Echo
Stel je voor...
Denkbeelden over God en geloof
van de redactie
Stel je voor...
God als Alziend Oog. God als Goedheiligman. Als Vriend. Als Onzegbaar Geheimenis. Als Grote Afwezige. Als Vernuftig Architect. Als Onpersoonlijk Idee. Als Oorsprong van alle dingen. Als Grote Onthaler… Colofon : Uitgave van IZB – voor zending in Nederland en de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland ISSN 0012-9119 Redactie en administratie: Joh. v. Oldenbarneveltlaan 10, 3818 HB Amersfoort, tel. 033-4611949, e-mail:
[email protected] Abonnementen: Abonnementsprijs e 10,00 per jaar bij vooruitbetaling. Reacties: Voor reacties op de inhoud van dit blad kunt u zich wenden tot de bezorger of de redactie. Redactie: ds. L.C. Buijs, E. de Graaf-Klok, K. van Noppen, J.J. Timmer, J.W. v.d. Vegte, mw. J. de Waard, mw. E. Wolters-Koetsier. Echo 05-2010
Legio denkbeelden zijn er over God in omloop. Over Jezus idem dito. Iedereen heeft zich bewust of onbewust wel een voorstelling van hen gemaakt. In een poging om de wereld te begrijpen, proberen we grip te krijgen op God. Ik stel me voor dat Hij… God is inderdaad veel beter te begrijpen als je zelf mag weten hoe Hij in elkaar zit, zei een cabaretier eens. In dit nummer komen een aantal mensen aan het woord die hun (denk)beelden van God en geloof in de loop van hun leven hebben bijgesteld. Het is goed om bij onze Godsvoorstellingen te betrekken hoe God Zichzelf voorstelt. Schepper van hemel en aarde, hoog verheven, lichtjaren van ons verwijderd. Tegelijk: Hij is ieder die tot Hem bidt nabij, dichterbij dan een medemens ooit kan zijn. Niemand heeft ooit God gezien. Jezus heeft Hem doen kennen. Stel je nog eens voor… De redactie
citaat Het zou bevrijdend zijn, als tussen al onze traditionele en moderne Godsbeelden ook eens het beeld opdook van God als Beeldend Kunstenaar. Okke Jager
verdieping
Beeldenstorm Het voelt vaak ongemakkelijk als je een bepaalde opvatting, waar je altijd van overtuigd was, opeens moet bijstellen of zelfs helemaal opgeven. We houden het liever overzichtelijk en koesteren onze denkbeelden over God, de zin van het leven, de vragen van goed en kwaad, etc. Iedereen heeft de privé-opslagplaats van overtuigingen min of meer dichtgetimmerd. Niet voor niets zeggen we dat je je moet openstellen om op andere gedachten te komen, om een verrassende ontdekking te doen. ‘Er moet wel iets zijn’, zeggen veel Nederlanders op de vraag of God bestaat. ‘God is overal’, zeggen weer anderen, ‘ Hij zit in alles wat leeft –planten, dieren en mensen’. Welke van de twee je ook kiest, het is een betrekkelijk veilige opvatting. Zo’n God doet niets, verlangt ook niets van je. Hij is er als je behoefte aan Hem hebt, zoals een boek op de plank. Zo’n ‘onpersoonlijke God’ is voor menigeen een aantrekkelijk denkbeeld. Of nog liever: een subjectieve
God van ‘het schone, het ware en het goede in mijn eigen hoofd’, prachtig. Of een ‘vormloze levenskracht, die we kunnen aftappen’, ook hoogstaand. ‘Maar God zelf, een levend wezen dat aan de andere kant van het touw trekt, God die ons met oneindige snelheid nadert, de jager, koning, echtgenoot – dat is een heel ander verhaal. Er komt een moment waarop de kinderen die inbrekertje spelen ineens de adem inhouden: waren dat echte voetstappen in de gang? Er komt een ogenblik waarop mensen die wat in religie liefhebberen (‘de mens op zoek naar God’!) plotseling terugdeinzen. Stel je eens voor dat wij Hem echt vonden? Dat was niet de bedoeling! Erger nog, stel dat Hij ons gevonden had?’* We lezen een fragment uit de Bijbel, helemaal aan het begin van het evangelie. In deze episode sneuvelen wat vooroordelen en doen mensen een verrassende ontdekking. Zoals de rondtrekkende rabbi’s gewend waren, verzamelde ook Jezus een groepje leerlingen om zich heen. ‘Ga met me mee’. Ze lieten hun werk voor wat het was en volgden hem, Johannes, Jacobus, Andreas, en nog anderen. Ze riepen ook elkaar op om Jezus te volgen: ‘Andreas ontmoette zijn broer Simon, en zei tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’).
De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan en daar ontmoette Hij Filippus. Hij zei tegen hem: - ‘Ga met mij mee.’ Filippus kwam uit Betsaïda, dezelfde stad als Andreas en Petrus. Hij kwam Natanaël tegen en zei tegen hem: - ‘We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret!’ - Uit Nazaret? Kan daar iets goeds vandaan komen? - Ga zelf maar kijken.’ Jezus zag Natanaël aankomen en zei: ‘Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog.’ ‘Waar kent u mij van?’ Jezus antwoordde: ‘Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat.’ ‘Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israël!’ zei Natanaël. Jezus vroeg: ‘Geloof je omdat ik tegen je zei dat ik je onder de vijgenboom zag zitten? Je zult nog grotere dingen zien.’ In dit gedeelte doen mensen de ontdekking van hun leven. Eeuwenlang leefde men met de opvatting van een komende Verlosser, de Messias. En dan op een dag blijkt hij niet langer een idee, maar een levende realiteit. Nathanaël moet af van zijn vooroordeel: kan uit Nazaret iets goeds vandaan komen? Tot zijn verrassing blijkt Jezus alles van hem te weten. ‘HEER, U kent mij, U doorgrondt mij, U weet het als ik zit of sta, U doorziet van verre mijn gedachten… met al mijn wegen bent U vertrouwd (Psalm 139).
<
* Het fragment is ontleend aan C.S. Lewis: ‘Wonderen’. E c h o - S t e l j e v o o r. . .
Echo
Geen angst meer Als kind heb je er geen erg in. Je leeft, zoals van je verwacht wordt. In mijn geval was dat: doen wat vader en moeder zeggen, netjes naar de kerk gaan, zondags je psalmvers leren voor maandagochtend op school. Hoe dacht ik over God? Zoals me op school en in de kerk werd geleerd: een straffende
verdieping citaat Als je Jezus gaat zien in zijn menselijkheid, zul je ontdekken dat Hij God is. Maarten Luther
God voor wie je moest oppassen. Je moest zijn geboden onderhouden. Mijn zusje kreeg op school eens straf omdat ze een vies woord had gezegd. Ze moest daarvoor honderd keer het zevende gebod overschrijven: Gij zult niet echtbreken. Het kind snapte er natuurlijk niets van. Ik was zo rond mijn tiende jaar erg bang voor God. Wekenlang verstopte ik me en bad dan: ‘O God, wees mij zondaar genadig.’ Wat genade was, begreep ik wel, want wij hadden als jongens een wreed spel. Als je met een andere jongen vocht en je won, dan ging je met je knieën op zijn bovenarmen zitten en rolde je knieën net zo lang heen en weer tot de overwonnene om genade smeekte. Dan pas liet je hem gaan.
zondag zat de kerk stampvol. De vrouwen zaten apart van de mannen. Wat me later enorm verbaasd heeft, was het feit dat de mannen op de galerijen na het zingen met hun hoofd voorover op de bank gingen pitten. Dat hielden ze vol tot er een psalmvers werd gezongen. Ze lieten de woorden die van de kansel kwamen, kennelijk zonder beroering des harten over zich heen komen. Ik ben van mening dat de gemeente dacht: Als ik bekeerd moet worden, zal God dat zelf moeten doen. Ik kan er toch niets aan af of toe doen. Het naleven van regeltjes was enorm belangrijk voor deze mensen. Op zondag deed men geen stap buiten het eigen erf, behalve om naar de kerk te gaan.
Bulderbas
God was heel ver weg. Ik leerde wat het betekende dat ’de hemel van koper was’. God luistert niet naar een zondig mannetje als ik, meende ik. Hij luistert alleen naar het gebed van een bekeerd iemand. In de kerk zag ik zo’n twee of drie keer per jaar wat oude mannen en vrouwen naar de avondmaalstafel gaan, met zorgelijke gezichten. Dat waren de bekeerden. Hoe je die status kon bereiken, was me onduidelijk. Daar vroeg je ook niet naar. Kwam je zo iemand op straat tegen, dan liep je er met een boog omheen. Er hing een trieste sfeer om hen heen. Er zullen vast wel bekeerde mannen en vrouwen zijn geweest, die heel aardig waren. Ik ben in mijn jeugd nooit met hen in aanraking geweest. De dominee was al helemaal iemand die je nooit uit jezelf zou durven aanspreken. Onze dominee was op de preekstoel een echte bulderbas. Wat kon die man de banvloeken over de gemeente laten daveren! En de gemeente zelf? Drie keer per E c h o - S t e l j e v o o r. . .
Relatie
Gelukkig is er voor mij in de loop der jaren veel veranderd. Ik mag wel zeggen dat àlles veranderd is. Steeds meer begon ik de kern van het evangelie in de preken te missen: Jezus Christus! Het kwam voor dat Zijn naam geen enkele keer in de preek werd genoemd. Door de Bijbel te lezen, kwam ik er achter dat alles in dit boek om Hem draait. Zonder Hem is een preek een dode letter. Zonder Hem is godsdienst slechts een opsomming van geboden en verboden. Zonder Hem kun je nooit een goede relatie met God krijgen en houden. ‘Wie Mij kent, kent mijn Vader,’ zei Jezus. Vroeger dacht ik aan Jezus als iemand die heel ver van ons vandaan is, in feite net zo ver als God. Langzaamaan leerde ik dat Jezus zowel God als mens is. Hij heeft het ook moeilijk gehad, zoals elk mens. Alleen was het eind van zijn leven veel zwaarder dan dat van de meeste mensen.
Ik ontdekte dat Hij zijn leven heeft gegeven voor zondige mensen, voor een mens als ik! Voor mij heeft Hij geleden, voor mij is Hij aan het kruis gestorven. Dit is de grootste ontdekking in mijn leven geweest. Opeens leerde ik dat ik helemaal afhankelijk ben van Zijn liefde voor mij. Elke dag was ik daar toen dankbaar voor. Ik was nu van Hem. Ik mocht Hem volgen, zoals een schaap dat achter de herder aan loopt. Hij zou voor me zorgen. In de prachtige Psalm 23 wordt uitgebeeld, hoe een gelovige christen zoals een schaap door de goede Herder naar een prachtige plek vol voedzaam gras wordt gebracht. Dat is in geestelijk opzicht de plaats waar voedsel voor de ziel te vinden is. In die psalm staat ook dat de goede Herder zijn schapen beschermt. Zelfs al komt de gelovige in een dal vol schaduwen terecht, hoeft hij niet bang te zijn. De Herder waakt over hem. Dat heb ik heel bijzonder beleefd toen onze zoon van 13 jaar verongelukte. Dat was een heel diep, donker dal waarin we terechtkwamen. Maar de dagen na zijn overlijden werden geen dagen van vertwijfeling. Als gezin hebben we gevoeld dat we beschermd werden tegen boosheid. Hoe vaak hoor je niet dat mensen die zo’n verlies meemaken, zich vol wrok van God afkeren. Waarom heeft Hij dit laten gebeuren? vraagt men zich af. Die vraag is bij ons niet opgekomen. We hebben gevoeld dat we kracht van God kregen om die tijd door te komen. Daar dank ik God voor. Door meer over Jezus Christus te weten te komen, ging ik mijn
leven ook anders inrichten. Ik hoefde niet meer te proberen zelf de hemel te verdienen door goed te leven. Ik leerde dat ik toch niet in staat was om bij God in een goed blaadje te komen. Maar het was vooral belangrijk dat ik ontdekte dat God steeds bereid is te vergeven. Je mag van Hem telkens opnieuw beginnen. Alle dwang is verdwenen. Dat geeft je de ruimte om je geloof te beleven als een zegen. To e ko m s t
Nu ik de zeventig gepasseerd ben, ga ik meer over de toekomst denken. Ik weet dat ik zal sterven. Veel mensen zien daar vreselijk tegenop. Vooral mensen die niet weten wat na hun dood met hen zal gebeuren, zitten daarmee. Maar gelukkig, Jezus is uit het graf opgestaan. Hij was de grote Overwinnaar op de dood! De dood heeft niet het laatste woord. Voor mij is de dood dus beslist niet het einde of de poort naar een eeuwige rampzaligheid. Voor mij is de dood de deur naar de toekomst. En dan geen toekomst als een dal vol schaduwen, maar een heldere plaats vol liefde. Dat is de hemel. Daar wacht Jezus op me, met uitgestrekte armen om me te ontvangen. Daar zal ik voor eeuwig bij Hem zijn! Op Hemelvaartsdag denken we eraan dat Hij ons verlaten heeft. Maar Hij was ons daarna niet vergeten. Nee, Hij ging naar Zijn Vader om voor ons een plaats gereed te maken. Dat Hij dat ook voor mij heeft gedaan, geeft me een onbeschrijflijk fijn gevoel. Ik word verwacht! Ik ben welkom!
<
Echo
citaat Het is niet alleen zo dat we God alleen door Jezus Christus kennen, maar ook ook zo dat we onszelf alleen door Jezus Christus kennen. Blaise Pascal
‘Ergens is een knop omgegaan’
‘Ik ben niet gelovig opgevoed, ik ging ook niet naar een christelijke school. De enige gelovigen die ik kende, waren een oom en tante, maar daar hadden we zelden contact mee.
Mijn ouders hadden niet nagelaten een negatief beeld van geloof te schetsen: Mensen gingen alleen maar naar de kerk om gezien te worden, voor de status, en nog zo wat dubieuze motieven. Door dat slechte imago was ik vrij snel klaar met geloof. Van mijn vriendinnen ging er ook niet één naar de kerk. Als ik al met gelovigen in aanraking kwam – bijvoorbeeld via een tv-uitzending – dan dacht: leuk voor hem of haar, maar niet voor mij. Je kunt ook zonder. Maar zo plat was mijn wereldbeeld nu ook weer niet: ik had van jongs af aan een vaag vermoeden gehad: er is iets… Wat dat is? Zeg het maar, gevoel, intuïtie. Er is een periode geweest waarin ik me verdiepte in het spirituele, althans het nietchristelijke. Soms gebeurden er in mijn leven dingen waarbij ik dacht: dat kan niet waar zijn, dat is geen toeval. Maar door alle negatieve sentimenten uit mijn opvoeding rond geloven, bleef mijn belangstelling toch aan de oppervlakte. Totdat ik – nu zo’n twee jaar geleden – iemand ontmoette die nu één van mijn beste vriendinnen is. Haar man en de mijne zitten op dezelfde voetbalvereniging. Toevallig, zou je zeggen, maar toeval bestaat niet. Zij is erg gelovig en toen ik haar beter leerde kennen, zag ik aan haar dat het veel voor haar betekende. Opeens had ik een heel ander beeld van geloof. Ze kon bidden en dat gaf haar een fijn gevoel. Ik dacht: Wow! Dat zou ik eigenlijk ook wel willen; dat lijkt me super. Ik werd nieuwsgierig. Ze introduceerde me bij een cursus, voor mensen die belangstelling hadden voor het christelijk geloof. Dat was niet makkelijk voor me, want ik wist er echt heel weinig van. E c h o - S t e l j e v o o r. . .
Persoonlijk
Voor mijn gevoel viel ik middenin een verhaal, waarvan ik kop noch staart wist. Ik barstte van de vragen. ‘Hier is geen vraag te gek’, zeiden ze gelukkig. Dat het een vrijblijvende kennismaking was, stond me trouwens wel aan. Als het me na één of twee avonden niet zou bevallen, kon ik alsnog weggaan – dat vond ik wel een veilige gedachte. In redelijk korte tijd is mijn beeld van het geloof behoorlijk veranderd, al heb ik nog wel een lange weg te gaan, denk ik. Ik mis nog veel basiskennis, die anderen soms al hebben opgepikt van de christelijke school. Als je alles tien keer moet lezen, duurt het wel even voordat je de rode draad uit de bijbel hebt gevonden. Ergens tijdens die cursus is wel de knop omgegaan. Het is me overkomen; ik vind het lastig om uit te leggen wat er precies is gebeurd, maar dát er iets is gebeurd, is wel zeker. De liedjes die we zongen raakten me, het kwam bij me binnen. Ik kan en wil niet meer zonder. Mijn man heeft wel een christelijke opvoeding gehad. Maar hij heeft me nooit in deze richting geduwd. Nu ik er mee bezig ben, is hij er wel blij mee. De band met mijn ouders is niet zo hecht – als ik hen erover zou vertellen, maakt dat alleen maar weer negatieve reacties los, vermoed ik. Naar een kerk ga ik nog niet. Dat wil zeggen, niet iedere zondag. Ik kom wel eens in een gastendienst en ik oriënteer me een beetje. Er zijn zoveel verschillende soorten kerken in mijn omgeving, dat ik eerst dat lijstje wil afwerken, voor ik een definitieve keuze maak. Dat zeggen ze ook bij de cursus: ‘Zoek een kerk die bij je past.’ Het ‘vergelijkend warenonderzoek’ is nog niet afgerond…’
<
Echo
Ver dieping citaat
In het jaar 33 van onze jaartelling wordt buiten de muren van Jeruzalem een drietal mannen op een
God laat een kevertje over Zijn hand lopen, terwijl Hij de Verenigde Naties onder de duim houdt. Okke Jager
afschuwelijke wijze geëxecuteerd. Ze vinden een langzame en gruwelijke dood aan een kruis. Naast twee moordenaars, waarschijnlijk sicariërs (messentrekkers) die streden tegen de Romeinse bezetters, wordt een rabbi uit Nazareth terechtgesteld. Hij is het slachtoffer van een gerechtelijke dwaling. De toenmalige Romeinse gouverneur heeft tot het vonnis besloten onder druk van de priesters en andere geestelijke leiders van het Joodse volk. Om hen te treiteren heeft hij de aanklacht boven het hoofd van de rabbi laten spijkeren: Jezus van Nazareth, koning van de Joden.
Iedereen schiep zijn eigen Jezus… Wij zouden niets van deze kruisiging gehoord hebben als deze rabbi na zijn dood begraven en vergeten zou zijn. Hij was niet de eerste en de enige die zijn volk wilde redden. Wellicht zouden zijn volgelingen nog een korte tijd bij elkaar gekomen zijn om in zijn geest te handelen, maar vroeg of laat zou de beweging uiteengevallen zijn en opgehouden te bestaan. Vandaag de dag zijn er meer dan twee miljard mensen die volgeling zijn van deze Jezus. Het is de grootste religie ter wereld. Hoe is dat mogelijk? Wie is die man? Messias
Om er achter te komen gaan we te rade bij zijn leerlingen. Johannes, één van de volgelingen van het eerste uur, schrijft: ‘Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.’ Johannes heeft in Jezus God Zelf herkend. Een andere volgeling van het eerste
E c h o - S t e l j e v o o r. . .
uur, Petrus, noemt Hem - in antwoord op een vraag van Jezus - de Messias. Daarmee bedoelt hij degene die door de profeten al eeuwen daarvoor was aangekondigd, de stichter van het messiaanse rijk. Elk van de vier biografen van Jezus heeft weer een andere kijk op Hem. Er gebeurt iets opmerkelijks nadat Jezus gestorven is. Hij verrijst uit de dood –veel van zijn volgelingen ontmoeten hem- en Hij keert terug naar de hemel, waar Hij vandaan kwam. Zijn volgelingen erkennen dat in hem God zelf naar deze aarde kwam. Jezus leerde de mensen het Koninkrijk –dat wil zeggen dat God het in hun leven voor het zeggen heeft- en gaf de mensheid de hoogste ethische standaard ooit geformuleerd: de rede op de berg en de zaligsprekingen. Hij leerde niet alleen het Koninkrijk van God, Hij leefde het. En de eeuwen door hebben zijn volgelingen geprobeerd tot uiting te brengen wat en wie ze in Hem zagen. Leentjebuur
In de eerste eeuw na Christus verandert hij van Jezus van Nazareth in de Christus, de gezalfde, degene
die beloofd was om te komen en Gods wil te doen. En als gelovigen zoeken naar beelden om hem af te schilderen zien we die verandering ook. De gelovigen spelen leentjebuur bij de andersgelovigen. Zoals de keizers werden afgebeeld, het hoofd omkranst, de vingers in een V-teken geheven, een verheven blik (de keizers waren goddelijk), zo wordt Jezus afgebeeld. De wereld aan zijn voeten, hij tronend als majesteit. Het hoeft ons niet te verbazen dat de eerste Romeinse christenen Jezus liever niet afbeeldden aan het kruis. Het stond bekend als wrede strafmaatregel van opstandige slaven. Veel dierbaarder was de afbeelding waar een herder een schaap op zijn schouders draagt. Deze van oorsprong heidense afbeelding werd ‘gekerstend’. Ook Jezus als kind met toverstokje was populair: hij had immers talloze wonderen verricht? Pas veel later durfden christenen openlijk uit te komen voor het feit dat hun verlosser de smadelijke dood aan het kruis stierf. De eerste afbeeldingen van Jezus aan het kruis laten een triomferende man zien, fier rechtop, met stralenkrans, een overwinnaar, ondanks het kruis. Maar verderop in de geschiedenis
>
Echo
verdieping
Persoonlijk citaat
‘God? Ik kon me er niets bij voorstellen…’
Als niets op het bestaan van God zou
“Over God en geloof werd nooit gesproken bij mij thuis. Naar de kerk gingen we ook niet.
wijzen, zou ik ongelovig worden.
Maar als we aan tafel gingen om te eten, was het altijd: ‘Eerst bidden’. Dan vouwden we onze
Blaise Pascal
handen en sloten onze ogen, maar niemand zei wat. Omdat ik weinig van bidden wist, kwam ik niet veel verder dan wat voor mezelf uit te mompelen: ‘Here, zegen deze spijze, amen’. Het was een formule die ik had opgepikt van de juf op de christelijke school.
>
wordt de gekruisigde steeds meer een lijdende mens, die ten onder gaat: het hoofd gebogen, de ogen gesloten, bloedend uit tal van wonden. Hoe is zo’n verandering te verklaren? Verandert het evangelie? Zetten de mensen het naar hun hand? N i e t t e b eva t t e n
De Bijbel spreekt op zoveel verschillende manieren over de beloofde. Het hele Oude Testament door, en ook in het Nieuwe Testament klinken zoveel stemmen die uitleggen hoe het nu zit en gegaan is, dat iedere gelovige in zijn tijd een accent kan leggen. Dat verklaart aan de ene kant de enorme rijkdom aan beelden. Het laat ook zien dat deze gebeurtenis in de geschiedenis –de komst van een mens die God Zelf waseigenlijk door niemand te bevatten is. We stotteren en stamelen als we onder woorden proberen te brengen wat er gebeurd is. Want dát er wat is gebeurd, valt niet te ontkennen. Elk jaar vullen de kerken zich, met Kerst en voor Pasen. Met Kerst komen we kraamschudden: het romantische feest met een klein kind dat onder erbarmelijke omstandigheden wordt
1 0 E c h o - S t e l j e v o o r. . .
geboren roept ons medelijden op. We voelen ons minder alleen; God komt naar ons toe in een donkere wereld. Daar putten we troost uit. Daarna vergeten we het kind en wordt onze belangstelling opnieuw gewekt als oratoriumverenigingen, koren en solisten zich opmaken om de Passionen te gaan uitvoeren. Verreweg de bekendste is de Mattheüs van Johann Sebastian Bach. Zijn muziek ontroert tallozen, of ze nu geloven of niet. Maar de gezongen tekst, zegt iemand die wat? Ik vrees dat diepgang velen ontgaat. Het afschuwelijke verhaal gaat schuil achter de schoonheid van de barokmuziek. Hippie
In de vorige eeuw is Jezus geportretteerd als hippie, als guerrillastrijder, als partijganger van de armen, als kunstenaar, als verschoppeling. Maar ook als (blanke) jongeman met een smetteloos uiterlijk en onkreukbaar gedrag. En zo schiep ieder zijn eigen Jezus. U voelt wel aan: dat gaat zo niet. Maar hoe moet het dan wel? Moeten we alle lagen afpellen om bij de historische Jezus terecht te komen? Is dat haalbaar?
Hoe verschillend we ook door de eeuwen heen tegen Jezus hebben aangekeken, welke rol we Hem ook hebben toebedeeld en voor welk karretje we hem ook hebben gespannen, telkens weer heeft Hij zich ontdaan van de karikaturen die we van hem maakten. Jezus is ook vandaag niet iemand die je vrijblijvend ontmoet. Wie ook maar met hem in aanraking is gekomen heeft ervaren dat Hij je voor de keus stelt. Hij vraagt op de een of andere manier hoe je tegenover het Koninkrijk staat. Hij wekt het verlangen naar zijn messiaanse rijk. Sommigen stoppen de oren dicht en keren zich daar van af. Anderen gaan daadwerkelijk op zoek en trachten het met duvel en geweld te realiseren. Weer anderen laten zich door hem inspireren en trachten zijn voorbeeld te volgen, met vallen en opstaan. En nemen het voor lief als hij hun tekort genadig aanvult. Wilt u ook eens nader kennismaken? Lees bijvoorbeeld zijn korte biografie door Marcus. Het zal mij niet verbazen als u daarna nog wat vragen hebt…
<
Mijn ouders kwamen wel uit een christelijk gezin. In het begin van hun huwelijk waren het zelfs trouwe kerkgangers. Ze hadden hun kinderen laten dopen, maar na een ruzie in de kerk hadden ze besloten er nooit meer naar toe te gaan. Als kind associeerde ik ‘geloof’ dus in eerste instantie met de stilte aan tafel en met de Bijbel, waar mijn oom en tante uit lazen, als we daar wel eens mee-aten. Ze waren strenggelovig. Na het eten lazen ze op een sombere, monotone toon een stukje uit de Bijbel. Ik vond het wel apart dat ze dat zo gedisciplineerd volhielden, vooral omdat ik niet de indruk kreeg dat ze er veel aan hadden. Raadselachtig vond ik het. Waarom dóen ze dat toch? Ik stond tamelijk onbevangen tegenover het geloof. God bestond, maar ik kon me er niets bij voorstellen. In ons dorp hadden we een verbouwde SRV-wagen die van de ene woonwijk naar de andere reed. Daar hielden ze kinderclub. Je kreeg er kleurplaten en ze draaiden er leuke liedjes. Laatst hoorde ik een flard van zo’n liedje en ik was meteen dertig jaar terug in de tijd. Mijn zus en broertje gingen er nooit heen; ik wel, ik heb altijd interesse gehad in geloof. O n z e Va d e r
Via school kende ik heel wat Bijbelverhalen. Toen ik mijn huidige man leerde kennen, gingen we regelmatig naar de kerk, hoewel hij dat ook helemaal niet gewend was van huis uit. Maar zijn vrienden gingen, daarom gingen wij ook maar mee. Het ging er serieus aan toe. Ik vond het wel saai en voor een belangrijk deel onbegrijpelijk. Er werd over God gesproken, maar ik had geen scherp beeld van Hem.
Veel van wat er gezegd werd, zei me trouwens niets. Na afloop dronken we steevast koffie. Maar er werd nooit gesproken over wat de dominee had gezegd. Toen ik mijn vader vertelde dat we in de kerk wilden trouwen, was hij daar fel op tegen. Geen schijnheiligheid. ‘Je doet het alleen maar voor de leuke trouwfoto’s. Je kent niet eens het Onze Vader…’ Tot zijn stomme verbazing heb ik tijdens dat gesprek het Onze Vader opgezegd, dat had ik inmiddels geleerd. We zijn in de kerk getrouwd, al vergde dat wel eerst een stevig gesprek met de dominee, want hij kende ons niet. Het voelde als een examen. Cursus
We raakten betrokken bij een gespreksgroep over de bijbel en het geloof. Voor ons was het een soort vervanging van de kerk. Hoe langer je niet naar de kerk gaat, hoe hoger de drempel wordt. Het geloof bleef me boeien. Ik zag dat het veel voor anderen betekende, al kon ik er niet precies de vinger op leggen. Die gespreksgroep heeft lang bestaan – zelfs zo lang dat we onszelf eigenlijk een beetje gingen herhalen. ‘Wat is dit nou? Jullie komen geen stap verder’, zei iemand die een heel aantal jaar was weggeweest. Gelijk had ze. Om mijn zoektocht nieuw leven in te blazen ging ik naar een Alpha-cursus. Ik wist inmiddels wel heel wat van het christelijk geloof, maar het was allemaal feitenkennis; de link met mijn dagelijks leven zag ik niet. Tijdens die cursus maakte iemand me duidelijk dat dat te maken had met de Heilige Geest. Ballast
We gingen met de cursusdeelnemers
een weekend weg. Ik zat behoorlijk met mezelf in de knoop. Was ik wel goed genoeg om te geloven? Hoe kon ik het zo intens beleven als de anderen? Waarom kon ik niet op mijn manier geloven? Ik wilde het zélf doen, maar ik moest me overgeven. Tijdens een avondwandeling liepen we langs het spoor. Ik weet nog dat ik mijn geestelijke ballast het liefst op een voorbijrazende trein zou willen gooien… De andere ochtend stond ik om zes uur op en ben gaan lopen. In de stilte heb ik gebeden – hakkelend, stotterend. Terwijl ik deed, werd ik rustig. Vanaf dat moment wist ik zeker dat ik de Heilige Geest heb ontvangen. Ik ervoer een liefde waar ik niet aan kan tippen. Opeens zag ik dat ik God altijd had gezien als door een beslagen ruit. De hele weg terug heb ik dikke tranen gehuild. Van geluk. Sinds die ervaring – nu een paar geleden - is dat besef van Gods aanwezigheid niet meer weggegaan uit mijn leven. Elke seconde van de dag is Hij bij me. Ik leef ook bewust met Hem. Dan vraag ik me bijvoorbeeld af: Wat zou Jezus gedaan hebben in deze situatie? Is dit wat God van me vraagt? Ko o i
Het geloof heeft me veranderd. Ik was altijd een schreeuwerig, onzeker type. Met excentrieke kleding trok ik graag de aandacht, in de hoop aardig gevonden te worden. Het was allemaal onzekerheid. Dat is verdwenen, sinds ik weet dat God me heeft geaccepteerd zoals ik ben. Dat extraverte heb ik nog wel. Maar ik zet het nu in voor positieve aandacht. Ik praat openhartig over mijn geloof, in de hoop dat anderen God leren kennen. Lang heb ik geleefd met het idee dat ‘gaan geloven’ net zoiets is als vrijwillig een kooi instappen. Jezelf laten opsluiten in een wereld vol regeltjes. Een waanbeeld, ontdek ik nu. Ik ben bevrijd.”
<
Echo 11
Zeg me hoe verheven je je God voorstelt en ik zal zeggen hoe onverschillig Hij je is. Helmut Thielicke
Deze Echo is u aangeboden door: