Vlaams Welzijnsverbond koppelt betrokkenheid aan verantwoordelijkheid!
STAPSTENEN VOOR WELZIJN 3.0
In het Vlinderakkoord is beslist om een aantal bevoegdheden en middelen voor het welzijns-, gezinsen gezondheidsdomein over te brengen naar de deelstaten. De bevoegdheden die voor welzijnsbeleid van groot belang zijn: ouderenzorg, tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), kinderbijslag, centra voor ambulante revalidatie (CAR’s), Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD), jeugdsanctierecht en mobiliteitshulpmiddelen. Deze operatie is voor het Vlaams Welzijnsverbond van bijzonder belang en daarom willen we, samen met anderen, werken aan stapstenen voor een “nieuw welzijnsbeleid 3.0”. De Vlaamse Regering nam het initiatief om in een groenboek lijnen uit te zetten over de structuur en de financiering van deze nieuwe opdrachten. Diverse partners doen voorstellen. Onze standpunten zijn breed overlegd in de vereniging. Onze specifieke kennis, ervaring en visie op de sectoren bepalen deze standpunten.
Uitdagingen en klemtonen Welzijn staat voor grote uitdagingen. Een eerste uitdaging is de vergrijzing en verzilvering. Nog vóór 2030 haalt Vlaanderen de kaap van 25% 65-plussers. Tegelijkertijd kennen we een vergroening, de versnippering van het gezin en de diversiteit van de gezinsvormen, groeit de multiculturaliteit, stijgt de sociale ongelijkheid en armoede (in 2011 bedroeg het armoederisico in België 15,3%), is er een beperkte(re) instroom in de arbeidsmarkt, stijgt het geweld,… Naast deze uitdagingen, formuleren wij een aantal klemtonen. Zo kiezen we voor continue innovatie, persoonsvolgende financiering, zorg in de gemeenschap, kwaliteit, participatie van de gebruiker, gewoon waar mogelijk en speciaal waar nodig, zorg op maat, betaalbaarheid, betrokken overheid,… Voor het Vlaams Welzijnsverbond staan enkele belangrijke decreten en beleidsnota’s centraal: het actieplan rond Jeugdhulp, een visienota buitenschoolse kinderopvang, het decreet kinderopvang en het plan Perspectief 2020 met de zorggarantie.
Vlaams Welzijnsverbond | 2 | Stapstenen voor welzijn
Een aangepaste structuur Betrokkenheid van het middenveld Met de overheveling van de bevoegdheden wordt de noodzaak aan transparantere en efficiëntere structuren van beheer en uitvoering nog versterkt. Voor ons is het daarbij cruciaal dat de relevante partners onverkort betrokken worden bij de structuren van beheer en de uitvoering. Tal van middenveldorganisaties zijn nu reeds gevat in adviesstructuren binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). We willen nu een structurele verankering bij de beleidsontwikkeling en de uitvoering. Naast een adviserende rol, is het essentieel dat het middenveld mee het beheer en het beleid stuurt. Voor ons is het primaat van de politiek verzoenbaar met het medebeheer van relevante actoren. Er zijn belangrijke inhoudelijke argumenten om de betrokken middenveldactoren in het algemeen en sociale partners in het bijzonder, een plaats toe te kennen in het beheer en uitvoering van de geoptimaliseerde structuur. Deze argumenten zijn: terreinkennis en verantwoordelijkheid, efficiëntie, draagvlak en representativiteit, stabiliteit en continuïteit. In Vlaanderen heeft de betrokkenheid van de relevante middenveldactoren haar meerwaarde reeds eerder bewezen. Zo hebben personen met een handicap en hun zorgverleners op het vlak van innovatie op het terrein heel wat teweeggebracht. Denk maar aan de ombouw van residentieel aanbod naar ambulante dienstverlening, het oprichten van participatieve structuren, … Ook het preventieve gezinsbeleid wordt gedragen door vrouwenorganisaties en vrijwilligers. Eveneens zijn er heel wat lokale non-profit initiatieven in de kinderopvang en de jeugdzorg. Aangezien de bevoegdheidsoverdracht betrekking heeft op de zorg voor mensen in sectoren met omvangrijke budgetten en complexe materies, is de knowhow van het middenveld broodnodig. Deze inbreng en noodzakelijke betrokkenheid worden best aangestuurd in 4 Extern Verzelfstandigde Agentschappen (EVA). Via de eigen raad van bestuur van de EVA’s krijgt het middenveld beleidsruimte maar tegelijkertijd ook verantwoordelijkheid, hetgeen de beste garantie is voor een correcte en constructieve samenwerking met de administratie en de politieke verantwoordelijken. Een nieuw uit te denken bestuurlijk- en overlegmodel, waarbij de raad van bestuur een cruciale rol speelt, moet de motor worden van het vernieuwde bevoegde beleidsdomein. De agentschappen zullen soepele en klantgerichte organisaties zijn die samen met de actoren het beleid gestalte geven en naar geëigende oplossingen zoeken. Bij de realisatie van het beleid kan zowel gewerkt worden met uitkeringen aan personen als met het ondersteunen van dienstverlening via het subsidiëren van organisaties. Een sprekend voorbeeld zien we in het gezinsbeleid waar kinderbijslag (uitkering) en kinderopvang (organisaties) samen door één agentschap moeten worden aangestuurd. Het is essentieel dat zowel uitkeringen en dienstverlening in één en dezelfde EVA worden ondergebracht.
Raad van bestuur Meer dan ooit zijn diverse partners betrokken. Sociale partners, verzekeraars, aanbieders, gebruikersverenigingen, gezinsverenigingen, werknemers, magistraten en experten moeten vertegenwoordigd zijn in de raden van bestuur. Via een externe verzelfstandiging wordt functionaliteit, effectiviteit en samenwerking verbonden met eigen (financiële) inbreng, betrokkenheid en verantwoordelijkheid. Het uitgangspunt van een ‘sociaal ondernemerschap’ versterkt deze tendens ongetwijfeld nog verder. Per agentschap moet nagegaan worden hoe de spelers kunnen betrokken worden. De toewijzing van de mandaten gebeurt op basis van representativiteit en maatschappelijk belang: onder meer het aantal cliënten/gebruikers dat verzorgd, ondersteund, begeleid of behandeld wordt
Vlaams Welzijnsverbond | 3 | Stapstenen voor welzijn
en het personeel dat men tewerkstelt. Ook expertise en ervaring zijn belangrijk. Deze wegingscriteria zorgen voor een representatieve vertegenwoordiging. Op initiatief en in overleg met de overheid richt de raad van bestuur commissies op die de beslissingen van de raad van bestuur voorbereiden en eventueel rechtstreeks advies kunnen verlenen aan de overheid inzake specifieke materies. De raad van bestuur van het agentschap waakt over de coherentie, de samenwerking en de continuïteit tussen verschillende deelsectoren.
Beheersovereenkomst Via beheersovereenkomsten kan de Vlaamse Regering sturing geven aan het beleid, de uitvoering, de dienstverlening en de opvolging. De beheersovereenkomst bevat de strategische beleidskeuzes van het parlement en de overheid en wordt onderhandeld tussen de overheid en het agentschap. Binnen zo’n beheersovereenkomst kan ook bepaald worden hoe de monitoring moet gebeuren. Het erkennings- en subsidiebeleid wordt bepaald door de raad van bestuur van de EVA. We pleiten voor een beheersovereenkomst voor 5 jaar, zoals vandaag gangbaar is in de VDAB. De strategische beleidskeuzes in de beheersovereenkomst worden gelinkt aan de beleidsnota. Zo worden deze politiek gelegitimeerd door het Vlaams Parlement. Denk maar aan de talrijke moties van het Vlaams Parlement (o.a. Jeugdzorg) en voorstellen of ontwerpen van decreet (bv. pleegzorg).
Vlaams Welzijnsverbond | 4 | Stapstenen voor welzijn
Vier agentschappen! Wij wensen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin als logisch geheel te behouden. Wij kiezen ervoor om binnen het brede beleidsdomein bij elkaar horende bevoegdheden onder te brengen in vier agentschappen. Op die manier wordt de eigenheid van de deeldomeinen gevrijwaard en kan dichte betrokkenheid worden uitgebouwd van de verschillende actoren op het terrein. Wij willen geen bestuurlijke mastodonten met een logge aansturing door een beheersovereenkomst! Eveneens moeten dwarsverbindingen een structurele vertaling krijgen. Beleidsdomein WVG
EVA Personen met Handicap
EVA Kind en gezin
EVA Jongerenwelzijn
EVA Zorg en gezondheid
Kind & Gezin Het is aangewezen om binnen het brede domein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin het gezinsbeleid onder te brengen in een apart agentschap dat verantwoordelijk is voor 3 belangrijke hefbomen zoals preventie, kinderopvang en kinderbijslag. We denken dat de omvorming van de huidige IVA Kind & Gezin naar een EVA Kind & Gezin hiervoor de geschikte formule is. Zo kan dit agentschap haar huidige taken behouden en daar de over te dragen bevoegdheden kinderbijslag en FCUD aan toevoegen. Het oorspronkelijke doel van kinderbijslag was een compensatie te bieden aan gezinnen voor het welvaartsverlies dat veroorzaakt werd door de kosten van het opvoeden van kinderen. Deze kinderbijslag is op twee fronten solidair: 1) solidariteit tussen gezinnen zonder en met kinderen 2) solidariteit tussen hoge en lage bijdragebetalers. Om deze reden pleiten we ervoor dat kinderbijslag een universeel systeem blijft, met een selectieve bovenbouw. Inkomensherverdeling moet in de eerste plaats via de fiscaliteit geregeld worden. Kinderbijslag koppelen wij aan de evolutie van de welvaart. Tevens moeten we ons afvragen of de huidige toekenning volgens rang van het kind moet behouden worden. We herhalen onze oproep om de gezinsbijslag op Vlaams niveau te linken aan het Vlaams gezinsbeleid. Met de middelen uit het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) worden bepaalde vormen van kinderopvang gerealiseerd, die moeten behouden blijven na de overheveling. De middelen die hiervoor worden toegekend in de organisaties, moeten in de kinderopvang aanwezig blijven. Via deze middelen realiseren zij immers tewerkstelling in de kinderopvang.
Personen met Handicap Eenzelfde redenering zetten we op voor het agentschap Personen met Handicap. Het grootste deel van de personen met een beperking wordt geboren met hun handicap. Zij hebben vaak langdurige ondersteuning nodig op vele levensdomeinen. Zij kunnen daarbij geen beroep doen op reeds opgebouwde status, netwerken, levenservaring of rijkdom. Om een persoon met een handicap een kans te geven op ontwikkeling als kind en op deelname aan het maatschappelijk leven als volwassene (VN conventie) is ondersteuning nodig die intens, langdurig en integraal is. Hierin onderscheidt deze sector zich van alle andere welzijnssectoren. Een specifiek beleidskader en een aparte EVA is daarom vereist. Daar kunnen de huidige taken van het VAPH samen gebracht worden met de bevoegdheden inzake mobiliteitshulpmiddelen. Het agentschap werkt, vertrekkend vanuit de VN conventie voor de rechten van personen met een handicap, aan maximale inclusie van personen met een handicap in de samenleving. Daartoe moeten kinderen/volwassenen met een handicap en hun omgeving worden on-
Vlaams Welzijnsverbond | 5 | Stapstenen voor welzijn
dersteund op meerdere levensdomeinen. De cliënt neemt de regie van de ondersteuning zoveel mogelijk zelf op. Handicap- en doelgroepspecifieke deskundigheid en expertise zijn daarvoor cruciaal. We benadrukken dat met de overdracht van de bevoegdheden van de mobiliteitshulpmiddelen er één hulpmiddelenbeleid voor personen met een handicap mogelijk wordt. Op langere termijn kan gegaan worden naar één leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid. Voor de totstandkoming van dit integraal hulpmiddelenbeleid moet gebruik gemaakt worden van de reeds opgebouwde expertise bij gespecialiseerde expertisecentra en het VAPH. Daartoe zullen de nodige budgetten moeten worden toegevoegd. Ook moet goed worden nagedacht wie welke hulpmiddelen, ongeacht de leeftijd, kan verkrijgen. Daarbij moeten ook systemen voor hergebruik opgezet worden.
Jongerenwelzijn De maatschappelijke impact van het agentschap Jongerenwelzijn kent een enorme groei. Naast de bijzondere jeugdzorg vervult dit agentschap ook cruciale opdrachten zoals, integrale jeugdhulp en toegang tot de jeugdhulp, herstelgerichte en constructieve afhandeling, pleegzorg en Centra Integrale Gezinszorg. De zorgcontinuïteit voor jonge kinderen, minderjarigen en jongvolwassenen, wordt nu uitgebreid met een Vlaams jeugd(sanctie)recht. Met de overdracht van het jeugdsanctierecht naar de gemeenschappen, wordt Vlaanderen bevoegd voor het bepalen van de maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een misdrijf pleegden, voor de regels van de plaatsing in gesloten instellingen en het beleid in deze instellingen. Het Vlaams Welzijnsverbond kiest voor complementariteit tussen een herstel-, welzijnsgerichte en justitiële benadering. We wijzen er ook op dat de gerechtelijke en sanctionerende maatregelen maar het topje zijn van een jeugdrechtpiramide: het meenemen van een stevig en coherent sociaal en cultureel beleid (dat bijdraagt tot de levenskwaliteit en integratie van àlle kinderen, jongeren en gezinnen), de bestrijding van kinderarmoede, aandacht voor de draagkrachtversterking van jongeren en gezinnen, het ontwikkelen van degelijke preventieve ondersteuning en de uitbouw van één jeugdhulp…zijn noodzakelijke randvoorwaarden.
Zorg en Gezondheid De nieuwe bevoegdheden inzake ouderenzorg, CAR, THAB, BeWo, PVT en ziekenhuisinfrastructuur voegen we toe aan het agentschap Zorg en Gezondheid. In de centra voor ambulante revalidatie (CAR) kan men terecht voor multidisciplinaire diagnostiek en behandeling. CAR richten zich vooral op kinderen (bijvoorbeeld bij complexe ontwikkelingsstoornissen, autisme of gehoorstoornissen), maar ook op volwassenen (bijvoorbeeld niet-aangeboren hersenletsels ). De CAR bieden revalidatie aan in een ambulant en mobiel kader. Zij werken vanuit een transdisciplinaire en geïntegreerde visie. Het is een vorm van integrale hulpverlening. De CAR spelen op een flexibele manier in op de noden en vragen van de cliënten binnen de veranderende samenleving en dit in samenwerking met andere organisaties. Om dit nog beter te realiseren hebben de CAR een kader nodig dat flexibel is en minder regels omvat dan de huidige conventie. De CAR opteren voor een kostendekkend financieringssysteem (zowel voor personeelskosten als voor werkingskosten) dat rechtszekerheid biedt aan de voorzieningen. De vroegere revalidatieconventies worden best in samenspraak met de betrokken voorzieningen en hun gemandateerde vertegenwoordigers opgenomen in een uniforme Vlaamse revalidatieprogrammatie en een revalidatie zorgprogramma zodat voor elke aanbieder soortgelijke rechten en verplichtingen van toepassing zijn. In een overgangsfase moet onderzocht worden of de huidige RIZIV-conventietechniek overgenomen kan worden door een Vlaamse convenant af te sluiten met elk revalidatiecentrum.
Vlaams Welzijnsverbond | 6 | Stapstenen voor welzijn
Financiering Het Vlaamse zorg- en welzijnsbeleid wordt gefinancierd met dotaties, fiscale opbrengsten, de premies van de zorgverzekering en uit gebruikersbijdragen. Binnen de kinderopvang is zo’n 20% van de inkomsten van de voorzieningen afkomstig uit gebruikersbijdragen. In de sector ondersteuning voor personen met een handicap bedraagt dit 12%. Wij wijzen er op dat onze sectoren nu al creatief op zoek gaan naar middelen om hun infrastructuur te financieren en te onderhouden. Ook op dit vlak neemt de sector haar verantwoordelijkheid op. Zo bestaan de investeringen binnen de sector bijzondere jeugdbijstand uit 65% uit eigen inbreng, terwijl de overheid slechts een aandeel heeft van 27%. Als sociale ondernemers nemen welzijnsinitiatieven hiervoor een belangrijke verantwoordelijkheid. Het is dus zeker niet de bedoeling dat de overheid een financiële stap terug zet. Voorlopig en voorzichtig kan geconcludeerd worden dat de over te hevelen middelen ingevolge het Institutioneel Akkoord ontoereikend zullen zijn om de dynamiek van de uitgaven – bij ongewijzigde regelgeving – op te vangen. Als de budgetten, gekoppeld aan BBP en inflatie, lager zouden uitvallen dan aangenomen, zullen de tekorten zich sneller manifesteren. Wat is dan de aangewezen werkwijze om de tekorten te dekken? De ideale situatie is dat de overgedragen middelen volstaan om de over te dragen bevoegdheden te laten functioneren. De reële situatie is dat er structurele tekorten zullen zijn. Hiervoor moet een structurele oplossing gevonden worden! We geven hier het voorbeeld van de CAR’s. Zo zal het voorziene bedrag van 170 miljoen euro voor de revalidatiecentra in het Vlinderakkoord onvoldoende zijn! Dit bedrag is gebaseerd op de riziv-tabel van 2009. Als we vandaag die tabellen terug bij de hand nemen, dan komen we aan een bedrag van 210 miljoen euro! Er is dus nood aan 40 miljoen euro extra. Voor het Vlaams Welzijnsverbond moet een volgehouden inspanning in het kader van een evenwichtig begrotingsbeleid worden gerealiseerd. Nieuwe middelen kunnen uit algemene middelen (repartitie sociale zekerheid, fiscaliteit, uitbreiding Vlaamse zorgverzekering) gehaald worden of via individuele bijdragen. Bijkomende inkomsten kunnen gezocht worden via een forfaitaire verhoging van de premie en in de tweede plaats door een verhoogde inkomensgerelateerde premie voor de zorgverzekering. De hoogte van de premie is dan afhankelijk van het belastbaar jaarinkomen van elke inwoner boven bv. de 26 jaar. De indeling van de inkomenscategorieën gebeurt op zodanige wijze dat de premies de toekomstige financiële behoeften kunnen dekken. Uit een recente snelenquête (maart 2013) van het Vlaams Welzijnsverbond blijkt dat driekwart van de ondervraagden ‘ja’ zeggen op de vraag 25 euro (bij voorkeur inkomensgerelateerd) bij te dragen om de meest dringende zorgvragen te beantwoorden. Daarnaast haalt het Vlaams Gewest een belangrijk deel (43%) van haar inkomsten uit gewestbelastingen (onroerende voorheffing, successie- en schenkingsrechten). Een mogelijkheid zou erin bestaan een deel van de inkomsten uit deze gewestbelastingen te reserveren voor de opvang van de financiële tekorten (cf. een bepaald percentage van de BTW-inkomsten voor de sociale zekerheid). Als laatste mogelijkheid is er de verhoging van één of meerdere belastingstarieven. De minister onderhandelt met de raad van bestuur van de verschillende agentschappen over het meerjarenbudget. Deze zijn verantwoordelijk voor de budgettaire discipline en kunnen hiervoor ingrijpen op de uitgaven en de inkomsten door bv. de premies uit de zorgverzekering en de gebruikersbijdrage aan te passen.
Vlaams Welzijnsverbond | 7 | Stapstenen voor welzijn
Tot slot beklemtonen we het belang van continuïteit. Rechtszekerheid is zowel voor de burger, de zorgvoorzieningen als de overheid belangrijk! Ook tijdens de transitieperiode moeten de gebruikers kunnen gebruik maken van de kwaliteitsvolle dienstverlening.
19 maart 2013, Frank Cuyt. Uw reacties zijn welkom bij Fanny De Langhe, T. 02 507 01 39 of
[email protected]
Guimardstraat 1, 1040 Brussel – T. 02 511 44 70 – F. 02 513 85 14
[email protected] – www.vlaamswelzijnsverbond.be