SPRAAKMAKERS OPVOEDEN IN NEDERLAND HANDLEIDING VOOR COÖRDINATOREN
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
1
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 ALGEMENE INLEIDING ............................................................................ 3 1.1 Aandacht voor oudkomers ......................................................................................... 3 1.2 Opdrachtgever ............................................................................................................ 3 1.3 Aanleiding voor ontwikkeling materiaal.................................................................... 3 1.4 Doelgroep ................................................................................................................... 3 1.5 Doel van het materiaal................................................................................................ 3 1.6 Duaal traject: taaldoelen en opvoedingsdoelen .......................................................... 3 1.7 Taaldoelen .................................................................................................................. 4 1.8 Niveaudifferentiatie.................................................................................................... 4 1.9 Opvoedingsdoelen...................................................................................................... 4 1.10 Theorieën over opvoeding.......................................................................................... 5 HOOFDSTUK 2 HANDLEIDING VOOR COÖRDINATOREN BIJ GEMEENTEN OF ROC’S ........................................................................................................................................ 6 2.1 Belang van de gemeente............................................................................................. 6 2.2 Werving van de doelgroep ......................................................................................... 6 2.3 Inkoop van trajecten ................................................................................................... 6 2.4 De coördinatie van de werkzaamheden...................................................................... 7 2.5 Financiën .................................................................................................................... 7 Bijlage 1: Overzicht cruciale praktijksituaties (CP’s) en handelingssituaties (CH’s) ....... 8 Bijlage 2: Samenwerkingspartners................................................................................... 10 Bijlage 3: Stappenplan voor gemeenten ....................................................................... 15
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
2
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE INLEIDING 1.1 Aandacht voor oudkomers De groep allochtonen die al langere tijd in Nederland is – de zogenaamde oudkomers - en die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, krijgt steeds meer aandacht. Dit is terecht, want onvoldoende kennis van de Nederlandse taal brengt de aansluiting met de Nederlandse samenleving in gevaar, met segregatie en sociale uitsluiting als gevolg. Deze groep bestaat voor een groot deel uit vrouwen met een laag opleidingsniveau en een lage arbeidsmarktparticipatie. Het risico bestaat dat deze vrouwen als gevolg van de onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal steeds meer in een maatschappelijk isolement terechtkomen, terwijl juist zij als opvoeders een belangrijke rol spelen bij de voorbereiding van de volgende generatie op de Nederlandse samenleving. 1.2 Opdrachtgever Het lesmateriaal is ontwikkeld in opdracht van de Directie coördinatie integratiebeleid minderheden van het ministerie van Justitie. 1.3 Aanleiding voor ontwikkeling materiaal Het onderwijs in Nederlands als tweede taal moet zodanig aansluiten bij de eigen situatie van deze groep dat het hen motiveert om deel te nemen. Voor oudkomers met opvoedingsverantwoordelijkheid was totnogtoe relatief weinig geschikt materiaal voorhanden. Daarom is nu een leerlijn ontwikkeld, waarbij onderwijs over opvoeding in Nederland en taalvaardigheidsonderwijs volledig geïntegreerd zijn. 1.4 Doelgroep Het lesmateriaal is bestemd voor laagopgeleide oudkomers met opvoedingstaken en richt zich specifiek tot moeders. Uiteraard zijn vaders ook belangrijke opvoeders en zij komen wel in het lesmateriaal voor, maar veel opdrachten gaan in op de rol van moeders in de opvoeding. 1.5 Doel van het materiaal De leerlijn biedt cursisten de mogelijkheid om niet alleen hun vaardigheid en kennis van de Nederlandse taal uit te breiden, maar tegelijkertijd kennis te maken met de wijze waarop onderwijs en opvoeding in de Nederlandse samenleving gestalte krijgen. Door niet alleen te praten met beroepskrachten, maar ook met andere ouders over de opvoeding van hun kind, leren cursisten contact te leggen met Nederlandse ouders. De mogelijkheid om zelf direct te communiceren over opvoeding en onderwijs in het belang van hun kinderen, zal een extra stimulans vormen om de lessen te blijven volgen. Cursisten zullen die communicatie niet alleen in de les oefenen, maar ook tijdens de praktijkopdrachten. De ervaringen die zij in deze praktijksituaties opdoen, kunnen zij direct in hun dagelijks leven gebruiken. 1.6 Duaal traject: taaldoelen en opvoedingsdoelen In het lesmateriaal zijn doelen op het gebied van Nederlands als tweede taal en op het gebied van opvoeding geïntegreerd. De gedachte hierachter is dat het weinig zinvol is om een tweede taal zonder context aan te leren. Vaardigheden in taalbeheersing enerzijds en inhoudelijke kennis, vaardigheden en attitude over opvoedingsvraagstukken anderzijds zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Cruciale praktijksituaties staan aan de basis van de lessen. Het gaat daarbij om de context waarbinnen een opvoeder moet kunnen functioneren. Binnen elke cruciale praktijksituatie zijn verschillende cruciale handelingssituaties onderscheiden. Deze zijn een invulling van de cruciale praktijksituatie op handelingsniveau.
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
3
Per les zijn zowel taal- als opvoedingsdoelen geformuleerd en in een geïntegreerde opdracht wordt aan beide soorten doelen gewerkt. In het materiaal zijn geen toetsen opgenomen. 1.7 Taaldoelen De bedoeling van het lesmateriaal is het vergroten van de mondelinge taalvaardigheid, zowel actief als passief. In principe is het niet nodig dat de deelnemers lees- en schrijfvaardig zijn. Er zijn nauwelijks schriftelijke taken en er worden in het materiaal vooral visuele en auditieve middelen gebruikt, zoals pictogrammen, foto’s, geluid- en beeldmateriaal. De lessen worden in het Nederlands gegeven, dus dit vraagt van de cursisten dat zij enigszins in deze taal aanspreekbaar zijn en in ieder geval een beperkte woordenschat hebben in het Nederlands. Twee uitgangspunten zijn leidend geweest bij de opzet van het materiaal en de uitwerking van de lessen. • Taal en inhoud zijn onlosmakelijk verbonden. Dit uit zich in de opzet van het materiaal rondom de cruciale handelingssituaties en het duale karakter van het materiaal. Het kunnen handelen in een situatie hangt niet uitsluitend af van het taalniveau. Het adequaat kunnen handelen en het goed kunnen inzetten van de (beperkte) taalkennis wordt sterk beïnvloed door kennis van de situatie, het gespreksonderwerp, het doel van het gesprek en enige kennis van de omstandigheden, gesprekspartners en gewoonten. Er is letterlijk en figuurlijk een goed beeld nodig van de situatie. In letterlijke zin wordt hieraan bijgedragen door het uitgebreide beeldmateriaal. In figuurlijke zin door de oriëntatieopdracht in de groep en het voorbeeldgesprek. Als de situatie voldoende verkend is worden de benodigde taalmiddelen aangeboden: ook hier speelt het voorbeeldgesprek een rol, naast de meepraters en de woordenschat. De kennis van de situatie en de taalmiddelen vormen samen met de houdingsaspecten die in de groep aan de orde komen, een degelijke basis voor het functioneren in de praktijksituaties. • Taal leer je door taal te gebruiken. De praktijkopdrachten staan centraal in het lesmateriaal. Hierin voeren de deelnemers echte gesprekken met een inhoud waar zij werkelijk een gesprek over aan willen gaan. De deelnemers hebben zich relatief kort, maar doelgericht voorbereid op deze gesprekssituatie. In de lessen zijn de deelnemers intensief over het onderwerp en de situatie in gesprek geweest met elkaar. De korte en doelgerichte cyclus van vooruitkijken (verkennen, luisteren, meepraten), uitvoeren (in gesprek gaan) en terugkijken (reflecteren) zorgt voor intensief en toepasbaar taalleren. Daarnaast worden het zelfvertrouwen en de kennis van de situaties vergroot. 1.8 Niveaudifferentiatie Er worden twee profielen onderscheiden: • opvoeders die analfabeet of anders-alfabeet zijn; • opvoeders die al enigszins schrijf- of leesvaardig zijn (NT2-niveau 1). De lessen zijn in principe voor beide groepen ontwikkeld en bevatten veel visueel materiaal (video’s en foto’s). Wanneer er gewerkt wordt met gemengde groepen, waarin zich dus zowel analfabeten als niveau 1-cursisten bevinden, dan kunnen degenen die het Nederlandse schrift enigszins machtig zijn de anderen helpen. Soms staan er in het lesmateriaal aanwijzingen voor docenten over hoe om te gaan met deelnemers van de twee niveaus. Ook zijn er soms twee varianten van een opdracht of oefening in het materiaal opgenomen. 1.9 Opvoedingsdoelen De pedagogische inhoud van het duale traject bestaat uit een preventief aanbod om ouders in een vroeg stadium steun te bieden bij de opvoeding van hun kinderen. De doelen die op het
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
4
gebied van opvoeding geformuleerd zijn, vallen onder opvoedingsondersteuning. Er zijn verschillende omschrijvingen van opvoedingsondersteuning in omloop. Een veelgebruikte is: ‘Opvoedingsondersteuning bestaat uit al die activiteiten die tot doel hebben om ouders hulp of steun te bieden bij het opvoeden. Deze activiteiten richten zich niet zozeer op het kind zelf, maar vooral op ouders en opvoeders en op de context waar binnen opvoeding plaatsvindt’ (Blokland e.a., Opvoeden doe je niet alleen, Het hoe en wat van opvoedingsondersteuning, 2002). Een andere omschrijving is: ‘(…) al de activiteiten die tot doel hebben de opvoedingsituatie te verbeteren, met andere woorden opvoeders helpen opvoeden’ (Hermanns, Het sociale kapitaal van jonge kinderen, 1992). Opvoedingsondersteuning is een begrip dat met name professionals en beleidsmakers hanteren. De doelgroep zelf - de ouders – is niet erg enthousiast over de term opvoedingsondersteuning. Deze spreekt liever over steun of praktische hulp. Het lesmateriaal is gericht op de volgende doelen: • de bevordering van een goede relatie tussen ouders en kinderen; • het voorkomen van problemen die de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen kunnen belemmeren; • de vergroting van vaardigheden en kennis van ouders inzake opvoeding; • de versterking van het zelfvertrouwen van ouders. Per module en per les zijn de doelen uitgewerkt in specifieke onderdelen. 1.10 Theorieën over opvoeding Bij de ontwikkeling van de pedagogische opdrachten en inhoud is onder andere de theorie van de ‘fasegewijze ontwikkeling’ van een kind gehanteerd. Die theorie gaat ervan uit dat elk kind met specifieke ontwikkelingsopgaven wordt geconfronteerd. Deze opgaven verschijnen in een bepaalde periode. Zo is voor een kind tussen de twee en vier jaar bijvoorbeeld een ontwikkelingsfase: omgaan met leeftijdgenoten. Het niet goed doorlopen van ontwikkelingsfasen kan de kans op latere problemen vergroten. Daarbij dient aangetekend te worden dat ontwikkelingsopgaven cultuurbepaald zijn. Zo komt de ontwikkelingsopgave ‘leren lezen’ voor een westers kind doorgaans op vijf- à zesjarige leeftijd, maar dat geldt niet voor alle culturen. Daarnaast is de theorie van het levensloopmodel met per leeftijd wisselende ontwikkelingsmijlpalen gebruikt. In het levensloopmodel wordt aangenomen dat de responsiviteit van de opvoeder de beste ontwikkelingskansen voor kinderen biedt. Daarbij gelden de volgende principes: • respecteren van de autonomie van het kind; herkennen en erkennen van de initiatieven van het kind; • aanmoedigen, emotioneel ondersteunen en prijzen; geen negatieve kritiek geven; • structuur bieden en regels en grenzen stellen; • uitleg en informatie geven die op het kind zijn afgestemd. Deze pedagogische principes vormen de rode draad binnen de lessen.
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
5
HOOFDSTUK 2 HANDLEIDING VOOR COÖRDINATOREN BIJ GEMEENTEN OF ROC’S 2.1 Belang van de gemeente Het inburgerings- en integratiebeleid is nog in discussie, maar wel is al duidelijk dat de doelgroep allochtone vrouwen met opvoedingsverantwoordelijkheid en met weinig kennis van de Nederlandse taal de speciale aandacht van de gemeente blijft houden. In de Contourennota Herziening van het inburgeringsstelsel worden allochtone vrouwen zonder uitkering die al langer in Nederland zijn, expliciet genoemd als een groep waar de gemeente een bijzondere verantwoordelijkheid voor blijft behouden. In aanvulling op de eigen verantwoordelijkheid voor de inburgering kan de gemeente voor deze groep behalve intake en handhaving van de inburgeringsplicht, ook de inkoop van trajecten en de begeleiding ter hand nemen. De vergroting van de taalvaardigheid en de opvoedingsvaardigheid van deze groep is voor een gemeente belangrijk uit een oogpunt van integratie. Een grotere taalvaardigheid biedt meer mogelijkheden contacten te leggen in het Nederlands, waardoor het gebruik van voorzieningen, het volgen van opleidingen en het toetreden tot de arbeidsmarkt vergemakkelijkt worden. De doelgroep wordt meer zelfredzaam en minder afhankelijk van voorzieningen. Bovendien wordt het daardoor ook mogelijk meer en beter in het Nederlands te communiceren met de eigen kinderen en worden de mogelijkheden van ouderparticipatie vergroot. 2.2 Werving van de doelgroep Een belangrijke taak van de gemeente is de werving van de doelgroep. Voor zover het gaat om vrouwen die zijn ingeschreven bij de Sociale Dienst is werving via die weg het eenvoudigst. Het deel van de doelgroep dat geen uitkering ontvangt, is lastiger te bereiken. Hiervoor kunnen professionals ingeschakeld worden die ook bij de uitvoering betrokken zijn: de leerkrachten van basisscholen, leidsters in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, medewerkers van bibliotheken en van consultatiebureaus, afhankelijk van de leeftijdsgroep die in de module wordt behandeld. Voor de groep ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs kan wellicht gebruikgemaakt worden van contactpersonen uit de allochtone groepen, voor zover aanwezig op de scholen. Andere kanalen zijn: jeugdwerk, zelforganisaties van allochtonen, moskeeverenigingen en buurtorganisaties, afhankelijk van de infrastructuur binnen de gemeente. 2.3 Inkoop van trajecten Uiteraard ligt het niet op de weg van de gemeente om ROC’s of andere uitvoerders van educatie voor te schrijven welk materiaal ze moeten gebruiken. Dat behoort tot de competentie van de docenten. Toch heeft de gemeente wel mogelijkheden om het gebruik van dit materiaal te bevorderen. Zij kan bij de inkoop van trajecten voor de doelgroep opvoeders voorwaarden stellen die gerelateerd zijn aan de cruciale praktijksituaties van dit materiaal of aan de leeftijdgerelateerde onderwerpen die in de modules zijn opgenomen. Ook bij het inkopen van trajecten voor andere doelgroepen, zoals (werkloze) mannen met opvoedingsverantwoordelijkheid, kunnen de doelstellingen van dit materiaal geheel of gedeeltelijk als voorwaarde worden gehanteerd. Zoals inmiddels gebruikelijk bij gemeentelijke inkoop is het ook hier belangrijk om vooraf te formuleren aan welke eisen het product moet voldoen, zoals percentage uitvallers, verzuim, resultaat na toetsing. Deze eisen aan de instellingen kunnen gerelateerd worden aan de afrekeneisen die het rijk aan de gemeente stelt waar het (mede) door het Rijk gefinancierde activiteiten betreft.
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
6
2.4 De coördinatie van de werkzaamheden Het gebruik van het programma vraagt extra aandacht vanwege de combinatie van de lessen met praktijkopdrachten, waarbij allerlei externe partners betrokken zijn, zoals medewerkers van consultatiebureaus, bibliotheken, peuterspeelzalen, culturele instellingen en dergelijke. Het organiseren van deze activiteiten is tijdrovend en zal de gebruikelijke normen voor het voorbereiden van lessen ver overschrijden. Daarom is het aan te bevelen dat de gemeente of zelf een coördinatiepunt inricht of dit bekostigt bij de uitvoerende instelling. De werkzaamheden van zo’n coördinerende functie bestaan uit het leggen van contacten ten behoeve van de praktijkopdrachten, het enthousiasmeren en het informeren van de betrokkenen over de opdrachten en over de rol die daarbij van hen wordt verwacht, de planning en organisatie van de praktijkactiviteiten, de nabespreking, enzovoorts. Een dergelijke functie kan efficiënter benut worden naarmate er een grotere verscheidenheid aan leeftijdsgroepen moet worden bediend en er een groter aantal cursisten aanwezig is. Wanneer de gemeente alle trajecten aanbesteedt bij één instelling is het mogelijk de coördinatie bij deze instelling neer te leggen. Wanneer de gemeente gebruikmaakt van verschillende instellingen, is het efficiënter als de gemeente zelf de coördinatie van de praktijkopdrachten verzorgt, uiteraard in goed overleg met de docenten. In de bijlage zijn overzichten opgenomen van de partners die per module nodig zijn bij de begeleiding van de praktijkopdrachten. Op deze website (www.thiememeulenhoff.nl/spraakmakers) staan informatiebladen om uit te reiken aan de begeleiders van de praktijkopdrachten. Hierop staan aanwijzingen voor de uitvoering van de praktijkopdrachten. 2.5 Financiën Zoals eerder aangegeven, krijgt de gemeente in het nieuwe inburgerings- en integratiebeleid de mogelijkheid om voor specifieke doelgroepen trajecten in te kopen. Laagopgeleide vrouwen met opvoedingsverantwoordelijkheid behoren tot deze doelgroepen. De inzet van praktijkbegeleiders die de praktijkopdrachten verzorgen, brengt extra kosten met zich mee. In sommige gevallen behoort deze begeleiding niet tot hun reguliere taken en zullen zij er betaling voor verlangen. Helaas biedt het gemeentelijk onderwijsachterstandsbeleid hiervoor na 2006, zoals het er nu naar uitziet, voor gemeenten weinig mogelijkheden meer. Het is de moeite waard om na te gaan of andere instellingen bereid zijn zelf hun inzet te financieren bijvoorbeeld scholen uit de schoolgebonden middelen voor onderwijsachterstandsbeleid vanwege de bevordering van ouderbetrokkenheid en/of bibliotheken en culturele instellingen vanuit de behoefte een breder publiek te werven. Indien de gemeente welzijnsinstellingen financiert op basis van productbegrotingen, is het mogelijk om medewerking aan deze activiteiten van welzijnsinstellingen, zoals peuterspeelzalen, hierin op te nemen. Eigen gemeentelijke middelen voor integratiebeleid of middelen uit de Brede Doeluitkering Grootstedenbeleid kunnen wellicht ook aangewend worden. Indien het niet mogelijk is om een voldoende groepsgrootte te bereiken met opvoeders van kinderen uit dezelfde leeftijdsgroep, is het ook mogelijk een ‘gemengd pakket’ samen te stellen, waarbij, afhankelijk van de wensen van deelnemers, delen uit diverse modulen worden samengenomen.
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
7
Bijlage 1: Overzicht cruciale praktijksituaties (CP’s) en handelingssituaties (CH’s) De CP’s zijn geformuleerd voor vijf leeftijdscategorieën: 0-3 jaar: voor- en vroegschoolse educatie; 3-6 jaar: onderbouw basisonderwijs; 6-11 jaar: midden- en bovenbouw basisonderwijs; 11-14 jaar: keuze voortgezet onderwijs; 14-18 jaar: puberteit. 0-3 jaar CP 1. Ontwikkeling van het kind CH 1. Meten en wegen CH 2. Themabijeenkomst op het consultatiebureau over ontwikkeling CH 3. Adviesgesprek met medewerker van consultatiebureau CH 4. Afspraak maken CP 2. De kinderopvang CH 1. Oriënterend bezoek aan een vorm van kinderopvang CH 2. Gesprek met andere ouders over de kinderopvang (koffieochtend) CH 3. Gesprek bij het brengen en ophalen over de gang van zaken CH 4. Gesprek met de leidster over de ontwikkeling van het kind 3-6 jaar CP 3. Spelen met je kind CH 1. Meedoen aan een activiteit op de peuterspeelzaal CH 2. Bezoek aan de spelotheek CH 3. Voorlezen CP 4. Wat betekent het om in Nederland een schoolgaand kind te hebben? CH 1. Voorbereiden schoolkeuze basisonderwijs CP 5. Functioneren in de kleuterklas CH 1. Tienminutengesprek CH 2. Gesprek met de leerkracht over een vraag of probleem van de ouder CH 3. Meedoen aan een ouderactiviteit CH 4. Gesprekken op het schoolplein (of andere informele gesprekken binnen de school) CP 6. Veiligheid van huis naar school CH 1. Voorlichtingsbijeenkomst over verkeersveiligheid CP 7. De huisarts CH 1. Gesprek met de huisarts 6-11 jaar CP 8. Samen spelen, samen lezen CH 1. Gebruikmaken van de bibliotheek CH 2. Gesprek met andere ouders over binnen spelen van de kinderen CP 9. De basisschool CH 1. Gesprek met de leerkracht over de vorderingen van het kind (formeel, op uitnodiging van de leerkracht) CH 2. Meedoen aan ouderactiviteiten CH 3. Een probleem aankaarten bij de leerkracht CP 10. De tandarts CH 1. Gesprek met de tandarts
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
8
CP 11. Sport en spel CH 1. (Telefoon)gesprek met een (sport)club en inschrijving regelen CH 2. Afspraak maken met een andere ouder om kinderen bij elkaar te laten spelen 11-14 jaar CP 12. Veranderingen in de puberteit CH 1 Gesprek met andere ouders over de puberteit van het kind CP 13. De schoolkeuze CH 1. Gesprek met leerkracht (op eigen initiatief, dus zelf een afspraak maken) CH 2. Gesprek met leerkracht over doorstroming (op uitnodiging van school) CH 3. Gesprek met andere ouders CP 14. Het voortgezet onderwijs CH 1. Deelnemen aan een informatiebijeenkomst CH 2. Gesprek met de mentor CH 3. Telefoongesprek met de school CP 15. Pubers CH1 Gesprek met andere ouders over vrijetijdsbesteding van pubers 14 - 18 jaar CP 16. Volwassen worden CH1. Gesprek met andere ouders praten over volwassen worden CP 17. Het voortgezet onderwijs CH 1. Gesprek met de mentor CH 2. Deelnemen aan een informatiebijeenkomst CP18. Praten met het kind over volwassen worden CH1. Een persoonlijk gesprek over de toekomst CH2. Een vertrouwelijk gesprek over een moeilijke kwestie CP 19. De toekomst CH 1. Gesprek met het kind over loopbaankeuze CH 2. Gesprek met de decaan CH 3. Bezoek aan een vervolgopleiding of werkplek
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
9
Bijlage 2: Samenwerkingspartners Module 1 Partner
Activiteiten
buurthuis
gesprek met andere ouders oriëntatie: rondleiding op het consultatiebureau oefenen met een baliemedewerk(st)er in het maken van een afspraak groepsgesprek onder leiding van een wijkverpleegkundige over de ontwikkeling van het kind adviesgesprek met een wijkverpleegkundige oriëntatie: kennismaking / informatie over de peuterspeelzaal gesprek met andere ouders tijdens koffieochtend gesprek met de leidster / oppas tijdens brengen en ophalen van het kind gesprek met de leidster / oppas over de ontwikkeling van het kind gesprek met andere ouders
consultatiebureau
peuterspeelzaal
buurthuis
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
Aantal les cursisten per keer hele 1 cursusgroep hele 2 cursusgroep
opmerking
hele 3 cursusgroep
hele 4 cursusgroep
4
5
bij voorkeur op het eigen consultatiebureau
hele 6 cursusgroep
hele 7 cursusgroep 1
8
hele 9 cursusgroep
hele 10 cursusgroep
10
Module 2 Partner
activiteiten
peuterspeelzaal
meedraaien, nabespreking met leidster
spelotheek
basisschool/ buurthuis politie of GGD
gesprek met medewerker, lid worden en speelgoed lenen oriëntatie: rondleiding op twee scholen door een van de ouders, gesprek met intern begeleider of directeur gesprek met de leerkracht tijdens het brengen en ophalen van het kind gesprek met leerkracht of iemand van de oudercommissie over ouderactiviteiten tienminutengesprek met leerkracht gesprek met leerkracht op eigen verzoek gesprek met andere ouders gesprek met politie
huisarts
gesprek met huisarts
basisschool
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
Aantal cursisten per keer 2
les
opmerking
1
cursisten met een kind op de peuterspeelzaal, contact laten opnemen met de eigen peuterspeelzaal
hele 1 cursusgroep
hele 3 cursusgroep
liefst op twee verschillende basisscholen
1
op de basisschool van het kind van de cursist
2
5
op de basisschool van het kind van de cursist
2 (1)
6
2 (1)
10
op de basisschool van het kind van de cursist op de basisschool van het kind van de cursist
hele 7 cursusgroep hele 8 cursusgroep 2 (1) 9
eventueel bij eigen huisarts
11
Module 3 Partner
Activiteiten
basisschool of buurthuis bibliotheek
gesprek met andere ouders oriëntatie: rondleiding in de bibliotheek oriëntatie: kennismaking met de school van het kind gesprek met leerkracht gesprek met leerkracht, meedoen aan ouderactiviteit gesprek met andere ouders gesprek met leerkracht gesprek met leerkracht gesprek met tandarts of mondhygiëniste gesprek met andere ouders
basisschool van eigen kind basisschool van eigen kind basisschool van eigen kind basisschool of buurthuis basisschool van eigen kind basisschool van eigen kind (school)tandarts of monhygieniste basisschool of buurthuis
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
Aantal les cursisten per keer hele 1 cursusgroep hele 2 cursusgroep groepjes
3
1
4
1 (of kleine 5 groepjes) hele 6 cursusgroep 1 7 1
8
2
9
hele 10 cursusgroep
opmerking
bij voorkeur op één en dezelfde basisschool duidelijke aanwijzingen van bibliotheekmedewerker op de basisschool van het kind van de cursist gesprek over schoolvorderingen afspraak maken met leerkracht en deelnemen aan ouderactiviteit bij voorkeur op één en dezelfde basisschool gesprek over zorgen of problemen gesprek over de rol van de ouder in het onderwijs gesprek over het belang van mondverzorging bij voorkeur op één en dezelfde basisschool
12
Module 4 Partner
Activiteiten
Aantal les cursisten per keer hele 1 cursusgroep
basisschool of buurthuis
gesprek met andere ouders
bij voorkeur op één en dezelfde basisschool
voortgezet onderwijs oriëntatie en gesprek met andere ouders basisschool of gesprek met andere buurthuis ouders
hele 2 cursusgroep hele 3 cursusgroep
bij voorkeur op één en dezelfde basisschool
basisschool van eigen kind basisschool van eigen kind voortgezet onderwijs
gesprek met leerkracht gesprek met leerkracht informatie en gesprek met andere ouders voortgezet onderwijs telefoongesprek
2
4
1
5
voortgezet onderwijs gesprek met mentor van eigen kind buurthuis, gesprek met sportschool, begeleiders van sportclubhuis. Discotheek en andere etc. vrijetijdsactiviteiten voortgezet onderwijs gesprek met medewerkers van buitenschoolse activiteiten
1
8
groepjes (waar mogelijk)
9
groepjes (waar mogelijk)
10
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
hele 6 cursusgroep 4 7
opmerking
gesprek over schoolvorderingen gesprek over schooladvies
bij voorkeur een echt telefoongesprek met school voor voortgezet onderwijs gesprek over het eerste rapport
13
Module 5 Partner
Activiteiten
voortgezet onderwijs gesprek met andere ouders voortgezet onderwijs oriëntatie en informatie voortgezet onderwijs ouderavond
voortgezet onderwijs gesprek met de mentor voortgezet onderwijs beroepenvoorlichting
Aantal les cursisten per keer hele 1 cursusgroep groepjes 2
opmerking
1 of 3 groepjes (zie handleiding) 2 4
informatie over verschillende onderwerpen, afhankelijk van klas en schooltype gesprek over schoolvorderingen informatie over verschillende beroepen en loopbaankeuze gesprek over beroepsmogelijkheden
hele 5 cursusgroep
voortgezet onderwijs gesprek met decaan
individueel of met kind beroepsopleiding gerichte oriëntatie tav ouder en of/en bedrijf beroepsmogelijkheden kind voortgezet onderwijs gesprek over vragen 1 (of kleine of/en huisarts of/en en zorgen groepjes) vertrouwenspersoon externe organisatie oriëntatie en zoals CAD, Bureau informatie Jeugdzorg etc. voortgezet onderwijs gesprek met andere ouders
groepjes
6 7 8
9
gesprek naar keuze over zorgen/problemen/vragen ten aanzien van de opvoeding van het kind informatie over keuzeonderwerp
hele 10 cursusgroep
Op deze website (www.thiememeulenhoff.nl/spraakmakers) staan informatiebladen die u kunt uitreiken aan de begeleiders van de praktijkopdrachten. Hierop staan aanwijzingen voor de uitvoering.
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
14
Bijlage 3: Stappenplan voor gemeenten Initiatieffase 1. De gemeente wil traject inburgering oudkomers. 2. Opstelling lijst van wensen rondom het traject: condities, criteria, voorwaarden. 3. Afstemming binnen de gemeentelijke afdelingen (zoals integratie, onderwijs, welzijn, gezondheidszorg, cultuur). Voorbereidingsfase 4. Op zoek naar uitvoerenden voor taalcomponent. 5. Informeren naar participatie van praktijkpartners en de locaties. 6. Instelling coördinatiepunt (binnen de gemeente of bij één instelling) en aanstelling coördinator. 7. Opstelling projectplan: afspraken over locatie, doelgroep, aantal deelnemers, werving cursisten, tijdsduur, lessen. Uitvoeringsfase 8. Werving van cursisten. 9. Bijeenkomst met praktijkpartners: enthousiasmeren van de betrokkenen bij de praktijkopdrachten, en hen informeren over hun rol, de planning, de organisatie en de nabespreking van de praktijkactiviteiten. 10. Uitvoering. 11. Monitoren tijdens uitvoering. Na-traject 12. Voorlopige evaluatie op basis van monitorgegevens. 13. Nabespreking met alle betrokkenen op basis van evaluatie. 14. Bijstelling evaluatie en afspraken over vervolg.
Spraakmakers Handleiding voor coördinatoren
15