COVER AFRIT R°/V°:Opmaak 1
07-05-2009
20:03
Pagina 1
VERKIEZINGSPROGRAMMA 7 JUNI 2009 Europa Vlaanderen Brussel
Sterker Vlaanderen, sterker Europa, minder crisis
INHOUDSTAFEL
VLAANDEREN I. II. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
III.
IN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL
4
STERKER VLAANDEREN, MINDER CRISIS
6
Financiën en fiscaliteit Economie Werk Landbouw Toerisme
6 7 13 16 17
19
EEN STERKER VLAANDEREN IS BETER BESTUURBAAR
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Binnenlands bestuur Bestuurszaken Vlaamse rand Brussel Buitenlands beleid, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
19 21 22 24 26
IV.
EEN STERKER VLAANDEREN DRAAGT ZORG VOOR IEDEREEN
28
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Gezins‐ en seniorenbeleid Welzijn en gezondheid Welzijn voor personen met een handicap Inburgering Cultuur, erfgoed en media Onderwijs Jeugd Sport Vrijwilligers
28 30 33 34 36 38 41 43 44
V. 5.1 5.2 5.3
EEN STERKER VLAANDEREN IS LEEFBAAR, BEWEEGT EN BRUIST VAN ENERGIE 45 Mobiliteit, verkeersveiligheid en openbare werken Milieu en energie Wonen en stedenbeleid
2
45 47 50
BRUSSEL I. Onderwijs II. Inburgering III. Taalwetgeving IV. Werk V. Mobiliteit, verkeersveiligheid en openbare werken VI. Milieu en energie VII. Wonen en stedenbeleid VIII. Veiligheid IX. Binnenlands bestuur X. En verder…
56
57
58
59
60
62
63
64
65
66
68
Een sterker Vlaanderen heeft een eigen stem in Europa
69
Een sterker Europa heeft sterkere instellingen nodig
71
Een sterker Europa kiest voor verdieping i.p.v. uitbreiding
75
Een sterker Europa werkt democratischer, transparanter en efficiënter
77
Een sterker Europa treedt krachtig en eensgezind op in de wereld
79
Een sterker Europa komt op voor de rechten van mensen en volkeren
83
Een sterker Europa pakt de financiële en economische crisis aan
84
Een sterker Europa voert een kordaat asiel‐ en migratiebeleid
89
Een sterker Europa kiest voor een gezond milieu
93
Een sterker Europa investeert in gezondheid
97
Een sterker Europa kiest voor groene energie
103
EUROPA I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX. X. XI. XII.
Een sterker Vlaanderen in een sterker Europa
3
VLAANDEREN I.
IN DE ACHTERUITKIJKSPIEGEL
Een blik in de achteruitkijkspiegel van de Belgische politiek stemt ons niet meteen vrolijk. Het voorbije jaar heeft aangetoond dat dit land niet meer werkt. België KAN het niet. En dat op een moment dat de financiële en economische crisis ongemeen hard toeslaan! Het is op het federale niveau onmogelijk geworden om nog doortastende maatregelen te nemen die onze welvaart en welzijn verzekeren. Daar heeft dit land gewoonweg geen geld meer voor. Bovendien is België in een bestuurlijk moeras terechtgekomen waarbij Franstaligen en Vlamingen over niets nog overeenstemming kunnen vinden. Dit belet ons om doortastend op te treden om jobs te behouden en de pensioenen van morgen te garanderen. Wanneer een minderheid over eindeloze middelen beschikt om een meerderheid te blokkeren, spreken we van een democratische crisis. Met zes miljoen Vlamingen maken we bijna 60% van de Belgische bevolking uit én zorgen we voor driekwart van de welvaart. Toch regeert men dit land met een Franstalige meerderheid. De gevolgen van die impasse laat zich ook voelen in ons dagdagelijks leven. We betalen zowat de hoogste belastingen, maar krijgen hiervoor de laagste uitkeringen in ruil. We steken steeds meer toe aan de gezondheidsfactuur, maar de kwaliteit staat onder druk. We leveren in Vlaanderen enorme inspanningen om nieuwkomers in te burgeren, maar België zet de poorten open voor een ongecontroleerde stroom van migranten en asielzoekers. Afrit Vlaanderen Vlaanderen doet er nu al veel aan om de economische crisis te beheersen en de schade te beperken. In Vlaanderen kan er nog wel bestuurd worden. Kijk maar naar het KBC‐dossier. In Vlaanderen staan de neuzen in dezelfde richting. Kijk maar naar de aanpak voor de auto‐industrie. In Vlaanderen kijken we vooruit. Als het op zorg en bescherming aankomt, nemen we nu al het heft in handen met de Vlaamse zorgverzekering. Vlaanderen WIL het wel, maar MAG niet voluit gaan. Vandaag moeten we met de handrem op rijden. Sinds juni 2007 hameren wij op de nood aan een sterker Vlaanderen dat over de hefbomen beschikt om de sociaal‐economische uitdagingen efficiënt aan te pakken. Het was onze ambitie om daar samen met anderen iets aan te doen. Om beter te doen. Om tot werkende afspraken te komen. En nu de crisis zich in volle hevigheid manifesteert, steken de grote partijen de handen in de lucht en leggen ze zich neer bij het Franstalige NON. De N‐VA legt zich daar niet bij neer.
4
Uitrit crisis De N‐VA laat het er niet bij en zoekt een uitweg uit de crisis. Bij de pakken blijven zitten is geen optie. Nu al kunnen we met onze autonomie meer doen om te investeren in het belang van onze gezinnen en onze ondernemingen. We zoeken nieuwe en creatieve wegen op en formuleren blikvangers waarmee we het verschil maken om uit het economische dal te klimmen en Vlaanderen verder uit te bouwen tot een moderne zorgstaat. We vullen onze autonomie maximaal in, maar zullen niet nalaten erop te wijzen dat een sterker Vlaanderen alleen maar tot stand kan komen met een overheveling van bevoegdheden. Zodat we écht werk kunnen maken van zeer concrete vragen die bij de Vlamingen leven. De blikvangers in dit programma zijn de pilipili van ons programma en vormen samen met onze andere actiepunten het programma van de N‐VA voor de Vlaamse verkiezingen van 7 juni 2009. Voor elk thema zijn analyse‐ en visieteksten gemaakt. Voor deze teksten en eventuele bijkomende vragen of opmerkingen kan u een bericht sturen naar info@n‐va.be. LEESWIJZER! DIT PROGRAMMA IS GESCHREVEN UITGAANDE VAN EEN EXPANSIEF GEBRUIK VAN DIE BEVOEGDHEDEN DIE VLAANDEREN AL HEEFT. VEEL MAATREGELEN DIE WIJ WILLEN NEMEN TEN DIENSTE VAN WELZIJN EN WELVAART VOOR ZES MILJOEN VLAMINGEN, BEHOREN HELAAS NOG TOT DE BELGISCHE BEVOEGDHEDEN EN WORDEN DAAR ANDERS EN WEINIG EFFICIËNT INGEVULD. DE N‐VA LAAT DE VIJF VLAAMSE RESOLUTIES VAN HET VLAAMS PARLEMENT NIET LOS EN WIL BELANGRIJKE BEVOEGDHEDEN OVERHEVELEN VAN HET FEDERALE NIVEAU NAAR HET VLAAMSE NIVEAU OM TOT EEN BETERE AANPAK TE KOMEN VAN DE UITDAGINGEN WAARVOOR WE VANDAAG STAAN.
5
II.
STERKER VLAANDEREN, MINDER CRISIS
2.1 FINANCIËN EN FISCALITEIT Vlaanderen gebruikt haar autonomie actief en boekt resultaten, dat bleek duidelijk uit een studie van het Planbureau over arbeidsmarktbeleid. Maar het is evenzeer van toepassing op de uitoefening van onze fiscale bevoegdheden. Sinds de regionalisering van de gewestbelastingen steeg de opbrengst met gemiddeld 10% per jaar en dit dankzij een actief beleid inzake tariefverlagingen. Toch zien we dat de fiscale hefbomen zeer beperkt zijn om een doorslaggevende invloed uit te oefenen op onze economie. Op het gebied van de bedrijfsbelastingen heeft Vlaanderen zelfs geen hefbomen. Vlaanderen moet noodgedwongen zijn toevlucht zoeken tot suboptimale instrumenten zoals subsidies. Dit brengt administratie met zich mee die perfect vermeden zou kunnen worden. De N‐VA geeft de voorkeur aan transparante en competitieve vennootschapstarieven boven fiscale spitstechnologische oplossingen. De N‐VA vraagt een efficiënte inning van de personenbelasting en wil niet nog eens tien jaar federaal non‐beleid ondergaan. In afwachting van meer fiscale autonomie moeten we waar mogelijk met onze huidige instrumenten inzetten op welvaart, concurrentiekracht en levenskwaliteit. Vlaanderen is sinds 2008 schuldenvrij, maar kan geen nieuwe schulden aangaan om grote investeringsprojecten aan te vatten. Het Belgisch stabiliteitspact veroordeelt Vlaanderen tot creatieve technieken (PPS) die vaak niet meer zijn dan ingewikkelde pogingen om de schuldgrendel te omzeilen. Die PPS‐constructies brengen op deze manier geen meerwaarde met zich mee, enkel hogere kosten. Nochtans moet de Vlaamse regering voluit kunnen investeren. Niet alleen door schulden aan te gaan, maar ook door efficiëntie‐inspanningen binnen het huidige budget te leveren. De economische crisis dwingt de overheid om efficiënter te werken.
Blikvangers Vlaanderen zegt het keurslijf van het interne Belgische stabiliteitspact op. De federale overheid is onvoldoende bij kas om nog te investeren in basisinfrastructuur. Vlaanderen moet de rol overnemen nu het schuldenvrij is. Vlaanderen moet voluit kunnen investeren en stapt uit het keurslijf van het interne Belgische stabiliteitspact. In tegenstelling tot wat nu het geval is, moet het federaal begrotingsbeleid worden afgestemd op de Vlaamse begroting en niet langer andersom. Dat neemt niet weg dat de doelstelling van een strikt begrotingsevenwicht onverkort van kracht blijft. Investeren wel, bodemloze Belgische begrotingsputten vullen niet. Lenen kan om goedkoop en efficiënt te investeren en economische impulsen te geven aan het Vlaamse bedrijfsleven, maar dan enkel om grote duurzame investeringen (bijvoorbeeld haven‐ en mobiliteitsinfrastructuur, scholen, ziekenhuizen, hernieuwbare energie, …) te financieren.
6
Vlaanderen maakt werk van een arbeidsvriendelijke fiscaliteit en put alle mogelijke bevoegdheden uit om de loonkost effectief te doen dalen. Al jaren pleit de N‐VA voor een drastische verlaging van de loonkost, maar de Belgische regering weigert omdat ze krap bij kas zit. Vlaanderen moet daarom zelf komaf maken met alle arbeidsvernietigende belastingen (zoals de belasting op drijfkracht). Vlaanderen sluit een nieuw fiscaal pact met de gemeenten dat leidt tot de afschaffing van deze belastingen zonder dat de lokale belastingtarieven worden opgetrokken. Vlaanderen verhoogt de kortingen op de personenbelasting voor de minst verdienende inwoners van het Vlaams Gewest om de werkloosheidsval nog beter aan te pakken. Andere actiepunten We moeten optimaal gebruik maken van de beperkte mogelijkheden waarover we momenteel beschikken om de welvaart, concurrentiekracht en levenskwaliteit te verbeteren. In afwachting van meer fiscale autonomie mag Vlaanderen niet stilzitten. • De Vlaamse belastingdienst moet zich voorbereiden op een belangrijke overdracht inzake inningsbevoegdheid, zodat we de beloofde efficiëntiewinst door eigen inning onmiddellijk kunnen waarmaken. • Vlaanderen moet de aanbevelingen van Commissie Efficiënte en Effectieve Overheid onverkort uitvoeren, teneinde de nodige beleidsruimte te creëren voor investeringen in de Vlaamse concurrentiekracht. De N‐VA pleit daarom in het luik ‘bestuurszaken’ ervoor dat de Vlaamse Overheid en publieke agentschappen in de komende vijf jaar elk jaar minimum 2% productiviteitswinst realiseren om zo tot 750 miljoen euro te besparen. 2.2 ECONOMIE Vlaanderen is een welvarende regio. Maar de barometer wijst op storm en het ontbreekt velen aan een gevoel van “sense of urgency”. Zelfs in tijden van economische crisis blijken weinigen te beseffen dat we werk moeten maken van welvaart om onze huidige sociale voorzieningen te kunnen behouden en waar nodig te versterken. Wie de Vlaamse economie opnieuw vaart wil zien nemen, moet voor een stevige motor zorgen. Eén enkel duwtje in de rug zal niet volstaan. Om dat te bewerkstelligen zijn vijf aspecten essentieel: de ondernemerszin (‘entrepreneurship’), de arbeidsmarkt (‘human capital’), de fiscaliteit, een goede infrastructuur als drager en innovatie met een openheid voor toekomstige mogelijkheden. Dit zijn de verborgen krachten die onze economie ondersteunen. Wie deze vijf krachten kan mobiliseren en inzetten, die schept de ideale aandrijving voor meer economische groei. Dat is meteen ook het centrale idee van het economisch luik in dit verkiezingsprogramma: laat ons elk van de vijf facetten in stelling brengen en we bouwen een vijftrapsraket die de Vlaamse economie opnieuw in de juiste baan brengt. De N‐VA blijft erop hameren dat alle restbevoegdheden inzake economisch beleid overgeheveld worden naar de deelstaten. Het zullen de deelstaten zijn die de verantwoordelijkheid moeten opnemen om tot een innovatieve en concurrentiële economie te komen die kan wedijveren met andere succesvolle regio’s in Europa.
7
Blikvangers Vlaanderen maakt werk van kennis, toegevoegde waarde en dus … jobs Door jaarlijks 230 miljoen euro extra te investeren, verdubbelt de Vlaamse overheid haar budget voor O&O tegen eind 2014. Intensieve samenwerking tussen overheid, kenniscentra, bedrijfswereld en geavanceerd fundamenteel onderzoek stimuleren, resulteert uiteindelijk in concrete innovatieve toepassingen. Dit vullen we aan met een sluitend ondersteuningsaanbod dat inzet op enkele speerpuntsectoren. Zo bouwen we aan een Kennishaven Vlaanderen, excellerend centrum voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. We vereenvoudigen het huidige economisch instrumentarium en houden slechts twee premiestelsels over: een innovatiepremie en een loonkostpremie waarmee we zelf het heft in handen nemen om onze concurrentiepositie te vrijwaren. Vlaanderen deelt dezelfde economische toekomstvisie We koesteren en stimuleren een hoogwaardige Vlaamse maakindustrie als draagvlak van een duurzame kenniseconomie voor een versterking van de werkgelegenheid, export en welvaartcreatie. We zetten daarbij in op toegevoegde waarde, die garant staat voor meer jobs. Een duurzame verankering van de eigen beslissings‐ en onderzoekscentra maakt een succesvolle ontwikkeling van de Vlaamse economie mogelijk en verzekert de Vlaamse welvaart op lange termijn. We gaan voor een slimme logistiek met toegevoegde waarde die naast de mobiliteitslasten ook lusten, d.w.z. jobs creëert. Andere actiepunten voor het bevorderen van ondernemerschap Vlaanderen moet zich profileren als een aantrekkelijke plek voor ondernemers. Door te investeren in ondernemingsruimte, de nodige stimuleringsinstrumenten te ontwikkelen, de administratie te vereenvoudigen en aan een positief ondernemingsimago te werken, wil de N‐VA de concurrentiepositie van Vlaanderen versterken. Ondernemerschap stimuleren • De structurele voortzetting van initiatieven als de peterschapsprojecten, de oproepen ondernemerschap en de draaischijf ondernemerschap stimuleren het zelfstandig ondernemerschap. • Het beeld van de ondernemer wordt bijgestuurd, onder meer door het bijbrengen van bepaalde attitudes en waarden alsook door het ontwikkelen van specifieke vaardigheden of kenniselementen. Het onderwijs heeft hier een sleutelpositie. • Concrete stappen worden gezet om de doorstroming te bevorderen van personeel vanuit de privé‐sector naar het onderwijs en omgekeerd. Statutaire aanpassingen werpen geen barrière op die dergelijke overstappen belemmert.
8
Ook het overschakelen tussen het statuut van zelfstandigen en werknemer moet eenvoudiger. Zelfstandigen hebben bovendien recht op een volwaardig en dus beter sociaal statuut. •
Startende ondernemers kunnen bij streekgerichte adviescentra terecht voor eerstelijnsadvies of doorverwijzing naar de betreffende organisaties en diensten. De N‐VA pleit voor een één‐loket‐ systeem.
Ondernemerschap ondersteunen • Startende en/of doorstartende ondernemingen hebben niet alleen een vlotte toegang tot risicokapitaal maar beschikken ook over een aanbod financieringsinstrumenten op maat. Ook micro‐ondernemingen zoals een dagbladhandel, een buurtwinkeltje of een dorpscafé worden van het nodige startkapitaal voorzien. • De N‐VA pleit er voor de wedstrijdformule of zogenaamde ‘oproepen’ zo veel mogelijk af te voeren en te vervangen door fiscale instrumenten. De bestaande instrumenten inzake financiering worden op regelmatige basis geëvalueerd en bijgestuurd indien nodig of afgeschaft indien wenselijk. Duurzaam ondernemen • Volgens de N‐VA is het noodzakelijk voldoende aandacht te besteden aan langetermijndoelstellingen en maatschappelijk verantwoord ondernemen, en dit zowel op ecologisch als op economisch vlak, als op vlak van personeelsbeleid en tewerkstelling. • De N‐VA pleit in het luik ‘energie’ van dit programma voor de oprichting van een nieuw energiebedrijf dat zich toelegt op de ontwikkeling van hernieuwbare energie.
Lokale economie versterken • Het project ‘ondernemersvriendelijke gemeente’ mag niet verzanden in een aantal losse projecten of de publicatie van een zoveelste brochure maar moeten uiteindelijk ook resulteren in een concreet, coherent en slagkrachtig beleid inzake lokale economie. • De Vlaamse overheid zorgt voor een kwaliteitsvolle (kennis)ondersteuning van de lokale besturen en stimuleert hen om een volwaardige dienstverlening voor ondernemers op te starten. • De geplande integratie van de buurtwinkelthematiek in het beleid ‘ondernemingsvriendelijke gemeente’ kan een optie zijn maar dient wel te resulteren in een effectief buurtwinkelbeleid. • De N‐VA is voorstander van een subsidiesysteem waarbij de Vlaamse overheid zelfstandige buurtwinkels een subsidie toekent om te voorzien in een minimaal aanbod aan producten en diensten voor de lokale gemeenschap.
9
Familiebedrijven • De overheid informeert kandidaat‐overdragers grondig en begeleidt hen bij het overnameproces. Dit kan bijvoorbeeld door het ontwikkelen en ter beschikking stellen van zogenaamde overdrachtspakketten voor startende en stoppende ondernemers waarbij de verschillende fasen van een overdracht, het vinden van een koper, de rol van de adviseur, het behalen van financiële voordelen en de rol die emoties spelen bij overdracht aan bod komen. • Er zijn geen aparte maatregelen nodig voor de ondersteuning van familiebedrijven maar de bestaande maatregelen worden wel beter kenbaar gemaakt. De N‐VA pleit voor een administratieve en managementondersteuning voor die bedrijven, vanuit externe bedrijven en/of vanuit de overheid. Tevens wordt nagedacht over sectorspecifieke informatie en sensibilisering, bijvoorbeeld voor de horeca. Ondernemersvriendelijke overheid • Er wordt versneld werk gemaakt van de administratieve vereenvoudiging. De N‐VA wil een vermindering van de administratieve lasten met 25%. Als hefboom voor administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsverbetering moet e‐government verder ontwikkeld en gestimuleerd worden. • De doorlooptijd voor de toekenning van vergunningen dient verder te worden gereduceerd, ondermeer door de beperking van de termijnen, de verdere integratie van bouw‐ en milieuvergunning, versnelling van de administratieve afwikkeling en de afstemming van de procedures met die van de machtiging voor distributiebedrijven. Als de termijn is verlopen waarbinnen bouwvergunningen had afgeleverd moeten worden, wordt de vergunning automatisch verleend (lex silencio‐principe). • Een gecentraliseerde dienstverlening zorgt er voor dat een bedrijf op één plaats terecht kan voor alle bedrijfsgebonden dienstverlening en overheidsinformatie. Een duidelijke structuur van het instrumentarium (in het bijzonder wat innovatie betreft) en een duidelijke communicatie is noodzakelijk om de huidige complexe situatie te vereenvoudigen. De N‐VA vraagt een specifieke aanpak voor landelijke gemeenten. In landelijke gebieden zijn er vandaag te weinig volwaardige contactpunten. • De overheid moet voorzien in een ‘gezaghebbend advies’ dat rechtszekerheid geeft aan ondernemingen. Ruimte voor ondernemen • Meer aandacht voor het hergebruik van verouderde sites, minder ruime en meer ondergrondse parkings, meer bouwlagen, meervoudig ruimtegebruik, doorgroeimodules,… • Op vlak van kwaliteit van de bedrijfsruimte is er oog voor een goede visuele inbedding, creatief ontwerp, oog voor parkmanagement en waar mogelijk ook gebruik van duurzame materialen. Ruimtelijke kwaliteit gaat voor de N‐VA ook uit van de inschatting van effecten op de mobiliteit bij de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten. • De N‐VA is voorstander van een decreet ruimtelijke economie dat het kader moet scheppen van een ruimtelijk economisch beleid met een eigen planning, doelstelling en instrumentarium.
10
Andere actiepunten voor het stimuleren van een kenniseconomie • De N‐VA verankert de Vlaamse welvaart duurzaam in een Vlaamse Kennishaven. Intensieve samenwerking tussen overheid, universiteiten en de bedrijfswereld en een sluitend ondersteuningsaanbod geconcentreerd op enkele speerpuntsectoren (energie, (petro)chemie, informatiewetenschap, …) stimuleren geavanceerd fundamenteel onderzoek en resulteren uiteindelijk in concrete innovatietoepassingen. Zo bouwen we aan een Kennishaven Vlaanderen, excellerend centrum voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Onderzoek van onder naar boven… • Onderzoekers bepalen zelf de inhoud, timing en het samenwerkingsverband. Het Instituut voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT), het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en het Bijzonder Onderzoeksfonds Universiteiten (BOU) versterken hun coördinerende en stimulerende rol op dit vlak met het oog op de ondersteuning van onderzoeksinitiatieven vanuit de onderzoeks‐ en bedrijfswereld. • De N‐VA pleit voor een intensieve samenwerking tussen overheid, universiteiten en hogescholen en de bedrijfswereld. De Rondetafels (chemie, automobiel, …) met mensen uit het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid moeten verder gezet en waar mogelijk worden nieuwe opgezet. Nieuwe onderzoeksresultaten worden ook sneller toegepast en leveren zo een wezenlijk concurrentievoordeel op. … en van boven naar onder • De bestaande strategische onderzoekscentra ‐IBBT (Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie), IMEC (nano‐elektronica en nanotechnologie), VIB (Vlaams Instituut voor biotechnologie) en VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek)‐ en de zogenaamde competentiepolen leiden op langere respectievelijk korte termijn tot concrete resultaten en leveren concrete innovatietoepassingen op. • Naast een projectgerichte aanpak is ook een sector‐ en technologiespecifieke aanpak nodig. Verticaal sturen impliceert dat er keuzes moeten gemaakt worden. In dit kader concentreert het aanbod aan middelen zich op enkele speerpuntsectoren (top down gerichte interventies). De N‐VA doet enkele suggesties: gezondheidszorg, micro‐electronica, e‐learning, milieutechnologie en logistiek en distributie. Het Vlaamse WT&I‐instrumentarium • Het Vlaamse WT&I‐instrumentarium (wetenschap, technologie en innovatie) wordt efficiënter en doelmatiger ingezet. Hiervoor is een langetermijnvisie nodig én een permanente evaluatie van de talrijke instrumenten. Resultaat is optimalisatie door een betere synergie en waar nodig rationalisatie. De N‐VA pleit uitdrukkelijk voor een doorgedreven vereenvoudiging. • De N‐VA pleit uitdrukkelijk voor een doorgedreven vereenvoudiging van het innovatiesysteem. Het omstreden Herculesprogramma verdient in dit kader extra aandacht.
11
•
•
•
Er wordt een prioriteitsstelling inzake WT&I opgemaakt. Daarbij kan worden voortgebouwd op de oefening van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB) waarbij zes prioritaire clusters van activiteiten werden afgebakend. Deze clusters worden verder geconcretiseerd in concrete beleidsmaatregelen. Initiatieven zoals ‘De Subsidiewegwijzer voor Ondernemingen’ van de Vlaamse Overheid (Agentschap Economie) en de brochure ‘Subsidieleidraad voor het bedrijfsleven’ uitgegeven door VLAO verdienen aanbeveling en kunnen een goede basis vormen ter verduidelijking van het beschikbare, en aan te passen, instrumentarium. Alle schakels in het innovatie‐ en ontwikkelingstraject moeten worden ondersteund. Van het idee tot het marktrijpe product.
Menselijk kapitaal • Om onze concurrentiepositie te behouden en te versterken in de zogenaamde ‘war on talent’ groeit Vlaanderen uit tot een aantrekkingspool, niet enkel voor investeerders, maar ook voor wetenschappelijk talent. • Kennis is meer dan ooit mobiel. Het fenomeen van de “brain drain” situeert zich met name in het topsegment van onderzoekers. Een uitstekend onderzoeksklimaat, lage administratieve barrières en een actief “repatriëringsbeleid” moeten dit fenomeen omdraaien in een “brain gain”. • De N‐VA pleit de uitbouw van een Kennishaven Vlaanderen en schuift volgende aandachtspunten naar voor: o Harmonisatie van de ongelijke behandeling van kortingen op bedrijfsvoorheffing moet voorkomen dat publieke investeringen private investeringen in kennis verdringen. o Internationale uitwisseling moet zorgen voor een resultaatsvolle kruisbestuiving. Initiatieven als Odysseus1 en Methusalem2 zijn ter zake belangrijke stappen die echter verder moeten worden versterkt. o Wiskunde, wetenschappen en technologie worden nog aantrekkelijker gemaakt. o Meer aandacht voor design en vormgeving van een product als een bepalende factor voor succes.
Een O&O‐beleid op maat van de KMO • Sensibilisering, concrete en doeltreffende begeleiding op kmo‐maat en een gerichte campagne maken de mogelijkheden inzake IWT ruimer en beter bekend bij de KMO’s en zetten aan tot investeren in O&O. Ook de verlaging van de administratieve lasten en vereenvoudiging van de procedures zetten aan tot investeren in O&O. • Een gesegmenteerde en vraaggedreven aanpak spreekt elk KMO‐segment gericht aan. Hiervoor wordt een aanbod ontwikkeld op maat van de sterk verschillende noden met betrekking tot de realisatie van hun innovatiepotentieel . Voor kleinere niet‐hoogtechnologische bedrijven ligt de nadruk op de implementatie van bestaande technologieën en niet op nieuwe ontwikkeling.
1
Programma dat Vlaamse toponderzoekers terug naar Vlaanderen moet brengen en tegelijkertijd buitenlandse toponderzoekers aantrekt. 2 Programma dat een langdurige en structurele financiering voor Vlaamse wetenschappers voorziet.
12
•
De N‐VA pleit niet zozeer voor de creatie van nieuwe instrumenten, maar vraagt daarentegen een diversificatie binnen het huidige instrumentarium en een herziening van de acceptatiecriteria. Daarbij is ook aandacht nodig voor doorgroeiende spin‐offs en spin‐outs.
Een coherent beleid • De N‐VA vraagt dat de bevoegdheden inzake wetenschap, technologie en innovatie en de daartoe bestemde middelen gegroepeerd worden op het Vlaamse niveau. • De kernbevoegdheden inzake ondernemerschap, economie en ontwikkeling worden samen gebracht bij één Vlaamse superminister voor Werk, Ondernemen en Innoveren. 2.3 WERK Als ergens zich de noodzaak manifesteert om tot een staatshervorming te komen, dan is het wel op het domein van de arbeidsmarktwerking. Om een actief werkgelegenheidsbeleid te voeren, is de overheveling van het volledige arbeidsmarktbeleid noodzakelijk en moeten de gewesten worden geresponsabiliseerd. Overigens, de problemen in Vlaanderen en Wallonië zijn niet gelijklopend en verdienen een andere aanpak. Dat Vlaanderen het beleidsniveau bij uitstek is om de problemen inzake werkgelegenheid aan te pakken, tonen de relatief goede resultaten van het arbeidsmarktbeleid van de afgelopen jaren. Zo maakten we de keuze voor een activerend arbeidsmarktbeleid. Dit neemt niet weg dat we een tandje moeten bijsteken want ook Vlaanderen scoort nog onder de Lissabon‐doelstelling van 70% werkzaamheidsgraad. Met de economische crisis erbovenop moeten we te allen tijde vermijden dat de conjuncturele werkloosheid omslaat in een structurele werkloosheid. We moeten blijven inzetten op het langer actief houden van oudere werknemers. En ook voor specifieke kansengroepen dringt zich een versterkte aanpak op.
Blikvangers
Vlaanderen mag de 50‐plussers niet in de steek laten Een doelgroepenbeleid om ouderen aan het werk te houden is cruciaal. Het belette de federale regering niet om de gerichte loonkostverlaging voor 50‐plussers te schrappen. Dit deeltje van het arbeidsmarktbeleid zou toch worden overgeheveld naar de gewesten. Een typisch staaltje van Belgisch cynisme want van de overheveling kwam niets in huis. Voor Vlaanderen is oud niet out! Daarom breiden we de sluitende aanpak voor jongeren uit naar meer ervaren werkzoekenden om de werkzaamheidsgraad te verhogen. Actief, ook als 50‐ plusser: aansluitend met de uitbreiding van de sluitende aanpak maken we het voor bedrijven interessant om deze mensen aan te werven. Dit betekent dat we de Vlaamse 50+‐ premie verder uitbreiden en promoten. Vlaanderen werkt armoede weg met jobs Het hebben van een job is nog steeds de beste garantie om weg te raken én te blijven uit de armoede. De creatie van duurzame werkgelegenheid (sociale werkplaatsen inbegrepen!) en een intensieve activering en begeleiding naar werk zijn essentieel en moeten Vlaanderen in staat stellen tegen 2014 de doelstelling van de Lissabonstrategie inzake werkzaamheidsgraad (70%) te halen. Armoede bannen doe je met jobs.
13
We realiseren een gemeenschapsdienst, onder meer door te investeren in intensieve werk‐ welzijnstrajecten voor de ongeveer 15% langdurig werkzoekenden die op dit ogenblik te ver van de arbeidsmarkt staan. De beschutte en sociale werkplaatsen worden structureel ondersteund in hun functie als werkgever van personen met een arbeidshandicap. De klemtoon ligt daarbij op hun complementariteit met het reguliere bedrijfsleven en op het uitbouwen van betere contacten met het onderwijs.
Andere actiepunten • De activiteitsgraad bij de zogenaamde kansengroepen (ouderen, jongeren, allochtonen en mensen met een handicap) wordt verhoogd. o De maatregelen uit het Meerbanenplan om kansengroepen aan werk te helpen (zoals Jobkanaal, IBO, de tewerkstellingspremie, WEP+,… ) worden van nabij opgevolgd met het oog op mogelijke bijsturing. o Volgens de N‐VA is jeugdwerkloosheid niet enkel terug te brengen tot een klein aanbod van arbeid. Jeugdwerkloosheid heeft ook te maken met een gebrekkige vorming en een mank lopend activeringsbeleid. Gezien de uitdagingen die de toekomst ons brengt, is het noodzakelijk ter zake een daadkrachtig beleid te voeren. o Bestaande maatregelen betreffende de tewerkstelling van allochtonen moeten grondig worden geëvalueerd. Specifiek richt het beleid zich op hooggeschoolde allochtonen en allochtone vrouwen. o De N‐VA vraagt extra aandacht voor de uitbesteding van begeleiding van werkzoekenden aan privébedrijven of non‐profitorganisaties alsook voor de problematiek van de langdurige niet‐werkende werkzoekenden (NWWZ). o Met het oog op de stijgende vertegenwoordiging van leefloners werkt de VDAB binnen de lokale werkwinkels nauwer samen met de OCMW’s. • Om de combinatie gezin‐arbeid op een kwalitatieve manier mogelijk te maken, is het noodzakelijk een volwaardig en toekomstgericht gezinsbeleid te voeren. De N‐VA gaat in dit kader voor een substantiële verhoging van de Vlaamse aanmoedigingspremie voor wie tijdskrediet opneemt tot maximum 250 euro. Werk en gezin maken we nog beter combineerbaar voor eenoudergezinnen met kind(eren). Dienstencheques, betaalbare en voldoende kinderopvang en telewerken zijn bouwstenen voor dergelijk beleid. • Leefbaar werken betekent meer dan af en toe eens stoppen met werken. Alternatieven via prestatiemanagement, gekoppeld aan het loon, zijn beter betaalbaar en misschien even attractief: enerzijds hoger tempo, resultaten en loon voor wie (nog) wil en anderzijds lager tempo, resultaten en loon voor wie het op een rustiger manier wil aanpakken. • Gezien de demografische ontwikkelingen waarvan we de gevolgen op korte termijn zullen voelen, is het belangrijk de nodige maatregelen te nemen om de interregionale arbeidsmobiliteit te versterken. Daarom moeten de bestaande hindernissen inzake mobiliteit en taalkennis efficiënter worden aangepakt en dient de samenwerking tussen de VDAB, Forem en Actiris versterkt.
14
•
•
•
•
•
•
•
Gelet op het hoge aantal faillissementen wil de N‐VA: o dat Vlaanderen kort op de bal speelt door een krachtdadig activerend herstructuringsbeleid te voeren; o dat de opleidingscentra en het beschikbare instructiepersoneel van de VDAB optimaal benut worden en de samenwerking met de andere opleidingsaanbieders wordt versterkt; o de verdere uitwerking van het spoor van de zogenaamde ervaringspools en de ondersteuning van de actoren op het terrein ten einde de waardevolle competenties en ervaring van afgedankte oudere werknemers bij herstructurering niet verloren te laten gaan. Met het oog op de competentieontwikkeling bij zowel werknemers als werkgevers vraagt de N‐VA: o om verder in te zetten op het zichtbaar maken, ontwikkelen en optimaal inzetten van competenties alsook het beleid inzake loopbaanbegeleiding te versterken; o de uitwerking van een efficiënt en daadkrachtig EVC‐beleid door een uitbreiding van het aantal beroepen en testcentra en de realisatie van een algemeen referentiekader voor EVC‐bewijzen en de verdere uitbouw van een Vlaamse kwalificatiestructuur. o Werkgevers die hun werknemers ondersteunen in het volgen van opleidingen worden beloond. o Er moet verder gestreefd worden naar meer transparantie en doelmatigheid op de opleidingsmarkt. Het lijkt de N‐VA noodzakelijk een versterkt taalbeleid te voeren en daartoe een sluitend aanbod van het Nederlands voor werkzoekenden en werknemers te ontwikkelen, zowel in taalvoorbereiding als in taalondersteuning. Extra aandacht wordt besteed aan de taalverwerving van het Nederlands bij anderstalige werkzoekenden in Vlaams‐Brabant en in de Vlaamse Rand in het bijzonder. De N‐VA blijft zich verzetten tegen een beleid dat werkloosheid in de hand werkt. Voor sommige mensen brengt werken niet (veel) meer op dan niet werken. Dat is onaanvaardbaar. Gezien de wijzingen op de Vlaamse arbeidsmarkt lijkt de tijd rijp voor een nieuw en aangepast Vlaams Actieplan Werkloosheidsvallen. Flexibiliteit moet ook mogelijk zijn voor zelfstandige ondernemers. Dit kan door de creatie van een ‘pool’ van vliegende ondernemers waardoor ondernemers vervangen kunnen worden in geval van ziekte, vakantie, enz. Gealfabetiseerde inburgeraars blijken vaker te migreren met de bedoeling te werken dan niet‐ gealfabetiseerden. In het kader van het inwerkingsdecreet wordt werk gemaakt van een traject voor analfabeten met een professioneel perspectief dat voldoende is afgestemd op hun moeilijke situatie. De mogelijkheden en ontwikkelingen inzake outplacement dienen te worden opgevolgd en ondersteund. Belangrijk is dat de kwaliteit kan worden gegarandeerd. De verplichting om outplacement aan te bieden aan werknemers ouder dan 45 jaar mag er niet toe leiden dat (kleinere) ondernemingen enkel nog jongeren aanwerven.
15
2.4 LANDBOUW De Vlaamse landbouw is sterk gespecialiseerd, bijna 80% van de landbouwbedrijven concentreren zich op een welbepaalde activiteit. Rundveehouderij is de belangrijkste specialisatie, gevolgd door tuinbouw en akkerbouw. De laatste tien jaar daalde het aantal arbeidsplaatsen in de landbouw met gemiddeld 2,5% per jaar tot 62.511 personen in 2007. Niettemin is de landbouw in Vlaanderen verantwoordelijk voor een zeer groot ruimtegebruik. Niet minder dan 622.133 ha of 45,4% van de totale oppervlakte van Vlaanderen wordt gebruikt voor de landbouw. De landbouwsector is een volwaardige economische sector in een sterk concurrentiële omgeving. De Vlaamse overheid moet binnen het kader van de Europese contouren een goed uitgebouwd ondersteuningsbeleid voeren voor de Vlaamse familiale land‐ en tuinbouwbedrijven. Investeren in kwaliteit en duurzaamheid verdienen prioriteit. En ook hier vraagt de N‐VA dat Vlaanderen met een homogeen bevoegdheidspakket aan de slag kan, wat betekent dat de bevoegdheid inzake landbouwrampen beter wordt overgeheveld.
Blikvanger Innovatieve landbouw • De Vlaamse overheid blijft investeren in wetenschappelijk onderzoek en innovatie in de landbouwsector. Ze heeft daarbij aandacht voor de bijdrage die de landbouw kan leveren tot de productie van hernieuwbare energie. Onder meer het onderzoek naar het verbouwen van gewassen met een hoge intrinsieke energiewaarde staat hoog op de agenda. Andere actiepunten • Naast hernieuwbare energie is biologische landbouw één van de speerpunten in het wetenschappelijk landbouwonderzoek dat de Vlaamse overheid voert. Om de bio‐producten nog meer te promoten bij de Vlaamse consument, organiseert de Vlaamse overheid (VLAM) geregeld campagnes die biologische landbouwproducten van bij ons in de verf zetten. De Vlaamse overheid geeft ook zelf het goede voorbeeld en koopt bio‐producten aan voor de overheidscatering. Dit is meteen een stimulans voor de verdere vermarkting van de biologische landbouw in Vlaanderen. • Ondanks de geleverde inspanningen, is het nitraatgehalte in het Vlaams grond‐ en oppervlaktewater nog te hoog. Het monitoren van de kwaliteit van waterlopen moet duidelijkheid scheppen over de efficiëntie van de huidige bepalingen van het mestdecreet. Concreet wil de N‐VA dat: o de VLIF‐steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) zich concentreert op de mogelijkheden van innovatieve en duurzame landbouwprojecten; o dat via mestverwerking nitraten uit mest worden verwijderd en hernieuwbare energie wordt geproduceerd; o Indien nodig moeten bijkomende maatregelen worden genomen voor onbemeste stroken langs waterlopen.
16
•
De N‐VA wil dat de landbouwsector haar verantwoordelijkheid mee opneemt inzake natuur. Plattelandsbeleid en landbouw horen bij één minister ondergebracht te worden. Verder: o Bosuitbreiding in landbouwgebied moet voor de N‐VA mogelijk zijn, maar niet als instrument om het areaal landbouwgrond te beperken. Uitwisseling van percelen die het realiseren van aaneengesloten natuurgebieden mogelijk maakt of zonevreemde landbouwbedrijven via planologische ruil opneemt in agrarisch gebied moet de brug slaan tussen natuur en landbouw. o Op basis van vrijwilligheid moeten landbouwers aangemoedigd en gestimuleerd worden natuurwaarden (houtkanten, poelen, broedgelegenheid, …) toe te laten op hun gronden.
•
• •
•
In de relatie landbouw en waterbeheer wil de N‐VA dat: o bij grootschalige waterwerken maximale rechtszekerheid wordt geboden aan landbouwbedrijven en voldoende flankerende maatregelen worden uitgewerkt; o dat er een modern Vlaams decreet voor polders en wateringen wordt opgesteld dat voorziet in adequate beheersstructuren die over voldoende terreinkennis beschikken. De Vlaamse overheid streeft naar een Europese erkenning voor zo veel mogelijk Vlaamse streekproducten. De N‐VA wil GGO’s toelaten onder bepaalde voorwaarden maar stelt de keuzevrijheid van de consument hierbij voorop. De consument moet steeds een biologisch of conventioneel geteeld product kunnen kiezen. Om dat te bereiken dienen de nodige voorwaarden worden gerespecteerd zodat zowel biologisch, conventionele als GGO‐teelten naast elkaar kunnen blijven bestaan. Daarnaast moet bij het toelaten van genetisch gewijzigde organismen ook aandacht te gaan naar het vermijden van besmetting van wilde variëteiten, in het bijzonder in natuurgebieden.
Gezien de historische band met de landbouw moet ons levend erfgoed deel uitmaken van en erkend worden binnen het plattelandsbeleid.
• 2.5
De niet‐productiegerichte dierhouderij krijgt een plaats binnen het plattelandsbeleid en vraagt ook een ander beleid dan gespecialiseerde landbouw. TOERISME
Toerisme wordt – terecht – beschouwd als een volwaardige economische sector. Toerisme zorgt voor werk voor kortgeschoolden en is bovendien niet delokaliseerbaar. 2007 was voor Vlaanderen het meest succesvolle jaar ooit. Liefst 9,5 miljoen toeristen wisten ons te vinden. Vlaanderen heeft een kwalitatief hoogstaand toeristisch aanbod en moet dat beter durven promoten. Ook in het niet zo nabije buitenland moet Vlaanderen haar troeven verzilveren. Internationale groeimarkten mogen we niet links laten liggen. Maar evengoed ontwikkelen we toeristische nicheproducten voor dichter bij huisvakanties.
17
Blikvanger
Economische parels, groene parels We verdubbelen welvaart en tewerkstelling door en met toerisme tegen 2020. We verhogen de middelen toerisme met 50% (nu 60 mio euro) tegen 2014 en mikken prioritair op: (1) een verdubbeling van onze inspanningen en middelen voor de promotie van de Vlaamse kunststeden; (2) het opstellen van een breed actieplan ‘100 jaar Groote Oorlog’ met internationale ambities; (3) de uitbouw van Vlaanderen als congresregio en (4) een nog sterkere vernieuwing en verbreding van het Vlaams kusttoerisme en het toerisme in de groene regio’s. •
•
•
•
Binnen de krijtlijnen van het Kunststedenactieplan moet de Vlaamse overheid, samen met de private sector en de kunststeden, blijven investeren in de ontwikkeling van innovatieve toeristische producten en de promotie van de Vlaamse kunststeden als één internationaal toeristisch topproduct. Vlaanderen verdubbelt de budgettaire inspanningen voor de internationale promotie van de Vlaamse kunststeden. De voorbereidingen voor de herdenking van 100 jaar WO I krijgen prioritaire aandacht én middelen. Er komt een uitvoerig actieplan ‘100 jaar Groote Oorlog’ met concrete initiatieven en investeringen in de Westhoek op het vlak van toeristisch onthaal, toeristische attractiepunten en musea, evenementen, animatie, educatie en culturele programmering, logiesfaciliteiten en marketingcampagnes op de binnen‐ en vooral buitenlandse markt. Om die buitenlandse markt optimaal te benutten sluit Vlaanderen samenwerkingsakkoorden met landen die tijdens WO I in Vlaanderen actief waren, met als doel om in 2014‐2018 zo veel mogelijk vredestoeristen naar Vlaanderen aan te trekken. Het MICE‐toerisme (Meetings, Incentives, Conferences & Events) is een markt waar Vlaanderen nog veel te weinig op inspeelt. Nochtans is onze hoofdstad Brussel hierbij een onmiskenbare internationale troef. Tijdens de volgende regeerperiode investeert de Vlaamse overheid meer in moderne congresfaciliteiten in Vlaanderen die gericht gepromoot worden op het internationale forum. De N‐VA wil dat de Vlaamse kust een toeristische topbestemming in Vlaanderen blijft. Om de lichtjes dalende trend van het kusttoerisme in Vlaanderen weer om te buigen, komt er een Masterplan voor de Vlaamse Kust waarbij naast de logiessector ook uitvoerig aandacht besteed wordt aan toerismeflankerende beleidsdomeinen als recreatie, natuur, horeca, ruimtelijke ordening, mobiliteit, publieke voorzieningen, …
Andere actiepunten • Vlaanderen blijft investeren in fietsroutes en fietsvriendelijke logies en wendt zijn wereldberoemd koerserfgoed, met de Ronde van Vlaanderen op kop, maximaal aan om het fietstoerisme in Vlaanderen internationaal te promoten. Een ‘Actieplan Water‐ en Cruisetoerisme in Vlaanderen’ geeft de aanzet tot de uitbouw van deze vorm van toerisme. • De tijdens de vorige regeerperiode ingezette inhaalbeweging inzake jeugdverblijfsinfrastructuur in Vlaanderen wordt onverkort verdergezet.
18
•
•
Vlamingen die zelf op reis gaan naar het buitenland of er tijdelijk wonen of werken en gemeentebesturen met jumelages worden aangespoord om Vlaanderen internationaal te promoten als een unieke toeristische bestemming. Handige anderstalige kennismakingspakketten, die de Vlaamse overheid gratis ter beschikking stelt van particulieren en gemeentebesturen om ze uit te delen in het buitenland, kunnen hiertoe een geschikt hulpmiddel zijn. De Vlaamse overheid blijft intens samenwerken met de private toeristische ondernemers en de lokale besturen, zodat in nauw overleg een kwaliteitsvolle beleidsvoorbereiding en –uitvoering van het toerismebeleid tot stand kan komen, met een efficiënt beheer van de middelen en een maximale winst voor de Vlaamse toeristische sector.
III. EEN STERKER VLAANDEREN IS BETER BESTUURBAAR 3.1 BINNENLANDS BESTUUR De uitdagingen voor de Vlaamse steden en gemeenten zijn er niet kleiner op geworden met een steeds maar complexer wordende samenleving. Tegelijkertijd eist de hogere overheid dat er bijkomende taken worden opgenomen of treffen ze maatregelen die financiële repercussies hebben op de lokale overheden. De N‐VA wil dat ook in Vlaanderen wordt gewerkt aan een eenvoudige, doorzichtige en democratische structuur die uitgaat van een bestuur dicht bij de burger. De klemtoon moet daarbij liggen op sterke lokale besturen dat daartoe de nodige bevoegdheden en middelen moet krijgen. Betutteling moet plaats ruimen voor fiscale autonomie en échte subsidiariteit. De volgende Vlaamse regering moet een hoofdrol geven aan de gemeenten in het Vlaams binnenlands bestuur. Ook het decretale kader zal moeten volgen. Zo moet het de ambitie zijn om met een eigen kiesdecreet te komen voor de organisatie van de gemeente‐ en provincieraadsverkiezingen. Het decreet inzake het gemeentefonds is aan een kritische doorlichting toe met aandacht voor de centrumsteden. En ook het gemeentedecreet mag best opnieuw bekeken worden. De N‐VA blijft vanuit deze opvatting pleiten voor een overheveling van bevoegdheden die lokale besturen sterker kan maken: de werking van OCMW’s, politie, brandweer en civiele bescherming zijn beter thuis in Vlaamse handen. Blikvangers
Vlaanderen brengt het bestuur dichter bij de burger De volgende regering realiseert een interne Vlaamse staatshervorming. We opteren voor een opbouw van onderen uit. Daarin staan sterke gemeenten centraal. Zij krijgen meer bevoegdheden, o.a. inzake onderwijs, kinderopvang, gezondheidszorg, welzijn….
19
In plaats van de huidige vierdeling (gemeenten, intercommunales/allerlei andere tussenniveaus, provincies en Vlaanderen) ligt de klemtoon bij de gemeenten aan de ene kant en Vlaanderen aan de andere kant. Bij een vrijwillige fusie van gemeenten verleent de Vlaamse regering een éénmalige subsidiebonus.
Andere actiepunten • De N‐VA is van mening dat de gemeentelijke democratie nog kan verbeterd worden door de invoering van de constructieve motie van wantrouwen tegen het voltallige college of tegen een individuele schepen. Op die wijze wordt de onbestuurbaarheid van een gemeente (bv. door een breuk in de coalitie) opgeheven. • Gezien de toevoeging van de OCMW‐voorzitter in het college van Burgemeester en schepenen dient het aantal schepenen te verminderen met inachtneming van een kritische ondergrens voor de werklastverdeling binnen het schepencollege. Het heeft weinig zin om nog een schepen te belasten met de bevoegdheid van sociale zaken, dat immers toekomt aan de OCMW‐voorzitter. • Deze integratie (OCMW‐voorzitter en schepencollege) moet worden doorgetrokken tot op het niveau van het ambtenarenkorps van de gemeente en het OCMW. Ook dat maakt deel uit van de efficiëntieoefening die elke overheid zal moeten doorvoeren. • De N‐VA meent dat de bevoegdheden en verantwoordelijkheid van burgemeester en schepenen dermate groot is, dat zij alle baat hebben bij (een verplichting tot) opleiding, vorming en bijscholing. • Meer lokale autonomie moet gepaard gaan met het optrekken van de fiscale en financiële autonomie van dit niveau. • De verdelingscriteria in de gemeentefonds moeten geëvalueerd en bijgestuurd worden waarbij voldoende aandacht wordt gegeven zowel aan de centrumsteden als aan de andere steden, gemeenten en plattelandsgemeenten, rekening houdend met hun specifieke noden. • Het is absoluut noodzakelijk dat er werk wordt gemaakt van de invoering van het veralgemeend geautomatiseerd stemmen. Voor alle verkiezingen in Vlaanderen wil de N‐VA het geautomatiseerd stemmen invoeren mits het gebruikte systeem voldoet aan voldoende veiligheidscriteria en er voorzien wordt in een gedrukt afschrift. • De N‐VA wil een volwaardig Vlaams gemeentekiesdecreet realiseren. Vlaanderen heeft tot op heden enkel een aantal wijzigingen doorgevoerd van de bestaande federale wetgeving, maar is er nog niet in geslaagd een eigen volwaardig kiesdecreet op poten te zetten. Tegen de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 moet dit zeker het geval zijn. • Van vrije en verantwoordelijke burgers mag men verwachten dat ze minstens deelnemen aan de democratie door hun stem te gaan uitbrengen bij verkiezingen. De N‐VA ziet er echter geen enkele meerwaarde in hen hiertoe te verplichten. Ze pleit dan ook voor de afschaffing van de stemplicht en de invoering van het stemrecht vanaf 18 jaar.
20
3.2 BESTUURSZAKEN De Vlaamse overheid bestaat intussen iets meer dan een kwarteeuw en is door opeenvolgende staatshervormingen uitgegroeid tot een volwaardige administratie van 40.000 voltijdse equivalenten. Onder impuls van de N‐VA werd de aanhoudende sterke personeelsgroei doorbroken en groeide het personeelsvolume nog slechts lichtjes aan als gevolg van beleidsprioriteiten (openbaar vervoer) en nieuwe taken (bv. inburgeringsbeleid). De N‐VA beseft dat een efficiënt werkende en transparante overheidsadministratie een essentiële factor vormt voor de competitiviteit van Vlaanderen. In een globale wereldeconomie bepaalt de kwaliteit van de overheid onze economische slagkracht. De Vlaamse overheid moet een overheid “van nu en van u” zijn: een moderne dienstverlener en een goede werkgever die voortdurend investeert in vereenvoudiging, efficiëntie en kwaliteit in haar relaties met burgers en ondernemingen. Om een eigen Vlaams personeels‐ en wervingsbeleid te kunnen voeren, moet zo snel mogelijk werk worden gemaakt van de afschaffing van het Algemeen Principe Koninklijk Besluit (APKB).
Blikvanger
Vlaanderen bespaart door efficiëntie De Vlaamse overheid en publieke agentschappen boeken in de komende vijf jaar elk jaar minimum 2% productiviteitswinst om zo tot 750 miljoen euro te besparen. Andere actiepunten • De Vlaamse overheid besteedt voortaan minder taken uit en doet maximaal een beroep op de aanwezige kennis en ervaring in de overheidsdiensten. Kennisdeling en –uitwisseling, een doorgedreven vormingsbeleid en het overschrijdend inzetten van specialisten over beleidsdomeinen heen dragen daartoe bij. • De Vlaamse overheid garandeert de burger dat ze hem ‘niet meer vraagt wat ze al weet’ en geeft volledige uitvoering aan het principe van de éénmalige gegevensopvraging. • Personeelsleden van lokale besturen (gemeenten en provincies) kunnen probleemloos en met behoud van alle voordelen overstappen naar de Vlaamse overheid en omgekeerd. Interne personeelsmobiliteit binnen de diensten van de Vlaamse overheid is al gerealiseerd. Voor de N‐ VA is echter ook de personeelsmobiliteit tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen noodzakelijk. • 15 november, Dag van de Dynastie, wordt als vakantiedag voor het personeel van de Vlaamse overheid (en van publiekrechtelijke rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse overheid) vervangen door 9 mei, Dag van Europa. • De rapportering van verschillende beleidsplannen door de lokale besturen aan de Vlaamse overheid wordt vervangen door een geïntegreerd en vereenvoudigd plan‐ en opvolgingsinstrument.
21
• •
•
•
De Vlaamse overheid bundelt al zijn formulieren voor de burger, onderneming, non‐ profitorganisatie of lokaal bestuur op een formulierenwebsite. De Vlaamse overheidsdiensten leggen per dienstverleningspakket of per doelgroep concrete dienstverleningsnormen in een gebruikershandvest vast. De Vlaamse overheid sluit, met het oog op het uitwisselen van goede praktijken, internationale partnerschappen en investeert in een goed meetsysteem dat de performantie van de overheid permanent in kaart brengt en vergelijkt met andere Europese (deel)staten. De Vlaamse overheid moet een traject starten waarbij gesloten software ingeruild wordt voor “open source”‐equivalenten als die alternatieven bestaan. De overheid mag niet afhankelijk zijn van specifieke leveranciers.
3.3 VLAAMSE RAND Dankzij de inbreng van de N‐VA voerde de Vlaamse regering een hele reeks maatregelen uit om de Vlaamse aanwezigheid in de Vlaamse Rand te versterken. Ook in de faciliteitengemeenten. De N‐VA wil het Nederlandstalig karakter van de Rand waarborgen en de levenskwaliteit bevorderen op het vlak van huisvesting, onderwijs, welzijn, cultuur en leefmilieu. Niet alle engagementen werden uitgevoerd en in 2005 gaf dit aanleiding tot een aanvullende verklaring bij het toenmalige regeerakkoord dat het randbeleid nog verder uitbouwde. Niettemin blijft het sociaal weefsel in de Rand onder druk staan. Sociale verdringing, ruimtelijke wanorde en suburbanisatie vreten aan de groene en Vlaamse Rand. De N‐VA wil een aangepast beleid voor gemeenten die zich voor gelijklopende uitdagingen zien geplaatst. Dat de Franstaligen te pas en te onpas belangenconflicten en juridische procedures opstarten t.a.v. deze initiatieven, kunnen we vanuit Vlaanderen niet verhelpen. Maar van de federale overheid mogen we wel verwachten dat ze dit beleid niet doorkruist. Intussen vraagt de N‐VA dat het in de commissie goedgekeurde wetsvoorstel tot splitsing van het kiesarrondissement Brussel‐Halle‐Vilvoorde goedgekeurd wordt in de plenaire zitting van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Daarmee wordt een correcte invulling gegeven aan de grondwettelijke indeling van dit land.
Blikvangers
Vlaanderen treedt zelfbewust op in de Vlaamse Rand en Brussel Vlaanderen investeert sterk in een groene en Vlaamse Rand. We roepen de druk van de stad een halt toe met o.a. een voorrangswoonregeling voor inwoners met een band met de gemeente. We breiden het werkingsgebied voor het Vlaams Randbeleid uit en verdubbelen de middelen. Burgemeesters of schepenen die de wet overtreden, moeten onmiddellijk geschorst worden én even snel worden berecht. Gedaan met het dralen met tuchtprocedures.
22
Andere actiepunten • Een groene Rand. Het groene karakter van de Vlaamse Rand moet gestimuleerd worden via het Bruegelproject en moet gevrijwaard blijven bij de afbakening van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (VSGB) en bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Uiteraard past een overheveling en herwaardering van de Plantentuin van Meise in dit kader. • Een Rand om in te wonen. Iedereen moet kunnen wonen in eigen streek, ook in de Vlaamse rand. Net daarom werkte de N‐VA een voorstel uit waardoor kavels in woonuitbreidingsgebieden in de Vlaamse rand en in alle andere gebieden waar de woonprijzen de pan uitswingen, worden voorbehouden voor mensen die een band hebben met de streek. De N‐VA zal nauwlettend toezien op de uitvoering van dit voorstel. • Een Nederlandstalige Rand. Om in aanmerkingen te komen voor een sociale woning, heeft Vlaanderen het principe van de taalvereiste in de Wooncode ingevoerd. Om het sociale leven in een lokale gemeenschap mogelijk te maken, is het essentieel dat men de taal van die gemeenschap spreekt. En het spreekt voor zich dat alle lokale mandatarissen, ook gemeente‐ en OCMW‐raadsleden het goede voorbeeld moeten geven en dus verplicht Nederlands moeten kennen. De Vlaamse overheid moet onverminderd voortgaan met een beleid van rechten en plichten. Ook de hefbomen waarover Vlabinvest beschikt moeten uitgebreid worden. • Een gezonde Rand. De afgelopen jaren leidde het falen van de (Franstalige) medische urgentiedienstverlening tot heel wat misverstanden in de regio, af en toe jammer genoeg met een dramatisch afloop. Onder druk van de N‐VA werd er in Halle alvast een Paramedisch Interventieteam opgericht. De N‐VA blijft echter vechten voor een volwaardige MUG. Voor de N‐ VA moeten alle zorgzones de taalgrenzen respecteren en dit overal in Vlaanderen. • Een leerrijke Rand. Blijvende inspanningen voor het Nederlandstalig onderwijs in de Rand zijn noodzakelijk. Ook het Franstalige faciliteitenonderwijs wordt geïntegreerd in het Vlaams onderwijsbeleid, zodat dat onderwijs eindelijk gericht wordt op integratie. De N‐VA diende al een voorstel van decreet in dat momenteel geblokkeerd wordt door Franstalige belangenconflicten. Voor de N‐VA mag de Vlaamse democratie zich niet langer laten blokkeren. Het decreet moet onmiddellijk gestemd worden. • Een mobiele Rand. In en buiten het kader van het START‐project plant de Vlaamse overheid allerlei werken om het verkeersinfarct in de regio weg te werken. Ook het GEN‐project van de NMBS wil de mobiliteit naar Brussel bevorderen in samenwerking met andere actoren en afgestemd op het ‘Regionet Brussel‐Brabant’ van De Lijn. De N‐VA steunt deze initiatieven, al mag dit niet leiden tot bijkomende verfransing van de Rand: eventuele (Brusselse) stadsvlucht kan worden gecounterd door een assertieve maar rechtvaardige taal‐ en onthaalpolitiek. • Een werkzame Rand. Werkzoekenden die geen gebruik willen maken van een kostenloze taalcursus Nederlands moeten gesanctioneerd worden. De middelen die hierdoor vrijkomen kunnen worden besteed aan de ondersteuning van werkzoekenden die wél Nederlands willen leren en natuurlijk ook van de Nederlandstalige werklozen. Daarnaast kan Vlaanderen met de inplanting van één of meer Vlaamse instellingen met uitstraling in één van de zes faciliteitengemeenten haar engagementen t.a.v. de Vlaamse Rand nog meer tastbaar maken.
23
•
Een culturele Rand. Naast een flink en ondubbelzinnig taalbeleid investeren we fors in het culturele aanbod in de Vlaamse Rand. Aan de 7 gemeenschapscentra van vzw De Rand, blijven we alle mogelijkheden bieden om een evenwichtig en wervend socio‐cultureel aanbod uit te werken dat ook aantrekkelijk is voor de talrijke internationale en anderstalige inwoners van de Rand. Daarnaast ondersteunen de gemeenschapscentra het plaatselijk verenigingsleven en de culturele raden logistiek en financieel waarbij ze zich in het bijzonder op jeugd en sport concentreren. Ook voor de grotere cultuurcentra in de brede Rand (Vilvoorde, Dilbeek, Halle, Asse) wordt er extra geld vrijgemaakt om er echte ‘culturele vuurtorens’ van te maken.
3.4 BRUSSEL Brussel is een internationale grootstad met enerzijds typische grootstedelijke problemen die uitvergroot worden door de bestuurlijke inefficiëntie van de Brusselse instellingen. Anderzijds heeft Brussel tal van troeven die echter onvoldoende worden uitgespeeld. Brussel is geen hopeloos geval. Maar Brussel kan ook veel beter. Brussel is vooral een stad die de uitstraling van Vlaanderen mee kan bepalen. Daarom loont het de moeite te investeren in de stad en ze niet koudweg te laten vallen. Het komt er op aan dat Vlaanderen die verantwoordelijkheid opneemt en dat ook duidelijk maakt! Brussel is en blijft onze hoofdstad. Als stadsgewest kan het echter niet op gelijke voet staan met Vlaanderen en Wallonië. Nu al vertoont het Brussels model alle kenmerken van een waterhoofd. Belangrijk is dat die structuren worden afgeslankt. Voor de Brusselse Vlamingen moeten de initiatieven van Vlaanderen toegankelijk zijn via de gemeenschapskeuze. Intussen moet Vlaanderen moet zelfbewust optreden en de correcte naleving afdwingen van de taalwetten. Blikvangers Vlaanderen zet in op Brussel Vlaanderen omarmt zijn hoofdstad en weet haar troeven als venster op de wereld optimaal uit te spelen in het belang van de inwoners van Brussel zelf. We zoeken alle mogelijke creatieve wegen op om sterk te investeren in de capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs, maar evengoed in het algemene woon‐ en leefklimaat van de stad. Huisvesting, mobiliteit, kinderopvang en gezondheidszorg bepalen immers mee het imago van onze hoofdstad. Andere actiepunten • Vlaanderen heeft er alle belang bij om tegen het 'Wallobrux' van Franstalig België een 'Brussel‐ Vlaanderen‐strategie' uit te stippelen door een tijdelijke (parlementaire) commissie op te richten die met deze onderzoeksvraag gelast wordt. • In functie van het institutionele debat moet Vlaanderen berekenen wat de meerwaarde is voor Brussel van de Vlaamse aanwezigheid. • De N‐VA wil dat in het kader van haar voorstel voor een uitwisselingsbeleid tussen regionale televisiezenders extra aandacht wordt besteed aan de samenwerking met TV Brussel.
24
•
•
•
De N‐VA wil Brussel niet opgeven en wil verder durven denken dan de (weliswaar broodnodige) investeringen in onderwijs of cultuur. Daarom wil de N‐VA dat de Vlaamse overheid zich ook uitdrukkelijk manifesteert op domeinen zoals huisvesting, gezondheidszorg, kinderopvang… o Daarom moet de Vlaamse overheid zelf zorgen voor afdoende Nederlandstalige kinderopvang, ook op het kleinschaligere niveau van onthaalouders. o Zoals de Vlaamse Ouderenraad eist, moet de volgende Vlaamse regering kordaat optreden tegen elke vorm van discriminatie waarvan de Nederlandstalige Brusselaars vaak het slachtoffer zijn in de bicommunautaire verzorgingssector. In Brussel hebben ouderen het recht om in het Nederlands gebruik te kunnen maken van zorgorganisaties. o Wat betreft gezondheidszorg verdient het initiatief Zorgnet meer ondersteuning. Eveneens dient men te zoeken naar mogelijkheden om het aantal Nederlandstalige artsen te vergroten, bijvoorbeeld door de stagemogelijkheden hier uit te breiden en sensibiliseringscampagnes opzetten. N‐VA pleit ook voor een tweede Nederlandstalig ziekenhuis in Brussel, minstens een poliklinische antenne van het UZ Brussel. o N‐VA wil dat de goede reputatie van de Vlaamse gezondheidszorg via de aanwezige expertise van het universitair ziekenhuis in Brussel verder gepromoot wordt. Dit kan door een grootscheepse promotiecampagne bij de in Brussel aanwezige expats en voor het aantrekken van buitenlandse patiënten, zonder verdringingseffect voor binnenlandse patiënten. o De Vlaamse Overheid kan een huisvestingspolitiek voeren en moet daarom, zoals ook verschillende Brusselse gemeenten doen, als privaatrechtelijk persoon resoluut investeren in onroerend goed en dit verhuren aan sociale tarieven en naar eigen inzichten (taalbereidheid, sociale mix en Vlaamse aanwezigheid). o De goedbedoelde Vlaamse jobkorting van de laatste legislatuur is een doorn in het oog van vele Brusselse Vlamingen. Daarom vindt de N‐VA dat de Vlaamse Regering alle (juridische) mogelijkheden moet onderzoeken en uitputten om ook de Brusselse Vlamingen te laten mee genieten van deze jobkorting. De N‐VA wil dat mensen met een Nederlandstalige identiteitskaart kunnen mee genieten van de jobkorting of andere voorzieningen die de Vlaamse overheid treft voor haar inwoners. Dit is de zogenaamde subnationaliteit waardoor men rechtstreeks kan kiezen voor Vlaanderen (de gemeenschapskeuze). Tegenover die rechten staan ook plichten. Wie deel wil uitmaken van de Vlaamse gemeenschap maar geen Nederlandstalige achtergrond heeft, moet een inburgeringstraject volgen. o De middelen voor het Brussels Onthaalbureau vzw (Bon vzw) dienen stelselmatig te groeien. De Vlaamse Gemeenschap tracht in functie van deze Brusselse onthaalbureaus samen te werken met de Brusselse gemeenten, zoals dat reeds gebeurt in Vlaanderen. o Voor de N‐VA maakt Brussel integraal deel uit van het Vlaams Kunststedenactieplan. Voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is een bijzondere rol weggelegd. Het marktaandeel daarvan ging de jongste jaren al in sterk stijgende lijn. De mogelijkheden op vlak van infrastructuur en personeel moeten bijgevolg prioritair worden uitgebreid. N‐VA wil daarom een capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel met 10% tegen 2015 tot ca. 40.500 plaatsen. De genoemde capaciteitsuitbreiding moet dan ook gepaard gaan met flankerende maatregelen voor het succesvol begeleiden van grote aantallen anderstalige leerlingen en investeringen voor het aantrekken van Nederlandstalige leerlingen uit de Rand: o Ten aanzien van anderstalige kinderen en ouders moet elke Brusselse Nederlandstalige school een taalbeleid uitwerken waar het Nederlands uitdrukkelijk centraal staat. De engagementsverklaring, maar ook taalvaardigheidstoetsen die op systematische wijze worden afgenomen op belangrijke overgangsmomenten in de schoolloopbaan, vormen hiervan belangrijke instrumenten. Bij het niet slagen van deze taalvaardigheidstoetsen
25
o
o
o
o
o o
moet de betrokken leerling een bijkomend taalpakket volgen. Indien er onvoldoende medewerking is van de leerling en de ouders, wordt de leerling doorgestuurd naar het Franstalig onderwijs te Brussel. Kinderen van anderstalige ouders zijn meer dan welkom, maar het kan niet dat kinderen van Nederlandstalige ouders daardoor in de kou staan. Daarom moet het GOK‐decreet in Brussel een specifieke invulling krijgen, met een absolute voorrangsregeling voor kinderen van Nederlandstalige ouders. Naast deze eerder ‘streng begeleidende’ maatregelen dient Vlaanderen we ook te positief stimulerend te werk te gaan, door Nederlands bij ouders en kind te associëren met aangename dingen, bijvoorbeeld door het uitlenen van muziek, DVD’s, strips, boeken, spelletjes… te stimuleren. Daarnaast moet er massaal gerekruteerd worden bij de scholieren uit de Rand via campagnes en moet er een evenwichtig aanbod op het niveau van het secundair onderwijs uitgebouwd worden. Om de ‘brain drain’ van jonge leerkrachten tegen te gaan pleit Jong N‐VA voor de invoering van een substantiële premie voor leerkrachten die in Brussel lesgeven. Daarnaast wordt elke leerkracht‐stagiair ertoe aangemoedigd om een deel van zijn/haar stage door te brengen binnen een grootstedelijke context. Zo kan een stagiair die binnen een straal van 40 km van Brussel woont, een deel van zijn/haar stage lopen in Brussel. Waar nodig (in functie van spijbelbeleid,…) wordt samengewerkt en overlegd met de Franse Gemeenschap, de Brusselse gemeenten en/of de politiediensten. in de Brusselse context pleit N‐VA pleit voor de invoering van de schoolkaart. De schoolkaart is een soort identiteitskaart met uurrooster, zodat agenten kunnen nagaan of de leerling spijbelt of niet.
3.5 BUITENLANDS BELEID, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING De ‘verbuitenlandsing’ van het binnenlands beleid en de economie zet zich ook in Vlaanderen verder door. Vlaanderen moet daarom internationaal voluit durven gaan en handelen. Europa is hiervoor het prioritaire kader. Meer dan 60 procent van de Vlaamse regelgeving is een rechtstreeks gevolg van Europese initiatieven. Die EU‐reflex moeten we proactief inbouwen binnen onze besluitvorming. Initiatieven zoals “Vinger aan de Europese pols en Vleva verdienen voortzetting. De Vlaamse stem klinkt immers luider via de Europese megafoon dan door de Belgische microfoon. Een ver doorgedreven strategische communicatie moet dit ondersteunen. De Vlaamse economie is sterk exportgericht en dus is een internationaal gericht economisch beleid zonder meer noodzakelijk. Vlaamse bedrijven zoeken het nog te dicht bij huis en moeten aangemoedigd worden om de internationale groeimarkten op te zoeken. Promotie door regionale agentschappen van buitenlandse handel heeft haar meerwaarde bewezen en moet niet opnieuw in vraag worden gesteld. Het federaal Agentschap voor Buitenlandse Handel heeft geen toegevoegde waarde. Vandaag is de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking goed uitgebouwd en gestructureerd. Onder impuls van de N‐VA steeg het budget tot 25 miljoen euro in 2008. Thematisch concentreren we ons op onderwijs, gezondheidszorg en ontwikkeling van kleine ondernemingen. Om het risico te vermijden op versnippering van middelen wordt onze ontwikkelingssamenwerking het best geconcentreerd op enkele Afrikaanse landen in zuidelijk Afrika. Initiatieven komen ook van onderuit en ook dat willen we ondersteunen.
26
Blikvangers
Vlaanderen zet zichzelf beter op de kaart Vlaanderen verdubbelt zijn inspanningen voor publieks‐ en economische diplomatie door (1) het budget voor internationale communicatie en culturele promotie van Vlaanderen te verdubbelen; (2) het werkingsbudget voor de buitenlandse economische en diplomatieke vertegenwoordigingen met 50% te verhogen (met grotere ondersteuning voor internationaal actieve KMO’s, ook in de dienstensector); (3) door in de volgende regeerperiode een nieuwe diplomatieke vertegenwoordiging in Scandinavië en Zuid‐Oost Europa te openen en (4) door meer middelen vrij te maken om jonge Vlamingen als stagiair of JPO (Junior Professional Officer) naar de VN‐organisaties te leiden. Het welvarende Vlaanderen neemt verder zijn verantwoordelijkheid voor het zuiden op en verhoogt stelselmatig zijn budget ontwikkelingssamenwerking tot 250 miljoen euro in 2020. Dit is een vertienvoudiging! In afwachting dat Vlaanderen een volwaardige Europese lidstaat is, verenigt Vlaanderen zich met een beperkte groep naties met grote autonomie (Schotland, Catalonië, Baskenland….) om rechtstreeks zeggenschap te krijgen in de Europese instellingen. Vlaanderen moet mee de leiding nemen van het EU‐voorzitterschap in 2010. Vlaanderen grijpt het Belgisch voorzitterschap aan om de rol van de deelstaten in het Europees beleid in de kijker te zetten en te versterken. Andere actiepunten voor buitenlands beleid en ontwikkelingssamenwerking • Vlaanderen verstevigt de samenwerking met andere regio’s in Europa en sluit nieuwe samenwerkingsakkoorden die de uitwisseling van kennis en ervaring op allerlei vlakken in de praktijk brengen. • Vlaanderen onderzoekt de opportuniteit van nieuwe grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. • De Vlaamse overheid blijft investeren in de ondersteuning van vierde pijlerinitiatieven voor ontwikkelingssamenwerking, met o.a. de verdere uitbouw van de online helpdesk, het uitgeven van publicaties voor en door de vierde pijler en het stimuleren van vorming voor vierde pijlervrijwilligers. Andere actiepunten voor buitenlandse handel • Het Vlaams Agentschap Internationaal Ondernemen (FIT) moet nog verder worden ondersteund en uitgebreid. • Ondanks deelname aan EUREKA‐ en ESF‐projecten participeert Vlaanderen onvoldoende aan EU‐ programma’s en doet het dat te veel ad hoc. Zolang er geen interne prioriteitenlijst is, zal er ook geen externe strategie mogelijk zijn. Ook voor niet‐Europese landen zijn er nieuwe strategieën nodig. • De aanwezigheid van Vlaamse ondernemingen in de zogenaamde BRIC‐landen (Brazilië, Rusland, India en China) is noodzakelijk. Vandaag gebeurt ter zake nog onvoldoende. De positie van Vlaanderen in Oost‐ en Centraal‐ Europa dient te worden versterkt en uitgebouwd.
27
•
• • •
Inzake de Doha‐onderhandelingen blijft nog steeds de N‐VA hopen op een multilateraal akkoord. Ondertussen moet Vlaanderen wel blijven zoeken naar buitenlandse handels‐ en investeringspartners. Internationaal Vlaanderen maakt een inhaalbeweging inzake kennistransfer, valorisatie van onderzoek (octrooien) en participatie aan Europese programma’s. Ondernemingen moeten meer worden gestimuleerd om internationaal te ondernemen. Duurzaamheid en ethisch ondernemen zijn sleutelbegrippen. Het aangekondigde decreet inzake wapenhandel is er nog steeds niet. Voor de N‐VA moet hier dan ook prioritair werk van worden gemaakt. Dit decreet moet in een dubbele toets voorzien: een economische toets én een ethische toets. Rechtszekerheid en respect voor mensenrechten en conflictbeheersing zijn essentiële onderdelen van een vergunningsbeleid. Het decreet moet een uitgebreidere publieke en parlementaire controle mogelijk maken.
IV. EEN STERKER VLAANDEREN DRAAGT BETER ZORG VOOR IEDEREEN 4.1 GEZINS‐ EN SENIORENBELEID De N‐VA blijft kiezen voor gezinnen en wil dat het beleid hetzelfde doet. Het gezin blijft een belangrijke bouwsteen voor een gezonde en hechte maatschappij. Na een jarenlange daling zien we de laatste vijf jaar opnieuw een toename van het aantal geboortes. Toch blijft het geboortecijfer per vrouw laag. De reële kosten van een kind worden onvoldoende gedekt door het huidige systeem van kinderbijslag en ook de combinatie van arbeid en gezin weegt zwaar. Kiezen voor een gezin, onder welke vorm dan ook, is een persoonlijke keuze maar heeft verstrekkende maatschappelijke gevolgen. Een goed gezinsbeleid moet die keuze vrijwaren en stimuleren. Gezinnen moeten sterker worden gemaakt op financieel gebied om keuzes te kunnen maken i.f.v. arbeid en kinderen. Kinderopvang hoort thuis in de korf van gemeentelijke bevoegdheden, kinderbijslag moet een bevoegdheid zijn van de gemeenschappen. De N‐VA wacht niet langer en maakt er zelf werk van op Vlaams niveau. Minstens even belangrijk is de uitdaging van de vergrijzing die op Vlaanderen afkomt. Vlaanderen mag zich niet beperken tot een voorzieningenbeleid en moet vooral werk maken van een kwalitatief beleid dat de nadruk legt op een rijk gevulde en veilige ‘oude dag’ in een comfortabele woonomgeving. Elke vorm van discriminatie op basis van leeftijdsgrenzen moet weggewerkt worden.
Blikvangers Vlaanderen maakt het de gezinnen makkelijker We starten met een Vlaamse kinderbijslag met een kindpremie van 500 euro per jaar voor alle kinderen tot en met 3 jaar. Kind & Gezin moet zich verder professionaliseren, maar mag ook niet overmatig reguleren. Daarom pleiten we – naar Deens model – voor een gedecentraliseerde kinderopvang op lokaal vlak (Steden en gemeenten), zowel publiek als privaat. Zij garanderen opvang voor elke vraag, ten laatste als het kind zes maand is. De Vlaamse regering bepaalt verder de regels en normen.
28
Werk en gezin maken we nog beter combineerbaar vooral voor eenoudergezinnen met kind(eren). Dienstencheques, betaalbare en voldoende kinderopvang en telewerken zijn hierin sleutelbegrippen. Een substantiële verhoging van de Vlaamse aanmoedigingspremie voor wie tijdskrediet neemt tot maximum 250 euro biedt ondernemingen de mogelijkheid om, ook in tijden van crisis, hun medewerkers te behouden.
Andere actiepunten voor kinderen en gezin • N‐VA wil dat de onthaalouders die aan een dienst verbonden zijn kunnen kiezen om in het huidig statuut verder te werken of te opteren voor een volwaardig statuut. • Voor de toekomst wil de N‐VA een publiek gefinancierde opvang zodat de overheid niet alleen kan toezien op de kwaliteit maar al wie in de kinderopvang werkt ook kan rekenen op een volwaardig sociaal statuut. • Bij de geboorte van tweelingen wordt net zoals bij de geboorte van andere meerlingen gedurende een bepaalde periode sociale hulp georganiseerd. • Voor kinderen met een handicap wordt, na een globale en multidisciplinaire evaluatie, in een bijzondere‘opvoedingsbijslag’ voorzien. Een getrapt stelsel in plaats van een alles‐of‐niets‐ systeem (66 %) is aangewezen. • De huidige adoptieprocedure wordt opnieuw grondig geëvalueerd door een stuurgroep waar alle betrokken actoren, ook een vertegenwoordiging van de wensouders, in zetelen en die tot doel heeft de procedure te vereenvoudigen. • Vlaanderen onderzoekt de mogelijkheid om samenwerkingsakkoorden rond adoptie aan te gaan met andere Europese overheden die gelijkaardige garanties naar de kinderen toe bieden als de hoge Vlaamse standaarden Andere actiepunten voor senioren • Een betere financiële en personele ondersteuning van de Vlaamse Ouderenraad is op zijn plaats. • De steden en gemeenten spelen een belangrijke rol in het aanbod en beleid naar senioren toe. De Vlaamse overheid moet garanderen dat alle lokale overheden vorm geven aan een kwalitatief ouderenbeleidsplan en daar ook concrete acties uit afleiden. • De Vlaamse regering maakt een inventaris op van alle leeftijdsgrenzen in haar beleid waaruit een verschil in behandeling ressorteert naar senioren toe, zoals de mogelijkheid om gebruik te maken van bepaalde voorzieningen en diensten. In een stappenplan worden discriminerend werkende leeftijdsgrenzen, zoals bij de dienstverlening van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, systematisch weggewerkt. • De inspraak die nu reeds bestaat binnen de rusthuizen en RVT’s moet uitgebreid worden naar andere zorgvormen. Aan de inspraak dient ook concreet gevolg gegeven te worden via een publiek actieplan.
29
•
•
•
•
•
Voor een autonoom en kwaliteitsvol leven is het van het allergrootste belang dat primaire valpreventie continu onder de aandacht blijft en elke oudere persoon wordt aangespoord alle principes blijvend vol te houden. Primaire valpreventie dient daarom verankerd te worden in de reguliere werking van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGEZ) en de LOGO’s en opgenomen te worden in het opleidingsprogramma van de medische, paramedische en zorgberoepen. Gezondheid is fysisch en sociaal welzijn: in die is het zaak onze bejaarden te laten wel‐zijn in hun thuisomgeving. Vlaanderen gaat onverdroten verder op weg met thuiszorg, thuisverpleging en palliatieve thuiszorg. De implementatie van het woonzorgdecreet dient grondig opgevolgd te worden en de nodige middelen dienen voorzien te worden zodat Vlaanderen klaar is om de vergrijzingsgolf op te vangen. In de residentiële zorg moeten wachtlijsten verdwijnen. Een dringende hulpvraag heeft een antwoord nodig in de urgente fase, ook in de thuiszorg. Er is nood aan een globale wachtlijst voor de woon‐ en zorgcentra. Net zoals voor personen met een handicap dient de individuele keuzevrijheid van de oudere hierbij gewaarborgd te blijven. Een duurzaam en kwalitatief sport‐ en bewegingsaanbod voor ouderen moet gestimuleerd en financieel ondersteund worden. Beweging is de beste valpreventie.
4.2 WELZIJN EN GEZONDHEID We moeten ervoor zorgen dat de gezondheidszorg betaalbaar blijft. Op Belgisch niveau is dat niet langer het geval en treedt een sluipende vorm van privatisering op. Nu al betaalt de patiënt 932 euro per jaar uit eigen zak voor de gezondheidsfactuur. Stijgende premies in de hospitalisatieverzekeringen maken deel uit van de problematiek. Hoog tijd om een eigen gezondheidsbeleid uit te stippelen dat inzet op een decentrale aanpak, een stevig preventiebeleid en aandacht voor geestelijk gezondheid. Maar vooral ook een beleid dat gezondheidszorg opnieuw betaalbaar maakt. De N‐VA wil met de bevoegdheden die Vlaanderen heeft werk maken van een eigen sociaal beschermingsstelsel dat wel adequaat is.
Blikvangers
Vlaanderen bouwt een eigen sociale zekerheid uit via de aanvullende zorgverzekering • De N‐VA wil een aanvullende Vlaamse zorgverzekering voor alle Vlamingen die alle zorgverstrekking (tot en met de tweepersoonskamer) dekt als alternatief voor de steeds duurdere hospitalisatieverzekeringen. In functie van de budgettaire haalbaarheid bepaalt de Vlaamse Overheid haar aandeel en houdt daarbij rekening met de draagkracht voor de laagste inkomens. Ziekenfondsen en/of private verzekeraars kunnen de Vlaamse Aanvullende Zorgverzekering aanbieden en worden via een openbare aanbesteding hiertoe uitgenodigd.
30
Vlaanderen werkt aan geestelijke gezondheid Het aantal zelfdodingen in Vlaanderen is onaanvaardbaar hoog. Een Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VESP) bundelt alle initiatieven om de zelfdodingscijfers sneller te doen dalen bij alle risicogroepen. Tegen het einde van de legislatuur daalt het aantal zelfdodingen minstens tot het West‐Europese gemiddelde. Algemene actiepunten m.b.t. welzijn, gezondheid en ziektepreventie • Het relatief en absoluut aandeel van Welzijn in het geheel van de Vlaamse begroting dient jaarlijks toe te nemen. • Het budget voor preventie moet omhoog tot op Europees niveau (d.i. ongeveer 3% van het gezondheidsbudget). • Vlaanderen zorgt voor voldoende middelen in het VIPA (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) zodat onze zorg‐gebouwen verder ontwikkeld kunnen worden. Door net als de Franse Gemeenschap in 2008 budgetten ter beschikking te stellen, kunnen we versneld investeren voor toekomstige generaties. • De evolutie van het reservefonds van de Vlaamse zorgverzekering dient nauwlettend in het oog gehouden te worden. De twintigers die vandaag bijdragen mogen binnen dertig jaar niet geconfronteerd worden met een leeg fonds. • De Vlaamse overheid houdt rekening met een goede regionale spreiding inzake normering, ook op basis van de behoeften van de populatie en het aantal mensen. Men moet in rekening nemen dat West‐Vlaanderen en Limburg niet beschikken over een universitair ziekenhuis en dat een klassieke verdeling over de provincies in het nadeel speelt van beide excentrisch gelegen provincies. • Om de problemen van chronisch zieken aan te pakken, moet een Staten‐generaal worden georganiseerd. • De Vlaamse overheid bouwt de bestaande diensten infectieziekten uit tot een volwaardig epidemiologisch instituut. Vlaanderen blijft verder investeren in het Instituut voor Tropische Geneeskunde op voorwaarde dat voldoende cursussen in het Nederlands worden gedoceerd. • De N‐VA wil dat voor alle beroepen in de welzijnssector (verzorgende, opvoeder, …) een duidelijk opleidingskader met eindtermen wordt vastgelegd en waarbij eventuele wijzigingen een recht op bijscholing bestaat. • De Vlaamse overheid gaat onverdroten verder met de projecten Vla‐health en E‐birth. Ze kan zich hiervoor aligneren op het E‐health project. • Vlaanderen wil kwaliteitsvolle ziekenhuizen. Patiëntenveiligheid, infectiecontrole, kwaliteitsmeting in de zorg, … zijn zaken die verder ontwikkeld zullen worden zonder dat dit leidt tot een administratieve rompslomp voor de zorginstellingen. Inspecteurs worden adviseurs en zijn pas inspecteurs wanneer dit nodig is.
31
Bijzondere actiepunten m.b.t. welzijn, gezondheid en ziektepreventie • De N‐VA pleit voor een gedecentraliseerde uitbouw van onze eigen Vlaamse gezondheidszorg. De LOGO’s moeten daarom verder worden uitgebouwd en beter worden betoelaagd. Ze staan in voor het maximaal realiseren van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen: o Middelengebruik voorkomen: drugs‐ en alcoholpreventie blijft meer dan ooit een prioriteit, maar ook tabakspreventie; o De bevordering van gezonde voeding en het voorkomen van ongezond en overmatig eten moeten worden ondersteund; o Vaccinatiebeleid: Vlaanderen beslist zelf om nieuwe vaccinatieprogramma’s op te starten en laat zich niet langer blokkeren door de federale overheid of de Franse Gemeenschap; o Borstkanker is een belangrijk gezondheidsprobleem. De participatiegraad aan preventief borstkankeronderzoek is gestegen, maar blijft relatief laag. De participatiegraad moet omhoog. Een goede aanzet hiertoe vormt de preventiebonus toegekend aan artsen. Dit experiment moet veralgemeend worden en uitgebreid naar bv. vaccinaties en tot op het niveau van de individuele huisarts worden doorgetrokken; o Preventiecampagnes rond seksuele gezondheid, in het bijzonder voor doelgroepen waarbinnen de laatste jaren een stijging van hiv en andere soa’s is vastgesteld; o Voorkomen van ongevallen; o Voorkomen van zelfdoding en psychisch lijden. • Het recent opgerichte VIGEZ (Vlaams Instituut Gezondheidspromotie en Ziektepreventie) wordt uitgebouwd als een volwaardig expertisecentrum ten dienste van de Logo’s en hun lokale noden. Het werkt nauw samen met VAD (Vereniging voor Alcohol en Drugpreventie) en met VESP dat de acties coördineert binnen een bijgewerkt Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Bijzondere actiepunten m.b.t. geestelijke gezondheid • De Vlaamse overheid moet de geestelijke gezondheidszorg beter uitbouwen en streven naar een geïntegreerd geestelijk gezondheidsbeleid. Ze zal daarvoor samen zitten met de ziekenfondsen om een uniforme en uitgebreide terugbetaling van het psychologisch consult mogelijk te maken. Ook de aanvullende Vlaamse Zorgverzekering kan hierin bijdragen. • Er moet in de gespecialiseerde tweedelijnsvoorzieningen die de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg zijn extra aandacht besteed worden aan de sociaal en financieel zwakkeren. • Vlaanderen moet een nieuw Vlaams Actieplan Suïcidepreventie opstellen. Dit moet de doelstellingen van het huidig actieplan overnemen en waar nodig bijstellen. Het nieuwe Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie coördineert de acties binnen dit plan. • Het verhogen van de deskundigheid bij professionele internetmoderatoren en internetgemeenschapmanagers, moet een snelle en accurate doorstroming van suïcidale personen naar online hulpverlening mogelijk maken. • De psychische thuiszorg zoals die alleen in Vlaanderen bestaat (Geel) verdient een aanvullende steun.
32
4.3 WELZIJN VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP De volgende Vlaamse regering zal belangrijke keuzes moeten maken. De economische crisis weegt ook door op het budget van de Vlaamse overheid. Welzijn mag niet het kind van de rekening worden. Meer zelfs, het relatief en absoluut aandeel van het welzijnsbudget moet omhoog. Zo is er nog steeds een belangrijke inspanning te leveren om de wachtlijsten weg te werken. De overheid moet ook werk maken van de automatische toekenning van voordelen zodat niet enkel de best geïnformeerden hun rechten kunnen laten gelden. De N‐VA wil voluit de kaart trekken voor zorguitbreiding en zorgvernieuwing. Nieuwe noden zullen opduiken en vragen een passen antwoord. Om de wachtlijsten weg te werken, zal een ernstige inspanning moeten worden geleverd met de automatische toekenning van het persoonsgebonden budget (PGB) als stok achter de deur. Dit als hefboom om dit instrument op kruissnelheid te brengen. De N‐VA werkte de voorbije jaren hard aan toegankelijkheid voor personen met een handicap. Toegankelijkheid is een begrip dat ruime toepassing verdient.
Blikvanger Vlaanderen opent deuren voor personen met een handicap Iedereen met een handicap en een urgente zorgbehoefte krijgt na zes maanden op de wachtlijst automatisch een persoonsgebonden budget (PGB). Wij maken écht werk van integrale toegankelijkheid op alle vlakken: openbare en publieke gebouwen en ruimtes, media, internet, en openbaar vervoer Andere actiepunten • Vlaanderen maakt werk van de automatische toekenning van ondersteuningsmaatregelen voor personen met een handicap, inclusief de federale ondersteuningsmogelijkheden. • Ook de wachtlijst voor het persoonlijk assistentiebudget (PAB) dient tegen 2014 weggewerkt te worden. Bovenop de huidige groei investeert de Vlaamse regering een extra 100 miljoen in het PAB. • Aanpassen van de personeelsnormen om tot in het belang van verzorger en zorgbehoevende de werkdruk te verlagen. • Mantelzorgers beter ondersteunen door uitbreiding van de opleidingsmogelijkheden, tijdelijke vervangings‐ of opvangmogelijkheden. Waardering voor en erkenning van de belangrijke rol van de mantelzorger betekent ook dat professionele hulpverleners hem/haar niet over het hoofd zien. • Doorlichting van de werking van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en betere ondersteuning bij het indienen van aanvragen met het oog op vlotte en correcte beslissingen met een minimum aan administratieve rompslomp. • De tussenkomst van het VAPH in het kader van individuele materiële bijstand (IMB) moet beter aansluiten bij de werkelijke kostprijs. Nieuwe hulpmiddelen dienen sneller opgenomen te
33
worden (cfr. box voor audiovisuele ondertiteling). Zowel het algemeen totaal aantal gratis tolkuren als het maximum aantal tolkuren per persoon, zowel voor welzijn als arbeid, dient verder uitgebreid te worden. •
•
•
•
•
Op alle niveaus en voor alle belanghebbenden en kwetsbare groepen (kinderen, ouderen, personen met een handicap in de thuisomgeving en voorzieningen) wil N‐VA een eenduidig beleid ter preventie van grensoverschrijdend gedrag met één geïntegreerd meldpunt. Voor arbeidsbeleid moet: o zowel financieel als personeel de GTB‐werking van de VDAB verbeterd worden o de maatregelen uit het Meerbanenplan om kansengroepen aan werk te helpen (zoals Jobkanaal, IBO, de tewerkstellingspremie, WEP+,… ) dienen van nabij te worden opgevolgd met het oog op mogelijke bijsturing. (kruisverwijzing programmaonderdeel Werk) Wij maken écht werk van integrale toegankelijkheid op alle vlakken: openbare en publieke gebouwen en ruimtes en media (zie hier onder). Maar ook internet (anysurferlabel), openbaar vervoer, ... moet er zijn voor iedereen. Bestaande toegankelijkheidsnormen dienen geactualiseerd te worden en een gespecialiseerde instelling moet toezien op de effectieve toegankelijkheid van publieke gebouwen bij (ver)nieuwbouw. Binnen de vijf jaar wil de N‐VA een volledige ondertiteling van de commerciële zenders alsook de introductie van Vlaamse Gebarentaal, audiobeschrijving en auditieve ondertiteling op de openbare omroep. Ook in het kader van onderwijsbeleid en sportbeleving moeten personen met een handicap de nodige aandacht te krijgen (zie verder 4.6 en 4.8)
4.4 INBURGERING De N‐VA was de drijvende kracht achter het inburgeringsbeleid van de Vlaamse regering. Nieuwkomers moeten in Vlaanderen het recht en vaak ook de plicht krijgen om cursussen Nederlands en maatschappelijke oriëntatie te volgen. Twee derde van de bijna 30.000 nieuwkomers dat vorig jaar in Vlaanderen aankwam, meldde zich aan bij een onthaalbureau en een kleine helft sloot daar ook een inburgeringscontract af. Een kwart doorliep het hele traject en behaalde uiteindelijk een inburgeringsattest. De resultaten zijn bemoedigend, maar de hoge uitval noopt tot bijkomende maatregelen. De N‐VA wil het inburgeringstraject dwingender maken. Daartegenover staat een grotere maatschappelijke erkenning van de geleverde inspanningen. Helaas is het dweilen met de kraan open zolang er federaal geen duidelijk migratie‐ en asielbeleid wordt gevoerd. Vlaanderen werkt een onthaalbeleid uit, maar heeft geen zeggenschap over wie zich hier mag vestigen. Het is en blijft lastig dansen op één been in het migratiedebat. Niettemin weigert de N‐VA de handdoek in de ring te gooien en de problemen onder de mat te schuiven. In tegenstelling tot andere partijen dragen we oplossingen aan. Te beginnen met de kennis van het Nederlands. Want dat is en blijft de hoeksteen van elk inburgeringsbeleid dat nieuwkomers wil aanzetten tot werken en actief participeren aan onze samenleving.
34
Blikvanger Vlaanderen investeert verder in een rechtlijnig maar rechtvaardig inburgeringsbeleid De kennis van onze taal, wetten en gewoonten is een belangrijke voorwaarde voor nieuwkomers om zich hier definitief te vestigen. De N‐VA zette de bakens voor het inburgeringsbeleid uit in 2002 en doet dit vandaag opnieuw. We moeten wel, want België zet de kraan open via een ongecontroleerde migratiepolitiek die op geen enkele manier aansluiting vindt met wat in andere moderne Westerse landen al lang verworven is en wat Vlaanderen nu zelf uitbouwt: een fatsoenlijk onthaalbeleid dat culturele en sociaal‐ economische integratie mogelijk maakt. De N‐VA wil dat nieuwkomers in Vlaanderen het Vlaams burgerschap kunnen verwerven door een verplicht, maar helpend en rechtvaardig inburgeringsbeleid, ook in het land van herkomst: dé sleutel tot participatie en werk. Andere actiepunten • De hervorming van de diversiteitssector belooft een erg moeilijke discussie te worden. Voor de N‐VA is het belangrijk dat er een meer centrale aansturing komt. In dit kader pleit de N‐VA voor de oprichting van een Vlaams Expertisecentrum voor Inburgering en Diversiteit. • Vlaanderen voert het waarborg‐ en vergoedingssysteem in als blijkt dat het huidige systeem van administratieve boetes er niet in slaagt de afdwingbaarheid van de inburgeringsplicht te verzekeren. Gezien de inspanningen die Vlaanderen doet om een kwalitatief en professioneel inburgeringsaanbod mogelijk te maken, is het volgens de N‐VA vanzelfsprekend dat van de inburgeraar een engagement wordt gevraagd dat men het traject volledig zou beëindigen. • Een inburgeringsexamen toont aan of de inburgeraar voldoende Nederlands kent en in welke mate hij of zij op de hoogte is van alle mogelijkheden, rechten én plichten die hij of zij in Vlaanderen heeft. Een voorwaarde voor de invoering van het examen is de effectieve en aanzienlijke verhoging van het civiel effect van het inburgeringsattest. • De N‐VA blijft ‘concrete stappen’ vragen om het civiele effect van het inburgeringsattest te verhogen. Zo moeten de mogelijkheden inzake valorisatie bij sollicitatieprocedures worden onderzocht. Hiervoor zou een overleg tussen werkgevers en werknemers georganiseerd kunnen worden. Het inburgeringsattest moet als competentiebewijs een plaats krijgen in de kwalificatiestructuur van het Vlaamse competentiebeleid. • Met het oog op een vlotte integratie voorziet de Vlaamse overheid in een aanbod inburgering in het land van herkomst en werkt hiertoe een basispakket inburgering uit. Met dit voorstel wil de N‐VA kandidaat‐inwijkelingen de mogelijkheid geven zich reeds in het land van herkomst voor te bereiden op hun komst naar Vlaanderen en zo hun integratie en inburgering vlotter te laten verlopen. • De Vlaamse overheid maakt werk van een vlotte overgang tussen het primair en secundair traject alsook van een inhoudelijk goed uitgewerkt secundair traject voor inburgeraars met een maatschappelijk of educatief doel verblijven. Terwijl het primair traject voor mensen met een professioneel perspectief de afgelopen jaren zorgvuldig werd uitgewerkt, staat het secundaire traject voor mensen met een maatschappelijk of educatief perspectief nog in zijn
35
kinderschoenen. Nochtans is dat tweede deel van het inburgeringstraject volgens de N‐VA een belangrijk zoniet essentieel onderdeel van het inburgeringsbeleid. •
•
•
•
De N‐VA wil inburgeraars de mogelijkheid bieden tot zelfstudie. In plaats van klassikaal de cursussen maatschappelijke oriëntatie en NT2 te volgen, neemt de inburgeraar zelfstandig één of meerdere vormingspakketten van het inburgeringstraject door. Hij of zij wordt daarbij begeleid en opgevolgd door het onthaalbureau. De grotere flexibiliteit vergemakkelijkt de combinatie met een baan, stage of vrijwilligerswerk. Aandacht ook voor de implementatie van het registratie‐en cliëntvolgsysteem m.b.t. de minderjarige anderstalige nieuwkomers (matrix junior). Daarnaast moet bekeken worden welke rol lokale besturen en jeugddiensten kunnen spelen bij het stimuleren van vrijetijdsbeleving voor minderjarige nieuwkomers. Een consequent oriënteringsbeleid op vlak van vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst moet een essentieel onderdeel worden van het migratie‐ en inburgeringsbeleid. Volgens de N‐ VA is het noodzakelijk de taboesfeer hier rond te doorbreken en moeten we over een degelijk en menswaardig beleid inzake vrijwillige terugkeer durven spreken. Dit kan door de eerste‐ en tweedelijnsdiensten te versterken en bijkomende sensibiliseringsacties op poten te zetten. Vlaanderen voert een brede, maatschappelijke publiciteits‐ en sensibiliseringscampagne over het belang van het Nederlands als voorwaarde voor participatie. Dit lijkt evident, maar is het niet.
4.5 CULTUUR, ERFGOED EN MEDIA Geen beleidsdomein is zo veelzijdig als cultuurbeleid. Maatschappelijke en technologische evoluties spelen in op vormgeving en inhoud. Het beleid richt zich op iedereen en op sommigen, op het lokale en op het internationale. Het cultuurveld telt talloze actoren in verschillende uiteenlopende disciplines. Interesse voor cultuur begint op jonge leeftijd en moet daar al gestimuleerd worden. Het mediabeleid van de volgende Vlaamse regering moet verder bouwen en inzetten op een sterke publieke omroep en moet op de kar springen van nieuwe technologische evoluties.
Blikvanger Vlaanderen draagt zorg, ook voor cultuur en media We realiseren een betere samenwerking tussen onderwijs, meer specifiek kunstonderwijs, en de culturele sector. Algemeen moet via het onderwijs – op alle niveau’s en voor alle leeftijden – de culturele competentie verbreed en versterkt worden. Daarbij geldt ‘jong geleerd is oud gedaan’. Een gespecialiseerd voltijds kunstenonderwijs moet daarnaast onze jonge artiesten op de best mogelijke wijze voorbereiden voor een succesvolle professionele loopbaan. In het kunstenbeleid kiezen we resoluut voor kwaliteit – getoetst binnen en aan een nationaal en internationaal referentiekader – en veelzijdigheid. Hierbij komen zowel vernieuwende, als klassieke aanpakken en repertoires op een correcte wijze aan bod. We voeren een internationaal kunstenbeleid dat onze artistieke creativiteit centraal stelt en de Vlaamse kunstenaars kansen biedt en uitstraling geeft op de voor hen artistiek relevante buitenlandse podia.
36
De komende vijf jaren plukken de Vlamingen volop de vruchten van de digitale media‐ evolutie. Dat wil zeggen: nog meer concurrentie en minder monopolies inzake TV‐ distributie. Digitale ethertelevisie groeit uit tot een goed uitgebouwd betaalbaar omroepplatform, met een breed aanbod aan tv‐zenders. De digitale media‐evolutie zorgt er ook voor dat je nog meer programma’s kan bekijken op een moment dat je dat zelf wil en op je pc. Er komt in Vlaanderen eindelijk mobiele TV, via DVB‐H. We investeren verder in een sterke Vlaamse publieke omroep, die een bron moet zijn van pluriforme informatie, de grootste drager van de Nederlandse cultuur en de Vlaamse identiteit, de motor van de Vlaamse creatieve media‐industrie.
Andere actiepunten voor cultuurbeleid en erfgoed • De Vlaamse overheid moet de eigen decreten en de culturele sector ernstig nemen. Dit wil zeggen dat ook in de volgende regeerperiode voldoende financiële middelen voorzien moeten worden om de aangegane engagementen en de gecreëerde verwachtingen in te lossen. • Het taal‐ en letterenbeleid blijft een prioriteit, nu meer dan ooit. • Cultuur is een ideale ontmoetingsplaats voor Vlamingen met diverse achtergronden en afkomst. Een doeltreffend interculturaliseringsbeleid legt de klemtoon op stimulering, samenwerking en duurzaamheid. • Participatie blijft een werkpunt. Objectieve drempels moeten, eventueel met overheidsondersteuning, worden weggewerkt. Niet iedere bevolkingsgroep moet evenwel verhoudingsgewijs participeren. Het doel is hen de kans geven dit te doen. • De overheid moet erover waken dat het beleid, uitgewerkt door het werkveld, niet leidt tot verschraling en groeiende eentonigheid. Het probleem van de participatie mag de vraag naar kwaliteit en diversiteit niet doorkruisen. • Het Taalunieverdrag en het Cultureel Verdrag bepalen dat op het vlak van taal en cultuur nauw moet worden samengewerkt met Nederland. Meer dan vandaag het geval is, moeten beleidsmensen en ambtenaren zich bij de initiatieven die ze nemen de vraag stellen of niet kan worden samengewerkt met Nederland en/of daar inspiratie kan gevonden worden. • Het infrastructuurbeleid moet geobjectiveerd worden. Voor nieuwe initiatieven zijn deskundige, maar vooral objectieve haalbaarheidsonderzoeken noodzakelijk. En alle beslissingen moeten altijd gekaderd worden in een Vlaamse visie op noodzakelijke infrastructuur op lange termijn. • De N‐VA wil dat het statuut van kunstenaars verder verfijnd wordt en rekening houdt met het volatiel verloop van een kunstenaarsloopbaan. • De N‐VA wil dat de fiscale regeling voor audiovisuele producties (tax shelter) wordt verruimd voor andere takken binnen de cultuursector en voor culturele evenementen.
37
Andere actiepunten voor het mediabeleid • Vlaanderen investeert meer in de ondertiteling van tv‐programma’s op de commerciële en regionale tv‐omroepen. Toegankelijkheid van de media betekent ook dat er werk moet gemaakt worden van audiodescriptie, auditieve ondertiteling, Vlaamse Gebarentaal en de toegankelijkheid van de digitale televisiemenu’s voor blinden en slechtzienden. • De Vlaamse Regering maakt de nodige budgetten vrij voor de financiering van de digitalisering van het VRT‐archief. Het gedigitaliseerde VRT‐archief wordt ter beschikking gesteld van scholen, bibliotheken, culturele organisaties, wetenschappelijke instellingen en particulieren. • Het budget voor Kranten in de Klas wordt tijdens de volgende regeerperiode nogmaals verhoogd. •
• •
De Vlaamse overheid versterkt het ondersteuningsbeleid voor de kwaliteitsvolle journalistiek. De mogelijkheden voor het gratis ter beschikking stellen van door de VRT‐redactie verzamelde nieuwsfeiten en audiovisueel materiaal aan andere nieuwsredacties worden nader onderzocht. De N‐VA wil de onderlinge uitwisseling en samenwerking tussen regionale televisiezenders bevorderen. De overheid onderzoekt hoe ze een open glasvezelnetwerk kan realiseren waarop ieder die wil zijn diensten kan aanbieden en waardoor de burger toegang krijgt tot een brede waaier van diensten tegen een aanvaardbare prijs.
4.6 ONDERWIJS Onderwijs in Vlaanderen is een breed en boeiend werkterrein. Van het instapklasje voor peuters tot de doctorandus aan de universiteit, van basiseducatie tot de lerarenopleiding. Er valt veel over te zeggen, bijvoorbeeld dat we over een bijzonder kwaliteitsvol onderwijs beschikken. Vlaanderen doet het goed wanneer het bevoegd is. Dat wil de N‐VA ondersteunen en belonen. Door te investeren in leraren, in schooldirecties en infrastructuur. Dat wil de N‐VA verbeteren. Niet door een drastische onderwijshervorming, maar door zachte bijsturingen die de mensen op het veld vooruit helpen en geen tijd doen verliezen aan debatten over structuren. De N‐VA is niet blind voor de nieuwe uitdagingen die op ons onderwijs afkomen. Maar we doen dat niet door de lat omlaag te leggen, wel door iedereen mee naar boven te trekken. Dat is een enorme uitdaging, zeker binnen een almaar complexer wordende maatschappij. Een sterk taalbeleid met een grondige kennisverwerving van het Nederlands als prioriteit maakt daar integraal en prioritair deel van uit. In het onderwijs doet Vlaanderen het beter wanneer het sterker is. Dat toont internationaal onderzoek van de OESO onomstotelijk aan. Daarom ook vraagt de N‐VA opnieuw om de resterende federale bevoegdheden inzake onderwijs en vorming over te hevelen. Het betreft de vastlegging van het begin en het einde van de leerplicht, de minimumvereisten inzake het uitreiken van diploma’s en de pensioenregeling.
38
Blikvanger Vlaanderen kiest voor leerlingen, leraren en schooldirecties en niet voor structuren Tegen 2020 zijn er op elk onderwijsniveau nog slechts twee netten actief. In het basisonderwijs zijn dit het vrije gesubsidieerd onderwijs en het officieel gesubsidieerd onderwijs (steden en gemeenten), in het secundair onderwijs het vrije gesubsidieerd onderwijs en het gemeenschapsonderwijs. Tegen 2011 wordt hierover, in samenspraak met het hele onderwijsveld, een concreet stappenplan uitgewerkt. Hierin worden sluitende garanties voor leerlingen en personeel opgenomen. De grondwettelijk vastgelegde vrije keuze van onderwijs zal in ieder geval gegarandeerd blijven. Efficiënte keuzes stellen ons in staat om op de eerste plaats te investeren in een betere ondersteuning en extra middelen voor het basisonderwijs en het hogeschoolonderwijs. Het dreigende lerarentekort moeten we opvangen met goed opgeleide leraren die we kunnen aantrekken en behouden. Wie op latere leeftijd geroepen wordt door het onderwijs, moet zijn anciënniteit kunnen meenemen. De volgende Vlaamse regering lanceert een grootscheeps actieplan ter promotie en verbetering van de taalvaardigheid Nederlands in ons onderwijs, van het kleuterklasje tot het hoger onderwijs. In de Vlaamse Rand verdubbelen we het bedrag voor scholen met meer dan 10% anderstalige leerlingen vanaf 2010. Er komt een verplicht taalbadjaar voor anderstalige leerlingen die teveel taalachterstand oplopen. Tegen 2015 heeft minstens één student op twee tijdens zijn hogere onderwijsstudies een buitenlandse studie‐ervaring opgedaan. Internationale studentenmobiliteit wordt een recht voor alle studenten. Andere actiepunten • Voor schoolinfrastructuur realiseren we de absoluut noodzakelijke inhaalbeweging. Om de wachtlijsten inzake schoolinfrastructuur aan te pakken wordt de BTW verlaagd van 21% tot 6%. Scholen krijgen, binnen vooropgestelde kwaliteitsdoelen en –normen, de ruimte om autonoom en met inspraak van alle betrokken actoren hun kwaliteitsbeleid uit te bouwen. • De N‐VA pleit voor het invoeren, in alle richtingen, van een vak ‘maatschappelijke oriëntatie’, congruent met het vak ‘MO’ dat nieuwkomers in het kader van hun primair inburgeringstraject krijgen. Binnen dat vak passen thema’s als sociale zekerheid, verkeerseducatie, duurzaam vervoer en energie, kennis van de economische en financiële wereld … Ook sensibilisatie inzake SOA’s, veilig vrijen, holebi’s komt er aan bod. • Indien de Franstalige politieke wereld zich blijft verzetten tegen de integratie van het Franstalig faciliteitenonderwijs in de Vlaamse regelgeving en tegen de subsidiëring van het Vlaams schooltje te Komen, moet de geldkraan ondubbelzinnig dichtgedraaid worden. • De N‐VA blijft zich fors verzetten tegen een eenzijdige en drempelverhogende verengelsing van ons hoger onderwijs. Het Nederlands moet een volwaardige onderwijs‐ en wetenschapstaal blijven. • Het buitengewoon onderwijs wordt hervormd met de finaliteit dat het gewoon en het buitengewoon onderwijs, elk met hun eigen expertise, moeten blijven bestaan en beide erkend
39
moeten worden in hun waarde. N‐VA vraagt bij de verdere implementatie van het Leerzorgkader aandacht voor de omkadering en het statuut van de leerkrachten, voldoende ondersteuning van de betrokken leerlingen, de noodzakelijk infrastructuur en de mogelijkheid tot professionalisering. •
• • •
•
•
• •
De N‐VA wil voor elke leerling een persoonlijk rugzakje waarin 'zijn' of 'haar' ondersteuning zit. Men neemt deze mee naar de onderwijsinstelling waar men studeert. Afhankelijk van het profiel wordt per leerling een budget toegekend . Deze budgetten moet de school dan vertalen in extra ondersteuning (GOn, extra ondersteuning, tolken VGT, hulpmiddelen zoals brailleregels, ...). We versterken de bestaande ondersteuning in het regulier onderwijs van leerlingen met een zorgbehoefte en geven specifiek aandacht aan dove leerlingen en leerlingen met autisme. Grondige herziening van de mate van ondersteuning in het volwassenenonderwijs alsook van de bureaucratische aanvraagprocedures. Vlaanderen wemelt van de regionale ordeningen die bovendien voor elk onderdeel van het onderwijs verschillend zijn. Er zijn onderwijszones, werkingsgebieden, regionale consortia, RESOC‐gebieden, filialen, associaties, LOP‐gebieden … De N‐VA wil een territoriale visie uittekenen die voor alle onderwijsniveaus op een transparante manier gevolgd wordt. Binnen één regionale omschrijving moeten onderwijsterritoria worden vastgelegd waarin een volwaardig aanbod voor het leerplichtonderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het volwassenenonderwijs bestaat. Daarnaast treedt deze regio faciliterend op en vormt het werkterrein voor de centra voor leerlingenbegeleiding, voor de RTC’s en voor de lerarenopleiding. Ook de scholengemeenschappen zouden in deze regio’s moeten passen. De lerarenopleiding moet een masteropleiding worden. Eenmaal aan de slag, moet de beginnende leerkracht voldoende ondersteund worden door een mentor. Hiervoor moet extra geld voorzien worden. Daarnaast moeten zij‐instromers gemakkelijker in het onderwijs aan de slag kunnen, o.a. door het meenemen van hun volledige anciënniteit. Naast de lerarenopleiding zijn uiteraard de professionalisering van leraren, het doorbreken van de vlakke loopbaan en hun voortdurende nascholing onmisbaar. De directies van het basisonderwijs moeten zich ten volle op hun veelzijdige taak kunnen toeleggen. Ze moeten ontheven worden van de taak ‘lesgeven’, ze moeten dringend meer administratief omkaderd worden en hun loon moet omhoog getrokken worden. Een noodzakelijke eerste stap is de gelijkschakeling van de wedde van alle directeurs basisonderwijs, ongeacht de schoolgrootte (barema 464). Meer uren lichamelijke opvoeding en sport op school is noodzakelijk (zie 4.8 sport). De Vlaamse overheid maakt voor 2010 werk van een zesjarige opleiding geneeskunde zoals in heel Europa bestaat.
40
4.7 JEUGD Jeugd en jongeren krijgen steeds meer aandacht in onze samenleving. Vaak positief, soms ook negatief. Een volwassen jeugdbeleid steunt op de mening van jongeren. De N‐VA gaat moeilijke kwesties niet uit de weg en wil dat jongeren zich beter in hun vel voelen. Allerhande signalen duiden op het tegendeel en moeten op een coherente manier aangepakt worden.
Blikvanger
Vlaanderen en jeugd Wij willen een Vlaams actieplan jongerenwelzijn. Een school is een leeromgeving én een leefomgeving. Het sociaal welzijn van jongeren staat mee centraal in het schoolbeleid. Bestaande plannen en acties rond pesten, spijbelen, geweld, drugs, zelfdoding, … worden gebundeld in een geïntegreerde aanpak rond geestelijke gezondheid. Jongeren moeten volwaardig kunnen participeren in het besluitvormingsproces en dat niet alleen over jeugdthema’s. Andere actiepunten voor jeugdbeleid •
De N‐VA hecht veel belang aan de rol die jeugdraden kunnen spelen binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid. De afdwingbare rol van de jeugdraden in het gemeentelijk beleid en het stimuleren van brede lokale jeugdparticipatie zijn hierin kernpunten. De N‐VA wijst ook op het belang van de Vlaamse Jeugdraad als adviesraad voor de Vlaamse overheid.
•
De N‐VA is een sterke pleitbezorger voor een ‘geïntegreerd’ jeugdbeleid. Zo moet elke minister of schepen specifiek aandacht hebben voor jongeren. Het is ondenkbaar in eender welk domein een beleid te voeren, zonder rekening te houden met één derde van de samenleving. Inspraak en overleg met jongeren moet een natuurlijke reflex zijn bij beleidsverantwoordelijken.
•
De N‐VA is resoluut voorstander van een éénsporenbeleid in het jeugdwerk. Jongeren van allochtone afkomst moeten in contact gebracht worden met het bestaande aanbod van sportclubs, jeugdhuizen, culturele centra, … Een jeugdhuis dat zich voornamelijk richt op jongeren van allochtone afkomst is perfect mogelijk, alleen wordt van de jongerenbegeleiders verwacht dat ze het maatschappijbeeld van de jongeren verruimen. Samenwerken, samen sporten, samen leren is hierbij de leidraad. Niet vanuit een bepaalde etnische groep, maar vanuit het samen jong zijn.
•
De verantwoordelijkheid van ouders én van jongeren moet worden benadrukt. Ouders kunnen de opvoeding van hun kind niet overlaten aan het onderwijs, welzijnswerkers en de straat. Jongeren moeten voor hun verantwoordelijkheid geplaatst worden, maar hetzelfde geldt ook voor de ouders. Het verhogen van de sociale controle, een grotere betrokkenheid van de ouders en veelal een goede beheersing van de taal kunnen problematische opvoedingssituaties vaak voorkomen.
•
De N‐VA wil dat kinderen en jongeren binnen het verenigingsleven gebruik kunnen maken van aangepaste en veilige jeugdinfrastructuur. Met name op vlak van brandveiligheid durven gemeenten en verenigingen de jeugdlokalen vaak niet te toetsen aan de brandveiligheidsnormen op vele niveaus uit vrees dat lokalen niet voldoen en moeten sluiten. We mogen onze ogen evenwel niet sluiten voor deze problematiek. Daarom wil de N‐VA dat er duidelijke brandveiligheidsnormen komen die vanuit Vlaanderen worden aangestuurd en gekoppeld
41
worden aan de nodige financiële impulsen om op lokaal niveau de problemen aan te pakken en vooruitgang te boeken. •
Het derdebetalersysteem voor de jeugdsector in het kader van de billijke vergoeding is een goede basis, maar is op vele vlakken niet aangepast aan de noden van de jeugdsector. Om die reden wil de N‐VA een grondige evaluatie van het systeem die de bestaande knelpunten prioritair moet aanpakken.
•
De N‐VA verzet zich tegen een te hoge planlast en het aanmaken van nutteloze of slechte regelgeving voor de jeugdsector, en dit op alle beleidsniveaus.
•
Buiten spelen is in Vlaanderen niet overal even evident meer. Ook iets oudere jongeren worden vaak als overlast gezien. Om die reden vindt N‐VA het belangrijk dat Vlaanderen het lokale niveau ondersteunt in het uitbouwen van speelgelegenheid en andere plaatsen voor kinderen en jongeren.
•
De N‐VA wil tegemoetkomen aan de diverse informatiebehoeften bij jongeren door middel van doelgroepgerichte campagnes, uitgewerkt met alle actoren, gericht op zowel kinderen, jongeren als de ouders. Extra aandacht dient te gaan naar kinderen uit gezinnen met een niet‐traditionele samenstelling, jongeren die werken, zittenblijvers en kinderen met een andere afkomst.
Andere actiepunten voor jongerenwelzijn • Preventiestrategieën gericht op jongeren dienen bijzondere aandacht te besteden aan nieuwe vormen van media als chat, internetgemeenschappen, internetfora, … Het aanbod online hulpverlening dient verder uitgebreid en ondersteund te worden. • Sleutelfiguren die dicht bij jongeren staan, dienen gevormd te worden in preventie van geestelijke gezondheidsproblemen. Deze deskundigheidsbevordering moet primair gericht zijn op het tijdig (h)erkennen van signalen en het bieden van een eerste opvang. Scholen moeten beschikken over een uitgewerkt draaiboek dat aangeeft hoe er gereageerd moet worden bij een zelfdoding(spoging). • De N‐VA wil dat in afwachting van een eigen Vlaams jeugdsanctierecht de Vlaamse overheid alles in het werk stelt om met haar federale collega’s actuele knelpunten zo spoedig en efficiënt mogelijk oplost. Onder meer het gelijk stellen van de termijn van het vooropgestelde begeleidingstraject binnen de instelling met de termijn in de beschikking van de jeugdrechter moet dringend worden gerealiseerd. Het heeft immers geen nut jongeren opnieuw te laten gaan wanneer de begeleiders het begeleidingstraject niet kunnen voleindigen. •
Het hulpaanbod voor minderjarigen in de zorg is veel te beperkt. De N‐VA pleit voor een significante uitbreiding van het aantal beschikbare plaatsen. Binnen de regeerperiode moet een verdubbeling van het aantal plaatsen in gesloten instellingen worden gerealiseerd evenals een toename van 25% in het plaatsaanbod voor jongeren met psychologisch en/of verslavingsproblemen. Deze capaciteitsverhoging moet steeds gepaard gaan met het significant verhogen van kwaliteit van de begeleiding.
42
4.8 SPORT Recent onderzoek bevestigde opnieuw dat de algemene fysieke conditie van de Vlamingen en in het bijzonder van jongeren ondermaats is. En ook in het topsportsegment blijven de prestaties van individuele atleten en teamsporters onder de verwachtingen. Nochtans is er de afgelopen jaren sterk geïnvesteerd in sport. Het Vlaams sportbudget steeg tijdens deze regeerperiode met maar liefst 76% tot 124,5 miljoen euro. De N‐VA wil een tweesporenbeleid uitstippelen dat prioritair wil inzetten op het optimaliseren van het sportklimaat d.m.v. een planmatig sportinfrastructuurbeleid en het stimuleren van sport voor iedereen. Te beginnen bij de schoolomgeving. En de N‐VA wil optimale kansen geven aan getalenteerde sporters door een doelmatig beleid dat investeert in sporters, niet in structuren.
Blikvanger Vlaanderen en sport
Uiterlijk in 2011 lanceert de Vlaamse regering een nieuwe ambitieuze sportpromotiecampagne in de lijn van de succesvolle “sport is tof!” ‐ & “Als het kriebelt moet je sporten!”‐campagnes uit het verleden. De Vlamingen moeten meer bewegen. Het aantal gediplomeerde trainers neemt tegen 2015 met de helft toe. De Vlaamse Trainersschool is hiertoe het gewezen instrument. Een specifiek statuut wordt uitgewerkt. We geven ook studenten Lichamelijke Opvoeding (L.O). de mogelijkheid om zich in de sportclubs in te zetten en maken hiertoe afspraken tussen het onderwijs en de sportclubs. Sportfederaties die een beroep doen op voldoende gediplomeerde trainers worden beter ondersteund. Tegen 2015 komt er een Liga van de Lage Landen in verschillende sporttakken, zeker inzake topclubs.
Andere actiepunten •
•
Het verder verhogen van de beleidserkenning van sport door de Vlaamse overheid door: o een verdere geleidelijke verhoging van het budget voor sportbeleid en het bundelen van de verschillende budgetten (Lotto, federale middelen) o het oprichten van een Vlaams Sportinstuut waar alle topatleten van alle sporten, begeleid door toptrainers, topsportwetenschappers samen werken, trainen en studeren. o Het creëren van een Vlaamse Interfederaal en Olympisch Comité en op termijn een fusie van deze Vlaamse Interfederale met de Vlaamse Sport Federatie (VSF) o Het betrekken van ex‐atleten en topsportexperten bij het topsportbeleid o Een wetenschappelijke onderbouwing van het sportbeleid via een beleidsvoorbereidende en ‐evaluerende cel binnen het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Het voeren van een planmatig sportinfrastructuurbeleid door: o het uitwerken van een wetenschappelijk onderbouwd sportinfrastructuurbeleid voor Vlaanderen; o een verplichting om de sportinfrastructuur van scholen na de schooluren ter beschikking te stellen van de sportclubs;
43
o
•
•
er voor ijveren dat sport op vlak van de ruimtelijke ordening meer oppervlakte toegewezen krijgt voor sportaccommodatie.
Het stimuleren van meer sport vanuit de schoolomgeving door: o een verhoging van het aantal uren lichamelijke opvoeding voor alle kinderen en scholieren; o het verleggen van de klemtoon in de lessen Lichamelijke Opvoeding van het aanleren van technische sportieve vaardigheden, naar het op peil brengen van de algemene fysieke conditie van de jeugd; o het stimuleren van leerlingen uit het middelbaar en basisonderwijs om ook aan buitenschoolse sportactiviteiten deel te nemen. Scholen zelf moeten aangemoedigd worden buiten de lesuren sport aan leerlingen aan te bieden in overleg met de lokale sportclubs; o Het uitbreiden van het "bredeschoolconcept" met een sportaanbod. Het vrijwaren van de integriteit van de sport door een systeem van spijtoptanten te organiseren
•
Het verder implementeren van het Topsportactieplan Vlaanderen 2016 met o.a.: o hogere subsidies aan de topsportfederaties voor voorbereiding en deelname aan internationale wedstrijden en voor topsportscholen; o het verder uitbreiden van de pool van voltijdse topsporttrainers en jeugdtrainers.
•
het prioriteitenbeleid m.b.t. specifieke doelgroepen in het teken stellen van personen met een handicap. Voldoende personen met een handicap dienen in de bestuursorganen te zitten zodat het echt representatief is. Ze dienen ook de nodige middelen te krijgen zodat alle sporters met een handicap die in aanmerking komen ook effectief kunnen deelnemen aan de Deaflympics, de Special Olympics en de Paralympics.
•
Het evalueren van het decreet ter ondersteuning van het lokaal en provinciaal sportbeleid en van het sportbeleid van de VGC (het zogenaamde ‘Sport voor Allen’‐decreet).
4.9 VRIJWILLIGERS In Vlaanderen zet ongeveer 1 op 5 mensen zich in als vrijwilliger. Vrijwilligerswerk is bij uitstek een persoonsgebonden materie die aansluit bij de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap. Momenteel heeft dat beleid nog geen vorm gekregen, laat staan inhoud. De federale vrijwilligerswet moet dan ook dringend vertaald worden in een kwalitatief ondersteunend beleid. Want vrijwilligers verdienen meer dan een schouderklopje.
Blikvanger
Vrijwillig Vlaanderen • Vrijwilligerswerk is het cement van de Vlaamse samenleving. Het levert een belangeloze maar uiterst belangrijke bijdrage aan de samenleving. De Vlaamse overheid erkent het belang van vrijwilligerswerk in de verschillende domeinen en ondersteunt het
44
vrijwilligerswerk in Vlaanderen met een sterk, gecoördineerd beleid. 0mdat vrijwilligerswerk nooit vrijblijvend is, mag ook het vrijwilligersbeleid niet vrijblijvend zijn. De Vlaamse Regering en het Vlaams parlement maken daarom werk van een Vlaams Decreet Vrijwilligerswerk. .
V. EEN STERKER VLAANDEREN IS LEEFBAAR, BEWEEGT EN BRUIST VAN ENERGIE 5.1 MOBILITEIT,VERKEERSVEILIGHEID EN OPENBARE WERKEN Bijna 32.000 letselongevallen in 2006 en meer dan 500 verkeersdoden in 2007. De laatste jaren telkens tussen de 9 en 10 miljoen uren in de file. Mobiliteit, verkeersveiligheid, economie en leefmilieu gaan hand in hand. Die integrale benadering stak in het eerste Mobiliteitsplan Vlaanderen dat in 2001 werd opgesteld door de Vlaamse administratie. Het plan beroept zich vaak op federale beleidsmateries en instrumenten om tot een duurzame mobiliteit te komen. Meest bekende voorbeeld is de NMBS die nochtans een belangrijke rol kan spelen in het publiek personenvervoer. Voorstadsnetwerken, light rail en stationsomgevingen zijn sterke troeven waarover Vlaanderen zeggenschap moet kunnen hebben. Hetzelfde geldt voor bevoegdheden die onze inspanningen op het gebied van fietsinfrastructuur (onteigeningsbeleid) en verkeersveiligheid (rijopleiding, …) kunnen versterken. De N‐VA blijft ijveren voor een splitsing van de NMBS. Als het over personenvervoer gaat, vertrekt de N‐VA van het STOP‐principe. Eerst voetgangers, fietsers en openbaar vervoer, daarna privé‐vervoer. Een belangrijk sturend principe in mobiliteit is dat de juiste prijs wordt aangerekend. Daarom willen we weg van de forfaitaire autobelastingen in de richting van een meer groene autofiscaliteit die milieukenmerken in rekening neemt en het gebruik belast i.p.v. het bezit. Samen met andere slimme maatregelen moet dat ervoor zorgen dat onze wegen beter benut worden. Ook van het openbaar vervoer verwachten we een efficiëntieoefening die gericht is op daar waar de vraag is en tram en bus minder afhankelijk maakt van subsidies. Als het over goederenvervoer gaat, blijft de N‐VA hameren op het versterken van andere vervoermodi dan de vrachtwagen. Ook daarom willen we mee kunnen beslissen bij de NMBS, zeker inzake de spoorontsluiting van onze Vlaamse havens. Maar ook andere modi als de estuaire vaart, de binnenvaart en pijpleidingen kunnen de congestie op onze wegen verminderen en milieuvriendelijke alternatieven aanreiken. Logistieke keuzes moeten we verstandig maken. Dat betekent in de eerste plaats een betere samenwerking tussen onze zeehavens die gericht is op complementariteit en publieke investeringen maximaal laten renderen. Slimme logistiek betekent ook dat we toegevoegde waarde moeten geven aan de producten die hier binnenkomen. Vlaanderen moet meer zijn dan een overslagpunt naar de rest van Europa.
Blikvanger
In Vlaanderen is logistiek geen containerbegrip Vlaanderen is meer dan een transitland en moet haar logistieke troeven uitspelen door haar kennis en werkkracht toe te voegen aan inkomende goederen. Dan pas creëren we jobs in Vlaanderen. Kiezen voor slimme logistiek is ook kiezen om opnieuw voeling te krijgen met de binnenvaart, het spoor en die andere vaak vergeten vervoermodus: pijpleidingen. Daarom: weg van de weg.
45
Kiezen voor sturende autofiscaliteit De belasting op inverkeerstelling (BIV) schaffen we af. We vervangen ze door een sturende kilometerheffing die ervoor zorgt dat onze wegen optimaal worden gebruikt. Door écht publiek‐privaat samen te werken leveren we de technologie voor de mobiliteitsoplossingen van morgen. Andere actiepunten • Het vorige mobiliteitsplan dateert van 2001 met een looptijd tot 2010 en was te vrijblijvend. De N‐VA pleit daarom voor een nieuw mobiliteitsplan. Zo’n nieuw beleidsplan zou bindend moeten zijn. • Ook een mobiliteitsdecreet zou – naar het model van de Nederlandse tracéwet – op de lange termijn niet te herroepen beslissingen moeten bevatten inzake openbare infrastructuurwerken. In afwachting daarvan pleit de N‐VA voor een snelle uitvoering van de bekende missing links in Vlaanderen. • Vlaanderen pleit voor slimme logistiek, en meer gebruik van de ondergrondse ruimte. In concreto denken we bijvoorbeeld aan het stimuleren van ondergrondse pijpleidingen, bijvoorbeeld rond de havens van Antwerpen en Zeebrugge. • De N‐VA is voorstander van proefprojecten met ecocombi’s en wil bij de aanleg van bedrijventerreinen en ontsluitingswegen rekening houden met het gebruik van ecocombi’s. • De N‐VA pleit voor eigen Vlaamse verkeersongevallenanalyses en –statistieken. Een systeem van gedetailleerde ongevallenanalyse is wenselijk bij elk verkeersongeval met doden en/of zwaargewonden en op zones en trajecten die op basis van objectieve criteria als gevaarlijk worden beschouwd. Het zou tot de standaardprocedures moeten behoren dat de oorzaak opgespoord wordt en er uitgezocht wordt of de verkeerssituatie in de omgeving van het ongeval onveilig is, en hoe de weginrichting kan worden aangepast opdat een gelijksoortig ongeval vermeden kan worden. Daarnaast zouden de Vlaamse studiediensten inzage moeten krijgen in het statistisch materiaal van federale en lokale politiediensten, de ziekenhuissector en de gezondheidssector in het algemeen, en de sector van verzekeraars. Op die manier zou onderregistratie vermeden worden. • De N‐VA pleit voor een technologische revolutie in het verkeersbeleid: verkeerslichtenbeïnvloeding en groene golf, trajectcontrole … deze instrumenten verhogen de capaciteit op onze wegen zonder dat infrastructuurwerken nodig zijn. Investeringen verdienen zichzelf als het ware terug. Nederland – maar ook andere landen – kan hier als voorbeeld gelden. • Het pilootproject van De Lijn met de waterstofbussen wordt onmiddellijk heropgestart. Tegen 2020 rijden alle bussen van De Lijn op waterstof. • De N‐VA pleit voor overheidsuitgaven inzake openbaar vervoer, op voorwaarde dat deze de externe kosten van het privé‐vervoer over de weg verminderen. De Lijn moet dan ook meer vraaggestuurd werken in plaats van aanbodgestuurd. Daarom pleit de N‐VA voor een kritische evaluatie van de financiering van De Lijn en een verlegging van de focus in het voordeel van netmanagement.
46
•
• • • •
•
In diezelfde lijn pleit de N‐VA voor voorstadsnetten rond onze centrumsteden, in eerste instantie die van de Vlaamse Ruit (Gent, Leuven, Antwerpen en Brussel). Deze moeten de gemeenten uit het hinterland met de stad verbinden, maar ook met elkaar. De N‐VA wil dat De Lijn het initiatief neemt om in de plaats te treden van de NMBS voor de uitbouw van interregionale verbindingen via lightrail‐projecten. De N‐VA pleit daarom ook voor voorstadsnetten voor de fiets. Dat wil zeggen: een doordachte, globale visie op het fietspadenbeleid. De N‐VA is sterk voorstander van een volledige tariefintegratie waardoor één vervoersbewijs volstaat voor alle openbare vervoersmodi (De Lijn, MIVB, TEC, NMBS). Naast de uitbreiding van het aanbod is de N‐VA pleitbezorger van het creëren van bijkomende voorrangsmaatregelen voor het openbaar vervoer in Vlaanderen (prioriteitstelling van het openbaar vervoer). We denken hierbij aan aparte beddingen, busbanen, verkeerslichtenbeïnvloeding en andere doorstromingsmaatregelen. Dit om de snelheid van het openbaar vervoer ten opzichte van de auto drastisch te verhogen en de stiptheid te verbeteren. Vlaanderen moet meer doen om gemeenten te overtuigen van dit verhaal. De N‐VA wil een maximaal toegankelijk openbaar vervoer. Zo moet de persoon met een handicap niet rekenen op speciale en soms minder flexibele alternatieven. Totdat die optimale toegankelijkheid gerealiseerd is moet maximaal en flexibel aan het mobiliteitsrecht van personen met een handicap worden tegemoet gekomen. Er moet snel uitsluitsel komen over de toekomst van de Diensten Aangepast Vervoer.
5.2
MILIEU EN ENERGIE
Een stabiele en betaalbare energiebevoorrading is een cruciale factor voor een moderne economie. De N‐VA streeft naar een evenwichtige energiemix die maximaal rekening houdt met het milieu, zekerheid biedt inzake bevoorrading, ons minder afhankelijk maakt van buitenlandse leveranciers en betaalbaar is voor gezinnen en bedrijven. Om die doelstellingen te bereiken, stuiten we echter op een federaal non‐beleid dat verantwoordelijk is voor een slechte marktwerking, niet planmatig werkt en nog steeds geen uitsluitsel heeft gegeven over de vraag of de kernuitstap nu al dan niet wordt teruggedraaid. Daartegenover staan de Vlaamse initiatieven om werk te maken van rationeel energiegebruik en hernieuwbare energie. De N‐VA meent dat het energiebeleid best naar de gewesten gaat om de keuzes te maken die op Belgisch niveau niet meer mogelijk zijn. Op Vlaams niveau moeten meer inspanningen worden geleverd voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Door voorop te lopen verankeren we een belangrijke strategische sector en creëren we een competitief kader voor andere bedrijven. In dat verband is de Telenet‐operatie in de jaren ‘90 nog altijd een belangrijk referentiepunt. In Vlaanderen wonen we met heel wat mensen op een kleine oppervlakte. Milieuproblemen zorgen er dan sneller voor hinder voor alle sectoren en maatschappelijke geledingen. Om die reden moet iedereen zijn verantwoordelijkheid opnemen om de kwaliteit van ons leefmilieu te verbeteren. Ondernemingen, gezinnen, weggebruikers moeten daartoe gestimuleerd en beloond worden. Wie overlast berokkent, moet ontmoedigd worden.
47
Duurzaam omspringen met onze grondstoffen is het begin van elke milieupolitiek en plaatst onze verantwoordelijkheid in het perspectief van de volgende generaties. Effecten van nieuwe technologie moeten goed bestudeerd worden. Ze kunnen bijdragen tot een reductie van milieuoverlast, maar evengoed houden sommige keuzes ook risico’s in.
Blikvanger Vlaanderen bindt de strijd aan tegen de opwarming van de aarde We voeren op alle vlakken strijd tegen de opwarming van de aarde, ook door een groene fiscaliteit op auto’s op basis van de EcoScore en door energie efficiënte maatregelen sterker te ondersteunen. We halen de Europese 20/20/20‐regel tegen 2020. De N‐VA wil daarom de Telenet‐operatie herhalen: in samenwerking met onze Vlaamse kenniscentra – universiteiten en hogescholen – maken we werk van de Vlaamse energiemaatschappij VLENERGIE die zich toelegt en concentreert op de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Binnen het O&O‐beleid nemen we het voortouw in de ontwikkeling van slimme netwerken (Smart Grids). Fossiele brandstoffen zullen verdwijnen als energiebron, we investeren massaal in hernieuwbare energie, in afwachting moeten we noodzakelijkerwijze verder een beroep doen op kernenergie, willen we de klimaatopwarming efficiënt tegengaan. We voeren een inhaaloperatie om op korte termijn het vastgelegde areaal aan bos‐ en natuurgebied te realiseren. De spaarpot van het boscompensatiefonds wordt op korte termijn ingezet om effectieve bebossingsprojecten uit te werken. Andere actiepunten m.b.t. energiebeleid De milieuprestaties van voertuigen bepalen steeds meer de impact van onze mobiliteit op de levenskwaliteit. De impact van smog, fijn stof en andere polluenten zijn daarbij gekende problemen. Voor de N‐VA is de voertuigenfiscaliteit één van de belangrijke instrumenten om tot een groener wagenpark te komen. Om die reden is de omvorming van de huidige verkeersbelasting naar een belasting waarbij de EcoScore of milieuprestatie van voertuigen een belangrijke rol speelt, op korte termijn noodzakelijk. Technologische vooruitgang geeft tevens kansen aan het beleid om op kostenefficiënte wijze een aanzienlijke besparing aan energie en co2 te realiseren. De zogenaamde E‐box, die bestaande armaturen en lampen voor openbare verlichting tot 25 % energiezuiniger maakt voor een minimale kostprijs, is hier een zeer goed voorbeeld van. De N‐VA pleit dan ook voor het inzetten van deze technologie om zowel energie te besparen als uitgaven voor energie door de overheid te beperken. • De N‐VA steunt volop de strijd van de Europese Gemeenschap tegen de opwarming van de aarde en wil daarom meer doen dan wat de verdeling van de inspanningen door de Europese Commissie oplegt: 20% hernieuwbare energie, 20% verhoging energie‐efficiëntie en 20% uitstootvermindering tegen 2020.
48
•
•
•
•
Fundamenteel onderzoek naar hernieuwbare energie biedt bovendien veel mogelijkheden voor de ontwikkeling van een innovatieve economie met bijhorende tewerkstelling. Om tot een situatie te komen waarbij zoveel mogelijk hernieuwbare energie in Vlaanderen zelf wordt geproduceerd is het onder meer noodzakelijk dat de overheid de verantwoordelijkheid neemt om tot een stabiel, competitief en rechtszeker investeringsklimaat door snelle vergunningstermijnen en duidelijke spelregels te voorzien. Daarnaast is het streven naar een zo hoog mogelijke energie‐efficiëntie een fundamentele pijler in het energiebeleid. Niet alleen de industrie, maar ook gezinnen, personen‐ en goederenvervoer moeten inspanningen leveren. Ook de overheid heeft een voorbeeldfunctie. Want iedere niet verbruikte kWh is de meest groene kWh. Vlaanderen moet er daarnaast op toezien dat de efficiëntieverbetering in de niet‐ETS industrie gelijke tred houdt met de vooruitgang in de ETS‐sectoren, vooral de gezinnen. De N‐VA is een grote voorstander van de plannen van de Europese Commissie om de verdeling van de ETS‐ uitstootrechten per sector en op Europese schaal te organiseren. Inzake sociale maatregelen meent de N‐VA dat: o de verschillende energiefondsen samengevoegd moeten worden: het sociaal verwarmingsfonds (stookoliefonds), het sociaal fonds voor gas en het sociaal fonds voor elektriciteit en het Fonds ter reductie van de globale energiekost: N‐VA is voorstandern van het integreren van deze 2 prijsregulerende fondsen, waarbij de rol van de OCMW’s wordt versterkt. o Voor de sociale openbare dienstverplichtingen voor elektriciteit en gas het belangrijk is dat de ongelijkheden tussen de verschillende energiedragers worden weggenomen. Gezinnen die met stookolie of andere fossiele brandstoffen verwarmen krijgen immers een stuk minder bescherming. De keuze voor het soort brandstof ligt immers meestal niet bij de gezinnen die hier het meeste nood hebben aan deze bescherming (huurwoningen, investeringskost voor omschakeling). o de OCMW’s de middelen moeten krijgen om geval per geval de meest effectieve oplossingen voor te stellen en te laten uitvoeren. De middelen die op dit moment verdeeld zitten over de verschillende fondsen moeten dit mogelijk maken.
Andere actiepunten m.b.t. milieubeleid • Het uitbouwen van voldoende bos‐ en natuurgebieden loopt in Vlaanderen sterk achter op schema. De N‐VA wenst dat er extra werk wordt gemaakt van het realiseren van de beloofde areaal aan bos‐ en natuurgebied. De boscompensatieregeling voorziet dat bij ontbossing er dient te worden gecompenseerd of dat een vergoeding dient te worden betaald voor het verdwenen bos. De spaarpot van 13 miljoen euro dient volgens de N‐VA op korte termijn te worden ingezet om effectieve bebossingsprojecten uit te werken. • De N‐VA pleit voor een snelle opmaak van de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen inzake riolering. Deze concretisering van de zoneringsplannen maakt duidelijk aan alle actoren wie er verantwoordelijk is voor het realiseren van de zuiveringsinfrastructuur en de termijn waarop dit dient te gebeuren. Daarbij moeten we ons ten zeerste bewust zijn van het feit dat het tijdig realiseren van deze infrastructuur enkel mogelijk is wanneer hier ook de nodige financiële instrumenten worden aan gekoppeld om op die manier een goede ecologische kwaliteit van onze
49
waterlopen te realiseren die wordt opgelegd door de kaderrichtlijn water en bovendien broodnodig is voor ons milieu. •
Daarnaast mag naast het uitbreiden van het zuiveringsstelsel ook de kwaliteit van ons rioleringsstelsel niet uit het oog worden verloren. Investeren in duurzame en kwaliteitsvolle zuiveringsinfrastructuur zorgt immers voor een maximaal rendement voor het milieu waarbij de druk op de gemeentelijke financiën tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt.
5.3 WONEN EN STEDENBELEID De N‐VA wil verder inzetten op een beleid dat drempels voor eigendomsverwerving verlaagt. Voor de N‐VA is betaalbaar wonen een recht voor iedereen. De noodzaak om bijkomend te investeren in sociale huisvesting is en blijft een belangrijke prioriteit. Maatregelen om sociale netwerken intact te houden en het wonen in eigen streek mogelijk te maken maken daar deel van uit. Naast de betaalbaarheid blijft de kwaliteit van huisvesting nog te vaak een probleem. Vooral sociaal‐ economisch zwakkere groepen worden geconfronteerd met penibele leef‐ en woonsituaties. Ook de steeds grotere groep ouderen willen we niet uit het oog verliezen. In het kader van onze ambitieuze energiedoelstellingen moet Vlaanderen voor iedereen bereikbare stimuli creëren die de algemene woonkwaliteit kan verbeteren. Om een coherent beleid te voeren, willen we een snelle overheveling van de huurwetgeving. Wonen en stedenbeleid gaan hand in hand. De stadsvlucht is de voorbije vijf jaar wel gedaald maar nog niet definitief gekeerd. Bovendien herkennen vele Vlaamse gezinnen de stad nog altijd niet als een biotoop waarbinnen ze hun kinderen groot willen brengen. Voor onze centrumsteden dringen zich dan ook doortastende maatregelen op. Maar stedenbeleid is veelvoudig en hangt samen met de vele functies die een stad kan invullen. Handel is daarbij een belangrijk item waarbij onze aandacht uitgaat naar het belang van de detailhandel die buurten en stadswijken sterk maakt. Maar ook onderwijs, inburgering van nieuwkomers en werkgelegenheid maken deel uit van een beleid dat gericht is op onze steden. Ronduit stuitend is het feit dat de armlastige federale overheid zich op het terrein van de Vlaamse bevoegdheden begeeft met haar grootstedenbeleid. Het doorkruist onze inspanningen en schept onduidelijkheid. De Vlaamse regering moet voorkomen dat de federale overheid de gewesten voor voldongen feiten plaatst door nog grootstedelijke contracten af te sluiten. Ook op andere terreinen kunnen ambitieuze stadsprojecten pas echt voor een doorbraak zorgen als federale “hinderpalen” zoals het patrimoniumbeleid van de NMBS, woonfiscaliteit enzovoort worden weggewerkt.
Blikvanger Vlaanderen: wonen en stedenbeleid Betaalbaar en kwaliteitsvol wonen is een recht voor iedereen. Een verdubbeling van het aanbod SVK‐verhuur voorziet snel in goedkope, kwaliteitsvolle huurwoningen, zonder dure verkavelingsprojecten op te starten, woningen te onteigenen of nieuwe bouwgrond aan te snijden. We gaan de stadsvlucht tegen en trekken gezinnen en tweeverdieners aan naar de stad. Daartoe maken we het wonen in de stad fiscaal aantrekkelijker door lagere registratierechten en een lagere onroerende voorheffing.
50
Noodzakelijke en sociale voorzieningen als scholen, kinderopvang, buurtwinkels en groene ruimte maken de stedelijke context opnieuw aantrekkelijk voor (jonge) gezinnen. Andere actiepunten inzake sociale huisvesting • De Vlaamse overheid levert bijkomende inspanningen zowel op het vlak van sociale koopwoningen als wat sociale huurwoningen betreft en sluit zo aan bij de Europese top inzake de verhouding van het aandeel sociale woningen ten opzichte van het totale woonpatrimonium. • De N‐VA wil een versnelde uitvoering van de op stapel staande sociale huisvestingsprojecten, waarbij aandacht wordt besteed aan betaalbaar, kwaliteitsvol, duurzaam‐ en energiezuinig bouwen. • De Vlaamse Regering brengt de lopende pps‐projecten inzake sociale huisvesting op korte termijn tot een goed einde maar evalueert het systeem eerst grondig alvorens nieuwe pps‐ projecten op te starten. • Misbruiken, wanbeleid bij de huisvestingsmaatschappijen en politieke bevoordeling bij de toekenning van sociale woningen moeten absoluut vermeden worden. Prestatiemeting, opvolging en beoordeling van de SHM’s garanderen een efficiënte werking en zorgen voor sterke sociale huisvestingsmaatschappijen. • Het nieuw sociaal huurbesluit wordt nauwgezet opgevolgd, de toepassing van de taal‐ en inburgeringsbereidheid in het bijzonder. • Het Vlaamse woon‐ en huisvestingsbeleid streeft naar een voldoende aanwezigheid van handelszaken, buurtwinkels en sociale voorzieningen in of in de nabijheid van sociale woonprojecten. Dit kan bijvoorbeeld door de gelijkvloerse verdiepingen van sociale huisvestingsprojecten te verhuren als buurtwinkel of een zogenaamde nabijheidsdienst. Het principe van de huisbewaarders verdient in dit kader aanbeveling. • De Vlaamse overheid en de betrokken actoren zoeken permanent naar nieuwe mogelijkheden om sociale huisvesting te realiseren en bekijken de mogelijkheden om oude schoolgebouwen, fabriekspanden en kerkelijk patrimonium aan te wenden voor de uitbreiding van de sociale woningbouw. Andere actiepunten inzake woonbeleid • De Vlaamse overheid streeft naar een maximale benutting van het (groot) potentieel aan woningen op de private markt door een uitbreiding van het verhuren van privéwoningen via de sociale verhuurkantoren (SVK) en voorziet zo snel in goedkope en kwaliteitsvolle woningen. Potentiële eigenaar‐verhuurders worden verder gestimuleerd om hun woning op deze manier te verhuren. Dit systeem is bovendien een efficiënt instrument tegen leegstand en verkrotting. • De Vlaamse overheid zet haar beleid van goedkope sociale leningen verder en stimuleert huurders tot het kopen van de eigen sociale woning. De Vlaamse overheid verbetert de controle op deze vorm van financiële ondersteuning en ontwikkelt ter zake een éénvormig systeem. De sociale lening wordt toegankelijk voor een groter publiek en de bepaling van het bedrag gebeurt in verhouding tot het inkomen en gezinssituatie.
51
•
•
•
•
•
•
• • •
De drempels voor eigendomsverwerving worden verder verlaagd. In dit kader zet de Vlaamse Regering het succesvolle systeem van de renovatiepremie verder en verdient de verzekering gewaarborgd wonen (verzekering tegen inkomensverlies voor kopers met een hypothecaire lening) ruimere bekendheid. De Vlaamse overheid ziet er nauwlettend op toe dat de mogelijkheden inzake de ontwikkeling van een ‘lokaal toewijzingsbeleid’ zoals voorzien in het nieuw sociaal huurbesluit maximaal worden ingevuld. De gemeentelijke autonomie wordt in deze gegarandeerd en er wordt voorzien in voldoende begeleiding en ondersteuning van de lokale besturen op het terrein. Het Vlaamse woonbeleid en de toepassing van de algemene Vlaamse huisvestingsreglementering vraagt bijzondere aandacht in de Vlaamse Rand. De Vlaamse overheid ziet toe op de uitvoering van de doelstellingen van het decreet Demesmaeker zoals die werden opgenomen in het grond‐ en pandendecreet. De N‐VA pleit voor een uitbreiding van het werkingsgebied, de middelen en het instrumentarium van Vlabinvest. De keuzevrijheid van senioren wordt ook inzake wonen gerespecteerd. De overheid stimuleert het concept van de "meegroeihuizen" en richt zich ter niet alleen op ouderen maar ook op jonge bouwers. De Vlaamse overheid creëert de mogelijkheid om haalbare verbouwingen te realiseren, nieuwe woonvormen te promoten, o.a. het kangoeroewonen, duplexwoningen, individueel wonen in groep, enz. Om te beantwoorden aan de grote vraag naar degelijk advies bij woonaanpassing stimuleert en coördineert de Vlaamse overheid de gemeenten om –waar mogelijk‐ een éénloketsysteem in te richten. Dit alles gebeurt in samenwerking met de sociale huisvestingsmaatschappijen, de VMSW en betrokken organisaties zoals o.a. de Vlaamse vereniging van steden en gemeenten. De Vlaams overheid maakt werk van een doorgedreven bestrijding van huisjesmelkerij en maakt een prioriteit van de strijd tegen leegstand en verkrotting door een heffing op leegstand consequent toe te passen. Ervaringsdeskundigen worden betrokken en geïntegreerd in de verschillende woon‐ en adviesraden. Vlaanderen levert ingrijpende inspanningen ter bevordering van energiezuinig en ecologische verantwoord wonen en haalt zo de Europese doelstellingen inzake energiebesparingen. De bestaande premiesystemen en maatregelen inzake energiezuinig en ecologisch bouwen en wonen, worden goed georganiseerd met het oog op een betere toegankelijkheid en bekendheid. Efficiëntie staat voorop en overcompensatie wordt vermeden. Nieuwe maatregelen moeten nieuw of aanvullend zijn en zoveel mogelijk gezinnen over de streep trekken.
52
Andere actiepunten inzake stedenbeleid • Een krachtdadig Vlaams stedenbeleid geeft invulling aan de concrete nood aan voorzieningen op vlak van wonen, huisvesting en openbare ruimte, versterkt de sociale cohesie en verhoogt zo de leefbaarheid van de stad. • Een volwaardig Vlaams stedenbeleid biedt niet alleen een antwoord op de problemen waarmee de steden van vandaag mee worden geconfronteerd maar reikt ook oplossingen en denkpistes aan voor een stedenbeleid van morgen. • Centrale doelstelling voor het Vlaams stedenbeleid blijft het streven naar het tegengaan van de stadsvlucht en het aantrekken van gezinnen en tweeverdieners naar de stad. Dit moet resulteren in een veelkleurige, maar evenwichtig samengestelde stadsbevolking. De N‐VA is er voorstander van om het wonen in de stad fiscaal aantrekkelijker te maken door lagere registratierechten en een lagere onroerende voorheffing (belasting op het kadastraal inkomen). • Bij de bouw en ontwikkeling van nieuwe huisvestingsprojecten moet Vlaanderen durf tonen. Stadskankers, verouderde gebouwen en wijken worden verwijderd en ruimen plaats voor vernieuwende en stadsversterkende projecten. Indien een functiewijziging van de locatie zich opdringt, gebeurt dit met oog voor leefkwaliteit en duurzaamheid. • Het Vlaamse stedenbeleid zet resoluut in op een betere woonomgeving. Vlaanderen investeert in de openbare ruimte van hoge kwaliteit. De realisatie van meer groene ruimte, sociale ontmoetingsplaatsen, recreatievoorzieningen en nette straten en wijken maken van de stad opnieuw een aantrekkelijke plek om te wonen en te leven. • Aandachtswijken worden nauwgezet opgevolgd zodat zij aantrekkelijk blijven en de concurrentie met nieuwere wijken zonder probleem aankunnen. Verkrotting wordt actief bestreden. Een detectiesysteem spoort stads‐, wijk‐ en woonproblemen vroegtijdig op en voorkomt zo een mogelijke achteruitgang of vroegtijdig afglijden. • De aanwezigheid van voldoende vrije tijdsvoorzieningen, jeugdinfrastructuur, en een ruim aanbod aan culturele, sportieve en vormende activiteiten, sociale evenementen en een uitgebreid aanbod aan ontspannings‐ en recreatiemogelijkheden versterkt de aantrekkingskracht van de stad. Elke stad vertrekt daarbij vanuit haar sterktes en ontwikkelt in een eigen cultureel stadsprofiel. Maatwerk is aangewezen. • Een versterking van de kleine detailhandel draagt bij tot een kwalitatief stedelijk netwerk en sterke buurtwijken. De N‐VA pleit voor extra initiatieven om de kleine zelfstandige en de buurtwinkel beter te beschermen, om hen meer ontwikkelingskansen te bieden en (door)startende handelszaken optimaal te ondersteunen. Een stimulerende aanpak maakt het wonen boven winkels aantrekkelijker en versterkt zo de leefbaarheid van de stedelijke centra, de sociale controle en gaat verkrotting en verwaarlozing tegen. • Het scheppen van een bedrijfsvriendelijk klimaat moet volgens de N‐VA een prioriteit zijn voor alle Vlaamse steden en gemeenten. Samenspraak met de lokale KMO’s en middenstand is daarbij onontbeerlijk. Een flankerend economisch beleid op lokaal en regionaal vlak ondersteunt kleine ondernemingen en garandeert een kwaliteitsvolle dienstverlening. Kennisondersteuning van de lokale besturen is alvast één van de belangrijkste werkpunten.
53
•
•
•
Een vlotte bereikbaarheid van de steden en van de belangrijkste concentraties van werk zet de steden als investerings‐ en arbeidsregio nog meer op de kaart. De Vlaamse overheid en de sociale partners verhogen de toegankelijkheid tot de arbeidsmarkt, in het bijzonder in de zogenaamde achterstandswijken. De N‐VA zet volop in op een verhoging van vaardigheden en taal. Onderwijs en kennisoverdracht krijgen opnieuw een belangrijke en zichtbare plaats in de stad, zowel wat kleuter‐, basis‐ als middelbaar onderwijs betreft. De N‐VA wil de school als sociale ontmoetingsplaats en buurtversterkende factor terug in de wijk en de stad. Vlaanderen pakt de oorzaken van de sociale spanningen en grote leefbaarheids‐ en veiligheidsproblemen in de achterstandwijken aan en tracht elke vorm van feitelijke segregatie van de stedelijke bevolking te vermijden en te bestrijden. Bestaande tegenstellingen tussen wijken en buurten worden weggewerkt.
54
BRUSSEL
Brussel is een internationale grootstad met enerzijds typische grootstedelijke problemen die uitvergroot worden door de bestuurlijke inefficiëntie van de Brusselse instellingen. Anderzijds heeft Brussel tal van troeven die echter onvoldoende worden uitgespeeld. Brussel is geen hopeloos geval. Maar Brussel kan ook veel beter. Brussel is vooral een stad die de uitstraling van Vlaanderen mee kan bepalen. Daarom loont het de moeite te investeren in de stad en ze niet koudweg te laten vallen. Het komt er op aan dat Vlaanderen die verantwoordelijkheid opneemt en dat ook duidelijk maakt! Brussel is en blijft onze hoofdstad. Als stadsgewest staat het echter niet op gelijke voet met Vlaanderen en Wallonië. Nu al vertoont het Brussels model alle kenmerken van een waterhoofd : een gewest met parlement en eigen regering, VGC, GGC en COCOF, 19 gemeenten met Burgemeesters, schepenen en raadsleden, 19 OCMW‐structuren, intercommunales,…. Belangrijk is dat die structuren worden afgeslankt met de nadruk op een efficiënt Brussels stadsgwest enerzijds, en een ambitieuze Vlaamse en Franse Gemeenschappen anderzijds. Voor de Brusselse Vlamingen moeten de initiatieven van Vlaanderen toegankelijk zijn via de gemeenschapskeuze. Intussen moet Vlaanderen moet zelfbewust optreden en de correcte naleving afdwingen van de taalwetten. Hierbij vindt u enkele van onze belangrijkste programmapunten, die in Brussel meer dan prioritair zijn! Voor een aantal andere gemeenschapsbevoegdheden verwijzen we u graag naar ons Vlaams programma.
Krachtlijnen: Vlaanderen zet in op Brussel
Vlaanderen omarmt zijn hoofdstad en weet haar troeven als venster op de wereld optimaal uit te spelen in het belang van de inwoners van Brussel zelf. Vlaanderen moet dan ook de Vlaamse aanwezigheid in Brussel via zijn instellingen, die een goede reputatie hebben, verder uitbouwen. Vlaanderen kan op die manier – dankzij o.m. zijn onderwijs, zorginstellingen en ‐diensten, theater – symbool staan voor ‘kwaliteit’ en ‘goed bestuur’, in plaats van voor ‘bekrompenheid’. We focussen daarbij op onderwijs, maar ook – en daaraan gekoppeld – op inburgering. Onze Vlaamse succesverhalen zijn ook waardevol in Brussel! We zoeken alle mogelijke creatieve wegen op om sterk te investeren in de capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs, maar evengoed in het algemene woon‐ en leefklimaat van de stad. Huisvesting, mobiliteit, kinderopvang en gezondheidszorg bepalen immers mee het imago van onze hoofdstad. Tenslotte willen we de band tussen Brussel en zijn Vlaamse Rand niet verzwakken maar integendeel versterken.
55
I. ONDERWIJS Voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel is een bijzondere rol weggelegd. Het marktaandeel daarvan ging de jongste jaren al in sterk stijgende lijn. De mogelijkheden op vlak van infrastructuur en personeel moeten bijgevolg prioritair worden uitgebreid. De N‐VA wil daarom een capaciteitsuitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel met 10% tegen 2015 tot ca. 40.500 plaatsen. De genoemde capaciteitsuitbreiding moet dan ook gepaard gaan met flankerende maatregelen voor het succesvol begeleiden van grote aantallen anderstalige leerlingen. • Kinderen van anderstalige ouders zijn meer dan welkom, maar het kan niet dat kinderen van Nederlandstalige ouders daardoor in de kou staan. Daarom moet het GOK‐decreet in Brussel een specifieke invulling krijgen, met een absolute voorrangsregeling voor kinderen met minstens één Nederlandstalige ouder (Nederlandstalig diploma secundair onderwijs en/of een inburgeringstraject volgen of gevolgd hebben en/of de taalkennis kunnen bewijzen door middel van een taaltest). • Ten aanzien van anderstalige kinderen en ouders moet elke Brusselse Nederlandstalige school een taalbeleid uitwerken waar het Nederlands uitdrukkelijk centraal staat. Middels de engagementsverklaring verbinden de ouders er zich toe het contact met het Nederlands te stimuleren. Ook taalvaardigheidstoetsen die op systematische wijze worden afgenomen op belangrijke overgangsmomenten in de schoolloopbaan, vormen belangrijke instrumenten in dit taalbeleid. Bij het niet slagen van deze taalvaardigheidstoetsen moet de betrokken leerling een bijkomend taalpakket volgen. Indien er onvoldoende medewerking is van de leerling en de ouders, wordt de leerling doorgestuurd naar het Franstalig onderwijs te Brussel. • Naast deze eerder ‘streng begeleidende’ maatregelen dient Vlaanderen ook positief stimulerend te werk te gaan, door Nederlands bij ouders en kind te associëren met aangename dingen, bijvoorbeeld door het uitlenen van muziek, DVD’s, strips, boeken, spelletjes… te stimuleren. • Om de ‘brain drain’ en constante vervanging van jonge leerkrachten tegen te gaan pleit de N‐VA voor de invoering van een substantiële premie voor leerkrachten die in Brussel lesgeven (‘Brussel‐premie’). Dit moet de kwaliteit van het Vlaams‐Brussels onderwijs op peil houden. • Daarnaast wordt elke leerkracht‐stagiair ertoe aangemoedigd om een deel van zijn/haar stage door te brengen binnen een grootstedelijke context. Zo kan een stagiair die binnen een straal van 40 km van Brussel woont, een deel van zijn/haar stage lopen in Brussel. • Waar nodig (in functie van spijbelbeleid,…) wordt door de Vlaamse overheid samengewerkt en overlegd met de Franse Gemeenschap, de Brusselse gemeenten en/of de politiediensten. • In de Brusselse context pleit de N‐VA pleit voor de invoering van de schoolkaart. De schoolkaart is een soort identiteitskaart met uurrooster, zodat agenten kunnen nagaan of de leerling spijbelt of niet. Algemeen kan gesteld worden dat onderwijs in Vlaanderen een breed en boeiend werkterrein is. Van het instapklasje voor peuters tot de doctorandus aan de universiteit, van basiseducatie tot de lerarenopleiding. Er valt veel over te zeggen, bijvoorbeeld dat we over een bijzonder kwaliteitsvol onderwijs beschikken. Vlaanderen doet het goed wanneer het bevoegd is.
56
Dat wil de N‐VA ondersteunen en belonen. Door te investeren in leraren, in schooldirecties en infrastructuur. Dat wil de N‐VA verbeteren. Niet door een drastische onderwijshervorming, maar door zachte bijsturingen: • Tegen 2015 heeft minstens één student op twee tijdens zijn hogere onderwijsstudies een buitenlandse studie‐ervaring opgedaan. Internationale studentenmobiliteit wordt een recht voor alle studenten. • De N‐VA pleit voor het invoeren, in alle richtingen, van een vak ‘maatschappelijke oriëntatie’, congruent met het vak ‘MO’ dat nieuwkomers in het kader van hun primair inburgeringstraject krijgen. Binnen dat vak passen thema’s als sociale zekerheid, verkeerseducatie, duurzaam vervoer en energie, kennis van de economische en financiële wereld … Ook sensibilisatie inzake SOA’s, veilig vrijen, holebi’s komt er aan bod. • De N‐VA blijft zich fors verzetten tegen een eenzijdige en drempelverhogende verengelsing van ons hoger onderwijs. Het Nederlands moet een volwaardige onderwijs‐ en wetenschapstaal blijven. • De N‐VA wil voor elke leerling een persoonlijk rugzakje waarin 'zijn' of 'haar' ondersteuning zit. Men neemt deze mee naar de onderwijsinstelling waar men studeert. Afhankelijk van het profiel wordt per leerling een budget toegekend . Deze budgetten moet de school dan vertalen in extra ondersteuning (GOn, extra ondersteuning, tolken VGT, hulpmiddelen zoals brailleregels, ...). • De directies van het basisonderwijs moeten zich ten volle op hun veelzijdige taak kunnen toeleggen. Ze moeten ontheven worden van de taak ‘lesgeven’, ze moeten dringend meer administratief omkaderd worden en hun loon moet omhoog getrokken worden. Een noodzakelijke eerste stap is de gelijkschakeling van de wedde van alle directeurs basisonderwijs, ongeacht de schoolgrootte (barema 464). II. INBURGERING De N‐VA was de drijvende kracht achter het inburgeringsbeleid van de Vlaamse regering. Twee derde van de bijna 30.000 nieuwkomers die vorig jaar in Vlaanderen aankwamen, meldde zich aan bij een onthaalbureau en een kleine helft sloot daar ook een inburgeringscontract af. Een kwart doorliep het hele traject en behaalde uiteindelijk een inburgeringsattest. De N‐VA wil dat nieuwkomers het burgerschap kunnen verwerven door een verplicht, maar helpend en rechtvaardig Vlaams inburgeringsbeleid: dé sleutel tot participatie en werk, ook in Brussel op basis van de gemeenschapskeuze. • De middelen voor het Brussels Onthaalbureau vzw (Bon vzw) dienen daarom stelselmatig te groeien. De Vlaamse Gemeenschap tracht in functie van deze Brusselse onthaalbureaus samen te werken met de Brusselse gemeenten, zoals dat reeds gebeurt in Vlaanderen. • De N‐VA pleit voor een brede, maatschappelijke publiciteits‐ en sensibiliseringscampagne ten voordele van het Brussels Onthaalbureau en over het het belang van het Nederlands in Brussel. Om het inburgeringsverhaal uit de sfeer van de vrijblijvendheid te halen wil de N‐VA in Brussel werken op 3 sporen:
57
I.
II.
Ten aanzien van anderstalige kinderen en ouders moet elke Brusselse Nederlandstalige school, zoals hierboven aangegeven, een taalbeleid uitwerken waar het Nederlands uitdrukkelijk centraal staat. De engagementsverklaring dient zo maximaal mogelijk opgevolgd te worden. Ouders die een inburgeringstraject volgen of gevolgd hebben genieten – zoals hierboven aangehaald – van de absolute voorrangsregeling voor hun kinderen in de Nederlandstalige scholen. Daarom moet het GOK‐decreet in Brussel een specifieke invulling krijgen.
III.
Op termijn wil de N‐VA de gemeenschapskeuze introduceren. De lasten (verplichte inburgering) worden ruimschoots gecompenseerd door de lusten: een jaarlijkse aanvullende Vlaamse kinderbijslag, de Vlaamse jobkorting, voorrang tot het Nederlandstalige onderwijs en een Vlaamse zorgverzekering die de extra medische kosten dekt. III. TAALWETGEVING De N‐VA houdt uiteraard vast aan de tweetaligheid van Brussel én aan de gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen in het Brussels Parlement. Een alternatief om der (taal)rechten van de Brusselse Vlamingen te verdedigen is er immers niet. De toepassing van de taalwetgeving moet op ieder Brussels bestuursniveau doeltreffend gecontroleerd worden. • De N‐VA houdt uiteraard vast aan de toepassing van de taalwetgeving, uitgaande van tweetaligheid van ambtenaren en niet de tweetaligheid van de dienst. Deze tweetaligheid van ambtenaren geldt daarbij ook voor de brandweer, waar nu reeds een tweetaligheid van de diensten geldt. • Als het afhangt van de N‐VA worden strafsancties ingevoerd in de taalwet zodat overtredingen, zoals het uitmaken van een pv in het Frans, echt bestraft worden. • Daarnaast wordt de vernietigingsbevoegdheid van de Brusselse hoofdstedelijke regering omgekeerd tot een goedkeuringsbevoegdheid: een aanwerving (bv. door een gemeente) kan pas definitief worden na goedkeuring binnen de Brusselse regering. • De schorsingsbevoegdheid inzake taalaangelegenheden van de vice‐gouverneur van Brussel wordt uitgebreid tot een vernietigingsbevoegdheid. Het toezicht van de vice‐gouverneur wordt uitgebreid tot de Brusselse ziekenhuizen. • Spoeddiensten, ook van privéziekenhuizen en universitaire ziekenhuizen, vallen momenteel reeds onder de taalwet (in tegenstelling tot de andere diensten). Toch wordt deze wetgeving vaak niet nageleefd. Daarom pleit de N‐VA voor een betere afdwingbaarheid: bij blijvende nalatigheid kan gedacht worden aan het intrekken van de vergunning als spoeddienst en de toewijzing aan een ander ziekenhuis. • Een van de voorwaarden voor de uitoefening van een medisch en paramedisch beroep in Brussel moet de taalkennis worden. Hierdoor kunnen in Brussel artsen, verplegers, kinesisten,... hun beroep enkel uitoefenen wanneer ze bewijzen dat zij zowel Frans als Nederlands kennen. De taalcursus en het taalexamen kunnen in Brussel in de medische opleiding opgenomen worden zodat wie afstudeert als arts of verpleger tweetalig is. Zo krijgen we echt tweetalige ziekenhuizen, zowel in de openbare als in de private sector. Hieraan kan een taalpremie worden gekoppeld.
58
•
•
De N‐VA wil meer openbaarheid. Dit geldt voor het jaarlijkse taalrapport, dat onmiddellijk en zonder aarzeling ter beschikking moet staan van de burger en van de andere politieke niveaus en parlementen. Dit geldt ook voor de Iris‐ziekenhuizen, die momenteel weigeren informatie te verschaffen over het aantal persooneelsleden dat tweetalig is. De Taalwetwijzer moet vragen om informatie of advies actiever kan opvolgen, zodat zijn advies‐ verlenende functie wordt uitgebreid tot een vorm van juridische ondersteuning.
IV. WERK Het hebben van een job is nog steeds de beste garantie om weg te raken én te blijven uit de armoede. De creatie van duurzame werkgelegenheid (sociale werkplaatsen inbegrepen!) en een intensieve activering en begeleiding naar werk zijn essentieel en moeten Brussel in staat stellen tegen 2014 de doelstelling van de Lissabonstrategie inzake werkzaamheidsgraad (70%) te halen. Armoede bannen doe je met jobs. • Volgens de N‐VA is jeugdwerkloosheid niet enkel terug te brengen tot een klein aanbod van arbeid. Jeugdwerkloosheid heeft ook te maken met een gebrekkige vorming en een mank lopend activeringsbeleid. Gezien de uitdagingen die de toekomst ons brengt, is het noodzakelijk ter zake een daadkrachtig beleid te voeren. • Een fundamenteel probleem voor Brussel blijft dat onderwijs/opleiding er een gemeenschapsbevoegdheid is terwijl arbeidsbemiddeling een bevoegdheid van het Brussels Gewest is. Een mogelijke oplossing – zoals voorgesteld door meerdere specialisten –, is de arbeidsbemiddeling over te hevelen naar de gemeenschappen. Dat zou VDAB en Forem speelruimte geven in Brussel en zou het probleem van te weinig beschikbare middelen voor de integratie van Brusselse werkzoekenden minstens gedeeltelijk oplossen. Het voorstel zou in Brussel de splitsing tussen bemiddeling en opleiding ongedaan maken. • Het zou het probleem kunnen oplossen van de gewestgrenzen die nu barrières zijn: de Brusselse werkzoekenden zouden kunnen profiteren van grotere schaalvoordelen en meer uitgebreide dienstverlening. N‐VA vindt het belangrijk de nodige maatregelen te nemen om de interregionale arbeidsmobiliteit te versterken. Daarom moeten de bestaande hindernissen inzake mobiliteit en taalkennis efficiënter worden aangepakt. • Het is noodzakelijk voor de N‐VA dat een versterkt taalbeleid wordt gevoerd en daartoe wordt voorzien in een aanbod van het Nederlands voor werkzoekenden en werknemers, zowel in taalvoorbereiding als in taalondersteuning.
59
V. MOBILITEIT,VERKEERSVEILIGHEID EN OPENBARE WERKEN Als het over personenvervoer gaat, vertrekt de N‐VA van het STOP‐principe. Eerst voetgangers, fietsers en openbaar vervoer, daarna privé‐vervoer. Een belangrijk sturend principe in mobiliteit is dat de juiste prijs wordt aangerekend, voor privé‐vervoer en voor openbaar vervoer. Samen met andere slimme maatregelen moet dat ervoor zorgen dat onze wegen beter benut worden. Logistiek: geen containerbegrip • Als het over goederenvervoer gaat, blijft de N‐VA hameren op het versterken van andere vervoermodi dan de vrachtwagen. Kiezen voor slimme logistiek is kiezen om opnieuw voeling te krijgen met de binnenvaart, het spoor en die andere vaak vergeten vervoermodus: pijpleidingen. Daarom: weg van de weg. • Vlaanderen en Brussel moeten meer zijn dan een overslagpunt naar de rest van Europa en moeten hun logistieke troeven uitspelen door haar kennis en werkkracht toe te voegen aan inkomende goederen. Dan pas creëren we jobs. In concreto: de N‐VA steunt de aanleg van het distributiecentrum BILC (Brussels International Logistics Center), dat een 400‐tal nieuwe arbeidsplaatsen kan creëren, waarvan heel wat voor laaggeschoolden. Schaarbeek‐Vorming is geen alternatief want geen eigendom van de haven, Carcoke is gericht op distributie op ruimere schaal. Er is een uitgebreid milieueffectenrapport gemaakt, en verdere studies zorgen enkel voor vertraging. Kiezen voor sturende autofiscaliteit We willen weg van de forfaitaire autobelastingen in de richting van een meer groene autofiscaliteit die milieukenmerken in rekening neemt en het gebruik belast i.p.v. het bezit. De belasting op inverkeerstelling (BIV) schaffen we af. We vervangen ze door een sturende kilometerheffing die ervoor zorgt dat onze wegen optimaal worden gebruikt. Door écht publiek‐ privaat samen te werken leveren we de technologie voor de mobiliteitsoplossingen van morgen. Dit gebeurt (in eerste instantie) logischerwijs in samenwerking met Vlaanderen, Wallonië, Nederland en Luxemburg. Andere actiepunten • De N‐VA pleit voor een technologische revolutie in het verkeersbeleid: verkeerslichtenbeïnvloeding en groene golf, trajectcontrole … deze instrumenten verhogen de capaciteit op onze wegen zonder dat infrastructuurwerken nodig zijn. Investeringen verdienen zichzelf als het ware terug. Nederland – maar ook andere landen – kan hier als voorbeeld gelden. • De N‐VA pleit voor overheidsuitgaven inzake openbaar vervoer, op voorwaarde dat deze de externe kosten van het privé‐vervoer over de weg verminderen. • Niet enkel de metro kan de concurrentie met de wagen aan, ook de tram kan dat indien bijkomende voorrangsmaatregelen gecreëerd worden (prioriteitstelling van het openbaar vervoer). De tram kost bovendien slechts ¼ van het aanleggen van een metrolijn. We denken hierbij aan aparte beddingen, busbanen, verkeerslichtenbeïnvloeding en andere doorstromingsmaatregelen. Dit om de snelheid van het openbaar vervoer ten opzichte van de
60
auto drastisch te verhogen en de stiptheid te verbeteren. Daarom pleit de N‐VA voor de overheveling van het globale mobiliteitsbeleid naar het Gewest. •
•
• •
•
• •
•
Eerder dan megalomane plannen te ontwikkelen voor de metro wil de N‐VA ook enkele details in het nieuwe beheerscontract van 2012: een snelle evaluatie van de proefprojecten en een snelle invoering van ‘toegangspoortjes’ in zoveel mogelijk metrohaltes, duidelijker aanduiding van stappen en staan op de roltrappen, duidelijkere tijdssignalisatie van een specifieke (pre)metrolijn in geheel het metrostation, … De N‐VA pleit voor een snelle realisatie van het GEN (Gewestelijk Express Net). Complementair daaraan moeten NMBS, MIVB en De Lijn samenzitten om het een globale visie te ontwikkelen op duurzaam pendelgedrag van en naar Brussel. Het Brussel‐Brabant‐Net, de Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn, het nieuwe Beheerscontract tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de MIVB, … moeten gebaseerd worden op dezelfde behoeftenstudies en waar nodig uitgaan van gelijklopende plantermijnen. De MIVB – infrastructuur (tram en metro) kan gerust worden uitgebreid tot het Vlaams Gewest. De N‐VA is sterk voorstander van een volledige tariefintegratie waardoor één vervoersbewijs volstaat voor alle openbare vervoersmodi (De Lijn, MIVB, TEC, NMBS). Brussel moet fietsvriendelijker gemaakt worden, zonder evenwel naïef te werk te gaan: een fietsstrook in elke straat of laan is niet mogelijk, niet veilig en dus ook niet wenselijk. De N‐VA pleit ook voor een Brussels voorstadsnet voor de fiets. Dat wil zeggen: een doordachte, globale visie op het fietspadenbeleid. De N‐VA wil een maximaal toegankelijk openbaar vervoer. Zo moet de persoon met een handicap niet rekenen op speciale en soms minder flexibele alternatieven. Totdat die optimale toegankelijkheid gerealiseerd is moet maximaal en flexibel aan het mobiliteitsrecht van personen met een handicap worden tegemoet gekomen. Er moet snel uitsluitsel komen over de toekomst van de Diensten Aangepast Vervoer. De N‐VA ziet geen heil in het rondmaken van de Brusselse Ring in het Zuiden: dit blijkt geen enkele of een te verwaarlozen impact te hebben heeft op de mobiliteit rond Brussel. Het klopt uiteraard dat de regio tussen Brussel (een stad met internationale uitstraling door de Europese en internationale instellingen en multinationals) en Zaventem uiteraard geschikt is voor economische bedrijvigheid. Dat geldt in ruimere zin uiteraard voor het verstedelijkte gebied in de Vlaamse Ruit (Gent‐Leuven‐Antwerpen‐Brussel). Het feit dat de economische activiteiten steeds meer verschuiven naar de Rand en dat de as Brussel‐Antwerpen verder wordt ontwikkeld, maakt de verwevenheid van Brussel met de Vlaamse Rand en de Vlaamse Ruit steeds groter en dus ook zijn afhankelijkheid ervan. Overleg hierover kan door middel van samenwerkingsakkoorden of door middel van een apart overleg‐ of beslissingsorgaan. De N‐VA vindt dat democratische inspraak en controle hierover dan wel essentieel is, niet enkel voor Regering, maar ook voor Parlement. Helaas stellen we vast dat dergelijke intergewestelijke en andere overlegorganen totnogtoe niet steeds brachten wat men er kan van verwachten (IMMC, de GEN‐organen, overleg tussen de NMBS en De Lijn,…). De N‐VA pleit verder voor een Verkeerscentrum voor het verkeer in en rond Brussel. N‐VA is voorstander van een scheiding van doorgaand en lokaal bestemmingsverkeer (Brussel enerzijds, luchthavengerelateerd verkeer anderzijds).
61
Verder wil de N‐VA eerst een globaal onderzoek naar de mogelijkheden en gevolgen van een eventuele verbreding van de ring. Zo moet er een maatschappelijke kosten‐batenanalyse gemaakt worden. De hele discussie moet dan ook verder gaan dan enkel de discussie over de verdubbeling van het aantal rijvakken. In dit onderzoek moet ook aandacht besteden aan eventuele plaatselijke verbreding op knelpunten (bv een bypass om het viaduct van Vilvoorde te ontlasten). Tegelijkertijd moet ook nagegaan worden op welke wijze het GEN een invloed zal hebben op de discussie over de verbreding van de Brusselse ring. Zo bestaan er immers akkoorden in het kader van het GEN om ontradingsparkings te bouwen in de buurt van treinstations in het Vlaams Gewest. VI. MILIEU EN ENERGIE Een stabiele en betaalbare energiebevoorrading is een cruciale factor voor een moderne economie. De N‐VA streeft naar een evenwichtige energiemix die maximaal rekening houdt met het milieu, zekerheid biedt inzake bevoorrading, ons minder afhankelijk maakt van buitenlandse leveranciers en betaalbaar is voor gezinnen en bedrijven. De N‐VA meent dat het energiebeleid best naar de gewesten gaat om de keuzes te maken die op Belgisch niveau niet meer mogelijk zijn. • Fossiele brandstoffen zullen verdwijnen als energiebron, we investeren massaal in hernieuwbare energie, in afwachting moeten we noodzakelijkerwijze verder een beroep doen op kernenergie, willen we de klimaatopwarming efficiënt tegengaan. • De milieuprestaties van voertuigen bepalen steeds meer de impact van onze mobiliteit op de levenskwaliteit. De impact van smog, fijn stof en andere polluenten zijn daarbij gekende problemen. Voor de N‐VA is de voertuigenfiscaliteit één van de belangrijke instrumenten om tot een groener wagenpark te komen. Om die reden is de omvorming van de huidige verkeersbelasting naar een belasting waarbij de EcoScore of milieuprestatie van voertuigen een belangrijke rol speelt, op korte termijn noodzakelijk. Technologische vooruitgang geeft tevens kansen aan het beleid om op kostenefficiënte wijze een aanzienlijke besparing aan energie en CO2 te realiseren. De zogenaamde E‐box, die bestaande armaturen en lampen voor openbare verlichting tot 25 % energiezuiniger maakt voor een minimale kostprijs, is hier een zeer goed voorbeeld van. De N‐VA pleit dan ook voor het inzetten van deze technologie om zowel energie te besparen als uitgaven voor energie door de overheid te beperken. • De N‐VA steunt volop de strijd van de Europese Gemeenschap tegen de opwarming van de aarde en wil daarom meer doen dan wat de verdeling van de inspanningen door de Europese Commissie oplegt: 20% hernieuwbare energie, 20% verhoging energie‐efficiëntie en 20% uitstootvermindering tegen 2020. • Inzake sociale maatregelen meent de N‐VA dat: o de verschillende energiefondsen samengevoegd moeten worden: het sociaal verwarmingsfonds (stookoliefonds), het sociaal fonds voor gas en het sociaal fonds voor elektriciteit en het Fonds ter reductie van de globale energiekost: N‐VA is voorstander van het integreren van deze 2 prijsregulerende fondsen, waarbij de rol van de OCMW’s wordt versterkt. o de OCMW’s de middelen moeten krijgen om geval per geval de meest effectieve oplossingen voor te stellen en te laten uitvoeren. De middelen die op dit moment verdeeld zitten over de verschillende fondsen moeten dit mogelijk maken.
62
VII. WONEN EN STEDENBELEID De N‐VA wil verder inzetten op een beleid dat drempels voor eigendomsverwerving verlaagt. Voor de N‐VA is betaalbaar wonen een recht voor iedereen. De noodzaak om bijkomend te investeren in sociale huisvesting is en blijft een belangrijke prioriteit. Naast de betaalbaarheid blijft de kwaliteit van huisvesting nog te vaak een probleem. Vooral sociaal‐economisch zwakkere groepen worden geconfronteerd met penibele leef‐ en woonsituaties. Ook de steeds grotere groep ouderen willen we niet uit het oog verliezen. In het kader van onze ambitieuze energiedoelstellingen moet Vlaanderen voor iedereen bereikbare stimuli creëren die de algemene woonkwaliteit kan verbeteren. Om een coherent beleid te voeren, willen we een snelle overheveling van de huurwetgeving. Wonen en stedenbeleid gaan hand in hand. De stadsvlucht is de voorbije vijf jaar wel gedaald maar nog niet definitief gekeerd. Bovendien herkennen vele Vlaamse gezinnen Brussel nog altijd niet als een biotoop waarbinnen ze hun kinderen groot willen brengen. We gaan de stadsvlucht tegen en trekken gezinnen en tweeverdieners aan naar Brussel. Daartoe maken we het wonen in de stad fiscaal aantrekkelijker door lagere registratierechten en een lagere onroerende voorheffing. Noodzakelijke en sociale voorzieningen als scholen, kinderopvang, buurtwinkels en groene ruimte maken de stedelijke context opnieuw aantrekkelijk voor (jonge) gezinnen. • De Brusselse overheid levert bijkomende inspanningen zowel op het vlak van sociale koopwoningen als wat sociale huurwoningen betreft. • Misbruiken, wanbeleid bij de huisvestingsmaatschappijen en politieke bevoordeling bij de toekenning van sociale woningen moeten absoluut vermeden worden. Prestatiemeting, opvolging en beoordeling van de SHM’s garanderen een efficiënte werking en zorgen voor sterke sociale huisvestingsmaatschappijen. • Het Brusselse woon‐ en huisvestingsbeleid streeft naar een voldoende aanwezigheid van handelszaken, buurtwinkels en sociale voorzieningen in of in de nabijheid van sociale woonprojecten. Dit kan bijvoorbeeld door de gelijkvloerse verdiepingen van sociale huisvestingsprojecten te verhuren als buurtwinkel of een zogenaamde nabijheidsdienst. Het principe van de huisbewaarders verdient in dit kader aanbeveling. • De Brusselse overheid en de betrokken actoren zoeken permanent naar nieuwe mogelijkheden om sociale huisvesting te realiseren en bekijken de mogelijkheden om oude schoolgebouwen, fabriekspanden en kerkelijk patrimonium aan te wenden voor de uitbreiding van de sociale woningbouw. • De keuzevrijheid van senioren wordt ook inzake wonen gerespecteerd. De overheid stimuleert het concept van de "meegroeihuizen" en richt zich ter niet alleen op ouderen maar ook op jonge bouwers. De Vlaamse overheid creëert de mogelijkheid om haalbare verbouwingen te realiseren, nieuwe woonvormen te promoten, o.a. het kangoeroewonen, duplexwoningen, individueel wonen in groep, enz.
63
•
•
•
•
•
•
De overheid maakt werk van een doorgedreven bestrijding van huisjesmelkerij en maakt een prioriteit van de strijd tegen leegstand en verkrotting door een heffing op leegstand consequent toe te passen. Bij de bouw en ontwikkeling van nieuwe huisvestingsprojecten moet de Brusselse overheid durf tonen. Stadskankers, verouderde gebouwen en wijken worden verwijderd en ruimen plaats voor vernieuwende en stadsversterkende projecten. Indien een functiewijziging van de locatie zich opdringt, gebeurt dit met oog voor leefkwaliteit en duurzaamheid. Het stedenbeleid zet resoluut in op een betere woonomgeving. Brussel investeert in de openbare ruimte van hoge kwaliteit. De realisatie van meer groene ruimte, sociale ontmoetingsplaatsen, verkeersvrije zones, recreatievoorzieningen en nette straten en wijken maken van de stad opnieuw een aantrekkelijke plek om te wonen en te leven. Aandachtswijken worden nauwgezet opgevolgd zodat zij aantrekkelijk blijven en de concurrentie met nieuwere wijken zonder probleem aankunnen. Verkrotting wordt actief bestreden. Een detectiesysteem spoort stads‐, wijk‐ en woonproblemen vroegtijdig op en voorkomt zo een mogelijke achteruitgang of vroegtijdig afglijden. Een stimulerende aanpak maakt het wonen boven winkels aantrekkelijker en versterkt zo de leefbaarheid van de stedelijke centra, de sociale controle en gaat verkrotting en verwaarlozing tegen. Brussel pakt de oorzaken van de sociale spanningen en grote leefbaarheids‐ en veiligheidsproblemen in de achterstandwijken aan en tracht elke vorm van feitelijke segregatie van de stedelijke bevolking te vermijden en te bestrijden. Bestaande tegenstellingen tussen wijken en buurten worden weggewerkt.
VIII. VEILIGHEID Het recht op veiligheid is een mensenrecht. Aan onveiligheid mag nooit worden toegegeven. Voortdurend moet gezocht worden om de veiligheid te blijven garanderen en efficiënter te maken. In bepaalde Brusselse wijken leeft echter een gevoel van onveiligheid. De prioriteiten van de Brusselse N‐VA zijn de volgende: • de fusie van de zes politiezones in Brussel (Brussel‐West, Brussel‐Noord, Brussel Hoofstad‐ Elsene, zone Ukkel, zone Brussel‐Zuid en zone Montgomery) tot één Brusselse zone om een beleid te krijgen dat is afgestemd op het volledige stadsgewest en een verbetering van de aanpak van onveiligheid. De Brusselse politiezone moet utieraard werken met verschillende gedecentraliseerde diensten en met voldoende commissariaten die open en beschikbaar zijn. Zo is het ook logisch dat agenten van de zone Montgomery niet ingezet worden in randgemeenten (met FDF‐burgemeesters) maar zich vooral richten op Brusselse problemen. • Deze fusie moet samengaan met een versterking van de “nabijheidspolitie” in alle wijken, zeker in probleemwijken. Een verdere uitbouw van de wijkwerking met een herwaardering van de wijkagent waarop inwoners een beroep kunnen doen bij overlast en die in eerste instantie een bemiddelend rol kan spelen.
64
•
•
•
Overlast door nachtlawaai, druggebruik, rondhanggedrag,…en lichte vormen van jeugdcriminaliteit kunnen aangepakt worden met éénvoudige administratieve sancties, die niet via gerechtelijke weg worden ingevorderd maar op administratieve wijze. Wie overlast veroorzaakt, wordt geverbaliseerd en uiteindelijk gesanctioneerd met een geldboete. De N‐VA pleit voor echte en doorleefde tweetaligheid bij alle politiediensten. Wie in Brussel niet kan instaan voor tweetalige dienstverlening (opstellen processen‐verbaal, verhoren, vaststellen van misdrijven…) hoort niet thuis bij de Brusselse politie. In de politieopleiding moet dan ook meer aandacht worden besteed aan de talenkennis. Spijbelgedrag bij leerlingen is daadwerkelijk een probleem, en is soms het ‘begin van het einde’ voor Brusselse jongeren. De N‐VA is voorstander van de invoering van een ‘schoolkaart’. Deze schoolkaart is een soort identiteitskaart met uurrooster zodat agenten kunnen nagaan of een leerling al dan niet spijbelt.
IX. BINNENLANDS BESTUUR Een Brussels gevoel (identiteit) wordt graag aangehaald om Brussel tegenover Vlaanderen en Wallonië te positioneren, maar wordt graag vergeten wanneer het erover gaat de 19 gemeenten te rationaliseren en/of te fuseren. Brussel bestaat nog steeds uit 19 verschillende gemeenten, elk met hun eigen structuren en ambtenarijen. Uiteraard is Brussel niet te vergelijken met een modale Vlaamse gemeente of centrumstad. Het is een stad met meer dan een miljoen inwoners, en verschillende gemeenten hebben meer inwoners dan de gemiddelde Vlaamse centrumstad. Anderzijds zijn deze gemeenten in de praktijk verstrengeld en loopt men van de ene in de andere gemeente zonder dat men dit merkt. Coherent en sturend beleid wordt zo heel moeilijk. • De N‐VA pleit daarom voor een interne Brusselse staatshervorming: de veelheid en het ondoorzichtig kluwen van structuren vereist een fusie van de gemeenten tot 4 of 6 grote gemeenten. Men kan zich daarbij baseren op de zes huidige politiezones. • Deze zes gemeenten behouden hun strikt lokale bevoegdheden en hebben een administratieve loketfunctie. Andere gemeentelijke bevoegdheden worden overgeheveld naar het (stads)gewest. Zij blijven uiteraard bestuurd door een lokale gemeenteraad en een College van Burgemeester en Schepenen. Ook het OCMW behoudt zijn taak om een lokaal sociaal beleid per gemeente te voeren, maar dit in samenwerking met de betrokken gemeenschappen. • Deze fusionering gaat gepaard met een functionele decentralisatie via de invoering van bestuurlijke districten, zoals reeds het geval is in Antwerpen. Deze districten komen overeen met wijken en zullen echt dicht bij zijn bewoners staan. • De hervorming van de politiezones kan worden verder gezet, tot men tot één politiezone komt (met een decentralisatie in districten).
65
10. EN VERDER • Vlaanderen heeft er alle belang bij om tegen het 'Wallobrux' van Franstalig België een 'Brussel‐ Vlaanderen‐strategie' uit te stippelen door een tijdelijke (parlementaire) commissie op te richten die met deze onderzoeksvraag gelast wordt. • De aanwezigheid van de Vlaamse administratie in Brussel zorgt voor een en stimuleert de tweetaligheid bij de horeca. In functie van het institutionele debat moet de Vlaamse Overheid laten berekenen wat de meerwaarde is voor Brussel van de Vlaamse aanwezigheid. • De N‐VA wil dat in het kader van haar voorstel voor een uitwisselingsbeleid tussen regionale televisiezenders (Ring‐TV, Rob‐TV, ATV,…) extra aandacht wordt besteed aan de samenwerking met TV Brussel. TV Brussel moet ook kunnen ontvangen worden door (digitale) antenne‐kijkers. De N‐VA zal Brussel nooit opgeven en wil verder durven denken dan de (weliswaar broodnodige) investeringen in onderwijs of cultuur. Daarom wil de N‐VA dat de Vlaamse overheid zich ook uitdrukkelijk manifesteert op domeinen zoals huisvesting, gezondheidszorg, kinderopvang… • Daarom moet de Vlaamse overheid zelf zorgen voor afdoende Nederlandstalige kinderopvang, ook op het kleinschaligere niveau van onthaalouders. • Zoals de Vlaamse Ouderenraad eist, moet de volgende Vlaamse regering kordaat optreden tegen elke vorm van discriminatie waarvan de Nederlandstalige Brusselaars vaak het slachtoffer zijn in de bicommunautaire verzorgingssector. In Brussel hebben ouderen het recht om in het Nederlands gebruik te kunnen maken van zorgorganisaties. • Wat betreft gezondheidszorg verdient het initiatief Zorgnet meer ondersteuning. Eveneens dient men te zoeken naar mogelijkheden om het aantal Nederlandstalige artsen te vergroten, bijvoorbeeld door de stagemogelijkheden hier uit te breiden en sensibiliseringscampagnes opzetten. N‐VA pleit ook voor een tweede Nederlandstalig ziekenhuis in Brussel, minstens een poliklinische antenne van het UZ Brussel. • N‐VA wil dat de goede reputatie van de Vlaamse gezondheidszorg via de aanwezige expertise van het universitair ziekenhuis in Brussel verder gepromoot wordt. Dit kan door een grootscheepse promotiecampagne bij de in Brussel aanwezige expats en voor het aantrekken van buitenlandse patiënten, zonder verdringingseffect voor binnenlandse patiënten. • De Vlaamse Overheid kan een huisvestingspolitiek voeren en moet daarom, zoals ook verschillende Brusselse gemeenten doen, als privaatrechtelijk persoon resoluut investeren in onroerend goed en dit verhuren aan sociale tarieven en naar eigen inzichten (taalbereidheid, sociale mix en Vlaamse aanwezigheid). • De goedbedoelde Vlaamse jobkorting van de laatste legislatuur is een doorn in het oog van vele Brusselse Vlamingen. Daarom vindt de N‐VA dat de Vlaamse Regering alle (juridische) mogelijkheden moet onderzoeken en uitputten om ook de Brusselse Vlamingen te laten mee genieten van deze jobkorting. • Voor de N‐VA maakt Brussel integraal deel uit van het Vlaams Kunststedenactieplan.
66
67
EUROPA
I. Een sterker Vlaanderen in een sterker Europa Globalisering en lokalisering gaan hand in hand Vaak wordt gezegd dat Vlaanderen te klein zou zijn in een alsmaar groter wordend Europa. Die opvatting getuigt echter van een denkfout, door een tegenstelling te poneren tussen schaalvergroting (globalisering) en schaalverkleining (lokalisering). Beide processen zijn niet tegengesteld maar complementair: de globalisering moedigt de lokalisering juist aan. Men heeft immers geen grote multinationale staten nodig om doeltreffend aan het wereldgebeuren deel te nemen. Dit is de paradox van de zogeheten "glokalisering". De professoren Alesina en Spolaore schreven hierover het boek The Size of Nations. Ze waren de eersten om in economische theorievorming de bestaande staten niet langer als vaststaande gegevens te beschouwen maar als wijzigbare parameters. Wat als we dit toepassen op België? In een geglobaliseerde wereld komen er steeds meer uitdagingen op ons af die op supranationaal niveau aangepakt moeten worden. Het macroniveau is voor ons daarom de Europese Unie. Bevoegdheden die een supranationale aanpak vereisen, moeten dan ook naar het Europese niveau overgeheveld worden, zoals de munt, defensie, migratie, interne markt, energie etc. Bevoegdheden die dichter bij de mensen uitgeoefend moeten worden, moeten naar Vlaanderen overgeheveld worden. Vlaanderen is voor de N‐VA het meest geschikte microniveau. Schaalvoordelen en heterogeniteitskosten De leidraad in de keuze van het juiste microniveau (in ons geval: Vlaanderen als lidstaat van de EU) moet de afweging zijn tussen schaalvoordelen en heterogeniteitskosten. Het kan interessant zijn om dingen samen te doen vanwege de schaalvoordelen. De VS hebben bijvoorbeeld het sterkste leger dankzij 300 miljoen inwoners die allemaal betalen voor hetzelfde leger. De EU heeft 27 verschillende legers en nauwelijks slagkracht: hier is het evident dat Europa zou moeten proberen zijn heterogeniteit te overwinnen gezien de evidente schaalvoordelen van één Europese defensiemacht. Die moet dan ook inzetbaar zijn vanuit een duidelijke visie die kadert in een algemeen Europees defensiebeleid. Als we deze logica toepassen op België, dan zien we dat het land nauwelijks schaalvoordelen biedt wegens heel klein, maar dat het enorme heterogeniteitskosten heeft door de voortdurende optelsom die gemaakt moet worden tussen de Vlaamse en de Franstalige democratie. Daarom kiest de N‐VA resoluut voor Vlaanderen en Europa als de twee belangrijkste bevoegdheidsniveaus boven het lokale niveau. Bevoegdheden waarbij de schaalvoordelen groter zijn dan de heterogeniteitskosten, moeten door de EU uitgeoefend worden, terwijl bevoegdheden waarbij de heterogeniteitskosten te groot zijn, door Vlaanderen uitgeoefend moeten worden. Terloops: in de top‐10 van de meest welvarende landen ter wereld staat er maar één met meer inwoners dan Vlaanderen, namelijk de VS. Kleine schaal hoeft dus geen probleem te zijn, als men maar open en doeltreffend aan de globalisering deelneemt.
68
Welk Europa wil de N‐VA? De N‐VA is altijd al een sterk pro‐Europese partij geweest en dat blijft zo. Niet toevallig is de baseline van de partij “Nodig in Vlaanderen, nuttig in Europa”. De N‐VA is dan ook de enige echte Vlaams‐Europese partij in dit land. De Europese Unie heeft historische verdiensten die soms nog altijd te weinig naar waarde geschat worden. Tegelijk zijn wij niet blind voor de tekortkomingen van de Europese Unie. Zeker in economische en financiële crisistijden zoals deze komt dat gebrek aan slagkracht helaas duidelijker naar de oppervlakte. De N‐VA grijpt die echter niet aan om een populistisch anti‐Europa‐verhaal te brengen. Integendeel, de huidige crisis grijpen wij aan om meer dan ooit een pleidooi te voeren voor een sterker Europa, net zoals we een sterker Vlaanderen nodig hebben. De N‐VA oordeelt dat er verder moet worden gewerkt aan een structuur waarbinnen de Europese burgers naar elkaar kunnen toegroeien. De N‐VA ziet de toekomst van Europa zeker niet als één superstaat, waar alles ver boven de hoofden van de mensen wordt beslist. De Europese Unie is een confederale constructie sui generis waarbij de leden van deze Unie een deel van hun soevereiniteit afstaan via verdragen. Lidstaten beslissen zelf of die verdragen aan de bevolking worden voorgelegd ter goedkeuring. Sommige lidstaten van de Europese Unie hebben een andere finaliteit voor de EU voor ogen. Zij zien de EU liever evolueren in de richting van een louter economische unie, als een zo groot mogelijke vrijhandelszone, maar zonder een verdere politieke integratie. Dat is niet onze visie. De N‐VA wil een sterker Europa, dat niet alleen economisch maar ook politiek alsmaar sterker en eendrachtiger wordt. Europa moet zo veel mogelijk aan één zeel trekken, zowel binnen de EU als op het wereldtoneel. Vele uitdagingen van de toekomst kunnen we niet aan op het niveau van de lidstaten afzonderlijk. Daarvoor hebben we een sterk Europa nodig. De N‐VA kiest voor een democratische Unie, die niet alleen op louter economische fundamenten rust, maar een hechte politieke Unie vormt. Een Unie die op basis van het subsidiariteitsbeginsel, de identiteit en culturele verscheidenheid van de binnen haar grenzen levende volkeren eerbiedigt en bevordert. Een Unie die uitdrukking geeft aan de gemeenschappelijke waarden van die volkeren en geleid door die waarden haar verantwoordelijkheid opneemt in de wereld.
II. Een sterker Vlaanderen heeft een eigen stem in Europa In tegenstelling tot wat veel mensen denken en het beeld dat we via media en andere berichtgeving voorgeschoteld krijgen, hebben de Europese instellingen een grote invloed op ons dagelijkse doen en laten. Afhankelijk van de berekeningen komt 70 tot 90% van onze wetgeving rechtstreeks of onrechtstreeks van Europa. Het is erg moeilijk om nog regelgeving te vinden die niet op één of andere manier beïnvloed is door de EU. Maar de Europese Unie hangt af van de individuele lidstaten voor de uitvoering van die regelgeving. Daardoor komt de burger weinig rechtstreeks in contact met Europa. Nationale of regionale overheden gebruiken de EU als zondebok voor moeilijke maatregelen. Populaire maatregelen worden dan weer op het conto van de nationale overheid geschreven, ook al werden zij beslist door Europa.
69
Vlaanderen ligt geografisch in het hart van Europa. Maar ook op commercieel, cultureel, politiek, sociaaleconomisch en heel wat andere domeinen hebben wij een belangrijke rol te vervullen samen met onze partners in de Unie. De toekomst van Vlaanderen is onontwarbaar verweven met de toekomst van Europa. Vlaanderen heeft een eeuwenoude traditie van internationale handel en ondernemerschap, we bouwden hiermee een stevige reputatie op. Qua bevolking, BNP, sociaaleconomische inbreng in Europa en bijdrage in de Europese raamcultuur is Vlaanderen minstens even belangrijk als heel wat huidige en toekomstige lidstaten van de Unie. Toch heeft Vlaanderen nog steeds geen eigen stem op het Europese forum. Ook niet over de materies waarvoor het exclusief bevoegd is. De Europese Unie houdt immers vooralsnog enkel rekening met staten en dus kan enkel België aan de Europese tafel aanschuiven. Nochtans is de Vlaamse overheid sinds de staatshervorming van 1993 zelf bevoegd voor haar internationale betrekkingen. Dit steunt op twee principes. Het eerste is het 'in foro interno, in foro externo' principe. Dit houdt in dat de overheid die in het binnenland bevoegd is voor een bepaald onderwerp, ook de bevoegdheid heeft om met betrekking tot dat onderwerp internationaal op te treden. De Vlaamse overheid is dus bevoegd om internationale verdragen te sluiten over haar bevoegdheden. Het tweede principe is de fundamentele gelijkwaardigheid van de federale en deelstatelijke overheden met betrekking tot hun bevoegdheden. Maar heel wat bevoegdheden worden gedeeld tussen de verschillende overheden. Voor deze gevallen werd de ICBB (Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid) opgericht. Om de Vlaamse belangen in Europa goed te kunnen verdedigen moet Vlaanderen een eigen stem hebben binnen de EU en rechtstreeks kunnen deelnemen aan de Europese besluitvorming. Vaak hebben Vlaanderen en Franstalig België immers uiteenlopende belangen bij en/of visies over bepaalde Europese dossiers. Het gevolg is dat de Belgische vertegenwoordiger of minister zich moet onthouden of niet aan de gesprekken deelneemt. Enkele voorbeelden: • Genetisch gewijzigde organismen (GGO’s): Vlamingen zijn pro, Franstaligen contra => Franstalige minister stemt contra (zelfs een onthouding bleek te veel gevraagd); • Asiel en migratie: Vlaanderen zit op de Europese lijn, Franstaligen niet => Milquet onthoudt zich voortdurend, waardoor we bij die gesprekken aan de kant gezet worden; • Dienstenrichtlijn: meeste partijen zijn pro, Franstalige socialisten contra => oud‐minister Verwilghen ging vaak niet naar de ministerraad omdat hij geen standpunt mocht innemen. Op deze manier dreigt een deel van de autonomie die Vlaanderen reeds verworven heeft, door het Belgische compromis uitgehold te worden. Als onafhankelijke lidstaat daarentegen kan Vlaanderen echt opkomen voor zijn eigen belangen binnen de EU. In de tussentijd moet de Europese Unie alvast een voorstel uitwerken zodat constitutionele regio’s kunnen mee beslissen, zeker wanneer het over hun exclusieve bevoegdheden gaat.
70
III. Een sterker Europa heeft sterkere instellingen nodig Met bijna een half miljard inwoners en 23 officiële talen is de Europese Unie het grootste democratische project van internationale samenwerking dat de wereld ooit zag. De Europese Unie is geen nieuwe staat die in de plaats komt van de bestaande staten, maar verschilt wel van alle andere internationale organisaties. Niemand zal ontkennen dat dit Europees eenwordingsproces een positieve ontwikkeling is en onmiskenbaar bijdraagt tot vrede, stabiliteit en welvaart op het Europese continent. Maar dit betekent niet dat de structuur, besluitvorming en het beleid geen tekortkomingen vertonen. Er moet nog een lange weg worden afgelegd alvorens we kunnen spreken van een volwaardige Europese Unie. Op weg naar Lissabon Stap voor stap, verdrag voor verdrag wordt er meer en beter samengewerkt. Er is echter geen eensgezindheid over de finaliteit van de Europese Unie. Het is steeds weer een zoeken naar wat haalbaar is. Voor elke stap naar meer samenwerking is er goedkeuring nodig van elke lidstaat. Hoe meer lidstaten, hoe moeilijker dit uiteraard verloopt. De N‐VA betreurt dan ook dat de noodzakelijke institutionele hervormingen niet zijn gebeurd vóór de uitbreiding naar Centraal‐ en Oost‐Europa, toen de EU nog maar uit 15 lidstaten bestond. Het gebrek aan een omvattende visie voor de toekomst van de Europese Unie geeft sinds lang aanleiding tot het in vraag stellen van de bestaande institutionele structuur van de Unie. In een poging om hieraan te verhelpen werd in 2004 de zogenaamde Europese Grondwet voorgesteld. Maar uit de negatieve uitslag van de referenda in Frankrijk en Nederland bleek een dieper ongenoegen tegenover de Europese instellingen. Na een bezinningsperiode werd in plaats van de Grondwet een hervormingsverdrag voorgesteld: het Verdrag van Lissabon. Maar ook deze poging werd vooralsnog onderuit gehaald door de afkeuring van het Verdrag van Lissabon in een Iers referendum. De moeilijke weg die het Lissabon‐verdrag aflegt, bewijst voor de N‐VA dat Europa, wil het slagen, ook van onderen uit gesteund moet worden. Zonder die steun kan Europa geen kernspeler worden in het creëren van een sterkere economie, een betere levenskwaliteit en een ruimte van veiligheid en zekerheid. De inwoners van Europa vragen terecht dat beleidsverantwoordelijken iets in handen hebben om aan mondiale uitdagingen als globalisering, klimaatverandering, veiligheid en energie het hoofd te bieden. Het Verdrag van Lissabon is het Europese antwoord op de uitdagingen van de 21ste eeuw. Het Verdrag is misschien niet perfect, maar volgens de N‐VA tegelijk wel het beste antwoord dat we vandaag kunnen bieden op die uitdagingen. Het Verdrag van Lissabon geeft Europa méér instrumenten om aan de verwachtingen van de Europese burgers tegemoet te komen. Lissabon: een bank vooruit… De N‐VA heeft het Verdrag van Lissabon dan ook gesteund. Het Verdrag mag dan al een light‐versie zijn van de oorspronkelijke Europese Grondwet, toch is het ook voor Vlaanderen een stap in de goede richting. Het Verdrag vertoont immers heel wat positieve aspecten. De inspraak van de nationale en regionale parlementen in het Europese besluitvormingsproces wordt volgens het Lissabon‐verdrag aanzienlijk versterkt. In de eerste plaats zullen de nationale parlementen zich laten informeren door de instellingen van de Unie. Ten tweede moeten de nationale parlementen, inclusief de deelstaatparlementen, evalueren of Europa wel het geschikte niveau is waarop problemen aangepakt moeten worden (controle van en
71
inspraak bij het subsidiariteitsbeginsel). Voorts nemen ze deel aan de evaluatie van het beleid van de Unie in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, alsook aan de procedures voor de herziening van de Verdragen. Ze worden tevens op de hoogte gesteld van verzoeken om toetreding tot de Unie. En ten slotte nemen ze deel aan de interparlementaire samenwerking met het Europees Parlement. Kortom, het Verdrag verplicht aan de instellingen van de Unie om het nodige respect op te brengen voor de interne bevoegdheidsverdeling en de constitutionele structuur van de lidstaten met inbegrip van het respect voor lokaal en regionaal zelfbestuur. De N‐VA pleit er daarom voor dat vanuit de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement meer aandacht wordt besteed aan Europese regelgeving. Zij moeten gebruik maken van hun nieuw toegekende bevoegdheden en bijgevolg proactief optreden om invloed te kunnen uitoefenen op de Europese politiek. Het Lissabon‐verdrag draagt ook bij tot een betere Europese Unie op de volgende, voor de N‐VA van belang zijnde, punten: 9 de bevordering van territoriale samenhang als een van de doelstellingen van de Unie en de eerbied voor de verscheidenheid van taal en cultuur als een van haar centrale uitgangspunten; 9 de versterking van de werking van het Comité van de Regio’s. De adviesbevoegdheid van het Comité wordt uitgebreid en het Comité krijgt rechtstoegang tot het Hof van Justitie om zijn voorrechten te verdedigen. Regionale belangen zullen hierdoor binnen de Unie meer aandacht krijgen. Deze ontwikkeling is van belang om ook als regio een eigen stem te hebben in Europa op het moment dat verschillende standpunten aan de Europese onderhandelingstafel aan bod komen. Evenzeer moet dit een stimulans zijn voor de Europese regio’s om te blijven ijveren voor meer zelfstandigheid om zo op termijn als zelfstandige lidstaten een plaats te kunnen innemen in Europa; 9 de uitbreiding van het aantal gebieden dat in aanmerking komt voor een gekwalificeerde meerderheid en de aanpassing van het systeem van gekwalificeerde meerderheidsstemming; 9 de vereenvoudiging van het huidige systeem van de bestaande wetgevingsprocedures. De medebeslissingsprocedure wordt de algemene regel. Op die manier wordt de wetgevende rol van het Europees Parlement flink versterkt: op enkele uitzonderingen na dienen alle Europese wetgevende akten door de Raad én het Parlement goedgekeurd worden. Ook op begrotingsvlak verwerft het Parlement volledige inspraak; 9 de verankering van de Europese Unie als een gemeenschap van waarden. Het Handvest van de Grondrechten wordt dezelfde rechtskracht toebedeeld als de bestaande Verdragen. Mensenrechten verwerven zodoende een centrale plek in het Europese integratieproces. Het moge duidelijk zijn: op het vlak van waarden, bevoegdheden en besluitvorming zet de Europese Unie met het Lissabon‐verdrag grote stappen vooruit. De institutionele en procedurele hervormingen zullen op termijn de efficiëntie van de besluitvorming ten goede komen. …maar nog geen eindstation Toch lost het Lissabon‐verdrag niet alles op. Een aantal nieuwigheden baren de N‐VA zorgen. Hoe zal de toekomstige permanente voorzitter van de Europese Raad zich verhouden tot de voorzitter van de Commissie of de hoge vertegenwoordiger op vlak van het externe optreden van de Unie? Wat is de taakverdeling tussen de permanente voorzitter en de zesmaandelijkse voorzitterschappen? Europa moet ook meer aandacht hebben voor de rol van andere politieke entiteiten dan de lidstaten. De N‐VA pleit er immers al jaren voor dat ook de Gemeenschappen en de Gewesten rechtstreeks
72
toegang krijgen tot het Hof van Justitie en dat ze omgekeerd rechtstreeks door dat Hof kunnen worden aangesproken. Het bestaande systeem van Europese besluitvorming waarin enkel met staten rekening wordt gehouden, is onvoldoende aangepast aan de structuur van sommige lidstaten van de Unie. De N‐VA vindt dat België daarin het voortouw moet nemen voor die regio’s die met gelijkaardige problemen kampen, maar onvoldoende gesteund worden door hun nationale regeringen. Ook op andere terreinen is er volgens de N‐VA nog progressie te boeken. De invoering door Lissabon van de ‘dubbele meerderheid’ en de afschaffing van de stemmenweging vereenvoudigt de Europese besluitvormingsprocedure. Maar tegelijkertijd bemoeilijkt dit het streven naar een zogenaamde ‘split vote’. De N‐VA betreurt dan ook dat met het Verdrag van Lissabon opnieuw niet is ingegaan op de legitieme vraag voor het invoeren van dergelijk instrument: deelstaten van lidstaten met wetgevende bevoegdheden moeten rechtstreeks kunnen meepraten in Europa over de materies waarvoor zij bevoegd zijn. Helaas zal er in de toekomst nog steeds één stem per lidstaat gereserveerd worden, die niet gesplitst kan worden over de deelstaten. De Gemeenschappen en Gewesten blijven dus verplicht om samen moeizaam tot standpunten te komen over materies waarvoor de Gemeenschappen en de Gewesten bevoegd zijn. Deze situatie tast ontegensprekelijk de verworven autonomie van de Gemeenschappen en de Gewesten aan. Wanneer een vergelijk niet mogelijk is, dan rest er voor België en de onderscheiden landsdelen alleen nog de optie om zich te onthouden. Vlaanderen kan op die manier niet ten volle zijn belangen verdedigen. De N‐VA zal blijven ijveren voor een oplossing ter zake. Daarenboven kan het niet zijn dat bij stemmingen in de EU‐organen het alleen de uitvoerende macht is die nationale standpunten bepaalt. Regeringen zijn verantwoording verschuldigd aan hun nationaal parlement en mogen het door dit parlement bepaald mandaat niet te buiten gaan. Tenslotte moet ook de coördinatie van het regionaal beleid op Europees niveau sterker verankerd worden. Zo is de erkenning van het Comité van de Regio’s als volwaardige instelling niet opgenomen in het Verdrag van Lissabon; het Comité blijft nu slechts een adviesorgaan. Dit is een gemiste kans. De N‐VA wil een sterke Europese Commissie en een sterk Europees Parlement De institutionele ontwikkeling van Europa houdt niet op na het Lissabon‐verdrag. Voor de N‐VA is het Verdrag slechts een stap; het huis dat we Europa noemen, is niet af. Zelfs al mocht het Verdrag van Lissabon ingang vinden, dan nog zal de Europese Unie vooralsnog niet voldoen aan de vereisten van een klassieke staat, die is opgebouwd volgens de leer van de trias politica (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht). De EU is en blijft een constructie met een complexe, unieke verdeling van de macht tussen de drie belangrijkste instellingen (Commissie, Europees Parlement, Raad). Het is, kortom, een internationale organisatie apart van alle andere internationale organisaties. Voor de N‐VA blijft het de Commissie die als belangrijkste Europese instelling de rol van uitvoerende macht op zich moet nemen. Zij moet de bevoegdheid blijven bewaren om, naast het initiatiefrecht dat ze heeft om Europese wetgeving op te starten, de naleving en omzetting van die wetgeving door de lidstaten te controleren en eventueel aan te vechten. Wat de werking van de Commissie zelf betreft, vindt de N‐VA het ongelukkig dat, na de afwijzing van het Verdrag van Lissabon door Ierland, de beperking van het aantal Eurocommissarissen is uitgesteld. Het niet afstappen van het principe van “één lidstaat, één commissaris” komt de besluitvorming immers niet ten goede. Diversiteit in de Europese Unie is belangrijk, maar de organisatie moet werkzaam blijven. Een evenwicht in de vertegenwoordiging van Eurocommissarissen uit grote en kleine lidstaten en het hanteren van een billijke geografische spreiding daarbij is wel aangewezen. In die context worden er het best afspraken gemaakt in het kader van de Benelux.
73
Net zoals de Commissie de hoeder is van het Europees belang, zo moet voor de N‐VA ook het Europees Parlement dat belang in de totstandkoming van Europese wetgeving ten volle kunnen verdedigen. Tot nu toe haalde de intergouvernementele methode echter nog te vaak de bovenhand op de communautaire methode. De N‐VA vindt het dan ook een goede zaak dat met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon 95% van de Europese wetgeving volgens de medebeslissingsprocedure zal verlopen. Het is immers in deze procedure dat het Parlement op gelijke voet staat met de Raad en zelfs het laatste woord heeft. Maar niet alles is perfect: met de invoering door het Lissabon‐verdrag van het compromis van Ioaninna, waarbij er in bepaalde omstandigheden gezocht moet worden naar een grotere consensus binnen de Raad, is een blokkering van de besluitvorming nooit ver weg. Tenslotte is het Hof van Justitie min of meer geschapen naar het beeld van de klassieke rechterlijke macht. Het moet de hoeksteen en ultieme bewaker blijven van de Europese orde. Nood aan een sterke Commissievoorzitter als “gezicht” voor Europa De N‐VA pleit voor een rechtstreekse Europese verkiezing van de Commissievoorzitter. Onderzoek wijst immers uit dat tweederde van de Vlamingen nood heeft aan een “gezicht” voor Europa, wellicht naar het voorbeeld van Obama in de VS. Die vergelijking gaat echter niet op, want noch de voorzitter van de Europese Raad noch de Commissievoorzitter heeft in Europa zo veel macht als de president van de VS. Desalniettemin gelooft de N‐VA in het belang van zo’n Europees “gezicht”: iemand die de leiding neemt op het Europese politieke toneel alsook in de wereld. Dat vereist echter ook dat mensen kunnen stemmen voor die persoon. Nu wordt de Commissievoorzitter gekozen als het resultaat van een compromis onder de staatshoofden, regeringsleiders en politieke fracties in het Europees parlement. Het spreekt echter voor zich dat dit het gevaar inhoudt dat die voorzitter de handpop wordt van de (grote) lidstaten. Om dat gevaar te vermijden zou de Commissievoorzitter rechtstreeks door het Europese volk verkozen moeten worden, net zoals alle Amerikanen kunnen kiezen wie hun president wordt. Deze verkiezing zou tegelijk de democratische legitimiteit van de EU verhogen. Het is daarom essentieel dat de samenstelling van de Commissie en de aanduiding van de Commissievoorzitter niet langer het resultaat zijn van politiek gemarchandeer. Een rechtstreekse verkiezing van de Commissievoorzitter is uiteraard pas mogelijk bij de volgende Europese verkiezingen in 2014. Voor de aanstaande ambtsperiode zal de Commissievoorzitter nog op de oude manier aangeduid worden. De N‐VA hoopt dat er opnieuw, zoals in de tijd van Jacques Delors, een sterke figuur aan het hoofd van de Commissie wordt aangeduid, iemand die in elk geval niet naar de pijpen van de (grote) lidstaten danst. De EU kan immers alleen maar sterker worden met een sterke Commissie en een sterke Commissievoorzitter. De N‐VA is blij dat het halfjaarlijks roterende voorzitterschap van de Raad nu vervangen wordt door een vaste voorzitter gedurende 2,5 jaar. Dat garandeert meer continuïteit en minder profileringsdrang vanwege individuele lidstaten. De N‐VA is anderzijds geen voorstander van een Europese president als voorzitter van de Europese Raad. De Raad vertegenwoordigt immers de belangen van de individuele lidstaten. De kans is dan ook reëel dat de voorzitter van die Raad onder immense druk zal staan van de grote lidstaten, ten nadele van de kleinere lidstaten maar ook van de Commissie en dus van het algemeen Europees belang. Niet de voorzitter van de Europese Raad maar de Commissievoorzitter moet het “gezicht” voor Europa worden.
74
IV. Een sterker Europa kiest voor verdieping i.p.v. uitbreiding Europa in de toekomst: geen superstaat, wel een sui generis model Ook na de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon is er nog altijd een reëel gevaar dat de Unie zal begeven onder druk van de ongebreidelde uitbreiding en haar logge procedurele en institutionele structuur. En de huidige financiële en economische crisis geeft aan wat de enorme uitdagingen zijn waarvoor Europa de komende maanden en jaren staat. Daarenboven is de uitbreiding van 15 naar 27 lidstaten nog lang niet verwerkt. Er is nood aan duidelijkheid over de concrete werking van de Europese Unie en haar instellingen, en daarbij moet de Europese gedachte van solidariteit en samenwerking centraal staan. De N‐VA kiest voor een democratische Unie, die niet alleen op louter economische fundamenten rust, maar een hechte politieke Unie vormt. Een Unie die op basis van het subsidiariteitsbeginsel, de identiteit en culturele verscheidenheid van de binnen haar grenzen levende volkeren eerbiedigt en bevordert. Een Unie die uitdrukking geeft aan de gemeenschappelijke waarden van die volkeren en geleid door die waarden haar verantwoordelijkheid opneemt in de wereld. De N‐VA oordeelt dat aan de hand van deze voorwaarden verder moet worden gewerkt aan een structuur waarbinnen de Europese burgers naar elkaar kunnen toegroeien. De N‐VA ziet de toekomst van Europa zeker niet als één superstaat, waar alles ver boven de hoofden van de mensen wordt beslist. De Europese Unie is een confederale constructie sui generis waarbij de leden van deze Unie een deel van hun soevereiniteit afstaan via verdragen. Lidstaten beslissen zelf of die verdragen aan de bevolking worden voorgelegd ter goedkeuring. De N‐VA gelooft daarbij in de representatieve democratie om een correcte inschatting en beoordeling te maken van de soms ingewikkelde verdragen. Deze moeten niet noodzakelijk in een referendum aan de bevolking worden voorgelegd. De bevolking moet zich wel kunnen uitspreken in verkiezingen via een dubbele goedkeuringsprocedure naar het voorbeeld van de procedure voor de herziening van de Grondwet. Daarbij is ook een tweederde meerderheid nodig in zowel het federaal Parlement als in de Parlementen van de deelstaten. Bevoegdheidsverdeling: subsidiariteitsbeginsel Als basisprincipe voor de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten dient te worden gesteund op het subsidiariteitsbeginsel. Daarenboven ligt de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten bij de lidstaten en niet bij de Unie zelf. Bevoegdheden kunnen enkel via verdragen naar de EU worden overgeheveld. Dit impliceert dat geen enkele lidstaat door de anderen kan worden gedwongen om bevoegdheden af te staan. Als pro‐Europa‐partij is de N‐VA wel voorstander van het verkennen van de mogelijkheden tot “versterkte samenwerking”, zodat één lidstaat of enkele lidstaten een akkoord van de overigen niet blokkeren. Versterkte samenwerking: een BeNe‐leger als voorhoede van een Europese defensie Het Verdrag van Lissabon voorziet reeds dat de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands Beleid in de toekomst de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken zal voorzitten én tegelijk als vice‐ voorzitter zal zetelen in de Europese Commissie.
75
Dat moet zorgen voor meer samenhang in het buitenlands optreden van de EU. Daarnaast geeft het Verdrag ook de mogelijkheid aan landen die dat wensen, om een gestructureerde samenwerking op te starten op het vlak van defensie, wat later kan evolueren in de richting van een Europese defensiemacht. Als concreet voorbeeld van zo’n versterkte samenwerking breekt de N‐VA een lans voor een verregaande integratie van de Belgische met de Nederlandse strijdkrachten tot een BeNe‐leger (naar het voorbeeld van de BeNe‐liga in het voetbal). Dat kan immers op zijn beurt de voorhoede zijn van een echte Europese defensie waar Europa nood aan heeft. Nu hebben we 27 verschillende legers maar nauwelijks slagkracht. Samen spenderen we een gigantisch budget aan defensie, maar in tegenstelling tot de VS slagen we er niet in om die middelen om te zetten in voldoende militaire macht. De schaalvoordelen zijn hier zodanig groot dat we dringend de krachten moeten bundelen en de middelen efficiënter spenderen. We spreken hier uiteraard wel over een verregaande integratie van de militaire capaciteiten van België en Nederland. De politieke beslissing om al dan niet aan bepaalde militaire operaties deel te nemen, blijft vooralsnog de exclusieve bevoegdheid van elk land afzonderlijk, in samenhang met het gevoerde buitenlands beleid. Dit BeNe‐leger vervult een laboratoriumfunctie voor de rest van Europa. Het doel is een nieuwe stap te zetten in de evolutie naar steeds verdere integratie op Europees vlak, wat bij uitstek een geleidelijk proces is. Verdieping versus uitbreiding Alle 'Europese landen' die de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van de rechtstaat eerbiedigen, kunnen in principe lid worden van de Europese Unie. Zij moeten daarvoor enkel voldoen aan de vier voorwaarden die in 1993 werden vastgelegd in de zogenaamde ‘criteria van Kopenhagen’. Maar wat is 'een Europees land'? Tot waar leiden de grenzen van Europa? Op dit moment werden drie landen erkend als kandidaat‐ lidstaten: Turkije, Kroatië en de voormalige Joegoslavische republiek Macedonië. Daarnaast kijken er nog heel wat andere buurlanden hoopvol in de richting van Europa: de Balkanstaten (Albanië, Bosnië‐Herzegovina, Kosovo, Montenegro en Servië), Georgië en Oekraïne. De kern van de discussie over de toekomst van de Unie zal de afweging zijn van verdieping tegenover uitbreiding. De N‐VA is resoluut voor een verdere verdieping van het Europees politiek project. Zonder een verdieping zal Europa verworden tot een Unie zonder slagkracht en ziel, verlamd door interne tegenstellingen. De structuur van de Unie moet worden aangepast aan deze verdieping, waarbij de onderlinge afhankelijkheid van de drie traditionele staatsmachten centraal moet staan. Verdere uitbreidingen van de Unie moeten worden afgewogen tegen de achtergrond van deze verdieping. Het is cruciaal dat de EU meer is dan een louter economisch samenwerkingsverband: ze moet uitgroeien tot een hechte politieke Unie. Een uitbreiding met nieuwe lidstaten moet dan ook bestudeerd worden in functie van de absorptiecapaciteit: kan de EU die uitbreiding aan op financieel en institutioneel vlak? Tegen deze achtergrond acht de N‐VA een fundamenteel debat over de geografische grenzen van Europa dringend en noodzakelijk. Om deze reden is de N‐VA tegen een toetreding van Turkije tot de Europese Unie. De toetreding van Turkije is een debat over de vraag welke Europese Unie we willen. De N‐VA geeft prioriteit aan de verdere verdieping en kwaliteitsvolle uitbouw van de huidige Europese instellingen wat aansluit bij de vraag van de Europese burgers.
76
In de aanpak van de huidige economische crisis merken we trouwens dat die oefening broodnodig is en dat de EU nog steeds op zoek is naar een nieuw evenwicht. Nu al blijkt het bijzonder moeilijk om tot een gecoördineerde aanpak te komen die protectionistische maatregelen van de grote Europese landen uitsluit. Wanneer een bijzonder groot land als Turkije (met economische kenmerken die sterk verschillen van de EU) tot deze Unie wil toetreden, zal dit sowieso gepaard gaan met een nog verdere afzwakking van een coherent optreden. Een verdere uitbreiding van de Europese Unie dreigt de uitbouw van een politiek‐economische unie te hypothekeren. Een Turks lidmaatschap zou de Unie immers herleiden tot één grote handelszone en dat strookt allerminst met de finaliteit die de N‐VA met Europa voor ogen heeft. De EU heeft onvoldoende absorptiecapaciteit, zowel institutioneel als financieel, om Turkije in haar rangen op te nemen. Eerst moet de vorige uitbreiding van 2004 en 2007 nog verwerkt worden, toen de Centraal‐ en Oost‐Europese landen tot de EU zijn toegetreden. De N‐VA is wel voorstander van een bevoorrecht partnerschap tussen de EU en Turkije, op voorwaarde dat Turkije vooruitgang boekt in een aantal zeer heikele dossiers die cruciaal zijn voor een goed nabuurschap met onder meer de Grieken (de kwestie Cyprus), de Armenen (erkenning van de Armeense genocide) en het optreden in Noord‐Irak (de Koerdische kwestie). Ook intern kampt Turkije nog met heel wat problemen, niet alleen met de Koerdische kwestie, maar ook op het vlak van mensenrechten, persvrijheid en recht op vrije meningsuiting.
V. Een sterker Europa werkt democratischer, transparanter en efficiënter Democratisch deficit Vaak wordt de democratische legitimiteit van de EU in vraag gesteld, voornamelijk door mensen en partijen die het niet zo goed voor hebben met Europa. Euroscepticisme en populisme gaan immers vaak hand in hand. Maar ook ministers en regeringsleiders gebruiken Europa soms als zondebok wanneer het fout gaat, terwijl ze ‘vergeten’ de verdiensten van Europa te onderstrepen wanneer het goed gaat. Dit alles neemt echter niet weg dat de EU inderdaad nood heeft aan meer democratische legitimiteit. Met een rechtstreekse Europese verkiezing van de Commissievoorzitter zou de EU op dit vlak al een mooie stap vooruit zetten. Maar dat volstaat niet. Het is essentieel dat de mensen beter geïnformeerd worden over Europa, zodat ze beter kunnen inschatten wat Europa hen allemaal biedt en waar het nog tekort schiet. Nederlands moet officiële taal blijven Daarom herhaalt de N‐VA haar pleidooi dat alle officiële talen in de EU, en dus ook het Nederlands, in alle omstandigheden gehanteerd moeten kunnen worden in de Europese instellingen. De Vlamingen hebben het recht om in hun eigen taal te kunnen communiceren met de EU en in hun eigen taal te kunnen lezen wat er allemaal beslist wordt op Europees niveau. Dat zijn voor de N‐VA essentiële democratische rechten. Met 23 officiële talen in de EU heeft dit uiteraard een prijskaartje, maar dat weegt niet op tegen dit cruciale democratische beginsel. Die kostprijs mag dan al hoog lijken in absolute bedragen, in realiteit valt dat nog erg goed mee: 1% van de totale Europese begroting ofwel 2,28 euro per persoon per jaar (cijfers voor 2006).
77
VRT moet participeren in EuroNews Bovendien wil de N‐VA dat de VRT gaat participeren in de Europese publieke omroep EuroNews. Gezien de grote budgettaire impact van zo’n participatie zal ze dit moeten doen samen met de Nederlandse publieke omroep. Deze Europese publieke zender brengt voornamelijk informatie over de Europese Unie en zendt over heel Europa identieke programma’s uit in 8 verschillende talen. Helaas niet in het Nederlands, omdat de VRT noch de Nederlandse publieke omroep in EuroNews participeren. De RTBF doet dat wel, als partner van de Franse omroepen, waardoor nieuwsitems over Belgische onderwerpen vaak vanuit een sterk gekleurde Franstalige bril bekeken worden. Voor het imago van Vlaanderen in Europa is dat geen goede zaak. EuroNews wordt trouwens door de EU gesubsidieerd, dus is het jammer dat de Vlamingen hier niet op dezelfde manier van kunnen genieten. Vlaanderen mist bovendien de kans om zich als welvarende regio beter kenbaar te maken in Europa en zo zijn imago in het buitenland te versterken. Schaf maandelijkse verhuis naar Straatsburg af Europees parlement moet permanent in Brussel zetelen De N‐VA stelt voor om het Europees Parlement voortaan alleen nog in Brussel te laten vergaderen. Er moet een eind komen aan de maandelijkse verhuis naar Straatsburg die bergen geld kost en nadelig is voor het milieu. Elke maand reizen alle Europese parlementsleden voor één week naar Straatsburg, met in hun kielzog duizenden medewerkers, ambtenaren, lobbyisten en persmensen. Hoewel de zetel Straatsburg verdedigbaar is vanuit historisch perspectief, lokt de maandelijkse verhuis terecht heel wat protest uit. Om te beginnen is de budgettaire impact immens: het rondreizende circus kost het Parlement naar schatting 200 miljoen euro per jaar, wat neerkomt op maar liefst 15% van het werkingsbudget van het Parlement. In crisistijden moet ook Europa de tering naar de nering zetten, vindt de N‐VA. De maandelijkse verhuis heeft ook belangrijke ecologische gevolgen: 20.000 ton extra CO2‐uitstoot per jaar. Ook dat zou vermeden moeten worden. 90% van de parlementsleden ijvert voor één zetel en 82% wil dat die zetel volledig in Brussel komt. Samen met hen ook meer dan 1,2 miljoen burgers die de Europese petitie www.oneseat.eu tekenden. Het zijn echter niet de parlementsleden zelf die deze kwestie kunnen beslechten. De zetelverdeling is immers verankerd in een Protocol dat toegevoegd is aan het Verdrag dat enkel gewijzigd kan worden met unanimiteit van de 27 lidstaten. De N‐VA roept de Belgische regering op om het Belgische voorzitterschap van de EU in 2010 te gebruiken om deze besparingsoperatie goedgekeurd te krijgen. Comité van de Regio’s en Ecosoc naar Straatsburg Gezien de vereiste unanimiteit moeten ook de Franse belangen in rekening gebracht worden. Europa is voor Straatsburg en voor de hele Elzas immers ook economisch belangrijk. Daarom stelt de N‐VA voor om het Comité van de Regio’s, samen met het Economisch en Sociaal Comité (Ecosoc), over te brengen naar Straatsburg. De leden van beide adviescomités werken immers vooral in hun thuisland, ofwel als lokale of regionale verkozenen ofwel als vertegenwoordiger van het maatschappelijke middenveld. Hun lidmaatschap van deze comités is een mandaat waarvoor ze op bepaalde tijdstippen vergaderen in
78
Brussel of elders in Europa. Zij hebben bijgevolg geen vaste stek. Een fundamenteel verschil met de Europese parlementsleden, die hun functie als hoofdtaak uitoefenen. De aanwezige infrastructuur zou bovendien beter benut worden. De gebouwen in Straatsburg hebben een capaciteit voor 785 Europese parlementsleden. Ruim voldoende voor de leden van beide comités (twee keer 344) die de gebouwen het hele jaar door kunnen benutten voor al hun vergaderingen. Als het Europees Parlement in Straatsburg blijft vergaderen, staan de gebouwen maar liefst 40 weken per jaar leeg. In Brussel liggen de gebouwen van de beide comités midden in de Europese wijk, waardoor ze beter gebruikt kunnen worden door de andere EU‐instellingen. Het voorstel van de N‐VA erkent ook de historische rol van Straatsburg. De clustering van de Raad van Europa, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens samen met de beide comités, kan de Elzas heel wat economische troeven bieden. Maar bovenal zal dit voorstel leiden tot een betere samenhang tussen de instellingen. Ten eerste zal de samenwerking tussen de Commissie, het Parlement en de Raad versterkt worden. Vandaag moeten de leden van de Commissie en de Raad noodgedwongen overvliegen naar Straatsburg om deel te nemen aan het plenaire debat. Dit is inefficiënt en werkt verlammend voor het Parlement. Ten tweede, als kers op de taart kan het Comité van de Regio's nauwere banden aanhalen met de Raad van Europa, die nu al gevestigd is in Straatsburg. Sommige leden van het Comité zijn immers ook lid van de Raad van Europa of van het Congres van lokale en regionale overheden, een onderdeel van de Raad van Europa.
VI. Een sterker Europa treedt krachtig en eensgezind op in de wereld De internationale rol van de Europese Unie is de laatste jaren sterker geworden, mede dankzij de integratie van nieuwe landen. Met ongeveer 500 miljoen inwoners heeft de Unie na China en India de grootste bevolking ter wereld. De EU vormt het grootste handelsblok ter wereld en verstrekt ook het meest hulp aan ontwikkelingslanden. Omvang samen met economische macht houden verantwoordelijkheid in. Na het Verdrag van Maastricht van 1992 ontwikkelde de Europese Unie dan ook een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De N‐VA vindt het van bijzonder belang dat Europa zijn verantwoordelijkheid in de wereld opneemt. Om haar huidige koppositie in de wereld te behouden, moet de Europese Unie haar huidige proactieve buitenlands en veiligheidsbeleid voortzetten. Dit biedt de mogelijkheid taken met de klemtoon op conflictpreventie, crisisbeheersing en vredeshandhaving uit te voeren, wat uiteindelijk ook de EU ten goede komt. Het uitdragen van de universele mensenrechten en de basisbeginselen van de democratische rechtsstaat moeten het hart vormen van het Europees buitenlands beleid. De Europese ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp speelt daarin een belangrijke rol en moet voortgezet worden. De EU moet zich ook steeds loyaal blijven opstellen tegenover haar internationale partners. Ook in de strijd tegen terrorisme, hoewel dit niet mag leiden tot enige afbreuk aan de verworven mensenrechten in de Europese samenleving. Wil de EU een politieke rol van betekenis spelen, en daar is de N‐VA zich van bewust, dan moet een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid tot stand gebracht worden, aangevuld met een gemeenschappelijk defensiebeleid. Een defensiebeleid dat doeltreffend en efficiënt wil zijn, kan immers enkel verder worden uitgebouwd op het niveau van de Europese Unie. Hetzelfde geldt voor het handelsbeleid. De afbouw van handelsbarrières in twee richtingen, zowel voor de EU als voor
79
haar handelspartners, blijft de beste manier voor het verhogen van de welvaart, ook in de huidige economische tijden. Protectionisme toepassen is verleidelijk, maar uit den boze. Het valt echter niet te ontkennen dat de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid slechts langzaam vordert. In een multipolaire wereld moeten de EU‐lidstaten met één stem spreken als zij willen dat hun stem wordt gehoord. De meningsverschillen tussen atlantisten en europeanisten hinderen de besluitvorming. Het Verdrag van Lissabon laat na de manier waarop besluiten inzake het gemeenschappelijk buitenlands beleid worden genomen, te stroomlijnen. De N‐VA betreurt deze evolutie. De noodzaak van unanimiteit in het Europees extern beleid blijft een grote belemmering voor een krachtdadige aanpak. Verenigde Naties Van oudsher zijn de Verenigde Naties de beschermer geweest van mensenrechten en de drijfveer achter de ontplooiing van volkeren door conflicten te voorkomen of een halt proberen toe te roepen via VN‐vredesmachten. In het kader van VN‐acties dient Europa te overwegen zijn eigen middelen in te zetten om daaraan ten volle mee te werken. De welvaart en veiligheid van Europa verzekeren in een interdependente wereld is niet enkel een zaak van anderen. Ook Europa heeft daartoe zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. In het kader van VN‐acties moet dit alleszins mogelijk zijn.
Een Europese defensie Na het einde van de Koude Oorlog zijn veel Europese landen, waaronder ook België, drastisch beginnen te besparen op hun defensie‐uitgaven, aangezien de dreiging uit het Oosten als minder groot ervaren werd. Het leger van die landen is daardoor minder performant geworden, waardoor de behoefte aan multilaterale samenwerking alleen maar toegenomen is. Tegelijk zijn multilaterale instellingen als de EU en de NAVO, als gevolg van de nieuwe internationale situatie en de dreiging van het terrorisme, zich geleidelijk aan gaan herpositioneren. De NAVO is uitgebreid met heel wat landen uit het vroegere Oostblok en heeft zijn actieterrein verlegd tot ver buiten de grenzen van de westerse wereld. Ook de aard van de NAVO‐interventies is veranderd, in die zin dat de NAVO nu ook meer vredeshandhavings‐ en vredesafdwingingsoperaties onderneemt. De EU volgt een gelijkaardige evolutie. Tegen deze achtergrond wenst de N‐VA de Belgische defensie te organiseren in een Europese internationale alliantie, in eerste instantie gericht op de gezamenlijke verdediging van de leden. Deze Europese defensiemacht moet compact zijn en efficiënt kunnen optreden, in het bijzonder voor gevallen van vredeshandhaving en vredesafdwinging. Dat laatste mag echter nooit lichtzinnig gebeuren: eerst moet er gewerkt worden aan een degelijke Europese politiek van conflictpreventie. Militair ingrijpen kan maar overwogen worden als alle middelen daarvan gefaald hebben. De N‐VA vindt het positief dat het Verdrag van Lissabon, via het mechanisme van de permanente gestructureerde samenwerking, het mogelijk maakt om militair samen te werken tussen de EU‐ lidstaten, zonder dat dit evenwel een absolute verplichting voor de verschillende lidstaten wordt. Toetreden tot en uittreden uit de samenwerking blijven altijd mogelijk. De Unie krijgt met het Lissabon‐verdrag voor de eerste keer een soepel instrument aangereikt voor de uitbouw van een Europees defensiebeleid. De EU komt daarmee nog meer dan voorheen in de unieke positie waarbij zij, in tegenstelling tot de NAVO, beleidsinstrumenten voor zowel interne als externe veiligheid combineert.
80
Op termijn moet Europese samenwerking leiden tot een Europees leger. De integratie van alle legers in de EU leidt tot meer efficiëntie en een grotere Europese stem binnen de NAVO. Het laat ook toe om de middelen voor defensie onder controle te houden en gericht in te zetten. De uitgespaarde middelen kunnen worden aangewend voor investeringen die het economische herstelbeleid ten goede komen. Dit Europees leger is uiteraard slechts op lange termijn haalbaar. Maar omdat ze als pro‐Europa‐partij wel akkoord gaat met een versterkte samenwerking van een aantal lidstaten, pleit de N‐VA als eerste stap tot een Europees leger voor een verregaande integratie van het Belgische en het Nederlandse leger tot een BeNe‐leger. Voor de N‐VA staat het vast dat een gezamenlijk Europees defensiebeleid ten dienste moet staan van en slechts complementair is tegenover het Europees buitenlandbeleid en de Europese diplomatie. Zonder naïef te zijn, staat de N‐VA een verantwoord pacifisme voor. De Europese defensie is er niet voor gemaakt om te worden ingezet uit puur economische of geopolitieke overwegingen. De nadruk van de Europese defensie dient eerder te liggen bij humanitaire hulpverlening en conflictpreventie.
NAVO De N‐VA beseft dat er echter rekening gehouden moet worden met de context waarin een eengemaakte Europese defensie moet functioneren. De ontwikkeling van een Europese defensie is niet los te zien van de relatie tot de NAVO, sinds jaar en dag onze garantie op collectieve veiligheid. De verhouding met de Alliantie moet daarom goed afgebakend worden. De N‐VA is voorstander van een gezamenlijke uitgebouwde Europese defensiemacht, ingebed in de structuur van, maar tegelijk ook onafhankelijk opererend van de NAVO. De Europese pijler binnen de NAVO moet daarbij aan cohesie winnen. Niet zozeer als concurrent van de NAVO, maar als een partner. Een pragmatische benadering is daarbij de beste: welke instantie kan het meest efficiënt worden ingezet (EU, NAVO, VN in ruimer kader)? Voor de N‐VA moet de Europese reflex echter altijd de eerste zijn bij de keuze van de meest geschikte organisatie. De EU dienst zich immers steeds bewust te zijn van de eigen belangen en prioriteiten. Deze pragmatische houding impliceert dat de uitbouw van een Europese defensie aan de toekomst van de NAVO gebonden is, en in dat kader ook met de evolutie van het transatlantisch veiligheidsconcept. Volgens de N‐VA moet de NAVO voor de Europese Unie, naast een militaire organisatie, ook een politiek overlegorgaan blijven. De Alliantie moet voor de EU meer zijn dan een soort gereedschapskist, te gebruiken wanneer het uitkomt. Het delen van de lasten tussen de EU‐ lidstaten, ook tussen hen onderling, en de overige NAVO‐landen moet hierbij centraal staan, maar Europa moet de morele reflex behouden. Europa heeft als taak om met één stem de overige NAVO‐ landen (die geen deel uitmaken van de EU) met die morele overwegingen te confronteren. In dat kader pleit de N‐VA al lang voor een fundamenteel debat over nucleaire ontwapening. Binnen de EU en de NAVO moet een discussie op gang komen over een algehele terugtrekking van kernwapens uit Europa. Ook de NAVO moet het forum worden van politiek‐militaire onderhandelingen over nucleaire ontwapening. Het doel is Europa om te vormen tot een grote kernwapenvrije zone (zoals in Afrika, Centraal‐Azië, Zuidoost‐Azië en Zuid‐ en Centraal‐Amerika). Op termijn moet dit leiden tot een wereldwijde nucleaire ontwapening. De EU moet ook hierin een voortrekkersrol spelen.
81
Rusland Rusland is de laatste tijd opnieuw een wereldspeler geworden. Het heeft, na het ineenvallen van de Sovjet‐Unie, opnieuw van zich doen horen. Het heeft daar ook alle kansen toe. Met zijn voor Europa levensnoodzakelijke olie‐ en gasreserves kan het een krachtig wapen inzetten. Ook de gebeurtenissen in Georgië bewijzen dat de Europese Unie, en zelfs de NAVO, weinig kan doen in de achtertuin van Rusland. Desalniettemin moet de Europese Unie zich niet afzijdig houden om de dialoog met Rusland aan te gaan, dit zou contraproductief zijn. Ook Rusland heeft de EU nodig. Verenigde Staten Met het aantreden van de nieuwe Amerikaanse president Obama zullen de banden met de Verenigde Staten een prominentere rol gaan spelen in de externe betrekkingen van de Europese Unie. Voor de N‐VA biedt dit kansen. Niet alleen zijn er de zeer belangrijke transatlantische handels‐ en investeringsstromen: de EU en de VS hebben ook gezamenlijke waarden en soms ook gezamenlijke belangen. Het is dus van belang de betrekkingen tussen de EU en de Amerikaanse regering weer op te waarderen.
In het licht van de transatlantische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, is het ook belangrijk te beseffen dat de NAVO niet meer binnen dezelfde context optreedt als 60 jaar geleden bij haar oprichting. Belangrijk hierin is dat de NAVO steeds minder wordt beschouwd als het forum waar het politieke debat wordt gevoerd. Het politieke zwaartepunt is immers al enige tijd aan het verschuiven van de NAVO naar respectievelijk de Europese Unie en de Verenigde Staten en de te bespreken thema’s beperken zich niet enkel tot veiligheidskwesties. Wezenlijke aanpassingen zijn daarom nodig aan de manier waarop de transatlantische betrekkingen in het algemeen georganiseerd zijn. Om die reden kan men volgens de N‐VA niet volstaan met het louter verbeteren van de NAVO‐EU‐ relatie, maar moet ook de rechtstreekse dialoog EU‐VS verder uitgebreid en uitgediept worden. De EU en de VS zijn immers allebei actoren die een volledig buitenlands beleid voeren, niet beperkt tot veiligheid. Zij moeten dan ook rechtstreekse gesprekken aangaan, op voet van gelijkheid en ieder met één stem. De NAVO verwordt echter in dat scenario tot niet meer dan een technisch vehikel dat van dienst kan zijn wanneer het past. Binnen het kader van de transatlantische dialoog en ook binnen de NAVO moet er daarom volgens de N‐VA gedacht worden aan een nieuw transatlantisch concept en misschien zelfs een nieuw NAVO‐verdrag. Het oude verdrag over een defensieve organisatie van het Noord‐Atlantisch gedeelte van de wereld, is achterhaald. De EU moet in dit debat het voortouw nemen.
82
VII.
Een sterker Europa komt op voor de rechten van mensen en volkeren
Recht op zelfbeschikking De internationale rol van Europa is de laatste jaren onmiskenbaar sterker geworden. De Europese Unie moet die groeiende invloed gebruiken om de universele mensenrechten en de basisbeginselen van de democratische rechtsstaat uit te dragen. Zij moeten het hart vormen van het Europees buitenlands beleid. De N‐VA vindt het van bijzonder belang dat Europa zijn verantwoordelijkheid in de wereld opneemt. Al lang pleit de N‐VA voor een sterker Vlaanderen in een sterker Europa. Vanuit die instelling willen wij niet achterblijven als het gaat om het versterken van de autonomie en het zelfbeschikkingsrecht van ook andere volkeren en gemeenschappen. Overal ter wereld leven volkeren en regio’s in verdrukking. Zij hebben recht op steun en erkenning, ook van Europa. Het recht op zelfbeschikking is opgenomen in het handvest van de Verenigde Naties en verdient prioritaire aandacht. Zelfbeschikking betekent voor de N‐VA dat elk volk het recht heeft zelf te bepalen hoe ruim het zijn autonomie wenst in te vullen. Het is aan de Europese Unie om dat recht te verdedigen en te pleiten voor een omzetting ervan in de praktijk. Volkeren voor wie dat kan en moet gebeuren, zijn bijvoorbeeld de Palestijnen, de Tibetanen en de Koerden. Midden‐Oosten De gespannen verhoudingen in het Midden‐Oosten, en dan in de eerste plaats het Israëlisch‐ Palestijns conflict, zijn op zijn zachtst gezegd iets te complex om in zwart‐witverhoudingen te schetsen. Zowel de volkeren van Israël als Palestina hebben recht op zelfbeschikking. Niemand twijfelt ook aan het recht op zelfverdediging en veiligheid van Israël. Maar de vele activiteiten die Israël op het terrein ontplooit (uitbreiding nederzettingen, bouw van Muur, checkpoints, inpalmen van grond op W. Jordaanoever en O. Jeruzalem,...) laten geen twijfel bestaan over de aanwending van dat onmiskenbaar recht om het Palestijnse volk en economie in een wurggreep te houden. Redelijkheid zal des te meer kracht geven aan de evidente waarheden die moeten worden gehoord: Israël is na 60 jaar strijd onmiskenbaar de overheerser; de toestand van het Palestijnse volk is onaanvaardbaar en draagt enorm bij tot het antiwesters woedekapitaal in heel de islamitische wereld. Het buitenlands beleid in de regio moet daarom gericht zijn op de enige duurzame oplossing die er is: de wederzijdse erkenning van Israël en een leefbare Palestijnse staat. Voor dat laatste zal Israël de heilloze militaire logica moeten verlaten en enorme toegevingen moeten doen zoals de eerbiediging van eerder gesloten akkoorden en VN‐resoluties. Wellicht wordt dat pas mogelijk als de Verenigde Staten het land daartoe zwaar onder druk zetten. De Europese Unie van haar kant moet alles in het werk zetten om het vredesproces in het Midden‐ Oosten te stimuleren. De Europese Unie moet niet zomaar achter de Verenigde Staten aanhollen, maar een onafhankelijke bemiddelaarsrol aannemen en actief een tweestaten‐oplossing steunen. Europa moet daartoe, onder (bege‐) leiding van de nieuwe Amerikaanse regering, de nieuwe Israëlische regering en Palestijnse overheid aanzetten verdere constructieve onderhandelingen aan te knopen die leiden tot een rechtvaardige en duurzame vrede. Tegelijk kan een oplossing voor het Israëlisch‐Palestijns conflict ook tot een betere verstandhouding met Iran leiden in het nucleair dossier.
83
Het is een publiek geheim dat Israël over nucleaire capaciteiten beschikt. De wens van Iran om ook over een kernwapen te beschikken, kan misschien wel tot een evenwichtigere balans leiden op geopolitieke gronden, een veiligere wereld zullen we er niet mee krijgen. Ook in dat dossier moet de Europese Unie actief optreden en zoeken naar een aanvaardbare oplossing voor alle partijen. Dit zou de hele regio ten goede komen. Tibet De mensenrechtensituatie van de Tibetanen is voor de N‐VA al jaren een grote bekommernis. In de aanloop naar de Olympische Spelen van 2008 in China heeft de hele wereld uitgebreid kennis kunnen nemen van de wil van het Tibetaanse volk om onder de overheersing van de Chinese overheid uit te komen. Het neerslaan van de vreedzame Tibetaanse demonstraties in maart 2008 maakte duidelijk dat daarvan niks in huis komt. De N‐VA zal er dan ook voor blijven ijveren dat Europa er bij de Chinese overheid op aandringt meer respect op te brengen voor het streven naar meer culturele autonomie en zelfbestuur van de Tibetanen. Koerdistan Ook dichter bij huis, in de achtertuin van Europa, leveren de Koerden al jarenlang slag voor meer zelfbeschikking. Dit gebeurt niet enkel in Turkije, maar ook in Irak, Iran en Syrië. De situatie van de Koerden mag de laatste jaren dan wel verbeterd zijn, dit belet niet dat rapporten van mensenrechtenorganisaties nog dagelijks schendingen vaststellen. De N‐VA steunt het streven naar Koerdische ontvoogding. Zij zal zich op Europees niveau blijven inzetten voor een democratische en vreedzame oplossing voor de Koerdische kwestie waarbij er geïnvesteerd wordt in de sociaal‐economische ontwikkeling van de Koerden en een efficiënt gedecentraliseerd bestuur tot stand komt.
VIII. Een sterker Europa pakt de financiële en economische crisis aan A. Financiële crisis Een Europees controlerend kader In september 2008 werd de wereld overspoeld door een financiële vertrouwenscrisis die het bankensysteem op zijn grondvesten deed daveren. Het is duidelijk geworden dat het huidige financiële systeem een aantal structurele gebreken kent. Banken zijn per definitie multinationale spelers. Om gecoördineerd op te treden, is een Europese en internationale aanpak noodzakelijk. Volgende maatregelen zijn noodzakelijk: • Een Europese toezichthouder voor grote ‘systemische’ banken en financiële groepen: deze toezichthouder moet het grensoverschrijdende toezicht op belangrijke financiële groepen uitvoeren en kan zelf maatregelen opleggen.
84
•
•
Europese basisregels voor controle op niet‐systemische banken: De controle zelf voor niet‐ systemische banken zou volgens het subsidiariteitsprincipe best in handen blijven van de nationale controle‐instantie, maar door uniforme basisregels te voorzien vermijden we conflicten tussen nationale toezichthouders. Oprichting van een Hoge Raad voor Macro‐economische Risicoanalyse: dit is een van de voorstellen uit het verslag De Larosière. De Europese lidstaten hebben vooral oog voor de micro‐economische risico’s van individuele banken. De Hoge Raad moet dit gebrek aan macro‐economisch toezicht herstellen, macro‐economische problemen opsporen, analyseren en bij de lidstaten aandringen de nodige maatregelen te nemen.
Rol van de Europese Centrale Bank Minstens even belangrijk is het tegengaan van speculatie tegen kleinere landen in tijden van financiële crisis. Ook nu moet de blootstelling van kleine landen afgedekt worden d.m.v. een Europese krachtenbundeling met een centrale rol voor de Europese Centrale Bank. • De Europese Centrale Bank als ultieme verstrekker van liquiditeiten voor systeembanken: Doordat in sommige kleine Europese lidstaten grote banken huizen, kan er bij dreigende liquiditeitsproblemen te weinig vertrouwen zijn in de capaciteit van de betrokken lidstaat om noodliquiditeiten te verstrekken. Daarom moet de Europese Centrale Bank voor de grote systemische banken de ultieme verstrekker van noodliquiditeiten worden. Zo kunnen beleggers en andere landen niet langer speculeren op het onvermogen van kleine lidstaten om hun banken te ondersteunen. Deze bevoegdheid niet bij de ECB leggen, is immers aanvaarden dat kleine landen geen grote banken kunnen huizen. Zolang het huidige systeem van nationale verstrekking van noodliquiditeiten van kracht is, moet België zich prioritair richten op het garanderen van de binnenlandse activiteiten van banken in moeilijkheden (zogenaamde ‘ring fencing’). • Een strikter liquiditeitsbeleid van de Europese Centrale Bank: De ECB moet haar liquiditeitsbeleid explicieter richten op het vermijden van bubbels. De basisregel stelt dat de geldhoeveelheid niet meer mag toenemen dan de economische groei vermeerderd met de inflatie. Op een bepaald moment liet de ECB evenwel een grote opbouw van liquiditeiten toe door de ‘margin requirements’ sterk te versoepelen. Een te grote liquiditeit leidt automatisch tot het opbouwen van bubbels. Aanpak van de ratingbureaus Een grote verantwoordelijkheid voor de zware financiële crisis ligt bij de ratingbureaus. Zij gaven zeer gunstige ratings aan onderliggend risicovolle producten en plaatsten zo een bom onder het internationale financiële systeem. Nochtans zijn het niet zij die zware verliezen of zelfs het faillissement hebben moeten slikken. Voor de toekomst zijn volgende maatregelen aangewezen: • Onmiddellijke oprichting van een Europees ratingbureau, voor de helft met kapitaal van de Europese Commissie, voor de helft met privékapitaal. • Europese controle op de organisatie en het beleid van ratingbureaus door een nieuw European System of Financial Supervision (zie rapport De Larosière). Dit ESFS moet een aantal duidelijke criteria vastleggen op basis waarvan vergunning worden toegekend aan ratingbureaus. • Enkel ratings van ratingbureaus met een Europese vergunning mogen in aanmerking worden genomen.
85
• •
Financiering van de Europese ratingbureaus door middel van een Europese beurstaks, om belangenconflicten tussen productuitgevers en ratingbureaus te vermijden. Een afdwingbare internationale aansprakelijkheidsregeling voor zware nalatigheid of fouten van ratingbureaus.
B. Economische crisis De hele Europese constructie heeft sedert 1950 nog nooit zo’n economische storm meegemaakt. De druk op de Europese Unie om oplossingen aan te reiken, is dan ook enorm groot. Het optreden van de Europese Unie stond aan kritiek bloot, al is die kritiek soms ook ingegeven door eigenbelang. Een mooi voorbeeld hiervan is het optreden van de Franse president Nicolas Sarkozy die als eerste regeringsleider scherp uitviel richting Europa (dat nauwlettend toekeek op al te protectionistische maatregelen van diezelfde Franse president in de auto‐industrie). Ook in ons land gingen eurokritische stemmen op waarbij Europa optrad als handige zondebok om intern non‐beleid te verdoezelen. Minister‐president Kris Peeters deed ook zijn duit in het zakje, wellicht eerder voor binnenlands gebruik. Zijn kritiek had hij dan ook beter opgespaard voor het Belgische niveau dat er in de aanpak van de economische crisis helemaal niets van bakt. Hoe beoordeelt de N‐VA het optreden van de Europese Unie? Op één punt snijdt die kritiek hout. Europa had doortastender mogen optreden in het stabiliseren van de financiële markten. De Europese Unie had een snelle verbetering van de regelgeving en het toezicht op de internationale kredietmarkten op de agenda moeten plaatsen, onder meer in het overleg met de Verenigde Staten. Wellicht spelen ook enkele specifieke tijdsgebonden omstandigheden mee. Het Tsjechische voorzitterschap staat niet positief t.a.v. het Europese integratieproject. De commissievoorzitter José Manuel Barroso maakte geen al te sterke indruk en de Europese bureaucratie miste een gebrek aan leiding om het geweer van schouder te veranderen en de focus te verleggen van speelgoednormen, voedseletiketten en andere consumentgerichte maatregelen naar een meer economisch gerichte politiek. Toch is het te makkelijk om mee te stappen in eenzijdig kritische bedenkingen over het optreden van de EU gedurende de voorbije maanden. Critici gaan voorbij aan het feit dat ook de nationale staten hun huiswerk niet goed hebben gedaan. Ook en net vooral inzake het bankentoezicht. Denk maar aan de rol van de CBFA in België. Tegenover de eerder zwakke indruk van Barroso staat bijvoorbeeld het energieke optreden van harde tante Neelie Kroes. Nochtans kan men niet ontkennen dat zij zich zeer flexibel heeft opgesteld de voorbije maanden t.a.v. de diverse steunmaatregelen. Net zoals het feit dat diezelfde Kroes vandaag de niet zo dankbare rol opneemt om protectionisme binnen de EU te weren en een rem zet op het opwerpen van nationale barrières. Men gaat ook voorbij aan de complexe verdeling van macht tussen Brussel, de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie. Een verdeling waarvoor de afzonderlijke lidstaten vaak zelf verantwoordelijk zijn.
86
De vraag stellen naar hoe de Europese Unie de crisis moet aanpakken is de vraag stellen naar de manier waarop diezelfde Unie is georganiseerd en of ze over voldoende bevoegdheden en middelen beschikt om op het voorplan te treden. In afgeleide orde komt daarbij de vraag naar sterk leiderschap. Is men bereid om Europa sterker te maken, d.w.z. meer bevoegdheden te geven en meer middelen? Is men bereid de regels van de interne eenheidsmarkt te respecteren en te verdedigen? Visie N‐VA Het Belgische dak lekt en moet vervangen worden door een stevig Europees dak boven ons hoofd. Daarbij moet Europa zich in eerste instantie concentreren op haar kerntaken: schaalvoordelen maximaal inzetten door krachtig de regels van de interne markt te verdedigen en uit te bouwen en daarbij gelijke spelregels voor iedereen op te leggen. Wat kan Europa betekenen voor Vlaanderen in moeilijke economische tijden? Die vraag wordt grotendeels bepaald door onze ligging en onze relatie tot de grotere omliggende economieën. Men kan niet om de vaststelling heen dat een gemeenschappelijke Europese aanpak een aantal voordelen heeft die van belang zijn nu het Belgische dak boven ons hoofd het laat afweten. Europa biedt schaalvoordelen die Vlaanderen op zich nooit zou kunnen realiseren. De Vlaamse thuismarkt is niet groot en Vlaamse ondernemers moeten het hebben van de export naar de Europese markt van bijna 500 miljoen consumenten. Als de Europese Unie erin slaagt de neuzen in dezelfde richting te krijgen, halen we daar ons voordeel bij. Een gemeenschappelijk optreden met Nederland biedt daartoe een stevig opstapje. In kopgroepen met gelijkgezinde Europese landen streven we naar een drastische vereenvoudiging van het BTW‐ systeem, de invoering van een gezamenlijk patent en de invoering van een gemeenschappelijke grondslag voor de vennootschapsbelasting. Ondanks het feit dat met de komst van de Oost‐Europese landen de Unie meer heterogeen is geworden, is die Unie er relatief snel in geslaagd om een gezamenlijk pakket maatregelen vast te leggen. Niet onbelangrijk als je weet dat in de periode 1999‐2007 de uitvoer van de eurozone naar andere EU‐lidstaten met 83% toenam. Ook omgekeerd is die vervlechting van onze Europese economie volop bezig. Ongeveer 80% van het BBP van landen als Hongarije, Tsjechië en Slowakije wordt uit export naar West‐Europa gehaald. Dichter bij huis denken we aan de KBC die een tweede thuismarkt creëerde in Oost‐Europa. Nu het wat moeilijker gaat, mogen we deze landen niet loslaten. Elk van deze lidstaten heeft zich in het recente verleden sterk ingespannen om de voorwaarden voor een succesvolle economische integratie – vrijhandel in goederen en kapitaal – mogelijk te maken Omgekeerd dragen de ‘oude’ lidstaten nog steeds het grootste deel van het Europese budget. Op termijn moeten we de vruchten kunnen plukken van die inspanningen.
87
De Vlaamse economie heeft alle belang bij een Europese scheidsrechter We hebben er alle baat bij in Vlaanderen. Als kleine regio zijn we erg kwetsbaar voor maatregelen met een protectionistische inslag. Zeker als die in onze buurlanden worden genomen. Het omgekeerde geldt evenzeer. Kijk maar naar het effect van de Duitse schrootpremie op de tewerkstelling bij Audi in Vorst. De Europese Unie moet in eerste instantie als scheidsrechter optreden voor nationale relanceplannen, keurt nationale maatregelen goed en coördineert nationale actieplannen. Ze moet als bewaker optreden voor de bestaande regels voor de interne markt en duidelijke richtlijnen opstellen inzake staatssteun. Europa mag intern geen protectionisme toelaten, maar mag dit ook niet organiseren op grotere schaal tussen de verschillende handelsblokken. De N‐VA wil dat Europa veel assertiever optreedt t.a.v. andere handelsblokken en net zoals in het klimaatbeleid het voortouw neemt in de regulering en het toezicht op de financiële markten (zie boven). Concrete maatregelen Maar de N‐VA wil dat Europa meer doet en zelf maatregelen neemt in het kader van een globaal Europees relanceplan. Dat vereist dan wel dat ze over meer eigen middelen moet beschikken en dat we de nationale dotaties vervangen door een Europese belasting. Net zoals we de deelstaten in België willen responsabiliseren, willen we ook dat Europa verantwoording aflegt. In een politiek Europa moet de beroemde uitspraak “No taxation without representation” in beide richtingen gelezen kunnen worden. Voor de N‐VA moet de focus liggen op de heroriëntatie van nationale economieën naar toekomstgerichte, duurzame toepassingen die bijdragen aan de vergroening en technologische vernieuwing van de economie. Dit betekent ook dat er een verschuiving moet optreden binnen het Europees budget in het voordeel van de ondersteuning van een duurzame industrie. De huidige landbouwbudgetten moeten in dat licht geëvalueerd worden en in evenwicht worden gebracht met het economisch gewicht van de sector. In lijn met haar Vlaams verkiezingsprogramma wil de N‐VA dat : • Europa investeringsuitgaven expliciet erkent en via een transparant systeem van een buitengewone boekhouding toelaat dat nationale lidstaten investeren en netto‐investeringen over de tijd heen kunnen afschrijven in plaats van volledig zoals nu het geval is in het jaar van de investeringsuitgaven. Overheidsbudgetten zullen transparanter worden en overheden zullen zich niet verplicht voelen om zich te wenden tot ondoorzichtelijke PPS‐constructies om de huidige ESR‐regels te omzeilen (en uiteindelijk gedekt zullen worden door overheidswaarborgen). Dit leidt tot meer investeringen zonder dat we begrotingstekorten opnieuw laten oplopen. Aan de onafhankelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB) mag niet worden getornd. • Europa zet de inspanningen in het kader van het Europees globalisatiefonds verder en maakt het mogelijk om de gevolgen op te vangen van sectoren die in transitie zijn. Begeleiding en opleiding zorgen ervoor dat mensen inzetbaar zijn voor nieuwe sectoren.
88
•
Europa optreedt als “verzamelaar” van relatief kleine projecten die geen private investeerders vinden en te klein zijn om voor de Europese Investeringsbank in aanmerking te komen. Europa focust zich hierbij op:
o
o
o
•
de oprichting van een Europees agentschap voor hernieuwbare energie dat (naast het bestaande Euratom voor kernenergie) ook kleine landen stimuleert om het maximum te puren uit hernieuwbare energiebronnen en; een gecoördineerde aanpak van de autofiscaliteit dat de aanzet geeft tot een milieuvriendelijke (vracht)wagenvloot en fiscaliteit verschuift van bezit naar gebruik. Dit moet technologische toepassingen stimuleren die tot een betere en meer intelligente benutting van onze infrastructuur kan leiden. Investeringen in onderzoek & ontwikkeling die Europese ondernemingen een concurrentieel voordeel opleveren t.a.v. hun Amerikaanse en andere globale concurrenten.
Specifiek voor de auto‐industrie wordt een Europees reconversieplan opgesteld dat de overcapaciteit in de sector op geleidelijke wijze redigeert naar een productie met hoge toegevoegde waarde op het gebied van veiligheids‐ en milieutechnologie.
IX. Een sterker Europa voert een kordaat asiel‐ en migratiebeleid Migratie is een van de grootste uitdagingen van de 21ste eeuw. Europa is een welvarend en politiek stabiel werelddeel. Mede daarom proberen jaarlijks tienduizenden mensen uit andere werelddelen zich in Europa te vestigen. Alle lidstaten van de Europese Unie krijgen te maken met dit fenomeen van internationale migratie. Daarenboven kunnen mensen binnen de Europese Unie vrij reizen van het ene naar het andere land. Daarom moeten afspraken worden gemaakt over de toelating van vreemdelingen. Want als één land daar veel soepeler in is, kan een immigrant vanuit dat land zonder grenscontrole naar andere EU‐ landen. Zich ervan bewust dat een gemeenschappelijke benadering onontbeerlijk is om migratie in goede banen te leiden, beslisten de lidstaten van de EU in 1999 een gemeenschappelijk immigratiebeleid uit te bouwen. Men zou de bestaande nationale wetgevingen inzake immigratie harmoniseren. Op die manier wil men de migratiestromen onder controle krijgen rekening houdend met de behoeften van de Europese economie en het vermogen van de EU om nieuwe immigranten op te nemen en te integreren in de samenleving. Voor de N‐VA kan immigratie een positieve en noodzakelijke bijdrage leveren aan de Europese economische prestaties met het zicht op het verwezenlijken van de Lissabon‐doelstellingen. Maar deze mogelijkheden kunnen alleen ten volle worden benut als er een goede integratie is van migranten en illegale immigratie kordaat wordt aangepakt. Voor de N‐VA is het duidelijk dat enkel de lidstaten bevoegd zijn voor het bepalen hoeveel migranten worden toegelaten om zich te vestigen binnen hun grenzen. Enkel de lidstaat kan immers bepalen wat het absorptievermogen is van de eigen samenleving en wat de noden zijn op de arbeidsmarkt. Op die manier kunnen zij vraag en aanbod op elkaar afstemmen. De N‐VA pleit voor de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon zodat de besluitvorming rond asiel en migratie vlotter wordt en onderworpen wordt aan meer democratische controle.
89
Op dit moment leidt de besluitvorming bij unanimiteit in de Raad ertoe dat er slechts regelgeving over de kleinste gemene deler tot stand komt. De Europese toegevoegde waarde is dan veel te gering. Illegale immigratie kordaat aanpakken Het valt moeilijk in te schatten hoeveel illegale immigranten in de Europese Unie aanwezig zijn. Zowel afgewezen asielzoekers als vreemdelingen die nooit asiel hebben aangevraagd, verblijven hier illegaal. Niet enkel ondermijnen zij de asielprocedure. Zij liggen ook mee aan de basis van het negatieve beeld dat sommige mensen hebben over nieuwkomers. Daarenboven hebben de illegalen zelf geen enkel recht op sociaal of arbeidsrechtelijk vlak. De N‐VA gelooft dat er enkel een maatschappelijk draagvlak kan worden gecreëerd voor economische migratie als er een consequent beleid tegen illegale immigratie wordt gevoerd. Het is ook oneerlijk om strenge criteria op te leggen aan migranten die zich aan de regels houden en daarnaast een oogje dicht te knijpen voor migranten die de regels aan hun laars lappen. De terugkeerrichtlijn die in 2008 werd aangenomen is een eerste stap waarmee duidelijk wordt gesteld dat de Europese Unie geen illegale immigratie duldt. Daarbij werd terecht veel belang gehecht aan het respecteren van de mensenrechten. De N‐VA rekent erop dat de lidstaten de omzetting van deze richtlijn correct doorvoeren. Enkel op die manier kan het ontradingseffect zijn werk doen. Acties die gericht zijn op een betere controle van de buitengrenzen of de effectieve terugkeer van illegalen naar hun land van herkomst kunnen volgens de N‐VA niet los worden gezien van een systematische dialoog met niet‐Europese landen over een gericht migratiebeheer. Het gaat dan zowel over de oorsprongslanden, de transitlanden als de bestemmingslanden. De EU moet hiervoor in de eerste plaats overname‐overeenkomsten sluiten met de herkomstlanden. De betrokken landen moeten actief meewerken aan het terugkeerbeleid. Die dialoog moet uitgroeien tot een hecht partnerschap. De N‐VA wil steunmaatregelen van de EU laten afhangen van de bereidwilligheid van die landen om mee te werken aan dergelijke overeenkomsten. Het Aeneas‐programma moet hiervoor de nodige middelen voorzien. In combinatie met legale immigratie zouden er ‘quotapaketten voor legale toegang’ kunnen worden aangeboden aan derde landen in ruil voor inspanningen van deze landen voor een betere indamming van illegale immigratie en terugname van uitgezette illegalen. De landen die de buitengrenzen vormen van de Europese Unie krijgen meer migranten te verwerken dan andere lidstaten. Dat is met name het geval voor Afrikaanse vluchtelingen die per boot landen als Malta, Italië of Spanje bereiken. Velen van die vluchtelingen laten daarbij jammerlijk het leven. Deze landen moeten actief worden bijgestaan door de Europese Unie voor het opvangen en verwerken van deze vluchtelingenstromen. Het Frontex‐agentschap moet daarvoor worden uitgebouwd en meer middelen krijgen. Daarnaast moeten snelle interventiegroepen worden opgericht en de hoge risicozones zouden permanent moeten worden bewaakt. Om een efficiënte controle uit te bouwen moet volgens de N‐VA worden gewerkt aan een Europees systeem van verhoogde veiligheid van reis‐ en identiteitsdocumenten. Daarvoor moet gebruik worden gemaakt van biometrische technieken. Deze data moet worden uitgewisseld tussen de lidstaten om asieltoerisme tegen te gaan, maar met het nodige respect voor de gegevensbescherming. Het SIS II systeem dat hiervoor moest zorgen, kostte reeds handen vol geld. Maar om bureaucratische redenen lijkt het maar niet te lukken om dit systeem op poten te krijgen.
90
De N‐VA is absoluut voorstander van een strenge aanpak van mensenhandel en mensensmokkel. Daarbij moet de focus liggen op de aanpak van de smokkelaars en moeten de slachtoffers worden beschermd. Via samenwerking van de nationale politiële en justitiële diensten moeten de daders snel kunnen worden opgespoord en voor het gerecht gebracht worden. Legale migratie Verschillende studies tonen aan dat de EU immigratie nodig heeft om de effecten van de demografische terugval en de vergrijzing op te vangen. Tegen 2020 zouden er 20 miljoen arbeidskrachten minder zijn. De N‐VA pleit voor economische migratie om in de eerste plaats knelpuntvacatures in te vullen. Het is daarbij de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaat om te bepalen hoeveel economische migranten ze toelaat. De N‐VA is er steevast van overtuigd dat Europa niet mag toelaten dat economische migratie wordt gebruikt als vorm van algehele regularisatie zoals men in het zuiden van ons land voorstaat. Economische migratie moet volledig worden afgestemd op de noden van de arbeidsmarkt. Het moet duidelijk zijn dat economische migratie slechts een aanvullende techniek is voor het opvangen van deze demografische uitdagingen. De N‐VA staat dan ook voor het ‘beginsel van de communautaire preferentie’. Dit betekent dat er enkel immigranten uit derde landen worden aangenomen, indien de vacatures niet kunnen worden ingevuld door nationale, communautaire of niet‐communautaire arbeidskrachten die reeds legaal in Europa verblijven. Daarnaast moet in de eerste plaats meer werk worden gemaakt van de intra‐Europese arbeidsmobiliteit. Het is dan ook onaanvaardbaar dat de uitzondering op het vrij verkeer van personen voor mensen uit de nieuwe lidstaten van de EU zou worden verlengd. De N‐VA is van mening dat er vooral moet worden gewerkt rond circulaire migratie. Migranten kunnen daarbij voor relatief korte tijd in Europa komen werken en worden dan verondersteld geld en kennis naar huis mee te nemen om daar weer aan de slag te gaan. Later zouden ze dan zonder veel omhaal weer voor korte opdrachten naar de EU moeten kunnen vertrekken. Het systeem zou het ook in de EU ingeburgerde migranten mogelijk maken tijdelijk weer in eigen land te gaan werken. Met dit systeem wordt ook het gevreesde fenomeen van ‘brain drain’ opgevangen. Met de ‘Blue Card’ neemt de EU een eerste omvattend initiatief om actief hoogopgeleide migranten aan te trekken. Dit is een soort arbeidsvergunning die ook een verblijfsvergunning omvat. Met dit instrument moet de EU de strijd aangaan met de VS in de concurrentie voor het aantrekken van talentvolle werknemers. Tot nog toe migreerden 85% van de ongeschoolde arbeidskrachten naar de EU en slechts 5% naar de VS. Terwijl 55% van de geschoolde arbeidskrachten naar de VS trekken en slechts 5% naar de EU. Aangezien er op de arbeidsmarkt ook een gebrek aan ongeschoolde arbeidskrachten dreigt, pleit de N‐VA ook voor hen voor een gelijkaardig systeem. Denk maar aan de sectoren van de persoonlijke dienstverlening, de horeca en de bouw. In het kader van de partnerschapsakkoorden met de landen van oorsprong moet ook de overdraagbaarheid van sociale zekerheidsrechten worden opgenomen. Immigranten die een periode in de EU hebben gewerkt moeten immers de mogelijkheid hebben om hun opgebouwde sociale zekerheidsrechten ook in hun land van herkomst af te dwingen. Dit is volgens de N‐VA een cruciale voorwaarde om circulaire migratie te doen werken. De N‐VA is ervan overtuigd dat het cruciaal is dat het systeem voldoende flexibel is. In tijden van economische crisis, zoals we die vandaag doormaken, moeten in de eerste plaats de bestaande arbeidskrachten aan het werk worden gehouden. Op die momenten moet het mogelijk zijn om tijdelijk geen nieuwe arbeidskrachten toe te laten.
91
Asiel Steeds meer mensen vragen asiel aan binnen de Europese Unie. Ze vluchten voor oorlogen, vervolgingen, natuurrampen of armoede. De Conventie van Genève verplicht de deelnemende landen bescherming te bieden aan iedereen die als ‘vluchteling’ wordt beschouwd. Om deze vorm van immigratie beter te kunnen verwerken, ontwikkelen de lidstaten van de EU gezamenlijke criteria en procedures. Het toekennen van het statuut van vluchteling moet onverkort een nationale bevoegdheid blijven. De N‐VA is wel vragende partij om gemeenschappelijke criteria, gelijklopende procedures en gezamenlijke minimumnormen op te stellen voor de hele EU. Om asieltoerisme tegen te gaan is het van cruciaal belang om informatie uit te wisselen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De Europese Unie werkt hiervoor met het Dublin‐systeem. Dat houdt in dat het land waar de asielzoeker het eerst zijn aanvraag indiende, verantwoordelijk is voor de afhandeling ervan. Omdat sommige landen verhoudingsgewijs veel meer aanvragen krijgen dan andere, moet er worden gezocht naar methodes om het aantal nieuwe asielzoekers evenwichtig te spreiden over de EU. Met dit systeem moet het onmogelijk zijn voor asielzoekers om een tweede keer asiel aan te vragen in een land van de EU. De N‐VA steunt dit Dublin‐systeem. Maar volgens recente evaluaties zitten er heel wat gaten in de tenuitvoerlegging. De N‐VA eist dan ook een omvattende evaluatie van dit centraal systeem in het Europese asielbeleid. Op basis van deze evaluatie dienen initiatieven te worden genomen om het principe goed toe te passen. Integratie De integratie van migranten in de samenleving van de lidstaten is zonder twijfel de grootste uitdaging voor het gemeenschappelijk migratiebeleid. Het is dan ook een sleutelfactor voor de bevordering van de economische en sociale cohesie in de EU. Het slechte beleid dat op dit gebied de laatste jaren werd gevoerd in verschillende landen, waaronder in België, heeft geleid tot een erg negatief beeld over immigratie. Integratie is hoofdzakelijk een bevoegdheid van de lidstaten. Zij kunnen het best oordelen over het absorptievermogen van hun samenleving. Europa kan enkel een algemeen kader schetsen waarbinnen de lidstaten hun eigen beleid uitstippelen. Voor een efficiënte integratie is op Europees niveau een doorgedreven samenwerking met de landen van oorsprong nodig. Dit moet kaderen in het partnerschap dat moet worden gesloten dat ook illegale immigratie en het terugname beleid omvat. In Mali werd in 2008 een centrum geopend dat zich zal toespitsen op het voorbereiden van kandidaat‐immigranten naar de EU. Zij zullen worden wegwijs gemaakt in de EU‐wetgeving en arbeidsmogelijkheden en kunnen taalcursussen volgen. Het Europees integratiefonds, dat beschikt over één miljard euro, werd opgericht door de EU om de inspanningen van de lidstaten te vergemakkelijken om onderdanen van derde landen de kans te geven om te voldoen aan de voorwaarden voor verblijf en hun integratie in de Europese samenleving.
92
X. Een sterker Europa kiest voor een gezond milieu Belangrijke stappen in de strijd tegen klimaatsverandering Milieubeleid is een Europese materie bij uitstek: milieuproblemen stoppen immers niet aan de grens. Enkel door samen te werken kunnen lidstaten een antwoord formuleren op de gezamenlijke uitdagingen. Op wereldvlak profileert de EU zich als een voortrekker inzake milieunormen. De EU gelooft sterk in strenge milieunormen om de levenskwaliteit van haar 492 miljoen burgers en de toekomstige generaties te handhaven en te verhogen. Daarnaast kan een ambitieuze milieuwetgeving ook de innovatie van Europese bedrijven aanmoedigen en tewerkstelling genereren. De belangrijkste uitdaging die de EU dan ook vooropstelt is duurzame economische en sociale vooruitgang verzoenen met een gezond leefmilieu. Tijdens de voorbije legislatuur vormde de strijd tegen klimaatsverandering onmiskenbaar de belangrijkste pijler van het milieubeleid. De opwarming van de aarde door de broeikasgassen afkomstig van fossiele brandstoffen, is vandaag al waarneembaar, o.a. door de stijging van het zeepeil en het smelten van ijs en sneeuw. Het vierde rapport van het Intergouvernementele Panel tegen Klimaatsverandering van de Verenigde Naties (2007) voorspelde dat zonder verdere acties de temperatuur tijdens deze eeuw met 1,8 tot 4°C zou stijgen, in het slechtste geval zelfs met 6,4°C. Zonder dringende maatregelen zal de grens van +2°C ten opzichte van pre‐industriële temperaturen, dus zo goed als zeker worden overschreden. Deze grens wordt beschouwd als het punt waarop de klimaatsverandering onomkeerbaar wordt en de gevolgen niet te overzien. Op de lentetop van de Europese Raad in 2007 kwam de strijd tegen klimaatsverandering in een stroomversnelling. De Unie engageerde zich om tegen 2020 de zogeheten 20‐20‐20 doelstellingen te bereiken: 20% minder uitstoot van broeikasgassen, 20% hernieuwbare energie en 20% meer energie‐efficiëntie. Om deze doelstelling in praktijk te brengen, werd een ambitieus Klimaat‐ en Energiepakket voorgesteld met volgende hoofddelen: • Een herziening van het emissiehandelssysteem (ETS) • Lastenverdeling tussen de lidstaten bij de reductie van broeikasgassen in de non‐ETS sectoren zoals transport, bouw, huishoudens, landbouw, afvalverwerking. • Bindende doelstellingen voor hernieuwbare energie per lidstaat. • Het mogelijk maken van afvangen en ondergronds opslaan van CO2 ("CCS ‐ carbon capture and storage"). • Het verminderen van de CO2‐uitstoot van nieuwe wagens. • Strengere kwaliteitsnormen voor brandstof. De N‐VA verwelkomt en ondersteunt de 20‐20‐20 doelstelling en de bijhorende maatregelen. Bij de behandeling van de voorstellen in het Europees Parlement beklemtoont de N‐VA de volgende punten: • Wetenschappelijke gegevens tonen aan dat actie absoluut noodzakelijk is en dat verder uitstel niet mogelijk is. De N‐VA verzet zich dan ook tegen het feit dat de financieel‐ economische crisis als afleidingsmanoeuvre wordt gebruikt. De huidige moeilijkheden moeten net een stimulans bieden voor verandering. Nu niets doen zou de volgende generaties immers opzadelen met enorme kosten. O.a. het befaamde Stern verslag toont aan dat wanneer nu niets wordt ondernomen in 2050 niet minder dan 20% van het mondiale BNP nodig zal zijn om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Als we nu reageren, zal dit kunnen worden beperkt tot 1% in 2050.
93
•
•
•
De N‐VA gelooft sterk dat ambitieuze milieuwetgeving creativiteit en innovatie kan aansporen. Bovendien geven prognoses van het Federaal Planbureau uit december 2008 aan dat de voorstellen voor Vlaanderen ambitieus maar haalbaar zijn: ze brengen kosten mee maar bieden tegelijk ook kansen. De N‐VA verwelkomt de inspanningen van de EU om op de VN‐Conferentie in Kopenhagen (december 2009) een breed internationaal akkoord af te sluiten samen met andere partners zoals de Verenigde Staten en China, in opvolging van het Kyoto Protocol. Enkel een globaal akkoord kan immers de opwarming van de aarde tegengaan en mogelijke concurrentieproblemen door "carbon leakage" van de baan helpen. Tenslotte benadrukt de N‐VA dat het democratisch draagvlak voor maatregelen in de strijd tegen klimaatsverandering bijzonder groot is. Uit een speciale editie van Eurobarometer blijkt dat niet minder dan 62% van de Europese burgers klimaatsverandering beschouwt als de belangrijkste uitdaging waar de wereld vandaag voor staat, naast armoede.
Na de finale goedkeuring van het Klimaat‐ en Energiepakket in december 2008 is de balans voor de N‐VA overwegend positief: • De emissiehandel wordt georganiseerd op Europees vlak en niet langer op niveau van de lidstaten. Deze schaalvergroting biedt tal van mogelijkheden. • De vrije toewijzing van emissierechten aan de industrie gebeurt via een ambitieuze benchmark per sector, op basis van de 10 meest efficiënte installaties in Europa. In afwachting van een internationaal akkoord, krijgen de industrieën die worden blootgesteld aan "carbon leakage" gratis rechten. • 50% "earmarking" van de veilingopbrengsten uit de emissiehandel. Deze middelen worden o.a. besteed aan initiatieven voor meer energie‐efficiëntie, onderzoek en ontwikkeling en maatregelen tegen ontbossing. • 300 miljoen emissierechten (9 miljard EURO op basis van een koolstofprijs van 30 EURO per ton) worden voorzien voor de financiering van demonstratieprojecten voor koolstofafvang en ‐opslag en innovatieve projecten voor hernieuwbare energie. • Voor nieuwe wagens worden de vrijwillige afspraken over uitstootreductie voor het eerst vervangen door een wettelijk bindende norm. • Uitstoot wordt ook verminderd via strengere normen voor brandstofkwaliteit en meer hernieuwbare energie. De duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vormen hierbij een sleutelelement. Toch had het voor de N‐VA op bepaalde punten meer mogen zijn. Zo betreurt de N‐VA voornamelijk dat: • Het principe van veiling in het emissiehandelssysteem slechts in 2027 volledig wordt gehanteerd. Volgens de N‐VA is veiling de formule die de eenvoud, efficiëntie en transparantie van het handelssysteem het best waarborgt en de overgang naar een duurzame economie aanmoedigt. Door rechten te veilen wordt het principe dat "de vervuiler betaalt" in praktijk gebracht en wordt het maken van ongerechtvaardigde winsten ("windfall profits") voorkomen (in het verleden rekenden sommige sectoren/bedrijven hun klanten immers uitgaven aan voor rechten die ze zelf gratis hadden gekregen). De N‐VA vreest dat vooral de ontwikkelingslanden in de kou komen te staan door het kleinere aandeel van veiling. Door hoofdzakelijk gratis rechten toe te kennen aan de industrie zal de opbrengst van de veiling aanzienlijk dalen waardoor veel minder geld geïnvesteerd kan worden in innovatieve projecten in derde landen.
94
•
Daarnaast betreurt de N‐VA het dat bij de lastenverdeling tussen de lidstaten ruim 70% van de reductie‐inspanningen buiten Europa gerealiseerd mag worden, via de zogeheten schone ontwikkelingsprojecten. De N‐VA is niet principieel gekant tegen CO2‐verminderingen via technologische transfers naar derde landen, maar vindt het aandeel zoals nu is voorzien, veel te hoog. Europa stelt zo de noodzakelijke overgang naar een koolstofarme economie uit.
Hoewel de maatregelen tegen klimaatsverandering ontegensprekelijk het belangrijkste facet vormen van het Europese milieubeleid van de voorbije legislatuur, werd ook op andere vlakken aanzienlijke vooruitgang geboekt in de bescherming van het milieu. De N‐VA wil in het bijzonder volgende zaken aanstippen, die ook voor Vlaanderen van groot belang zijn: • De herziening van de kaderrichtlijn afval. • Het akkoord over strengere normen voor luchtkwaliteit. • De richtlijn voor de kwaliteit van oppervlaktewater. • Het uitdrukkelijke standpunt van het Europees Parlement dat een Europese aanpak inzake bodembescherming noodzakelijk is. • De goedkeuring van de ambitieuze REACH‐wetgeving over de registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen. • Nieuwe regels voor een verminderd en duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. • De herziening van de richtlijn voor industriële emissies. Actiepunten voor de komende Europese legislatuur Ook in de volgende legislatuur wil de N‐VA resoluut de kaart trekken van de verstandige ecologische politiek. Het klimaat‐ en energiepakket moet zijn concrete uitwerking krijgen in de regio's en lidstaten en verdere initiatieven inzake milieubescherming dringen zich op. Concreet stelt de N‐VA volgende 10 prioriteiten voorop: 1. Een nieuw internationaal akkoord • De N‐VA pleit voor een ambitieus internationaal akkoord dit jaar in Kopenhagen. Mits een goed globaal kader wordt afgesproken, moet de Europese Unie zich houden aan haar belofte tegen 2020 de uitstoot van broeikasgassen met ‐30% terug te dringen, in plaats van ‐20% in het geval geen akkoord wordt bereikt. 2. Energie‐efficiëntie • De N‐VA vindt meer maatregelen voor energie‐efficiëntie cruciaal. De meest groene kWh is immers de kWh die niet wordt gebruikt. Europa moet fors bijkomend investeren in energie‐ efficiëntie en ook bindende maatregelen terzake voorstellen. • De N‐VA vindt het prioritair om de energie‐efficiëntie van onze gebouwen te verbeteren. Inzake isolatie van gebouwen hinkt Vlaanderen achter op de buurlanden, hier is marge voor verbetering.
95
3. Schone wagens en duurzaam transport • Structurele maatregelen zijn dringend aan de orde om het gebruik van schone wagens aan te moedigen: zo is de elektrische wagen geen toekomstmuziek meer, maar is Vlaanderen absoluut niet klaar voor deze evolutie. Zo ontbreekt het ons bijvoorbeeld aan een netwerk met laadpunten. De N‐VA pleit ervoor dat de Vlaamse overheid het goede voorbeeld geeft en proefprojecten uitwerkt. Inspiratie kan worden gezocht bij het Nederlandse "Mobile Smart Grid" en pilootprojecten in ander Europese landen (Frankrijk, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken). Europa biedt het ideale platform om ervaringen en beste praktijken uit te wisselen. • Andere vormen van transport (o.a. openbaar vervoer, binnenvaart) moeten worden gestimuleerd. De N‐VA pleit in dit kader voor een slimme kilometerheffing voor vrachtwagens en personenauto's, volgens het principe "de vervuiler betaalt". 4. Hernieuwbare energie • Tegen 2020 moet 13% van ons energiegebruik afkomstig zijn van hernieuwbare energie. Er is nog een lange weg te gaan om deze doelstelling te bereiken. Daarom pleit de N‐VA ervoor een Vlaamse Energiemaatschappij VLENERGIE op te richten die zich toelegt en concentreert op de ontwikkeling van hernieuwbare energie. • De Europese Unie moet onderzoek stimuleren naar de productie van biobrandstoffen van de 2de en 3de generatie. De naleving van de duurzaamheidscriteria bij de productie van biobrandstoffen is een conditio sine qua non. 5. Een duurzame Europese begroting • Bij de herziening van het huidige Europees financieel meerjarenplan (2007‐2013) en het voorbereiden van het nieuwe kader, pleit de N‐VA voor een duurzame Europese begroting. Dit impliceert dat de EU haar begroting aanpast aan de nieuwe uitdagingen en de gekozen beleidsopties, in het bijzonder de strijd tegen klimaatsverandering. 6. Groene openbare aanbesteding • De N‐VA is ervan overtuigd dat overheden een katalysatorfunctie kunnen vervullen in het bereiken van de klimaatdoelstellingen, zeker gezien hun centrale rol in openbare aanbestedingen. Uit een onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat enkel Oostenrijk, Denemarken, Finland, Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland positief te scoren op vlak van groene openbare aanbesteding. De Europese Commissie wil hier verandering in brengen. De N‐VA is voorstander van Europese doelstellingen en criteria op dit vlak. 7. Biodiversiteit en tegengaan van ontbossing • In 2001 werd de campagne "Countdown 2010" gestart, met als doel het verlies aan biodiversiteit tegen 2010 een halt toe te roepen. De N‐VA heeft deze campagne actief ondersteund. Jammer genoeg is het weinig waarschijnlijk dat de vooropgestelde doelstelling wordt bereikt. De N‐VA hoopt dat in het licht van het internationale jaar van de biodiversiteit 2010, de doelstellingen een hernieuwd elan krijgen en pleit voor bijkomende maatregelen. • Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het tegengaan van ontbossing. De N‐VA vindt het voorstel van de Europese Commissie tegen illegale houtkap een eerste stap en zal de verdere bespreking van dit voorstel tijdens de volgende legislatuur nauwgezet opvolgen. 8. Groenboek bioafval • De Europese Commissie publiceerde onlangs een groenboek over het management van bioafval in Europa. Dit Groenboek zal tijdens de nieuwe zittingsperiode van het Europees
96
Parlement worden behandeld. De N‐VA vindt dit een belangrijk voorstel en wil hierbij graag het voortouw nemen. Vlaanderen heeft op vlak van sorteren en hergebruiken van bioafval al heel wat expertise vergaard die we slim en handig moeten inzetten wanneer Europese regels worden uitgewerkt. 9. Bodemrichtlijn • Hoewel het Europees Parlement groen licht gaf voor Europese wetgeving inzake bodembescherming, zit het dossier volledig geblokkeerd bij de Raad van Ministers. De N‐VA blijft voorstander van een flexibele Europese bodemrichtlijn: Vlaanderen heeft één van de meest vooruitstrevende bodemwetgevingen in Europa. Een gelijk Europees speelveld creëren is dan ook noodzakelijk om de concurrentiekracht van Vlaanderen te waarborgen. 10. Milieu en gezondheid • 90% van de Europeanen blijkt bezorgd over een mogelijke negatieve impact van het milieu op de gezondheid. De N‐VA neemt deze bezorgdheid ter harte en ijvert voor verdere doorgedreven samenwerking tussen de beleidsdomeinen milieu, volksgezondheid en onderzoek. Het huidige Actieplan milieu en gezondheid 2004‐2010 ontgoochelt. Het Europees Parlement heeft de Commissie via een resolutie op 4 september 2008 opgeroepen het plan bij te sturen. De N‐VA pleit voor een verscherping van het Actieplan en zal van nabij opvolgen of de Commissie de wijzigingsvoorstellen van het Parlement opneemt.
XI. Een sterker Europa investeert in gezondheid Europa en volksgezondheid: een beleidsdomein in beweging Een goede gezondheid belangt iedereen aan. Ook Europa kan hierbij een belangrijke meerwaarde bieden. De EU‐lidstaten staan immers voor een aantal levensgrote gemeenschappelijke uitdagingen. Samen moet een antwoord worden gezocht op de vergrijzing. De Europese bevolking wordt ook geconfronteerd met ziekten veroorzaakt door vervuiling, roken of slechte voeding. Andere besmettelijke ziekten stoppen niet aan de grens en vergen een gezamenlijke aanpak. Daarenboven vraagt de verhoogde mobiliteit van patiënten en gezondheidswerkers in de Europese interne markt om meer samenwerking. Burgers verwachten terecht ook meer initiatieven van Europa op vlak van volksgezondheid. Hoewel lidstaten verantwoordelijk blijven voor de organisatie van de gezondheidszorg, heeft de Europese Unie sinds het Verdrag van Amsterdam (in voege sinds 1999) een grotere bevoegdheid om een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid van haar burgers te verzekeren en samenwerking tussen lidstaten te stimuleren. Volksgezondheid neemt dan ook een steeds prominentere plaats in op de Europese agenda. De N‐VA gelooft sterk dat de Europese bijdrage op vlak van volksgezondheid een verschil kan maken: door het identificeren en uitwisselen van beste praktijken en gegevens kunnen lidstaten hun beleid inderdaad efficiënter maken. Ook op vlak van preventie, sensibilisering en promotie van een gezonde levensstijl kan de EU een belangrijke en zinvolle aanvulling bieden op de inspanningen die Vlaanderen al levert. Door het bundelen van de middelen voor onderzoek kunnen betere resultaten worden bereikt. De N‐VA gaf met Europees parlementslid Frieda Brepoels de voorbije vijf jaar uitdrukkelijk prioriteit aan volksgezondheid in Europa en vindt dat op de volgende 5 punten in het bijzonder, essentiële vooruitgang werd geboekt:
97
1. Grensoverschrijdende gezondheidszorg en patiëntenmobiliteit • Wanneer heeft een patiënt die er zelf voor kiest een medische behandeling te ondergaan in een andere EU‐lidstaat recht op terugbetaling in de lidstaat waarin hij/zij verzekerd is? Heeft de patiënt een toestemming vooraf nodig van zijn/haar ziekenfonds/verzekeraar? Hoe kan de patiënt aan correcte informatie komen over de kwaliteit en de veiligheid van medische zorg in andere lidstaten? • Over deze vragen wordt in Europa al geruime tijd gediscussieerd. Hoewel het Europese Hof van Justitie de voorbije 10 jaar een aantal uitspraken deed waarin het principe van patiëntenmobiliteit steeds opnieuw werd bevestigd, belemmeren tal van juridische onduidelijkheden een vlotte toepassing van het principe in de praktijk. • De N‐VA verwelkomt dan ook het voorstel inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg van de Europese Commissie en onderlijnt de voordelen die schaalvergroting kan meebrengen, ook voor de patiënt: door samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren, o.a. door de oprichting van Europese referentienetwerken, kan expertise worden gebundeld en zullen o.a. patiënten met zeldzame of moeilijk te behandelen ziekten sneller kunnen worden geholpen. • Tegelijk realiseert de N‐VA zich dat dit voorstel grote uitdagingen inhoudt voor een regio als Vlaanderen, die bekend staat om zijn snelle, relatief goedkope en goede gezondheidszorg. De hoge kwaliteit en toegankelijkheid van ons zorgsysteem, ook voor patiënten uit buurlanden, mag er niet voor zorgen dat ons zorgsysteem onder druk komt te staan. De N‐VA heeft daarom amendementen ingediend opdat ziekenhuizen de mogelijkheid zouden hebben om een patiënt uit een andere EU‐lidstaat te weigeren, indien het risico bestaat dat eigen patiënten met dezelfde noden anders op een wachtlijst zouden komen te staan. 2. Orgaandonatie en –transplantatie • Transplantaties redden dagelijks mensenlevens in Europa. Door het tekort aan donoren, sterven jaarlijks duizenden Europeanen op de wachtlijst. De uitdaging bestaat er dan ook in het aantal donoren op een veilige manier te verhogen. Europese samenwerking kan hierbij een essentiële rol spelen. • Door verschillende initiatieven zette de N‐VA orgaandonatie en ‐transplantatie hoog op de Europese agenda (wetenschappelijke studies, workshops, werkbezoek aan Madrid, ...). De N‐ VA riep de Europese Commissie ook herhaaldelijk op om concrete maatregelen inzake orgaandonatie en ‐transplantatie voor te stellen. De partij nam de leiding in de behandeling van de voorstellen in het Europees Parlement. Een belangrijk resultaat hiervan is de erkenning van de belangrijke rol voor transplantcoördinatoren in ziekenhuizen om het aantal donoren te verhogen. 3. Onderzoek • In de periode 2007‐2013 wordt in het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek 6 miljard euro uitgetrokken voor medisch onderzoek. De EU beoogt hiermee in de eerste plaats de gezondheid van haar burgers te verbeteren, maar wil ook het innovatievermogen van de Europese bedrijven in de gezondheidssector stimuleren. 4. Bewustwording, preventie, screening, vroegtijdige diagnose en behandeling • Voor tal van aandoeningen zijn bewustwording, preventie en screening essentieel. De N‐VA verwelkomt de inspanningen die de EU op dit vlak levert.
98
•
Europa werkt immers aanvullend op het Vlaamse beleid terzake en het helpt ook de coördinatie te verzekeren tussen het beleid in de lidstaten. De N‐VA steunde ook in het bijzonder acties op volgende punten: o de bestrijding van zwaarlijvigheid en obesitas o preventie van roken en schadelijk alcoholgebruik o preventie en screening van kanker o mentale gezondheid Daarnaast gaf de N‐VA zijn actieve steun en medewerking aan acties inzake diabetes, cardiovasculaire ziekten, osteoporose, hepatitis, ...
5. Minder blootstelling aan giftige stoffen • De voorbije legislatuur nam Europa belangrijke wetgevende beslissingen om de menselijke blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen te vermijden, te beperken en te controleren. Zo trad de REACH‐wetgeving (registratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen) in voege en werden strengere regels opgesteld voor het gebruik en het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. • De N‐VA heeft in deze complexe dossiers telkens het delicate evenwicht gezocht tussen de bescherming van de volksgezondheid en het milieu enerzijds, en de concurrentiekracht van de industrie en landbouw anderzijds. De N‐VA steunt ook voluit onderzoek naar alternatieve, minder schadelijke chemische stoffen. De voorbije 5 jaar werden belangrijke stappen gezet. Dit neemt niet weg dat er nog heel wat werk aan de winkel is en dat volksgezondheid ook in de komende legislatuur een absolute prioriteit blijft. Het beleidsdomein zal zelfs nog aan belang winnen door 3 tendensen: • de vergrijzing van de bevolking: tegen 2050 zal de EU 70% meer 65‐plussers kennen. De zorgsystemen moeten hierop verder worden afgestemd. • de patiënt wordt zorgconsument: patiënten worden mondiger, veeleisender, zijn beter voorgelicht en hebben hoge verwachtingen. Patiëntenorganisaties in Europa winnen aan belang, willen inspraak in het beleid. • door medische innovatie worden meer therapieën beschikbaar. Dit vraagt uiteraard ook meer middelen. Ook het duidelijk verband tussen een gezonde bevolking en een gezonde economie is in dit opzicht belangrijk. Bovendien is de gezondheidssector zelf goed voor 10% van het BBP in de EU en telt de sector belangrijke werkgevers. Europa en volksgezondheid: wat brengt de toekomst? Op vlak van volksgezondheid blijven bijzonder grote verschillen bestaan tussen de lidstaten en de regio's, alsook in de lidstaten en regio's zelf. De verwachting van het aantal gezonde levensjaren ligt in Malta bijvoorbeeld op 70 jaar, terwijl dit in Estland maar 52 jaar bedraagt. De uitdaging bestaat erin de doelstelling van gelijke toegang tot hoogwaardige zorg in de hele EU dichterbij te brengen. De N‐VA wil zich hiervoor tijdens de komende legislatuur ten volle inzetten. Toegankelijkheid, betaalbaarheid, kwaliteit en veiligheid van zorg zijn daarbij essentieel.
99
De N‐VA stelt daarbij volgende 10 actiepunten voorop: 1. Naar een Vlaams gezondheidszorgsysteem • Uit een studie van de "Euro Health Consumer Index" (een jaarlijkse ranglijst van de nationale gezondheidszorgsystemen in 31 landen) uit 2008 bleek dat de gezondheidszorg in België slechts op de twaalfde plaats staat in Europa. Jaar na jaar boekt België slechtere resultaten. • De N‐VA wil dit tij keren en pleit voor een kwalitatief hoogstaande, betaalbare en toekomstgerichte Vlaamse gezondheidszorg die zo dicht als mogelijk bij de patiënt wordt georganiseerd. De huidige bevoegdheidsverdelingen werken niet. In België bestaat immers duidelijk een zorggrens: Vlaanderen legt heel andere klemtonen dan Wallonië. Waar Vlaanderen al jarenlang resoluut kiest voor de huisarts als centrale figuur in de gezondheidszorg en vertrouwen heeft in thuiszorg, preventie, palliatieve zorg, beschut wonen, … opteert Franstalig België voor een aanpak waarbij het ziekenhuis en de specialistengeneeskunde een centrale rol spelen. Dit model is niet alleen fors duurder dan het Vlaamse, maar levert ook geen betere resultaten op. Ook in functie van de betaalbaarheid van het zorgsysteem lijkt een eigen Vlaamse gezondheidszorg dus noodzakelijk. De N‐VA pleit er dan ook voor om de structuren aan te passen aan de werkelijkheid. • Deze responsabilisering sluit allerminst solidariteit uit. De N‐VA pleit voor solidariteit op Europees niveau op basis van objectieve criteria. • Een eigen Vlaams zorgsysteem zal Vlaanderen veel beter in staat stellen aansluiting te vinden op de Europese initiatieven inzake volksgezondheid. 2. Grensoverschrijdende gezondheidszorg • De voorstellen inzake grensoverschrijdende gezondheidszorg zullen verder worden behandeld tijdens de volgende legislatuur. De N‐VA engageert zich om het principe van patiëntenmobiliteit ook in de toekomst voluit te ondersteunen. De N‐VA zal haar aandachtspunten in dit dossier blijven verdedigen: o belang van patiëntenmobiliteit en samenwerking tussen de lidstaten, in het bijzonder voor patiënten met zeldzame of moeilijk te behandelen ziektes. o het belang van dit voorstel voor de grensregio's. De N‐VA zou graag zien dat grensregio's als proefgebieden worden erkend voor innovatieve projecten rond grensoverschrijdende gezondheidszorg. o de patiënt heeft recht op duidelijke en begrijpbare informatie. Aangezien niet van zorgverstrekkers kan worden verwacht dat zij de 23 officiële talen van de EU beheersen, pleit de N‐VA ervoor dat de patiënt bijstand krijgt om de informatie te verstaan (vb. d.m.v. tolk, vertaling, ...). o het vermijden van medisch toerisme en wachtlijsten voor de eigen burgers. • De N‐VA is er bovendien van overtuigd dat het principe van patiëntenmobiliteit een eigen Vlaams zorgsysteem dichterbij brengt. "Patiënten zullen meer en meer zorg halen waar deze het goedkoopst is. Het Europees recht laat niet toe aan buitenlandse patiënten meer aan te rekenen dan aan Belgische. Het is dan ook niet langer houdbaar dat de zorgverstrekkers en vooral de zorginstellingen niet de werkelijke kostprijs aanrekenen, met inbegrip van alle investerings‐ en apparatuurkosten. De financieringsstroom van de ziekenfondsen naar de instellingen zal dus kostendekkend moeten zijn. De interpretatie van de Europese verdragen in de arresten Decker en Kohl zal in heel Europa op termijn haast onvermijdelijk leiden naar een loskoppeling van tarifering van de gezondheidszorgen en terugbetalingstarieven. (...)
100
Het Europees recht maakt nu een splitsing van de gezondheidszorgverzekering een stuk gemakkelijker. Wanneer de publieke verzekeraars van de lidstaten vaste terugbetalingstarieven moeten hanteren, ongeacht waar in Europa de prestaties zijn verstrekt, dan kunnen in België gemakkelijk meerdere stelsels van gezondheidszorgverzekering naast elkaar bestaan. Zij kunnen elk hun eigen verstrekkingenpakket hebben en hun eigen terugbetalingstarieven." Zo besloten Matthias Storme en Steven Vansteenkiste al in 1998 in een artikel "Luxemburgs brilletje splitst Belgische ziekteverzekering" in De Standaard. 3. Mobiliteit van gezondheidswerkers • Niet alleen de patiënten, maar ook de gezondheidswerkers zelf worden meer en meer mobiel. De Europese Commissie lanceerde eind 2008 een Groenboek terzake. De behandeling van dit voorstel wordt een aandachtspunt tijdens de volgende legislatuur. • Een aandachtspunt voor de N‐VA is de erkenning van beroepen en beroepskwalificaties. 4. Geestelijke gezondheid • In aansluiting met het Vlaamse verkiezingsprogramma staat geestelijke gezondheid ook in het Europese programma met stip genoteerd. • De N‐VA zal de concrete implementatie van het Europees Pact voor geestelijke gezondheid en welzijn en de 5 prioriteiten (preventie van depressie en zelfmoord, geestelijke gezondheid bij jongeren, ouderen, op de werkplek en voorkomen van stigma en sociale uitsluiting) nauwgezet opvolgen. 5. Orgaandonatie en –transplantatie • De N‐VA wil dit thema verder opnemen als prioriteit en denkt hierbij in het bijzonder aan de Richtlijn voor kwaliteit en veiligheid van organen waarvoor de N‐VA het rapporteurschap kreeg in de Commissie Volkgezondheid van het Europees Parlement. De basis voor de behandeling van de richtlijn werd gelegd, verdere afwerking gebeurt tijdens de volgende legislatuur. • Ook het 10‐punten Actieplan van versterkte samenwerking tussen de lidstaten zal tijdens de volgende zittingsperiode centraal staan. Dit Actieplan heeft als doel het aantal donoren in Europa op een veilige manier te verhogen. 6. Hart‐ en vaatziekten en chronische aandoeningen • Hart‐ en vaatziekten zijn de eerste doodsoorzaak in Europa, met jaarlijks 2 miljoen overlijdens in de 27 lidstaten. De N‐VA neemt actief deel aan de Europese "Hartgroep" en wil tijdens de volgende legislatuur meewerken aan een Europese aanpak van cardiovasculaire aandoeningen, net zoals eerder voor kanker werd gedaan. Concreet wordt gedacht aan een Aanbeveling van de Raad over de preventie, screening, tijdige diagnose en behandeling van hart‐ en vaatziekten. • Deze Aanbeveling kan ook gekoppeld worden aan een strategie tegen andere chronische aandoeningen die verband houden met hart‐ en vaatziekten, zoals hoge bloeddruk, chronische nierziekte en diabetes. • Tenslotte wil de N‐VA de problematiek van mensen die lijden aan onverklaarbare lichamelijke klachten hoog op de Europese agenda houden.
101
7. Preventie, uitwisseling beste praktijken en onderzoek • De N‐VA pleit voor een verdere doorgedreven samenwerking tussen de lidstaten, in het bijzonder op vlak van onderzoek, en het uitwisselen van beste praktijken en sensibilisering. • Speerpuntacties: o De N‐VA zal ijveren voor een Europese sensibiliseringsdag voor glaucoom. o De N‐VA vraagt meer aandacht voor thuiszorg, de inzet van medische technologie in dit kader en e‐health. De N‐VA gelooft sterk dat Europese samenwerking en uitwisseling van beste praktijken het Vlaamse beleid op dit vlak nog kunnen versterken. 8. Middelen • De N‐VA pleit ervoor meer middelen uit te trekken voor volksgezondheid in Europa en beter gebruik te maken van de bestaande middelen. Daarmee samenhangend is de N‐VA voorstander van duidelijke, concrete en kwantificeerbare doelstellingen. Vanuit deze optiek zal de N‐VA de uitvoering van het Programma Volksgezondheid 2007‐2013 nauwgezet opvolgen. 9. Milieu en gezondheid • De N‐VA meent dat de (mogelijke) impact van bepaalde milieufactoren (vb. vervuiling) op de volksgezondheid moet worden erkend en is voorstander van het hanteren van het voorzorgsprincipe (vb. in geval van nanotechnologie, elektromagnetische straling). 10. Standaarden voor kwaliteit en veiligheid • De N‐VA gelooft sterk dat Europese acties inzake volksgezondheid niet leiden tot een afzwakking van de eigen kwaliteits‐ en veiligheidsstandaarden. Wel integendeel, de bedoeling is precies een opwaartse spiraal van kwaliteit en veiligheid te creëren. Vlaanderen zit daarbij in de kop van de Europese groep. Het zijn in het bijzonder de nieuwere lidstaten die moeten bijbenen: zij kunnen veel leren van andere lidstaten, ook van de Vlaamse expertise. • Op termijn zou de N‐VA graag zien dat de Europese Commissie gemeenschappelijke standaarden voor veiligheid en kwaliteit voorstelt.
102
XII.
Een sterker Europa kiest voor groene energie
De Europese Unie is in de steigers gezet om gepaste antwoorden te formuleren op problemen die de nationale grenzen overstijgen. Het energiebeleid is precies zo’n dossier waarin een volledig continent met dezelfde problematiek kampt die de mogelijkheden van de individuele lidstaten vaak te boven gaan. De Europese Commissie heeft het belang van het energiedossier tijdig ingezien en heeft de afgelopen jaren de bakens uitgezet voor een duurzaam en bevoorradingszeker energiebeleid op middellange en lange termijn. Net als de N‐VA kiest Europa de weg van een optimale energiemix, met zo veel mogelijk diversificatie van energiebronnen en maximale inspanningen voor eigen groene energievoorziening en klimaatbeheersing. Het Europees energiepakket bevat volgende pijlers: • Duurzame energie: 20% hernieuwbare energie, 20% vermindering van broeikasgassen en 20% verhoogde energie‐efficiëntie tegen 2020; • Zekere energie door te diversifiëren: zo veel mogelijk verschillende energiebronnen uit zo veel mogelijk verschillende landen aanspreken, olie‐ en gasvoorraden opbouwen en scenario’s opstellen voor wanneer politieke instabiliteit tot een plotse vermindering van het aanbod leidt; • Solidaire energie: mechanismen ontwikkelen om energiesolidariteit tussen Europese staten onderling mogelijk te maken; • Europese energie: Europa moet als collectief onderhandelen met buitenlandse leveranciers en het Europese energienetwerk moet verder geïntegreerd worden. De N‐VA schrijft zich volledig in in dit Europese beleid: met een blik op de toekomst moeten we vandaag initiatieven nemen die ons morgen een zekere en duurzame energievoorziening geven. Binnen deze globale strategie schuift de N‐VA nog enkele specifieke aandachtspunten naar voren. 1. Een ‘slim’ elektriciteitsnetwerk aangepast aan nieuwe energiebronnen Het Europese elektriciteitsnetwerk is toe aan een grondige renovatie en uitbreiding. Het draagt de stempel van de geschiedenis en is als dusdanig nog te veel een lappendeken van nationale netwerken, waar energiestromen niet altijd de meest logische weg volgen en de verbindingscapaciteit tussen verschillende landen niet optimaal wordt benut. Een grondige renovatie van het elektriciteitsnetwerk is dus aangewezen. Deze hervormingen moeten van het Europees netwerk ook een slim energienetwerk maken, dat is aangepast aan grote velden van hernieuwbare energie, die tot grote schommelingen in het netwerk zullen leiden: windenergie in de Noordzee, zonenergie rond de Middellandse zee (de Middellandse Energiering), enz. Dit slimme netwerk moet ook optimaal kunnen omgaan met gedecentraliseerde energieproductie, bijvoorbeeld door zonnepanelen op private huizen.
103
2. Een goed gespreide uitbouw van het gasnetwerk De recente problemen met de Russische gasbevoorrading hebben ons met de neus op de feiten gedrukt: de gasbevoorrading van Europa is zeer kwetsbaar. De intra‐Europese voorraden uit Noorwegen en Nederland hebben hun verzadigingspunt bereikt en de grootste gekende gasreserves liggen in relatief onstabiele landen: 30% ligt in Rusland, 40% in het Midden Oosten (vooral Iran en Qatar). Iets minder dan 10% van de wereldgasvoorraad ligt in Afrika. Het komt er dus op aan de gasbevoorrading zo goed mogelijk te spreiden. Zowel de Nord Stream (gepland voor 2012) als de South Stream (2013?) of de Nabucco‐lijn door Turkije (2012) moeten dus worden gerealiseerd, maar ook de Galsi‐lijn vanuit Tunesië moet er komen. Door een dergelijke regionale spreiding van de bevoorrading komt geen enkele leverancier in de verleiding het Europese continent te chanteren door de gaskraan dicht te draaien. 3. Een Europese dynamiek voor een Europese hernieuwbare energiesector 50 jaar geleden toonde Europa de weg inzake kernenergie door de oprichting van Euratom, een Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. De dynamiek van dit ‘Europese programma voor de vreedzame toepassing van kernenergie’ voelen we tot vandaag, met de ontwikkeling van het European Research Area for Experimental Reactors (ERAER), waartoe ook het Kempense Myhhra‐ project behoort. De N‐VA pleit voor een gelijkaardige Europese dynamiek op het vlak van hernieuwbare energie, met een bundeling van de Europese onderzoekscapaciteit en de vorming van Europese kennisclusters. De grote Vlaamse onderneming voor hernieuwbare energie VLENERGIE die de N‐VA voorstelt, kan een belangrijke rol spelen in dit Europese verhaal.
104
COVER AFRIT R°/V°:Opmaak 1
07-05-2009
20:03
Pagina 2
De Barricade Liefdadigheidsstraat 39 1210 Brussel T. 02 219 49 30 Fax 02 217 35 10 www.n-va.be