Stageverslag | Bijzondere Collecties
Student | N. R. Becker Studentnummer | 200361 Email |
[email protected]
Opleiding | MA Letterkunde (Writing, Editing and Mediating) Stagegever | Bijzondere Collecties, Universiteitsbibliotheek Utrecht Stagebegeleider | dr. B. Jaski / dr. M. van Egmond Stagedocent | dr. J.P.M. Jansen Stageperiode | 2 februari 2015 – 24 april 2015
Voorwoord Na een lange periode zoeken, een even lange periode wachten en twaalf weken hard werken is mijn stage bij de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht nu afgelopen. Dit stageverslag dient ter afsluiting van deze plaatsing. Ik heb met heel veel plezier stage gelopen in Utrecht en hoop dat in dit verslag ook over te brengen. Mijn keuze voor een stage bij de Bijzondere Collecties zal niet erg schokkend zijn geweest voor mijn familie en vrienden. Ik heb al jaren een passie voor lezen en boeken, wat tijdens mijn bachelor Engelse Taal en Cultuur en mijn master Writing, Editing and Mediating ook is uitgebreid met een voorliefde voor oudere werken. Nadat ik voor mijn masterscriptie een kritische uitgave van een Engels pamflet uit 1665 had voorbereid was de stap naar het stage lopen bij een dergelijk instituut dan ook snel gemaakt. Enkele mensen zou ik graag willen bedanken. Mijn stagedocent, Hans Jansen, voor de begeleiding tijdens en na de stage, en voor zijn snelle antwoorden op al mijn vragen. Mijn stagebegeleiders, Dr. Bart Jaski en Dr. Marco van Egmond, die me zo snel bekend hebben gemaakt met het reilen en zeilen op de afdeling, en dankzij wiens ondersteuning mijn stage prettig en voorspoedig is verlopen. De andere werknemers op de afdeling wil ik ook bedanken. De prettige sfeer zorgde er voor dat ik me er snel thuis voelde. Ondanks dat ik vanwege de inhoud van mijn stageopdracht weinig direct werkcontact met de rest had, voelde ik me op geen enkel moment geïsoleerd. Met vragen over bijvoorbeeld het printen van documenten kon ik altijd bij iemand terecht. De koekjes en thee elke middag zal ik vanzelfsprekend missen. Ten slotte wil ik Charlotte, de stagiair waarmee ik twee dagen per week een kamer deelde, bedanken voor de fijne samenwerking. Hoewel we aan andere projecten werkten konden we elkaar toch af en toe helpen.
2
Inhoudsopgave 1.
Inleiding................................................................................................................................... 4
2.
Stagegevende organisatie .................................................................................................... 5
3.
Werkzaamheden stagiair ...................................................................................................... 6
4.
Meerwaarde voor stagegever .............................................................................................. 8
5.
Kennis en vaardigheden ....................................................................................................... 9
6.
Leerdoelen ............................................................................................................................ 12
7.
Nieuwe kennis en vaardigheden ....................................................................................... 14
8.
Opleiding en beroepspraktijk ............................................................................................ 16
9.
Stagebegeleiding ................................................................................................................. 17
10.
Carrièreperspectieven .................................................................................................... 19
11.
Conclusie ........................................................................................................................... 20
12.
Literatuurlijst .................................................................................................................... 21
3
1.
Inleiding
Tijdens mijn Bachelor en Master in Groningen heb ik me met meerdere interessegebieden beziggehouden. Waar ik tijdens de eerste twee jaren mij vooral toelegde op moderne literatuur, richtte mijn minor, Old Germanic, zich daarentegen meer op historische taalwetenschap en letterkunde. De opleiding heb ik uiteindelijk afgesloten met een scriptie over taalwetenschap. Vervolgens wilde ik mij in eerste instantie aanmelden voor een Research Master in de taalwetenschap, maar besloot uiteindelijk om Writing, Editing en Mediating te studeren. Het is mij tijdens deze jaren duidelijk geworden dat ik me voor een verscheidenheid aan onderwerpen interesseer, maar ook dat enkele hiervan als een soort rode draad steeds weer terug komen: vroegmoderne geschiedenis, verhoudingen tussen Engeland (Groot-Brittannië) en Nederland, ontdekkingsreizen, Oost-Azië en het bestuderen van handschriften en oude drukken. Tijdens het zoeken van een stage ter afsluiting van mijn studie had ik in mijn achterhoofd dat ik me graag op de een of andere manier met één van deze onderwerpen bezig wilde houden. Het geluk wou dat er een mogelijkheid was om me tijdens een enkele stage in al deze onderwerpen te verdiepen. In eerste instantie leek het me praktisch om bij een vertaalbureau of uitgeverij stage te lopen, vanwege het grotere aanbod vacatures, maar de oude boeken bleven lonken en uiteindelijk besloot ik de gok toch te wagen. Ik stuurde
een
open
sollicitatie
naar
de
Bijzondere
Collecties
van
de
Universiteitsbibliotheek Utrecht. Op de website werden expedities als één van de thema’s binnen de collectie genoemd. Dit, samen met de eveneens genoemde doelstelling om veel materiaal digitaal beschikbaar te stellen, maakten mij enthousiast voor de mogelijkheid om er stage te lopen. Ik had geluk: er was inderdaad een positie beschikbaar. Een eerste gesprek werd op 25 november ingepland. Dit bleek niet zozeer een typisch sollicitatiegesprek als wel een eerste kennismaking, waarbij direct mogelijke stageopdrachten werden besproken. Hier kon ik thuis nog even over nadenken, om vervolgens een voorkeur aan te geven, aan de hand waarvan een definitieve keuze werd gemaakt. Na het afhandelen van de nodige administratieve zaken kon ik woensdag 4 februari aan de slag.
4
2.
Stagegevende organisatie
De afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht vormt een uniek onderdeel binnen de grote organisatie van de bibliotheek. De afdeling bevat voor de bezoeker een handboekerij, voor werken die direct in te zien zijn, een algemene leeszaal en een aparte kaartenzaal. De zalen en het materiaal zijn voor iedereen toegankelijk; lidmaatschap van de bibliotheek is niet vereist, alleen het aanmaken van een leeszaalpas op naam. Dit sluit aan bij de primaire werkzaamheden van de afdeling, namelijk “de verwerving, conservering, ontsluiting en beschikbaarstelling van [het] materiaal” (“Samenstelling”). Er bevinden zich meer dan een miljoen objecten in de Bijzondere Collecties, waaronder allerhande handschriften, gedrukte boeken van het begin van de boekdrukkunst tot aan 1901 – en enkele latere waardevolle werken – en vele cartografische
objecten.
Qua
collectievorming
zijn
er
een
paar
duidelijke
aandachtsgebieden in de verzameling te onderscheiden. Deze zijn geformuleerd in de volgende vier kernthema’s: “Utrecht in de Wereld”, “Op zoek naar God”, “Hemel en aarde”, en “Lichaam en Geest” (“Kernthema’s”). Het pronkstuk van de collectie is het wereldberoemde Utrechts Psalter, dat onlangs voor de UNESCO-lijst is genomineerd. De afdeling profileert zich ook door middel van zijn website. Deze wordt gebruikt als visitekaartje en als digitale tentoonstellingsruimte. Via de rubrieken “uit de schatkamer” en “nieuw gedigitaliseerd” worden er elke maand topstukken uit de collectie geïntroduceerd. Op het gebied van digitalisatie is de afdeling in Utrecht bijzonder vooruitstrevend. Sinds de verhuizing naar het nieuwe gebouw in de Uithof in 2004 “werd ook het digitaliseren van bijzonder materiaal en de ontsluiting hiervan via internet een belangrijk onderdeel van de Bijzondere Collecties” (“Geschiedenis”). Qua aantal werknemers is de afdeling kleinschalig te noemen. De Bijzondere Collecties worden beheerd door twee conservatoren, waarnaast er nog een tiental andere werknemers zijn die zich voornamelijk bezighouden met het catalogiseren van de collectie, het ontsluiten van archieven of met andere aan de afdeling gerelateerde taken.
5
3.
Werkzaamheden stagiair
Het beoogde eindproduct van mijn stage bestond in eerste instantie uit twee artikelen over twee objecten uit de collectie voor de rubrieken “uit de schatkamer” en “nieuw gedigitaliseerd” op de Bijzondere Collecties website. In deze artikelen, waarvan er ongeveer
elke
maand
twee
nieuwe
verschijnen,
worden
bijzondere
werken
geïntroduceerd en gepresenteerd. De artikelen zijn bedoeld voor een geïnteresseerd maar niet per se gespecialiseerd publiek, en moeten daarom op toegankelijk wijze enige diepgang bieden. Naast het artikel is ook een link naar het nieuw-gedigitaliseerde object te vinden, en enkele afbeeldingen die daaruit zijn genomen. Onderaan de pagina zijn verwijzingen naar verdere literatuur toegevoegd. Op de hoofdpagina worden de nieuwste artikelen binnen elke rubriek getoond. In eerste instantie zou ik twee artikelen schrijven, één voor elk object, maar we besloten al gauw dat het beter was om er drie te publiceren, omdat er van Abraham Booth, naast zijn beschrijving van Engeland, ook twee gerelateerde dagboeken in de collectie te vinden zijn. Hierdoor heb ik uiteindelijk ook nog een apart artikel voor deze dagboeken geschreven. Als derde heb ik Jan Huygen van Linschotens Itinerario behandeld. Mijn werkzaamheden bestonden in de eerste weken voornamelijk uit het uitvoeren van onderzoek naar de objecten. Hierbij werd bestaande literatuur gelezen en samengevat en heb ik de objecten zelf bestudeerd. Met Dr. Jaski en Dr. Van Egmond heb ik afgesproken hoe de artikelen er in grote lijnen uit zouden zien, en welke aspecten van de boeken ze belangrijk vonden om op te nemen. Zo noemde Dr. Van Egmond dat hij Van Linschotens samenwerking met andere beroemde Enkhuizenaren graag in het verhaal terug wilde zien. Naast deze algemene punten werd ik vrij gelaten de verdere invulling van de teksten te bepalen. Ik kon dus tijdens de onderzoeksfase al besluiten waar ik meer aandacht aan wilde besteden. Na de afronding van het onderzoek, ongeveer halverwege de stageperiode, heb ik een opzet met structuur voor alle drie de artikelen ingeleverd. Dr. Van Egmond en Dr. Jaski hebben aan de hand hiervan feedback gegeven en extra ideeën voor in mijn verhalen geopperd. Daarna kon ik beginnen met het daadwerkelijk schrijven van de artikelen. Ook heb ik suggesties gemaakt voor afbeeldingen die bij de artikelen zouden
6
passen, en literatuur voor het kopje “Further reading”. Zo werkte ik door tot in de laatste weken, waar ik de afgeronde artikelen ook heb vertaald. Naast het onderzoek en het schrijven van de artikelen werd ik ook enkele keren betrokken bij andere werkzaamheden. Zo kreeg ik een demonstratie van het digitalisatieproces. In het stageplan werd nog gesproken over de mogelijkheid om extra objecten te bestuderen, mocht er tijd over zijn, maar dit bleek door de toevoeging van een extra artikel niet het geval. De hoofdopdracht zelf is wel binnen de stageperiode afgemaakt.
7
Evaluatie 4.
Meerwaarde voor stagegever
Er is binnen de afdeling niet een vaste werknemer voor het schrijven van de artikelen voor de portal. Dit betekent dat deze vaak geschreven worden door Dr. Jaski en Dr. Van Egmond zelf, die dit naast hun andere werkzaamheden moeten doen. Hierdoor worden er af en toe stagiaires aangenomen om een of enkele artikelen voor ze te schrijven. Tijdens de eerste kennismaking hebben we benoemd dat beide partijen baat moeten hebben bij het inhuren van een stagiair. De stagiair doet de nodige praktijkervaring op en de stagegever krijgt in ruil daarvoor een afgerond product, of meerdere afgeronde taken. Vanwege de aard van mijn stageopdracht is het redelijk eenvoudig om aan te geven wat ik voor de stagegever heb betekend: ik heb drie artikelen aangeleverd, en heb daarmee het werk dat daarbij gemoeid is voor mijn rekening genomen. Bovendien worden teksten doorgaans in het Nederlands geschreven, en door een derde partij in het Engels vertaald. Ik heb ze in beide talen kunnen aanleveren. Toch is er niet sprake van een pure een-op-een ruil. Dr. Jaski en Dr. Van Egmond hebben mij ook moeten begeleiden tijdens het proces. Zo hebben ze mij bijvoorbeeld moeten rondleiden en wegwijs moeten maken binnen de afdeling. Door de aard van de werkzaamheden was er gelukkig niet veel tijd nodig om mij in te werken. Bij stageplekken waarbij taak-specifieke kennis hoort, zoals het omgaan met bepaalde software, duurt het inwerken doorgaans langer. Ik heb in feite niet veel gedaan wat ik op de een of andere manier niet ook al tijdens mijn opleiding heb moeten doen. Wel is de precieze context en invulling van deze werkzaamheden anders dan normaal: het soort artikel is anders dan ik ooit heb geschreven, en qua stijl en inhoud hebben Dr. Van Egmond en Dr. Jaski mij in de juiste richting gestuurd. Ook hebben ze literatuur aangeleverd en zelf onderwerpen en invalshoeken voorgedragen, en al mijn werk nagekeken en beoordeeld. Desondanks durf ik te zeggen dat ik tijdens mijn stage op nuttige wijze werk uit handen van anderen heb genomen. Naast de typische stagebegeleiding en overleg over de inhoud zo nu en dan ben ik grotendeels zelfstandig bezig geweest.
8
5.
Kennis en vaardigheden
Tijdens de stage heb ik een groot aantal vaardigheden die tijdens mijn studie ter sprake zijn gekomen kunnen benutten. Het was voor mij opvallend om te zien in welke mate dit het geval was. Zo was ik in eerste instantie lichtelijk bezorgd dat ik voornamelijk zou teren op het vak WEM III. Dit was absoluut niet het geval. Zelfs uit de vakken die inhoudelijk gezien bijna tot helemaal niet overeenkomen met mijn stageonderwerpen heb ik op andere manieren kunnen putten. Mijn masterscriptie bleek de perfecte voorbereiding op mijn stage te zijn. De objecten die ik bestudeerde tijdens mijn stage lijken erg verschillend, maar vertonen toch veel raakvlakken: de Itinerario is het boek dat mede het oprichten van de VOC heeft mogelijk gemaakt, terwijl Abraham Booth was afgereisd naar Engeland als deel van een VOC ambassade. Het pamflet wat ik voor mijn scriptie heb behandeld werd geschreven naar aanleiding van de tweede Engels-Nederlandse zeeoorlog, die was voortgekomen uit de handelsrivaliteit tussen de Engelse East Indian Company en de VOC. Al het achtergrondonderzoek dat ik tijdens het schrijven van mijn scriptie heb verricht kwam daardoor direct van pas bij mijn stage, vooral waar het kennis over de relaties tussen de twee landen en de handel met het Oosten betrof. Het vak WEM III bleek ondertussen erg van pas te komen bij het bestuderen van de bijzondere objecten. In dit vak heb ik onder andere geleerd om met manuscripten en vroege gedrukte werken om te gaan; het Itinerario was een vroeg gedrukt werk, en de teksten van Abraham Booth zijn allemaal in manuscriptvorm overgeleverd. Ook zijn er verschillende soorten handschriften uit de vroegmoderne periode ter sprake gekomen tijdens de colleges, wat mij hielp bij het ontcijferen van Booths handschrift. Meer theoretisch gesproken zijn ook andere bij dit vak verworven competenties van pas gekomen, zoals “the ability to develop a critical perspective of the relation between tekst and medium”, en “the ability to conducting [sic] small-scale research” (Sobecki en Dekker). Vooral het eerste bleek belangrijk bij het analyseren van Booths werken: zo moest ik proberen te achterhalen of hij zijn dagboeken en beschrijving op een gegeven moment had willen uitgeven, of dat ze puur voor privégebruik bedoeld waren.
9
Ook andere WEM vakken bleken onmisbaar bij de afronding van mijn taken. WEM II bereidt de student voor op het schrijven en voorbereiden van teksten voor verschillende doelgroepen. Zo zijn studenten na WEM II bekend met “kinds of English and the differences involved”, en hebben ze “awareness of vocabulary and appropriate registers” (Jansen en Brummelhuis). De teksten die ik voor de portal schreef waren qua toon duidelijk anders dan die ik meestal tijdens mijn opleiding heb moeten schrijven. Al tijdens de bachelor, bijvoorbeeld bij het tweedejaars vak Proficiency 3, is het gebruik van verschillende registers ter sprake gekomen, maar in WEM II is dit nog eens uitgebreid behandeld. Ook de algemene eindkwalificaties van de opleiding melden dat een student de “ability to communicate key information from one’s discipline or field to non-experts” heeft (“Onderwijs- en Examen Regeling”). Dit bleek essentieel bij het schrijven van de artikelen, aangezien de bezoekers van de website niet bekend hoeven te zijn met bijvoorbeeld vroegmoderne geschiedenis, expedities naar het Oosten of de geschiedenis van de VOC. Het onderdeel vertalen van het vak WEM IV bleek ook nuttig bij mijn stage. De artikelen schreef ik aanvankelijk in het Engels, om ze vervolgens in het Nederlands te vertalen. Aangezien ik mij de afgelopen jaren voornamelijk met het schrijven van Engelse teksten heb bezig gehouden, voelt dat mij vertrouwder aan. Een extra voordeel hierbij was dat de teksten die voor het WEM IV groepsproject vertaald moesten worden op een soortgelijk publiek gericht waren, waardoor ik ten minste een beetje bekend was met de schrijfstijl. Hoewel het vertalen van eigen teksten toch anders is dan het vertalen van andermans werk – er hoeft bijvoorbeeld niet zo lang over de intenties van de schrijver te hoeven worden nagedacht – kan ik de ervaringen die ik bij WEM IV heb opgedaan wel bijzonder nuttig voor mijn stage noemen. Qua praktische vaardigheden is ook “the ability to use libraries and bibliographical material effectively” duidelijk van belang geweest (Dekker en Flood). Naast deze WEM-specifieke competenties heb ik ook profijt gehad van meer algemene studievaardigheden die tijdens mijn Bachelor en Master ter sprake zijn gekomen. Zo was het voor een juiste afronding van mijn stageopdracht essentieel dat ik mijn eigen tijd goed indeelde. Er waren maar een paar tussentijdse punten waar een bepaald onderdeel af hoefde te zijn. Juist door het gebrek aan deze controles
10
halverwege was het extra belangrijk dat ik mijn tijd goed gebruikte. Bij het schrijven van mijn scripties en van andere papers is ook het voeren van zelfstandig onderzoek vereist. Dit wordt ook genoemd in de algemene eindkwalificaties van de opleiding, net als het goed gebruiken van de beschikbare tijd: “ability to work autonomously” en “ability to plan and manage time” (“Onderwijs- en Examen Regeling”). Bij specifieke vragen over de inhoud van het artikel heb ik mijn begeleiders af en toe aangesproken, maar in de praktijk verliepen het onderzoek en het schrijven zelfstandig.
11
6.
Leerdoelen
In mijn vooraf opgestelde stageplan heb ik enkele te behalen competenties genoteerd. Volgens deze leerdoelen wilde ik tijdens mijn stage:
1. Leren om te gaan met waardevolle handschriften en gedrukte weken, en deze te kunnen bestuderen. 2. Ervaring opdoen van het werk binnen de Bijzondere Collecties. 3. Bekend raken met conservatie- en digitalisatiewerk. 4. Bestaand onderzoek kunnen verzamelen en samenvatten. 5. Een verhalend stuk kunnen schrijven over objecten uit de Bijzondere Collecties.
Punten één, twee en drie zijn enigszins gerelateerd, omdat het werk op de afdeling automatisch het werken met bijzondere objecten inhoudt, en er voor de Bijzondere Collecties vaak digitalisatie- en conservatie-werk wordt verricht. Deze laatste zijn desondanks niet direct onderdeel van het werk op de afdeling zelf, en het was tijdens mijn stage voldoende om kennis op te doen over hoe dit in zijn werking gaat. Zo heb ik in de tweede helft van mijn stage een bezoek gebracht aan de scankamer, waar mij het scanproces is uitgelegd, en welke uitdagingen en overwegingen men tegenkomt tijdens het digitaliseren. Hierbij heb ik ook een demonstratie van het scannen gekregen. Hoewel ik zelf niet een taak met digitaliseren hoefde te verrichten – dit is gespecialiseerd werk en er was simpelweg geen tijd of reden om mij hiervoor in te werken – was het wel erg verhelderend om dit te zien gebeuren. Bij het verrichten van conservatiewerkzaamheden heb ik verder niet meer kunnen meekijken. Hier was niet een directe aanleiding voor, omdat de objecten die ik bestudeerde niet gerestaureerd hoefden te worden. Het conserveren en restaureren gebeurt wel op dezelfde afdeling als het digitaliseren, waardoor ik de werkplek in ieder geval wel heb kunnen overzien. Wat punt twee betreft heb ik absoluut meer vernomen van het soort werkzaamheden die normaal gesproken plaatsvinden bij de Bijzondere Collecties, hoewel niet altijd uit eerste hand. Mijn eigen stageopdracht had relatief weinig te maken met het soort werk dat gedaan word door de meeste werknemers – die werken
12
bijvoorbeeld aan de catalogus of ontsluiten bepaalde archieven en/of collecties. Toch zijn er overeenkomsten: ik heb objecten in detail moeten bestuderen om meer over hun geschiedenis te leren. Ook heb ik moeten zoeken naar andere vergelijkbare objecten uit de collectie: zo heb ik Booths journalen vergeleken met andere reisdagboeken uit de zeventiende eeuw van Nederlandse reizigers die naar Engeland zijn gegaan. Bij dit onderzoek heb ik meerdere keren waardevolle oude werken bekeken, waardoor ik ook zeker ervaring in punt één heb opgedaan. Omdat ik voor het onderzoeken van de objecten ook bestaande literatuur heb moeten doorzoeken, vooral voor de Itinerario waar al veel over is geschreven, heb ik punt vier ook zeker behaald. Op het vlak van het laatste leerdoel kan ik zonder meer zeggen veel te hebben bijgeleerd bij de stage. Tijdens mijn opleiding heb ik meerdere keren voor verscheidene vakken geoefend met het schrijven voor verschillende soorten publiek. Zo moesten we bij Proficiency 2, in het tweede jaar van de bachelor, onder andere een column, een filmrecensie, een interview, een nieuwsartikel en een kort verhaal schrijven. Dit om onze vaardigheden in het schrijven van niet-wetenschappelijke teksten aan te scherpen. Bij WEM II en WEM IV is dit weer teruggekomen. Toch was dit vaak anders dan wat ik tijdens mijn stage heb moeten doen: de nadruk lag meestal óf op een academische tekst, óf op een informele en luchtige tekst. Voor de artikelen voor de Bijzondere Collecties moest ik juist een soort gulden middenweg bewandelen. Hierbij was het belangrijk om de tekst niet te wetenschappelijk te laten worden, en om niet te veel over ingewikkelde materie uit te wijden. Tegelijkertijd moest ik ook zorg dragen niet op de lezer neer te praten, bijvoorbeeld door het verhaal in jip-en-janneketaal te schrijven. Hier moest ik aanvankelijk erg aan wennen: de eerste opzet van mijn eerste artikel had niet in een essay misstaan. Na verloop van tijd wende ik aan het soort tekst, en aan het einde van mijn stage merkte ik al dat het me makkelijker af ging om een luchtige maar wetenschappelijk-onderlegde tekst te schrijven.
13
7.
Nieuwe kennis en vaardigheden
Door mijn ervaringen bij de Bijzondere Collecties heb ik ook een beter inzicht gekregen in het soort werkzaamheden dat plaatsvinden op de afdeling. Ik had al wel een indruk van het werk, door mijn bijdrage aan het vertaalproject voor een Engelstalige geschiedenis van de Universiteitsbibliotheek Groningen, waar ik tijdens het vak WEM IV aan werkte. Hierbij hebben we met de werkgroep ook een rondleiding door de afdeling gehad, en door het magazijn. Toch is observeren heel anders dan zelf werkzaam zijn, en voor ik aan de stage begon wist ik nog steeds niet goed te zeggen waar werknemers op de afdeling aan werkten elke dag. Door de gesprekken die ik met mijn collega’s heb gevoerd heb ik hiervan een veel duidelijker beeld gekregen. Niet alleen van de Bijzondere Collecties zelf, maar ook van de bibliotheek in het algemeen. Zo verbaasde me het dat de afdeling zo kleinschalig was. Dat wil zeggen, de fysieke afdeling is groot, maar het aantal werknemers is een stuk lager dan ik me had voorgesteld. Dit maakt het werk wat er gedaan wordt naar verhouding indrukwekkender. Hiernaast begrijp ik nu beter de openbare functie van een bibliotheek en de Bijzondere Collecties. Oude werken worden niet alleen verzameld, gerestaureerd en opgeslagen, maar worden ook op veel manieren openbaar gemaakt. Kostbare werken worden gescand en voor iedereen beschikbaar gemaakt, ook voor mensen zonder lidmaatschap. Er worden regelmatig rondleidingen gegeven op de afdeling, en niet alleen voor hoogwaardigheidsbekleders of studenten, maar ook voor andere doelgroepen. Bovendien wordt er regelmatig samengewerkt met andere projecten en instanties
om
werken
tentoonstellingen,
openbaar
conferenties
te
maken,
of presentaties.
bijvoorbeeld Zo
loopt
door er
middel
van
momenteel een
samenwerkingsproject tussen het Utrechts Archief en de Bijzondere Collecties, waarbij middeleeuwse Utrechtse kronieken via een nieuwe website worden gepresenteerd. Los van kennis over de werkplek heb ik ook andere vaardigheden kunnen aanscherpen, bijvoorbeeld wat betreft het indelen van mijn eigen tijd. Hoewel het goed gebruiken van tijd ook tijdens de opleiding belangrijk is, zijn er tijdens het maken van opdrachten toch gauw controlepunten, zoals een deadline voor het inleveren van een voorstel, of voor het inleveren van een eerste hoofdstuk. Dit was tijdens mijn stage niet
14
automatisch het geval. Soms gaven Dr. Jaski en Dr. Van Egmond aan graag mijn voortgang te zien, of een voorstel te zien, maar hierbij werd vervolgens aan mij gevraagd wanneer dit mogelijk was. Het was in het begin zeker even wennen om een eigen deadline aan te geven voor een ander. Mijn inschatting voor de benodigde tijd voor bepaalde taken waren aanvankelijk of te ruim, of te krap. Naar het einde van mijn stage had ik al een beter inzicht in hoeveel werk ik gedaan kon krijgen op een dag, en werkte ik graag met een persoonlijke planning, waarop per dag een lijst met afstreepbare taken stond. Hierdoor kreeg ik uiteindelijk ook meer werk gedaan op een dag, en had ik nooit het idee achter de feiten aan te lopen. Op persoonlijk vlak heb ik tijdens de stage wel geleerd een meer assertieve houding aan te nemen. Bij een grotendeels zelfstandig onderzoek aan een eigen werkplek is het niet vanzelfsprekend dat er mensen zijn die kunnen aanvoelen dat je het ergens moeilijk mee hebt – dit moet toch eerst aangegeven worden. Mijn begeleiders vroegen regelmatig, als we ze toevallig tegenkwamen in de gang, of we nog vragen hadden, maar het kon altijd voorkomen dat ze niet aanwezig waren of me niet konden helpen als ik ergens tegenaan liep. In plaats van simpelweg af te wachten of iemand mij hulp zou bieden ben ik vaker actief op zoek gegaan, en heb daarbij ook mensen aangesproken waar ik verder niet mee samenwerkte.
15
8.
Opleiding en beroepspraktijk
De opleiding heeft mij uitgebreid voorbereid op de werkzaamheden bij de Bijzondere Collecties. Het schrijven van Engelse teksten is bijna constant geoefend tijdens de Bachelor en de Master. Ook buiten de vakken die expliciet aan schrijfvaardigheid werken, zoals Proficiency en de WEM modules, helpen ook bij het schrijven van de artikelen voor de website is het niet alleen van belang om een grammaticaal correcte tekst in het juiste stijlregister met goed onderzochte inhoud op te stellen – hoewel dat allemaal essentieel is – maar ook om met deze tekst interesse voor een object uit de collectie te kunnen opwekken, en het werk van de Bijzondere Collecties uit te kunnen dragen. Vooral op het gebied van tijdsindeling sluit de opleiding goed aan bij de beroepspraktijk. Bij elk vak, bij elke opdracht en bij elk werkstuk is het van belang om je eigen tijd verantwoordelijk te kunnen gebruiken. Dit is bij een werkplek waar je producten voor een klant of een baas levert, zoals teksten, van groot belang. Overigens heb ik het wel als anders ervaren om voor stage teksten te moeten schrijven dan om tijdens de opleiding een essay te schrijven. Het is bij een vak natuurlijk van belang dat een essay goed geschreven is en voor de deadline ingeleverd, maar mocht dit niet het geval zijn riskeer je alleen een slechter cijfer, of een onvoldoende. Wat het resultaat ook is, het is alleen de student zelf die de gevolgen ervaart. Als een tekst in opdracht van een ander niet van goede kwaliteit is, of niet op tijd wordt aangeleverd, ondervindt een andere partij daar automatisch hinder van. Bovendien voelt het verkeerd om beloond, dat wil zeggen betaald, te worden voor matig werk. Toch heeft deze ervaring met tijdsdruk en deadlines vanuit de opleiding er voor gezorgd dat ik het als een punt van persoonlijk kunnen ben gaan beschouwen dat ik werk altijd voor de deadline inlever. Met deze punten in het achterhoofd had dan ook op geen enkel moment het idee dat ik niet was voorbereid op een aspect van de werkzaamheden. Voor alle taken kon ik wel putten uit een bepaalde vaardigheid of bestaande kennis. Dit was niet alleen erg prettig tijdens de stage zelf, maar heeft ook naderhand voor mij bewezen dat ik heb gekozen voor de juiste opleiding.
16
9.
Stagebegeleiding
Over de stagebegeleiding kan ik relatief kort zijn: die heb ik als zeer prettig ervaren. Mijn stagedocent vanuit de Rijksuniversiteit Groningen was Dr. Jansen. Na het afronden van mijn scriptie ben ik zelfstandig op zoek gegaan naar een stage. Toen ik contact had gelegd met de Bijzondere Collecties heb ik hem gevraagd of hij mijn stagedocent kon zijn. Hierna heeft hij mij geholpen met het regelen van alle administratieve zaken. Tijdens de stage zelf kon ik altijd met mijn vragen bij hem terecht en kreeg ik doorgaans op dezelfde dag nog antwoord. Vanuit de Bijzondere Collecties ben ik door de twee conservatoren, Dr. Jaski en Dr. Van Egmond, begeleid. Dr. Jaski fungeerde als mijn formeel begeleider, maar in de praktijk heb ik met allebei evenveel te maken gehad. Het eerste mailcontact verliep via Dr. Jaski, maar bij het kennismakingsgesprek was ook Dr. Van Egmond aanwezig. Tijdens dit gesprek werd voor mij al duidelijk dat de samenwerking met mijn begeleiders goed zou verlopen. Dr. Van Egmond diende als primair aanspreekpunt voor het artikel over de Itinerario, Dr. Jaski voor de artikelen over Booths werk. In eerste instantie wist ik niet zeker of het werken met twee begeleiders soepel zou verlopen, omdat bijvoorbeeld de communicatie rommelig zou kunnen verlopen – meer door mijn eigen toedoen dan dat van anderen. In de praktijk bleek dit absoluut niet het geval te zijn, en verliep het contact juist beter dan als ik slechts één aanspreekpunt had met wie ik de wensen van verschillende mensen zou moeten afstemmen. In het begin bestond de begeleiding vooral uit het mij wegwijs maken op de afdeling. Zo moest ik weten waar de andere werknemers zaten, waar ik kon werken en hoe ik gebruik kon maken van de faciliteiten in de bibliotheek. Hierna hebben we met elkaar afgestemd hoe ik de artikelen vorm kon geven, wat hun verwachtingen waren en hoe ik het beste kon beginnen. Hierbij deden ze vaak voorstellen, maar werd ik ook vaak om eigen input gevraagd. Na dit gesprek wist ik wat er van mij werd verwacht en hoe ik dit het beste kon verzorgen, en kon ik zelfstandig aan de slag. Hierna kwamen Dr. Van Egmond en Dr. Jaski regelmatig langs bij mijn werkplek om te vragen hoe het ging, en of ik nog vragen had of tegen problemen aanliep. Ondanks hun drukke schema’s konden ze toch altijd, indien nodig, tijd voor me maken. Ik heb de begeleiding dan ook
17
als zeer prettig ervaren. Ik had nooit het idee dat er constant over mijn schouder werd meegekeken, of dat er geen vertrouwen was in mijn tijdsindeling, maar wel dat er naar me werd omgekeken en dat ik, als ik er wel behoefte aan had, altijd terecht kon bij de begeleiders. Ook de andere collega’s op de afdeling waren erg behulpzaam tijdens mijn stage. Zo kon ik Wim Karremans, die een vast kantoor naast het mijne heeft, vragen om me te helpen met het gebruiken van de printservice. Als ik vragen had over de gang van zaken op de afdeling kon ik altijd bij de andere werknemers terecht. Halverwege de stageperiode heb ik met mijn stagebegeleiders en mijn stagedocent een voortgangsgesprek ingepland, zoals in het begin afgesproken was. Wegens de grote afstand tussen de universiteiten en overvolle agenda’s is uiteindelijk besloten dit telefonisch te doen. Ik heb eerst met mijn begeleiders gesproken, en vervolgens met Dr. Jansen. Uit het gesprek met Dr. Jaski en Dr. Van Egmond werd duidelijk dat iedereen tevreden was over de voortgang van de stage en de samenwerking, wat ik daarna ook aan Dr. Jansen overbracht. Omdat er verder geen knelpunten of andere te bespreken zaken waren is het gesprek daarmee afgesloten. Ter afsluiting van mijn stageperiode heb ik op de laatste dag nog een gesprek gehad met Dr. Jaski en Dr. Van Egmond. Hierbij is mij gevraagd hoe ik de stage heb ervaren, of ik het idee had er iets van te hebben opgestoken en er iets te hebben geleerd, en of ik de samenwerking als prettig had ervaren. Ik kon hier alleen maar positief over zijn, waarop zij zeiden dat ook zij tevreden waren met de samenwerking en het resultaat.
18
10.
Carrièreperspectieven
Ik beschouw mijn tijd bij de Bijzondere Collecties absoluut als een geweldige ervaring, en vind dat het lopen van deze stage een meerwaarde is voor mijn opleiding. Behalve dat deze stage mij inzicht bood in de werking van een instituut waar ik vaak mee te maken heb en erg geïnteresseerd in ben, heeft het me ook laten zien waar mijn sterke punten liggen, en welke werkzaamheden ik vooral kan en wil doen. Bovendien heb ik nieuwe kennis opgedaan, zowel vakinhoudelijke als algemene, die ik in de toekomst ongetwijfeld zal kunnen inzetten. Wel ben ik mij er van bewust dat ik niet een typische stage heb gelopen, in dat ik niet een tijdlang een gebruikelijke functie in een organisatie heb “uitgeprobeerd”. Het werk leek op zich vooral een combinatie van wetenschappelijk onderzoek en het schrijven van wervende, of eerder activerende, teksten voor een instituut. Het is voor mij nu moeilijk om bij een toekomstige functie te zeggen dat ik al ervaring heb met het werk, zoals wellicht bij een stage bij een vertaalbureau wel het geval zou zijn. Dat betekent niet dat ik deze ervaring niet kan inzetten. Alle net en eerder genoemde vaardigheden zijn inzetbaar bij veel verschillende soorten werk, en vooral op het gebied van zelfstandig werken, het doen van onderzoek, en het schrijven van teksten voor allerlei doeleindes ben ik goed voorbereid. Het is als gevolg wel moeilijk te zeggen of ik zou willen werken bij een dergelijke instelling, want in feite heb ik regulier werk op de afdeling nooit zelf uitgeprobeerd. Toch heb ik ook op dit vlak belangrijke kennis opgedaan. Toen ik koos voor deze opleiding, en in meerdere mate nog toen ik koos voor het lopen van een stage, had ik mij bedacht dat ik – ondanks mijn interesse in het doen van onderzoek – beter af was als ik een meer gebruikelijke baan zou zoeken. Tijdens deze stage is mij duidelijk geworden dat ik het als gemiste kans zou zien om niet eerst te proberen een functie na te streven die meer in mijn interessegebied licht. Als dit dan uiteindelijk toch niet lijkt te werken, kan ik mij alsnog richten op een ander soort richting. Kort gezegd heb ik nu het besef dat ik met mijn opleiding meerdere kanten op kan, wat een fijne gedachte is.
19
11.
Conclusie
Nu mijn stage is afgelopen blik ik tevreden terug op mijn periode bij de Bijzondere Collecties. Het is een unieke ervaring die ik niet had willen missen. In plaats van een stage had ik ook kunnen kiezen voor een vierde vak, waarmee ik ook sneller zou zijn afgestuurd; toch zou ik absoluut niet willen ruilen, omdat een stage op veel manieren bijdraagt aan een masteropleiding. Zo was het voor mij voor ik aan de stage begon moeilijk om te zeggen wat ik nou precies had geleerd tijdens mijn studie. Ik was me bewust van de leerdoelen en competenties van elk vak, en kon waarschijnlijk wel opnoemen welke nieuwe informatie ik had geleerd, maar vond het toch lastig om echt te begrijpen welke vaardigheden ik had verkregen of aangescherpt. Na het opdoen van praktijkervaring waarin juist die vaardigheden en kennis moeten worden ingeschakeld om je werk tot een goed einde te brengen is het veel eenvoudiger om in te zien wat je kan doen, en waar je goed in bent. In dat opzicht zou ik een stage dan ook van harte aanbevelen aan andere studenten. Ik wil niet zeggen dat het voor mij honderd procent duidelijk is wat ik wil qua werk, maar ik heb wel een duidelijker beeld van het soort werk waar ik een passie voor heb. Bovendien biedt een stage inzicht in je eigen interesses: ik weet nu dat ik nog niet klaar ben met het doen van onderzoek en het bijleren van nieuwe dingen, en dat ik er goed aan heb gedaan om niet direct voor de meest “veilige” optie te kiezen. Boven alles was het stage lopen bij de Bijzondere Collecties gewoon erg leuk. Ik kon me aan de ene kant bezig houden met onderwerpen en werkzaamheden die mijn interesse hebben, en tegelijkertijd productief bezig zijn. Ik kon nuttig werk leveren voor anderen door mijn eigen kennis te vergroten. Hierbij heb ik nieuwe ervaringen opgedaan, nieuwe mensen ontmoet en mezelf beter leren kennen. Het lopen van een stage zou ik dan ook van harte aanbevelen, zowel als voorbereiding op het leven na een studie, maar ook als manier om jezelf verder te ontwikkelen.
20
12.
Literatuurlijst
Dekker, C., & J. Flood. Writing, Editing and Mediating 4: Translating and Editing in Theory and Practice Syllabus. Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen. Microsoft Word bestand. “Onderwijs- en Examen Regeling 2014-2015 Masteropleiding: Letterkunde.” Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen. PDF bestand. “Geschiedenis.” Bijzondere Collecties. Universiteitsbibliotheek Utrecht, z.d. Web. Geraadpleegd op 1 mei 2015.
. Jansen, J.P.M., & L. ten Brummelhuis. Writing, Editing and Mediating 2 Syllabus. 2013. Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen. PDF bestand. “Kernthema’s”. Bijzondere Collecties. Universiteitsbibliotheek Utrecht, z.d. Web. Geraadpleegd op 4 mei 2015. . “Samenstelling.” Bijzondere Collecties. Universiteitsbibliotheek Utrecht, z.d. Web. Geraadpleegd op 1 mei 2015. . Sobecki, S.I., & C. Dekker. Writing, Editing and Mediating 3: From Manuscript to Printed Book Syllabus. 2013. Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen. PDF bestand.
21