Teksten van de cultuurhistorische
informatieborden
Stadsgalerie Ooit was Achter de Kerk een straat met huizen aan weerskanten. De kerkhuisjes verdwenen bij de kerkrestauratie in 1917. De grote middeleeuwse panden aan de andere kant van het water waren toen allang verdwenen. De huidige stadsgalerie en het restaurant ernaast zijn de enige restanten. Van deze laatgotische panden is het zware balkwerk in het interieur nog goed zichtbaar. Bij de stadsgalerie ontbreken de bovenste verdieping en het oorspronkelijke dak. De kelder is lange tijd in gebruik geweest als ijskelder. Met natuurijs dat 's winters werd 'geoogst' in de grachten en rivieren, werden 's zomers levensmiddelen gekoeld. Het sluisje voor het pand speelde een rol bij het schoonspoelen van de grachten. Muziekschool Dit 18de-eeuwse woonhuis in Lodewijk XV-stijl of rococo staat op de plaats van twee middeleeuwse huizen. In één ervan woonde een van Gouda's belangrijkste bierbrouwers, Dirck van Reynegom (1504-1584). Gouda was toen nog de grootste bierstad van Holland en de grote uitbreiding van de Sint-Janskerk in de 15de eeuw kon geheel uit de bieraccijns worden betaald. De brouwers behoorden dan ook tot de rijkste en aanzienlijkste burgers. Van Reynegom bijvoorbeeld was tevens stadsbestuurder, kerkmeester en tollenaar van de Donkere Sluis. Zijn functies illustreren het belang van de scheepvaart en de bierbrouwerij voor de stad. Tegenwoordig is het pand, met een onderbreking, al sinds 1900 in gebruik als muziekschool.
R. K. Meisjesschool met kapel In 1700 werden drie middeleeuwse huizen samengevoegd tot één groot pand. Waarschijnlijk was er ooit een van de 350 brouwerijen van de stad gevestigd, want het woord 'anker' in de naam 'Het Dubbeld Ancker' duidt een biervat van een bepaalde grootte aan. De huidige gevel in empirestijl dateert van rond 1800. Deze stijl was sterk beïnvloed door de oudheden die keizer Napoleon uit Egypte naar Parijs liet brengen. Kort na 1850 vestigde zich hier de 'R.K. Instelling voor Liefdadigheid'. In 1879 werd nummer 25 bij het complex getrokken en verbouwd tot kapel. Franciscaanse nonnen hielden zich in deze gebouwen tot 1962 bezig met onderwijs voor meisjes en ziekenzorg.
St. Theodorus-stichting Nadat een allesverwoestende brand een kapitale woning in de as gelegd had, bouwde het bestuur van de nu verdwenen Kleiwegkerk in 1907 op deze plaats een parochiehuis onder de naam St. Theodorus-stichting. Tal van r.k.-verenigingen kwamen hier jarenlang bijeen. Het ontwerp is van de Goudse architect C.P.W. Dessing, die ook tekende voor de imposante Gouwekerk. Het gebouw is rijk aan siermetselwerk, bewerkte natuursteen en tegels. Een marmeren plaquette gedenkt de stichter, pastoor P.C.Th. Malingré die ook is afgebeeld in de geveltop. Naast de voordeur is nog een oude wijkaanduiding van Gouda te zien.
Woonhuis van Ary Blanken Dit grote pand verrees in 1772 op de plaats van twee middeleeuwse huizen. De volledig hardstenen gevel is opgetrokken in de Lodewijk XIV-stijl. De lichtpaarse kleur van de ruitjes was toen een nieuwe uitvinding. Het tot dan toe groene glas liet veel minder licht binnen. Vanaf 1804 werd het pand bewoond door de beroemde waterbouwkundige Ary Blanken. Uitgerekend hij kreeg het aan de stok met het stadsbestuur over het onderhoud van de kademuur voor zijn huis. Onderhoud daarvan was toen namelijk nog een burgerplicht en geen overheidstaak. Zijn strijd voor het gerecht was echter tevergeefs, ook al voerde hij terecht aan dat anderen, waaronder de stad zelf, hun verplichtingen nog meer verzaakten dan hijzelf.
Magazijn De Zon In 1904 kochten twee ondernemers uit Den Bosch op deze plek een dubbel pand. Onder de naam Magazijn De Zon vestigden zij er een zaak in manufacturen en interieurbenodigdheden als filiaal van Vroom & Dreesmann. In 1909 werd het pand samen met een buurpand vervangen door het huidige warenhuis van de Rotterdamse architect P.G. Buskens. De stijl is die van de Jugendstil met kenmerkende materialen als glas-in-lood, staal, natuursteen en siermetselwerk. Bij de restauratie in 1989 werd veel van de oorspronkelijke luister hersteld. Het is het enig bewaard gebleven voorbeeld in Gouda van een vroeg warenhuis.
Voormalig postkantoor In de Middeleeuwen waren het vooral de Goudse schippers die de post meenamen naar andere steden. Binnen de stad werd de post bezorgd door bodes die door het stadsbestuur waren aangesteld. Sedert 1661 was er een 'postveer' met postkoetsen en schepen op Rotterdam en Antwerpen. Ook ging er post mee met de trekschuit naar Amsterdam. Aan de Oosthaven kwam een eerste postkantoor. Pas in 1752 kreeg ons land een staatspostdienst die een eeuw later grondig werd gemoderniseerd. De eerste postzegels verschenen en de postkoetsen werden vervangen door de posttrein. In 1872 verrees dit nieuwe postkantoor aan de Westhaven op de plaats van twee woonhuizen. Het deed dienst tot 1998.
Montagne Kliniek In de 18de eeuw werden twee panden samengevoegd tot het huidige pand met lijstgevel, versierd met voluten. Ook het interieur bevat nog belangwekkende onderdelen uit die periode, waaronder een cassetteplafond. Het pand werd pas in de 19de eeuw gepleisterd. Van 1947 tot 1970 was hier de Montagne Kliniek, de kraamafdeling van het Diaconessenhuis gevestigd. De kliniek is genoemd naar een plaatselijke chirurg. Honderden Gouwenaars zagen hier het eerste levenslicht. Na een fusie met het Van lterson Ziekenhuis werden alle afdelingen in nieuwbouw buiten de stad gevestigd en werd de kliniek weer een woonhuis.
Woonhuis van De Lange van Wijngaarden Drie panden werden in 1728 samengevoegd tot dit stadspaleisje. De architectuur van de gevel is streng classicistisch, met decoratieve elementen in de Hollandse Lodewijk XIV-stijl. Het vrijwel intacte interieur behoort tot de rijkste van de stad. Het diende vele illustere Gouwenaars tot woning, waaronder een burgemeester, een baljuw, de vurige patriot De Lange van Wijngaarden en de uitgever G.B. van Goor. De Lange van Wijngaarden was de kapitein van het vrijcorps dat in 1787 prinses Wilhelmina, echtgenote van Willem V, aanhield en interneerde bij de Goejanverwellesluis. Later waren er in dit pand het Coornhert Gymnasium en de Kamer van Koophandel gevestigd.
Zeilmakerij Endenburg Bij een restauratie in 1953 kwam achter een 19de-eeuwse pleisterlaag deze gevel uit de eerste helft van de 16de eeuw te voorschijn. De stijl is die van de late gotiek met natuurstenen banden, geprofileerde deurstijlen en een ronde nis boven de deur. Lange tijd gold dit pand als het oudste huis in de stad. In het interieur bevindt zich een balkenplafond dat in 1630 werd beschilderd door Anthony Hendriksz. Bijna vier eeuwen lang was hier de zeilmakerij en tuigerij Endenburg gevestigd. In 1990 vestigde het bedrijf zich buiten de stad. De natuurstenen deurstijlen zijn door vele generaties zeil- en tuigmakers gebruikt om hun messen en priemen te slijpen.
Armen kerk In de eerste helft van de 19de eeuw gold Gouda als de armste stad van Nederland. Veel arme Gouwenaars durfden zich niet meer in de Sint-Janskerk te vertonen. Bovendien waren ze ongeschoold en konden ze de dienst nauwelijks volgen. In 1842 stichtte een speciale commissie hier een laagdrempelige kerk, spoedig aangeduid als Armenkerk. Omdat de armen die de kerk bezochten een genummerd blikken plaatje kregen en tegen inlevering daarvan van de Diaconie een wat hogere uitkering ontvingen, was het er altijd druk. Na de Eerste Wereldoorlog kwam hieraan een einde. De kerk werd daarna nog tot 1953 gebruikt onder de naam Kleine Kerk.
Pakhuizen 'In Haestrecht' en 'Stolwijk' De Peperstraat is van oudsher een straat van pakhuizen en werkplaatsen. Van deze twee 15deeeuwse pakhuizen bewaart de linker een oude gevel, de rechter een oud interieur. Het linker pakhuis, In Haestrecht geheten, kreeg halverwege de 17de eeuw een renaissance gevel, waarvan de getrapte top nu verdwenen is, maar de natuurstenen banden en gevelsteen nog resteren. Van twee sierstenen aan de zijkanten werd er één tijdens de restauratie gestolen, waarop ook de andere niet herplaatst werd. Het rechter pand, Stolwijk geheten, heeft nog een hijsbalk. Overigens werden in Gouda, anders dan in Amsterdam, de goederen zelden op zolder, maar vooral op de begane grond opgeslagen en woonde de koopman erboven.
Koetshuis Veel rijke bewoners van de Westhaven hadden in deze straat een koetshuis. Opvallend zijn de deuren die naar achteren geplaatst zijn om met een rijtuig met paarden ervoor de Peperstraat in te kunnen draaien. Op de eerste verdieping bevond zich de hooizolder. In de 20ste eeuw heeft het gebouw onderdeel uitgemaakt van een machinefabriek waar stoombaggermolens en andere hydraulische werktuigen werden gemaakt. Baggeren heeft in Gouda een lange traditie, omdat turf hier in de omgeving al sedert de 14de eeuw werd opgebaggerd uit de veenplassen zoals de Reeuwijkse Plassen. Sedert de 15de eeuw moest ook de rivier de IJssel zelf worden uitgebaggerd om hem bevaarbaar te houden.
Vergadering der Gelovigen Het vergaderlokaal van de Vergadering van Gelovigen dateert in zijn huidige vorm uit 1897. De stijl is eclectisch en combineert neorenaissance en neoromaanse elementen. orspronkelijk was het pand eigendom van de Goudse koopman in manufacturen Pieter de Raadt. Vandaar dat ook wel werd gesproken van de Kerk van De Raadt. Kenmerkend voor de samenkomsten is het ontbreken van een vaste voorganger. Iedere mannelijke gelovige kan het woord voeren. Het gebouw is nog altijd als vergaderlokaal in gebruik. Gebouw De Haven Gebouw De Haven staat op de plaats van drie oudere panden en een zeepziederij. In 1856 liet de toenmalige directeur van de zeepfabriek dit grote woonhuis bouwen, dat hij in 1892 verkocht aan een joods bejaardentehuis. In de tuin staat nog een metaheerhuisje voor het ritueel wassen van overledenen. Na deportatie van de bewoners naar Auschwitz in 1943 nam de Duitse bezetter het in gebruik. Niet één van de bewoners keerde terug. In 1953 werd het aangekocht door de kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente. De eclectische stijl vertoont sterke overeenkomsten met het gebouw Arti Legi op de Markt.
Herensociêteit De Rêunie In het middelste van de drie panden die hier stonden, overleed de zeer veelzijdige humanist D.V. Coornhert (1522-1590). Hij was dichter, schrijver van een kleine 150 werken, vertaler, polemist, graveur, theoloog en wijsgeer. Vanwege zijn tolerante opvattingen viel hij in ongenade bij Willem van
Oranje en Oranjegezinde steden als Haarlem en Delft. Het vrijzinnige Goudse stadsbestuur bood hem echter juist asiel aan om de onafhankelijke houding van de stad te demonstreren. Halverwege de 17de eeuw verrees het huidige pand. Daarin werd in 17 46 Hiëronymus van Alphen geboren, de dichter van 'Jantje zag eens pruimen hangen'. Sedert 1843 biedt het pand onderdak aan de besloten herensociëteit De Rêunie.
Bakkerswinkel Van deze voormalige bakkerij bleef het winkelinterieur in empirestijl van rond 1800 bewaard. In de kademuur voor de deur bevindt zich een waterinlaat en op de walkant staat een lier waarmee een zogenaamd rinket kon worden geopend en gesloten. Bij hoogwater in de Haven draaide men het rinket omhoog zodat het water met grote kracht onder deze en andere woningen door kolkte en zo letterlijk de rioleringen schoon schuurde. De Donkere Sluis iets verderop werd voor hetzelfc!e doel gebruikt.
Bank van wed. Knox en Dortland Tot ver in de 19de eeuw hielden de meeste banken kantoor in het woonhuis van de bankier. Personeel werkte in een kamertje achteraf, terwijl de klanten in een statig vertrek aan de voorzijde werden ontvangen. Zo ging het ook in de in 1830 gevestigde bank van de weduwe Knox en Dortland toe. Op donderdag was het er 'boerendag' omdat boeren die dag naar de markt kwamen en dan meteen hun geldzaken regelden. In 1937 verrees er een echt bankgebouw in de stijl van de Amsterdamse School. Een bijzonder detail is de houten draaideur. Sedert 1985 is hier het Verzetsmuseum Zuid-Holland gevestigd.
Uiterste Brug De naam Uiterste Brug wijst erop dat dit van de stad uit gezien de laatste brug over de Haven was. Als vroeger de sluisdeuren naast het Tolhuis open stonden, keek men zo de IJssel op. De dubbele gietijzeren basculebrug, waarvan de brugdekken onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen, dateert van 1879. De kamwielen van het hefmechanisme zijn goed zichtbaar, maar zijn in afwachting van restauratie vastgezet. De fabrikant, de Haagse ijzergieterij De Prins van Oranje, heeft veel aandacht besteed aan details als versierd hekwerk en balusters. Vóór 1879 lagen er alleen vaste bruggen over de Haven, waartegen fel geprotesteerd werd. Passerende schippers waren immers gedwongen hun masten te strijken.
Hotel De Utrechtsche Dom In 1673 kocht burgemeester en brouwer Willem de Vet timmerwinkel De Winckelhaeck op de hoek van de Tiendeweg en de Geuzenstraat. Achter de winkel, waar nu dit hotel staat, lag een 'houttuin' voor de houtopslag. De Vet opende aan de Tiendeweg een herberg die later de naam Den Uijtregtsen Dom kreeg. In de houttuin kwam een stal die in de 19de eeuw verhuisde naar het hoekpand ertegenover. Het hotel breidde in 1875 naar achteren uit. In 1975 werd het in delen verkocht. Er werd onder andere een meisjesinternaat in gevestigd, maar in 1984 keerde het hotel onder de oude naam terug. Herbergen hadden een grote aantrekkingskracht op zadelmakers, wagenmakers en smeden, waarvan er in de directe nabijheid verschillenden te vinden waren.
St. Aloysiusschool In 1905 werd de eerste steen gelegd voor de St. Aloysiusschool. De architect was C.P.W. Dessing, die ook de Gouwekerk ontwierp. Aanvankelijk was het een dubbele school. De linkerbrug is die van de Voorschool, de rechterbrug die van de Achterschool. De leerlingen zelf spraken van de Schoenenschool en de Klompenschool. De kinderen van de Schoenenschool kwamen namelijk uit de binnenstadsparochie en de kinderen van de
Klompenschool uit de parochie ten noorden van de stad, waar toen nog veel boeren woonden. Omdat de school aan het water staat en er dus geen ladders geplaatst kunnen worden, is hij altijd voorzien geweest van een zeeminstallatie.
Dubbele Buurt Veel straten in het waterrijke Gouda waren in de Middeleeuwen maar aan één zijde bebouwd. De Spieringstraat geeft nog een goed beeld van zo'n straat. Tegenover een gevelrij liep een grachtje en daarachter strekten zich de achtererven uit van een andere huizenrij aan een andere straat. De erven werden gebruikt als moestuin en als werkplaats. De gracht fungeerde als transportroute, als riool en ... als waterbron. Soms was een stukje straat aan twee zijden bebouwd, zoals hier aan het begin van de Spieringstraat. Zulke straten waren uitzonderingen en werden 'dubbele buurten' genoemd. De huisjes dateren uit de 18de eeuw. Nabij de Donkere Sluis is het begrip Dubbele Buurt in een straatnaam bewaard gebleven.
lutherse Kerk, voormalige Sint-Joostkapel De Sint-Joostkapel was tot 1572 de kapel van de zakkendragers die de schepen laadden en losten. Dit was weliswaar ruw en ongeschoold, maar voor een havenstad onmisbaar volk. Hun belang blijkt uit het feit dat hun gilde rijk genoeg was om een eigen kapel te onderhouden. Ook in de Sint-Janskerk hadden ze een eigen altaar. Na de Reformatie in 1572 kwam de kapel in het bezit van de stad en werd in 1680 verkocht aan de lutheranen. Door de vele verbouwingen en restauraties zou geen zakkendrager haar nu meer herkennen. De 95 letters in het wegdek aan de zijkant van de kapel zijn de beginletters van de 95 stellingen die Luther in 1517 op de deur van de kerk van Wittenberg spijkerde.
Woonhuis familie Bruns In 1902 gaf de succesvolle Goudse koopman Bruns, eigenaar van een plaatselijk warenhuis, opdracht voor de bouw van deze bijzondere woning. Het pand is geen uitgesproken voorbeeld van welke stijl dan ook en in die zin typisch eclectisch: het heeft van alles wat. Opvallend en zijn tijd vooruit was het rijke materiaalgebruik en het onverbloemd tonen van constructieve details. Het interieur met zijn tegelwerk en marmeren vloeren en schouwen is vrijwel ongeschonden bewaard gebleven. Een aantal vertrekken heeft rijk gedecoreerde plafonds van papier-mach, in neo-rococostijl.
Gouwekerk of O.L.Vrouw ten Hemelopneming Na de reformatie in 1572 konden de katholieken niet meer terecht in hun Sint-Janskerk. Een van hun schuilkerken stond hier achter een rij woonhuizen aan de Hoge Gouwe. Toen de grondwet van 1848 de katholieken weer toestond hun geloof openlijk te belijden, werd de schuilkerk een parochiekerk. In 1877 werden de huizen voor de kerk afgebroken en kreeg de kerk een indrukwekkende voorgevel. Wegens ruimtegebrek maakte de oude kerk in 1902 plaats voor de huidige neogotische kruisbasiliek naar een ontwerp van de Goudse architect C.P.W. Dessing. In 1972 werd hier de laatste mis opgedragen. De kerk, in de volksmond aangeduid als Gouwekerk, is nu in gebruik bij de Stichting Johan Maasbach Wereldzending.
Oud-katholieke
kerk
In 1630 werd achter drie woonhuizen aan de Hoge Gouwe een schuilkerk gewijd aan Johannes de Doper. Die kerk bestaat nog steeds, maar kreeg na een ingrijpende verbouwing in 1863 de huidige gevel. De kerk is rijk aan interieurstukken en liturgische voorwerpen, waarvan er enkele zelfs van vóór de Reformatie dateren. Gebrek aan contact met de kerk van Rome leidde ertoe dat onder Nederlandse katholieken nieuwe ideeên ontstonden. Zo leidde het hoog opgelopen debat tussen de 'jansenisten' en de gevestigde kerk in 1723 tot de afsplitsing van de oud-katholieke kerk. Pastoor 1.
Walvis (1653-1714) van deze kerk geniet in Gouda nog altijd bekendheid als de schrijver van de eerste stadsgeschiedenis in 1713.
Hotel De Zalm Herberg De Oude Salm wordt al in 1551 vermeld en geldt als de oudste herberg van Holland. Toen de eigenaar zijn pand wilde vergroten, werd hem te verstaan gegeven dat de daklijst minimaal zes voet (1,70 m) lager moest blijven dan die van de Waag. Hij had zich maar te schikken, maar uitte zijn ongenoegen door in de zijgevel -goed leesbaar vanuit de Waag- een steen met de spottende tekst: Niet te Hooch, Niet te Laech, Van Passe te plaatsen. In het derde kwart van de 19de eeuw werd De Zalm verbouwd en alsnog verhoogd. Het oude uithangteken in de vorm van een grote zalm siert tegenwoordig het Tolhuis aan de Haven. De naam herinnert nog aan de tijd dat Gouwenaars in de IJssel op zalm visten.
Café, Centra! Café, Central aan de Markt loopt helemaal door tot aan de Zeugstraat. Deze achteringang geeft direct toegang tot een achterzaal met unieke art deco schilderingen uit 1923. In dit zaaltje stond in de 'roaring twenties' een podium voor zang, toneel en cabaret. De figuren op de wanden stellen dan ook danseressen voor. De vensters en een lichtkoepel werden uitgevoerd in glas-in-lood. De schilderingen zijn van de hand van de beroemde Rotterdamse decorateur Pieter den Besten (1894-1973). Hij decoreerde onder andere de bioscopen van Tuschinski. Het feit dat bijna het hele oeuvre van Den Besten in de oorlog en door moderniseringen verloren is gegaan, maakt dit zaaltje des te unieker.
Pijpenmakerij P. van der Want Gz. Het was een Engelse geloofsvluchteling en soldaat in het leger van prins Maurits die in 1617 de Gouwenaars leerde hoe je van klei pijpen kon bakken. Het was het begin van een bloeiende industrie waarmee duizenden Gouwenaars hun brood verdienden. Deze pijpenmakerij van Willem Stevens is dan ook eigenlijk maar een willekeurig voorbeeld. Hij begon zijn bedrijf op deze plaats in 1630. In de 19de eeuw nam P. van der Want Gz. het over. De werkplaatsen waren op de twee onderste verdiepingen gevestigd. De zolder werd voor de opslag van turf gebruikt. Het complex van vier panden heeft gevels uit de 18de eeuw en is herkenbaar aan de Goudse pijpen boven de gevelopeningen.
R.K. Weeshuis en kleuterschool In 1889 kochten de katholieken op deze plaats een woonhuis. Ze lieten een eigen weeshuis bouwen omdat ze, als ze in het openbare weeshuis woonden, niet op de r.k. begraafplaats begraven mochten worden. De wezen werden verzorgd door Duitse zusters. Kenmerkend voor de rijke neorenaissancestijl van het gebouw zijn het smeedijzeren hek, de sierankers, de geprofileerde bakstenen, de deuren, de cartouches en de gedecoreerde boognissen. Mogelijk was C.P.W. Dessing de architect. In 1930 verhuisden de wezen naar nieuwbouw buiten de stad en opende een r.k. bewaarschooltje hier zijn deuren.
IJsfabriek Willem Barendsz Koeling is noodzakelijk voor het goed houden van voedsel en voor bepaalde industriële processen. In ijskelders werd daarom 's winters natuurijs opgeslagen voor gebruik in de zomer. Vanaf ongeveer 1860 kwamen technieken om kunstmatig ijs te fabriceren in ontwikkeling en in 1911 kreeg Gouda haar eigen ijsfabriek. Het fabrieksijs werd op zijn beurt overbodig door het steeds goedkoper worden van koeltechnieken. Karakteristiek aan dit voegindustriêle gebouw zijn het platte dak, de uitgemetselde penanten, het fries, de rondbogen en de bekroningen in art decostijl.
Stadsmuur met muurhuizen Eeuwenlang vormde Nederland geen nationale eenheid en was elke stad verdedigbaar. Ook hadden steden veel onderlinge conflicten, zoals Gouda met Rotterdam, Leiden en Delft. Met de instelling van centraal gezag in de Franse Tijd (1795-1813) werden voor veel steden de eigen verdedigingswerken overbodig. Al in 1811 sneuvelden in Gouda de eerste muurtorens en in 1817 de eerste stukken muur. Dat in datzelfde jaar de stadsmuur aan deze kant van de stad nog werd gerepareerd, hield verband met de vrees voor nachtelijke indringers vanwege het drukke scheepvaartverkeer in de Turfsingel. Daardoor zijn hier en daar, zoals in de zijgevel van deze muurhuizen, resten van de stadsmuur bewaard gebleven.
Asschuur De Asschuur uit 1844 dateert uit de tijd dat afval nog geld opbracht. Het stadsbestuur verpachtte de loods voor de opslag van haardas. Zolang haarden met turf gestookt werden, was de 'potas' daarvan namelijk uitstekend geschikt voor de productie van zeep en glas. Door de introductie van steenkool werd de as onbruikbaar en was het ophalen ervan niet winstgevend meer. Dat werd een overheidstaak en de Asschuur kwam in gebruik bij de stadsreiniging. De directeur daarvan woonde rond 1900 nog op de bovenverdieping. Sinds de jaren zestig heeft de jongerensociëteit So What het in gebruik. De zware, schuine muren met steunberen wijzen op de opslagfunctie, de grote loskade ervoor op de schepen die alles afvoerden.
Badhuis In de grote steden groeide aan het begin van de 20ste eeuw het besef dat lichaamshygiëne een belangrijke bijdrage leverde aan de bestrijding van ziektes als cholera en tyfus, die ook in Gouda toen veel voorkwamen. Er was echter geen badhuis voor de vele arme Gouwenaars die zich geen eigen bad konden permitteren. Na veel gebakkelei in de gemeenteraad verrees in 1922 het Volks- en Schoolbad. De strenge bakstenen gevel in de stijl van de Amsterdamse school is verlevendigd met siermetselwerk. Via de Lombard-steeg is het Schoolbad met zijn koepeldak nog te zien. Het Volksbad bevond zich aan de straatzijde.
Looierspoort Tot in de 19de eeuw lagen achter de grote huizen in de stad nog tuinen. Geldgebrek deed veel huiseigenaren besluiten hier kleine arbeiderswoningen te bouwen. Zo ook hier. De naam van deze eeuwenoude steeg houdt verband met het beroep van leerlooier. In de volksmond werd ook wel van het Duvelspoortje gesproken. Hier verrezen in 1879 twaalf huisjes die uit niet meer bestonden dan een vertrek op de begane grond en een op zolder. Toch woonden hier vaak grote gezinnen. Dat de gevels niet precies tegenover elkaar staan, begunstigt de lichtinval en de privacy. Nadeel was wel dat ze door hun lage ligging nogal eens onder water liepen. De huisjes werden in 1996 van de sloop gered en gerestaureerd.
Admiraalshuis Het Admiraalshuis dankt zijn naam aan de vice-admiraals Johan den Haen en Roemer Vlacq, die er in de 17de en 18de eeuw woonden. Het huis is begin 17de eeuw gebouwd, maar voorgevel en interieur dateren uit 1757 toen Vlacq het pand betrok. De gevel in rijke Lodewijk XV-stijl is in hardsteen opgetrokken. Op de verdieping siersmeedwerk met vergulde RV, er onder 1757 in sierlijke krullen. Houten attiek en fries met decoratief nijwerk. Het interieur is rijk aan stucwerk, plafondschilderingen en andere details.
Trappen brug De Trappenbrug dateert van rond 1500. Vroeger waren er meer bruggen van dit type in de stad. Als ze van hout zijn, spreekt men van een kwakel. De hoge doorvaart en de daardoor steile trappen zijn bepaald door de volgeladen hooi- en turfschepen die hier moesten passeren. Op dit deel van de Turfmarkt werd namelijk turf uit Waddinxveen, Reeuwijk en Sluipwijk verkocht. Rond 1550 werd de toevoer van turf te groot en verplaatste men de markt naar de Raam. De Trappenbrug behield bij een renovatie in 157 4 en ook daarna echter zijn vorm.
Voormalige Synagoge Wat nu de kerk van de Vrije Evangelische Gemeente is, vormde eertijds het godsdienstig middelpunt van de joodse gemeenschap van Gouda. In 1798 kochten zij hier de buiten gebruik geraakte doopsgezinde kerk, die in 1823 werd vervangen door nieuwbouw. Nog een kwart eeuw groeide de gemeente aanzienlijk, maar in de eeuw daarop liep het aantal joden sterk terug. In de Tweede Wereldoorlog werden vrijwel alle Goudse joden gedeporteerd. Slechts enkelen keerden terug. Een bronzen plaquette op de linkerdeur herinnert aan dat drama. De gemeenschap was daardoor zo klein geworden dat in 1950 werd besloten de synagoge te verkopen.
Koch & Knuttel
Van het grote complex van drukkerij en uitgeverij Koch & Knuttel resten alleen deze twee woningen. Het linker pand heeft een voorgevel uit 1895 in sobere neorenaissancestijl. De natuurstenen pui dateert uit 1911. Het rechter pand is in 1909 in rijke Jugendstil opgetrokken. Kenmerkend voor de Jugendstil is de rijkdom aan verschillende bouwmaterialen. Het meest opvallend is het royale gebruik van blank gelakt hout en de stalen balken die niet alleen zichtbaar zijn gehouden, maar zelfs nadrukkelijk werden versierd met rozetten.
Brandweerkazerne Eeuwenlang werden branden in middeleeuwse steden geblust met emmers water en bijlen. Vanaf ongeveer 1611 ging een voormalig kloostergebouw, dat op deze plaats stond, steeds meer als brandweerkazerne fungeren. Vanaf 1687 stond hier de eerste Goudse brandweerspuit. In de nacht van 11 op 12 februari 1929 gingen de oude kazerne en alle blusmiddelen echter in vlammen op. Al in 1930 betrok de brandweer deze nieuwe kazerne in de stijl van de Amsterdamse school compleet met fonkelnieuwe blusmiddelen. Het gebouw staat naar achteren zodat de wagens probleemloos de Nieuwehaven konden opdraaien die toen nog niet gedempt was. In 2000 betrok de brandweer een kazerne buiten de stad.
De Sint-Jorisdoelen De schutters van de middeleeuwse Sint-Jorisdoelen bewaakten 's nachts de stad, maar werden ook ingezet om bijvoorbeeld een volksoproer neer te slaan. Elk lid betaalde zelf zijn kostbare wapenrusting en het lidmaatschap was dan ook een prestige zaak. Hun schietbanen met schietschijven of 'doelen' lagen meestal langs de stadsvest, met het oog op hun grote lengte. Ook het verenigings-gebouw ging in de loop der tijd Doelen heten. Een eerste Doelen stond aan de Doelenstraat, ook langs de stadsvest, maar verhuisde later hierheen. In 1762 verrees het huidige gebouw met indrukwekkend interieur. In 1795 werd de schutterij opgeheven, waarna het pand tot de restauratie in 1987 dienst deed als kazerne en school.
Swanenburghshofje Van de meer dan twintig hofjes die Gouda ooit telde, zijn er maar drie over. Vermogende Gouwenaars lieten geld na om er na hun dood huisjes voor armen of ouden van dagen van te laten bouwen. Een bestuur van regenten hield toezicht en beheerde de kas. Zo liet de vermogende weduwe van
houthandelaar Swanenburgh, die aan de Spieringstraat woonde, in 1692 een groot huis met tuin tot aan de Groeneweg na. In die tuin werden twaalf huisjes rond een bleekveldje gebouwd. De kerkenraad van de Hervormde Gemeente werd als toezichthouder aangesteld. In 1892 werden de vervallen huisjes vervangen door nieuwbouw en kwam de uitgang aan de Spieringstraat te vervallen.
Volksgaarkeuken Henriëtte Hoffman (1825-1886) bepaalde in haar testament dat een van haar statige panden aan de Oosthaven zou worden ingericht als volksgaarkeuken. Daar voelden de erven niet zoveel voor en de gaarkeuken kwam uiteindelijk dan ook niet daar, maar in een nieuwbouw in de Keizerstraat. Kenmerkend voor dit gebouw in neorenaissancestijl uit 1889 zijn de trapgevel, de stucversieringen en de glas-in-loodramen. De volksgaarkeuken was een groot succes en zelfs na 1960 kwamen er nog rond de 20.000 mensen per jaar om voor een gering bedrag een goede maaltijd te nuttigen. Pas in 1987 moest de keuken bij gebrek aan belangstelling de deuren sluiten.
Lazarus poortje Eind 16de eeuw vestigde de Duitser Gregorius Cool (ca. 1570-1629) zich als steenhouwer in Gouda. Hij liet schitterende werkstukken na, zoals het bordes van het Stadhuis, het toegangs-poortje van het Vroesenhuis, de gevel van Museum De Moriaan en dit poortje. Het gaf ooit toegang tot het Leprozenhuis elders in de stad. Het reliëf toont het bijbelse verhaal van de arme Lazarus en de rijkaard. In 1939 werd het poortje gedemonteerd en in 1964 hier weer opgebouwd. Tegen de achtergevel staat een ander poortje, dat afkomstig is van het in 1938 afgebroken Oude Vrouwenhuis aan de Kleiweg. Ook in de doorgang hangt een werkstuk van Cool, namelijk de gevelsteen van de voormalige Looyhal waar Gouds laken gekeurd werd.
Kaaspakhuizen van J. de Zweten Zonen Deze grote kaaspakhuizen aan het water werden in 1898 en 1912 gebouwd door de Goudse architect J. Nederhorst voor de grote kaashandelaar J. de Zwet. Ze zijn vrijwel gelijk aan elkaar, met uitzondering van de dakvorm. De gevels zijn afgewerkt met een kroonlijst en stucwerk. De ramen zijn voorzien van luiken. Dat het om kaaspakhuizen gaat, is te zien aan de hier en daar nog getraliede vensters en aan de ventilatiegaten onder de vensters in de zijgevel. Het behoeft geen uitleg dat een kaaspakhuis bijna voortdurend geventileerd moet worden, maar zelfs in een kaasstad kan dat niet zonder diefstalbeveiliging. Een ander kenmerk van kaaspakhuizen zijn de zware vloeren. In dit geval rusten ze op gietijzeren kolommen.
Erasmus Erasmus werd in 1469 geboren als de onwettige zoon van een Goudse priester en diens huishoudster. Hij ging in Gouda naar de Latijnse School. Na een verblijf in Deventer en Utrecht deed hij zijn intrede in een klooster net buiten Gouda, waar hij verder studeerde in de rijke bibliotheek en zijn eerste boeken en brieven schreef. Deze buste is een vooroorlogs werk van Hilda Krop. Hij zou oorspronkelijk een plaats krijgen in Batavia (Jakarta). Na het uitroepen van de staat Indonesië werd Paramaribo het nieuwe doel. Het beeld belandde echter als vogelverschrikker in de rijstvelden, maar werd gered en stond lange tijd in een Surinaamse tuin. Tenslotte keerde Erasmus terug naar de stad van zijn jeugd.
Het Tapijthuis De naam Tapijthuis dankt dit laatmiddeleeuwse gebouw aan de Vlaamse wevers die eind 16de eeuw naar de Noordelijke Nederlanden gevlucht waren. In gebouwen als deze pakten ze de draad weer op. In de 17de eeuw was er een van de 'kloppenscholen' van Gouda te vinden. Een 'klopje' is een vrouw
die het werk van een non doet, maar geen kloostergelofte heeft gedaan. Dergelijke katholieke scholen waren weliswaar verboden, maar op naleving werd door het stadsbestuur niet toegezien. Regelmatig verzocht de kerkenraad van de naastgelegen Sint-Janskerk om sluiting van de school, maar tevergeefs. Nog later was hier een brouwerij gevestigd en daarna het venduhuis van de vader van de schrijver Herman de Man.
Het kasteel van de Heren van Blois De hier zichtbare torenfundering is een restant van de hoektoren van het kasteel dat vanaf 1361 naast de monding van de Haven in de Hollandsche IJssel verrees. Stadsheer Jan van Blois wilde zo waarschijnlijk meer controle uitoefenen op de haveningang. Meer naar rechts, net over het watertje langs het park, stond een nog veel grotere toren en er tussenin werd een nieuwe Grote Zaal gebouwd. De toren werd in 1938 opgegraven nadat een wichelroede-loopster het jaar ervoor overal in het park onderaardse gangen had aangewezen. Het hele park werd op zijn kop gezet, maar er werd niets gevonden. Aan de andere kant van de bebouwing vindt u meer informatiepanelen over het verdwenen kasteel en de huidige bebouwing.
Pieter Hugesztoren Het stuk stadsmuur tussen de Tolpoort en de Veerstalpoort was versterkt met een muurtoren. Wie Pieter Hugesz is geweest, naar wie de toren is vernoemd, is niet bekend, maar muurtorens en stadspoorten werden in vredestijd gewoon als woning of pakhuis verhuurd en er zijn in Gouda meer voorbeelden van torens die naar een huurder zijn vernoemd. In oorlogstijd kon men vanaf de toren kilometers ver de IJssel afkijken. Bovenop de stadsmuur tussen de Hugesztoren en de Tolpoort bevond zich de woning van de portier van de Tolpoort. Aan de andere kant van de toren, eveneens bovenop de stadsmuur, woonde de portier van de Veerstalpoort. De toren, de muur en portierswoningen werden in 1841 samen met de Tolpoort gesloopt.
Veerstalpoort of Waterpoort De Veerstalpoort of Waterpoort gaf toegang tot de IJsseloever waar slepers en zakkendragers de schepen losten. Ook veel boeren kwamen hier de stad binnen, want hier legde het veerbootje naar de Gouderaksedijk aan. In 1624 werd de poort geheel vernieuwd. De stadszijde kreeg twee achtkantige torens en de IJsselzijde een gevel in rijke renaissancestijl. In 1851 werd de poort voor sloop verkocht op voorwaarde dat de monumentale onderdelen behouden zouden blijven. De sloper dacht daar anders over. Zelfs een beeld van Hercules, dat als zinnebeeld van kracht de buitenzijde gesierd had, bleef niet bewaard. Alleen twee leeuwtjes werden hier later op bakstenen pijlers herplaatst en daarvan is er nu nog één over.
Rotterdamse Poort of Dijkspoort Via de Rotterdamse of Dijkspoort kwam veel verkeer de stad binnen vanaf de dijkweg naar Rotterdam. De poort stond eerst nog goed zichtbaar boven op die dijk. Links van de poort was het meters dieper dan nu en verder leeg tot aan de IJsseloever. De poort zelf was een vierkante kolos, voorzien van een buitenpoort met twee torens. Deze waren in gebruik als gevangenis. In de 17de eeuw werd de poort gemoderniseerd, waarbij de buitenpoort werd afgebroken en de beide zijden van de hoofdpoort pronkgevels met natuurstenen relio/oofs kregen. Op het dak werd een uurwerk geplaatst. In 1851 werd de poort afgebroken. In 1991 werd de fundering van de poort opgegraven en onderzocht en in 2004 deels weer opgemetseld.
De Bogen De straatnaam Bogen is ontleend aan de stadsmuur die hier tussen de straat en het water liep. Aan de stadszijde was de muur van boogvormige nissen voorzien die in oorlogstijd werden opgevuld met
aarde, zodat de stadsmuur dan op sterkte was. In vredestijd waren de nissen leeg en werden ze verhuurd. Huurders timmerden er werkplaatsen, opslagplaatsen en stallen. Na afbraak van de stadsmuur begin 19de eeuw kwam er een aanlegplaats voor schepen. De huizen die hier in de 19de eeuw verrezen, zijn inmiddels allemaal weer afgebroken. Sinds 1988 liggen hier de historische vaartuigen van de Museumhaven Gouda.
Kazerne Kort na 1450 werd op deze plaats het Maria-Magdalenaklooster gesticht, het grootste vrouwenconvent van Gouda. Vanaf 1613 werd een deel van het complex verbouwd tot Pesthuis. Deze ziekte maakte vooral in de jaren 1625 en 1635 veel slachtoffers. In 1841 werd het verbouwd tot kazerne voor de militairen van het Goudse bataljon wielrijders. Het gebouw werd toen twee keer zo groot. De linkerhelft is het oude klooster, herkenbaar aan de zware balkenplafonds, de rechterhelft is de aanbouw uit 1841. In 1922 werd het exercitieterrein voor de kazerne als veemarkt ingericht en de kazerne als restaurant voor veeboeren. Sedert 1987 is de markt bebouwd en zijn in de kazerne een bioscoop, winkels en wooneenheden te vinden.
Hollandsche IJssel De Hollandsche IJssel is een zoete getijdenrivier. Tweemaal per etmaal stagneert de waterafvoer als gevolg van de vloed op zee. Het peil bij Gouda stijgt dan ruim twee meter en de dijken langs de IJssel zijn echte zeeweringen. Het stilstaande IJsselwater zet klei af in de inhammen langs de oevers. In deze zogenaamde zellingen werd vroeger klei gewonnen voor de fabricage van de karakteristieke gele ijsselsteentjes. Voor ons ligt zo'n zelling die dagelijks droogvalt en weer onderloopt. In 1285 werd de IJssel bij zijn oorsprong afgedamd. Er stroomt daardoor minder water door zodat er meer geloosd kan worden. Gevolg is wel dat de IJssel snel dichtslibt en al in de 15de eeuw moest Gouda de vaargeul uitbaggeren.
Schielands Hoge Zeedijk De Schielands Hoge Zeedijk liep oorspronkelijk vanaf de Rotterdamse Poort schuin door het parkje naar de huidige dijk toe. Dat er sprake is van een 'hoge zeedijk' heeft te maken met de getijdenbeweging in de IJssel. De rivier staat in open verbinding met de Noordzee en de dijk maakt dus deel uit van de Nederlandse zeewering. Ook de Veerstal en de Oost- en Westhaven zijn in principe zeeweringen. De eerste plaatselijke stukjes dijk werden in de 12de eeuw aangelegd. Waarschijnlijk werden die begin 13de eeuw al met elkaar verbonden. Over de dijk liep de weg naar Rotterdam. 1 n 1680 werd deze oude route bestraat. Dit was een van de eerste verharde wegen van
ons land en tot in de 18de eeuw in elk geval de langste.
De Havensluis Rond 1220 werd de Gouwe vanaf Boskoop met een brede vaart verbonden met de Oude Rijn in het noorden. Daardoor konden schippers via Gouda naar steden als Leiden en Amsterdam varen. Gouda groef met het oog op die scheepvaart de Haven. Dat de walkanten van de Haven zo hoog zijn, komt omdat de IJssel een getijdenrivier is en de Haven eeuwenlang open was. Het verschil tussen eb en vloed in Gouda bedraagt meer dan twee meter. In de 16de eeuw begon de Haven dicht te slibben en in 1615 werd de bouw van sluisdeuren noodzakelijk. Nadat Gouda in 1953 bijna onder water was gelopen, is de Havensluis afgesloten. In 1956 werd vervolgens voor de haveningang langs een weg aangelegd.
Watersnood Direct voorbij Gouda wordt de Hollandsche IJssel veel smaller. Bij hoogwater en zware storm ontstonden dan vroeger gevaarlijke situaties omdat het water nergens heen kon en steeds hoger opgestuwd werd. In 1775 en 1776 sloeg het water over de sluisdeuren heen. Het liep
allemaal goed af, maar in 1777 werden de sluisdeuren en de waterkering verhoogd. In de nacht van de watersnood in 1953 ontsnapte Gouda wederom ternauwernood aan een ramp. Het water stond precies tot aan de bovenrand van de sluisdeuren en stroomde al door het Tolhuis de stad in. Het liep wederom goed af, maar direct daarna werd de Haven hermetisch afgesloten. In 1956 werden Veerstal en de Nieuwe Veerstal met elkaar verbonden en werd de huidige weg aangelegd.
Tolhuis en sluiswachterswoning Nadat de Gouwe rond 1220 was verbonden met de Oude Rijn en er een binnenvaarverbinding met de andere Hollandse steden was ontstaan, begonnen de graven van Holland het belang van deze plek in te zien. Rond 1300 verplaatsten zij hun tol van Moordrecht naar Gouda. Dat eerste tolhuis was niet meer dan een zware stenen toren. De graven verboden het gebruik van andere scheepvaartroutes door Holland en lieten elk passerend schip hier tol betalen. Gouda profiteerde van de wachtende schepen in de stad en deed er niet veel aan om de doorvaart te versnellen. De andere Hollandse steden waren woedend en het kwam dan ook nog wel eens tot een gewapend conflict met Rotterdam, Delft of Leiden. Maar Gouda kon altijd op de steun van de graven rekenen en trok steeds aan het langste eind. In 1350 werd een stadsmuur langs de IJssel gebouwd en in 1361 verrees tegenover het Tolhuis het kasteel van de Heren van Blois. De haveningang was nu goed beveiligd. In de loop der eeuwen werd het Tolhuis aanzienlijk uitgebreid en verfraaid. In 1623 werd er aan de IJsselzijde een woning voor de sluiswachter aan toegevoegd. Het kasteel was intussen, in 1577, verdwenen. In 1795 werd het tol afgeschaft en werd het Tolhuis een luxe woning.
Nieuwe Veerstal en bolwerk de Punt In 1577 besloot het stadsbestuur het kasteel te laten afbreken. Alleen de voorgevel en een hoektoren naast de Haven bleven staan. De vensteropeningen in de muur werden gedicht en de stad had een stadsmuur. De hoektoren, Haventoren geheten, werd in gebruik genomen door de zakkendragers die in de Haven de schepen laadden en losten. In 1777 werd de toren afgebroken. Veel van het kasteelpuin was in 1577 voor de kasteelmuur in de IJssel gegooid. Zo ontstond de Nieuwe Veerstal, waar voortaan schepen van buiten Gouda konden afmeren om te wachten tot ze Gouda konden passeren. Verder naar het oosten verrees een hoog bolwerk, de Punt. De kasteelmuur tussen de Punt en de Haventoren werd later nog eens opnieuw bekleed en zo staat een deel ervan nu nog overeind. De niet-Goudse schippers konden intussen bij gebrek aan een doorgang vanaf de Nieuwe Veerstal de stad niet in. Na luide protesten maakte de stad in 1605 een opening in de muur, maar die werd nooit groot genoeg om met paard en wagen te kunnen passeren. In het begin van de 19de eeuw werd de stadsmuur afgebroken, voor zover die niet in gebouwen verwerkt was.
Molenwerf en Motte In de 12de eeuw stond op deze plaats een versterking op een ronde en meters hoge heuvel, een zogenaamde motte. Ten oosten ervan, helemaal tot aan de Groeneweg, strekte zich een grote hofstede met woongebouwen, stallen, graanschuren en dergelijke uit. Ten westen van de burchtheuvel stonden de gebouwen die de voorhofstede vormden. Het geheel vormde het adelsgoed van de Heren Van der Goude, de stadsheren van Gouda. Ook een privé-kapel ter plaatse van de huidige Sint-Janskerk maakte deel uit van hun domein. Rond deze burcht is Gouda ontstaan. De hoge motte zelf werd alleen in tijden van oorlog en watersnood gebruikt; pas in de 12de eeuw werden de eerste dijken aangelegd. Waarschijnlijk in 1304 werden de motte en de hofstede door oorlogshandelingen verwoest. Het gebied werd later met huizen bebouwd en op de motte verrees een molen. De huidige weg dwars over de motte, die in 1369 werd afgegraven, heet daarom Molenwerf. De oude sterkte is nog te herkennen aan de wat hogere ligging en de rondlopende slotgracht. De Molenwerf gaat er met twee bruggetjes overheen.
Het kasteel van de Heren van Blois De bouw van het kasteel duurde van 1361 tot 1382. Het resultaat was een rechthoekig bakstenen gevaarte met zes torens. Het strekte zich uit van molen 't Slot tot aan de Haven. Met de voorgevel stond het kasteel in de IJssel die toen veel dichter langs de stad stroomde. Het kasteel was van 1425 tot 1428 de uitvalsbasis van Jacoba van Beieren in haar strijd tegen Philips de Goede die haar Hollandse erfenis betwistte. De Goudse schutters behaalden nog een klinkende overwinning voor haar, maar uiteindelijk moest ze de strijd opgeven. Het kasteel wisselde nogal eens van eigenaar, maar geen ervan woonde er ook echt. Een kastelein hield het kasteel bewoonbaar voor als de eigenaar de stad bezocht. De laatste officiële kasteelheer was de Spaanse koning Philips Il, maar in 1572 koos Gouda de kant van Willem van Oranje. Vijf jaar later liet het stadsbestuur het kasteel illegaal afbreken, zogenaamd om te voorkomen dat de Spanjaarden het zouden heroveren, maar in werkelijkheid om van dit grafelijke machtsbolwerk in de stad verlost te zijn. Na de afbraak kwam er een hoog bolwerk voor in de plaats, de Punt genaamd. Daaraan herinnert nog de naam van dit straatje en de hoogte waarop de molen staat. Van het kasteel zijn onder de huizen aan de Punt nog grote delen van het buiten-muurwerk en keldergewelven over. Deze resten zijn op afspraak te bezichtigen. (informatie: VVV Het Groene Hart, tel. 0900-46832888).
Amsterdams Verlaat en Dirck Crabethbrug Dit gedeelte van de Gouwe heette vroeger het Amsterdamse Veer, omdat hier de trekschuit naar Amsterdam vertrok. De sluis erin heet het Amsterdams Verlaat en herinnert aan de tijd dat Gouda het centrum van de Hollandse binnenvaart was. Hij werd in 1436 gebouwd op kosten van Gouda en vijf Noord-Hollandse steden. Die steden hadden belang bij een snellere doorvaart door de stad en dwongen Gouda via een rechtszaak tot de bouw. Gouda zelf had juist geen belang bij een snelle doorvaart, want hoe langer schippers in de stad voor anker lagen, hoe meer ze verteerden. Deze sluis vormde samen met de Donkere Sluis een sluiskolk van wel 400 meter. Na de bouw van de Havensluis in 1615 werd die lengte verdubbeld en ontstond de langste sluis ter wereld. De draaibrug is de gietijzeren Crabethbrug uit 1867, genoemd naar de beroemde 16de-eeuwse glazenier Dirck Crabeth die Hoge Gouwe 153 bewoonde.
Houtmansplantsoen Na de sloop van de stadsmuren in 1829 werd langs de singel een smal plantsoen aangelegd. Deze groenstrook werd in 1855 en 1876 nog smaller toen de singel werd verbreed met het oog op de droogmaking van de Haarlemmermeer. Water dat uit dat meer werd weggemalen, werd helemaal hier in Gouda, door een groot stoomgemaal geloosd op de IJssel. In 1893 kreeg het park zijn huidige omvang toen burgemeester Van Bergen IJzendoorn, die aan de Oosthaven had gewoond, zijn kolossale achtertuin na zijn dood aan de stad naliet. Zijn tuin had tot 1577 deel uitgemaakt van het kasteel dat langs de IJssel had gestaan, maar was nadien voor industriële doel-einden en woningbouw gebruikt. De huidige parkaanleg, met de muziektent, dateert uit 1898. Een monument uit 1880 gedenkt de Goudse broers De Houtman die in 1596 een vaarroute naar Nederlands-Indië ontdekten. Toen konden de Hollanders zonder tussenkomst van Spanjaarden en Portugezen handeldrijven op de Oost. In 1938 werd het park op zijn kop gezet tijdens een verbeten zoektocht naar onderaardse gangen. Deze maken volgens een onuitroeibare Goudse volksoverlevering deel uit van het kasteel, maar werden zelfs na inzet van een wichelroedeloopster niet gevonden.
Grote Volmolen Gouda telde in het verleden twee volmolens waarvan deze over is. Het waren watermolens die hun naam dankten aan het 'vollen', het ruw maken van wol, en niet aan het feit dat ze het laaggelegen achterland weer vol water maalden. Dat deden ze echter wel. Via een duiker stroomde het IJsselwater de molen binnen en zette een groot scheprad in beweging. De twee volmolens loosden daardoor via de stadsgrachten evenveel water op het achterland als vijf windmolens er weer uit konden malen. De
polderbesturen en het hoogheemraadschap van Rijnland waren razend, maar Gouda had er maling aan. Pas in 1869 werd een compromis bereikt en heeft Gouda zich ingeperkt. Deze volmolen, de grootste van de twee, werd gebouwd in 1631 op de funderingen en tegen één van de toen nog overeind staande torens van het kasteel. In de molen werd later ook hennep gebeukt en zeemleer bewerkt. Na 1869 diende het pand als kaaspakhuis. In 1808 werd de kasteeltoren op de hoek afgebroken. De nog altijd schuine hoek van de Grote Volmolen is rond 1900 recht getrokken. De plaats waar de toren gestaan heeft, is in het plaveisel aangegeven.