) Uitg. K. Fischer, Den Haag 1844. Een minder goed exemplaar was reeds aanwezig. - Map prenten met diverse voorstellingen. - Lithografie voorstellende het beleg van Antwerpen in 1830, weergevende de Schelde en omliggend gebied van ongeveer Lille af, met versterkingen, schepen enz. tot aan de horizon waar Antwerpen ligt. - Eenzelfde maar na de inundaties die voor de verdediging van Antwerpen later werden aangebracht. - Kwitanties (1766 Rotterdam) voor extra ordinaris stadsbelasting Rotterdam verponding en een ander voor ordinaris verponding ten name van A. van Meurs-Van Vollenhoven. - Publikatie over het Tiendrecht door Prov. Rep. van het yolk van Holland 17 juli 1795: „Het Tiendrecht is altijd beschouwd als recht van eigendom, door de tiendheffers (bezitters) bij Titel van koop, erfenis of anderszins bekomen, anderzijds aan de zijde van de tiendschuldige geenszins een belasting welke drukte op de tiendschuldige landen van de tegenwoordige eigenaars, omdat zij of hun voorgangers goedkoper gekocht hebben, als zij voor even goed tiendig land zouden gegeven hebben. Zij kunnen niet vernietiging van tiend eisen, dan tegen een equivalent in geld ineens of meerdere termijnen tot afkoop van de wettige eigenaar. Uiteindelijk zal de Nat. Verg. in deze moeten beslissen." (De Nat. Verg. hief eerst de tiend in 1779 op initiatief van een lid D.V. Horbach als feodale heffing, doch - met beter inzicht - trok zij dit weder in. Daarna hebben de tienden nog tot 1907 (Wet 1907, S. 222) bestaan. - Orderboek van 1909-1931 van de Inspectie belastingen Breda. - Twee brievenboeken van 1835-1836 met belangrijke brieven van de controle 's-Hertogenbosch (vandaar).
- Elf stempels gebruikt tot 1 augustus 1963 in het Drostambt to Tuddern (geschenk ontvanger Sittard).
17 - Van Inspecteur Invoerrechten en Accijnzen Roermond. Orderboek van de post Thorn vanaf 1839; interessante gegevens betreffende de gezagswisseling van het Hertogdom Limburg na de definitieve afscheiding van Belgie. O.a. dienstorders van de linie-inspecteur to Roermond Frappier, die Pieter Motke uit Thorn na het overlijden van diens vader als eigen kind opvoedde en opleidde in het Belastingdienstvak enz.
Keramiek (Limoges) - Asbakje. Les ennemis de I'homme, waarbij de fiscus een voorname plaats inneemt. (Geschenk van de heer Holtrust, Rouen.) - Diverse foto's en ansichten van grenskantoren, drielanden-punt en van het monument Motke to Thorn in tegenwoordige staat (van diverse inzenders).
Waarborg en he lasting Gouden en zilveren rverken. Allereerst dienen hier to worden vermeld de twee zilveren tabaksdozen, indeaanvang dezes vermeld; daar zij ook algemene betekenis hebben zijn ze daar breder omschreven. Zilveren lepel met de Hoornse Keur (meesterteken Everijn Knolleman to Hoorn, werkzaam van ; 1770 tot - 1812, jaarletter V = 1781); aangekocht. Twee zilveren lepels met Rotterdams Keur, jaarletter M = 1794. Meestertekens Jacobus Merel, Rotterdam, werkende vanaf 1792, en Johannes Vrijthoff to Rotterdam -:; 1797 (aangekocht). Door de Hoofdessayeur van de Waarborg to Leeuwarden, de heer M. R. Mulder, werden ons toegezonden enige oude inculpatieplaten en stempels, die, tussen oud materiaal, op dit kantoor zijn aangetroffen. Voor deze verrijking van onze historische documentatie op dit gebied zijn wij hem zeer dankbaar.
Fiscaal zegel In de loop van dit jaar werden voor deze collectie de volgendeaanwinstenverkregen: - Van het Hoofd van de Belastingdienst van de Staat Israel: collectie fiscale zegels, bioscoopzegels, Revenue stamps, kwitantie van verkoopbelasting op onroerende goederen. - Door ruiling verkregen: een collectie fiscaal-zegels uit de Revolutietijd. - Een aantal moderne fiscaal zegels van verschillende landen. Geschenk van de heer J. A. Fray. - Een collectie Engelse en Schotse, van fiscaal zegel voorziene, perkamenten uit de jaren 1810-1840. Interessant is, dat deze zegels op oranje en niet als die van vroegere jaren op blauw papier gedrukt zijn. Deze oranje zegels zijn veel zeldzamer dan de vroegere blauwe. - Fiscaal gestempelde Engelse documenten van 1705 tot 1715. (De eerste fiscaal zegels werden in 1695 in Engeland ingevoerd, zodat de onderwerpelijke tot de oudste daar in werking gestelde behoren.) - Wijnofferte met Nederlands en Frans zegel van 1842 en Huwelijksaankondiging van 1845 met zegel van 1 cent en 1'/2 cent (dit alles bij zegelverzameling gevoegd). - Bij dit onderdeel kunnen ook nog worden vermeld, al zijn ze meer als curiosa aan to merken: twee postzegels van Canada, afgestempeld met een Stempel resp. ,Portez
18 des maintenant votre declaration d'impot" en „Mail your income-tax return now". (Geschenk E. J. H. Volkmaars.)
Munten en Penningen Gildepenning Schuitenvoerdersgilde Amsterdam t.n.v. Barent Schuytens 1801. Penning Administratiekantoor Nederlandse Werkelijke Schuld 1815-1915. Histoire Metallique de la Republique de Hollande par M. Bizot. A Paris chez Daniel Harthemels, marchant libraire Rue Saint Jaques 1887 met privilege van de koning. Dit hoogst merkwaardige, in leer, met gouden versiering, gebonden folio-boek, voor het vervaardigen waarvan de auteur toentertijd verschillende jaren in de Republiek heeft vertoefd „a rechercher les medailles" is het eerste dergelijke werk, dat alleen over een bepaald (toentertijd) modern land handelt. Het bevat een korte, ook personen karakteriserende, geschiedenis der Republiek. Dit boek is niet alleen vol verve maar ook objectief geschiedkundig geschreven, Lodewijk XIV wordt erg geprezen, de Oranjes echter niet minder en zij worden uitstekend gekenschetst. Het boek heeft een grote frontplaat en de 315 bladzijden bevatten schier alle een of meer uitstekende gravures. Mooier nog, het in 1690 to Amsterdam uitgegeven supplement Crop beyond zich reeds in onze bibliotheek. Het boek werd door de heer J. C. Taurin, zoon van de inmiddels overleden Nederlandse Consul P. M. Taurin to Rouen, die het voor het Museum had bestemd, na bespreking met de heer Holtrust aan het Museum afgestaan. Romeinse munt (quadrans van Caligula A.D. 37-41. Opschrift ,,R.C.C.", dit is Remissa Ducentesima, uitgegeven ter gelegenheid van de vermindering van de omzetbelasting met een'/Z %). Zeldzaam voorkomende penning. Zie de afbeelding hieronder.
(Munten hadden in Rome tweeerlei doel: le. Munt to zijn en 2e. to dienen als communicatiemiddel; op deze wijze werd ieder van het Rijk ingelicht over een belangrijke plaats gehad hebbende gebeurtenis.)
19 Diversen Door tussenkomst van de Secretaris-Generaal van Financien, mr. H. A. M. van den Dries, kwam het Museum in het bezit van het Begrotingskoffertje van Minister Lieftinck, dat in gebruik bleef tot 1964. Het draagt het opschrift ,Derde dinsdag in september". Wellicht hield Minister Witteveen niet van dat opschrift. Er fungeert in elk geval rinds 1964 een nieuw, dat ook wel voor de volgende jaren zal worden gebruikt. (Als bekend wordt verondersteld, dat het door de minister zelf naar de Kamer brengen van de begrotingsstukken een oorspronkelijke Britse gewoonte is. Verschillende ministers o.a. Churchill zijn er herhaaldelijk mee afgebeeld.) Het is niet to verwonderen dat dit koffertje belangstelling bij de bezoekers trekt.
Loterij Met ingang van 1965 trad een geheel nieuwe techniek voor de administratie der Nederlandse Staatsloterij in werking. Dientengevolge werden, behalve het oude passieve materieel, de buitenwerkinggestelde loterijtrommel(groot 190, hoog238cm) en het prijzenwiel (115 cm groot en 150 cm hoog) door het Departement ter beschikking van het Nederlandsche Belastingmuseum gesteld. De overbrenging moest op korte termijn geschieden. Zie de afbeelding van de kleinste trommel (de prijzentrommel) op blz. 20. De enorme afinetingen en het gewicht van de grootste trommel maakten dat deze slechts met grote moeite verplaatst kon worden. Zelfs nadat hij uit elkaar gehaald was, waren nog enkele mankrachten nodig om hem ter plaatse op to stellen. Met dat al is het Museum door een en ander een paar unieke en spectaculaire stukken rijker geworden. - Gevoerd tenen mandje met ringetjes die om de lotingsnummers werden gelegd voor de trekking. Maw en gewicht
- Koperen weegschaaltje in cilindervormige bus, (die er een deel van uitmaakt) voor het meten van granen en blijkbaar om in de zak meegedragen to worden. - Een efa (19de eeuw) grotendeels handwerk. Meerdere bijzonderheden onbekend. - Ministerie van Financien. Compleet uniform, nieuwste model van een vrouwelijke douane op Schiphol. - „De gevonden brieventas". Patriottische stukken (schendgedichten) ,verloren door G.M." gevonden door iemand die ondertekent quid-pro quo Harlingen. Ongedateerd, maar blijkbaar uit de jaren 1782 en volgende. (Bij de collectie-Vreede) - Uit het Frans vertaalde brochure: Brieven over de onlusten in de Oostenrijkse Nederlanden (uit 1789) en de rnogelijke gevolgen daarvan voor Holland. - Epitre a (Lofrede op) son Exc. Mons. Schimmelpenninck par T.L.B. Rameau, Leeuwarden 1865. - ]dem (nu ter verheerlijking van dezen) a Sa Majeste Napoleon in het zelfde jaar(!). - Ontboezeming van een Oranje Man ten jare 1810 ,tegen de Tyran Napoleon I" (titel met handgekleurde illustratie). Overdruk 1863. (Met bijgevoegd afschrift versje op 6 november 1813 aan een Douanehuisje geplakt.)
- „Een nieuw lied" (blijkbaar ter verspreiding) op het onafliankelijkheidsfeest binnen Utrecht 1863. - Gekleurde heraldische pentekening (hoofdfiguur gaande groene leeuw op goud
20
21 veld) om geprepareerd en vast gemaakt to worden „op een koets of ander Rijdtuig". (Ontwerp; geen verdere aanwijzingen.) - Oorlogstijd 1943. Brief van A. L. Lugtmeyer to Twello d.d. 23 september 1943 over de mogelijkheid van toezending naar bijvoorbeeld Rotterdam van roggebroden - to bakken van daar aan to kopen rogge - die geregeld kunnen worden verzonden met vermelding van de daarvoor to maken kosten. - Voor de verzameling oude couranten: Amsterdamsche courant 15 augustus 1807; Utrechtsche courant 18 februari 1801 no. 21 ; idem 1 december 1813 no. 1. - Publikatie voorlopige behandeling van Lijders aan Aziatische Cholera (:_i 1840?). - Enige bescheiden betrekking hebbende op de viering van Utrecht van de 50-jarige herstelde onafiankelijkheid in 1863. - Publikatie Leyden 14 mei 1817 over Bedelaars en Vagebonden. - Drie van fiscaal-zegel voorziene testarnenten uit familie Deedel 1714, 1724 en 1744. - Huwelijksverklaring Amsterdam I l juni 1676, van Gr. du en Aa. Ca. van Emmerich afgegeven door de Waalse kerk to Amsterdam. - Frans huwelijksgedichtje zonder namen. - Officiele stukken over zeeofficier W. A. Spengler en ondertekend door de bekende J. C. van der Hoop als Minister van Marine (1819, 1824) en een door Elout als zodanig (1824), een door Secr.-Gen. Quarles van Ufford 1829. - Gouden koetsje omringd door ambtsdragers en lakeien (tinnen-soldaatjestechniek). - Oproep van de B.S. d.d. 5 april 1945 bij het begin der Bevrijding. - Fraai kruidendistilleerketeltje met koelvat (geschenk van de Fa. Steffelaar, distilleerderij ,Onder de Pompen-, Leiden. Persoonl#ke proclamatie in nationale kleuren van /868 Nadat een ogenblik een oorlog gedreigd had tussen Pruisen en Frankrijk over de voorgenomen verkoop van Luxemburg aan het laatste land, waartoe Willem III als groothertog zich aanvankelijk bereid had verklaard, wist de minister van Buitenlandse Zaken Van Zuylen van Nyevelt to bereiken, dat een to Londen bijeengeroepen conferentie Luxemburg en Limburg losmaakte van de Duitse Bond, terwijl de ter conferentie vertegenwoordigde mogendheden de neutraliteit van Luxemburg garandeerden. Hoewel dit resultaat zeker niet ongunstig was, kritiseerden de liberalen Van Zuylen's beleid scherp: hij zou Nederland blootgesteld hebben aan oorlogsgevaar, mede doordat hij zich als Nederlands minister gemengd had in de Luxemburgse kwestie en zich to zeer gedragen had als persoonlijk dienaar van de koning. In wezen was de aanval op het beleid van Van Zuylen een fase in de strijd om parlementaire en koninklijke kabinetten. Hij verweerde zich fel, maar de begroting van Buitenlandse Zaken werd verworpen, waarop het Ministerie zijn ontslag aanbood. De koning aanvaardde dit niet, maar ontbond de Kamer. De verkiezingen versterkten echter de liberate meerderheid. De ontbinding werd bij motie afgekeurd en de begroting van Buitenlandse Zaken andermaal verworpen, waarop het kabinet aftrad (1868). Een gravure, minister Van Zuylen afbeeldend, is bij de proclamatie geexposeerd. In deze kwestie speelde Willem III een persoonlijke rot. Hij deed ter zake, persoonlijk, bovenvermelde proclamatie, gedrukt in de nationale kleuren, in groten getale verspreiden. Deze wijze van handelen veroorzaakte een resultaat, tegenovergesteld aan dat wat hij beoogde. De proclamatie veroorzaakte groot opzien en levendig verzet. Deze episode is de laatste waarin de koning naar buiten deed blijken dat hij niet veel voelde voor een constitutionele monarchie. Hij legde zich sindsdien bij de nieuwe opvattingen neer.
22 Boekeriy Zoals bekend, vormt de boekerij van het Museum van de aanvang of een geheel met die van de Rijksbelastingacademie. Toentertijd kon toch niet worden voorzien, dat het een paarjaar na elkaar opgerichte Museum en de Academie geen eenheid zouden blijven, of dat de Rijksbelastingacademie korter bestaan zou hebben dan het Museum. De Museumbibliotheek was eerst (nadat de R.B.A. ter wereld kwam), aangewezen om doublures van de daar to vormen bibliotheek en die van het Museum to voorkomen, om de boeken gemakkelijk to kunnen vinden en om er een eenheid van to maken werden ze door elkaar gecatalogiseerd. De eerste (hoofd)catalogus, uitgegeven in 1942 en op kosten van het Museum gedrukt, bevat vrijwel alleen boeken door of voor het Museum at dan niet gratis verkregen. Later werd bij aanschaffing een splitsing gemaakt. Historische werken, naslagwerken, atlassen en romans e.d. over het belastingwezen handelend, werden door en voor het Museum gekocht; (nieuwe) boeken die allereerst het onderwiys moeten dienen voor de Academie. Het was niet nodig een en ander scherp uit elkaar to houden, omdat ze toch in een kaartsysteem kwamen, beide systematisch per groep in de kasten werden geplaatst en een bibliothecaris het geheel beheerde. Dat werd al wat anders doordat mijn opvolger een willekeurig deel der aan het Museum toekomende en daarvan afkomstige boeken uit de (zich in de Academie bevindende) boekerij verwijderde en in het Museum liet brengen. lk heb daar niet op gereageerd en er toen maar zo goed mogelijk een onderkomen voor gezocht, hopend op tijden, die betere gelegenheid tot rangschikking zouden bieden. Alleen stond ik er op, dat in de supplement-catalogussen ook de voor het Museum bestemde boeken met aanduiding van de tot dan gebruikelijke rubrieken in de catalogussen zouden worden vermeld, van het uitgeven der supplementen kwam echter niet veel, maar men begrijpt dat er pas goed moeilijkheden komen, nu de Academie-boeken naar Leiden zullen worden verplaatst. Welke zijn dit? In de regel staat op een boek of een Ex Libris van het Museum of een stempel van de R.B.A., maar vroeger ging het daarbij meer om een herkomstaanduiding dan om een bepaalde bestemming. Zelfs dit is ook niet altijd correct geschied. Over een oplossing wat die splitsing betreft, is nog slechts voorlopig gesproken en zij zal slechts geleidelijk in dit jaar in onderlinge bespreking ter hand kunnen worden genomen. Aan de belastingliteratuur van de laatste jaren hecht ik voor het Museum niet veel; er zijn exemplaren to over in omloop; die volledig op kosten van het Museum bij to houden heeft maar weinig zin en is to kostbaar. Tegen de tijd dat ze Museumwaarde hebben, zullen ze beter en vollediger uit de Universiteitsbibliotheken kunnen worden aangevraagd dan uit een Museumbibliotheek. Het ligt daarom in het voornemen, al wat mijns inziens geen directe Museumwaarde heeft ter beschikking van het Leidse Belastinginstituut of andere daarvoor aan to wijzen inrichting to stellen, ook als eerder aanschaf of gratis-verkrijging door of voor het Museum heeft plaats gehad. Was tot nu toe het verstrekken van supplement-catalogussen - voor zover dit dan inderdaad geschiedde - over de boekerij in haar geheel voldoende en spaarde ik daardoor ruimte in de jaarverslagen van het Museum, van dit jaarverslag of zullen de boeken e.d. door en voor het Museum verkregen, in de Museumjaarverslagen worden vermeld. Ook van de plaats waar de aanvullingen to vinden zijn zal voortaan in het Museumjaarverslag mededeling worden gedaan en de systematische rangschikking zoveel mogelijk in het Museum geschieden. Aanvragen voor uitlening daarvan en van de overige voor het Museum bestemde boeken zullen uiteraard op dezelfde wijze als tot nu toe kunnen blijven geschieden. Het aantal aan to schaffen boeken zal tot een bescheiden hoeveelheid kunnen worden beperkt: het is bij het bescheiden museumbudget een to kostbare
23 lief iebberij tegenwoordig, om veel boeken van belang to kopen. Mijn biedingen blijken in de regel niet hoog genoeg maar gelukkig zijn de meer belangrijke werken op historisch gebied reeds in ons bezit. Het is de bedoeling geweest, ook de dit jaar aangekochte of gratis verkregen boeken reeds in dit jaarverslag op to nemen. Om verdere verwarring to voorkomen heb ik daarvan echter afgezien. Slechts zij vermeld, dat zich daaronder een aantal woordenboeken in verschillende talen en van Van Daale bevinden en een aantal historische en topografische atlassen (landkaarten en reprodukties van schilderijen, gravures en foto's), die bestemd zijn om als naslagwerken in het Museum to worden gebruikt. Daarnaast vermeld ik hier alleen nog: - Franz Grillparzer, sammtliche Werke van Dr. Albert Zipper (aangekocht). In elk der drie delen een portret op diverse leeftijden van de dichter. Grillparzer was van 1813-1832 in financiele functies werkzaam (zie Einfuhrung biz. 8). Ook in zijn werken geeft hij daarvan blijk. Zijn biograaf vermeldt, dat hij het gros van zijn literaire arbeid wel in zijn belastingkantooruren of in zijn archivaris-tijd zal hebben geschreven. Van zijn uitlatingen daarover vermeld ik het volgende: „Ich farad mich ganz gut in alles - das gefallige Entgegenkommen aller Vorgesetzten ... das angenehme Gefuhl der Freiheit vorn Druck des Graflichen Hauses ... es stellte rich sogar eine Art Heiterkeit ein." - E. Schaeffer, Goethes aussere Erscheinung (aangekocht). Goethe was naar bekend zal zijn eerst ambtenaar van de belastingdienst, later Minister van Financien to Weimar. - Het boek genaamd Seder Ma'arkha, uitgegeven door de Joodse gemeenschap in het jaar 1965 en voorschriften en reglementen voor inkomstenbelasting en andere belastingen behelzend (geschenk Dir. Mandel, Jeruzalem). - Gencraal Register der Gemene Middelen to Water (Cony. en Lcc.) door Jan Greeder opgedragen aan Boekhouder H.idde Heeremiet. Uitg. G. Roos 1805. Voor Heeremiet zie o.a. Scheltema in cat. 1963/1964. (Geschenk P. A. v. d. Kamp.) - Historie van alle Ridderlijke en Krijgsorders, behelzende haar instellingen, plechtigheden, gebruiken enz. nevens deszelfs dracht, wapens met vele kopergravures door Adriaan Schoonebeek in twee delen 1697 (aangekocht). - Het boekwerk Jac. Scheltema, „De onoverwinnelijke vloot". Uitg. Vincent Loosjes 1825 met gravure (aangekocht). - Van A. Schriel een boekje: Der lachende Demokrat. - Familiegeld. Placcaat 200ste penning Holl. en West-Friesland 1673 met bijbeh. resol. over de uitvoering van 23 dec. 1673. - Plan van een generaal en classicaal familie-hoofdgeld, vergezeld van een project over de at'geschafte pachten bij wijze an collectie in to vorderen. 1749: 73 blzZ. (aangekocht).
Dit is alles. Behalve wat de financien betreft kunnen wij volledig tevreden zijn. Als weleer - wordt het Museum in de warme belangstelling van de lezers aanbevolen. Rotterdam, juli 1965
De Directeur, Van der Poe].
24 WAARBORG VAN PLATINA, GOUDEN EN ZILVEREN WERKEN Afslagen van Rijks- en andere stempelmerken, zoals die voorkomen op insculpatieplaten in het Nederlands Belastingmuseum to Rotterdam
1. Algenu•en Alvorens ons bezig to gaan houden met de beschrijving van de individuele tekens van deze zeer wel gesorteerde collectie, verdient het aanbeveling, vooraf enige opmerkingen to maken over de diverse waarborgsystemen die ons land gekend heeft. Zoals bekend waren de ambachtslieden in de middeleeuwen ondergebracht in gilden. Deze gilden zagen toe op de kwaliteit van het produkt en op de opleiding, vorming en vakbekwaamheid van de handwerksman. In 1503 (men vindt ook 1502 opgegeven) was het Philips de Schone die het plakkaat uitvaardigde waarbij het keurmerken der edele metalen hier to lande geregeld werd. In het vervolg moest een werkstuk dat was goedgekeurd, de volgende tekens dragen: een meesterteken dat de verantwoordelijke vervaardiger aanduidde, een stadsteken dat de plaats van keurmerking aangaf en een jaarlijks to vervangen letter die de voor keurmerkingverantwoordelijkegildedekenaanwees.Stempeling op basis van dit plakkaat bleef tot in dezeventiendeeeuwgehandhaafd. in 1663 begon Holland namelijk op twee verschillende zilvergehalten to stempelen: het zogenaamde grote en kleine keur. Werken van groot keur kregen een extra (provinciale) leeuw. Spoedig gingen ook de andere gewesten over op een dergelijk keurmerkingssysteem, zodat er op veel 17de en 18de eeuws zilver vier merken voorkomen. De komst van de Fransen in 1795 luidde de ondergang van de gilden in. In 1798 werden zij officieel opgeheven doch het keurmerken ging tot 1800 (in sommige steden, Haarlem bijvoorbeeld, zelfs tot 1804) door op de oude voet. In juli 1800 werd het ,Reglement of ordonnantie waarnaar goud- en zilversmeden, winkeliers en andere persoonen, die in gemaakt goud- en zilverwerk negotie doen of handeldrijven, zich zullen hebben to gedragen" uitgevaardigd, dat in feite neerkwam op een van overheidswege gecontroleerd gildekeursysteem met veranderde tekens. In 1807 kwam onder het Koninkrijk Holland een nationale waarborgregeling tot stand, die in heel het land dezelfde gehaltemerken en jaarletters voorschreef, waaraan buiten het meesterteken een kantoor-aanduidend merk werd toegevoegd. Deze regeling is het die model gestaan heeft voor het huidige stempelsysteem, hetgeen mag blijken uit het feit dat de jaarletters van deze beide stelsels op elkaar aansluitend zijn gemaakt. Na de inlijving bij Frankrijk wordt hier, eerst in 1812, de wet van 19 Brumaire an VI (9 november 1797) van kracht. De normale Franse keurtekens komen Kier dan in gebruik. Dit duurt tot december 1813, waarna het huidige waarborgstelsel (bij K.B. van 26 dec. 1813, Stsbl. 18) zijn intrede doet. De ,Zuidelijke provincien", waaronder Limburg, hadden tussen 1814 en 1842 een eigen regeling. De insculpatieplaten van het Nederlands Belastingmuseum zijn een vrij volledige en in ieder geval unieke verzameling van Nederlandse Rijksstempels uit deze en de vorige eeuw. Het moge dan ook vreemd lijken dat in deze collectie geen enkele plaat aanwezig is met de gewijzigde keurtekens van 1953. Dit gemis moet op eenvoudige wijze aan to vullen zijn. De Kier beschreven platen behoren tot het weinige dat ons rest van oude keurmerkingssystemen. Het schijnt nl. dat Gogel bij besluit van I1 maart 1806 (volgens: E. Schrijver) opdracht gaf om alle oude keurtekens, boeken, stempels en platen to vernietigen. Dit geschiedde in verband met het,
25 reeds in de voordracht van het stelsel van algemene belastingen (van de hand van Gogel) van 1805 verdedigde en in 1806 aangenomen, nieuwe stelsel, waarin de nieuwe waarborg en belastingen op goud-en zilverwerken in een afzonderlijke ordonnantie werden geregeld. Interessant is het, orn in dit verband to bedenken dat Gogel in die tijd al in onderhandeling was met het toekomstig bewind waarvan het tractaat reeds op 24 mei 1806 to Parijs werd ondertekend o.a. door Talleyrand, Verhuel en Gogel, waarbij Lodewijk Napoleon aan het bewind kwam. Heeft Gogel met zijn zinloos lijkende bepaling van I I maart fraude willen voorkomen en de weg willen effenen voor het uitmuntende nieuwe waarborgstelsel dat precies een jaar later werd ingevoerd? Hoe het zij, het staat vast dat deze bepaling oorzaak werd van veel wanorde en onzekerhcid, en ook van het feit dat ons weinig rest aan documentatie over de gildekeuring. Reden to meer om gelukkig to zijn met platen uit de l9de eeuw waarvan het Belastingmuseum een nict to onderschatten verzameling bezit.
II. Nunnnering der platen en aJbeeldingen De platen zijn in rubrieken ingedeeld geworden en hebben een samengesteld nummer gekregen. Combinaties van letters met cijfers verwijzen naar de platen; enkele cijfers naar de illustraties. Zie de afbeeldingen op pag. 27.
I//. Geraadpleegde literatuur Bij het samenstellen an deze invcntarisatie is gebruik gemaakt van de volgende geschriften: Tableau des Poincons de titres et de garanties etc. Parijs 1838 Negentiende-eeuws zilver B. Zeist - Antwerpen 1964 Noodstempels C. W. Koonings Tijdschr.art. in augustusnummer van Edelmetaal 1963 D. Lodewijk Napoleon Wet op het verwerken, invoeren en verkoopen van gouden en zilveren werken, mitsgaders den ophef der Belasting op dezelve Den Haag 1807 Waarborgwet 1927 Zwolle 1947 E. W. M. Mieras F. W. M. Mieras Waarborgwet 1950 Zwolle 1953 G. Ministerie van Financien Boekwerk Waarborg H. Elka Schrijver Zilver Bussum 1963 Meestertekens van Nederlandse goud- en zilversmeden I. Staatsdrukkerij Deel I 's-Gravenhage 1963 Les Poincons de garantie internationaux pour I'argent J. Tardy 6e druk Parijs z. j. K. Tardy Les Poincons de garantie internationaux pour ]'or 5e druk Parijs z. j. Nederlandse goud- en zilvermerken 's-Gravenhage 1951 L. E. Voet Jr. A.
Commission des Monnaies Medailles W. Koonings
26 IV. Keurmerken van het Koninkrijk Holland. A I en A2 Twee exemplaren van de plaat behorend bij de missive van 22 februari 1814, waarvan men de tekst vindt afgedrukt in E. Voet Jr. Nederlandse goud- en zilvermerken, tweede druk, 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff 1951, blz. 61. Deze plaat werd aan de Waarborgkantoren toegezonden als documentatie, omdat bij besluit van Koning Willem I van 26 december 1813, alle van deze merken voorziene werken vrijdom genoten van belasting.
De nummers 1 t/m 42 op deze plaat ('
zijn de kantoortekens resp.:
1. Winschoten
15. Zutphen
29. Gorinchem
2. Groningen
16. Nijmegen
30. Gouda
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Heerenveen Sneek Bolsward Harlingen Leeuwarden Dokkum Meppel Deventer Zwolle Steenwijk Kampen Arnhem
17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
Utrecht Schoonhoven Amsterdam Haarlem Alkmaar Hoorn Enkhuizen Leiden Den Haag Rotterdam Delft Dordrecht
31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42.
Middelburg Goes Zierikzee Den Bosch De Grave Breda Bergen op Zoom Aurich Embden Leer Jever Norden
De overige tekens zijn respectievelijk bedoeld voor: 43. 22 karaats goud 44. 20 karaats goud 45. 18 karaats goud 46. Zilver van I 1 penningen en 5 grein (= 934 1/36 promille) 47. Zilver van 10 penningen (= 833 1/3 promille) 48. Klein goudwerk 22 kar. 49. Klein goudwerk 20 kar. 50. Klein goudwerk 18 kar. 51. Jaarletter van 7 oktober 1807 - maart 1809 52. Jaarletter van maart t/m december 1809 53. Jaarletter van 1810 54. Jaarletter van 1811 en het begin van 1812 55. Gratis herkeuring van oude werken 56. Betaalde herkeuring van oude werken
57. Vreemde werken (d.w.z. uit buitenland afkomstig.)
V. Intermediaire stempels. B1, B2 en B3 De platen B1 en B2 stellen de zgn. intermediaire lombardstempels voor, zoals omschreven in K.B. van 26 december 1813 no. 8 art. 7. Ze zijn bedoeld om in afwachting van het gereed komen van de officiele keurmerken vast to kunnen beginnen met het keuren van verstane panden in de banken van lening. Deze stempels zijn uiterst zeldzaam; pas in 1962 zijn de eerste afslagen van deze stempels herontdekt in Arnhem. De afbeelding no. I
27
0 2
0 i0
3
FH*
WHEY-^
V
16
'7
Z/
3/
go
40
39
bAl V3-
4,9
61
6/
94
)
2/ b%
-CO
63
7s
S/
"
52
64
76
w 94
z
V IS
de
B5
vo i
4/
4"
6
-p 7'
23
0
46
415,
44
(YR
22
32
5f
FR e6
FS
78
OIL
i9
(9
(a 910 &3 7fl
7/
00
A 00 uuo 6 619 96
73
28 stelt het teken voor goud voor, no. 2 dat voor zilver. Beide afbeeldingen mogen gelden voor de beste die er momenteel van zijn. B3 bevat de intermediaire stempels van Maastricht. Over deze zeer zeldzame stempels is in het augustusnummer van 1963 in ,Edelmetaal" voor het eerst geschreven door de heer Koonings, Inspecteur van de Waarborg enz. Toen namelijk in 1813 het Franse Keizerrijk ineen dreigde to storten, verlieten de Franse ambtenaren hun poster, met medeneming van stempels en materieel. De stedelijke overheden van Maastricht hebben toen voor de goede gang van zaken eigen stempels doen vervaardigen, en deze zijn tussen december 1813 en september 1814 afgeslagen. Nadere documentatie en afbeeldingen van deze stempels zijn to vinden in het zeer bruikbare boekje 19de eeuws zilver van W. Koonings. Het bevat juist over de stempelafslagen zoals aanwezig in het Nederlands Belastingmuseum, een schat van gegevens. Jammer is dat sommige afbeeldingen wat minder fraai zijn uitgevallen. Ter aanvuIIing beelden wij hier daarom de nummers 3 en 4 af, die respectievelijk het Stempel voor klein Maastrichts zilverwerk en dat voor goederen van buitenlandse (uytlandse) herkomst aangeven.
VI. Platen met keurtekens zoals sinds 1814 in gebruik. CI t/m C8 De platen CI t/m C5 komen respectievelijk uit Breda, Leeuwarden, Groningen, Amsterdam en Schoonhoven. De kantoren Breda en Groningen zijn inmiddels opgeheven. Het zijn ronde verzilverd koperen platen die bedoeld zijn om vooral op visitatiereizen to dienen als vergelijkingsschaal bij het beoordelen van vals of echt zijn van keurmerken. Deze platen werden jaarlijks bijgestempeld met de nieuwe jaarletter, door de stempelsnijders van de Munt. Verderop komen we nog terug op deze jaarletters. Het vervalsen van keurstempels is lange tijd een druk beoefende bezigheid geweest en de straffen op dit vergrijp waren niet gering! In de minuten van het Hof van Assises van de pro^,incie Vriesland vindt men dat op 30 mei 1816 Stephanus Reveille, vader en zoon, beiden worden veroordeeld om „gebragt to worden ter plaatze alwaar men gewoon is voor dit Hof executie van Crimineele Justitie to doen, en aldaar op een schavot met roeden to worden gegeeseld. Condemneert dezelve voorts tot een confinement voor den tijd van 7 achtereenvolgende jaren in een tuchthuis ...... terwijl zij verder ieder honderd franken boete moesten betalen plus de proceskosten (de strafbepalingen van 19 Brumaire an VI waren nog steeds van kracht!). Hun werken werden verbeurd verklaard. Aan dit geheel werd ook nog bij gerechtelijk vonnis publiciteit geschonken want een en ander werd gedrukt en to Leeuwarden aangeplakt. Dit vonnis was blijkbaar nog mild, want de Procureur-Crimineel had geseling, brandmerk, 15 jaar tuchthuis, honderd franken, confiscatie, betaling proceskosten en publikatie geeist. De plaat C6 bevat eveneens de keurmerken van 1814, zonderjaarletters en kantoorkop, doch met de gewicht aanduidende cijfermerken voor samengestelde werken als kettingen en dergelijke. Plaat C7 en C8 zijn identiek aan C6, doch dragen de kantoorkoppen van respectievelijk Roermond en Maastricht.
V11. Franse tekens van het decreer van 11 Prairial an XI (31 nmei 1803) zoals gebruiki van 1809 tot 1819. D1 t/m D5 Tijdens de inlijving van Nederland bij Frankrijk zijn hier tussen I maart 1812 en 26 december 1813 de Franse staatskeuren gebruikt. In Limburg, dat at vanaf 1798 tot Frankrijk behoorde, werden deze tekens sinds 1 september 1809 afgeslagen.
29 Heel merkwaardig is de verwarring die over deze tekens in de literatuur is ontstaan. Bij Tardy: „Les Poineons etc. de ]'argent" zesde druk lezen we op bladzijde 272: „Le Royaume de Hollande fut annexe a ]'Empire Francais de 1810 a 1814 (sic!). Durant cette periode le decret imperial du 29 nov. 1811 etablit la loi de Brumaire". Hierbij worden dan een aantal keurtekens afgebeeld die niets anders dan zwaar misvormde copieen zijn van de normale in dit zelfde boek op blz. 173 en 174 afgebeelde, in die tijd in gebruik zijnde, Franse keurtekens. De afslagen op de platen D1 t/m D5 bevestigen dit volkomen. Op D3 komt op de kantoortekens duidelijk een S voor, zijnde de Franse kantoorletter van Leeuwarden. Deze kantoortekens zijn afgebeeld bij Tardy op blz. 174 maar dan in plaats van met de S, met de cijfers 50 en 25. Ditzelfde geldt voor Breda met het cijfer 70, voor Den Haag met de letter N en voor Amsterdam met de letter M. Bij het samenstellen van zijn boekje: ,19de eeuws zilver" heeft Koonings vermoedelijk uit dezelfde bron geput als Tardy. Hij geeft op de blzz. 86 en 87 dezelfde armelijke illustraties. De bespreking van die tokens sluit hij met de haast spijtvolle opmerking: ,nauwkeuriger gegevens omtrent de gebruikte keurtekens zijn mij tot op heden niet bekend". Twee blzz. verder (89) beeldt hij de tekens zoals ze wel geweest zijn af, nl. bij zijn bespreking van het Hertogdom Limburg. Wij citeren: „op I november (sic!) 1809 werden de keurtekens vervangen door nieuwe tekens welke hieronder volgen". Volgen dan de keurtekens zoals ze o.a. voorkomen op de platen DI t/m D5 (D5 = no. 65 = Maastricht!). Uit een en ander moge het belang van deze platen voor de Nederlandse Waarborg- en Belastinghistorie wel blijken!
VIII. Keurtekens als gebruikt by de Wet van 19 Brumaire an VI (9 nov. 1797) in Frankrijk in gebruik van /9 juni /798 tot I september 1809 Deze plaat waarvan het museum er slechts een bezit (El), is mogelijkerwijze afkomstig van het Maastrichtse Waarborgkantoor, omdat dit het enige geweest is dat de desbetreffende tekens heeft afgeslagen. Hiertegen pleiten echter de kantoortekens die het cijfer I en het cijfer 99 vertonen (hetgeen op 2 kantoren zou duiden), omdat Maastricht in die tijd het cijfer 62 voerde (later 65).
IX. Tekens van de Ne derlandse Zuidelijke Provincien Gebruikt in Belgie en Limburg van 14 september 1814 tot 1831. In Maastricht tot 1842+ in Roermond van 1815 tot 1831 en 1839 tot 1842 ;van 1831 tot 1839 was Roermond in Belgische handen). Fl t/m F4. De platen Fl, F2 cn F4 dragen de kantoortekens met de letter A van Brussel, F3 die met do F van Oudenaerde.
X. Kenrtekens van het Koninkrijk Belgie vane/ 1831 tot 1868 in gebruik. G 1 t/m G4. De platen GI, G2 en G4 dragen het kantoorteken met de A van Brussel, de plaat G3 dat met de 0 van Roermond. Deze laatste tekens zijn afgeslagen van 1831 tot 1839 daar Roermond toen tot het Belgische grondgebied behoorde. Ze zijn een schitterend staaltje van 19de eeuwse stempelsnijderskunst.
30 XL Het importmerk voor kleine werken in de zuidelijke provincien. HI t/m H4 Deze plaatjes bevatten waarschijnlijk twee in duplo afgeslagen valse keurmerken, gemerkt 1 en 2, met daartussen eveneens in duplo het originele teken, gemerkt: bon. Dit teken is van 14-9-1814 tot 18-8-1831 (Maastricht tot 1842, Roermond 1815 - 1831 en 1839 - 1842) in de zuidelijke provincien afgeslagen geworden. Al met al een zeer curieuze plaat.
XII. Franse export-stempels van de ordonnance du 30 decemhre 1839. 11, 12 en 13 Deze stempels werden afgeslagen op voor uitvoer bestemde werken die daardoor vrijdom van belasting genoten. Zij werden gebruikt van I I juli 1840 tot 1 april 1879. Het stempel voor Parijs bevat geen bijzondere kenmerken, de overige wel. De grote modellen hebben dit boven de kop, de kleine in de hals.
X111. Platen niet essayeurstekens van Ne derlandse essayeurs. J l tm J7 De plaat J 1 uit Den Bosch bevat dezelfde afslagen als J2 uit Leeuwarden, doch in geringer aantal. Hetzelfde geldt voor J3 (uit Den Haag?) met uitzondering van afbeelding 48. De nummers 5 t/m 47 zijn overgenomen van J2. Determinering heeft in eerste instantie plaatsgevonden uit: ,Meestertekens van Nederlandse goud- en zilversmeden" deel I. Daar waar dit boek geen uitsluitsel gaf, is getracht om aan de hand van oud archief en ancienniteitslijsten, door vergelijking met de standplaatsen, symbolen en initialen de identiteit van de tekens vast to stellen. Deze laatste categorie zal hieronder van een vraagteken worden voorzien. In de gegeven opsomming duidt de plaatsaanduiding op die welke staat vermeld op de insculpatieplaat, terwijl de jaartallen duiden op de tijd waarin het teken gebruikt werd. Vermoedelijk zijn de platen JI, J2 en J3 rond 1840 vervaardigd. Opgemerkt zij nog, dat deze tekens werden afgeslagen op baarmetaal waarop essaai gepleegd was en op goederen die voorafgaand aan de definitieve stempeling reeds in het beginstadium van hun bewerking „ter herkenning" werden aangeboden. Men bedenke dat de essayeurs tot 1928 persoonlijk aansprakelijk waren voor onjuist essaai. Merkwaardig is het dat de op de platen J1, J2 en J3 voorkomende tekens pas sinds1852 officieel erkend zijn, terwijl verschillende van de tekens toch van oudere datum moeten wezen. Bekend is echter, dat de wettelijke bepalingen van 1852 een plaatselijk reeds bestaand gebruik legaliseerden en dit tot systeem verhieven. 5 B. Wesley Maastricht 1828 tot 1868 6 ? J. B. Schone Amsterdam ca. 1837 7 ? idem
8 ? D. van Boom Utrecht ca. 1837 9 ? idem 10 ? idem 11 ? idem 12 ? Von Geusau Den Haag ca. 1837 13 ? idem
14 ? Den Haag 15 ? A. Hoffman Den Haag ca. 1845 16 17
L. E. Haenen Den Haag 1845 tot 1868 idem
31 18 ?
Rotterdam
19 ? W. Hoevenaar Rotterdam 1848 - na 1860 20 ? idem 21 ? Groningen 22 ? Stratingh Groningen ca. 1837 23 R. W. Huber Groningen 1845 tot 1873 24 ? van Marcke Leeuwarden ca. 1830 25 ? idem 26 P. H. Vreede Leeuwarden 1875 tot 1877 27 idem 28 ? W. Hoevenaar Leeuwarden 1848 - na 1860 29 ? idem 30 H. W. Vrijdag Leeuwarden 1877 tot 1889 idem 31 32 idem 33 J. van Eelde Zwolle 1844 tot 1862 34 ? J. F. Roorda Zwolle ca. 1835 35 ? idem 36 ? idem 37 P. C. A. C. Reigersman Arnhem 1834 tot 1856 38 ? Breda 39 J. Vreede Den Bosch 1836 tot 1853 40 idem 1836 tot 1871 41 W. H. Haenen Middelburg 1840 tot 1874 42 idem 43 H. D. Erdegaingh Middelburg 1840 tot 1853 44 ? idem 45 H. W. van Riel Schoonhoven 1854 tot 1880 46 idem 1837 tot 1854 47 Fr. R. Weickmans Roermond 1826 tot 1856 48 ? Den Haag De plaat J4 bevat de herkenningstekens van H. Andre de la Porte to Leeuwarden vanaf 1910. De oorspronkelijke 5 stempels van deze merken, schenking van de hoofdessayeur to Leeuwarden M. R. Mulder, evenals die van G. de Haan essayeur van de Waarborg to Leeuwarden rinds 1905, bevinden zich in het Nederlands Belastingmuseum. Aan de zorg van de heer Mulder is het ook to danken dat niet minder dan 13, deels zeer belangrijke, hier besproken insculpatieplaten in het bezit van het Museum zijn gekomen. J5 bevat de herkenningstekens van Jhr. Tj. A. M. A. van Andringa de Kempenaer 1901 tot ? to Leeuwarden. J6 die van J. M. C. Baron van Randwijck vanaf 1919 to Leeuwarden. J7 die van J. P. van den Berg Jr. to Schoonhoven 1912 tot 1927. Vermeldenswaard is dat deze J. P. van den Berg Jr. als aide-essayeur bij 's Rijks Waarborg (vgl. de huidige surnumerair) een boekje schreef getiteld: ,,Handboekje over essaaikunde", dat in 1900 to Schoonhoven gedrukt werd. Hij is overigens niet de enige essayeur die publiceerde. In 1860 verscheen van de hand van de reeds eerder genoemde W. H. Haenen (zie no. 41 en 42) een boekje hetende: ,Tabellen ter berekening van het allooi om goud en zilver tot de verschillende gehalten to brengen." Van S. Stratingh, essayeur to Groningen
32 (later Hoogleraar in de scheikunde) verscheen ten slotte rond 1820 een scheikundig handboek voor essayeurs, goud- en zilversmeden dat van overheidswege aan alle essayeurs werd uitgereikt en waarvan zich in het Belastingmuseum een exemplaar bevindt.
X1 V. Gezegelde en gelabelde plaatjes net aJslagen van jaar/etters waaraan bijzondere kentekens zijn toegevoegd. K I t/m K I I Zoals bekend is duiden de „jaarletters" der gilden in feite het dekenaat aan, waaronder de ervan voorziene werken gekeurd zijn. Door met echte jaarletters to gaan werken, zou de mogelijkheid verdwijnen om na to gaan wie de voor keurmerking van een bepaald voorwerp verantwoordelijke essayeur geweest is. Om dit to ondervangen werden op de kantoren waar een essayeurswisseling plaatsvond, bij het optreden van de nieuwe essayeur, nieuwe jaarletterstempels in gebruik genomen, waaraan een bijzonder kenmerk werd toegevoegd. De platen KI t/m KI l bevatten dergelijke gewijzigde letters, to weten: KI letter L met ster Middelburg 25 sept. 1820 no. 49 K2 letter N met ster Den Bosch 17 juni 1822 no. 50 K3 letter 0 met ster Rotterdam 24 maart. 1823 no. 51 K4 letter V met streep Zwolle 1830 no. 52 K5 letter V met dubbele haal Den Haag 1830 no. 53 K6 letter V met ster Den Haag 1830 no. 54 K7 letter V met streep Breda 1830 no. 55 K8 letter X met twee lang gerekte punten Den Bosch 1832 no. 56 K9 letter Z met punt 1834 no. 57 K 10 letter Z met kruis 1834 no. 58 K 11 letter Z met streep 1834 Van deze laatste letter zijn blijkens een aangehecht papier twee leveranties geweest, die onderling van elkaar verschilden. Inderdaad raakt de streep bij de eerste leverantie aan de achterkrul van de Z, terwijl deze krul bij de tweede leverantie wordt gesneden. D.- nos. 59 en 60 stellen respectievelijk de eerste en tweede leverantie voor. Ook op de platen C I t/m C3 en op C5 komen enkele van deze gewijzigde letters voor. Op die van Breda, Cl vindt men een V met streep no. 82 (1830) identiek met 55 (K7), een X met punt no. 84 (1832) en een Z met een punt no. 85 (1834) identiek met 57 (K9). Op die van Leeuwarden, C2 een L met korte streep (1845) no. 86, een 0 met streep (1848) no. 87 en een A met halter (1910) no. 88. Op die van Groningen C3 een V met punt no. 83 (1830). Op die van Schoonhoven, C5 vindt men tenslotte : een U met 2 streepjes no. 89 (1854) een W in omgekeerd relief (1856) no. 94, een X met ring rond het gebruikelijke contour no. 93 (1857) een M met een ster no. 90 (1871), met een M met 2 punten no. 91 (1871) en ten laatste een C met 2 punten (1912) no. 92. Het is curieus to zien, hoezeer sommige van deze gewijzigde tekens ingeburgerd zijn geraakt. Neemt men bijvoorbeeld het oude boekwerk Waarborg no. 22 par. 56 en bekijkt men het supplement dat in 1953 is toegevoegd, dan vindt men daar een lijst van jaarlettermerken als bedoeld in par. 5 van art. I van het K.B. van 13 oktober 1951 Stb. no. 450, welke buiten gebruik zijn gesteld doch als vereiste stempelmerken in de zin van art. 34 (oude nummering) der Wet gelden. Opvallend is daarbij, dat verschillende van de daar afgebeelde jaarletters in feite letters met speciaal kenmerk zijn bijv. 1832, 1834, 1883 enz. Wat eveneens opvalt is dat van de jaarletters tussen 1816 en 1834 geen contouren gegeven zijn, terwijl die, doordat ze van het ,uitgesneden" type zijn, onderling alle verschillen. (Er zijn uit Frankrijk tekenwijzigingen bekend uitsluitend berustend op een gewijzigde uitsnijding.) Wel worden de contouren van na 1834 gegeven die alle, behoudens
33 de ovale gekroonde K van 1945-1946, een gelijk rond contour hebben. Deze o.i. verwarrende en onjuiste wijze van reproduceren, hebben we aangetroffen in alle door ons geraadpleegde Iiteratuur! Een en ander is de reden geweest waarom wij de jaarletters van 1814 t/m 1834 hebben nagetekend van plaat Cl, hetgeen de afbeeldingen 61 t/m 81 heeft opgeleverd, die ongetwijfeld voor verdere verbetering vatbaar zijn, doch die een juister beeld geven van de jaarletters uit genoemde periode, dan die welke men doorgaans aantreft.
XV. Gelabelde en gezegelde plaatjes met meestertekens van Schoonhovense werkmeesters nit her begin van de l9de eeuw. LI t/m L38 Wat oorspronkelijk de bedoeling van deze plaatjes is geweest, is ons niet duidelijk geworden. In het reeds vaker genoemde boek: ,Meestertekens van Nederlandse goud- en zilversmeden" (onuitputtelijke bron van gegevens) hebben wij de tekens opgezocht. In de onderstaande Iijst worden achtereenvolgens genoemd : nummer van de plaat; nummer uit het bock meestertekens; naam van de werkmeester en de jaren waarin deze gewerkt heeft. 8041 - 8042 Johannes Maronius? Lazonder 1822 - 1826 L1 L2 8819 - 8820 Pieter Kuilenburg 1818-1834 L3 5447 Johan F. P. Meyer 1828-1835 L4 1813? Cornelis Kuypers 1826-1837 L5 10960 - 10 961 P. M. de Vos 1824-1835 L6 11 118 - 11 119 Jan Petrus Sperna Weiland 1831-1837 L7 2251 David Becker 1826-1835 L8 6958 Jacobus Wendels 1826-? L9 7165 Jan Kuilenburg 1816-1837 L 10 3560 Wed. G. 1-lellegers 1825-1833 L1I 8736a Pieter Geyskes 1816-1832 L12 8731 Pieter van Gelderen 1821-1834 L13 5466 Jan Okhuysen 1817-1831 L14 11 199 Cornelis Leendert Willemswaard 1827-1837 L15 5583 ? Johannes Stekelenburg 1826-1834 L16 457 - 458 Abraham Kruyt 1823-1830 L17 10 697 - 10 698 Pieter van Geelen 1823-1837 L18 5176 - 5177 Johannes Barthel 1827-1837 L19 817 Adrianus Verroen 1823-1834 L20 7501 ? Leonardus van Gelderen 1825 ?-1837? L21 10 213 - 10 214 Tieleman? van der Hof (of Horst) 1830-1837 L22 1768 Cornelis de Jong 1824-1834 L23 4632 - 4633 Hendrik Kuylenburg 1823-1835 L24 10 997 Sebastiaan Verroen 1825-1834 L25 I 1082 Abraham (van?) Willenswaard (of Willemswaard) 1821-1837 L26 974 - 10 612 Jan van den Berg Sr. 1815-1837 L27 7141 - 2597 Cornelis van Dam Kooiman 1816-1834 L28 447 Adrianus Kooiman 1814-1834 L29 494 - 495 Adrianus Hoolbos? Lazonder 1822-1830 L30 5422 Johannes Lazonder 1826-1837 L31 5398 - 5399 - 5400 Jacob Kooiman 1812-1837 L32 534 Arie Mopman 1819-1837
34 L33 3383 Dirk 1-lendrik Greup 1828-1834 L34 10 519 Jan van den Berg Jr. 1817-1834 L35 5292 - 5135 Johannes Adrianus de Gidts 1818-1840 L36 3617 Gijsbert Kapoen 1818-1836 L37 3707 Gerrit Ponsioen 1819-1837 L38 11 066 - 11 068 Willem van Vlierden 1817-1837
XVI. Plaatjes met keurtekens van het Vorstendon: Neuchatel en Valangin. Eerste helft 19deeeuw. M1 t/m M4
Deze plaatjes zijn voor verificatiedoeleinden verspreid omdat de er op voorkornende tekens veelal gevonden werden op horlogekasten.
XVII. Keurtekens van Schaffhausen, eerste hell's 19de eeuw. Ni t/m N3
XVIII. Insculpatie in karton van keurtekens van het kanton Zurich uit 1820. 01
XIX. Keurtekens uit Hongarije, datering onbekend. P1
X.V. Meestertekens van German Wicki en Gebr. Burger in het kanton Aargau. Q1 t/m Q4 Klaarblijkelijk zijn deze plaatjes over de diverse Waarborgkantoren verspreid geweest. Ze dateren van rond 1820. Orntrent het doel en de betekenis ervan hebben wij niets kunnen achterhalen.
XXI. Keurtekens van de Republiek Geneve, gebruikt tussen 1815 en 1881. R I t/m R5 De plaatjes Rl t/m R5 zijn onderling volkomen gelijk met then verstande dat RI en R2 op verguld koper zijn afgeslagen, terwijl R3 t/m R5 in verguld karton zijn afgedrukt. Het bovenste teken gold voor gouden horloges 18 kar.; de volgende 3 waarborgden zilver van resp. 950, 875, en 800 dz.; het vijfde merkje was voor gouden sieraden van 18 kar. en het zesde voor klein zilverwerk van 800 dz.
XXII. Kantoorplaten voor de jaarlijkse insculpatie van het kantoor Alkmaar. SI en S2 Si voor ongewaarborgd goud en zilver; S2 voor grote buitenlandse werken. De op deze platen voorkomende stempelmerken zijn zuiver fiscale tekens. Ze boden slechts weinig gehaltegarantie omdat ze afgeslagen werden op voorwerpen die voor 25 % uit edelmetaal bestonden. Deze stempels zijn dan ook bedoeld, om ze als bewijs van betaalde belasting op de werken of to slaan.
35 XXIII. Platen net diverse Nederlandse keurtekens van verscheidene aard. Ti t/m T8 De plaatjes TI t/m T3 bevatten afslagen van de zogenaamde zwijnskop, een belastingteken voor vreemde werken. Het middeltype werd afgeslagen tussen I1 mei 1831 en 1 januari 1853 (op enkele kantoren tot 30 maart 1855!); de kleine uitvoering deed dienst tussen 11 mei 1831 en 1 november 1893. Op T4 is de zogenaamde gebloemde V of trek-V afgeslagen, een fiscaal stempel voor werken van buitenlandse herkomst. Dit teken is in gebruik geweest tussen 1 juli 1814 en I1 mei 1831. T5 geeft een combinatie van trek-V en zwijnskop ; voorganger en opvolger dus. T6 plaat met leeuwekop voor kleine werken 18 kar., vele malen herhaald. Het doel van deze plaat is ons niet bekend. T7 jaarletters 0, (1848). T8 jaarletters P, (1849).
XXI V. Nasclu•iji Uit het bovenstaande moge blijken, dat de insculpatieplaten van het Nederlandse BeIastingmuseum een rijke en unieke verzameling van gegevens vormen voor de bestudering der stempels en tekenen zoals die in de laatste anderhalve eeuw op het Nederlandse goud en zilver zijn afgeslagen. Ook zal uit deze catalogisering blijken dat zelfs uit schijnbaar volledig bestudeerde onderwerpen, plotseling nieuwe en ongekende aspecten naar voren kunnen treden. Het nut van een gedegen bronnenstudie wordt hier ten duidelijkste gelilustreerd. Eveneens moet het duidelijk zijn dat er in deze materie nog heel wat vraagpunten zijn overgebleven, zod at deze catalogus niet alleen een nieuw en beter Licht zal werpen op de I9de eeuwse stempel merken in het algemeen en op die welke in het Belastingmuseum aanwezig zijn in het bijzonder, doch dat zij ook een stimulans mag wezen tot het completeren en juist rangschikken van de delen der legkaart, die de geschiedenis van het waarborgen is. Leeuwarden, september 1965 J. van de Kamp.