Redactie Spoedgevallen Hoofdredacteur
SPOEDGEVALLEN
Door Lauwaert
Eindredactie & Vormgeving
Vlaamse Vereniging van Verpleegkundigen Spoedgevallenzorg vzw.
Johan Beullens
Redactieleden Johan Beullens Marc Van Bouwelen
V.V.V.S. Bestuur
INHOUD
Voorzitter
Redactioneel
1
Gemeld
4
Marc Weeghmans
Ondervoorzitter Door Lauwaert
Triage
Secretaris Geert Berden
Penningmeester Patrick Dagnelie
5
Gelezen
9
Informeren of negeren?
Bestuursleden Rita De Cock Marc Van Bouwelen Erik Vanderheyden Gilot Christiaan Dirk Vandenboer Nicole Reynders Johan Beullens Geert Van Iseghem Patrick Dagnelie Peter Van de Voorde Philippe Fortain Dirk Van der Auwera
Secretariaat Geert Berden Wouterveld 51 B-3850 Kozen Tel/Fax : 011/59.70.75 @:
[email protected]
Ledenadministratie Johan Beullens Kleine Nieuwedijk 152 B-2800 Mechelen Fax : 015/55.18.67 @:
[email protected]
Lidmaatschap Student Lid Instelling
Spoedgevallen bekennen kleur
: € 16,11 : € 27,27 : € 49,58
Juiste bedrag over te maken op VVVS-rekening: Fortis Bank 001-1165249-64 met vermelding: Naam + Nieuw Lidmaatschap
Over het “recht” op informatie over medisch-technische onderzoeken Deel II: Het Klinisch onderzoek
13
De Vraagbaak
21
WebSite
23
Verslag Studiedag "DOELTREFFEND OEFENEN" in Leuven
24
VVBV
27
Agenda 2004
29
Volgend nummer
32
Spoedgevallen Instructies voor auteurs De redactieraad van Spoedgevallen is continu op zoek naar nieuwe artikels voor publicatie in het Tijdschrift. Zend je manuscript op aan volgend adres: A.Z. V.U.B. - Dienst Spoedgevallen T.a.v. Dhr. Door Lauwaerts Laarbeeklaan 101 B-1090 JETTE
Zorg ervoor dat elke tabel duidelijk geciteerd is in de tekst! Illustraties
Om jouw artikel snel door het publicatieproces te krijgen doe je er goed aan 3 exemplaren van het manuscript op te sturen, samen met de originele afdrukken van illustraties en foto’s, alsook een diskette met het tekstbestand. DISKETTE Ondersteunde formaten datadrager zijn: 1. 3½” IBM-geformateerde diskette 2. ZIP 100 Mb IBM-geformateerd 3. CD-rom Specifieer duidelijk naam en versie van de gebruikte tekstverwerker. De door ons leesbare tekstverwerkersbestanden zijn WORD voor Windows (T.e.m. versie 2000), Word Perfect (T.e.m. versie 5.x) PRESENTATIE VAN MANUSCRIPTEN Taal
: Nederlands
Afdruk
: Eénzijdig, dubbele spatiëring, brede marge van minstens 3 cm rond de tekst.
Titelpagina
: Titel in hoofdletters, daaronder de namen van de auteur(s) in volgorde van belangrijkheid (lower case). Elke auteur wordt vernoemd met: titel - voornaam - initialen - naam functie - werkgever Eventuele vermelding van adressen van de auteurs dient tot een minimum beperkt.
Inhoud
: De auteur is volledig verantwoordelijk voor de inhoud van het ingezonden artikel.
Abstract
: Een abstract van de aangeleverde tekst, maximum 200 woorden, die de hoofdlijnen van het artikel aangeeft dient op een afzonderlijke pagina te worden aangeleverd.
Hoofdingen
: De inhoud van het artikel bepaald de hoofdingen die worden gebruikt. Als het artikel een onderzoek betreft wordt de gebruikelijke layout aangehouden: Introductie Achtergrond / Literatuur Methodes Gegevens / Resultaten Discutie Besluit Andere layouts zijn mogelijk, maar denk eraan dat de gebruikte hoofdingen het lezen en verstaan van een artikel moeten bevorderen.
: Illustraties kunnen ingevoegd worden om de tekst te verduidelijken. Diagrammen worden zwart-wit aangeleverd op wit papier dubbel zo groot dan het normale formaat. Elke gebruikte figuur moet correct gelabeld zijn, waarbij een voldoende groot lettertype gebruikt moet worden, rekening houdend met eventuele verkleining van de figuur. Foto’s kunnen eveneens worden ingevoegd. Bij voorkeur worden deze afzonderlijk aangeleverd (originele afdruk). Onze voorkeur gaat uit naar duidelijke zwartwit foto’s met hoog contrast en afgedrukt op glanzend fotopapier. Nummer elke illustratie, tekening, diagram én/of foto op de keerzijde met vermelding van artikel - auteur naam - adres. Fotomateriaal en andere illustraties worden niet teruggestuurd aan de auteur van het artikel (tenzij anders overeengekomen).
Referenties
: De juistheid van de aangeboden referenties is de verantwoordelijkheid van de auteur(s). In de tekst wordt de naam van de auteur en jaar van publicatie tussen haakjes geplaatst. Als er twee auteurs zijn worden beide namen vernoemd. Indien er meer dan drie auteurs zijn worden de eerste drie vernoemd gevolgd door ‘et al’. Citaties worden steeds gevolgd door de naam van de auteur, datum en pagina van publicatie tussen haakjes. Een lijst van referenties dienen in alfabetische volgorde op een afzonderlijk papier worden afgeleverd met dubbele spatiëring. Elke referentie moet volgende gegevens bevatten: Naam auteur(s) met Voornaam en Initialen Publicatiejaar Volledige titel van het artikel Volledige naam van het tijdschrift Volume nummer Eerste en laatste pagina van het artikel Voorbeeld: Aabakken L(1999) Small-bowel side-effects of nonsteroïdal anti-inflammatory drugs. European Journal of Gastroenterologie and Hepatology. 11-4, 383 - 388 Adhiyaman V. et al (2000) Colonic perforation associated with slow-release diclofenac sodium.. International Journal of Clinical Practice. 54-5, 338 - 339
Gebruik slechts twee type hoofdingen:
CHECKLIST
Hoofding 1: Vet - Hoofdletters
Vooraleer jouw manuscript op te sturen is het best volgende checklist nog eens te overlopen:
Hoofding 2 : Vet - Beginkapitaal - Onderlijnd * Originele tekst + twee copijen + gelabelde diskette, ZIP of CD Tabellen
: Tabellen worden met dubbele spatiëring afgedrukt op een afzonderlijke pagina. Ze worden voorzien van een correcte verwijzing en legende, en zo nodig verduidelijkende voetnoten.
* Figuren, tabellen én/of foto’s van goede kwaliteit, géén fotocopijen * Complete referentielijst (géén ontbrekende details?)
Redactioneel Een nieuw jaar, een nieuw begin wordt steeds gezegd... En elke keer maken we weer een aantal goede voornemens. Of we er in slagen al deze voornemens te realiseren is niet altijd even voorspelbaar. Het hangt vaak van zo vele dingen af. Meestal is de intentie er wel, maar mankeert het aan middelen, tijd, ... In elk geval gaan we dit jaar weer een poging wagen om ‘Spoedgevallen’ tijdig bij u te bezorgen, te stofferen met boeiende en leerrijke artikels. In dit eerste nummer van jaargang 23 gaat de spoedgevallendienst van het A.Z. Heilige Familie te Reet kleur bekennen. Ze zijn daar immer gestart met Triage, en bijgevolg goochelen de verpleegkundigen er voortaan met kleuren... Er is weer heel wat voor jullie gelezen en in abstracts gegoten . We gingen vorig jaar van start met de artikelen-reeks Informeren of Negeren, over het recht op informatie voor de patiënt. Hoe vaak zie je het als verpleegkundige gebeuren dat de arts een uitleg geeft aan een patiënt en dat deze het niet helemaal begrepen heeft? Is het niet onze zaak/taak om daar te kunnen remediëren? In dit artikel een overzicht over diverse klinische testen en verloop van het ‘medisch onderzoek’. Uiteraard zijn er nog de Vraagbaak en de Website, maar er is nog meer. Eén van onze leden ging op congres en bracht voor ons een verslag mee van deStudiedag "DOELTREFFEND OEFENEN" die vorig jaar plaats had te Leuven. En dan is er tot slot nog de Agenda 2004, die je eveneens online kan raadplegen. Zeker doen, want hier staan dikwijls laattijdige aankondigingen én of wijzigingen!!!
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
3
Gemeld Sectorblad ‘Ambulance’ stopt...
postadres en telefoonnummer te vermelden.
Het Nederlands Ambulance Instituut heeft op advies van haar deelnemers beslist om de uitgave van het sectorblad ‘Ambulance’ stop te zetten. Men heeft er voor geopteerd om te gaan voor een uitgebouwde website en correspondentie met de achterban via e-mail. Tevens zijn een aantal van de deelnemende partijen inmiddels begonnen met de publicatie van eigen nieuwsbrieven. Je kan zelf de verdere evoluties blijven opvolgen via de NAI-website www.ambulancezorg.nl
VOOR MEER INFORMATIE OVER A.S.T.R.I.D.: http://www.astrid.be
[email protected]
A.S.T.R.I.D. : Dag van de Gebruikers Woensdag 17 maart 2004 Een unieke kans om uw kennis over de nieuwste ontwikkelingen in de wereld van de mobiele telecommunicatie op te frissen. A.S.T.R.I.D. nodigt u en uw collega's uit op de "Dag van de Gebruikers" op woensdag 17 maart 2004. Dit speciale ASTRID-evenement is bestemd voor professionals uit de hulp- en veiligheidssector. U kunt er o.a. deelnemen aan workshops over ASTRID en de TETRA-technologie. Hierbij kunt u een aantal workshops combineren volgens uw eigen interesse: Wat zijn de ervaringen van de ASTRID-gebruikers? Welke dispatching-oplossingen voor mijn zone? Wat bestaat er op het vlak van datatransmissie?... TETRA-specialisten uit België en het buitenland geven u hun kijk op specifieke toepassingen voor politie, hulp- en medische diensten. Indien nodig is er simultaanvertaling in het Nederlands. Tijdens de doorlopende expo komt u meer te weten over toepassingen, apparatuur en toebehoren bij de leveranciers. Meer informatie ontvangt u in een volgende Newsflash. Noteer alvast in uw agenda: A.S.T.R.I.D. : Dag van de Gebruikers Woensdag 17 maart 2004 Edegem (prov. Antwerpen) Neem via e-mail contact op met mw. Josette Mouton voor een uitnodiging met programma: @:
[email protected] (Beperkt aantal plaatsen !) Gelieve duidelijk uw voornaam, naam, functie, organisatie, 4
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
TRIAGE Spoedgevallen bekennen kleur Tom Schmitte,VPK Spoedgevallen A.Z. Heilige Famillie - Reet
1. Inleiding Iedereen die werkzaam is op een spoedgevallendienst vandaag de dag, zal het erover eens zijn dat we meer en meer te maken hebben met een overconsumptie van onze diensten. Het succes van de spoeddiensten is zeker niet te wijten aan één enkel fenomeen. Het is een combinatie van factoren die zowel maatschappelijk als door de gezondheidszorg zelf geïnduceerd worden.
diensten heelkunde, twee diensten geneeskunde, een geriatrie, materniteit, negen intensieve bedden en een gespecialiseerde dienst spoedgevallen. Naast een jaarlijkse groei van gemiddeld 7% in de laatste 5 jaar, was er anderzijds ook het faillissement van een nabijgelegen ziekenhuis dat datzelfde jaar nog de deuren sloot. Het resultaat was een groei van 20% op een jaar tijd.
De patiënten willen graag voor elk kwaaltje geholpen worden en liefst ook nog zo snel mogelijk. De spoeddienst van een ziekenhuis kan hieraan perfect voldoen. Alle nodige techniek en personeel zijn voorzien. Bovendien kan men er dag en nacht, op weekends en feestdagen terecht. Deze permanente beschikbaarheid is iets waar de huisartsen steeds minder aan kunnen en willen voldoen. Bovendien oordelen vele patiënten reeds zelf dat een huisarts hen bij een bepaald probleem niet kan helpen. Al deze factoren zorgen ervoor dat er een patiëntenstroom op gang gekomen is naar de spoeddiensten die niet snel zal in te dijken zijn. De 12,50€ regeling die recent werd ingevoerd, blijkt nu reeds inefficiënt te zijn. Resultaat is dat vele patiënten zich aanbieden op spoed met dringende en niet dringende aandoeningen. Dit heeft dan weer een volle wachtzaal en een hoop frustratie tot gevolg, zowel bij patiënten als personeel. Hoe kunnen we deze patiëntenstroom in goede banen lijden zonder dat patiënten de indruk krijgen niet of onvoldoende geholpen te worden? Hoe kunnen we makkelijk en snel bepalen wie dringende zorg nodig heeft en wie nog kan wachten? En wie is er tenslotte bevoegd om deze beoordeling te maken? Op al deze vragen zal dit artikel een antwoord trachten te bieden.
2. Triage: de toekomst van de Belgische spoeddiensten! In het AZ Heilige Familie te Reet, waar ik zelf werkzaam ben, hadden we in 2002 te maken met een zeer explosieve groei van het patiëntenaantal. Het AZ Heilige Familie is een klein ziekenhuis maar met een ruime regionale functie voor de Rupelstreek. Het telt 177 bedden en is voorzien van twee
Foto 1: vooraanzicht ziekenhuis
Het spreekt dan ook voor zich dat noch de infrastructuur, noch de werkorganisatie volstond om aan deze patiëntenstroom het hoofd te kunnen bieden. Patiënten moesten bij aankomst op de afdeling vaak lang wachten vooraleer een verpleegkundige beschikbaar was. Patiënten werden tevens vaak naar de wachtzaal verwezen zonder dat zij afdoende hun klacht hadden kunnen uiten. Dit leidde soms tot verbale en zelfs fysieke agressie. In bepaalde gevallen belandden zelfs ernstig zieke mensen in de wachtzaal, terwijl minder ernstige aandoeningen eerst werden behandeld. Het werd dan ook snel duidelijk dat deze situatie een oplossing vroeg. Op 1 januari 2003 werd het "Manchester Triage System" op de afdeling ingevoerd. Per shift wordt één verpleegkundige aangeduid als triageverpleegkundige. Deze wordt vrijgesteld van directe patiëntenzorg en zorgt voor de opvang en beoordeling van alle binnenkomende patiënten. Aanvankelijk vond deze manier van werken redelijk veel weerstand bij het personeel. Er werd namelijk iemand onttrokken van de directe patiëntenzorg en dit werd aanzien als een verloren werkkracht. Toch werd al snel duidelijk dat de triage-functie geen verloren werkkracht was, maar een belangrijke aanwinst betekende voor de afdeling. Om een beeld te geven van wat die triage-functie inhoudt, Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
5
Enkele voorbeelden:
volgt hier een opsomming van de taken. · Ontvangen en beoordelen van alle binnenkomende patiënten (eigenlijke triage) · Regulatie van patiëntenstromen op de afdeling · Uitvoeren van basis EHBO in afwachting van medisch onderzoek en behandeling · Informatieverstrekking aan patiënt en familie of begeleiding · Alle communicatie verloopt via de triage-post · "Managen" van de wachtzaal · Administratie en registratie Kortom, de triage-verpleegkundige nam een deel taken over van de andere verpleegkundigen, waardoor er meer tijd vrijkwam voor de directe patiëntenzorg. Bovendien wordt elke patiënt onmiddellijk bij aankomst beoordeeld. Er kan dan ook onmiddellijk beslist worden of deze patiënt dadelijk in een behandelruimte dient te worden opgenomen, of dat deze nog even naar de wachtzaal kan. De andere verpleegkundigen worden hierdoor vrijgesteld van nieuwe opnames, zodat ze zich kunnen concentreren op de patiënt die hen werd toegewezen.
3. Het Manchester Triage System. (MTS) Op de spoeddienst in Reet werd gekozen voor het Manchester Triage System (MTS). Dit systeem is in 1997 ontstaan in Groot-Brittannië uit een samenwerkingsverband tussen artsen en verpleegkundigen van verschillende spoeddiensten uit de regio Manchester. Zij wilden een eenvormig en eenvoudig systeem om snel de ernstige pathologie te kunnen herkennen en kanaliseren. Ondertussen werkt zo'n 90% van de Britse ziekenhuizen met dit systeem. Het heeft zelfs zo'n groot succes dat het naar het vasteland overwaait. Landen als Nederland, Portugal en Spanje voeren nu ook het MTS in op hun spoeddiensten. Er werd gekozen voor het MTS omwille van de eenvoud ervan. Het werkt met 50 basisklachten. Vanuit de klacht moet men dan trapsgewijs enkele vragen beantwoorden of symptomen bij de patiënt nakijken. Wanneer de patiënt voldoet aan één van de criteria, krijgt hij de bijpassende urgentie.
Om het gebruik van het MTS te illustreren, worden hieronder twee voorbeelden gegeven. 1.Een 56-jarige man komt op de spoed met pijn op de borst. De patiënt is klam zweterig en de pijn straalt uit naar de linker schouder. De man spreekt van een drukkende pijn. Deze patiënt wordt getrieerd met het stroomdiagram "Pijn op de borst". Hij voldoet aan het criterium "Cardiale pijn" en komt daardoor in de oranje urgentieschaal terecht. Dit wil zeggen dat de patiënt onmiddellijk door een verpleegkundige in een behandelruimte wordt opgenomen en dat de arts binnen de 10 minuten bij de patiënt aanwezig moet zijn. 2.Een 28-jarige vrouw komt op spoed nadat ze zich gesneden heeft met een aardappelmesje. Er is een kleine wonde t.h.v. de linker duim te zien die weinig bloedt. Deze patiënt wordt getrieerd volgens het stroomschema "Wonden" en voldoet aan het criterium "Recente verwonding". Hierdoor komt deze patiënt in de groene categorie terecht. De triage-verpleegkundige brengt reeds een voorlopig verband aan en plaatst de patiënt in de wachtzaal met de melding dat het ongeveer een uurtje kan duren voor het haar beurt is.
4. Architectonische aanpassingen Er werd een triage-ruimte voorzien, vlak achter de balie waar de patiënten zich aanmelden. De patiënten kunnen hier beoordeeld worden en kunnen reeds EHBO krijgen (wondverband, ijs, draagdoek, …) in afwachting van het eerste medisch onderzoek. De triage-ruimte hoeft niet groot te zijn en bevat ook niet veel materiaal. In het AZ Heilige Familie te Reet bevat deze ruimte een brancard, wondverzorgingsmateriaal, ijszakjes en materiaal om een bloedafname uit te voeren. Er is tevens een bloeddrukmeter en een thermometer voorzien om de voornaamste parameters te kunnen nemen.
Er zijn vijf urgentiecategorieën. Nummer 1 2 3 4 5
Kleur Rood Oranje Geel Groen Blauw
Naam Levensbedreigend Zeer dringend Dringend Standaard Niet dringend
Wachttijd 0 min 10 min 30 min 60 min 120 min
Aan de urgentie is ook een zekere wachttijd gekoppeld. Dit is een richttijd tot een eerste contact met de arts. Het voordeel hiervan is dat de patiënt op voorhand over de wachttijd kan geïnformeerd worden. Dit heeft een reductie van eventuele agressiviteit tot gevolg. 6
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
Figuur 2: Triagekamer
5. Informatica ondersteuning Uit onderzoek in Groot-Brittannië is gebleken dat de triage veel effectiever verloopt, wanneer deze geautomatiseerd werd. Bij gebrek aan gepaste software op dit gebied, werd er in het AZ H. Familie een eigen programma geschreven in Microsoft Access waar zowel de administratie van de spoedafdeling, als de triage kan gebeuren. Dit heeft als voordeel dat de triage-gegevens kunnen worden opgeslagen en controle kan worden uitgevoerd.
6. Verdere informatie In dit ene artikel is het onmogelijk om alle informatie over triage op spoedgevallendiensten weer te geven. Dit artikel wil evenwel een aanzet zijn om de mogelijkheden en noodwendigheden van triage op uw spoeddienst te bekijken. Voor verdere informatie kan u steeds terecht op volgende coördinaten: Tom Schmitte Verpleegkundige BBT Specialisatie: Triage AZ Heilige Familie Reet Tel. werk : 03/880.95.20 GSM: 0477/60.73.00 AZ Heilige Familie Reet e-mail:
[email protected] Christian Gilot Hoofdverpleegkundige spoed AZ Heilige Familie Reet Tel. werk: 03/880.95.20 Tel. bureel: 03/880.95.06 e-mail :
[email protected]
Bibliografie
Creutzberg, C.L.; Jansen, P.P.; Merckelbach, J.W.: EHBObezoek: eerste- of tweedelijnskarakter?, Ned. Tijdschrift Geneeskunde (1989), 133, nr2, p73-76. De Caluwé, R.: Triage op de SEH van het Deventer ziekenhuis, Triage (2000), jg2, nr5, p5-7. De Caluwé, R.; De Voeght, F. ; Breuer, G. ; Machielse, P. : Triage voor de spoedeisende hulp, Elsevier (2002). De Voeght, F.; De Caluwé R.: Introductie van het Manchester Triage Systeem in Nederland, Triage (2002), jg4, nr3, p15-17. Docimo Boland, A.; Pronovost, P.; Davis R.; Concordia, E. ; Gabrish, C. ; Adessa, M. ; Bessman E. : Improving patient flow in the emergency department, Journal on quality improvement (2000 sep). Grossman, G.A.V.: Quick Reference to Triage, Lippincott (1999). Jochems, P.J.J.: NVSHV en CBO starten project triage, Triage (2002), jg4, nr3, p11-14. Manchester Triage Group: Emergency Triage, BMJ (1997). Putzeys, T.: Huisarts en urgenties (1999 dec), http://www.vhp.be/vhp/documentatie/ urgenttp.htm. Van Gerven R.: Urgentie-inschatting door verpleegkundigen in een spoedgevallenafdeling, (1998). Van Gerven, R.; Delooz, H.; Sermeus, W.: Systematic triage in the emergency department using the Australian National Triage Scale: a pilot project., European Journal of Emergency Medicine (2001), 8, p3-7. Van Putten-Beloeil, A.: Triage: naar een verbetering van de zorgkwaliteit op de spoedeisende hulp afdeling, Triage (1998), jg1, nr0, p7-8, jg1, nr1, p4-5. Worth, C.: False Alarm?, Nursing Times (1989 apr), vol85, nr15, p24-27.
Ashbey, R.: The Australian National Triage Scale, user manual (1997). Beveridge, R., et al.: Implementation Guidelines for the Canadian Emergency Department Triage & Acuity Scale (CTAS)., Canadian Association of Emergency Physicians (1998 nov). Bouwels, P.; Sterk, P.: Invoering Manchester Triage System op de SEH van het St. Anna Ziekenhuis in Geldrop, Triage (2002), jg3, nr6, p21-22; jg4, nr1, p18-19. Bouwels, P.; Sterk, P.: Triage op de spoedeisende hulp, Lemma (2002). Cooke, M.W.; Jinks, S.: Does the Manchester Triage System detect the critically ill?, Journal of Accident and Emergency Medicine (1999), nr.16, p179-181.
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
7
Dräger
Oxylog 3000 : een nieuwe kijk op transportbeademing !
Het nieuwste toestel uit de Dräger Oxylog-familie is zowel geschikt voor het ventileren van patiënten tijdens transport binnen het ziekenhuis (Vb. transport naar onderzoeken) als buiten het ziekenhuis (Vb. in ziekenwagens en Spoedopname). Het toestel, waarvan de werking gebaseerd is op het “Venturi” principe, is microprocessor-gestuurd. De ventilator laat drukgecontroleerde en geassisteerde spontane beademing van zuigelingen, kinderen en volwassenen toe. Niet Invasieve Ventilatie (masker) met automatische lekcompensatie, en instellingen voor apnoe ventilatie zijn ook mogelijk. De uitgebreide selectie van ventilatie modi (IPPV, SIMV, SIMV/ASB, BIPAP, BIPAP/ASB, CPAP, CPAP/ASB, NIV) maakt het mogelijk alle types van patiënten te behandelen. Een duidelijk LCD-scherm toont de flow en druk curven. Auditieve en visuele alarmen zorgen voor een optimale veiligheid (disconnectie, apnoe, hoge druk, minuutvolume, onaangepaste instellingen, toevoer van gas en elektriciteit, laadcapaciteit van de batterij, lekkage, hyperventilatie, ...). De Oxylog 3000 blijft zeer licht en compact (< 5 kg), toch met een stevig, schokbestendig en spatwaterdicht behuizing. Het patiëntensysteem (omvattende beademingsslang en patiëntenventiel) is vervaardigd uit een duurzaam, autoclaveerbaar (134°C) materiaal. Het toestel kan ook voor het gebruik van disposables patiëntenslangen uitgerust worden. De configuratie en de transportmogelijkheden zijn personaliseerbaar naar de noden van de gebruiker (Vb. afgebeelde “Carrying System” en “Attachment Trolley).
Voor verdere inlichtingen : Dräger Medical Belgium n.v., Heide 10, 1780 Wemmel
[email protected] Tel.: 02 462 62 16 - Fax: 02 462 62 24
Gelezen... Tom Joris, Vpk SPGD, AZ VUB J.P.A. Beullens, verpleegkundige Spoed/MUG , A.Z. St. MAARTEN - Mechelen
Is the orientation of the apical defibril- Zijn de Belgische Mobiele Urgentielation paddle of importance during groepen voldoende uitgerust voor de manual external defibrillation? behandeling van acute coronaire syndromen? C.D. Deakin, D.M. Sado, G.W. Petley, F. Clewlow Resuscitation, 56 (2003), 15-18 Het is een bekend gegeven dat het bij manuele externe defibrillatie belangrijk is om de volledige opppervlakte van de defibrillatie-paddles contact te laten maken met de huid (via de gelpads) om brandwonden te voorkomen. Ook is geweten dat er minder energie moet worden gegeven om hetzelfde resultaat te bekomen als de weerstand lager is. De auteurs hebben onderzocht of er een meetbaar verschil in transthoracale impedantie (dus weerstand) bestond indien men de apicale paddle in de lengterichting dan wel in de breedterichting op de thorax plaatste. De paddles die ze bij het onderzoek gebruikten, werden ook uitgerust met sensoren om de druk te meten die op de thorax werd uitgeoefend. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 20 patiënten (13 mannen, 7 vrouwen) die voor de eerste maal electieve cardiochirurgie ondergingen. Onder algemene anaesthesie en kunstmatige ventilatie werden de paddles (op gelpads) op de conventionele plaatsen op de thorax geplaatst: de sternumpaddle rechts van het sternum, onder de clavicula t.h.v. bovengrens van het sternum; de apicale paddle links van de linker tepel met het midden van de paddle op de midaxillaire lijn. De meting werd uitgevoerd tijdens de eind-expiratoire fase: dit is dezelfde toestand als tijdens een reanimatie en ook de toestand met - fysiologisch - de laagste thoraximpedantie. Volgens randomisatie werd de apicale paddle eerst in de lengterichting en vervolgens in de breedterichting geplaatst (en vice versa). De transthoracale impedantie werd telkens gemeten met drukken van 1, 2, 4, 6, 8, 10 en 12 kg op de paddles. De resultaten zijn eenduidig: voor alle drukken (behalve 12 kg) leverde de plaatsing in de lengterichting een significant lagere thoraximpedantie op. Bij een druk van 12 kg was er nog steeds een verschil, zij het niet meer significant. Het plaatsen van de apicale paddle in de lengterichting resulteert dus steeds in een lagere thoraximpedantie, met potentieel een groter rendement van de defibrillatie tot gevolg, en verdient steeds de voorkeur.
Alex M. Heyse, Paul A. Calle Tijdschr. Cardiol., JG 15, nr. 8, december 2003, 289-293 In 2000 werden zowel in Europa als in Amerika richtlijnen voor de diagnose, risicoinschatting en behandeling van acute coronaire syndromen (ACS) gepubliceerd. Naast deze belangrijke richtlijnen bestaan er nog verschillende nationale richtlijnen... Ondanks al deze richtlijnen moeten de auteurs aan de hand van een in april 2001 uitgevoerde studie (90% respondanten) vaststellen dat in België deze richtlijnen quasi niet volledig kunnen worden opgevolgd. Zo bezit volgens de sondering slechts 46% van de MUG’s over een 12-afleidingen ECG-toestel, en zijn er grote verschillen in de beschikbare diagniostische en therapeutische apparatuur (defib, monitor, spuitdrijvers, ...). Ook zijn er enorme verschillen in de pharmaca aan boord van de MUG’s ( slechts 20% van de MUG’s heeft Trombolytica bij, 75 % van de MUG’s heeft IV-ß-blokkers bij (Brussel 33%, Vlaanderen 81% en Wallonië 72%). Uit deze cijfers kan men afleiden dat er actueel enorme regionale verschillen bestaan. Ondanks dit alles concluderen de auteurs dat het geruststellend is dat heel veel van de pharmaca en technische uitrusting die kritisch zijn in de behandeling van ACS in alle MUG’s aanwezig zijn . Toch moeten ze besluiten dat de huidige richtlijnen niet overal correct kunnen worden toegepast, doordat er enerzijds potentieel gevaarlijke medicatie voorhanden is of door het niet optimaal beschikbaar zijn van essentiële medicatie én/of therpateutosch-diagnostische apparatuur. Hierbij valt vooral het niet beschikbaar zijn van 12-afleidingen ECG- en percutane pacing-capaciteit op. Hierbij denken ze dat dit voor Vlaanderen deels kan verklaard worden door de relatief korte transporttijden die zelden meer dan 15 minuten bedragen) en dat er mogelijk de voorkeur bestaat voor primaire PTCA in de regio. Ook zou het kunnen dat er onzekerheid bestaat over de ECG-kennis Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
9
van de dienstdoende MUG-artsen. Ze stellen dat lokaal multidisciplinair overleg noodzakelijk is om de prehospitaal inzet bij ACS te optimaliseren. Tot slot stellen ze dat men niet mag vergeten dat het blindelings toepassen van klinische richtlijnen ook potentiëel nadelen heeft!
Het Calamiteitenhospitaal staat standby. G. PIJNENBURG Incident, 2003, 3, 9 (12-13) Dit is het eerste in een reeks van drie artikels over 'Legergroen binnen de keten' in Nederland. Tot 1984 bestond in Nederland de verplichting om bij de bouw van een nieuw ziekenhuis een schuilruimte te bouwen om de patiënten te kunnen herbergen bij een nucleaire aanval. Na dat jaar verviel die verplichting, maar het nieuwe Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC) was al klaar en beschikte over een open ruimte van 8.000 m², geschraagd door pilaren en omgeven door muren van 70 cm dik gewapend beton. In 1987 besloot het ministerie van Defensie de bestaande militaire hospitalen te sluiten en te vervangen door een nieuw en kleiner hospitaal. Dit werd pal naast het UMC gebouwd. Er werd door Defensie echter nog gezocht naar een locatie met voldoende opvangcapaciteit voor grootschalige incidenten, en ook het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zocht naar bijkomende opvangcapaciteit voor chemische incidenten. Beide diensten vonden elkaar en richtten gezamenlijk het Calamiteitenhospitaal in onder het UMC. Het calamiteitenhospitaal biedt gegarandeerde medische hulp en kortdurende opvang bij ongevallen en rampen voor groepen vanaf 5 (militaire en/of burger) slachtoffers wanneer de opvangcapaciteit van de 'reguliere' ziekenhuizen ontoereikend is (kwalitatief of kwantitatief). Het calamiteitenhospitaal is inzetbaar bij 4 scenario's: 1) Oorlog, oorlogsdreiging, crisis, conflictbeheersing met grote aantallen militaire slachtoffers 2) Ongevallen in het buitenland met repatriëring van Nederlandse militairen of burgers 3) Calamiteiten, grote ongevallen of aanslagen op Nederlands grondgebied die de opvangcapaciteit van de reguliere hulpverlening te boven gaan 4) Hulp bij medische opvang van buitenlandse slachtoffers van calamiteiten buiten het Nederlands grondgebied 300 bedden telt het hospitaal, waarvan er 100 beschikbaar zijn binnen de 30 minuten. Er is een Intensive Care met 12 bedden, een Medium Care met 50 bedden, 2 verpleegafdelingen met elk 100 bedden, 4 isolatieboxen, 3 operatiezalen, een recovery, een röntgenafdeling en een triage- en behandelruimte met 35 bedden. Het complex kan hermetisch 10
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
afgesloten worden en is voorzien voor opvang van patiënten met bijzondere infectieziekten. De isolatiekamers hebben een sluis en kunnen in onderdruk gezet worden. In de afgelopen 10 jaar zijn er zo'n 500 patiënten opgevangen in het Calamiteitenhospitaal. Bij de cafébrand in Volendam, die omzeggens net om de hoek gebeurde, werd het echter niet ingezet omdat de autoriteiten daar gewoon niet aan hadden gedacht. In het hospitaal is ook het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) gehuisvest, dat 1 van de 6 Europese expertisecentra voor chemische en biologische agentia is. Alle patiënten krijgen bij hun binnenkomst een identificatiearmband met een barcode. Zodra mogelijk worden de identiteitsgegevens aan het barcodenummer gekoppeld. In ieder geval kan aan de hand van de databank het traject dat elke patiënt heeft afgelegd binnen het hospitaal worden opgevolgd. Een opvangplan voor een eventuele heropflakkering van de SARS-epidemie ligt klaar: men voorziet de mogelijkheid om - mits tijdelijke aanpassing van de infrastructuur - 30 tot 40 personen in isolatie te kunnen verzorgen, evenals de ook tijdelijke - inrichting van een eigen laboratorium om het UMC niet te besmetten.
De extra handjes van de Nationale Reserve. G. PIJNENBURG Incident, 2003, 3, 10 (28-29) Dit is het tweede in een reeks van drie artikels over 'Legergroen binnen de keten' in Nederland. Niet alleen ons leger wordt stevig afgeslankt en gereorganiseerd, ook bij onze Noorderburen gebeurt hetzelfde. 12.000 jobs staan op de tocht bij de Nederlandse Krijgsmacht, een deel het legerpersoneel wordt overgeheveld naar gezondheidszorg, politie en onderwijs. 1 van de uitgangspunten voor de herstructurering is het nagaan van de capaciteiten waarover de krijgsmacht moet blijven beschikken om de civiele autoriteiten te kunnen ondersteunen. De beslissing die hierin zal genomen worden, zal ook een invloed hebben op de Nationale Reserve (NatRes), en op die manier ook op de hulpverleningsketen. Alvorens dieper in te gaan op de rol van de NatRes belicht de auteur enkele samenwerkingsverbanden tussen de civiele en de militaire hulpverleningsketen. Zo is er het 'project NBC-terrorisme' dat is opgezet om de overheid en de samenleving zo goed mogelijk voor te bereiden op terroristische aanslagen met NBC-agentia. Het betreft hier voornamelijk de voorziening van specifiek
materiaal (voertuigen, kledij, meetapparatuur), overeenkomsten met onderzoeksinstituten voor specifieke metingen en de ontwikkeling van bijvoorbeeld een 'draaiboek Pokkenuitbraak'. Ook in het 'project Vitaal' is er een samenwerking. Hier wil men de kwetsbaarheid van de vitale infrastructuur in Nederland in kaart brengen en zo mogelijk verminderen. Onder 'vitale infrastructuur' vallen energie, telecommunicatie, drinkwater, voedsel, gezondheidszorg, financiële infrastructuur, keren en beheren van oppervlaktewater, openbare orde en veiligheid, rechtsorde en transport. Men wil al deze infrastructuur beter beschermen tegen de effecten van uitval en verstoring (o.a. een domino-effect voorkomen) omdat dit een grote impact op de maatschappij kan hebben. De maatschappij lijkt zonder vrijwilligers niet te kunnen functioneren: denk maar aan de vrijwilligers bij politie (2000), brandweer (23000), Rode Kruis (30000), Reddingsbrigades Nederland (30000). Ook binnen de krijgsmacht is er een plaats voor vrijwilligerswerk, en dat is de Nationale Reserve (3000 vrijwilligers). Na een basisopleiding van 2 weken tekenen ze voor een periode van 4 jaar. Elk jaar volgen ze minstens 100 uren opleiding, los van de eventuele inzetten. De NatRes bestaat uit 5 regionaal aangestuurde bataljons. Wat de vrijwilligers aanspreekt, is volgens hun bevelhebber het feit dat ze meehelpen aan openbare orde en veiligheid, dat ze 'eigen huis en haard' beschermen. Bij de vuurwerkramp in Enschede hebben ze de afscherming en controle van het rampgebied overgenomen om zo de politie te ontlasten en hen meer tijd te geven voor hun andere taken. In een iets verder verleden hebben ze een substantiële bijdrage geleverd bij de dreigende watersnoodrampen in 1992 en 1995, de varkenspest, de MKZ-crisis, de cafébrand in Volendam en recenter de vogelpest. De NatRes moet dan ook niet gezien worden als het korps dat het allemaal wel eens zal oplossen, maar wel als een aantal extra handjes die het werk in rampomstandigheden lichter maken voor de andere hulpverleners. De NatRes komt tussen op vraag van de autoriteiten, maar in de praktijk bieden de vrijwilligers zich vaak spontaan aan om hulp te bieden bij een incident in hun eigen regio omdat ze zelf de weg kennen en zich betrokken voelen.
Prehospitaal gebruik van Adenosine door ambulancediensten in Nederland. V. Bon, R. Adams Ambulance, 2003, 4, 3 (10-13) In Nederland gebeurt de zorgverlening door ambulanceverpleegkundigen op basis van het in 2000 ingevoerde 'Landelijk Protocol Ambulancezorg 2000' (LPA). In het LPA staat ondermeer het gebruik van Adenosine bij tachycardie met smalle complexen vermeld (voor de invoering van dit protocol werd bij deze pathologie Verapamil gege-
ven). Nochtans is sindsdien gebleken dat er problemen optraden bij het toedienen van Adenosine. Enkele vragen zijn bijgevolg gerezen: - wat zijn de voorwaarden voor een correct gebruik van Adenosine? - is het wenselijk om niet-levensbedreigende hartritmestoornissen te behandelen in de pre-hospitaalfase? De auteurs hebben getracht een antwoord op deze vragen te formuleren na overleg met enkele cardiologen en een uitgebreid literatuuronderzoek. Ze belichten volgende topics: - betrouwbaarheid van analyse van het hartritme buiten het ziekenhuis - werkingsmechanisme van adenosine - toedieningswijze van adenosine - bijwerkingen van adenosine Als besluit wordt gesteld dat er geen sterke indicatie is om Adenosine in de pre-hospitaalsetting toe te dienen, ondanks de richtlijnen in het LPA, omwille van problemen met de juiste interpretatie van het hartritme, de mogelijke bijwerkingen en het niet ter beschikking hebben van een antidotum. NOOT: enkele van deze knelpunten zijn ondertussen reeds verholpen in de nieuwe versie LPA 2003
Geïntegreerd meldkamersysteem en kinderziektes. C. Daalhof Incident, 2002, 2, 8 (30-31) Nederland werkt sinds 1 januari 2003 met geïntegreerde (of gecolokeerde) meldkamers. Elke veiligheidsregio beschikt over zo'n meldkamer. In deze meldkamers worden de oproepen naar het eenvormig oproepstelsel verwerkt met behulp van het speciaal hiervoor ontwikkelde computersysteem GMS. Door het GMS systeem zijn de gegevens van de oproep direct en automatisch beschikbaar voor alle disciplines in die het systeem gebruiken (politie, brandweer, medische hulpdiensten). Verder is er een koppeling naar radio- en telefooncommunicatie en openbare meldsystemen (vb: alarmering van oproepbare brandweerploegen) met uiteraard de bijhorende registratie en opvolging van de doorgegeven opdracht. De veiligheidsregio Zuid-Limburg beschikt al sinds 1999 over een gecolokeerde meldkamer in Maastricht. In april 2002 werd hier GMS in gebruik genomen, tot algemene tevredenheid van diegenen die ermee werken. Uiteraard kende het systeem toch enkele kinderziektes, maar deze konden snel verholpen worden.
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
11
De planning voorziet dat Nederland tegen eind 2003 moet beschikken over 25 regionale, gecolokeerde meldkamers en 3 monodisciplinaire meldkamers (2 voor de Koninklijke Marechaussee en 1 voor het Korps Landelijke Politie Diensten). Deze zullen allemaal met GMS gaan werken. De landelijke invoering van GMS is een eerste stap naar en een noodzakelijke voorwaarde voor de implementatie van het C 2000-systeem (voorzien voor 2004), dat uiteraard ook aan het GMS-systeem zal gekoppeld worden om tot de volledige integratie te komen.
The occasional C-spine x-ray Karl Stobbe,MD,CCFP (EM), Beamsville, Ontario CJRM 2004;9(1):38-42 Medische beeldvorming, meer bepaald radiologische opnamen worden in combinatie met klinisch onderzoek gebruikt om duidelijkheid te scheppen over de toestand van de cervicale wervelzuil bij patiënten met multipele trauma, hoofdletsels met nekpijn en bij patiënten met een gedaald bewustzijn en onbekende letsels. Recent werden er in Canada richtlijnen opgemaakt om een onderscheid te kunnen maken tussen patiënten waar een RX CWZ noodzakelijk is en diegenen waar het "nutteloos" is… In het artikel worden de 'Canadian C-spine rules' onder de loep genomen. Verder spreekt de auteur over de classificaties van CWZ-letsels en geeft hij weer hoe men op systematische wijze een RX CWZ dient te interpreteren.
ABC of Eyes Injury tot the eye P.T. Khaw, P. Shah, A.R. Elkington BMJ 2004;328:36-38 Een oogletsel of trauma aan de omliggende weefsels geeft in onze dagdagelijkse spoedgevallenpraktijk vaak kopzorgen voor de hulpverlener. Het is vaak een hele opdracht om de patiënt met gepaste spoed door een oogarts te laten zien. In dit artikel worden alle oogletsels, gaande van cornea-letsel tot penetrerende letsels overlopen, met de diagnostische en therapeutische richtlijnen. Verder wordt gewezen op het belang van een doorgedreven ophtalmologisch onderzoek bij patiënten met oogproblematiek.
12
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
Informeren of Negeren? Over het “recht” op informatie over medisch-technische onderzoeken... Deel II: Het klinisch onderzoek Johan P.A. BEULLENS VPK Spoed/MUG A.Z. St. Maarten - Campus Mechelen
Inleidend Wanneer een arts een onderzoeksruimte binnenloopt om aan het klinisch onderzoek van een gekwetst of ziek persoon te beginnen zou deze zich in eerste instantie moeten voorstellen aan de patiënt en eventueel aanwezige verwanten. Als de arts na de anamnese overgaat tot het uitvoeren van enkele tests of klinische onderzoeken is het van belang dat deze eerst rustig en in begrijpbare taal worden uitgelegd aan de patiënt. Dit komt de vertrouwensrelatie alleen maar ten goede. Op deze wijze zal een groot deel van de angst voor het onbekende worden wegnomen bij de patiënt, deze zal dan ook beter meewerken gedurende het onderzoek. Vooral bij kinderen is het van belang dat zulke onderzoeken in zeer begrijpelijke taal worden uitgelegd, soms kan het uitvoeren van de test op de knuffel van het kind duidelijker zijn dan een uitvoerige uitleg. Ook van groot belang is de manier van omgaan met de privacy van de patiënt. Niets is zo nadelig voor een vertrouwensrelatie dan het onaangekondigde wegnemen van een onderzoekshemd terwijl er nog verwanten in het onderzoekslokaal aanwezig zijn, of het vragen naar zeer persoonlijke dingen (zoals bv. het laatste seksuele contact, gebruik van drugs, … ) aan een patiënt terwijl er nog verwanten in de nabijheid zijn.
Maak steeds gebruik van begrijpbare taal en hou er rekening mee dat je soms meerdere keren het verhaal zal moeten herhalen. In bepaalde situaties zal je zelfs gebruik moeten maken van visuele hulpmiddelen om het verhaal te laten overkomen… Denk hierbij bv. aan het gebruik van een pop of knuffel wanneer je een procedure moet uitleggen aan kinderen. Denk er aan dat een goed ingelichte patiënt meestal beter zal meewerken gedurende een onderzoek. Het is dus in het belang van zowel de patiënt als de arts dat voorafgaand aan elke onderzoeksprocedure een correcte en begrijpbare uitleg wordt gegeven. Zelfs als het ons als hulpverlener een onbenullige interventie lijkt zoals bijvoorbeeld een bloedafname of het plaatsen van een perifeer infuus is een voorafgaande uitleg nodig.
Overzicht van de specifieke onderzoeken Het is onmogelijk om een patiënt te informeren over een onderzoek als je zelf niet weet wat die onderzoeken inhouden… Daarom is het niet onbelangrijk om een idee te hebben welke testen er worden toegepast, welk effect ze kunnen hebben op een patiënt om er dan in begrijpelijke bewoording de patiënt over te kunnen informeren.
1. Orthopedisch onderzoek
Voorlichting… ook een verpleegkundige taak! In bepaalde omstandigheden is het een taak voor de verpleegkundige om een patiënt voor te lichten over onderzoeken die gaan plaatsvinden, bijvoorbeeld omdat de arts zich niet de moeite heeft getroost om de patiënt te informeren, of juist omdat de reeds gegeven info niet werd begrepen of niet is doorgedrongen tot de patiënt. Het is dus van belang dat je als verpleegkundige inschat of de patiënt begrepen heeft wat de arts hem juist heeft verteld. Zodra je opmerkt dat de uitleg niet of maar deels werd begrepen is het aan jou als verpleegkundige om in te grijpen en de uitleg te herhalen. Hierbij moet je wel opletten dat je de arts hiermee niet in diskrediet brengt. Jouw ingrijpen mag enkel als ondersteunend of complementair aan de uitleg van de arts kunnen beschouwd worden.
Hierbij is het van belang te weten dat vele van de gebruikte onderzoeksprocedures pijnlijk kunnen zijn en vaak erg belastend zijn voor de patiënt. Deze onderzoeken zullen niet steeds in hun totaliteit kunnen afgerond worden bij traumatische letsels aan de doelregio, denk hierbij aan luxaties, fracturen of ernstige wonden met onderliggend peesletsel… a. Onderzoek Wervelzuil Het fysisch-diagnostisch onderzoek van de wervelkolom dient erop gericht te zijn de meest voor-komende ziektebeelden welke zich aan de wervelkolom kunnen openbaren, op te sporen. Grofweg kan de pathologie van de wervelkolom ingedeeld worden in de volgende categorieën: · houdings- en statiekafwijkingen (bijvoorbeeld idioSpoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
13
pathische scoliose, musculaire dysbalans) · surmenage (overbelasting) letsels (onder andere lumbago, aspecifieke myalgie) · degeneratieve afwijkingen · ontstekingsprocessen · maligne processen (onder andere wervelmetastasen) · congenitale of verworven wervelanomalieën · traumata (wervelfracturen, whiplash letsel) Het lichamelijk onderzoek omvat allereerst een grondige inspectie, omdat houdings- of statiekaf-wijkingen aan de basis van rugklachten kunnen liggen. Deze inspectie is een kop-tot-teen-beoordeling van zowel vorm- als houdingsaspecten waarbij de patiënt ventraal, dorsaal en ten slotte beiderzijds lateraal wordt geinspecteerd. Hierna zal de arts een actief bewegingsonderzoek uitvoeren waarbij de bewegingen eventueel door de onderzoeker geleid kunnen worden door beide handen. Bij klachten na trauma is het van belang dat de nodige omzichtigheid aan de dag wordt gelegd ten einde de eventuele letsels niet te verergeren. Leg er bij traumapatiënten de nadruk op dat ze bewegingen in de wervelzuil moeten trachten te vermijden totdat de arts zijn onderzoek heeft afgerond. Patiënten vaak geneigd om te vragen of halskraag en eventuele spalken mogen verwijderd worden. Hiermee wordt in de regel gewacht totdat eventuele radiografieën en scans werden verricht. Zodra de arts de radiografieën heeft geïnterpreteerd kan men overgaan tot verwijderen én/of vervangen van spalkmateriaal.
reflex-testen en prikkeling van drukpunten. De patiënt kan hierbij enkele onaangename reacties gewaar worden. Sommige handelingen zijn ronduit pijnlijk… In functie van het onderzoek kan een gewrichtspunctie noodzakelijk zijn. Ook hier zal de patiënt in klare taal moeten ingelicht worden over het hoe en waarom van dit onderzoek. iii. Pols Zoals bij voorgaande onderzoeken wordt ook bij onderzoek van het polsgewricht de beweeglijkheid, gevoeligheid en stabiliteit vs. laxiteit en kracht getest. Gezien de anatomische complexiteit van het polsgewricht vergt het onderzoek een hele reeks specifieke testen, die vaak slechts significant voor een bepaald gewrichtsletsel. Een doorgedreven kennis van de anatomie van het gewricht is noodzakelijk om tot een correcte diagnose te komen. Van belang is te weten dat de meest pijnlijke locatie als laatst diepgaand onderzocht wordt. Dit is trouwens de gouden standaard voor elk klinisch onderzoek! iv. Hand Vermits de hand op zich ook een vrij complexe anatomie heeft, denk aan de diverse kapsels en pezen die de stabiliteit van de hand bepalen. Tevens is de hand enorm bezenuwd omwille van onder andere de sensibele functie. Waaruit bestaat het onderzoek van de hand?
b. Onderzoek Bovenste Lidmaat i. Schoudergewricht Bij het fysisch onderzoek zal de patiënt een hele batterij onderzoeken moeten ondergaan, hierbij worden beweeglijkheid, gevoeligheid, stabiliteit vs. laxiteit en kracht getest. Het spreekt voor zich dat deze testen voor de patiënt niet altijd pijnvrij en comfortabel zijn. De nodige voorzichtigheid is dus vereist, evenals een goede voorbereidende uitleg. ii. Ellebooggewricht Bij het onderzoek van het ellebooggewricht, na specifieke anamnese, zal de arts trachten de pijn in te schatten aan de hand van een Visueel Analoge Schaal (VAS). Hierna wordt overgegaan tot de visuele inspectie van het gewricht waarbij gelet wordt op roodheid, zwelling, trauma en andere anomalieën. Tijdens het onderzoek zal de arts het gewricht gaan palperen, waarbij de arm zal gemanipuleerd worden, om eventuele afwijkingen ter hoogte van het gewricht te kunnen vaststellen. Op dit moment wordt eveneens de stabiliteit van het gewricht geëvalueerd. Tenslotte zal de arts ook een neurologisch evaluatie doen van de zenuwen die in de regio van het onderzochte gewricht lopen. Hierbij horen onder andere 14
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
Allereerst zal een observatie tijdens rust worden gedaan, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan eventuele roodheid, zwelling, alsmede de beweeglijkheid van de hand. Veder zal men de doorbloeding van de vingers testen door middel van de capillaire "refill"-techniek. Uiteraard dient men de gevoeligheid en eventuele zenuw letsels op te sporen na trauma, dit gebeurd standaard door middel van de 2-punts discriminatie. Ook peesletsels mogen niet uit het oog verloren worden, vandaar de diverse testen om de integriteit van de flexoren (oppervlakkige zowel als diepe) en de extensoren na te gaan. Tenslotte worden ook de diverse gewrichten gepalpeerd en geïnspecteerd op letsel. c. Onderzoek Bekken Bij het bekkenonderzoek zal de arts nagaan of er instabiliteit is, hetgeen met de nodige omzichtigheid dient te gebeuren bij traumapatiënten. De toegepaste testen zijn enerzijds de Lasègue-test (Passieve Straight Leg test) die reeds bij het onderzoek van de rug werd uitgevoerd, anderzijds de Mens-test (Actieve Straight Leg test), waarbij aan de patiënt wordt gevraagd om actief het gestrekte been op te tillen, er zijn vijf gradaties gaande van moeiteloos (0) tot onmogelijk (5), de resultaten van beide benen worden opgeteld en is
positief vanaf 1! Verder is er nog de PPPP-test of Ostgaard-test , een pijnprovocatietest, waarbij de onderzoeker tegen het 90° gebogen been duwt naar de romp toe. De test is positief als de patiënt hierbij pijn ervaart achter in het bekken.
Nadien wordt zo nodig overgegaan tot medische beeldvorming. Meer informatie over de diverse orthopedische onderzoeken kan je onder andere op volgende websites terugvinden:
d. Onderzoek Onderste Lidmaat Net als bij het onderzoek van het bovenste lidmaat zal de arts na een gerichte anamnese een inspectie doen van het aangedane lidmaat, hierbij wordt gelet op roodheid, zwelling, uitwendige letsels, echymosen, abnormale stand c.q. verkorting... Nadien wordt overgegaan tot de palpatie van de aangetaste regio. Als hierna blijkt dat men een mobiliteitsonderzoek kan verrichten, zal dit door de arts (met de nodige voorzichtigheid) worden verricht. i. Heup FABER test, hierbij worden flexie, abductie en externe rotatie van de heup en iliosacrale gewrichten getest... Bij deze test wordt de knie gebogen en de voet tegen de tegenoverliggende knie geplaatst, waarna het gebogen been door de arts gemanipuleerd wordt. ii. Knie Het kniegewricht is een relatief complex gewricht, om tot een correcte diagnose te komen dient een aantal testen worden gedaan: 1. Lachman: Bij deze test wordt letsel aan de voorste én/of achterste kruisbanden getest, de patient ligt op de rug met het been in ca.15°, waarbij één hand de dij ondersteund en de andere hand zacht aan het onderbeen trekt. De test is positief voor de voorste kruisband als de tibia onder de femur uitglijdt. en positief voor de achterste kruisband als de tibia terugschuift bij toepassen van posterieure stress 2. Voorste en achterste schuiflade test: Deze test gebruikt men eveneens voor het testen van de kruisbanden, alléén is het been hier 90° gebogen met een beblokkeerde voet bij een patiënt in ruglig. De arts zal het been voor- en achterwaarts bewegen. 3. Intraarticulaire punctie: Zodra de Lachman positief is, en er forse zwelling is van de knie zal de arts een kniepunctie overwegen. Deze is zowel diagnostisch als therapeutisch. iii.Enkel Net als de knie is de enkel een complex gewricht, mede door de aanwezigheid van diverse gewrichtsbanden. Ook bij de enkel kan men een soort schuiflade-test uitvoeren om lateraal bandletsel uit te sluiten. Verder zal drukpijn thv. de mediale malleolus duiden op kraakbeenletsel... iv.Voet
2. Abdominaal onderzoek a. Inspectie Inspectie is de eerste stap in het abdominaal onderzoek en kan waardevolle informatie verschaffen voor de verdere diagnose... Zo is het van belang te letten op de contouren van het abdomen : • opgezet? • assymetrie? Zijn er littekens, haematomen, uitwendige letsels, rash, ... b. Auscultatie Hierbij let de arts op aanwezigheid van darmgeruis, eventuele souffles van de abdominaal gelegen vaten (nierarteries, arteria femoralis en de aorta) c. Percussie Bij de percussie wordt het abdomen systematisch ‘beklopt’ waarbij de arts let op klankveranderingen en eventuele reacties van de patiënt. De klankvariaties treden op bij percussie van organen als lever, milt (klank wordt doffer), of holler bij bv. met gas gevulde darmen (tympanie). Op deze wijze kan de arts zich een beeld vormen van de locatie, grootte en toestand van onderliggende organen. d. Palpatie De arts zal op systematische wijze het abdomen aftasten bij de liggende patiënt, waarbij gelet wordt op de gelaatsreactie van de patiënt evenals spierverzet. In tweede instantie zal de arts diepe palpatie verrichten, waarbij er getracht wordt de onderliggende structuren, massa’s te definiëren. Zo zal de lever gepalpeerd worden en tracht men de afmetingen ervan te bepalen. Verder zal men palperen naar aorta en milt. In deze faze wordt ook getest op rebound tenderness of loslaatpijn (suggestief voor peritonitis), nierslagpijn (suggestief voor nierproblematiek) Enkele tests die worden gedaan zijn: 1. Mc Burney :Druk én/of loslaatpijn thv. het onderste derde van de denkbeeldige lijn tussen navel en de spina iliaca spuerior anterior (bovenrand van het bekken) 2. Rovsing’s sign: Druk op het colon descendens geeft pijn in het rechtse onderste quadrant. Wijst op appendicitis. 3. Psoas sign: Vooral bij de retrocaecale ligging kan prikkeling van de m. psoas optreden. Door de patient in VERVOLG OP PAGINA 19
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
15
Silvert A4 Quadri
Silvert A4 Quadri
Advertentie A4 Zwart/Wit 3M HEALTHCARE
18
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
linker zijligging te brengen en het rechter been te overstrekken worden de m. psoas aangespannen en geeft zo aanleiding tot een toename van de pijn. In rugligging kan het gestrekt opheffen van het rechter been hetzelfde teweegbrengen (psoasteken positief). 4. Rectaal toucher: Bij de retrocaecale ligging van de appendix kunnen de lokale bevindingen bij een appendicitis geheel of gedeeltelijk ontbreken. Het rectale toucher, dat drukpijn rechts hoog in Douglasholte verraadt, kan dan uitsluitsel geven. Dit geldt ook voor de ontstoken appendix die in het kleine bekken ligt, aftasten van de rechter helft van het kleine bekken tijdens het rectale toucher kan dan zeer pijnlijk blijken.
3. Het internistisch onderzoek Wanneer een patiënt eerder internistische klachten heeft zal de arts een internistisch onderzoek verrichtten na het afnemen van de anamnese.Hierbij zal systematisch het hele lichaam onderzocht worden... Als de patiënt kan staan zal een staande inspectie en evaluatie van het lichaam worden verricht. Hierbij zal de arts letten op de algemene lichaamsbouw, voedingstoestand, houding, ... Vitale parameters worden afgenomen (BD links en rechts alook staand en liggend, pols, AH-diepte en frequentie.) Romberg-test: om het evenwicht te testen zal de patient gevraagd worden om rechtop te staan, met gesloten ogen en de armen naast het lichaam bengelend. Hierbij wordt door de arts nauwlettend instabiliteit en asafwijkingen geobserveerd. Het is cruciaal dat de patiënt ten alle tijden kan worden opgevangen bij een eventuele val. a. Halsstreek: • controle arteria carotis • controle op aanwezigheid, verdichting van lymfeklieren • controle schildklier en trachea b.Thoracale regio: ACHTERAAN (ZITTEND) • Inspectie op symmetrie van de ademhalingsbeweging, gebruik van hulpademhalingsspieren, wervelkolom... • Palpatie symmetrie ademhalingsbeweging thv. T10, klop of slagpijn ter hoogte van de wervels • Percussie • Auscultatie longgeluiden op aard, luidheid, inspiratie en expiratie-verhouding, aanwezigheid van bijgeluiden VOORAAN (LIGGEND)
• Inspectie op symmetrie, vorm, ademhalingsbeweging, intrekkingen, littekens, ictus cordis (puntslag)... • Palpatie symmetrie ademhalingsbeweging • Percussie hartfiguur, long, long-levergrens, ... • Auscultatie longgeluiden op aard, luidheid, verhouding tussen inspiratie en expiratie, aanwezigheid van bijge-
luiden, harttonen Tevens worden de axillaire klieren gepalpeerd, en zo nodig worden, in overleg met de patiënte, de borsten geïnspecteerd en gepalpeerd. c. Abdominale regio: • Inspectie: Ook hier gaat men weer uit van de traditionele inspectie, die zowel bij rust als bij inspiratie en persen wordt uitgevoerd. Hierbij let de arts op vorm, symmetrie, huid- toestand, buikwandbewegingen en eventuele pijnklachten. • Auscultatie: Nadien zal de arts overgaan tot auscultatie voor peristaltiek in de vier quadranten, waarbij ook aandacht is voor soufflmes over de beide a. renali, a.iliaca en de aorta abdominalis. Verder zal er ook geluisterd worden naar wrijvingsgeluiden van lever en milt en eventuele clapotage (‘splashend’ geluid van een gedillateerde maag). • Percussie: Klassiek volgt na de auscultatie een oriënterende percussie over lever en milt, met aandacht voor eventuele tympanie en pijnklachten. • Palpatie: Bij de palpatie wordt net zoals bij het chirurgisch abdominaal onderzoek gelet op spierverzet, pijnreactie over de diverse onderliggende organen én referentiepunten. d. Liezen: Bij het onderzoek van deze regio richt de arts zich op de a. femoralis en de lymfeklieren. Ook is er de nodige aandacht voor het lieskanaal (breuken?) e. Extremiteiten: Ook hier de inspectie met speciale aandacht voor de huidtoestand, aanwezigheid van oedemene, letstels, aanwezigheid van varisces, zwellingen en afwijkingen ter hoogte van de gewrichten. Verder worden de arteries gepalpeerd en voelt men naar de temperatuur en eventuele temperatuursverschillen. Uiteraard is er de auscultaties naar souffles thv. a. carotis en a. femoralis. Tot slot worden de diverse reflexen nagegaan (zie neurologisch onderzoek) f. Bij patiënten ouder dan 40 jaar en/of buiklachten of onbegrepen klachten dienen touchers uitgevoerd worden. • Vaginaal Toucher exploratie van de vaginawand, cervix (simultaan palperen uterus) en Douglasholte... • Rectaal Toucher hierbij heeft de arts aandacht voor de sfincterspanning, de aanwezigheid van aambeien (vraag de patiënt om te persen), fissuren. Ook de toestand van de slijmvliezen wordt bestudeerd alsmede of er prostaatvergroting is. Eveneens wordt de Douglasholte gepalpeerd. Na het onderzoek wordt de onderzoekshandschoen geïnspecteerd op de eventuele Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
19
aanwezigheid van slijmen, pus, stoelgang én/of bloedsporen. Deze beide onderzoeken zijn bijzonder onaangenaam voor de patiënt, zeker omdat deze meestal al pijnklachten heeft in de betreffende regio. Het feit dat de onderzoeken veelal meerdere opeenvolgende keren worden herhaald (stagiair, assistent en specialist) gecombineerd met de beperkte privacy op een spoedgevallendienst maken dit onderzoek bijzonder traumatiserend. Indien mogelijk moet men trachten te voorkomen dat heel het gevolg van de specialist op zijn beurt het toucher gaat uitvoeren. Door vooraf een duidelijke beschrijving van de onderzoeken te geven en er de nadruk op te leggen dat het noodzakelijk is voor een correcte diagnose zal het voor de patiënt vaak beter lukken om goed mee te werken. Men dient er tijdens deze uitleg wel op te letten niet te veel in detail te treden omdat dit vaak een tegengesteld effect geeft!
4. Het Neurologisch onderzoek
is, is minder belangrijk. Voor alle duidelijkheid: dit neemt niet weg dat eventueel aanwezige verwanten wel een uitleg kunnen en moeten krijgen over wat de arts juist allemaal doet.
Besluit Een patiënt wordt vaak overstelpt door de vaak geleerde uitleg die door een arts wordt gegeven vooraleer deze een onderzoek gaat verrichten. Het is niet ondenkbeeldig dat de patiënt, die dikwijls niet durft te vragen om het nogmaals uit te leggen, een erg traumatiserende ervaring heeft ten gevolge van een ondergaan onderzoek. Het is bijgevolg een taak voor de verpleegkundige die de patiënt opvolgt om er voor te zorgen dat deze weet wat er staat te gebeuren. Na overlopen van de meest gebruikte testen en onderzoeksmethoden zou de verpleegkundige in staat moeten zijn om een voor een patiënt verstaanbare uitleg te geven. In een volgend artikel worden de medische beeldvormende onderzoekstechnieken besproken.
Hersenzenuwen Systematisch testen van de 12 hersenzenuwen op hun functie door gerichte testen.
Spieren Hierbij worden alle belangrijke spiergroepen geëvalueerd op kracht en weerstand.
Sensibiliteit Test van de sensibiliteit van de zenuwen op tastzin, vibratiezin, koud-warm en pijn.
Reflexen • Peesreflexen: Biceps, triceps, radius, kniepees, achillespees • Huidreflexen: Buikhuid, anus, cremaster • Andere reflexen: Hersenstamreflexen, pupilreacties, corneareflex, oculocephale reflex, calorische prikkeling, masseter, ... • Pathologische reflexen: Babinski, zuigreflex, snout, grijp, palmomentaal
Coördinatie • topneusproef • kniehakproef • neustop-vingertop-proef • Romberg • op één been staan • ... Het neurologisch onderzoek is zeer uitgebreid en veelal is het moeilijk én weinig zinvol om de patiënt hiervan een uitleg te geven. Bij patiënten die ernstige neurologische problemen hebben zal het er in eerste instantie om gaan dat snel een correcte diagnose wordt gesteld. Dat hierbij minder aandacht wordt besteed aan verduidelijken waar men mee bezig 20
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
Bibliografie Emergencies, Nursing 88 Books, ISBN 0-916730-85-9 Oxford Handboek of Clinical Medicine, 4th Edition, ISBN019-262783-X Leerboek Spoedeisende Hulp Verpleegkunde, Elsevier Gezondheidszorg, ISBN90-352-2527-9 http://137.120.24.208/skillslab/wervelkolom/handleiding/21-principes.htm http://www.maitrise-orthop.com http://www.sgcvisser.nl/Knieanatomie.htm http://www.sgcvisser.nl/Enkelanatomie.htm http://www.sgcvisser.nl/Schoudergids.htm http://www.medinfo.ufl.edu/year1/bcs/clist/extrem.html#AA26 http://www.nismat.org/orthocor/exam/shoulder.html http://www.spineandjoint.nl/HTML/Diagnostiek.htm http://www.tenniselleboog.nl/ http://medicine.ucsd.edu/clinicalmed/abdomen.htm#Topical http://nhg.artsennet.nl/upload/104/standaarden/M04/svk.htm http://www.nurseweekce.com/courses/NurseWeek/NW0170/ c5/index.htm
De Vraagbaak D.Lauwaert, HVP SPGD AZ VUB R. Beckers, Urgentiearts SPGD AZ VUB
Vragen:
Vraag 4:
Vraag 1:
Een 60-jarige vrouw komt naar de SPGD met als belangrijkste klacht een gezwollen linker been en pijn in dit been. Welke van de volgende activiteiten zullen U doen vermoeden dat de patient een diepe veneuze trombose heeft?
Een patiënt wordt op de SPGD gediagnosticeerd als iemand met een bipolaire stoornis. Welke van de volgende tekens en symptomen zullen bij deze patiënt aanwezig zijn? A. Overdreven bezorgd en angstig; angst voor een slechte afloop B. Waanideeën, hallucinaties, onsamenhangend gedrag en spraak C. Gevoelens van overmoed en euforie, of een laag zelf beeld en hulpeloosheid D. Voortdurend gevoel van droefheid, de onmogelijkheid om zich te concentreren, zelfmoordgedachten
Vraag 2: Een 65-jarige man, met een voorgeschiedenis van hypertensie, verklaart ernstige stekende thoracale pijn te hebben die uitstraalt naar het abdomen en de schouderstreek. Zijn hartritme bedraagt 90/min, het respiratoir ritme 22/min, ter hoogte van de rechter arm is de bloeddruk 190/120 mmHg en ter hoogte van de linker arm 150/90 mmHg. De patient is rusteloos en zijn huid is klam. De belangrijkste interventie voor deze patient is: A. B. C. D.
A. De patient heeft gedurende een lange tijd op hoge hakken gelopen B. De patient heeft met de wagen gedurende 4 dagen een belangrijk aantal kilometers afgelegd C. De patient heeft recent een TIA gedaan D. De patient heeft gedurende het laatste jaar regelmatig Sintrom® genomen
Vraag 5: Een patient op de SPGD moet een IVP ondergaan. Vooraleer de patient naar de Radiologie wordt gestuurd, zullen steeds de volgende labowaarden nagekeken worden: A. B. C. D.
Urinezuur en Kreatinine Electrolyten en Calcium Ureum en Kreatinine Calcium en Ureum
De bloeddruk te verlagen De pijn te verminderen De IV vochttoediening te beperken Thrombolytica toe te dienen
Vraag 3: Een patient met thoracale pijn geeft zichzelf een score van 10 op een pijnschaal van 0 tot 10. Zijn EKG vertoont ST-elevaties in afleidingen V1 tot V4. Welk deel van het hart blijkt hier aangetast te zijn? A. B. C. D.
Anterior Inferior Lateraal Posterior
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
21
Antwoorden: Vraag 1: C Bij een bipolaire stoornis zijn er manische periodes waarbij de patiënt gevoelens van overmoed en euforie kan hebben en periodes van depressie die zich manifesteren door gevoelens van een laag zelfbeeld en hulpeloosheid. Patiënten die uitermate bezorgd en angstig zijn en die een slechte afloop vrezen hebben een algemene angststoornis. Patiënten met schizofrenie vertonen waanideeën, hallucinaties en onsamenhangend gedrag en spraak. Depressieve patiënten kunnen voortdurende gevoelens van droefheid vertonen, concentratiestoornissen en zelfmoordgedachten hebben.
Vraag 2: A De patiënt vertoont de belangrijkste symptomen van een dissecerend aorta aneurysma. De prioriteiten zijn het IV toedienen van antihypertensiva zoals Trandate® of Ebrantil®, de bloeddruk te verlagen, bloedafnames te doen om een dringende kruisproef te laten uitvoeren en de patiënt klaar te maken voor een dringende operatie. Alhoewel een hartinfarct moet uitgesloten worden, heeft de pijn te maken met de plaats van de dissectie en moet als dusdanig niet behandeld worden als een prioriteit. De patiënt zal bij een significante scheur hypotensief worden en een hypovolemische shock vertonen; een beperking van de vochttoediening zal daarom niet geïndiceerd zijn. Thrombolytica zijn in dit geval tegenaangewezen.
Vraag 3: A Bij een EKG wordt er een ST-elevatie gezien in deze afleidingen gesitueerd ter hoogte van het aangetaste deel van het hart. Een ST-afzakking wordt gezien in deze afleidingen die aan de tegenovergestelde kant liggen van het beschadigde deel van het hart. Patiënten met een anterior myocardinfarct kunnen een ST-afzakking hebben in afleidingen II, III en aVF. Het is weliswaar belangrijk dat niet alle patiënten met een acuut myocardinfarct diagnostische veranderingen vertonen op hun initiële EKG's.
Vraag 4: B Een langdurige immobilisatie is één van de belangrijkste risicofactoren op een diepe veneuze trombose (DVT). Veneuze stase is een zeer belangrijke factor in de ontwikkeling van een DVT. Door het dragen van hoge hakken zal de pijn die reeds bestond als gevolg van een DVT enkel maar verergeren. Er bestaat geen indicatie dat een TIA rechtstreeks iets te maken zou hebben met de ontwikkeling van een DVT, 22
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
behalve bij een atrium-septumdefect. Het nemen van Sintrom®, een anticoagulans en vitamine-K antagonist, zal een DVT helpen voorkomen.
Vraag 5: C Al deze laboratoriumtests zullen belangrijk zijn om de oorzaak van de steenvorming te bepalen. Ureum en Kreatinine moeten echter nagekeken worden alvorens de IVP uit te voeren. Indien deze waarden duidelijk verhoogd zijn, is een IVP gecontraindiceerd.
WebSite Johan P.A. Beullens - VPK A.Z. St. Maarten - campus Mechelen
http://www.whonamedit.com/ Heb je er nooit bij stilgestaan hoe al die referentiepunten, testen, onderzoeken aan hun naam zijn gekomen? Wil je het wel eens uitzoeken? Dan ben je hier aan het juiste adres! Je kan zoeken op naam, categorie of eponiem naar meer dan 15.000 eponymen en meer dan 6000 personen. Interessant, zonder meer!
http://www.webnurse.nl WEBNURSE is een van de startpunten voor verpleegkundigen en verzorgenden op het Internet binnen het Nederlands taalgebied. Een site voor iedereen die verpleegt en natuurlijk informatie zoekt op het World Wide Web. Zoals zovele sites, is dit géén vervanging voor andere vpk sites, maar eerder een aanvulling... Met meer dan 350 links die met het verpleegkundig beroep en de gezondheidszorg te maken hebben, zeker een aanrader!.
http://www.internurse.com Internurse is een Engelse portaalsite waar je terecht kan voor beroepsgebonden nieuwsfeiten, hitoriek van de verpleegkunde. De site geeft ook toegang tot een hele bibliotheek verpleegkundige tijdschriften die je -mits betaling van £ 2, 50 per artikel- online kan raadplegen. Heb je reeds een paswoord voor één van de tijdschriften kan je dit uiteraard vrij online raadplegen. Een nuttige site voor opzoekingswerk.
De links zijn aanklikbaar via onze website...
http://www.vvvs.be Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
23
Verslag: STUDIEDAG "DOELTREFFEND OEFENEN" IN LEUVEN OP DONDERDAG 13/11/2003 Tom Joris, VPK SPGD A.Z. VUB - Jette Deze studiedag was een initiatief van het Provinciaal Instituut voor Vorming en Opleiding (PIVO) - VlaamsBrabant in samenwerking met de Federale Overheid Dienst Rampenplanning en Noodhulpverlening. De dag was ook opgevat als een logisch vervolg op de studiedag "Seveso II en de hulpdiensten - een interdisciplinaire benadering" in Affligem op zaterdag 05/10/2002. Even als situering: iedere nieuwe spreker begon zijn voordracht met het beamen van wat zijn voorgangers al hadden verteld. We trachten hier per spreker enkel de nieuw aangebrachte elementen te belichten. Na een verwelkoming door Gouverneur Lodewijk DE WITTE was het woord aan Dhr. Eddy PEETERS, de noodplancoördinator van Janssen Pharmaceutica in Geel. Naast deze hoedanigheid is hij ook officier bij de brandweer van Westerlo. Hij gunde ons een blik in de interne noodplanningskeuken van Janssen Pharmaceutica, met name het beleid inzake oefenen. Binnen het bedrijf is er een hele organisatiestructuur opgezet die, naar analogie met de structuren die in de rampenplannen beschreven zijn, in rampomstandigheden wordt ontplooid. Hierin vinden we volgende entiteiten - allemaal diensten eigen aan het bedrijf - terug: • een Operationeel Crisis Team (OCT) • een Directie Crisis Team (DCT) • de Logistieke Ploegen (TD) • de Interventiediensten: • Bedrijfsbrandweer (BBW) • Medische Dienst (BGD) • Productie Logistiek Het oefenbeleid is opgevat als een stappenplan: er worden oefeningen georganiseerd op verschillende beleidsniveaus. Eerst en vooral krijgen alle entiteiten binnen het bedrijf een theoretische en praktische training voor hun eigen specifieke taak binnen het intern noodplan. Vervolgens oefenen alle interne diensten met elkaar: • OCT + BBW • OCT + BBW + BGD • OCT + BBW + BGD + TD • OCT + BBW + BGD + TD + Personeel • OCT + DCT; OCT + DCT + BBW + BGD • OCT + DCT + BBW + BGD + TD + Personeel. Pas als intern iedereen op elkaar is afgestemd en goed samenwerkt, wordt er gedacht aan een oefening samen met externe diensten. Er worden gedurende het ganse jaar verscheidene oefeningen georganiseerd: iedere werknemer van het bedrijf moet jaarlijks aan minstens 2 oefeningen deelnemen (op zijn 24
Spoedgevallen JG 22 (2003) Nr. 5
eigen niveau). Bij elke oefening wordt er een gedetailleerd draaiboek opgemaakt: dit is een werkje waar veel energie en tijd in geïnvesteerd wordt en moet worden. Dit draaiboek beschrijft het volledige verloop van de oefening: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe, ... Enkel wat in het draaiboek staat, wordt uitgevoerd: diensten die zich tijdens de oefening ongevraagd komen aanbieden, zullen dus niet worden toegelaten tot het bedrijfsterrein. Een 'gulden regel' stelt dat hoe grootschaliger de oefening is, hoe beter men moet aflijnen welk aspect men specifiek wil inoefenen (vb: communicatie intern-extern; inzet gaspakdragers; de medische hulpverleningsketen; ...). Het is onmogelijk om bij elke oefening alles in te oefenen: dat zou het geheel enkel onoverzichtelijk en onbeheersbaar maken. Zorg dat er bij elke oefening een WIN-WIN situatie ontstaat zodat alle betrokken deelnemers baat hebben bij het welslagen van de oefening en er zinvolle lessen uit kunnen trekken. De bijdragen van de sprekers werden deskundig aan elkaar geregen door Dhr. Peter HUYGAERTS, coördinator rampenplanning van de Provincie Vlaams-Brabant. Door één niveau op te schalen, belandden we bij de lokale besturen: Dhr. Fred VAN IMMERSEEL, adviseur van de Stad Antwerpen, belichtte de visie van de Scheldestad op het oefenbeleid. De hoekstenen van een realistisch oefenbeleid zijn door de risico-analyse (die in het rampenplan vervat zit), de verschillende rampenplannen die van toepassing zijn, de persoonlijke kwaliteiten van degenen die oefenen en het opleidingsbeleid. In functie hiervan wordt een plan (jaarplan, meerjarenplan) opgesteld dat beschrijft welke aspecten men door welke instanties wil ingeoefend zien. Er moet een regelmaat, systematiek en variatie in het oefenbeleid zitten. Afhankelijk van hetgeen men wil bereiken, kan worden gekozen voor verschillende manieren van oefenen: - Tafeloefening (ook wel zandbakoefening of tabletop-oefening genoemd): managementsoefening, geen effectieve inzet, er werd gewerkt met een scenario waarvan de elementen volgens een bepaalde chronologie worden aangereikt aan de deelnemers. De regisseur van de oefening stelt het team voor problemen of vragen, en beoordeelt de samenwerking en besluitvorming in het team. - Monodisciplinaire oefening: 1 discipline oefent (een deel van) de haar toegewezen taken in. - Multidisciplinaire oefening: verschillende disciplines
oefenen hun specifieke taken in, de nadruk wordt gelegd op de onderlinge samenwerking. - Algemene inzetoefening: inzet van de volledige hulpverleningsketen, zowel effectief als bestuurlijk. Hier wordt integrale hulpverlening beoogd.
Algemene principes van het oefenbeleid: - Oefenen is een continu proces: helpt bij een permanente evaluatie - Oefenen moet helpen om "het onbekende" bij een effectieve inzet te verminderen - Oefenen heeft tot doel aangepaste reacties uit te lokken: voorkom impulsieve reacties en improvisatie - Oefenen moet gebaseerd zijn op realistische scenario's: oefen niet op een situatie die niet kan voorkomen - Oefenen moet gebaseerd zijn op deugdelijke gegevens: reële kennis van reacties in rampsituaties, gevaren, risico’s, middelen die nodig zijn om het probleem op te lossen en middelen die inzetbaar zijn - Oefeningen moeten gericht zijn op algemene principes: elke praktijksituatie geeft aanleiding tot het flexibel toe passen van deze principes - Oefenen vormt een intergraal onderdeel van opleiding - Oefeningen moeten rekening houden met kwantitatieve en kwalitatieve verschillen: bij een daadwerkelijke inzet zal niet elke betrokken instantie kunnen werken zoals dat 'in ideale omstandigheden' kan, en daar moet bij oefeningen ook rekening mee gehouden worden
Hoe zet je een oefening op? - Bepaal het soort van oefening (in functie van het onder werp) - Bepaal plaats en tijdstip (in functie van planning) - Bepaal welke actoren dienen deel te nemen (in functie van het niveau van de oefening) - Schrijf een scenario: dit moet gedaan worden door mensen die niet deelnemen aan de oefening, een oefenleider heeft de eindverantwoordelijkheid - Selecteer een groep van waarnemers: zij zullen observeren tijdens en rapporteren na de oefening; hun inbreng is van vitaal belang voor de evaluatie
Voorwaarden voor een doeltreffend (gemeentelijk) oefenbeleid: - Moet geïmplementeerd worden in de gemeentelijke structuren - De gemeentelijke overheid moet de nodige ondersteuning (personeel, financiering, infrastructuur, materiaal, opleidingen) voorzien - Een weldoordacht oefenbeleid moet ontwikkeld worden - De oefeningen moeten resulteren in: - organisatorische en structurele aanpassingen - bijsturingen op alle niveaus (operationeel, bestuurlijk, technisch, ...) - betere onderlinge relaties tussen de betrokken instanties - een snellere aanpak van de ramp en zijn mogelijke gevolgen
Nog een trede hoger belandden we op het provinciaal niveau: Dhr. Luc BAUWENS, directeur Veiligheid en Protocol van de Provincie Oost-Vlaanderen, gaf ons zijn bedenkingen bij het oefenen op provinciaal niveau. Oefenen is een manier om efficiëntie en paraatheid te meten: helaas is er geen welomschreven methodologie voor. Aan de hand van de resultaten kan het integraal veiligheidsbeleid getoetst en bijgestuurd worden. De nodige conclusies moeten getrokken worden naar aankoopbeleid, opleidingsbeleid, onderlinge bijstand tussen diverse diensten en korpsen, wetgevende initiatieven en oefenbeleid toe. Om efficiënt te oefenen moet een duidelijke beleidskeuze gemaakt worden: het is niet vrijblijvend, het dient (of kan dienen) als beleidsinstrument. Er moet een structuur voor worden opgezet, geïntegreerd in het opleidingsbeleid en het voorkomingsbeleid. We zouden natuurlijk niet in ons landje leven als het schoentje niet ergens zou wringen: bij de centen natuurlijk!! Wie zal al die mooie plannen financieren? Velen verwijzen naar het SEVESO- en nucleair fonds waar de betrokken industrie zijn bijdragen in stort. Deze gelden moeten dienen voor verdere uitwerking van de rampenplanning, en zouden hier dus inderdaad voor kunnen gebruikt worden. MAAR: niemand schijnt te weten hoeveel geld er beschikbaar is en de overheid heeft nog niet beslist wat ze ermee gaan doen. (een tip: 't is bijna Sinterklaas - o sorry, dat is ook waar: met de huidige regering is het het ganse jaar door Sinterklaas...) De spreker vermeldde ook terloops dat er op het federaal niveau initiatieven worden genomen om de gemeentelijke rampenplannen te doen updaten: er wordt een vernieuwde structuur aangereikt aan de gemeentebesturen, waarin het luik 'oefenen' meer is uitgewerkt (in tegenstelling tot de enkele zinnetjes die het doorsnee gemeentelijk rampenplan hieraan op dit ogenblik besteedt). Als het provinciaal niveau het initiatief neemt om een oefening te organiseren, dan doet het dat nooit alleen. Er is altijd minstens 1 partner bij de organisatie betrokken, namelijk de gemeente op wiens grondgebied de oefening zal plaatsvinden. Maar wat wordt er dan geoefend? Fase 3 en fase 4 problematieken: hoofdzakelijk de verplichte oefeningen van de externe noodplannen van de SEVESO-bedrijven (voor elk bedrijf minstens om de 3 jaar!), en de jaarlijkse toepassingsoefening van het provinciaal nucleair noodplan. In Nederland houdt men ook specifieke communicatie-oefeningen samen met de pers: misschien een tip voor de Belgische provinciebesturen? Tot slot werd nog eens benadrukt dat een (praktijk)oefening nood heeft aan een realistisch scenario en decor: in Zweden beschikt men bijvoorbeeld over een uitgebreid oefenpark waar de meest uiteenlopende incidenten gesimuleerd kunnen worden (een bedrijfssite, een stuk van een tunnel, een spoorweg, een brug, ...) De realiteit doet ons echter inzien dat Vlaanderen waarschijnlijk te klein is om over zo'n infrastructuur te kunnen beschikken.
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
25
De laatste spreker uit eigen land heeft men gezocht in de hoogste kringen van de rampenhulpverlening: Dhr. Jaak RAES, directeur-generaal van het crisiscentrum van de regering (CGCCR) had het over de overkoepelende rol van zijn centrum.
Wat doet het CGCCR allemaal? -
algemene wachtdienst 24/7 informatiebehandeling (inwinning, analyse, verspreiding) adviezen uitbrengen en maatregelen voorstellen planning, coördinatie en opvolging bij evenementen met een potentieel grote impact op de openbare orde (vb: bom-spotting aan de SHAPE) - waarborgen van de veiligheid van personaliteiten en instellingen - ter beschikking stellen van infrastructuur voor crisisbeheer (vb: het CGCCR wordt op 21/07 ter beschikking gesteld van de gouverneur van Brussel-hoofdstad) - initiatieven i.v.m. noodplanning (het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN) valt nu onder het CGCCR, en zal worden uitgebouwd tot een expertisecentrum van acade misch niveau)
Het CGCCR en oefenbeleid: Het CGCCR organiseert onder andere oefeningen voor het nationaal nucleair noodplan (dat volledig vernieuwd is sinds 03/11/2003), maar ook voor andere fase 4 procedures (voornamelijk NBC, voedselcrisissen enz... die vermoedelijk de rampsituaties van de toekomst zullen zijn). Ook participeert het CGCCR in fase 3 oefeningen, voornamelijk ondersteunend. Eén markante conclusie uit de recent gehouden NBCoefeningen is dat het geen zin heeft om een NBC-noodplan uit te schrijven: zo'n situatie is steeds zodanig specifiek dat een algemene aanpak enkel remmend blijkt te zijn. Ook neemt België via het CGCCR deel aan internationale oefeningen, zowel bilateraal als multilateraal. Enkele concrete voorbeelden van oefeningen georganiseerd door/met het CGCCR: 26/03/2003: kerncentrale Tihange (managementsoefening) 23/04/2003: IRE Fleurus (hier bleek een probleem i.v.m. decontaminatie van bluswater) 02/06/2003: Belgoprocess 12/06/2003: Chooz (testen van samenwerking met Frankrijk) 22/06/2003: kerncentrale Doel (verkeerscirculatieplan bij een incident) 19/11/2003: kerncentrale Tihange (transportongeval) 29/11/2003: Zaventem-rood (kaping en bommelding; voornamelijk voor politiediensten) Verder was er ook nog de oefening BIAS waarin België en Nederland samen een terroristische gijzeling aanpakten. Ook waren er drie oefeningen over NBCR-problematiek (nucleair-biologisch-chemisch-radiologisch): 2728/05/2003 over het B-luik; 09-10/09/2003 over het C-luik; 29-30/10/2003 over het N-R-luik. 7 workshops bogen zich 26
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
over de problematiek: 1 voor elke discipline uit de rampenhulpverlening, 1 voor het federale en 1 voor het provinciale niveau. Zij kwamen tot de eerder aangehaalde conclusie i.v.m. een NBC-noodplan. Een andere conclusie was dat de terreinspelers elkaars bevoegdheden en bezigheden niet (willen) kennen. Ook op het vlak van internationale oefeningen heeft het CGCCR niet stilgezeten in 2003: 12/06: Chooz (B + Fr) 13/10: 'Satelliet' (communicatie-oefening B + NL) 03-04/12: 'Evatech' (B + GB) Verder zetelt het CGCCR in diverse instanties die internationale netwerken vormen voor alarmering en informatieuitwisseling.
Wat heeft de toekomst in petto? Het CGCCR wil werken (via het HIN) aan een wetenschappelijke aanpak van rampenhulpverlening door verzamelen van know-how en kennis i.v.m. best practice ('evidencebased' als u wil). Er wordt gewerkt aan wetgevende initiatieven i.v.m. rampenhulpverlening (een nieuw KB zou al op komst zijn). Het centrum wil ook een methodologie uitwerken voor het oefenen, de bijsturing van rampenplannen na oefeningen verplichten en een databank aanleggen van oefeningen en de conclusies die eruit werden getrokken. 'Niet meer, maar betere (grootschalige) oefeningen', is in een notedop de visie van het CGCCR op het oefenbeleid. Uit Nederland waren Dhr. Jan PETRI (senior adviseur van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), Dhr. D.J. STOLK (senior projectleider bij TNO) en Dhr. Marco VAN WIJNGAARDEN (onderzoeker / adviseur bij het NIBRA) afgezakt. Zij kwamen, elk vanuit hun perspectief, iets vertellen over de resultaten van het project 'Effectief Oefenen' dat in Nederland loopt. Dit project is een uitloper van de onderzoeken naar de Hercules-crash en de branden in Volendam en Enschede. Het beleid bleek op allerhande punten tekort te schieten, niet in het minst wanneer het over oefenen ging. Naar Nederlandse gewoonte is het een erg theoretisch project dat nog niet is afgerond. Meer informatie hierover kunt u vinden op http://www.effectief-oefenen.nl. Een interessant aspect dat uit dit project naar voor kwam (en nog verder wordt uitgewerkt) betrof de mogelijkheden om te gaan oefenen met computer-ondersteuning. Hierover hadden de twee laatstgenoemde heren het. Wat valt hier te onthouden? Als je computer-ondersteund wil oefenen, moet je eerst goed weten wat je wil oefenen. In functie daarvan kan je een 'oefenpakket' kiezen: de mogelijkheden zijn schier eindeloos. Je kan kiezen voor multimedia-e-training: een soort van zelfstudiepakket met casussen, naslagwerk-functie, interactieve 'overhoringen'. Je kan ook een stap verder zetten naar het werkelijk virtueel oefenen met het coördinatiecomité d.m.v. verschillende beeldschermen waarop de deelnemers hun informatie/instructies/vragen krijgen. De
oefenleiding coördineert alles vanuit één centraal punt en kan perfect opvolgen wie wat doet. Verschillende incidenttypes zijn mogelijk in zowat elk denkbaar scenario. In de Scandinavische landen bestaat er zelfs een systeem dat dit combineert met een grootschalige terreinoefening: elke deelnemer op het terrein draagt dan een soort van GPS-tracking-device + camera zodat de oefenleiding in real time een overzicht heeft van het verloop van de oefening zonder de cotrolekamer te moeten verlaten. Onnodig te zeggen dat dit toelaat direct bij te sturen wanneer er iets in het honderd dreigt te lopen.
overdoen - de ganse oefening wordt opgenomen: je kan delen ervan terug afspelenom de deelnemers te confronteren met wat ze hebben gedaan - qua logistiek is een oefening makkelijker te organiseren en zelfs uit te voeren binnen de muren van een gebouw - het risico op een echt incident met gewonde deelnemers is onbestaande - deelnemers ervaren deze methodes als erg stimulerend en aangenaam
Nadelen:
Voordelen: - je kan dingen oefenen die je nooit in scène zou kunnen zetten - je kan de oefening moduleren en desgewenst gewoon
- de kostprijs (hoewel die op termijn niet opweegt tegen de kost van terreinoefeningen) - je kan hiermee geen praktische vaardigheden oefenen.
Vlaamse Vereniging Brandweer Verpleegkundigen Binnenkort bestaat de vereniging van brandweerverpleegkundigen, de VVBV, één jaar. Naar aanleiding daarvan, willen wij ons nogmaals voorstellen. Tevens wensen wij het bestuur van de VVVS te bedanken voor de samenwerking en de mogelijkheid die ons geboden wordt, om gebruik te maken van hun informatiekanalen. U heeft het voorbije jaar nog niet veel van ons gehoord. Dat wil echter niet zeggen dat wij stil hebben gezeten! Wij hebben de doelstellingen van de vereniging opgesteld, alsook het profiel van de verpleegkundige bij de brandweer en wij geven in het voorjaar van 2004 een minisymposium. Heel waarschijnlijk zal dit minisymposium plaats vinden op 8 mei 2004 in het Militair Ziekenhuis te Neder-OverHeembeek. Verdere informatie zal via alle mogelijke kanalen verspreid worden, eens alles definitief is.
Wie zijn wij nu? De VVBV is een vereniging die alle verpleegkundigen, welke binnen de brandweer werken, wil groeperen, om samen hun functiegebonden problematiek aan te pakken. Zo hopen wij de werking van de verpleegkundige binnen de brandweer te kunnen optimaliseren. Als verpleegkundigenorganisatie willen wij vakspecifiek advies geven met betrekking tot het werkveld.
Wie is nu die verpleegkundige bij de brandweer? Wij hebben een opsplitsing gemaakt tussen de brandweerverpleegkundige (brandweerkorps zonder ziekenwagendienst) en de ambulanceverpleegkundige (brandweerkorps met ziekenwagendienst). De VVBV zal ijveren voor een wettelijk statuut van de verpleegkundige binnen de structuur van de brandweer zodat hij/zij in de toekomst herkend en erkend wordt. De verpleegkundige kan binnen het korps zorgen voor de opleiding van ambulanciers (Permanente Vorming), voor de organisatie van de psychische begeleiding van patiënten, familie of brandweerlieden na incidenten, hij/zij kan ingezet worden voor administratieve taken maar heeft vooral, door zijn opleiding en praktijkervaring, een meerwaarde in de Dringende Geneeskundige Hulpverlening. De verpleegkundige kan een goede en veilige observatie van de patiënt waarborgen, hij/zij kan levensreddende handelingen verder ondersteunen door Advanced Life Support, waardoor de overlevingskansen van de patiënt stijgen, hij/zij staat het MUG-team bij etc… De meeste verpleegkundigen, bij de brandweer, zijn werkzaam op een kritieke dienst zoals spoedgevallen, intensieve, PACU, CCU, operatiekamer,etc… De weinige beroepsverpleegkundigen werkzaam in de Vlaamse brandweerkorpsen bezitten praktische allemaal een bijzondere beroepstitel spoedgevallenzorg en intensieve Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
27
zorg. De VVBV heeft, zoals eerder vermeld, een profiel opgesteld voor de brandweerverpleegkundige en de ambulanceverpleegkundige voor wat betreft de aanwervingvoorwaarden en functiebeschrijvingen van beide. Deze kunnen een leidraad zijn voor dienstchefs en officieren wanneer zij verpleegkundigen in hun korps hebben of wensen. Zo kunnen zij de méérwaarde van de verpleegkundige binnen hun korps ontdekken. Dit profiel is momenteel in zijn eerste fase, maar eens in zijn definitieve vorm, zal het gepubliceerd worden via dit vakblad, "Spoedgevallen" en het vakblad van de BVV (Brandweer Vereniging Vlaanderen), "De Brandweerman". De VVBV heeft ook als doel symposia te organiseren specifiek gericht naar verpleegkundigen. Dit is nodig daar het lessenpakket van de provinciale scholen niet altijd toereikend is aan de noden van de verpleegkundige. De verpleegkundige moet de schakel zijn tussen de brandweer, de ambulanciers, de ambulancierscholen, de huisartsen en de MUG diensten van uw regio. De symposia zullen uiteraard openstaan voor de ambulanciers en spoedgevallenverpleegkundigen die zich willen inschrijven. De BVV (Brandweer Vereniging Vlaanderen) heeft tevens binnen haar structuur, een werkgroep DGH opgericht, die
Functie
Naam
bestaat uit enerzijds de VVBV, anderzijds de VVBA (Vlaamse Vereniging Brandweer Artsen) en een nog op te richten vereniging van ambulanciers van de brandweer.
Wie kan lid worden van de vereniging? Wij willen ons enkel richten naar de verpleegkundige die bij de BRANDWEER werkt, dus niet de spoedgevallenverpleegkundige of een verpleegkundige van het Rode - of Vlaamse Kruis of een andere organisatie die voor de 100dienst rijdt. Deze laatste kunnen wel naar onze symposia komen, evenals ambulanciers en brandweerlieden.
Is er een secretariaat? Het VVBV-secretariaat is te contacteren op het volgende adres: VVBV-secretariaat Vekestraat 19 2800 Mechelen tel: 015/42.30.81 e-mail:
[email protected] Hieronder ons bestuur en provinciale kontaktpunten:
Korps
e-mailadres
Kernbestuur Voorzitter
Van de Voorde Peter
Maldegem
[email protected]
Ondervoorzitter
Devogelaere Werner
Lennik
[email protected]
Secretaris
Magdaleens Heini
Londerzeel
[email protected]
Penningmeester
Lutin Wim
Kuurne
[email protected]
Public Relations
Vandenberghe Johan
Lennik
[email protected]
Provinciale Vertegenwoordigers Provincie Antwerpen
Provincie Limburg
Provincie Oost-Vlaanderen Provincie West-Vlaanderen Provincie Vlaams-Brabant en Brussel
28
Vercammen Dimi
Temse
[email protected]
Waumans Robby
Bornem
[email protected]
Dewispelaere Luc
Hasselt
[email protected]
Raymaekers Jurgen
Hasselt
[email protected]
Vandenbruwane Lode
Gent
[email protected]
Van Peteghem Guy
Zele
[email protected]
Corteel Eddy
Koksijde
[email protected]
Blontrock Isabelle
Nieuwpoort
[email protected]
???
???
???
???
???
???
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
AGENDA 2004 Europese beurs van de ambulancier en de DGH
Locatie:
Universiteit Antwerpen (Vroeger UIA) Campus 3 Eiken Universiteitsplein 1 B-2610 Wilrijk
13 & 14 maart 2004
Info
:
Locatie: Foire Internationale de Liège 4, Avenue Maurice Denis B-4000 Liège
http://www.vvizv.be http://www.vvvs.be
Kost
:
Leden VVVS / VVIZV Niet leden Studenten
Info
: Tel : 04/227.19.34 @ :
[email protected] http :http://www.emercare.com
30e Week van de Verpleegkundigen en Vroedvrouwen
GRATIS 10,00 € 8,00 €
Advanced Pediatric Life Support The practical approach 24,25 & 26 maart 2005
Een parel van een week ! 'Goede zorg in een turbulente omgeving' Maandag 15 tot en met vrijdag 19 maart 2004
Locatie:
Domein De Renesse Lierselei 30 Malle - Antwerpen
Info:
Opleidingsinstituut Rescue Van Heybeeckstraat 46 B- 2170 Antwerpen Tel :03/644.36.38 @ :
[email protected] Http : http://www.rescue-belgium.be http://users.pandora.be/APLS
Kost:
€ 892 storten op 001-3506840-75 met vermelding APLS04-03 en naam - voorinschrijving van € 500 = definitieve inschrijving - betaling resterende € 392 voor 08 februari 2004 Handboek en info wordt 6 weken voor start cursus toegestuurd
Locatie: Thermae Palace Koningin Astridlaan 7 B- 8400 Oostende Info
Kost
: N.V.K.V.V. Vergote Square 43 B-1030 BRUSSEL Tel :02/732.10.50 Fax :02/734.84.60 @ :
[email protected] http : http://www.nvkvv.be : leden NVKVV: erefondsleden: student-leden: niet-leden: student-niet-leden:
27 € 20 € 15 € 45 € 25 €
Update in de Cardiologie (VVVS-VVIZV) Dinsdag 23 maart 2004 13u30 toto 17u30
1ier Colloque de Médecine Aiguë Zaterdag 27 maart 2004 Locatie : CHU Tivoli Salles des Conférences & cours Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
29
Av. Max Bleset 34 B-7100 La Louvière Info:
Kost:
Tel : 064/27.64.83 Fax : 064/27.67.00 @ : colloque>
[email protected] Arts : 70,00 € Vpk : 40,00 € BESEDIM : 60,00 € AFIU-SIZ : 30,00 € te storten op DEXIA 068-2398314-16 met ver melding naam + colloque + ev. lidnr.
Drugsbeleid Maandag 29 maart 2004 - 19u30 - Zaal Vesalius Locatie: H.-Hartziekenhuis Kolveniersvest 20 B-2500 LIER Info:
Tel :03/491.23.45 Fax :03/491.23.46 @ :
[email protected]
Kost:
€ 7,0 per sessie te storten op 230-0000123-46 t.a.v. H. Hartziekenhuis - vermelding naam adres + referentie "Opleiding ITE/spoed + datum les (sen)"
Update in de Cardiologie (VVVS-VVIZV) Donderdag 01 april 2004 13u30 toto 17u30 Locatie: U.Z. GENT AUIDITORIUM F De Pintelaan 185 B-9000 GENT Info:
http://www.vvizv.be http://www.vvvs.be
Kost:
Leden VVVS / VVIZV : GRATIS Niet leden : 10,00 € Studenten : 8,00 €
Urgence 2004 Les rendez-vous de l'urgence. 19ème Journée de la Société Francophone de Médecine d'Urgence 30
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
16ème Congrès National de SAMU de France 17ème Journée d'Enseignement et de Formation des Infirmiers (eres) de l'Urgence 14ème Journées des Personnels de l'Aide Médicale Urgente 9ème Journées d'Enseignement et de Formation des Assistantes Sociales des Urgences 7 tot 9 april 2004 Locatie: Paris - Porte Maillot Info:
MCO Congrès Tél :+33-4 95 09 38 00 Fax :+33-4 95 09 38 01 E-mail :
[email protected] http : http://www.urgences2004.org http://www.samu-de-france.com http://www.sfmu.org
Psychosociaal interventieplan en opvang verpleegkundigen na een trauma... Maandag 26 april 2004 - 19u30 - Zaal Vesalius Locatie: H.-Hartziekenhuis Kolveniersvest 20 B-2500 LIER Info:
Tel :03/491.23.45 Fax :03/491.23.46 @ :
[email protected]
Kost:
€ 7,0 per sessie te storten op 230-0000123-46 t.a.v. H. Hartziekenhuis - vermelding naam adres + referentie "Opleiding ITE/spoed + datum les (sen)"
Update in ICU (C.I.C.E.N. vzw.) Donderdag 13 mei 2004 Locatie: Stuurboord Rijnkaai 96 B-2000 Antwerpen
Info:
Tel : 03/236.33.93 Fax : 03/236.68.51 @ :
[email protected] http://www.cicen.be
Kost:
Voor 14/03/2004 Leden ESCIM : 32 € Niet leden : 45 €
Na 14/03/2004 42 € 55 €
Inschrijven kan tot 30/04/2004
Update in de Toxicologie (VVVS-VVIZV) Donderdag 13 mei 2004 13u30 toto 17u30 Locatie: Universiteit Antwerpen (Vroeger UIA) Campus 3 Eiken Universiteitsplein 1 B-2610 Wilrijk Info:
http://www.vvizv.be http://www.vvvs.be
Kost:
Leden VVVS / VVIZV : GRATIS Niet leden : 10,00 € Studenten : 8,00 €
Update in de Toxicologie (VVVS-VVIZV) Donderdag 17 mei 2004 13u30 toto 17u30 Locatie: U.Z. GENT AUIDITORIUM F De Pintelaan 185 B-9000 GENT Info:
http://www.vvizv.be http://www.vvvs.be
Kost:
Leden VVVS / VVIZV : GRATIS Niet leden : 10,00 € Studenten : 8,00 €
Spoedgevallen JG 23 (2004) Nr. 1
31
Verwacht voor volgende Spoedgevallen ... • Accidentele hypthermie: Aanpak op de spoedgevallendienst Gasthuisberg Leuven
• Informeren of Negeren? Deel III: Medische beeldvorming
• ... • Website • De vraagbaak • Gelezen • Agenda 2004
Oproep... • • • •
Ben je bezig met een scriptie? Heb je laatst een interessant boek of artikel gelezen? Ergens een aankondiging voor een bijscholing, symposium, training tegengekomen? Heb jij een oplossing gevonden voor één van de vele vervelende probleempjes die we gedurende de uitoefening van onze job tegenkomen (electrodes die niet kleven, problemen tijdens het gipsen, enz...)
Het kan de collega’s waarschijnlijk ook wel interesseren! Bezorg ons een de stand van zaken betreffende jouw scriptie, lanceer eventueel jouw vraag of probleem via de website, geef ons de coördinaten door van de nascholing. Je kan dit via de website (klik onderaan gewoon op webmaster, of gooi het op het forum) of gewoon via reguliere post op volgend adres:
Spoedgevallen P/a Kleine Nieuwedijk 152 B-2800 Mechelen
32
Spoedgevallen JG 22 (2003) Nr. 5