Stel je voor. docenten handleiding over associëren.
pag 1
Stel je voor. Deze handleiding is bedoeld als handvat voor jou, docent Filosofie, Maatschappijleer, CKV of Nederlands, om zelf met je leerlingen aan de slag te gaan. Je kunt onderstaande ideeën ge-‐ bruiken. Ons advies is eerst zelfstandig een be-‐ zoek te brengen aan Het Dolhuys, voorafgaand aan het bezoek met de leerlingen. Wat is echt en wat is waan? In dit programma wordt op een voor leerlingen toegankelijke manier kennis gemaakt met ver-‐ beeldingskracht, fantasie, denkwerelden, maar ook met wat zwaardere kanten: wat is een psy-‐ chose? Wat betekent schizofrenie? Wanneer (vind jij) dat iemand in een ‘waanwereld” leeft, of niet meer in de realiteit staat? Er wordt ken-‐ nisgemaakt met de persoonlijke verhalen van een aantal mensen die ‘ergens last van hebben”, en waarbij je je kunt afvragen of hun bele-‐ vingswereld normaal of abnormaal is. Wat be-‐ tekent het voor iemand om een psychose te krijgen, of stemmen te horen?
Over Het Dolhuys Het Dolhuys is een museum dat constant in be-‐ weging is. Deze thema’s zijn zeer geschikt om op de actualiteit in te spelen. De handleiding kan dus meer dan een keer worden toegepast. Doelgroep Leerlingen drie hoogste klassen voorgezet on-‐ derwijs HAVO/VWO. Leeftijd: 15 – 18 jaar. Wat ga je doen
Je gaat aan de hand van deze rode draad een aantal ruimtes in het museum door. Het is het handigst om de klas in maximaal drie groepjes te verdelen, zodat de groepjes en de ruimtes goed met elkaar kunnen afwisselen. Het Dol-‐ huys is een gebouw met een beperkte capaciteit. Tijdsduur Maximaal 1,5 uur (inclusief binnenkomen museum, jassen ophangen, en weggaan). Maximaal aantal leerlingen 25 leerlingen, verdeeld in groepjes van maximaal 10 leerlingen Je zorgt zelf voor voldoende begeleiding en bent in het museum zelf verantwoordelijk voor je groepen. (minimaal 2 begeleiders). Ruimtes en gemiddelde tijdsduur Voor dit thema is gekozen voor onderstaande ruimtes: Spiegelzaal (introductie) 6 ± 10 min De Luisterkastenruimte 6 ± 20 min De Beeldenzaal 6 ± 20 min De Patiëntenkamer 6 ± 20 min Een plattegrond van het museum is gratis ver-‐ krijgbaar bij de balie. Tip Als je tijdens het bezoek af en toe even rus-‐ tig wilt staan met je groepje om iets te vertellen of te bespreken dan kan dat op de overdekte binnenplaats bij de dolcellen, in de rode gang, in de blauwe gang, in de Bonte gang (zie platte-‐ grond). Na de les kun je nog de rest van het museum bekijken, maar we adviseren om dit thema in bovenstaande ruimtes te doen. Suggesties voor het bezoek Hieronder volgen een aantal opdrachten die je kunt gebruiken bij het bezoek aan Het Dolhuys met als thema associatief denken. Het is niet noodzakelijk om alles exact op te volgen!
Stel je voor. docenten handleiding over associëren
Het is bedoeld ter inspiratie en als ideeënwijzer bij het bezoek. Je gaat met de leerlingen actief de ruimtes door in de vorm van een rondleiding met gesprek. De vragen en opdrachten die je aantreft kun je gebruiken bij het starten van een gesprek of discussie. Uiteraard hoef je niet álle vragen toe te passen, maar kijk welke volgens jouw inschatting het beste bij je groepje passen. -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
Opdracht 1: Associaties 6 ± 10 min
De Spiegelruimte “In het Dolhuys gaat het vooral over de vraag – wat is normaal en wat is abnormaal. Om je heen zie je allemaal gezichten. Ze komen dichtbij of juist niet – het ene gezicht spreekt je meer aan het andere niet. Wie zie je als normaal en wie als abnormaal? Sommige schermen zijn spiegels en je ziet ineens jezelf.” 1 Wie zie je dan? Of: wat zie je? 2 Kun je aan iemand zien of hij/zij ergens last van heeft? Wie wel, wie niet vol-‐ gens jou? Of kun je het gewoon niet zien? Je kunt vervolgens dit citaat voorlezen, dit is een uitspraak van iemand die een psychose heeft meegemaakt. Ik was God, ik voelde mij op-‐ permachtig, alsof al het moeilijke opeens helder was. Die gevoelens zijn zo overdonderend dat het niet na te vertellen is.
pag 2
Vragen 1 Wat is volgens jou een psychose? In je eigen woorden? 2 Wanneer krijgt iemand een psychose denk je? Associatie is het in gedachte niet-‐willekeurig samenbrengen van begrippen die op zich be-‐ schouwd geen relatie hebben. Voorbeeld: blikje -‐ blik -‐ blik verruimen -‐ ruim denken -‐ denk buiten je eigen ruimte. Een psychose is een toestand waarbij door ver-‐ storing van de waarneming, het denken of het gedrag het contact met de omringende werke-‐ lijkheid (ten dele) verloren gaat. Wanneer de waarneming verstoord is, is iets dat waargeno-‐ men wordt dus niet persé waar. Dat is iets bijna onvoorstelbaars en het leidt tot veel verwarring en onbegrip. Zo kan men zich bedreigd voelen of bespied voelen of stemmen horen. Psychoti-‐ sche verschijnselen zijn wanen, hallucinaties en verwardheid. -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
Opdracht 2: Je bent beland in een andere werkelijkheid 6 ± 20 min
De Luisterkastenruimte Let op: deze ruimte kan soms druk zijn. In dat geval raden wij je aan eerst te luisteren bij een van de kasten en de opdracht vervolgens in de overdekte binnenplaats bij de dolcellen te be-‐ spreken. Laat de leerlingen luisteren naar (een stukje van het) verhaal van Pieter Overduin of Claire van Polanen. Achtergrondinfo: Pieter Overduin heeft als dia-‐ gnose manisch depressiviteit, publiceerde hier twee boeken over. Hij vergelijkt zijn ziekte met
Stel je voor. docenten handleiding over associëren
diabetes of reuma, waar je ook dagelijks medi-‐ cijnen voor moeten nemen. Wél voelt hij zich geestelijk verrijkt door zijn psychosen. Een voorbeeld dat de je kunt noemen is dat Pieter van zijn leraar yoga een Indiaas bankbiljet in handen kreeg, waarop hij de afbeelding van Gandhi zag. Pieter associeerde de beeltenis van Gandhi met zichzelf. Vanaf toen namen zijn ge-‐ dachten een (psychotische) vlucht. Pieter ver-‐ telt hierover in deze luisterkast. Claire van Polanen beschouwt de manie als een prettig soort dronkenschap, met veel ideeën en associaties waardoor ze zich creatief kan uiten. Maar daarbij is de zwarte keerzijde angst en eenzaamheid tijdens haar depressieve periodes. Vragen 1 Wat betekent volgens jou associatief den-‐ ken bij iemand met een psychische stoornis? -‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
pag 3
zijn werk genialiteit ten toon spreidde, maar ook de diagnose psychiatrisch patiënt had ge-‐ kregen. Hij sneed bijvoorbeeld door zijn ziekte een stuk van zijn oor af. Vragen 1 Wat is volgens jou het verschil tussen associatief denken bij een “normaal” ie-‐ mand en iemand die aan een psychose lijdt? (creativiteit, uitvinden, brainstormen, etc.) 2 Wanneer overschrijdt volgens jou iemand de grens tussen genialiteit en gekte? 3 Heb je zelf een voorbeeld? Vanuit je omgeving, op straat, vanuit het nieuws, of erover gelezen?
Opdracht 3: Creatief of Gek? 6 ± 20 min
De Beeldenzaal Deze ruimte gaat onder andere over grenzen opzoeken via creativiteit en verbeelding, en over de grens tussen genialiteit en gekte. Kijk eens naar een aantal personages in deze ruimte, bijvoorbeeld naar de beelden van Vin-‐ cent van Gogh of Gerrit Achterberg of Anton Heyboer. Welk personage lijkt je interessant? Luister naar het verhaal door de koptelefoon. Ga daarna met je groepje naar het overdekte binnenplaatsje (bij de dolcellen). Vraag een paar leerlingen (3) iets over hun gekozen personage te vertellen. Achtergrondinfo: Anton Heyboer is een goed voorbeeld, maar ook Vincent van Gogh, die in
-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
Opdracht 4: De Drollentheorie 6 ± 15 min
De Beeldenzaal Lees de tekst van de Drollentheorie op de muur: Een lekker gebakje verandert als het opeet on-‐ herroepelijk in een drol. Hetzelfde is in mijn hersenen aan de gang, een gebeurtenis of beleving wordt zó verwrongen en vervormd dat het de gestalte van een drol aan-‐ neemt. Het stinkt van binnen. Vragen 1 Vraag leerlingen wat zij denken dat deze theorie inhoudt. Laat ze even los en vrij
Stel je voor. docenten handleiding over associëren
associëren, een beetje ‘gekte’ en eigen associaties toelaten. Het doel is dialoog en interactie, en de verwondering over waartoe je komt als je even ‘out of the box’denkt. 2
Kun je je voorstellen, na wat je vandaag hebt ervaren en gehoord in het Dolhuys, dat iemands gedachten zó op hol slaan dat er geen rem meer opzit en iemand ongewild in een psychose raakt? Ben je zelf wel eens bang voor het hebben van deze verschijnselen? (heb je er ervaring mee of ken je iemand die het meege-‐ maakt heeft?).
-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐
Opdracht 5: Associëren en spelen met gedachten. 6 ± 30 min
De Patiëntenkamer Deze ruimte ademt de sfeer van een jaren ’70 groepsgesprek.
In deze rustige ruimte kun je samen met de leerlingen spelenderwijs de grenzen tussen normaal en abnormaal verkennen, door middel van een aantal opdrachten in het ontdekken van associatief denken. De opdrachten zijn toegan-‐
pag 4
kelijk en eenvoudig gemaakt, zodat het voor el-‐ ke leerling mogelijk is zich vrij te voelen en mee te doen. Tip Hang bij binnenkomst het bordje Niet storen – op de deur, zodat andere bezoekers de les niet onderbreken. De film kan niet uit, maar het geluid wel. Dit doe je door de witte knop in de hoek, gelijk als je binnenkomt links, in te drukken. Zet bij vertrek uit de ruimte het geluid weer aan voor de andere bezoekers! Tip Maak voorafgaand aan het bezoek een keuze uit onderstaande lijst met opdrachten. Bepaal vooraf welke je wilt doen. De opdracht-‐ kaarten zijn te lezen en downloaden via www,.hetdolhuys. Neem gemiddeld voor elke opdracht 10 minuten de tijd. Opdrachten om uit te kiezen 1 Poëzie en woordenassociatie. Gebruik hiervoor dichters als bijv. Frank Starik, Jan Arends, Gerrit Achterberg, Voorbeelden van poëzie kun je vinden op onze website bij het gedeelte LEARN. Maak van te voren een selectie van een paar gedichten om mee te nemen naar Het Dolhuys, of kies een gedicht uit de bijlage. Vraag een of twee van de leerlingen (wie dat wil) een gedicht te kiezen en voor te dragen. Daarna wordt dit gedicht met zijn allen besproken. De onderliggende thema’s bij het bespreken zijn: wat is normaal, wat is abnormaal en heeft de dichter associatief denken gebruikt in zijn poëzie? Waarom denk je dat? Wat zijn mooie of vreemde regels? Welke regels of beelden vallen op? 2 Poëtische opdracht met een elfje. Een elfje is een gedichtje van 11 woorden. Het maken van een elfje leent zich uitste-‐ kend voor het vrij associëren met gedachten en woorden. Het rijmschema van een elfje is als volgt:
-‐
Stel je voor. docenten handleiding over associëren
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Het elfje begint en eindigt zo krachtig mogelijk! Inspireer ze om vreemde zinnen en woorden te gebruiken. Vraag de leerlingen binnen 5 minuten een gedichtje te maken van 11 woorden. Alles mag, enige voorwaarde is dat het is geba-‐ seerd op de onderwerpen in Het Dolhuys. Vraag een aantal leerlingen de elfjes voor te lezen. Bespreek daarna hoe 1 woord of thema tot zoveel verschillende associaties kan leiden! 3 Wat is jouw gedachte? Vraag iemand (wie dat wil) te beginnen met het noemen van een woord. Bijvoorbeeld “droom”. De volgende per-‐ soon reageert daarop met een ander woord, bijvoorbeeld “wolken”. Zo noemt iedereen een woord, of gedachte, spontaan, wat als eerste opkomt. Zo maak je samen 1 groot verhaal door met elkaar te associëren.
4
Sprookje Samen associëren kun je ook doen in de vorm van een sprookje. Een leerling (wie dat wil) start met “Er was eens….. Het onderwerp van het sprookje heeft
pag 5
Betrekking op wat is normaal en wat is Abnormaal of wat de leerlingen hebben beleefd in Het Dolhuys. Laat elke leerling een deel van het sprookje vertellen door de andere aan te vullen. Het wordt een (absurd) sprookje via vrije associatie van ervaringen en gedachten. 5 Filosofie en associatie Kies een stelling met de leerlingen waar-‐ over zij kunnen filosoferen. Voor-‐ beelden: Teveel denken is gevaarlijk? Kun je stoppen met denken wanneer je wilt? Denken “normale” mensen beter na dan “gekken”? Kun je ook níet denken? Afsluiting 6 ± 10 min Ga naar de toiletruimte (vlak bij de in-‐ gang van het museum). Hier is aan de rechterzijde een grote schoolbordwand. Deze wand kan worden gebruikt als middel tot expressie in tekening, woord, quotes, etc. door de leerlingen. Op school – na het bezoek Suggesties voor vragen/stellingen waar je even over kunt napraten: Wat is een gedachte? Ooit een normaal mens ontmoet? Hoe herken je een normaal mens? Wie is de meest aparte persoon op aarde? Hiermee ben je aan het eind van het bezoek gekomen. We wensen dat het een interes-‐ sant en spannend bezoek is geweest, wat prikkelt tot nadenken en napraten met el-‐ kaar over de grens tussen normaal en abnormaal. Tot een volgende keer!