STERKER EUROPA, STERKER VLAANDEREN
Verkiezingsprogramma Europa 1
Sterker Europa, Sterker Vlaanderen
Inhoud
1. De zin van meer Europa ...............................................................................................................4 2. De juiste voorwaarden creëren voor duurzame groei ..................................................................6 2.1. Kiezen voor duurzame groei en nieuwe banen ................................................................6 2.2. Een sterkere Economische en Monetaire Unie (EMU) .....................................................9 2.3. Voortwerken aan een geïntegreerde Eurozone .............................................................11 3. Een sociaal en vooruitziend Europa ...........................................................................................13 3.1. Een sociaal Europa .........................................................................................................13 3.2. Een duurzaam energie- en klimaatbeleid .....................................................................14 4. Een Europa dat sterk staat in de wereld... .................................................................................16 4.1. Europa als Global actor ..................................................................................................16 4.2. Het asiel en immigratiebeleid ........................................................................................17 4.3. Het veiligheids- en defensiebeleid .................................................................................18 4.4. Ontwikkelingssamenwerking .........................................................................................19 5. ... maar ook sterk binnen zijn eigen grenzen .............................................................................20 5.1. De samenwerking tussen justitie en politie ..................................................................20 5.2. De bescherming van de privacy .....................................................................................20 5.3. Het vrije verkeer van werknemers ................................................................................20 5.4. Het landbouwbeleid en de voedselveiligheid .................................................................22 5.5. Het cohesiebeleid en INTERREG ....................................................................................22 6. Een democratisch en slagkrachtig Europa ................................................................................24 6.1. Sterke en goed functionerende instellingen ..................................................................24 6.2. Democratische legitimiteit: Europa, dat zijn wij ............................................................25 6.3. Vlaanderen in Europa .....................................................................................................26 6.4. Verschillende snelheden, maar geen verschillende richtingen ....................................26 6.5. De eigen middelen ..........................................................................................................27 6.6. De uitbreiding van Europa ..............................................................................................27 6.7. Een identiteit op basis van waarden ...............................................................................28 6.8. Een sterke EVP als motor van de Europese integratie ..................................................29
3
01
DE ZIN VAN MEER EUROPA
CD&V gelooft in de meerwaarde van meer Europese integratie, die op termijn uitmondt in een federaal Europa. De Europese Unie is een realisatie waarop we trots zijn. Ze is ontstaan uit de overtuiging dat het delen van economische belangen en het gemeenschappelijke streven naar welvaart de beste waarborg zijn voor duurzame vrede op ons continent. Met de herdenking dit jaar van het begin van de Eerste Wereldoorlog, nu 100 jaar geleden, kan het geen kwaad dit uitgangspunt van de Europese integratie te beklemtonen. Sinds het ontstaan van de Unie zijn de uitdagingen voor de Europese lidstaten en burgers enorm veranderd. De kerngedachte van de Europese integratie is dezelfde gebleven: hoe meer en hoe hechter we samenwerken in belangrijke beleidsdomeinen, hoe doeltreffender de oplossingen die we vinden voor de uitdagingen die de globalisering aan onze samenleving stelt. Al bijna 70 jaar zorgt de Europese eenmaking voor vrede en democratie en voor de opbouw van welvaart en veiligheid, uniek in de geschiedenis. Wij, Christendemocraten, zijn er van overtuigd dat een sterke en slagvaardige Unie de beste garantie is voor het behoud van deze verworvenheden en voor vooruitgang. De weg die wij destijds met overtuiging hebben gekozen en met evenveel overtuiging willen blijven volgen, is die van meer integratie. We hebben zeker oog voor tekortkomingen in de werking van de Unie. Die hebben vooral te maken met de onvolmaaktheid van de Europese constructie. Als Christendemocraten vertrekken wij van het subsidiariteitsprincipe. Een moeilijk woord, met twee betekenissen. Een moeilijk woord, met twee betekenissen. Ten eerste zijn we van oordeel dat onze samenleving het best kan gedijen met een overheid die optreedt waar nodig, en terugtreedt waar mogelijk. Eenvoudiger gezegd: wat het vrij initiatief – inclusief het maatschappelijk middenveld – spontaan en goed doet, moet de overheid niet doen. Ten tweede willen we dat de overheid zo dicht mogelijk bij de burgers staat: het lagere bestuursniveau moet alleen maar afstand doen van bevoegdheden die doelmatiger uitgeoefend kunnen worden op een hoger bestuursniveau. Dit principe passen we toe op de taakverdeling tussen alle beleidsniveaus: Europa, federaal, regionaal en lokaal. In de praktijk zal dit betekenen dat in vele domeinen meer Europa nodig is.
4
De Europese Unie beschouwen we niet als een doel op zich, maar als een belangrijk instrument voor goed beleid. Door de globalisering moeten we tal van uitdagingen op Europees niveau aanpakken: - de financieel-economische crisis en eurocrisis waarmee we sinds 2008 af te rekenen krijgen; - de internationale handel; - het garanderen van duurzame voedselvoorziening; - de klimaatverandering; - betaalbare en duurzame energievoorziening; - de internationale criminaliteit, mensenhandel en terrorisme; - cyberveiligheid en bescherming van persoonlijke (en andere) gegevens; - dreigende straffeloosheid ingeval van ernstige schendingen van humanitair recht; - de migratiestromen; - de regionale conflicten zoals in het Midden-Oosten en Centraal-Afrika; - de armoede en epidemische ziektes in de wereld. Dit zijn reële dreigingen waaraan we slechts door intensieve Europese samenwerking het hoofd kunnen bieden. Daarom koesteren we de Unie als een ‘global actor’. We hebben ze nu meer dan ooit nodig. Als we meer Europa willen, dan is dat omwille van de bestuurlijke meerwaarde ervan: - meer Europa, omdat – zoals blijkt uit wat voorafgaat – in de wereld steeds meer uitdagingen op ons afkomen die wij met ons land en met Vlaanderen niet alleen meer aankunnen; - meer Europa, omdat we beseffen dat onze waarden en onze eigenheid in een geglobaliseerde wereld alleen kunnen standhouden als we ze versterken door nauwe samenwerkingsverbanden binnen de Unie; - meer Europa, om reden van competitiviteit, innovatie, duurzame groei en kwaliteitsvolle banen; - meer Europa, omdat we het sociale model dat we voor de sociale markteconomie hebben opgebouwd, willen doorgeven aan volgende generaties; - meer Europa, omdat veel van onze ondernemingen, groot en klein, afhankelijk zijn van internationale handel en internationale investeringen; - meer Europa, om wereldwijd beter invulling te geven aan onze solidariteit met de zwakkeren en om meer bij te dragen tot vrede, stabiliteit, welvaart en ontwikkeling in de wereld. Het aandeel van de Vlaamse Christendemocraten in de uitbouw van de Europese Unie is opmerkelijk. Met deze geactualiseerde visie op onze gezamenlijke Europese toekomst schakelen we ons in in een lange christendemocratische traditie. We bouwen voort op de verwezenlijkingen van voortrekkers als Leo Tindemans, Wilfried Martens, Jean-Luc Dehaene, Luc Van den Brande en Herman Van Rompuy.
5
02
DE JUISTE VOORWAARDEN CREËREN VOOR DUURZAME GROEI
Economische groei met sociale vooruitgang. Dat kan. Meer nog het is voor CD&V een prioritaire opdracht en haar kompas voor de volgende legislatuur. Voor CD&V is er geen tegenstelling tussen wat Europa vraagt en wat wij zelf moeten doen om onze economische toekomst en sociale zekerheid te vrijwaren; tussen enerzijds het gezond maken van begrotingen en het versterken van concurrentie-vermogen en anderzijds tussen het vrijwaren van ons sociaal systeem en de toegankelijkheid van onze welvaart voor zoveel mogelijk mensen; tussen het opnemen van verantwoordelijkheid en het behoud van solidariteit. Beide zijn telkens onontbeerlijke complementen van elkaar. De Christendemocratie staat voor een beleid dat al deze doelstellingen op een samenhangende manier verenigt.
2.1. KIEZEN VOOR DUURZAME GROEI EN NIEUWE BANEN Met aandacht voor welvaart en welzijn, economische groei, maatschappelijke rechtvaardigheid en ecologische duurzaamheid blijft de sociaal en ecologisch gecorrigeerde markteconomie voor CD&V het best mogelijke model om economie en samenleving te organiseren. Zowel markt als overheid staan daarbij in dienst van de samenleving. Dit model heeft zijn kracht als welvaartsstrategie in het verleden al duidelijk bewezen, met pijlers als een stabiele politieke omgeving, een hoogwaardige infrastructuur, een sterke technologische basiskennis en voldoende goed opgeleide arbeidskrachten. Een sterke economie is een prioriteit van CD&V op alle beleidsniveaus. Elke overheid moet haar eigen bevoegdheden ten volle inzetten om het gezamenlijke doel te bereiken: de duurzaamheid van ons welvaartsmodel ten bate van economische groei met sociale vooruitgang. Hoe wij dit concreet invullen, is in detail uitgewerkt in het 3D-plan van CD&V. De crisis is bij de Europeanen hard aangekomen. Heel wat mensen zijn rechtstreeks geraakt: in hun werk, hun inkomen, hun eigen toekomstperspectieven en die van hun (klein)kinderen. Ook mensen die niet rechtstreeks werden geraakt, zijn ongerust en snakken naar houvast en perspectief. De diepste recessie sinds de jaren dertig die Europa en de eurozone hebben doorgemaakt, is nog niet helemaal verwerkt. Toch zijn de eerste tekenen van economische heropleving intussenduidelijk, ook al blijft het herstel broos en bescheiden en is het nog ongelijk verdeeld over de lidstaten. Lidstaten die te maken hadden met financiële zeepbellen, verslechterde concurrentieposities of ontspoorde begrotingen, hebben al grote inspanningen geleverd om hun financiële sector te herstructureren, hun kosten te beperken en hun begrotingen te saneren.
6
CD&V wil op Europees niveau de juiste voorwaarden creëren voor meer duurzame groei en kwaliteitsvolle banen. Cruciaal is het herstel van het vertrouwen van Europese burgers en ondernemingen. Al onze inspanningen sinds 2008 zijn daarop gericht. Er zijn structurele hervormingen nodig, zowel op Unieals nationaal niveau. Het Europees semester laat de lidstaten hun begrotings- en economische plannen en hun uitvoering van de Europa2020 doelstellingen op gezette tijden met elkaar bespreken. Zo kan de Unie de lidstaten monitoren. Europa2020 beijvert zich om een hogere arbeidsparticipatie en bestrijdt armoede. Op de arbeidsmarkten moeten voort burgers zich uitgedaagd voelen om aan de slag te gaan. De activering van oudere werklozen is hierbij voor Vlaanderen van bijzonder belang. De interne arbeidsmobiliteit in de Unie moet worden aangemoedigd. De hoge werkloosheid vereist een omstandig beleid voor de opleiding en begeleiding van werkzoekenden, voor een beperking van het aantal jongeren dat voortijdig van de school af gaat. Dat beleid moet de aansluiting van werk op onderwijs verbeteren met leer-werktrajecten, het levenslang leren uitbreiden, functionele en geografische mobiliteit aanmoedigen. Het moet de participatie versterken van risicogroepen op de arbeidsmarkt, zoals mensen met beperkte kwalificaties of 55-plussers. Het terugdringen van de jeugdwerkloosheid is een cruciale ambitie voor CD&V. Hoewel dit hoofdzakelijk een bevoegdheid van de lidstaten is, heeft de Unie bewezen een belangrijke katalysator te zijn. Europa moet de middelen van het Europees Sociaal Fonds en het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief optimaal inzetten. We moeten van de interne markt opnieuw het belangrijkste fundament maken voor economisch succes in Europa. Met het oog op een sterke eenheidsmarkten meer groei- en werkgelegenheidspotentieel, moet Europa investeren in domeinen waar het dat doelmatiger kan doen dan de lidstaten. Investeringen in transnationale infrastructuur, informatie- en communicatienetwerken, onderzoek en ontwikkeling zijn zuurstof voor groei. ‘Connecting Europe’ is in dit verband een uitstekend meerjarenprogramma. Overheidsinvesteringen moeten in de eerste plaats gericht zijn op groeiontvankelijke domeinen. De interne markt voor diensten moet beter gaan functioneren, o.m. door een volledige uitvoering van de dienstenrichtlijn. Het versterken van het concurrentievermogen en grotere aandacht voor onderwijs, onderzoek en ontwikkeling en ondernemerschap moeten leiden tot moderne, innovatie en competitieve economieën. De Europese Digitale Agenda 2020 moet er zo snel mogelijk komen. De KMO’s in de Unie vertegenwoordigen meer dan 99% van de ondernemingen en 2 op de drie jobs in de private sector. KMO’s moeten zich dus voluit kunnen ontplooien en we willen ze een vlotte toegang tot de markt geven, meer incentives voor winstgevende innovatie ook, en een beter toegankelijke financiering. Ook een sterke industriële basis is essentieel voor het herstel van de economische groei en het Europees concurrentievermogen. De Europese industrie vertegenwoordigt momenteel meer dan 80% van de Europese export en zorgt voor een Europees handelsoverschot van 365 miljard euro voor industriële producten. De industrie genereert ook 80% van de investeringen voor onderzoek en innovatie in de privé sector en zorgt er voor bijna één op de vier banen. Toch lukte het de Europese industrie in het recente verleden onvoldoende in te spelen op de veranderende omstandigheden. Sinds 2008 gingen 3,5 miljoen banen verloren. Het aandeel van de industrie in het Europees BBP is de afgelopen 15 jaar gedaald van 20% naar 15,1% en de Europese productiviteit raakt achterop in vergelijking met die van concurrerende handelspartners.
7
De succesformule van de Europese industrie, steeds efficiëntere massa-productie, is stilaan uitgewerkt. In andere delen van de wereld zijn ze daar nu ook sterk in. De Europese industrie moet daarom transformeren naar een nieuwsoortig Industrieel Ondernemen. Dit betekent dat ondernemingen en kennisinstellingen, gesteund door de overheid clusters gaan vormen die zich slim specialiseren in terreinen zoals bv. nanotechnologie, waar ze sterk in zijn. De slimme oplossingen zijn nodig als antwoord op nieuwe fenomenen waaronder de klimaatverandering, de schaarste aan grondstoffen en de vergrijzing. Europese bedrijven zullen zich op de wereldmarkt enkel staande kunnen houden door voluit de kaart te trekken van innovatie, productiviteit, een efficiënt gebruik van grondstoffen en door een hoge toegevoegde waarde te verwezenlijken. Europese investeringsprogramma’s en investeringsfondsen, zoals Horizon2020 en de structuurfondsen, moeten het tot stand komen van slimme oplossingen en de vermarkting ervan stimuleren. Alleen zo kan het aandeel van de Europese industrie naar 20% BBP in 2020, zoals vooropgesteld door de Europese Unie en onderschreven door de lidstaten. Vlaanderen, als een vooraanstaande industriële regio heeft een Nieuw Industrieel Beleid uitgebouwd dat veel aandacht schenkt aan een bottum-up approach vertrekkende vanuit de ondernemende en innoverende kracht van zijn industriële bedrijven en start-ups. Vorming van ‘Worldclass clusters’, een goed afgestemd multi-level beleid, interregionale samenwerking en slimme specialisaties, zijn daarin kernbegrippen. In deze visie wordt Vlaanderen gevolgd door de sterkste Europese industriële regio’s in Europa in het kader van het “Vanguard Initiative for New Growth by Smart Specialisation”. Voor CD&V moet het Europees beleid maximaal afgestemd worden op deze nieuwe aanpak voor de Industrie van de Toekomst. Een dynamisch Europees handelsbeleid dat kan wegen op de besluitvorming van de Wereldhandelsorganisatie, is van groot belang. De jongste 10 jaar is ook het wereldwijde ondernemingsklimaat veranderd. In de sterk interactieve nieuwe wereldeconomie is het vermogen van de Europese industrie om toegang te krijgen tot internationale markten belangrijk, wil die industrie motor van de economie kunnen blijven. En dat ze dat blijft, is een voorwaarde voor welvaart. Daarom moeten we slimme handelsakkoorden sluiten die ook onze industriële-, diensten- en landbouwbelangen behartigen en een toegevoegde waarde creëren voor Europa, ook in termen van kwaliteitsvolle jobs. Wij willen dat de Europese Unie sociale en ecologische criteria opneemt in haar vrijhandelsakkoorden met derde landen zoals de VS en China, zodat onze bedrijven in hun naleving van sociale en ecologische productienormen niet a priori een concurrentieel nadeel ondervinden België en Vlaanderen hebben omwille van hun aanzienlijke export alle voordeel bij open grenzen en zo laag mogelijke invoertarieven. Onze KMO’s hebben baat bij productontwikkeling en handelsfacilitering en we willen ze nog méér stimuleren om verre afzetmarkten op te zoeken in groeilanden waar ze hun kwaliteitsvolle nicheproductenkunnen vermarkten.
8
Ook de fiscaliteit moet ten dienste staan van een sterke concurrentiepositie van onze ondernemingen. Zo kan de nieuwe regelgeving voor de elektronische BTW-facturen in Europa in 2013 ondernemers 18 miljard euro aan efficiëntiewinsten opleveren. Een recent voorstel voor een gestandaardiseerde BTW-aangifte kan de administratieve kosten voor bedrijven die actief zijn op de interne markt met 15 miljard euro drukken. Ook een optioneel stelsel voor een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), met een “one-stop-shop” voor alle formaliteiten en de mogelijkheid om binnen een ondernemingsgroep grensoverschrijdend winst en verlies te consolideren, is een innoverende piste waarmee we nu snel vooruit willen.We blijven ook ijveren voor de invoering op mondiaal niveau van een financiële transactietaks.
2.2. EEN STERKERE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE De oprichting van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de invoering van de euro zijn mijlpalen in de Europese integratie. De euro heeft heel wat voordelen gebracht: stabielere en transparantere prijzen voor de consumenten, een groter comfort bij het reizen in Europa, betere handelsmogelijkheden voor de Europese bedrijven, minder transactiekosten, een lagere inflatie, een sterkere positie voor Europa op de wereldmarkt en een tastbare blijk van onze Europese identiteit en solidariteit. België en Vlaanderen hebben uit al deze troeven groot profijt getrokken vanwege hun grote openheid. Bij het ontwikkelen van de euro was het inzicht dat het loutere bestaan van een eenheidsmunt spontaan tot grotere economische convergentie zou leiden. Dit is onvoldoende gebeurd. Het eengemaakte monetaire beleid was dermate succesvol dat het dezelfde rentevoorwaarden heeft gecreëerd in alle lidstaten zonder dat de economische situatie overal dezelfde was of de druk hoog bleef om te convergeren. Een andere verklaring is dat de verschillende nationale ontwikkelingen op het stuk van begroting, competitiviteit of financiële gezondheid, of net een gebrek hieraan, niet Europees werden gemonitord en er om die reden onvoldoende werd bijgestuurd. De financieel-economische crisis die ons sinds 2008 treft, heeft deze fundamentele zwaktes en fouten van de Europese constructie blootgelegd. De lidstaten die al bijzonder kwetsbaar waren toen de crisis toesloeg, kwamen het eerst en het diepst in moeilijkheden. Ze hadden hoge private en publieke schuldenlasten, zwakke banken of boetten in aan concurrentievermogen. Door de sterk toegenomen wederzijdse economische en financiële afhankelijkheid ten gevolge van de invoering van de euro traden in de hele eurozone besmettingseffecten op en liep de situatie uit op een staatsschuldencrisis, door sommigen ten onrechte eurocrisis genoemd. De crisis heeft geleid tot een grote financiële fragmentatie in het eurogebied die verband hield met o.a. de nefaste wisselwerking tussen de schuldposities van landen en de zwakke gezondheid van banken. Alle hervormingen van de afgelopen jaren zijn er op gericht geweest om deze structurele tekortkomingen weg te werken. In die zin heeft de eurocrisis de Europese politieke integratie aangemoedigd.
9
De bankenunie moet de financiële sector gezonder, weerbaarder en betrouwbaarder maken, zodat spaarders een goede bescherming genieten. De regels voor banken worden strikter, de controle wordt strenger, de redding of sluiting van banken in moeilijkheden wordt beter aangepakt, de belastingbetaler draait niet langer op voor de factuur. De invoering van het gemeenschappelijk Europees bankentoezicht is voor de lidstaten van de eurozone de grootste stap sinds de invoering van de euro. Het hele wetgevingspakket voor de bankensector moet nu zonder dralen uitgevoerd worden. Dankzij Europese wetten en een nieuw Europees begrotingsverdrag zorgt de begrotingsunie voor betere afspraken met de lidstaten over hun overheidsfinanciën en zijn er nieuwe preventieen handhavingsmechanismen. Voor CD&V is het cruciaal dat alle overheden het Europees begrotingstraject respecteren en in 2016 het begrotingsevenwicht verwezenlijken. Een verdere stijging van de schuld en de begrotingstekorten is voor ons niet het recept om op een duurzame manier uit de crisis te groeien en de toenemende kosten van de vergrijzing op te vangen. We willen de factuur niet doorschuiven naar de volgende generaties. Geen enkel beleid is houdbaar als het niet duurzaam gefinancierd kan worden. De verdieping van de economische unie moet al te grote macro-economische onevenwichtigheden tussen de lidstaten wegwerken, de competitiviteit herstellen en duurzame economische groei en de creatie van kwaliteitsvolle banen bevorderen. Aangaande de voor het economisch beleid essentiële beslissingen, vooral als die ook invloed hebben op de rest van het eurogebied, moet er een duidelijke voorafgaande coördinatie zijn. Om nationale ontsporingen te vermijden, is het belangrijk dat ieder land instrumenten heeft om zijn huishouden op orde te houden. Aangezien het monetaire beleid en de wisselkoers identiek zijn voor de lidstaten van de eurozone en het begrotingsbeleid tot nader order bijna overal sanering beoogt, moeten specifieke nationale problemen tijdig worden aangepakt. Ze kunnen immers niet post factum opgelost worden door een op maat van elke lidstaat uitgetekende renteverlaging, devaluatie of budgettair relancebeleid. Er is dus voldoende aanpassingsvermogen nodig op andere terreinen waaronder de product- en arbeidsmarkten, arbeidsmobiliteit en loonkosten. Structurele verschillen kunnen blijven bestaan voor zover ze geen storend en aanhoudend afwijkende concurrentie- of begrotingsposities bestendigen. Europa kan haar diversiteit blijven koesteren als deze het geheel niet in gevaar brengt. De versterking van de Economische en Monetaire Unie moet ook een sociaal luik hebben. Problemen en uitdagingen op sociaal vlak en op vlak van tewerkstellingsmaatregelen coördineren we beter op Europees niveau, zodat het groei- en tewerkstellingspotentieel van de lidstaten optimaal kan renderen, toenemende sociale ongelijkheden tussen de lidstaten verdwijnen en de sociale cohesie binnen de Unie sterker wordt. Een sterkere politieke unie moet zorgen voor een unieke combinatie: een Unie die intern met meer slagkracht beslissingen kan nemen en extern kordater kan reageren op de uitdagingen die als gevolg van de globalisering op ons afkomen. De methode van communautaire besluitvorming is cruciaal in die slagkracht. Een sterkere politieke unie betekent voor ons ook het versterken van democratische legitimiteit.
10
De aanzienlijke vooruitgang die sinds 2008 op al deze terreinen is geboekt, mede door de inspanningen van CD&V op vele niveaus (Europees Parlement, Europese Raad, Raad van Ministers, onze regeringen), is een perfecte illustratie van onze geloofwaardige benadering van de Europese integratie: tegelijk pro-Europees, ambitieus en realistisch. Europa wordt vooruit gebracht door doelgericht en volgehouden werk, gericht op concrete resultaten, en niet door grote retoriek en beloften, noch door Europa tot zondebok te herleiden. Mirakeloplossingen bestaan niet.
2.3. VERDER WERKEN AAN EEN GEÏNTEGREERDE EUROZONE Voor CD&V is het onontbeerlijk dat de eurozone – waarvan in de toekomst nagenoeg alle lidstaten van de Unie deel zullen uitmaken – een sterke samenwerkingsruimte wordt: sterk geïntegreerd economisch, financieel en solidair, communautair georganiseerd (en dus met meerderheidsbesluitvorming), open voor de toetreding van andere lidstaten. De ideeën van Jacques Delors hierover zijn nog altijd waardevol. Het meest geïntegreerde deel van de Unie kan immers niet langer intergouvernementeel bestuurd worden. We moeten nog grote inspanningen leveren om de Europese monetaire unie (EMU) te vervolledigen. Uiteraard moet elke lidstaat hierin zijn verantwoordelijkheid nemen en daarop ook kunnen worden aangesproken. De crisis heeft duidelijk gemaakt dat het probleem van één lidstaat het probleem van iedereen is. De grote lotsverbondenheid in de Eurozone betekent echter ook dat we lidstaten onder bepaalde voorwaarden hulp moeten bieden, zeker als zij problemen hebben die ze niet hebben veroorzaakt, bijvoorbeeld omdat ze voortvloeien uit een economische schok die hen meer treft dan andere lidstaten. Die solidariteit is al aanwezig via de recent gecreëerde Europese bijstands-mechanismen, zoals het Europees Stabiliteitsmechanisme, in het leven geroepen om landen in moeilijkheden door de crisis te helpen en opnieuw toegang tot de financiële markten te verlenen, weliswaar en terecht gekoppeld aan eigen herstructureringsinspanningen. Deze solidariteit zal ook in grote mate gegarandeerd worden door een volwaardige bankenunie. Banken in moeilijkheden, kunnen - indien nodig - finaal een beroep doen op een afwikkelingsfonds met bijdragen van alle Europese banken. Weliswaar kan dit pas nadat de directe verantwoordelijken hun bijdrage hebben geleverd. CD&V pleit bovendien voor een specifiek budget voor de eurozone. Dit budget moet de functionering van de eurozone verbeteren en heeft twee functies: • het budget moet toelaten om een budgettaire impuls te geven aan lidstaten die getroffen worden door een economische crisis waartegenover het monetair beleid machteloos staat – omdat de crisis niet de gehele eurozone treft, of omdat de crisis zeer ernstig is en in de transitiefase het monetair beleid minder effectief is – zoals nu het geval is; • met het budget financieren we aanpassingskosten en begeleidende maatregelen van structurele hervormingen, zodat heel de eurozone zich kan ontwikkelen tot een sterke, goed geïntegreerde en robuuste economie die sociale vooruitgang toelaat.
11
Het eigen budget voor de eurozone hoeft geen gigantische omvang te hebben om doeltreffend te zijn. Er moeten synergiën komen tussen de begrotingen van de lidstaten en de Unie. CD&V gaat er van uit dat fiscale impulsen een soort van “verzekering” zijn die op lange termijn budgettair neutraal zijn voor de hele eurozone. Het budget van de eurozone kan gedeeltelijk gefinancierd worden met Europese belastingen op financiële transacties of op milieuonvriendelijke producten. Het biedt ook de mogelijkheid om in de lidstaten de lasten op arbeid te laten dalen. CD&V bepleit de invoering van convergentiepartnerschappen en ermee gepaard gaande solidariteitsmechanismen. We stellen vast dat landenspecifieke aanbevelingen soms niet of onvoldoende kunnen worden uitgevoerd, hoewel de ministers van de lidstaten ze mee goedkeurden in de Raad van Ministers. Nochtans gaat het om broodnodige hervormingen die de economie moeten laten groeien en banen moeten creëren. De “convergentiepartnerschappen” moeten pro-actief een draagvlak creëren voor hervormingen in die sleuteldomeinen waar een grotere convergentie van de economische prestaties noodzakelijk is. Deze sleuteldomeinen en de te behalen convergentiedoelstellingen moeten we met een communataire aanpak Europees vastleggen. De lidstaten krijgen zo de kans om zich met hun convergentie-partnerschap in hun nationaal programma toe te leggen op prioriteiten die er het meest toe doen voor de eigen economie en voor het geheel. Het bindende aspect houdt ook in dat regeringen hun engagementen eerst voorleggen aan de sociale partners en hun nationaal parlement om zo het draagvlak te vergroten. Dit zou ook de rol van de Europese Commissie versterken: ze beschikt over meer effectieve controle-instrumenten kan positieve prikkels geven, om ervoor te zorgen dat iedereen de afgesproken doelstellingen nastreeft. CD&V wil dat de EMU op termijn een gemeenschappelijke uitgifte doet van schuldpapier. Finaal is dit de enige vorm van schulduitgifte die altijd speculatieve aanvallen kan weerstaan. CD&V is daarom voorstander van de oprichting van een thesaurie of schuldagentschap voor de eurozone. Deze instelling moet schuldtitels kunnen uitgeven die gewaarborgd worden door de deelnemende lidstaten. Lidstaten kunnen dan aan de beste voorwaarden en tegen de laagste rente toegang krijgen tot de middelen die via de uitgifte van schuldtitels worden opgehaald. Uiteraard moeten we er over waken dat lidstaten niet onverantwoordelijk met deze middelen omspringen (probleem van ‘moral hazard’). Lidstaten moeten zich dan ook diepgaand engageren om de doelstellingen voor schuldenlasten en begrotingstekorten van het stabiliteits- en groeipact onverkort te blijven respecteren. Meer verantwoordelijkheid en economisch-budgettaire discipline kunnen zo op termijn leiden tot meer onderlinge solidariteit. De versterking van de EMU mag geen breuklijn doen ontstaan tussen de landen van de eurozone en de niet-eurolanden van de Unie. Alle lidstaten zijn ten slotte geroepen tot toetreding. Die toetreding blijft openstaan. Waar mogelijk gaan we voor een Eurozone+ beleid waarbij lidstaten nog voor ze lid zijn van de Eurozone al aan bepaalde EMU mechanismen kunnen deelnemen. Alle bovenstaande stappen moeten gepaard gaan met een sterke parlementaire verantwoording.
12
03
EEN SOCIAAL EN VOORUITZIEND EUROPA
3.1. SOCIAAL EUROPA Vandaag is het bijna bon ton om de Unie af te schilderen als een asociaal project. Ter linker en ter rechter zijde wordt het crisisbeleid van de voorbije jaren op de korrel genomen. Maar de waarheid heeft haar rechten. Wie zich wil losmaken van de waan van de dag, zal erkennen dat er de afgelopen jaren in de Unie ondanks de moeilijke omstandigheden een ongeziene solidariteit is geweest. Bovendien zijn veel van de afgesproken ingrepen maatregelen die sowieso nodig zijn, los van het Europees kader. De vergrijzing van de bevolking is zo een uitdaging die we, met of zonder Europa, alleen goed kunnen beantwoorden door de overheidsfinanciën op orde te zetten, te hervormen en aan te wenden voor meer groei en banen. Europa heeft een sterke sociale traditie en draagt bij tot een stevig economisch draagvlak voor een goed uitgebouwde sociale zekerheid. Onze ambities is de concurrentiekracht en welvaart in Europa te versterken. We willen onze waardevolle traditie van sterke sociale bescherming vrijwaren voor de toekomstige generaties. Het uitvoeren van de strategie ‘Europa2020 voor duurzame groei en banen’ moet voor CD&V ook de sociale dimensie van de Unie nog aanzienlijk versterken. De sociale 2020-doelstellingen zijn zeer concreet en de christendemocraten hebben de ambitie ze ook daadwerkelijk te halen: • 75% van de bevolking tussen 20 en 64 jaar aan het werk krijgen; • het aantal voortijdige schoolverlaters terugdringen tot minder dan 10%; • minstens 40% van de 30 tot 34-jarigen een einddiploma hoger onderwijs zien halen; • minstens 20 miljoen minder slachtoffers van armoede en sociale uitsluiting; • 3% van het BBP van de EU gaat naar onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Werk en sociale bescherming zijn belangrijke objectieven van ons Europese project. De lidstaten moeten vanuit de Unie sterker worden aangemoedigd en begeleid in de sociale hervormingen die nodig zijn om deze doelstellingen effectief te halen. Om ons eigen sociaal systeem te beschermen, voldoende inkomen te garanderen en scheeftrekkingen in de interne markt te vermijden, moeten de minimumlonen in de lidstaten op termijn gelijk worden getrokken. Het is ook belangrijk dat het Europese beleidsniveau de aandacht van de lidstaten blijft trekken op wezenlijke sociale doelstellingen zoals het wegwerken van kinderarmoede, actieve insluiting, zorg e.d., zoals het o.m. recent deed in het “Social Investment Package” en de “Active Inclusion Strategy”. Daarom is CD&V ook voorstander voor het behoud van de Europese BTW-vrijstellingen voor het algemeen belang. De eindgebruiker mag niet extra belast worden om zo de financiële toegankelijkheid van bijvoorbeeld de gezondheidszorg niet in het gedrang te brengen. De financiële belangen van de Europese Unie en haar burgers moeten over de hele Unie solidair worden beschermd. De lidstaten moeten investeren in de bestrijding van BTW-fraude.
13
Een solidair en maatschappelijk rechtvaardig Europa betekent voor Christendemocraten dat we schadelijke belastingconcurrentie tussen lidstaten tegengaan en dat de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning hoog op de politieke agenda blijft. Omdat het in belangrijke mate gaat over grensoverschrijdende problemen, moet de Unie het voortouw nemen en coördinerend optreden. De automatische uitwisseling van informatie tussen de nationale belastingadministraties moet effectiever. Dit zal er voor zorgen dat elke lidstaat in staat is zijn belastingen correct te innen zonder dat er een vacuüm ontstaat ten gevolge van de verschillen tussen 28 verschillende fiscale wetgevingen. Om belastingfraude en ontwijking te bestrijden, is Europa niet alleen actief in de Unie maar ook internationaal, in het bijzonder binnen de OESO en de G20, zodat we deze problematiek wereldwijd met succes aanpakken. CD&V pleit daarnaast voor nog meer erkenning van de zogenaamde “sociale diensten van algemeen (economisch) belang” zoals o.m. gezondheidszorg- en welzijnsdiensten. Bij het uitwerken van specifieke maatregelen voor deze diensten, zoals o.m. gebeurd is voor de staatssteunregels, moeten we waakzaam blijven voor het behoud van de eigen aanpak van Vlaanderen en België in het organiseren van hun diensten van algemeen belang en de belangrijke rol daarin van de social profit. De rol van de social profit voor het realiseren van sociale doelstellingen moet ook Europa blijven erkennen en ondersteunen aangezien deze onder meer voor België en Vlaanderen onmiskenbaar groot is. Zo is het belangrijk het “Social Business Initiative” van de Europese Commissie actief verder op te volgen.
3.2. EEN DUURZAAM ENERGIE- EN KLIMAATBELEID Klimaatverandering en energievoorziening zijn heel belangrijke uitdagingen voor Europa en de hele wereld. Duurzaamheid, veiligheid en respect voor de planetaire limieten zijn hier de ordewoorden. Ten aanzien van deze bij uitstek globale problematiek moet de Unie zijn roeping van voortrekker in de internationale gemeenschap blijven spelen. Ze moet veel meer op zoek naar coalities, bijvoorbeeld met kleine eilandstaten die numeriek een essentiële groep zijn in de VN. In de strijd tegen de klimaatverandering dient de Europese Unie opnieuw wereldwijd leiderschap te tonen door haar doelstellingen voor 2030 te formuleren. CD&V onderschrijft in grote lijnen de voorstellen van de Europese Commissie. We ondersteunen ook de nieuwe aanpak die op lidstaatniveau geen bindende individuele doelstellingen vooropstelt voor hernieuwbare energie en rationeel energiegebruik. De reductie van CO2-uitstoot primeert. Elke lidstaat behaalt vervolgens haar CO2-reductiedoelstelling op de voor hem meest efficiënte wijze. De Europese Commissie monitort. Dit zal een stevige inspanning vragen van Vlaanderen. Dat moet nu snel zelf beslissen welke instrumenten het wil en kan gebruiken om die ambitieuze doelstellingen kostenefficiënt te verwezenlijken. In Vlaanderen en België engageren we ons om deze Europese ambitie mee waar te maken, bijvoorbeeld met beter geïsoleerde woningen. We willen de dynamiek in de hernieuwbare energiesector zeker voortzetten, met een doorgedreven uitwisseling van energie met onze buurlanden en met extra investeringen in onderzoek en ontwikkeling, zodat technologieën concurrentieel worden met de niet-gesubsidieerde markt.
14
De omschakeling naar een koolstofarme economie moet gepaard gaan met betaalbare energie, duurzame ontwikkeling, concurrentiekracht en een verzekerde energievoorziening. De focus moet liggen op energiebesparing. De goedkoopste energie is immers de energie die we niet verbruiken. Een mogelijke bijdrage van schaliegas in de Vlaamse energievoorziening sluiten we niet a priori uit, maar bij zowel de opsporing als de eventuele ontginning ervan moet voldaan worden aan alle Europese milieuvoorwaarden. We willen de Europese afhankelijkheid van gas en olie verminderen. Daarom moeten we investeren in infrastructuur. Elke lidstaat moet zelf kunnen beslissen over de energiemix die hij wil hanteren, met dien verstande uiteraard dat we samen ijveren voor een zo groot mogelijk aandeel van duurzame energie. Ook de mogelijkheden van kernenergie moeten worden benut. De verdere ontwikkeling van het gebruik van biobrandstoffen kan alleen als de duurzaamheid is gegarandeerd en het de mondiale voedselvoorziening niet in het gedrang brengt. Een slim en vooruitziend energiebeleid versterkt de concurrentiekracht van de Europese Unie. In de loop van de volgende jaren moet de Unie de Europese energiemarkt voort één maken. Dit is cruciaal voor een betaalbare en verzekerde energiebevoorrading. Op termijn moeten we de individuele ondersteunings-mechanismen voor hernieuwbare energie van de lidstaten stroomlijnen. Ook de financiering van weinig draaiende piekcentrales, nodig voor de schaarse momenten met hoge elektriciteitsbehoefte, is een collectieve aangelegenheid. Ook op het vlak van milieubescherming speelt Europa een cruciale rol. Verontreiniging stopt niet bij de grenzen. We willen een gecoördineerde aanpak voor een betere luchtkwaliteit. We bevinden ons immers in één van de ‘hotspots’ voor fijn stof en stikstofoxiden, gedeeltelijk ook door emissies van de buurlanden. Het is cruciaal dat er voor de emissies van auto’s en vrachtwagens een ambitieus Europees reductietraject komt, met normen en inspecties van voertuigen die de effectieve uitstoot op de weg nagaan en niet op een testbank. De lat moet – gezien het toegenomen internationaal verkeer - voor heel de Unie gelijk liggen.
15
04
EEN EUROPA DAT STERK STAAT IN DE WERELD...
4.1. GLOBAL ACTOR Indien we ook in de toekomst onze manier van leven en samenleven willen bewaren, moeten we mee aan tafel zitten waar de beslissingen vallen. Met zijn 507 miljoen inwoners heeft de Europese Unie 7,3% van de wereldbevolking, 23% van het mondiaal BBP en 16,4 % van de wereldhandel (2012). Voor ons moet de EU als ‘global actor’ mee bepalen hoe de wereld er over 50 jaar zal uitzien. Dat kan alleen als de lidstaten een stuk van hun autonomie afstaan aan een Unie die meer slagkracht heeft dan de lidstaten afzonderlijk hebben. Dit is de paradox van de Europese eenmaking: lidstaten verwerven meer impact in de wereld door een deel van hun soevereiniteit toe te vertrouwen aan een hoger beleidsniveau, de Europese Unie. Dat we op onszelf terugvallen en de mondialisering passief ondergaan, is voor Christendemocraten geen optie. Als belangrijk uitgangspunt van het Europees buitenlands beleid geldt dat de Europese Unie een waardengemeenschap is die veel belang hecht aan onder meer de goede werking van de democratie, respect voor de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden. In haar optreden als waardengemeenschap wordt de Unie versterkt door haar aantrekkingskracht en haar positie als economische partner, een positie die ons toelaat ondernemend te zijn en strategisch te denken over de belangrijkste internationale vraagstukken. Als een eerste stap in die richting willen we werk maken van een gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in internationale economische organisaties zoals het IMF en de Wereldbank. Op die manier kunnen we met één stem in deze instanties de belangen van de burgers van de muntunie verdedigen. Omdat Europa enerzijds het potentieel heeft van een grootmacht en anderzijds talrijke uitdagingen niet alleen aan kan, is het belangrijk maximaal te investeren in het buitenlands beleid van de Europese Unie en in de samenwerking met vertrouwde bondgenoten en nieuwe partners. In dit opzicht zijn en blijven goede transatlantische relaties belangrijk. De samenwerking tussen de Europese Unie en de VS en Canada heeft enorm veel potentieel. Door hun krachten op een verstandige wijze te bundelen, kunnen de EU en de VS extra impulsen geven aan het multilateralisme en hun samenwerking kan een hefboom zijn voor ‘global governance’ waarbij de hele internationale gemeenschap betrokken wordt en gebaat is.
16
Vele multilaterale instellingen die opereren op mondiaal niveau – zoals de Verenigde Naties, het Internationaal Muntfonds en de Wereldhandelsorganisatie – vragen hervormingen en een nieuwe aanpak. Europa moet blijven ijveren voor doeltreffende multilaterale samenwerking op wereldschaal, en hoort daartoe eenstemmig op te treden en zijn rol van natuurlijke partner van de VS te versterken. Dit kan onder meer door middel van een dialoogmechanisme in economische en andere relevante beleidsdomeinen, een slimme overeenkomst ter bevordering van handel en investeringen, met respect voor de zorgen van de Europese consumenten en landbouwers (Transatlantic Trade and Investment Partnership), en door intensievere samenwerking in het kader van de NAVO. Vorig jaar werd met Canada een belangrijk economisch en handelsakkoord gesloten dat de commerciële relaties en wederzijdse investeringen in sterke mate zal stimuleren en de deur openzet voor een strategisch partnerschapsakkoord. Samenwerking tussen de EU en de VS kan slechts efficiënt zijn in de mate dat die samenwerking gebaseerd is op en berust bij wederzijds respect en vertrouwen. Zonder vertrouwen kan het niet werken. Problemen zoals in verband met de bescherming van gegevens, hetzij in de persoonlijke levenssfeer hetzij op gebied van politieke of economische instellingen, dienen te worden opgelost. De aanwezigheid van democratische landen aan de buitengrenzen van de EU is de beste garantie voor stabiliteit en gedeelde welvaart. Daarom moet het Oostelijk Partnerschap een prioriteit blijven. Dit Oostelijke Partnerschap omvat zes gewezen Sovjetrepublieken: Moldavië, Oekraïne, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan en Wit-Rusland. Deze landen zijn kwetsbaar, onder meer omwille van de voortdurende druk van Rusland. Het Oostelijk partnerschap van de Europese Unie moet voormelde landen met vrijhandelsakkoorden economisch verankeren in de Unie en ze ondersteunen in hun stappen naar democratie en de vorming van een rechtstaat, met respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden, wat de politieke stabiliteit ten goede komt. De crisis in Oekraïne toont het grote belang aan van het Europees engagement in dit deel van Europa. We moeten steunmaatregelen ontwikkelen en de economische en culturele banden met deze landen, en met name met Oekraïne, maximaal aanhalen. De klemtoon moet verschuiven naar de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in deze landen, met specifieke programma’s die zich richten op de jongere generaties. De Europese Unie moet haar bilaterale betrekkingen ook met andere globale en regionale spelers ontwikkelen. Rusland blijft een belangrijke partner zowel op politiek als op economisch vlak. Met landen als China, Japan, Zuid-Korea en India, waarmee vooral commerciële banden bestaan, moeten we onderzoeken wat de mogelijkheden zijn tot samenwerking in veiligheids- en andere globale dossiers. Ten slotte zijn er nog onze banden met opkomende machten als Mexico, Brazilië en Zuid-Afrika, die een steeds actievere rol spelen in de wereld.
17
4.2. ASIEL EN IMMIGRATIEBELEID De tragedie die zich heeft afgespeeld voor de kust van het Italiaanse Lampedusa toont aan dat de asiel- en immigratieproblematiek om een sterke Europese aanpak vraagt. Europa is een aantrekkelijke regio voor ontelbare mensen die zich hier proberen te vestigen. Ze vluchten voor oorlogen, natuurrampen, vervolging, armoede of economische uitzichtloosheid. Hun lot raakt ons en we willen solidair zijn met zwakkeren, maar hun tragiek is dikwijls vermengd met illegaliteit en dikwijls zijn zij het slachtoffer van mensensmokkel. Bovendien neemt de migratiedruk gestaag toe en zijn de mogelijkheden van opvang in Europa beperkt. Er is een evenwicht nodig tussen onze solidariteit met hulpbehoevenden en de draagkracht van onze samenleving. Gezien de Europese Unie een open ruimte is, heeft het asiel- en immigratiebeleid van de ene lidstaat onmiddellijke en verstrekkende gevolgen voor de andere. Alle lidstaten moeten de maatregelen die op Europees niveau zijn goedgekeurd op gebied van asielbeleid uitvoeren. Een sterker gemeenschappelijk beleid is noodzakelijk. Via de asielprocedure zou de erkenning van de vluchtelingenstatus en de behandeling van niet-erkende vluchtelingen in alle lidstaten op dezelfde manier moeten gebeuren. Voor de opvang van asielzoekers moeten de lasten evenwichtig en solidair verdeeld worden. De strijd tegen illegale immigratie moet worden opgevoerd, onder meer door een kordate aanpak van de criminele organisaties die zich inlaten met mensensmokkel en -handel, door versterkte controle van de buitengrenzen en door een verhoogde samenwerking met landen van herkomst en transitlanden. Een actief Europees terugkeerbeleid is noodzakelijk, en preventie speelt daarin een belangrijke rol. We zijn er ons echter goed van bewust dat de strijd tegen de illegale immigratie op langere termijn niet kan worden gewonnen zonder de onderliggende oorzaken zoals armoede en instabiliteit aan te pakken. Om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de eigen demografische en economische ontwikkelingen, moet de Europese Unie ontvankelijk zijn voor een doordachte, legale immigratie. Ook dit vraagstuk vereist een Europese aanpak, onder meer in functie van specifieke noden op de arbeidsmarkt en op basis van voorwaarden voor integratie.
4.3. VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID Ondanks het relatieve gevoel van internationale veiligheid bij onze burgers en ondanks de economische crisis, is het belangrijk dat de Europese Unie voort investeert in veiligheid en defensie. De toegevoegde waarde die Europese samenwerking ook in dit beleidsdomein heeft, moeten we benutten om het hoofd te kunnen bieden aan oude en nieuwe uitdagingen en dreigingen in verband met veiligheid in een wereld die wordt gekenmerkt door verschuivende machtsverhoudingen.
18
De veiligheid van de Europese burgers heeft minder te maken met de verdedigbaarheid van het eigen grondgebied – hoewel die uiteraard ook belangrijk blijft – dan met het aanpakken van crisissen buiten Europa (op civiel zowel als op militair gebied, nog voor zij broeihaarden worden van internationaal terrorisme, illegale trafieken, oncontroleerbare migratie, religieus extremisme, …). Een sterker veiligheids- en defensiebeleid op Europees niveau is een belangrijke ambitie die past bij de wil van Europa om ten volle haar rol als ‘global actor’ te spelen. De Unie heeft in de wereld een kracht op het gebied van diplomatie en bemiddeling ten bate van vrede en stabiliteit. Zonder ‘stok achter de deur’ ontbeert haar diplomatie evenwel geloofwaardigheid en impact. Op gebied van veiligheid en defensie pleiten we voor meer en betere samenwerking binnen de EU en tussen de EU enerzijds en de NAVO, de VN en regionale organisaties anderzijds. In EU- en NAVOverband huldigen we het principe van gedeelde soevereiniteit en steunen we nadrukkelijk de actieve betrokkenheid van ons land als betrouwbare partner of bondgenoot. We zijn in EU- en NAVOverband ook voorstander van het principe van pooling and sharing: door de paradox van dalende defensiebudgetten en toenemende veiligheidsuitdagingen, moeten de militaire middelen tussen de lidstaten zoveel mogelijk gebundeld en gedeeld worden, wat dus betekent dat landen zich (gedeeltelijk) toeleggen op specialisatie. Ten slotte onderschrijven we de principiële beslissing op Europees niveau om op Europese schaal meer te investeren in nieuwe militaire capaciteiten en om in het belang van defensiecapaciteiten en strategische autonomie een geïntegreerde, duurzame, innovatieve en competitieve Europese defensie-industrie tot stand te brengen.
4.4. ONTWIKKELINGSSAMENWERKING In de huidige moeilijke economische omstandigheden moet de eerste doelstelling van het Europees ontwikkelingsbeleid meer dan ooit de armoedebestrijding zijn. In het nastreven van de VN-millenniumdoelstellingen moet de Europese Unie – geheel op maat van haar verantwoordelijkheden – de rol van voortrekker blijven spelen. Omdat een vrije en billijke wereldhandel kan bijdragen tot economische groei in de ontwikkelingslanden, hoort de Unie zich te blijven inzetten voor het welslagen van de ontwikkelingsronde van Doha, in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. CD&V wil dat die daadwerkelijk een onderhandelings-ronde ten bate van de ontwikkelingslanden is. Daarnaast is het wenselijk dat het Europees ontwikkelingsbeleid voldoende oog heeft voor het belangrijke verband tussen veiligheid en ontwikkeling. Bij gebrek aan minimale veiligheid zullen de ontwikkelingsdoelstellingen voor miljoenen mensen die ver onder de armoedegrens leven, niet bereikt kunnen worden. Dit brengt ons bij conflictpreventie, opbouw en bewaking van vrede, wederopbouw, mensenrechten…
19
05
... MAAR OOK STERK BINNEN HAAR EIGEN GRENZEN
5.1. JUSTITIE- EN POLITIESAMENWERKING Criminaliteit – zeker de georganiseerde misdaad – heeft nauwelijks last van grenzen, de bestrijding ervan des te meer. Intensieve gerechtelijke samenwerking op Europees niveau is onontbeerlijk geworden voor een effectieve bestrijding van de georganiseerde misdaad, grenscriminaliteit, drugsen mensenhandel, internationale fiscale en economische criminaliteit en terrorisme. Er is al veel verwezenlijkt, maar er blijft nog veel te doen. Europa moet daarvoor ook middelen krijgen. De versterking van strafrechtelijke samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie moeten we toespitsen op de wederzijdse erkenning van gerechtelijke beslissingen en procedures, een onderlinge afstemming van de strafmaat voor zware misdrijven met grensoverschrijdende gevolgen, en een nog betere samenwerking tussen de bevoegde Europese agentschappen waaronder Europol en Eurojust. Voorts moeten een Europees openbaar ministerie hebben dat efficiënt kan optreden tegen ernstige misdaden die omwille van hun bij uitstek grensoverschrijdend karakter om een Europese aanpak vragen – we denken hier bijvoorbeeld aan mensenhandel en mensensmokkel –, en dat meer bevoegdheden heeft dan alleen het onderzoek naar en de vervolging van misdrijven tegen financiële belangen van de Unie.
5.2. BESCHERMING VAN DE PRIVACY Bescherming van de privacy is een grondrecht van elke Europese burger. Overheden en ondernemingen, ook die van buiten de Europese Unie, moeten dat recht nauwgezet respecteren. CD&V is voor een stevig en eigentijds Europees privacykader en duidelijke afspraken met partnerlanden. Een innovatieve kennisregio moet ook een gids zijn op het gebied van privacybescherming. Internet kent geen grenzen, ondernemingen en consumenten hebben nood aan geharmoniseerde regels. De Europese privacywetgeving moeten we dan ook aanscherpen en CD&V steunt de initiatieven van de Europese Commissie die daartoe moeten leiden.
5.3. VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS CD&V is van oordeel dat het vrij verkeer van personen (en dus ook van werknemers) een essentieel onderdeel is van de Europese integratie. Dit principe staat voor CD&V niet ter discussie.
20
De voordelen van het vrij verkeer van personen zijn onmiskenbaar, zeker op economisch gebied, maar evenzeer voor de persoonlijke ontplooiing van de vele jongeren die elk jaar in een andere lidstaat gaan studeren of werken. Daar is een meerderheid van de Europese én de Belgische bevolking trouwens van overtuigd: het vrij verkeer wordt door de Europese burgers beschouwd als grootste voordeel van de Europese eenmaking – meer nog dan de euro of vrede tussen de lidstaten van de EU – en als belangrijk voordeel voor onze economie. Niettemin is CD&V niet blind voor de bezorgdheid van een groot deel van de publieke opinie over de instroom van onderdanen uit andere lidstaten van de EU en over de weerslag daarvan op de arbeidsmarkt en onze sociale zekerheid. CD&V neemt de bezorgdheden die hierover bestaan heel ernstig en pleit in de eerste plaats voor een correct beeld van de realiteit. Recente studies doorprikken immers bepaalde vooroordelen en maken onder meer duidelijk: • dat de overgrote meerderheid van Europese onderdanen die naar een ander land van de Unie verhuizen, dat doen om daar te gaan werken; • dat niet-werkende EU-onderdanen die naar een ander EU-land verhuizen slechts een heel klein deel uitmaken van de totale bevolking van het gastland; • dat werknemers uit andere lidstaten nettobetalers zijn voor de overheids-financiën van het gastland: EU-werknemers uit andere lidstaten betalen normaal gesproken meer belastingen en sociale uitkeringen aan de begroting van het gastland dan zij aan uitkeringen ontvangen (omdat het hier meestal om jongere en economisch actievere werknemers gaat). Daarnaast vindt CD&V het belangrijk dat beleidsmakers op alle bestuursniveaus – van de lokale tot de Europese overheid – ervoor zorgen dat eventuele nadelige gevolgen of misbruiken worden voorkomen of streng worden aangepakt, zoniet wordt het maatschappelijke draagvlak van de Europese eenmaking aangetast. CD&V hecht er veel belang aan dat de Europese wetgeving misbruik voorkomt van het recht op vrij verkeer en van het socialezekerheidsstelsel van andere landen van de EU. Lidstaten kunnen maatregelen nemen tegen misbruik en fraude. Als misbruik wordt vastgesteld, kunnen nationale overheden de betrokken persoon of personen het verblijfsrecht ontnemen en het land uitzetten. Voor de bestrijding van misbruik en fraude is samenwerking tussen de EU en de lidstaten voorzien. Daarvan zijn de bevoegde Europese instellingen en de lidstaten zich zeer goed bewust. Naast de reglementering van het recht op vrij verkeer is ook de strijd tegen het misbruik ervan een blijvende opdracht. Wat in het bijzonder de detachering van werknemers betreft – een systeem waarbij bedrijven uit andere landen van de EU in België diensten kunnen verrichten en daarvoor een beroep kunnen doen op werknemers of zelfstandigen uit hun eigen land – vestigt CD&V de aandacht op de strengere afdwingbaarheid van het syteem die onlangs door Europa werd ingevoerd en het actieplan dat de federale regering heeft gelanceerd tegen grensoverschrijdende sociale dumping. We worden in ons land geconfronteerd met misbruiken op gebied van detachering, misbruiken die de concurrentiepositie van Belgische werknemers, werkgevers en zelfstandigen in het gedrang brengen doordat arbeidskrachten hier aan dumpingprijzen worden tewerkgesteld. Dit is in het bijzonder het geval in de bouw- en de transportsector. CD&V zal er mee over waken dat de toepassing van de bijgestuurde detacheringsrichtlijn nauw wordt opgevolgd op het terrein en dit om de bonafide ondernemingen en hun werknemers te beschermen.
21
5.4. LANDBOUWBELEID EN VOEDSELVEILIGHEID Het vernieuwde Europese landbouwbeleid moet de komende jaren worden uitgevoerd zoals afgesproken en moet actief bijdragen tot de EU-2020-doelstellingen door in te zetten op voldoende, veilig en kwaliteitsvol voedsel. De productie hiervan zal op een meer duurzame wijze gebeuren door de hogere milieu- en klimaateisen die vanaf 2015 gelden. Tegelijk willen we in heel Europa een competitieve landbouwsector, met een gelijk speelveld en gelijke kansen voor een eerlijke concurrentie, en met bijzondere aandacht voor de familiale landbouw. De Vlaamse land- en tuinbouwsector moet alle kansen krijgen. Een duurzame en competitieve toekomst voor onze landbouwbedrijven komt tegemoet aan de toenemende eisen van de consumenten, maar krijgt tegelijk voldoende instrumenten in handen om zich beter te weren tegen volatiele omstandigheden op de wereldmarkt. Inkomensondersteuning, marktinstrumenten, investeringssteun en steun aan de plattelandsgebieden staan hierbij voorop. Er moet gewaakt worden over een eerlijke prijsvorming tussen producent en consument om de continuïteit van de land- en tuinbouwsector ook op lange termijn te verzekeren. Wanneer Europa nieuwe handelsakkoorden afsluit met derde landen moet het ijveren voor gelijke productievoorwaarden in en buiten Europa, dit om de competitiviteit van de Europese bedrijven met een familiaal karakter niet in het gedrang te brengen. De landbouwsector kan in dergelijke onderhandelingen in geen geval als pasmunt gebruikt worden.
5.5. COHESIEBELEID EN INTERREGIONALE SAMENWERKING Eén van de Europese instrumenten om de doelstellingen op het gebied van groei en werkgelegenheid, klimaatverandering, energie-afhankelijkheid en sociale uitsluiting aan te pakken, is het vernieuwde cohesiebeleid. Het is de bedoeling om met dit instrument op strategische wijze – met het oog op de doelstellingen van Europa2020 – en door middel van investeringen maximaal tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van regio’s. CD&V hecht veel belang aan het vernieuwd cohesiebeleid en aan de uitvoering ervan, ook ten gunste van Vlaanderen. Vlaanderen zal ook in de toekomst een beroep kunnen doen op de Europese structuuren investeringsfondsen. Daarnaast zijn ook aparte middelen voorzien voor territoriale coördinatie en de grensoverschrijdende samenwerking. CD&V acht volgende beleidskeuzes in de volgende programmeringsperiode (2014-2020) belangrijk voor Vlaanderen: • investeringen in onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie; • investeringen in onderwijs, vaardigheden en levenslang leren; • versterking van het concurrentievermogen van KMO’s, de landbouwsector en de visserij- en aquacultuur-sector; • stimulering van de verschuiving naar een koolstofarme economie in alle sectoren; • bevordering van werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit; • bevordering van sociale inclusie en armoedebestrijding.
22
CD&V ijvert ervoor dat in de nieuwe programmeringsperiode wordt ingezet op meer territoriale coördinatie, waarbij bijvoorbeeld gebruik wordt gemaakt van de extra middelen die de Unie beschikbaar stelde n.a.v. de aankondiging van de sluiting van Ford Genk voor een specifieke ondersteuning van het SALK-programma voor Limburg. Daarnaast wordt werk gemaakt van een territoriale benadering voor economische transformatie in de Kempen en in West-Vlaanderen. Ten slotte zijn er ook nog de programma’s voor interregionale samenwerking. CD&V wil meer grensoverschrijdende samenwerking met buurlanden en meer armslag voor de transnationale programma’s waarvan Vlaanderen deel uitmaakt.
23
06
EEN DEMOCRATISCH EN SLAGKRACHTIG EUROPA
6.1. STERKE EN GOED FUNCTIONERENDE INSTELLINGEN De macht en de institutionele rol van het Europees Parlement zijn aanzienlijk uitgebreid sinds de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon. Het Europese Parlement, als enige rechtstreeks verkozen Europese orgaan, moet voluit zijn wetgevende, budgettaire en controlerende rol kunnen spelen. We huldigen het principe dat elke verschuiving van bevoegdheden van het nationale naar het Europese niveau gepaard moet gaan met meer transparantie en verantwoordingsplicht op dat Europese niveau. Ook de democratische legitimiteit van de Europese Commissie is door het verdrag van Lissabon versterkt. De volgende Europese Commissie moet bijgevolg een sterke motor zijn voor het integratieproces. Meer dan voorheen zal de uitslag van de Europese verkiezingen bepalend zijn voor wie de nieuwe voorzitter wordt van de Europese Commissie. De nieuwe Europese Commissie moet tijdig een meerjarig beleidsplan voorleggen waarover het Europees Parlement zich kan uitspreken. Een sterke Commissie is een orgaan met een beperkte samenstelling en met een zo groot mogelijke onafhankelijkheid tegenover de lidstaten. Daarom blijven we op ons standpunt dat het principe van één Europees Commissaris per lidstaat niet houdbaar is en dat de lidstaten in de Commissie vertegenwoordigd moeten worden op basis van een rotatiemechanisme, dat alle lidstaten op gelijke voet behandelt. De komst en beleidsaanpak van de eerste permanente Voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, hebben bijgedragen tot het beter functioneren van de Europese Raad en tot meer Europese beleidscontinuïteit en -opvolging. De Europese Raad heeft de afgelopen jaren een grote rol gespeeld bij het oplossen van acute financiële en economische crisissituaties. Om het wetgevend proces, waarin beslissingen doorgaans met een gekwalificeerde meerderheid genomen worden, ten volle zijn rol te laten spelen, is het belangrijk dat de Europese Raad een zekere afstand bewaart tot het wetgevend werk en – zoals het Verdrag voorziet – in de eerste plaats impulsen en richting geeft aan de ontwikkeling van de Europese Unie. De bestaande Europese Verdragen bieden nog flexibiliteit voor verdere vooruitgang op belangrijke beleidsdomeinen en voor verdere vorderingen op de weg naar een beter en meer geïntegreerd financieel, begrotingstechnisch en economisch beleidskader met een grotere democratische legitimiteit en meer verantwoordingsplicht. Om de EMU volledig te realiseren, is echter een wijziging van het Verdrag op middellange termijn noodzakelijk. Na de Europese verkiezingen moet er om deze reden een Conventie komen, die belast wordt met een grondige voorbereiding van een toekomstige herziening volgens een positieve, pro-Europese agenda.
24
6.2. DEMOCRATISCHE LEGITIMITEIT: EUROPA, DAT ZIJN WIJ Goed werkende instellingen zijn belangrijk, maar even essentieel is de legitimiteit die ze genieten. Naarmate de Unie meer bevoegdheden krijgt, wordt ook de behoefte aan een stevige democratische legitimiteit groter. Het versterken van de democratische legitimiteit is essentieel opdat Europeanen betrokken blijven bij het Europese beleid. In een gezonde democratie hebben de kiezers een krachtige stem, die wordt vertolkt door het rechtstreeks verkozen Europese Parlement. Tijdens de crisisjaren daalde het vertrouwen in de Europese instellingen. De Christendemocraten willen dat tij keren en de harten van de mensen heroveren voor het Europees project. Het Verdrag van Lissabon maakt de Unie krachtiger, doelmatiger en transparanter, wat haar een breder politiek en maatschappelijk draagvlak bezorgt. Het Verdrag geeft meer slagkracht aan het Europese Parlement, erkent de rol van de parlementen van de lidstaten, bevordert de betrokkenheid van de Europeanen en zorgt voor een grotere legitimiteit van de Europese Commissie. Toch wordt het democratisch gehalte van de Europese besluitvorming vaak bekritiseerd, ook al gaat het vaak om de uitvoering van maatregelen die werden goedgekeurd door democratisch gelegitimeerde instanties. Het is van groot belang dat alle spelers die bij de Europese besluitvorming betrokken zijn hun verantwoordelijkheid nemen in het democratisch proces in Europa en achteraf ook de moed hebben om het resultaat van dit proces te verdedigen. Want daar knelt het “democratische schoentje” het meest: dat dezelfde mensen die mee een moeilijke of onpopulaire beslissing nemen, achteraf beschuldigend naar Europa wijzen als de auteur van die beslissing. Nationale en/of deelstaatparlementen die vinden dat de Raad van Ministers onvoldoende gecontroleerd wordt, zijn uitstekend geplaatst om dit te verhelpen door hun ministers voor en na een Europees overleg om uitleg te verzoeken. Voor de opbouw van ons Europees project is het vertrouwen bij de mensen van fundamenteel belang. De werking van de Europese instellingen komt niet altijd even transparant over. De complexiteit van de Europese besluitvorming is een andere factor. Maar het gebrekkige vertrouwen heeft ook te maken met onwetendheid en gebrek aan duiding. Door vanuit het Europees beleid beter te communiceren, kunnen we zelf al veel doen. Maar we kunnen dit niet alleen. Alle maatschappelijke spelers die in de lidstaten verantwoordelijkheid dragen voor de publieke zaak kunnen bijdragen door hun burgers objectieve en toegankelijke informatie te geven over het Europese beleid. CD&V pleit ervoor dat de regeringen, parlementen, representatieve organisaties van het maatschappelijk middenveld, media en onderwijsinstellingen in ons land meewerken aan een strategie voor meer en betere informatie over de werking en de beslissingen van de Europese Unie, en over de gevolgen van het Europese beleid voor ons land en onze deelstaten. Finaal komt het er voor alle betrokkenen – zowel de burgers als hun verkozenen – op aan om Europa niet langer te beschouwen als het buitenland, maar als het grootste binnenlandse beleidsniveau. Zo bekeken, zijn Europese regels geen opgelegde dwangmaatregelen, maar democratisch gelegitimeerde beslissingen die we over de “binnenlandse landsgrenzen” heen samen hebben genomen en vervolgens uitvoeren.
25
6.3. VLAANDEREN IN EUROPA Betrokkenheid bij en vertrouwen in Europa betekent voor ons in het bijzonder betrokkenheid en vertrouwen van de Vlamingen. Het is noodzakelijk dat mensen zich blijven herkennen in alle bestuursniveaus en dus ook in het Europese. Dat geldt in deze tijden van globalisering nog meer dan vroeger. De band tussen de verschillende bestuursniveaus is van fundamenteel belang. Zoals Europa impact heeft in Vlaanderen, zo moet ook Vlaanderen impact hebben in Europa. Daarom is CD&V van oordeel dat Vlaanderen sterker moet kunnen wegen op de Europese besluitvorming. Daarom willen wij een bijsturing van de samenwerking tussen de verschillende bevoegde overheden in ons land, opdat de belangen van Vlaanderen in Europa beter kunnen worden behartigd. Om als Vlaanderen meer te wegen op de Europese besluitvorming, is het nodig dat we de Vlaamse permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie uitbouwen. In dit kader wil CD&V het samenwerkingsakkoord herzien van 1994 tussen de federale regering en de deelstaatregeringen in verband met de vertegenwoordiging in de Europese Unie. Meer wegen op de Europese besluitvorming betekent echter ook dat de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de deelstaten meer gerespecteerd worden bij de uitvoering van Europese beslissingen, en dat er bijgevolg systematisch overleg is met de deelstaten over de opvolging van Europese afspraken (met inbegrip van eventuele boetes bij niet-naleving ervan). CD&V pleit voor een actieve rol van Vlaanderen/de regio’s in het beleid van de Europese Unie en steunt initiatieven die inhoud geven aan een Europa van regio’s. Als voorbeeld geldt hier opnieuw het “Vanguard Initiative” waarmee Vlaanderen en andere Europese industriële topregio’s zoals Noordrijn-Westfalen en Zuidoost-Nederland willen wegen op het Europees industrieel beleid.
6.4. VERSCHILLENDE SNELHEDEN, MAAR GEEN VERSCHILLENDE RICHTINGEN Naarmate de Europese Unie groter wordt, wordt het moeilijker om met alle lidstaten gezamenlijk een verregaand verdiepingsproces aan de gewenste snelheid door te voeren. Daarom heeft CD&V ook geen schrik van een Europa met variabele snelheden. Het beginsel van de zogenaamde “variabele geometrie” is in de geschiedenis van de Unie al meerdere malen met verschillende formules van differentiatie toegepast. Het instrument van versterkte samenwerking heeft zijn nut bewezen, onder andere bij de invoering van het Europese patent. IIn een eerste fase is voor een sneller integrerend Europa de noodzaak aan verdieping het meest dringend in de eurozone. We moeten er nauwgezet over waken dat de doelstellingen gemeenschappelijk blijven en dat we geen afbreuk doen aan de eenheid, doeltreffendheid en samenhang van de Europese rechtsorde: verschillende snelheden kunnen wel, verschillende richtingen niet. De Eurozone, sterk politiek geïntegreerd en communautair georganiseerd, kan zo tot een versterkte samenwerkingsruimte uitgebouwd worden. Voor lidstaten die in een latere fase willen participeren, moeten redelijke en billijke opt-ins worden voorzien, zonder dat deze lidstaten echter de landen die verder of sneller willen gaan afremmen.
26
6.5. EIGEN MIDDELEN Voor CD&V moet ook de financiële slagkracht van Europa omhoog. De Europese begroting weerspiegelt momenteel te weinig de mogelijkheden van de Unie om bij te dragen tot de oplossing van de crisis en de creatie van groei en banen. Zolang de begroting aan de inkomstenzijde vooral afhankelijk is van dotaties van de lidstaten kunnen we deze mogelijkheden niet optimaal benutten. Daarom opteert CD&V in alle duidelijkheid voor een Unie die haar eigen middelen kan verwerven. Dit zal bijdragen tot de democratische legitimiteit van de Unie omdat zij dan niet alleen verantwoording moet afleggen over haar uitgaven, maar ook verantwoordelijk zal moeten omgaan met de inkomsten die daarvoor nodig zijn. Meer eigen financieringsbronnen voor de EU (zoals de financiële transactietaks, CO2-heffing, vernieuwde BTW-heffing...) zullen de transparantie van de Europese begroting vergroten, de financiële verantwoordelijkheid ervoor duidelijker aflijnen, leiden tot een rechtvaardigere en lagere bijdrage van alle lidstaten aan de EU, en bovenal het gedeelde algemeen belang opnieuw centraal stellen. Een herziening van de Europese inkomstenbronnen is de komende jaren dan ook cruciaal. De lancering van een Europese werkgroep die zich over deze kwestie buigt, juichen we toe. Fundamenteel is wel dat meer belastingen op Europees niveau moeten samengaan met evenredig minder belastingen op nationaal niveau. Een overdracht van fiscale bevoegdheden naar het Europese bestuursniveau mag niet leiden tot een globaal hogere belastingdruk.
6.6. UITBREIDING VAN EUROPA De uitbreiding van de Europese Unie blijft een actueel beleidsvraagstuk. Uitbreiding kan de Unie versterken op voorwaarde dat de absorptiecapaciteit en de besluitvaardigheid er niet onder lijden. CD&V is van oordeel dat uitbreiding niet wenselijk is zonder een aantal nieuwe, voorafgaandelijke hervormingen van de Europese instellingen. Deze moeten in de eerste plaats betrekking hebben op de samenstelling van de Europese Commissie en op een maximale omschakeling naar een meerderheidsbesluitvorming in de Raad van Ministers. Nieuwe lidstaten kunnen slechts worden toegelaten wanneer zij volledig voldoen aan alle gestelde voorwaarden, meer bepaald de klassieke politieke en economische criteria en de verplichtingen op gebied van wetgeving die verbonden zijn aan het EU-lidmaatschap, maar ook het criterium van de absorptiecapaciteit van de Europese Unie. Naast de efficiëntie van de besluitvorming, de interne samenhang en de financiële draagkracht is wat ons betreft ook het maatschappelijk draagvlak een relevante factor voor het bepalen van de absorptiecapaciteit van de Unie. Bovendien pleiten wij ervoor dat met het element absorptiecapaciteit al rekening wordt gehouden bij het toekennen van het statuut van kandidaat-lidstaat. Dit wil niet zeggen dat we geen oog mogen hebben voor het pacificerende en democratiserend effect dat het toetredingsperspectief in bepaalde landen kan hebben – denk bijvoorbeeld aan de Balkanregio (met de dialoog tussen Belgrado en Pristina).
27
Naast de uitbreidingspolitiek blijft de investering in goede relaties van de Unie met haar buurlanden en landen uit aangrenzende regio’s zeer wenselijk. Overleg en samenwerking met landen uit regio’s zoals Noord-Afrika en het Midden-Oosten of de Kaukasus komen niet alleen het interne beleid van de Unie ten goede – denk bijvoorbeeld aan het Europees asiel- en immigratiebeleid –, maar ook de ambitie van de Unie om een grotere rol te spelen in de wereld. In de relaties met deze landen en regio’s horen de waarden waarop de Unie is gebaseerd een nadrukkelijke rol te spelen. Ze dienen mee richting te geven aan onze betrekkingen met anderen. Ook de uitbreiding van de eurozone verdient bijzondere aandacht. . Het doel is altijd geweest dat alle landen van de Europese Unie op termijn bij de eurozone zouden komen. CD&V blijft hiervan een sterke voorstander. We verdedigen het principe dat instellingen en wetgevingsinstrumenten die specifiek voor de eurozone ontwikkeld zijn, beschikbaar zijn voor andere landen van de Unie die dat wensen. Dit zorgt ervoor dat landen die op termijn deel willen uitmaken van de eurozone al vooraf bepaalde stappen kunnen zetten die de eurozone versterken. Landen die effectief bij de eurozone komen, moeten daar wel volledig klaar voor zijn en een versterking betekenen voor de eurozone. Om dit proces efficiënt en transparant te laten verlopen, pleiten we voor het uitbreiden van de Maastrichtcriteria voor overheidsfinanciën, rentevoeten en inflatie met criteria voor algemene macro-economische stabiliteit en voor bankenstabiliteit in het bijzonder. Onze doelstelling om de eurozone uit te breiden met voldoende sterke landen is overigens een bijkomende reden om de intergouvernementele beslissingsmethodes, zoals die nu bijvoorbeeld in het kader van het begrotingsverdrag bestaan, te integreren in de communautaire besluitvorming, net zoals we jaren geleden gepleit hebben voor de afschaffing in een aantal domeinen van de unanimiteitsregel om de draagkracht van de Europese Unie te verzekeren.
6.7. EEN IDENTITEIT OP BASIS VAN WAARDEN In het streven van CD&V naar een sterke Europese Unie spelen waarden een cruciale rol. De Europese Unie is een unie van welomschreven waarden die hun oorsprong onder meer vinden in de klassieke oudheid en in de joods-christelijke traditie, in het humanisme en in de Verlichting. Om die waarden veilig te stellen, zijn ze opgenomen in de Europese verdragen. Die waarden moeten wij koesteren: eerbied voor de menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid van alle mensen, democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van mensenrechten en de fundamentele vrijheden, solidariteit, … Fundamenteel is ook de godsdienstvrijheid en de scheiding tussen kerk en staat. Omdat we onze fundamentele waarden koesteren, steunen we nadrukkelijk ieder initiatief om de Unie te wapenen met een mechanisme om deze waarden in de lidstaten te vrijwaren. Dit mechanisme is dan soepeler en doelmatiger dan de procedure die voorzien is in het huidige verdrag, zonder dat het vatbaar is voor misbruik voor partijpolitieke oppositie tegen deze of gene regering. Vanuit ons geloof in deze waarden streven wij naar een samenleving die gekenmerkt is door openheid, pluralisme en non-discriminatie, verdraagzaamheid, het samengaan van vrijheid en verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit, en gelijkheid van mannen en vrouwen .
28
CD&V hecht veel belang aan de culturele identiteit van Europa die vooral begrepen wordt als erkenning en aanvaarding van deze waarden in het leven van iedere dag. Geen eigenheid zonder openheid voor andere culturen, maar ook geen openheid zonder respect voor de basiswaarden van onze eigen samenleving. Deze waarden moeten we in alle omstandigheden en overal ter wereld durven te verdedigen. De Unie moet ook in de toekomst haar rijke verscheidenheid van talen en culturen eerbiedigen en koesteren. Voor CD&V zijn de Europese uitwisselingsprojecten op cultureel vlak ook in dat verband een absolute prioriteit (Creative Europe, Erasmus+...).
6.8. EEN STERKE EVP ALS MOTOR VAN DE EUROPESE INTEGRATIE De Europese Volkspartij (EVP) is vandaag de grootste en actiefste partij van Europa, en heeft de ambitie om dat met de steun van de Europese kiezers te blijven. De EVP telt een zeventigtal lidpartijen uit een veertigtal landen in Europa, zowel binnen als buiten de EU. Ze is met 36 % van de zetels veruit de grootste partij in het Europees Parlement, en de enige partij met vertegenwoordigers van op één na alle lidstaten. Ze telt binnen de Europese Raad, voorgezeten door EVP/CD&V Herman Van Rompuy, niet minder dan 12 staatshoofden en regeringsleiders, en 13 leden in de Europese Commissie, inclusief Commissievoorzitter José Manuel Barroso. Als dragers en instrumenten van de Europese democratie verdienen de Europese politieke partijen bijzondere aandacht. Meer investeren in de democratische impact van deze partijen komt de nabijheid van Europa ten aanzien van de burgers ten goede. De EVP en de andere Europese partijen vormen een aparte schakel tussen de Europese instellingen en de lidstaten, en kunnen op hun manier bijdragen tot de verhoging van het democratisch gehalte van de Unie en tot meer betrokkenheid en vertrouwen van de Europese burgers. Zij moeten bij Europese verkiezingen meer herkenbaarheid en aanspreekbaarheid nastreven en aan de nationaal georganiseerde Europese verkiezingen een meer Europees karakter geven. CD&V pleit in ieder geval voor de vorming van sterke Europese partijen met een volwaardig Europees statuut. De Europese Volkspartij ziet het als haar roeping om een Europa te verdedigen dat gebaseerd is op waarden, zoals de fundamentele gelijkwaardigheid van elke mens, vrijheid en verantwoordelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit, en duurzaam omspringen met onze aarde. Deze waarden stonden al in 1992 voorop in het basis-programma van Athene en blijven de drijfveer van de EVP in haar politieke actie. Trouw aan de morele erfenis van ere-EVP-Voorzitter Wilfried Martens, moet de Europese Volkspartij hierin het voortouw blijven nemen en de leidende kracht zijn binnen de Unie.
29
30
31
Sterker Europa, Sterker Vlaanderen