Stel je voor dat er geen water was 00week 37
12 maandag september Dit neem ik elke dag mee Kalenderplaat: Op weg naar de klas
Poster: Een rugzak voor elk kind Tip: Een rugzak voor elk kind (in
natura)
Digibord: Memory Jongsten Ik ga naar school en ik neem mee… Lied: Eet smakelijk! Lied: Dag Dingendoos Kringactiviteit: Oudsten We gaan naar school en nemen mee…
Kringactiviteit:
dinsdag 13 september Niets vergeten?
De woestijnperiode tussen Egypte (het slavenbestaan) en het Beloofde Land Kanaän (zelfstandigheid) is een periode van ontdekken en leren: je los maken van de slavernij en weten wat nodig is voor een leefbaar bestaan. Dat gaat niet zomaar, daar is moeite voor nodig. Gaandeweg komen de Israëlieten tot het inzicht wat de basisbehoeften zijn: kunnen beschikken over eten en drinken, bescherming en veiligheid, kunnen vertrouwen op een God die met je meegaat.
Kalenderplaat: Op weg naar het Beloofde Land
Bijbel:
Jongsten
Bijbel:
Oudsten
Haastig inpakken (1) Haastig inpakken (1)
woensdag 14 september Een rugzak voor elk kind Kalenderplaat: Wat zou daarin zitten?
Versje:
Jongsten
Verhaal:
Oudsten
Een rugzak voor elk kind Een rugzak voor elk kind
donderdag 15 september Water Kalenderplaat: Welk woord past bij alle
plaatjes?
Versje: Weet jij waar water is? Lied: Een rugzak voor elk kind (1)
Drama:
Jongsten
Drama:
Oudsten
Verlept plantje ‘Ik heb dorst’
vrijdag 16 september Zonder water Kalenderplaat: Een bad vol chocola
Versje: Stel je voor dat er geen water
Gebed
Bijbel:
was
52 Rugzak
Jongsten Zonder drinken in de woestijn (2) Bijbel: Oudsten Zonder drinken in de woestijn (2)
De rode draad in dit thema is een rugzak. De inhoud ervan staat model voor datgene wat alle kinderen nodig hebben: water, brood, houvast en liefde. We beginnen met water. Ook het volk in de woestijn heeft daar behoefte aan. Als er op een dag een tekort is, beginnen de mensen meteen te mopperen dat ze beter in Egypte hadden kunnen blijven. Van Mozes leren ze dat ze geduld moeten hebben: God zal erbij zijn.
12
maandag september
Dit neem ik elke dag mee
Op weg naar de klas Net als zoveel kinderen vanmorgen gaat dit meisje met een rugzak naar school. Wat zal erin zitten? Met ‘de dagelijkse benodigdheden’ starten we het materiaal van deze week. Vraag wat uw groep heeft meegenomen. Wat vinden ze het lekkerst? Wie pakt zijn rugzak zelf in? Als je zelf mocht kiezen, wat zou je er dan in doen?
KK
Een rugzak voor elk kind De poster is een verbeelding bij het versje en het verhaal ‘Rugzak voor ieder kind’ die aanstaande woensdag centraal staan. In de rugzak zitten dingen die voor het welzijn van ieder kind noodzakelijk zijn, zoals water, brood, afspraken, liefde en houvast. Op verschillende momenten zullen we de komende weken de schijnwerpers op deze inhoud richten.
FF
Een rugzak voor elk kind (in natura) We raden u aan een echte rugzak met inhoud te vullen (zie de poster). Zodat u op de gewenste dagen er ook werkelijk iets kunt uithalen.
TT
Memory Open de kalenderplaat en klik op de plaat voor de applicatie. Kinderen van basisschool ‘Het Mozaïek’ in Houten hebben hun trommels en bekers laten fotograferen. En daar is een memoryspel van gemaakt. Wie herkent een beker of trommel?
Jongsten
II
Ik ga naar school en ik neem mee… Een variant op het spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’ Laat een rugzak de kring rondgaan. Om de beurt vertellen de kinderen wat ze elke dag meenemen naar school.
HH
Eet smakelijk! Dit liedje draagt bij aan een gezamenlijke start van een ‘tussendoortje’ of een maaltijd. Voor de bladmuziek verwijzen we naar pagina 134. Het ingezongen lied staat op track 17 van cd-1, de soundmix op track 18. Liedteksten: www.trefwoord.nl en/of www.trefwoorddigitaal.nl Wat zit er in die trommel? Wat zit er in dat zakje? Wat zit er in die beker? Wat zit er in dat pakje? O, wat lekker! Zijn we klaar? Smikkel, smakkel, smullen maar! Eet smakelijk! Eet smakelijk! Eet smakelijk allemaal!
53!
HH
Dag Dingendoos Zing het lied van de Dingendoos (zie voor de tekst pagina 19). Voor de bladmuziek verwijzen we naar pagina 128. Het ingezongen lied staat op track 5 van cd-1, de soundmix op track 6. Liedteksten: www.trefwoord.nl en/of www.trefwoorddigitaal.nl Eten en drinken In de Dingendoos kunt u een trommel of beker doen die verwijst naar de dagelijkse inhoud van de rugzak.
Oudsten
II
We gaan naar school en nemen mee… Een variant op het spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’ Degene die naast u zit begint en vertelt wat hij of zij elke dag meeneemt naar school (één ding). Nu volgt zijn buurman die allereerst herhaalt wat zijn voorganger genoemd heeft en daarna zelf zegt wat er in zijn rugzak zit, enzovoort.
13
dinsdag september
Niets vergeten?
Op weg naar het Beloofde Land Het volk van Israël mag eindelijk weg uit Egypte. Ze moeten het snel doen want misschien komt de farao achter hen aan. Wie weet krijgt hij spijt van zijn besluit dat hij zijn slaven heeft laten gaan. Dit zijn de spullen die haastig bij elkaar gepakt zijn. Jongsten
AA
Haastig inpakken (1) Een vertelling naar gedeelten uit Exodus 12, 13 en 15. De Israëlieten hebben lange tijd als slaven in Egypte gewoond. Totdat ze op een dag eindelijk mogen vertrekken van de farao. Mozes zorgt ervoor dat ze nog in de nacht weg kunnen. Ze hebben nauwelijks tijd om hun ‘rugzak’ in te pakken. De nog ongedesemde broden worden in hun baktroggen vervoerd, ingewikkeld in jassen. Zo vertrekken ze uit Egypte. ‘Gaan we weg?’ vraagt Marja. ‘In de nacht?’ ‘Ja,’ zegt papa. ‘We gaan weg uit dit nare land. Weg van de boze farao. God zal ons naar een nieuw land brengen. Een land waar we vrij zijn. Een land waar we blij worden.’ Marja pakt snel haar spullen bij elkaar. Het matje waarop ze elke nacht slaapt. En haar kleren. ‘Joram, schiet je ook een beetje op?’ vraagt papa. ‘Pak jij ook je slaapmatje? Want we moeten snel weg. Anders komt de boze farao achter ons aan.’ Joram is het broertje van Marja en samen met papa rolt hij zijn slaapmatje op. Papa doet er ook een touwtje om, dan kan hij het makkelijk meenemen. Marja’s moeder bakt snel wat brood. Maar ze heeft geen tijd om het meel te laten rijzen. Daarom wordt het brood plat en hard. ‘Matzes, haastbrood,’ zegt ze tegen Marja. ‘Want ik heb het heel haastig moeten maken. Kom kinderen, we gaan!’ Marja doet de deur van het huis achter zich dicht. Het is nog donker buiten. Er komen steeds meer mensen uit de huizen. Iedereen gaat mee. Het is een bijzondere nacht. Ze lopen weg van de boze farao. Ze verhuizen naar een nieuw land.
54 Rugzak
Maar eerst moeten ze door de woestijn. Mozes is de baas en hij loopt voorop. Alle mensen gaan achter hem aan. Want Mozes weet de weg. ‘Kijk,’ zegt Mozes tegen Marja, ‘zie je die witte wolk? Die wijst ons de weg naar het nieuwe land. Die helpt ons. Net als God.’ Iedereen kijkt omhoog. Naar de wolk. Dat geeft een fijn gevoel. Maar dan hoort Marja lawaai. Ze kijkt achterom. Daar komt de farao aan, met zijn soldaten! Mogen ze dan toch niet naar het nieuwe land? ‘Mozes?’ roepen de mensen. ‘We moeten harder lopen. Weg van de farao. Maar kijk eens voor ons? Daar is het water. Het water van de zee. Maar moeten we heen? We worden bang!’ Mozes kijkt de mensen aan. ‘Jullie hoeven niet bang te zijn. Denken jullie dat God ons in de steek laat? Hij zal ons juist helpen!’ ‘Maar hoe dan? De boze farao komt eraan!’ ‘Ik weet het niet,’ zegt Mozes. ‘Vroeger, toen ik een baby was, heeft een prinses mij uit het water gehaald. Nu zal God dat doen.’ En dan gebeurt het wonder. Het water van de zee gaat opzij. Er komt een weg door het water. Zo kunnen ze veilig naar de overkant lopen. Maar de farao en de soldaten niet. De mensen zijn heel blij. Nu kan hen niets meer gebeuren. Ze zijn echt vrij. En omdat ze zo vrolijk zijn daar aan de overkant, gaan ze zingen. Het word feest in de woestijn. Ze zijn door het water van de zee gelopen. God heeft hen geholpen. ‘Het is goed dat jullie God bedanken,’ zegt Mozes. ‘Hij heeft ons gezien. Hij brengt ons naar een nieuw land waar het goed is voor iedereen.’ Oudsten
AA
Haastig inpakken (1) Een vertelling naar gedeelten uit Exodus 12, 13 en 15. De Israëlieten hebben lange tijd als slaven in Egypte gewoond. Totdat ze op een dag eindelijk mogen vertrekken van de farao. Mozes zorgt ervoor dat ze nog in de nacht weg kunnen. Ze hebben nauwelijks tijd om hun ‘rugzak’ in te pakken. De nog ongedesemde broden worden in hun baktroggen vervoerd, ingewikkeld in jassen. Zo vertrekken ze uit Egypte. ‘Gaan we nu?’ vraagt Marja. ‘Moet ik mijn spullen inpakken?’ ‘Ja,’ zegt haar vader. ‘We mogen van de farao weg uit Egypte. Vannacht nog.’ ‘Eindelijk!’ zegt Joram haar broertje. ‘Wat hebben we lang moeten wachten.’ Haar vader zucht. ‘Heel lang. Weet je nog wat ik je heb verteld toen je klein was?’ vraagt hij aan Marja. Marja knikt. Dat weet ze nog precies. Haar vader zei: ‘God zal zorgen dat we hier weggaan. Weg uit Egypte. Naar een nieuw land. Een land zonder boze farao, een land waar we vrij zijn. God zal ons er zelf naartoe brengen.’ Die woorden is Marja nooit vergeten. En nu is het dan zover. Mozes, de grote leider, zorgt dat iedereen weg kan uit dit nare land. ‘Schiet je wel een beetje op?’ zegt vader tegen Joram. ‘Zoek je slaapmatje, vlug. En je kleren. We moeten weg, anders komt de boze farao achter ons aan.’ Joram zoekt snel wat spullen bij elkaar. Ook Marja’s moeder is druk bezig. Ze bakt snel wat brood. Maar ze heeft geen tijd om het meel te laten rijzen. Daarom wordt het plat en hard. ‘Matzes, haastbrood,’ zegt ze tegen Marja. ‘Want ik heb het heel haastig moeten maken. Kom. We gaan!’ Ze doen de deur van hun huis achter zich dicht. Het is nog donker buiten. Er komen steeds meer mensen uit de huizen.
55!
Het is een bijzondere nacht. Anders dan andere. Het volk van Israël loopt weg van de farao. Ze gaan naar de woestijn. Nu zijn ze geen slaven meer. God heeft ze bevrijd. In de woestijn weet Mozes precies waar ze naartoe moeten. Hij loopt voorop. Boven hem is een wolk. ‘Kijk,’ zegt Mozes tegen Marja, ‘zie je die witte wolk? Die wijst ons de weg naar het Beloofde Land. Die wolk helpt ons. Net als God. En in het Beloofde Land zal het licht worden. Voor iedereen.’ De mensen kijken omhoog. Ze zien de wolk. Dat geeft hun een veilig gevoel. Als iemand nog even achterom kijkt, ontdekt hij dat de farao eraan komt. Met zijn soldaten. Hij wil zijn slaven terug. ‘Mozes? Wat moeten we doen? Waar moeten we heen? Achter ons is de farao en kijk eens voor ons? Daar is het water. Het water van de zee. We kunnen niet verder! Wat heb je nou gedaan? Straks gaan we dood. Waren we maar in Egypte gebleven!’ Mozes kijkt de mensen aan. ‘Ik begrijp dat jullie boos zijn. En bang. Maar denken jullie nou echt dat God je in de steek laat? Hij zal ons redden.’ ‘Maar hoe dan? De farao met zijn soldaten haalt ons in! En hoe moeten we door het water?’ ‘Ik weet het niet,’ zegt Mozes. ‘Maar het water heeft mij al eens gered. Vroeger, toen ik een baby was. Toen haalde een prinses mij uit het water. Nu zal God dat doen.’ En dan gebeurt het wonder. Het water van de zee gaat opzij. Er is een weg door het water. Zo bereiken ze veilig de overkant. Maar de farao en de soldaten niet. Er gaat een nieuw leven voor het volk van Israël beginnen. Ze zijn blij dat ze weg zijn uit Egypte. Zo blij, dat ze aan de overkant van het water gaan zingen. Het wordt feest in de woestijn. Ze zijn door het water van de zee gelopen. God heeft hen gered. ‘Het is goed dat jullie God bedanken,’ zegt Mozes. ‘Hij heeft ons gezien. Hij brengt ons van het donker naar het licht. Naar een land waar het goed is voor iedereen.’
14
woensdag september
Een rugzak voor elk kind
Wat zou daarin zitten? Een rugzak, alleen op een plein. Dat wekt nieuwsgierigheid op. Wat zal erin zitten? We horen het in het versje en ook in het sprookje waar vandaag markt is op het plein. Jongsten
EE
Een rugzak voor elk kind Het versje bij de poster en de kalenderplaat van vandaag. Het gaat over de rugzak waarin voor elk kind ‘basisbehoeften’ zitten. De rugzak spreekt de kinderen aan. De komende weken pakken we de spullen er een voor een uit. Letterlijk, als u ook een echte rugzak in de klas heeft. Laat de groep ook nadenken over de laatste vraag van het versje.
56 Rugzak
1. Dag Bas, hoi Bo, wat fijn dat jij me vindt. Weet jij wie ik ben? Een rugzak voor elk kind!
3. Dag Flip, hoi Tjeu, wat fijn dat jij me vindt. Weet jij wie ik ben? Een rugzak voor elk kind!
Maak mij maar open, van je roetsj, rits, rats. Ik kan je iets geven om fijn te leven:
Maak mij maar open, van je roetsj, rits, rats. Ik kan je iets geven om fijn te leven:
een mooi, rood hart want zonder liefde kun je niet. Een knuffel als je bang bent of bij zorgen en verdriet.
een fris glas water, want zonder drinken kun je niet. En misschien nog meer. Wat hoop jij nog dat je ziet?
2. Dag Lynn, hoi Saar, wat fijn dat jij me vindt. Weet jij wie ik ben? Een rugzak voor elk kind!
Maak mij maar open, van je roetsj, rits, rats. Ik kan je iets geven om fijn te leven:
een flink stuk brood, want zonder eten kun je niet. Een boek met jouw verhalen of jouw eigen, mooie lied.
Vraag aan de kinderen: Wat zouden zij het liefst elke dag in hun rugzak willen doen? Oudsten
EE
Een rugzak voor elk kind Het sprookje bij de poster en de kalenderplaat van vandaag. Het gaat over een rugzak waarin voor elk kind ‘basisbehoeften’ zitten. De komende weken pakken we dergelijke spullen er een voor een uit. Letterlijk, als u ook een echte rugzak in de klas heeft. Rugzakken hebben geen mond. Ze hebben geen tong en ook geen stem. Dat wist Eefje natuurlijk wel. Je kunt je dus voorstellen hoe verbaasd ze was toen er tóch een tegen haar begon te praten. Eefje was op dat moment met haar moeder op de markt. Er waren wel honderd kraampjes met de mooiste spullen: kleden, spiegels, kralen, sieraden. ‘Allemaal dingen die je niet echt nodig hebt, maar die wel mooi en fijn zijn,’ zei ze tegen Eefje. Haar moeder bleef als betoverd staan bij een stalletje met prachtig glanzende, kleurige stoffen. De kraam was te hoog of Eefje was te klein, ze kon de spullen niet goed zien en keek daarom wat om zich heen. Naast de kraam lag een rugzak op de grond. ‘Heb jij iets nodig, meisje?’ vroeg de rugzak. ‘Iets wat je niet hebt?’
57!
Hè, hoorde ze dat goed? Dat kon toch niet? Eefje liet haar moeders hand los en deed een paar stappen dichterbij. ‘Praat jij tegen mij?’ vroeg ze de rugzak. ‘Dat heb jij goed gehoord.’ ‘Maar dat kan helemaal niet.’ ‘O, nou, als het niet kan, dan heb je het zeker verkeerd gehoord.’ Maar Eefje wist het zeker: de rugzak praatte. Tegen háár. ‘Heb jij iets nodig?’ vroeg de rugzak weer. ‘Eh... ik weet niet,’ zei Eefje. ‘Hoezo?’ ‘Ik ben de Rugzak van Broden en Noden. Ik heb in me wat ieder kind nodig heeft. Eten en drinken natuurlijk, maar ook liefde, knuffels en nog véél meer.’ ‘En die geef je weg?’ ‘Ja. Maar als je niks nodig hebt, loop dan maar gauw verder.’ Nou zeg, die rugzak was ook niet erg vriendelijk. Eefje keek waarschijnlijk verbaasd of sip, want de rugzak zei snel: ‘Sorry, hoor. Maar er zijn zoveel kinderen die te weinig hebben, ik krijg er soms een haastig gevoel van.’ Eefje dacht na. ‘Mijn buurmeisje Aline heeft iets nodig. Ik weet niet precies wat, maar haar ouders maken vaak ruzie en dan voelt ze zich rot.’ ‘Geef haar deze maar,’ zei de rugzak. Hij wierp een knuffelbeestje uit, een lief aapje. ‘Dat kan ze stevig vasthouden als ze zich bang voelt.’ Eefje pakte het aapje op en kreeg meteen een warm en veilig gevoel. Ze stopte het in haar jaszak. Zouden alle spullen in die rugzak zo bijzonder zijn? ‘Hé jochie, heb jij iets nodig?’ riep de rugzak. Eefje keek om. Daar stond een jongen met een vuil, somber gezicht en kapotte kleren. ‘Echt wel,’ zei de jongen. ‘Eten. Ik heb honger.’ ‘Hier, neem dit brood. De rugzak wierp een groot stuk brood uit, dat er heerlijk uitzag. De jongen begon te stralen. ‘Echt? Voor mij?’ Hij klemde het brood met zijn beide armen stevig tegen zijn borst en rende weg. Eefje keek hem na. Nu zag ze ineens ook de rest van de mensen op de markt. Wat raar, iedereen bewoog heel langzaam, alsof de tijd bijna stil stond. Alleen de kinderen bewogen zich normaal. Even verderop liep een stoer meisje, met zwart haar. Eefje zwaaide naar haar. ‘Joehoe, kom eens!’ Ze had zin om de rugzak te helpen met helpen. En ondertussen kon ze mooi nadenken over wat ze zélf nodig had. Het meisje kwam haar kant op. ‘Heb jij iets nodig?’ vroeg Eefje. ‘Nee,’ antwoordde het meisje. ‘Niks. Ik niet. Ik kan alles alleen.’ ‘Alles?’ ‘Natuurlijk. Je kunt op niemand vertrouwen hoor, alleen op jezelf.’ Daar vloog iets uit de rugzak. Eefje pakte het op en voelde direct een stroom warmte door zich heen gaan. Het was een hart. ‘Hier,’ zei ze en duwde het hart in de handen van het meisje. ‘Hé, ik zei toch dat ik niks nodig h...’ Het meisje viel stil. Ze keek met grote ogen naar het hart. ‘Wat een fijn gevoel,’ fluisterde ze. ‘Dank je.’ Ze draaide zich om en liep weg. ‘Liefde,’ zei de rugzak. ‘Daar hebben veel kinderen tekort aan.’ Een grote jongen kwam naast Eefje staan. ‘Wat doe jij?’ vroeg hij. ‘Sta je hier te niksen?’ ‘Nee hoor,’ antwoordde Eefje. ‘Ik help deze rugzak met dingen uitdelen die kinderen nodig hebben.’ ‘O, en dat krijgen ze dan zomaar, voor niks? Dat is hartstikke stom. Je moet er eerst hard voor werken.’ ‘Zeggen je ouders dat?’ vroeg de rugzak. ‘Hé, die is gek! Een pratende rugzak!’ De jongen pakte de rugzak op. ‘Wat een goede act. Daar kunnen we geld mee verdienen.’
58 Rugzak
Er vloog een ding uit de rugzak en van de schrik liet de jongen de rugzak vallen. Het ding was een mooi klein boekje, met een zachte kaft. Een opschrijfboekje, leek het wel. ‘Daar kun je al je verhalen in schrijven,’ zei de rugzak. ‘Dat wil je toch graag, verhalen verzinnen?’ De jongen werd rood. ‘Hoe weet jij... Nee, ik word rijk. Dat wil mijn vader.’ ‘Misschien. Maar het allermooiste wat je kunt worden is jezelf,’ zei de rugzak. Eefje pakte het boekje op en gaf het aan de jongen. ‘D-dank je,’ stamelde hij en liep weg. ‘We moeten afscheid nemen,’ zei de rugzak tegen Eefje. ‘Kijk maar achter je.’ Eefje keek om en zag dat haar moeder haar kant op kwam, héél langzaam. Hè, wat jammer, ze had hier nog uren willen staan. O, ze moest nú bedenken wat ze nodig had. ‘Ik wil ook zo graag iets moois van jou,’zei ze. Haar moeder pakte haar hand en plotseling was de tijd om haar heen weer net als anders. Alle grote mensen bewogen zich ook weer normaal. ‘Ga je mee, liefje?’ vroeg haar moeder. ‘We gaan een lekker broodje eten, met een glas limonade.’ Ze gaf Eefje een zachte, warme kus op haar hoofd. ‘Maar volgens mij heb ik alles,’ fluisterde Eefje naar de rugzak. ‘Alles wat ik nodig heb.’ ‘Volgens mij ook,’ antwoordde de rugzak. ‘En iets mooiers is er niet. Daaag!’ Eefje liep weg, aan de hand van haar moeder. Ze keek even om, zwaaide, en zag een meisje met rode krullen naar de rugzak toelopen. - Mariken Jongman -
15
donderdag september
Water
Welk woord past bij alle plaatjes? Laat de kinderen naar alle voorstellingen kijken. Wat is het overkoepelende woord? Vandaag gaat het om de basisbehoefte: water. Wijs de fles aan op de poster of pak het flesje water uit de rugzak. Vestig nog eens de aandacht op de tekeningen. Wat is er met het plantje aan de hand? Hoe zal het de vis vergaan? En waar heeft het meisje behoefte aan?
EE
Weet jij waar water is? Kan uw groep antwoord geven op de laatste vraag in dit versje? Ga met elkaar op zoek naar kranen in de school. Gebruik bij de oudsten dit eenvoudige versje als een intro op een kringgesprek over water. Hoe belangrijk is het? Waar hebben we het allemaal voor nodig? Hoeveel moeten we drinken op een dag? Heb je weleens vreselijke dorst gehad? Waar kwam dat door? Donkere wolken Kijk het spat! Regendruppels? Nat! Nat! Nat! Druppeltje hier, druppeltje daar. Op je neus en op je haar.
Uit de douche en uit de kraan. Water, water, Lekker fris. Weet jij waar óók nog water is?
59!
HH
Een rugzak voor elk kind (1) Het bijpassende stapellied bij de poster en het versje/sprookje van afgelopen woensdag. Voor de bladmuziek en de volledige tekst verwijzen we naar pagina 135. Het ingezongen lied staat op track 19 van cd-1, de soundmix op track 20. Liedteksten: www.trefwoord.nl en/of www.trefwoorddigitaal.nl 1. Dag slimme zoeker, wat goed dat jij me vindt. Weet jij wie ik ben? Een rugzak voor elk kind!
Een flesje water. Zonder drinken kun je niet. Duik er maar in. Mijn rugzak geeft je zin.
Ik kan iets geven om goed te leven: Jongsten
OO
Verlept plantje Speel met de kinderen de situaties van de kalenderplaat uit. (Vooraf kunt u handelingen uitbeelden die met water te maken hebben. De klas raadt wat het is: bijvoorbeeld planten water geven, wassen, zwemmen, enzovoort.) Vraag nu wat er met het plantje aan de hand is (het heeft al heel lang geen water meer gehad) en laat de kinderen het imiteren. Wie lijkt het meest op het verlepte plantje? Wie weet hoe de plant weer kan opbloeien? Wijs iemand aan die de planten water geeft. Stimuleer dit kind om daarbij te vertellen wat het denkt en doet. Wat gebeurt er met de planten? Doe dit op dezelfde manier bij de verdrietige vis op het droge en het meisje dat het heel warm heeft.
Oudsten
OO
‘Ik heb dorst!’ Hieronder staan drie situaties beschreven waarin je niet snel even iets te drinken kunt pakken. Verdeel de klas in groepjes. Elk groepje kiest een situatie en maakt daar een toneelstukje bij. Op de camping Een gezin kampeert op de camping. Een van de kinderen heeft zin in limonade, maar het water is op. Wat nu? Waar is water? Wie gaat dat halen en hoe doe je dat op een camping? En daarna? De wandeling Papa maakt met Tim en zijn twee vriendjes een lange wandeling in het bos. Iedereen heeft drinken bij zich. Het is warm en daardoor is het drinken snel op. Papa heeft nog één veldfles met water. Tim heeft dorst. Drink hij de fles in een keer leeg? Op school vlak voor de pauze Als juf zegt dat iedereen z’n eten en drinken mag pakken, schrikt Laila. Ze is haar beker vergeten, maar heeft wel dorst. Haar groepje verzint een oplossing: ze gaan delen. Hoe overlegt het groepje? Hoe reageert Laila?
60 Rugzak
16 vrijdag september
Zonder water
Een bad vol chocola Een wereld zonder water, hoe zal dat zijn? Wie lijkt het leuk om te badderen in chocola?
EE
Stel je voor dat er geen water was Een grappig versje over een wereld zonder water. Stel je voor, er is geen water! Uit de kraan komt appelsap. Alles smaakt ineens naar appels, zelfs je soep, je thee, je pap. In een weiland kijkt een stier naar een appelsaprivier. Refrein: Water, water, je kunt echt niet zonder. Om te wassen, te drinken, of gewoon kopje onder. Stel je voor, er is geen water! Maar alleen maar chocola. Stampen in de choco-plassen en je bad zit vol met vla. Uit de douche komt hagelslag. Lekker snoepen heel de dag?
Refrein Stel je voor, er is geen water! Uit de kraan komt pindakaas. Was je haar ermee en kijk eens: net zo bruin als speculaas. Tanden poetsen? Groot gevaar: Kiezen plakken aan elkaar! Refrein Want gelukkig is er water uit de kraan of uit de sloot. Goed voor planten, dieren, mensen, zonder water ga je dood. Lekker koel en lekker fris: heerlijk dat er water is!
- Henk Stel -
GG
Gebed
Goede God, wat hebben we het toch goed! Elke dag is er brood. We kunnen net zoveel drinken als we willen. We krijgen alles wat nodig is om te groeien.
Met al die dingen zijn we blij. Dat mag u best weleens horen.
Dank u wel voor de koe die melk geeft. Voor de groenten op het land. Voor de bomen met appels, peren en pruimen.
61!
Jongsten
AA
Zonder drinken in de woestijn (2) Een vertelling naar Exodus 17, 1-7. Het volk is veilig aan de overkant. Maar dan raakt al snel het drinkwater op. Bij Mara klaagt het volk: ‘Hadden we niet beter in Egypte kunnen blijven?’ ‘Mam, mag ik nog wat water drinken?’ vraagt Marja. ‘Wacht nog maar even,’ zegt mama. ‘Maar ik heb zo’n dorst.’ Mama komt de tent uit. Ze heeft een waterkruik in haar hand. ‘Vooruit, één slokje dan,’ zegt ze. ‘Waarom maar één slokje?’ vraagt Marja. ‘Ik heb dorst voor wel twintig slokjes.’ Nu wordt mama ongeduldig. ‘Kijk dan zelf in de kruik,’ zegt ze. ‘We hebben bijna geen water meer.’ Joram ziet dat Marja water drinkt. ‘Mag ik ook mam, ik heb ook zo’n dorst.’ ‘Jij mag ook één slokje,’ zegt mama. ‘We hebben allemaal dorst.’ Daar komt papa aan. Hij heeft het warm want zijn gezicht is helemaal rood. ‘Ik ben bij alle tenten geweest, maar niemand heeft water. Wat moeten we nou? Zullen we weer teruggaan naar Egypte? Daar was wel water.’ Marja schrikt als papa dat zegt. ‘Nee, ik wil niet terug!’ roept ze. ‘In Egypte moest je zware stenen sjouwen. Heel lang. In de hete zon.’ ‘Ja!’ zegt Joram. ‘En in Egypte woont de boze farao.’ ‘Dan ga ik naar Mozes, onze baas,’ zegt papa boos. ‘Hij heeft ons naar de woestijn gebracht. Hij moet maar voor water zorgen.’ Even later staan ze voor de tent van Mozes. Marja en Joram verstoppen zich een beetje achter hun vader. ‘Waarom zijn we niet in Egypte gebleven?’ zegt papa boos tegen Mozes. ‘Daar hadden we water!’ Mozes kijkt papa diep in zijn ogen. ‘Jullie moeten wachten,’ zegt hij. ‘God zal ons helpen.’ ‘Wachten?’ roept papa. ‘Er is geen water meer. Straks gaan we dood.’ Mozes loopt naar een stil plekje. Daar bidt hij tot God. ‘God, u let toch op ons? U brengt ons toch naar het nieuwe land? Daar is het toch goed? Maar we hebben geen water. Hoe moet dat nu?’ En God zegt: ‘Mozes, pak je stok. Zie je daar die rots? Sla op de stenen. Want in de berg zit water. Lekker zoet water. Genoeg voor iedereen.’ Mozes gaat terug naar de mensen. ‘Komen jullie mee?’ zegt hij. De mensen lopen achter Mozes aan. Wat gaat hij doen? Ook Marja en Joram zijn nieuwsgierig. Als Mozes bij de rotsen komt, pakt hij zijn herdersstok. Hij slaat ermee op de stenen. En dan… dan komt er water eruit. Genoeg voor iedereen! ‘Gelukkig,’ zuchten Marja en Joram. ‘Nu kunnen we weer drinken.’
Oudsten
AA
Zonder drinken in de woestijn (2) Een vertelling naar Exodus 17, 1-7. Het volk is veilig aan de overkant. Maar dan raakt al snel het drinkwater op. Bij Mara klaagt het volk: ‘Hadden we niet beter in Egypte kunnen blijven?’ Het volk van Israël woont nu al een tijdje in de woestijn. In tenten. ‘Mam, mag ik wat water?’ vraagt Marja op een morgen. ‘Is het echt nodig?’ vraagt moeder. ‘Ja, ik heb zo’n dorst.’
62 Rugzak
Moeder komt de tent uit. Ze heeft een waterkruik in haar hand. ‘Vooruit, één slokje dan,’ zegt ze. ‘Waarom maar één slokje?’ vraagt Marja. Nu wordt moeder ongeduldig. ‘Kijk dan zelf in de kruik,’ zegt ze boos. ‘We hebben bijna geen water meer. We moeten zuinig zijn.’ Als Joram ziet wat Marja doet, begint hij ook te zeuren: ‘Mam, ik heb ook zo’n dorst.’ ‘Oké, maar een klein beetje. We willen allemaal drinken.’ Moeder geeft de waterkruik aan Joram. Daar komt vader aan. Zijn hoofd is rood en helemaal bezweet. Hij heeft veel te lang in de hete zon gelopen. ‘Ik ben bij alle tenten geweest en heb overal gevraagd, maar niemand heeft meer water. Wat moeten we nou? Midden in de woestijn zonder drinken! We hadden in Egypte moeten blijven.’ Marja en Joram schrikken als vader dat zegt. ‘Nee!’ roept Marja. ‘In Egypte moest je hartstikke hard werken, pap. Zware stenen sjouwen in de brandende zon en...’ ‘Maar we hadden wél water,’ zegt vader. ‘We konden net zoveel drinken als we wilden.’ ‘Hou op,’ roept moeder. ‘Zo krijgen we nog meer dorst.’ Vader loopt weer weg. Misschien heeft hij toch nog een idee waar ergens water te vinden is. Maar even later is hij alweer terug. ‘En?’ vraagt Marja. Vader schudt zijn hoofd. ‘Nee, nergens.’ Er komt een man naar hen toegelopen. Sur is de buurman van Joram en Marja. ‘Hebben júllie nog een beetje water?’ ‘Nee,’ zegt vader. ‘Al het water is op.’ ‘Dat is Mozes’ schuld!’ roept Sur boos. ‘Hij heeft ons naar de woestijn gebracht. Kom! We gaan naar hem toe!’ Even later staat een groepje mensen voor de tent van Mozes, de leider van het volk van Israël. Als hij hoort wat ze willen, schudt hij zijn hoofd. ‘Jullie moeten op God vertrouwen. En geduld hebben. Zijn naam betekent: Ik zal er zijn. Hij helpt ons.’ ‘Geduld hebben,’ roepen de mensen. ‘Er is geen water meer. Straks gaan we dood. Noem je dat helpen?’ Mozes loopt naar een stil plekje. Daar bidt hij tot God. ‘God, u let toch op ons? U brengt ons toch naar het Beloofde Land? Daar waar het goed is? God, wat moet ik nu doen? Hoe komen we aan water?’ Dan zegt God: ‘Mozes, pak je stok. Zie je daar die rots? Sla op de stenen. Want in de berg zit water. Lekker zoet water. Genoeg voor iedereen.’ Mozes gaat terug naar de mensen. ‘Komen jullie mee?’ vraagt hij. De mensen lopen achter Mozes aan. Wat gaat hij doen? Ook Marja en Joram zijn nieuwsgierig. Als Mozes bij de rotsen komt, pakt hij zijn herdersstok. Hij slaat ermee op de stenen. En dan… dan komt er water uit. Helder, fris water. Genoeg voor iedereen! ‘Gelukkig,’ zuchten Marja en Joram. ‘Nu kunnen we weer drinken.’
63!