~'1' ,. \
SOClAAL-PSYCHOLOGISCHE BEGELEIDING PROJEKTONDERWIJS
Het bureau studente psychologen acht het belangrijk, dat er projektonderwijs is op de T.H., beginnend in het eerste jaar, uitgaande van eigen ervaringen (o.a. problemen bij eerste- en ouderejaars: niet kunnen
samen~erken,
aIleen in staat tot individueel werk,
niet kunnen luisteren, direkt onthand zijn als een probleem ook andere benadering vraagt als een rechtlijnige vakoplossing, vereenzaming, enzovoort) en uitgaande van onderzoek (rapporten Onderwijsresearch). projektwerk op de T.H. vereist aandacht voor zowel -: .~ech~!~~~e . .pE()_b.~~Ul~~'_ als - groepsdynamische problemen, - (andere doelstellingen, bijvoorbeeld maatschappelijke bewustwording kunnen worden gebruikt, zijn geen conditio sine qua non). Het specifieke van projektwerk op de T.H. maakt uitwisseling van de gegevens over de begeleiding belangrijk. Voor projektonderwijs zijn de volgende aspekten belangrijk: - samenwerking, - teamvorming, - kritische bespreking van een thema. Onze ervaring is, dat zonder begeleiding of met een begeleiding die louter groepsdynamisch of louter technisch gericht is,
een
of meer
van die aspekten verdwijnt (E, Bdk). Moet dit werk perse door het bureau studentenpsychologen gedaan worden? o.i. niet strikt nodig; weI is nodig, dat het gebeurt en dat uitwisseling over de methoden plaatsvindt. Waarom nti bureau studentenpsychologen: 1. het is gevraagd, 2. wij vonden het een adekwate en interessante taak.
- 2 -
Wat zien wij als voordelen: I. kontinuIteit via het bureau, dus niet afhankelijk van
individuele personen, 2. uitwisseling is gemakkelijk, 3. het bekend zijn van het bureau op een ander gebied dan ons ons werken met probleemklienten werktdrempelverlagend, 4. weden:ijdse beInvloeding van de soorten werk op elkaar (sociaal-psychologische begeleiding en psychotherapeutisch), 5. relatie met afdelingen wordt opener, 6. het onderwijs en het onderwijsklimaat wordt voor ons duidelijker.
BSPj09.1978
I
INHOUD
Voorwoord
pag.
Inleiding
pag.
2
Hoofdstuk
I
Psychologische begeleiding
pag.
6
Hoofdstuk
II
Bevordering goed studeren
pag.
12
en projekten
pag.
15
Opleiding
pag.
18
verbetering
pag.
23
Onderzoek
pag.
25
Werkzaamheden in kommissies
Hoofdstuk III
Hoofdstuk Hoofdstuk
IV
V Signaleren van problemen en initieren van plannen ter
Hoofdstuk -- -- --"---' ---
~
VI
_ .. --
-
~-
---- -
-~-~~
Noten
pag.
30
Medewerkers bureau studentenpsychologen
pag.
32
BIJLAGE: Werk van de studentenpsychologen
._---
- I -
VOtJt'WtHl rtl
G·"~
De direkte aanleiding tot dit rapport is de onzekerheid omtrent de vakatureplaats die ontstaan is doordat drs M.M. Delfgaauw die aan ons bureau benoemd was, per 1 augustus 1977 elders een funktie aanvaard heeft. Van 17 oktober tot en met 31 december 1977 heeft drs R.ehr. Sepers de vakature opgevuld, en nu is opnieuw zowel voor het bureau als ook voor hem een onzekere periode ontstaan. Zoals in het rapport te lezen is, zijn wij mede op instigatie van de vorige rector magnificus ons meer en meer gaan bezighouden met aktiviteiten ten behoeve van het onderwijs. In ons werkpatroon wisselen de verschillende taken elkaar af, zodat de tijd optimaal benut wordt. Niet aileen bevordert een zekere afwisseling in het werk de produktiviteit, ook is er een logische en stimulerende samenhang tussen preventieve en kuratieve aktiviteiten. Desondanks kunnen wij nog niet altijd ingaan op de aan ons gestelde vragen om hulp door onderwijsgevenden; zelfs niet als wij overtuigd zijn van een zekere urgentie. Zou er opnieuw een periode ontstaan, waarin wij met een psycholoog minder (2,7 in plaats van 3,7, dit is 27% minder) moeten werken, dan zullen de lopende projekten en hulpverleningstaken ernstig in het gedrang komen. Wij hebben, zoals u zult kunnen lezen, gekozen voor een beschrijving en inventarisatie van onze aktiviteiten met een uiteenzetting van onze visie en standpunten.
- 2 -
Inleiding
De studentenpsychologen z1Jn indertijd aangesteld, omdat gekonstateerd werd, dat vele studenten met psychische problemen, onvoldoende geholpen konden worden door een of meerdere gesprekken met de reeds aanwezige, maar nog niet als zodanig betitelde begeleiders (dekanen, pastores, onderwijsgevenden). In Utrecht kwamen er op het Instituut voor klinische en industriele psychologie zoveel studenten, dat men het zinnig vond een meer op studentenproblemen ingestelde dienst op te richten (Psychologisch adviesbureau voor studenten (P.A.S.), 1960). Bovendien bleek, dat hulpverlening ten aanzien van studenten elders niet of nauwelijks kon plaatsvinden. In Eindhoven werd in 1966 de eerste stude,ntenpsycholoog aangesteld. Wanneer wij de situatie van 1977 bezien, dan kunnen wij ons afvragen of het nog zo is, dat veel studenten psychische problemen hebben, waarvoor deskundige zorg wenselijk of vereist is en of de hulpverlening elders in staat en bereid is adekwate zorg te besteden aan die studenten. In ieder geval 1S zeker, dat de psychische nood bij de mensen in deze tijd groot is. Het aantal hulpverlenende instanties neemt steeds toe, desondanks lijken wij nog steeds niet aan een verzadigingspunt te komen. Vele bureaus hebben wachttijden. Het zou ons te ver voeren een uitvoerige analyse te maken van aIle faktoren die mogelijk hieraan meewerken, maar wij willen wel enkele veranderingen in de laatste decennia noemen die waarschijnlijk van invloed zijn. De snelle verandering van waarden en normen in onze maatschappij, o.a. op het terrein van huwelijk, gezin, relaties, seksualiteit en religie, de gestegen welvaart en de wijdverbreide nieuwsvoorziening, waardoor zowel de wereldproblemen als ook de psychische individuele en relatieproblemen bekend worden. Wordt er op de televisie aandacht besteed aan straatangst, aan slapeloosheid, dan melden zich vele klienten aan.
- 3 -
Ret is niet onmogelijk, dat men vroeger meer Ln stilte leed aan dit soort problemen, maar dat neemt niet weg, dat wij nu gekonfronteerd worden met die "lijdende" mensen. Of de psychische nood onder studenten veel groter is dan ten tijde van de oprichting van de studentenpsychologische diensten LS voor zover wij weten in Nederland nooit onderzocht I). Er zijn echter weI meer studenten dan in de vijftiger jaren, de drempel om te gaan studeren is lager geworden. De aard en de ernst van de problemen, waar de studenten last van hebben, veranderen. Dit LS O.L. ook de laatste jaren duidelijk merkbaar. Ten tijde van de studentenonlusten in de late zestiger jaren, was er een verzet onder studenten t~gen de gevestigde orde, de maatschappij in het algemeen en de universiteiten in het bijzonder. Er was een duidelijk wantrouwen tegen aIle ouderen die van de jongeren in hun ogen vooral aanpassing aan de - in casu hun - maatschappij verlangden. Er zijn veranderingen op de universiteiten, vooral in de richting van meer demokratisering opgetreden. Vooralsnog heeft dat niet geleid tot een afname van de problemen. WeI zien wij een andere houding bij de studenten ontstaan. Deze wordt zeker niet aIleen hierdoor veroorzaakt, maar ook door de veranderingen in de maatschappij en in hun eigen achtergrond. De studenten die nu gaan studeren zijn in een welvaartstijd opge~~oeid"waarin
zij het niet aIleen in materieel opzicht gemakkelijker
gehad hebben dan hun voorgangers, maar ook meestal een grotere vrijheid wat betreft relaties, uitgaan, etc. gekregen hebben. Zij hadden vaak in allerlei opzichten zoveel ruimte, dat zij in en na hun puberteit minder aanleiding hadden zich af te zetten of in tens te verlangen naar het eigen-baas-zijn als student. Zij werden als het ware haast geruisloos student. Mede hierdoor is de behoefte iets te bereiken verminderd, zoniet dubieus geworden.
- 4 -
Maar nu in toenemende mate blijkt, dat er ernstige keerzijden zijn aan die gestegen welvaart en dat er o.a. sprake is van een grote
werkeloosheid. oak onder academici. voalen
III
~ij
~ich ged~aillualone~rd.
f~l~~ ~{JH vel~H V~tl h~H ~fg ~leehl VHdtb~t~id
dP
teg~H~ldg~n. OH~
aangengme gevoelens en problemen lijken minder als onvermijdelijk geaccepteerd te worden. Het beeld wat wij nu vaker dan voorheen te zien krijgen onder studenten woidt gekenmerkt door apathie, weerloosheid tegen tegenslagen, de schuld afschuiven naar anderen of strukturen, onzelfstandigheid, verwachtingsloosheid, onvermogen om relaties echt op te bouwen. Soms is er sprake van een diffuse onvrede die zij niet benoemen kunnen en dus voor henzelf te ongrijpbaar is om een gerichte aktie te ondernemen. Zij noemen hun problemenoog a1 eens in een adem met een causaal verband in hun eigen gedrag, dat vaak gekend is, maar in feite geen werkelijke betekenis heeft voor henzelf, bijvoorbeeld: mijn studie gaat niet, ik heb niet hard genoeg gewerkt, of ik heb geen motivatie. Zij zijn nog niet op zoek om te proberen harder te werken of te ontdekken, waar zij wel voor gemotiveerd zijn. In feite is dit hetzelfde verschijnsel als het zogenaamde snel herkennen van door anderen aangewezen oorzaken voor hun problemen. Studenten waar heel andere dingen speelden, kwamen met de opmerking, dat dominee Thijs precies beschreven had waar de problematiek lag. Soms Z1Jn zij koortsachtig op zoek, maar dit is nog sterk individueel gericht, ze komen weinig tot een vorm van samen iets ondernemen. Studentenverenigingen funktioneren nauwelijks meer 2). Er ontstaan niet makkelijk grotere verbanden. Wel ziet men dat men poogt in kleinere besloten groepen te gaan leven, bijvoorbeeld in studentenhuizen of in het jong en snel gaan samenwonen met een partner. Het komt veel te weinig voor, dat studenten achter hun studie staan, het leuk vinden op de T.R., dat zij studeren met interesse, dat zij zich serieus verdiepen in een niet verplicht vak 3), dat zij bewondering hebben voor of goed kontakt hebben met een docent. Zij identificeren zich niet gemakkelijk, noch met de wetenschapsman, noch met een bepaalde persoon en bijna nooit met iemand in het bedrijfsleven. Hun toekomstverwachtingen zijn dan ook niet hooggespannen, zij zijn diffuus, moeilijk onder woorden te brengen, soms bijna afwezig.
- 5 -
Rer hierboven geschetste beeld verkregen
w~J
niet aIleen door onze
kontakten met studenten die om hulp vragen, maar evenzeer door de omgang met studenten bij de
onderwijsprojekten~
Op verwijzingsmogelijkheden naar andere instanties zullen wij in het hoofdstuk psychologische begeleiding terugkomen. De werkzaamheden van ons bureau in 1977 zullen wij beschrijven aan de hand van de nota over "Ret werk van de studentenpsychologen", samengesteld door de kommissie studentenpsychologen van het Nederlands instituut voor psychologen (N.I.P.) te Amsterdam (1977, zie \
bijvoegsel).
- 6 -
Hoofdstuk
I
Psychologische begeleiding
Zoals in de inleiding meegedeeld werd, is psychologische begeleiding historisch gezien de eerste taak van het bureau, bovendien blijkt "men" dit steeds te verwachten en erop te rekenen, dat psychologen mensen helpen die problemen hebben 4)
Wij merken dat als mensen die
ons een keer willen konsulteren er in feite op rekenen, dat wij toch wei heel snel even tijd hebben, soms het liefst onmiddellijk. Wij kunnen de mensen die om kontakt vragen, in drie groepen verdelen: a. studenten die zich voor het eerst melden, b. studenten die vroeger ooit al geweest zijn, c. mensen die om een konsultatiegesprek vragen. Groep a. is gemakkelijk te tellen, omdat die registratie ook centraal geschiedt. Groep b. zou eventueel nog te tellen zijn, als wij aile agenda's gaan uitpluizen, omdat zij vaak met de hen bekende psycholoog een afspraak maken. Zoals uit hoofdstuk VI blijkt hebben wij dit jaar een systeem ontwikkeld om o.a. betere evaluaties mogelijk te maken. In ons werk eist dat uiteraard nog wei sterker dan in andere systemen een zodanige opzet, dat geheimhouding gewaarborgd is. Over groep c. kan aIleen gezegd worden, dat bij een globale gezamenlijke telling bleek, dat hier door aile psychologen samen gemiddeld ongeveer twee uur per week aan besteed werd;niet inbegrepen zijn de telefonische konsultaties (de namen van de konsultvragers zijn soms niet eens bekend en dat is voor ons geen bezwaar). In het jaar 1977 hebben zich 259 mensen nLeuw aangemeld. Zie onderstaand staatje. De niet ingeschrevenen (n.i.) zijn ofwei partners van studenten ofwei studenten van het hoger beroepsonderwijs. De verdeling van de leeftijden van de zich aanmeldende studenten is: ouder dan 30 jaar: 12, tussen 25-30: 28, tussen 20-25: 132, jonger dan 20: 59, onbekend: 12. De verdeling naar studiefase is: bezig met P-examen: 159, P gehaald: 45, Kl: 19, K2: 14, II: 2, 12: I, onbekend: 12.
(
- 7 ?
; n.
Wsk
1.
W
T
E
N
Bdk
B
5
6
6
37
Totaal
1977
6
7
6
1976
16
13
13
IS
18
8
7
90
1975
6
3
5
8
8
9
4
43
1974
2
5
4
2
7
4
24
3
3
2
4
13
2
5
13
5
8
1973 1972
2
1971
3
2
1970
3
6
1969
2
3
vr.I969 ?
3 3
3 16
n.~.
3
16
16
30
32
27
38
Ret is nog niet verantwoord om uitvoerig
39
~n
36
38
259
te gaan op de soorten
problemen, waarmee de zich aanmeldende studenten kampen. Wij hopen dat dit in de toekomst beter mogelijk is door ons registratiesysteem. Wij zullen dan misschien ook in staat zijn gemiddeld de tijdsinvester~ng
per student .per groep op te geven. WeI kunnen wij nu reeds zeg-
gen, dat behalve in de konsultatiegevaHen 3
a
4 gesprekken het min-
ste is, dat nodig is. Wij kunnen globaal gesproken ook nog een andere indeling maken: I. studenten in de eerste fase van hun studie die komen naar aanIeiding van problemen met de studie, 2. studenten die na een fase van normaal verlopende studie een inzinking krijgen, 3. studenten met ernstige en/of langdurige stagnatie 1n de studie (soms is er al twee of drie jaar geen enkel studieresuitaat behaald), 4. studenten met problemen in de aanpassing, relaties met leeftijdsgenoten en/of anderen (lichtere neurotische problematiek), 5. studenten met ernstige intrapsychische problematiek of ernstige relatiestoornissen, 6, atudantan mat aen ~od&niga parsQonlijkhaidsatruktuur, d~t zij aen 1I~llIpill4~IFl IHHIIi
lip
p~yrllll!ti"fl
ill-l/ii i III
~~rH~
i ... IIl:; 1111f1 II •
- 8 -
Ons valt steeds weer op, dat zelden studenten met een "enkelvoudige" problematiek bij ans komen. nit komt nag het meeste voor in groep 1.
Ad I. tHj -"--
Lfttl:!lHdl=lvl? l:l1.gl1Etll"tllll:\ ~Il "E!~t:dt:dtHtl~ .
lip
tiE! I:ltdellttgett worden
meer studenten iich in een vroeg stadium van hun studie bewust, dat er iets hapert als de resultaten duidelijk onder de maat zijn. Reeds lang bestaan op vele afdelingen proeftentamens am de studenten tijdig vertrouwd te maken met de eisen die aan hen gesteld worden op studiegebied. Een aantal studenten gaat wat gemakkelijk heen over hun eigen lage resultaten, omdat ook een aantal vriendjes laag scoort. Ze leggen hierdoor soms andere maatstaven aan, zeggen bijvoorbeeld, het proeftentamen ging weI, als ze een V1er hadden, er waren immers veel lagere cijfers. Zijn ze door gesprekken wat meer wakker geworden, dan gaan ze zich vragen stellen of zij weI goed zitten, wat zij fout doen, of ze eigenlijk de T.H.-studie weI willen doen 5) Naar aanleiding van een of meerdere gesprekken waarin verwachtingen, studiemotivatie, studeergedrag, aanpassing, voorkomende problemen, etc. aan de orde geweest zijn, wordt een plan gemaakt. Veelal zal een psychologische test nuttig zijn, omdat door de bespreking van de eigen resultaten een stuk bewustwording vlotter kan gaan. Zij komen soms mede daardoor tot een andere keuze die zij ook helderder kunnen maken door eens de gegevens uit de studie en beroependokumentatie te raadplegen. Het is over het algemeen niet traumatisch als men na een jaar naar een andere opleiding gaat. In andere gevallen blijkt, dat vooral het studeergedrag veel te wensen overlaat; individuele studiehulp of een kursus studievaardigheden is dan aan te raden. Ook blijkt weleens dat er heel andere problemen de oorzaak zijn van het slecht kunnen studeren. In die gevallen is dan meestal een gekombineerde hulp nodig, zowel voor hun problemen als ook voor het leren studeren. Men kan immers niet studeren, als men zijn aandacht tijdens het studeren gedeeltelijk bij iets anders heeft; meer dan bij zeer vele werkzaamheden die voor een deel door afspraken, vastgelegde tijden, etc., de mens in een kader brengen, moet de student uit eigen initiatief de konsentratie opbrengen voor een tentamen dat veel later ligt.
-
Il/ill
in
11'4 ,,1;:111 r~tlli'll.
d~ per~t~
WHAI.tllll
studjp[SRP,
Itll
1'111111 J 111\1'
14llldfJll(VII IlIf.'Il
~erlsuR R~nda~ltL
I.,.
I)
_
III"llltlfll1UHl
bpsteed must word~n ~an
hel vermogen om te studeren, ook in fasen dat er lets tegenloopt. Ad 2. Bij studenten die een of meer jaren normaal gestudeerd hebben en plotseling of geleidelijk een inzinking krijgen, is meestal andere problematiek aanwezig. De studenten die wij zien, weten meestal niet duidelijk waar de inzinking vandaan komt, soms weten ze weI een aanleiding, maar vaak nauwelijks. Er
~s
een vicieuze cirkel
ontstaan: er was iets, ze konden niet studeren, kregen hierover schuldgevoelens, namen zich te veel voor, deden weer niets, etc. Dit patroon leidt weleens tot echte overspannenheid. Faalangst kan hieraan ten grondslag liggen. Die angst is zo beklemmend, dat die - veelal onbewust - vermeden wordt. Ret is immers minder pijnlijk af te gaan na matig studeren, dan na hard werken. Deze studenten zijn in de beginfase goed te helpen, omdat zij over het algemeen gewetensvol en gemotiveerd zijn en de problematiek dan nog niet gekompliceerd is geworden. Juist zij zijn gebaat met snelle signalering, maar zij worden vaak niet opgemerkt, omdat hun gemiddelde studietijd redelijk is. Ad 3. Bij de studenten met langdurige studiestagnatie
~s
altijd ernstige
problematiek aanwezig, hoewel zij juist vaak doen, alsof het allemaal normaal is. Zij hebben zich - ten dele door dieperliggende problematiek - maar altijd door het besef reeds lang een non-valeur te zijn vaak zo machteloos gevoeld, dat zij zichzelf staande trachten te houden met allerlei rationalisaties. Willen zij werkelijk uit hun situatie komen, dan zullen zij die onder ogen moeten zien, hoe pijnlijk dat ook is. Rulpverlening aan hen kost veel tijd en inspanning; verwijzing naar andere hulpverlenende instanties is meestal onmogelijk door hun rationaliseren en bagatelliseren van de situatie, maar hulp is dringend nodig. Ret zijn immers nog jonge mensen die als zij veranderen nog mogelijkheden hebben. (Ten aanzien van groep 2. en 3. pleiten wij - reeds langer - voor een zodanig signaleringssysteem op afdelingen, dat mensen die een half jaar of langer geen voldoende resultaten behaald hebben,'opgeroepen kunnen worden; in werksituaties worden dit soort dingen toch ook gesignaleerd).
- 10 -
Ad 4. Deze groep lijkt ongeveer stationair te blijven, hoewel de uitingsvormen weI af en toe veranderen. Zij kunnen door een aantal gesprekken of door het deelnemen aan een therapiegroep vaak goed geholpen worden, namelijk zodanig, dat verdere problemen voorkomen kunnen worden. Ad 5. en ad 6. Bij deze beide groepen zien wij de laatste jaren een duidelijke toename. Wij weten nog niet welke faktoren hierin meespelen; weI blijken deze studenten, o.a. door de onzekere toekomstverwachtingen, gemakkelijker dan vroeger te vervallen in het totaal niets meer doen. Zij vinden moeilijk de aansluiting bij andere studenten; sommigen van hen konden zich een aantal jaren geleden nog enigszins staande houden, doordat zij meededen met groepen die voor veranderingen in de maatschappij vochten. In het ergens tegen zijn vonden ze kontakten, maar nu lopen ze - In de veel rustiger periode in dit opzicht - verloren. Dit heeft ook geleid tot een duidelijke verhoging in het aantal opnamen op psychiatrische afdelingen en in neurose-sanatoria (meestal 0 - 2 per jaar, in 1977: 7). Ten aanzien van de ernstige problematiek onder studenten (suicide, psychiatrische opnamen, etc.) heeft de T.H.-Eindhoven gunstig afgestoken ten opzichte van de universiteiten 6). Helaas lijkt de situatie ook in Eindhoven te veranderen (hypothesen over deze verschillen zijn er uiteraard weI, ons is geen onderzoek bekend). De studenten die gemotiveerd zijn om via psychotherapie zelf aan hun problemen te werken kunnen momenteel op het Instituut voor Multi-disciplinaire Psychotherapie (I.M.P.) geholpen worden. Wij hebben de laatste jaren regelmatig studenten verwezen, helaas is daar de wachttijd momenteel een half jaar of langer, zodat in die fase vaak een aantal begeleidingskontakten nodig zijn om de situatie houdbaar en de studie enigszins voorgaand te doen zijn.
-
II -
Studenten die na een opname op een psychiatrische afdeling weer komen studeren, hebben meestal begeleiding nodig. De behandelende artsen zijn over het algemeen met ons van mening, dat de begeleiding van studenten in de bureaus 1n de stad onvoldoende is, omdat deze totaal niet ingespeeld zijn op de situatie van de studenten en vragen ons dan ook weer om de zo noodzakelijke begeleiding. (Er zijn plannen in Eindhoven een dagziekenhuis op te richten, Z1e hiervoor hoofdstuk III). Studenten uit de groepen 4., 5. en 6. komen nogaleens in een krisissituatie naar het bureau. Wij trachten in die noodsituaties op de dag van aanmelding een gesprek met een van de psychologen te arrangeren. Op deze wijze worden en werden steeds jaarlijks een aantal mensen in nood zodanig opgevangen, dat erger voorkomen werd. Vooral sommige studenten uit groep 6. vergen periodiek veel tijd. Soms worden wij erbij geroepen door buitenstaanders die zich ernstige zorgen maken: medestudenten, docenten, leden van de bewakingsdienst, hospita's, ouders die geen andere uitweg meer zien, etc. Dit kan betekenen, dat een psycholoog zo'n week uren bezig is om een goede oplossing te zoeken. De noodzakelijke kontakten met derden, de verwijzingsbrieven, etc. vragen tijd.
Op dit terrein, de psychologische begeleiding van studenten, ontdekken wij nog zeer veel problemen, niet in de eerste plaats ten opzichte van de individuele hulpverlening, maar weI ten aanzien van de verschuivingen in de soort en de ernst van de .problemen. Een zekere inventarisering is nu gewaarborgd door ons registratiesysteem, maar dat aIleen is uiteraard onvoldoende. Enkele vragen voor ons zijn: waarmee hangt het samen, dat het aantal opnAmen in psychiatrische afdelingen toeneemt; dat het aantal studenten met psychosomatische klachten (o.a. hartklachten) niet onaanzienlijk is. Bestaat er verband tussen weinig lichaamsheweging c.q. sportbeoefening 1.111. pH V" hlltHlina t j ~w"t!
k I an III tin.
-
Roofdstuk
II
12 -
Bevordering goed studeren
Bij aile zich nieuw aanmeldende studenten wordt de studiegeschiedenis nagegaan, al komen ze met heel andere problemen. Ret is afhankelijk van de problematiek van het moment of er direkt of later aandacht besteed wordt aan het "studeren". Bijvoorbeeld in echtscheidingssituaties is de aktuele nood vaak zo groot, dat pas later - indien nodig, en dat is vaak zo - meer accent gegeven wordt aan de studie. Daarnaast wordt ook systematisch werk verricht door drs J.L.M. Prins, geassisteerd door twee student-assistenten, aan kursussen studievaardigheden. Aangezien de meeste kursussen studievaardigheden die elders in Nederland en het buitenland gegeven worden vooral gericht zijn op mensen die in de alpha- en gamma-afdelingen studeren, moet nog veel werk verzet worden om de kursussensteeds beter aan te passen aan de eisen die voor studenten in techniek belangrijk
z~Jn.
Zoals te lezen valt in de syllabi over de kursussen wordt momenteel naast planning, goed lezen en verwerken van theoretische leerstof, ook grote aandacht besteed aan het oplossen van problemen. J. Prins heeft met medewerkers van verschillende afdelingen al kontakt over de specifieke eisen die de vakken stellen vande verschillende afdelingen. Uit studieanalyses van studenten en gesprekken met medewerkcrs van afdelingen, blijkt\dit zinvol, omdat het blijven steken in een"trukjes"niveau of het klakkeloos toepassen van oplossingsstrategieen voorkomt. Twee tot vier maal per jaar wordt een kursus studievaardigheden (tien middagen) gegeven voor studenten die zich op ons bureau melden. Rierin komt tot uiting, dat kursussen meer effekt hebben als er behalve de kursustijd,
~
drie uur per week en het huiswerk
~
een uur per week,
ook om de twee weken een individueel gesprek met iedere deelnemer is.
Vaal.' een deel moet J, Prins dit zeif doen, anderen kunnen door de stuntlnl--At:liliql=enl=~n j;I~hnl~~ell wl'nil.lll.
-
13 -
Zowel in het voorjaar 1977 als in het najaar 1977 heeft J. Prins in de T. H.-berichten studenten opgeroepen voor een
zogen~aa,mde
s_tpomkursus.
V~~r
een aantal aanmelders gold, dat een stoomkursus in de groep onvoldoende zou zijn, zodat ofwel individuele studietherapie, ofwel andere hulp geboden werd. Voor de deelnemers aan de kursussen studievaardigheden op ons bureau geldt, dat bij praktisch alle studenten een pluriforme problematiek aanwezig is. Naast de kursussen op het bureau
~s
ons streven erop gericht zo veel
mogelijk kursussen te gaan laten geven op de afdelingen zelf voor de studenten in de P-fase. In het voorjaar 1977 heeft J. Prins een kursus gegeven waar naast de nieuwe student-assistertten van het bureau ook geinteresseerde deelnmers van de afdeling Bedrijfskunde deelnamen, met het doe I om hen op te leiden om op de afdeling zelf kursussen te gaan geven. In het najaar hebben op Bedrijfskunde onder leiding van J. Prins twee student-assistenten van de afdeling zelf een kursus gegeven aan student en van de eigen afdeling. (Het is de opzet, dat zij in het voorjaarssemester 1978 ieder een kursus gaan geven; er worden inschrijvingslijsten opgehangen voor de eerstejaars en voor de ouderejaars). Op de afdeling Natuurkunde zijn de voorbereidingen met de afdeling en geinteresseerde ouderejaarsstudenten zover, dat
~n
het voorjaar 1978 be-
gonnen kan worden met de konkrete uitwerking. Ook op de afdeling Bouwkunde zijn al plannen besproken. Op enkele andere afdelingen heeft reeds een inleidend gesprek plaatsgevonden. Los van de kursussen heeft J. Prins met de mentoren op de afdeling Natuurkunde, met de student-begeleiders van de projekten A.D. op de afdeling Elektrotechniek en W.I.P.T. op de afdeling Scheikunde, aan-
dacht besteed aan hat praten over goed Rtudeergadrag or wi,llGtl, dat .1~nrM
In
~~
d~
ouderjtWT.'HHruc\l,,1ntl'"
Kroep.
).wbrl\lk~lIl
e~n
zodanigo
vnor hllll ..·t.nlf:t1-
- 14 -
Op de afdeling Werktuigbouwkunde heeft J. Prins voor eerstejaarsstudenten de film Neeltje Jacoba (ondertitel: Hoe Neeltje Jacoba afging voor haar eerste tentamen) gedraaid en met hen hierover gediskussieerd. Op de afdeling Scheikunde hebben de student-begeleiders van het W.I.P.T. dit zelf gedaan voor hun eerstejaars. In de uitvoerige brief die de introbegeleiders van J.J.W. v.d. Maarel, medewerker Stichting Interkommunikatie (Stik), na de start van het studiejaar krijgen en waarin zij opnieuw· gestimuleerd worden om kontakt met hun eerstejaarsgroep te houden, heeft J. Prins ook een stukje over studeren geschreven. Naast de planningsboeken van de kursus studievaardigheden heeft J. Prins een aantal konkrete kursussen beschreven·?)
..
Hoofdstuk III
JJ
Werkzaamheden 1n kommissies en projekten
De werkzaamheden die de psychologen van het bureau verrichten ten aanzien van projektonderwijs op de afdelingen E en T zuIIen wij uitvoerig behandelen in het volgende hoofdstuk: Opleiding. WeI houdt over het algemeen het meewerken aan dergeIijke projekten in, dat er ook deelgenomen meet worden aan vergaderingen met de afdelingen over aan~het beleidom -de pr"ojek_. -- - ten zo optimaal mogelijk kan plaatsvinden, dat soms deelgenomen moet
de projekten; dat meegewerkt moet worden ---
-
-
,- ..
~
worden aan beoordelingen over de medewerkers en 1n de sollicitatiekommissies. In het jaar 1977 zijn drs J. Koning op de afdeling E en J. Prins op de afdeling Thier regelmatig mee bezig geweest, mede ook door de steeds dreigende inkrimping van personeel. Ret weggaan van de groepswerker op E vroeg veel overlegtijd. Er bestaat van het Nederlands Instituut voor Psychologen (N.I.P.) uit een kommissie studentenpsychologen, namens de T.R. neemt drs A.M.L. Rogier hier deel aan. De kommissie kwam in 1977 negen maal in Utrecht bij elkaar en behalve antwoorden op de nota's aan de Academische Raad en de brief van staatssekretaris Klein, is daar gewerkt aan een korte schets over het werk van de studentenpsychologen (zie bijIage).
J. Prins is sekretaris van het L.O.S. (Iandelijk overleg over studievaardigheden). Op 1 maart 1977 heeft A. Rogier een deel van de vergadering van het college van dekanen bijgewoond over studiebegeleiding studenten in de P-fase; een jaarlijkse evaluatie naar aanleiding van de aktiviteiten 1n deze zaak ondernomen door het bureau in 1976. Begin 1977 werd er op de T.R. gepraat over het aanstellen van een studentendekaan die half-time werkzaam zou zijn als koordinator welzijnszorg. Vele welzijnswerkers waren niet gelukkig met een dergelijke kombinatie van funkties en het overleg van pastores, groepswerker Stik en studentenpsychologen formuleerden hun standpunt ten behoeve van het bestuur. Rierop werd een werkgroep ingesteld om tot een voorstel over koordinatie studentenbegeleiding te komen. A. Rogier nam daaraan namens het bureau deel.
-
-
16 -
Momenteel worden vele nota's geproduceerd over studentenbegeleiding, moeten regelmatig planningen voor de toekomst (M.L.T.-plan) gemaakt worden en dat vergt overleg. Wij trachten steeds de noodzakelijke overlegtijd zo efficient mogelijk te gebruiken om te voorkomen, dat er steeds weer nieuwe nota's geproduceerd moeten worden en reageren dan aIleen, als wij duidelijk afwijkende standpunten of overtuigingen hebben. J. Prins nam een aantal keren deel aan het overleg in de kommissie studentenaangelegenheden van de hogeschoolraad. Maandelijks
~s
er een overleg van de pastores en de medewerker van
het Stik en de psychologen, soms over praktische zaken, soms over achtergronden en visies ten aanzien van het werk. Er is zeven maal overleg geweest met de medewerkers van de afdeling Onderwijsresearch. Een van de voor ons belangrijkste resultaten is een onderzoek naar een "vragenlijst" (Amsterdamse Biografische Vra·· ) 8) d·~e f re kwent ge bru~ · k t wor d t en waar~n . .~n d·~kat~es . gen 1 ~Jst te vinden zoudenzijn voor een eventuele kans op persoonlijke desintegratie. Wij stellen dit op prijs omdat er, zoals wij in hoofdstuk I reeds meldden, een stijging
~s ~n
psychiatrische opname nodig
~s
het aantal studenten voor wie een
of wenselijk is. Gebleken is al weI,
o.a. uit het onderzoek door drs R. Gobits, dat die desintegratiefaktor serieus genomen moet worden.
J. Prins en T.L.M. Derksema-Tielen (psychologisch-assistente) hebben met A. van Kempen (pastor) en J. v.d. Maarel, de training opgezet voor het weekend van de introbegeleiders in augustus 1977; J. Prins heeft een training voor de (bege)leiders van dat weekend verzorgd en D. Derksema nam aan het introweekend deel. Indien mogelijk en door afdelingen gewenst, is soms bij de besprekingen over de eerstejaarsstudenten op de afdeling een der psychologen aanwezig geweest (drs M.M. Delfgaauw op W, J. Prins op Wsk). Met enkele bestuuralede.n van de afdeling E zijn een drietal vergaderln~tln IJVI:'r.'
de
hl,\ltlMd l.lVtlr elt) dOllr tit! p~'y('ll!d uJ,!,~1l weUFlet1
VIH1
wlHH'!L",nUllltill
r I' I k t. I tlptlill f'n
de Ilfdel1t1g tell flsnlden Van de p~ytbologen.
t'll
- 17 -
De opzet van de dokumentatie op het gebied van tertiair onderwijs en beroepsmogelijkheden is gereed; dit eist momenteel vooral een jaarlijkse aanvulling en vervanging. Met de dekanen is er ongeveer maandelijks overleg over pratkische zaken en verwijzingen. Ten aanzien van de opleiding van de mentoren op de afdelingN is enkele malen kontakt geweest met de koordinator, J. v.d. Maarel en A. Rogier wat resulteerde in een planning van enige trainingsmiddagen. Over de onduidelijkheden namen wij kontakt op met de afdeling, wat resulteerde in de aanstelling van M.G.M. Ferguson-Hessler, fil.lic., als afdelingsverantwoordelijke. Er is een afspraak gemaakt in 1978 verder te werken. Er zijn plannen om in Eindhoven te komen tot oprichting van een dagziekenhuis voor mensen met ernstige psychische problematiek of in akute psychische nood. Van het begin af aan hebben wij dit streven gesteund omdat hierdoor een deel van de opnames op psychiatrische afdelingen voorkomen kan worden en om te zorgen dat bij de opzet ook rekening gehouden wordt met opname van studenten. Van elders_~sbekend, dat er meermalen gebruik gemaakt_
w~rd~
van dagziekenhuizen door studenten, maar
dat ze ook daar vaak, evenals bij de psychiatrische opnames, onvoldoende zijn ingespeeld op de typische problematiek die "studeren"als werk meebrengt. Wij houden ons regelmatig op de hoogte van de ontwikkelingen in de A.G.G.Z. (Ambulante geestelijke gezondheidszorg), vooral in Eindhoven, omdat die regio als een proefregio voor beoordeling of overkoepeling van de aktiviteiten van de verschillende bureaus op dat terrein werkzaam en aangesloten bij de A.G.G.Z., is aangewezen (R.I.A.G.G.-vorming
= Regioniaal instituut A.G.G.Z.). Het funktioneren van een dergelijke welzijnsdienst is ook voor ons van groot belang, omdat wij nog steeds tijd besteden aan mensen die in principe elders geholpen zouden moeten 9)
kunnen worden···
.
-
Hoofdstuk
IV
18 -
Opleiding
De basisopleiding psychotherapie die M. Delfgaauw op het I.M.P. volgde vanaf september 1975, werd in juni 1977 afgesloten. J. Koning volgde
een_techn~~~~-th~oEetisc~
seminar over groeps-
psychotherapie op het I.M.P. van januari tot april 1977. J. Prins werd begin 1977, na zijn praktijkervaring en
superv~s~e
lid van het N.I.P. A. Rogier voigt sinds september 1977 de post-doktorale opleiding evaluatie psychotherapie. D. Derksema behaalde in 1976 haar diploma psychologisch-assistente. Zij is mede daardoor
~n
staat onder supervisie studenten te helpen
waar sprake is van niet te ingewikkelde intra-psychische problematiek. Regelmatig, wekelijks, is overleg tussen de psychologen over de zich aanmeldende studenten en de probleemsituaties die zich voordoen in de individuele en groepsbegeleidingen. Er zijn gedurende tien maanden per jaar (september tot juli) een of twee stagiaires die psychologie studeren, op het bureau werkzaam. (Juist voor ons bureau is de stagetijd en -termijn uiterst belangrijk, omdat wij in het voorjaarssemester meestal meer aanmeldingen hebben en juist in die tweede helft stagiaires al wat zelfstandiger werk kunnen verrichten). Wij achten het van groot belang, dat ons bureau waartwee ervaren psychologen werken, ook de toekomstige vakgenoten een kans geeft, serieus hun werk te leren beoefenen. De student-assistenten zowel van het eigen bureau als ook die van de afdelingen die werkzaam zijn op het terrein van studievaardigheden, werden begeleid in het geven van de kursussen, het omgaan met de groep en het voeren van gesprekken met studenten over hun studie en studeergedrag. am de drie weken is er een supervisiegesprek met J. v.d. Maarel.
.,..
1'1
-
De meeste tijd wordt aan opleiding besteed op het terrein van de sociaal-psychologische begeleiding van onderwijsprojekten. Dit betreft vooral twee grote projekten, het A.D.-projekt op E en het W.I.P.T.-projekt op T. Met graagte zijn wij enkele jaren geleden ingegaan op het verzoek van de toenmalige rector magnificus om ons beschikbaar te stellen voor de begeleiding van dit -so()rt'projekten. Wij achten ze namelijk van zeer groot belang op de T.R., omdat juist in goed opgezette vormen van projektonderwijs potenties van studenten gestimuleerd kunnen worden die in de rest van het onderwijs nauwelijks of niet aan bod komen. Op de meeste afdelingen van de T.R. moeten de studenten een aantal jaren geprefabriceerde stof leren reproduceren. Dit kost hen veel tijd en energie, maar geeft hen weinig voldoening. Ret komt nogal eens voor, dat studenten zich in feite zo veel mogelijk richten op het aanleren van de "trukjes" Ook medewerkers zeggen soms, dat men bepaalde tentamens kan halen op deze wijze: genbeg oefenen op het trucjesvlak. Voorzover ons bekend is noch naar dit verschijnsel, noch naar de konsekwenties daarvan voor het later funktioneren, waarbij toch minstens het beheersen van een dee 1 van die vakken relevant schijnt, onderzoek gedaan. De studenten voelen zich vaak niet of relatief
we~n~g
betrokken bijdeze wijze van werken, maar ze doen het, al of niet vlot, uit allerlei motieven, £oals: ik ben nu eenniaal begonnen-, -iater wordt het weI leuker, ik denk dat het allemaal op hetzelfde neerkomt, wat ik ook studeer en werken zie ik ook niet zo zitten. Deze langdurige reproduktieve arbeid die bovendien meestat {ndiv{dueel verricht wordt, doet vooral appel op intellektuele kapaciteiten en doorzettingsvermogen. Zelf problemen leren zien en oplossen, met aIle onzekerheden vandien, met anderen erover praten, ontdekken hoe het kontakt met anderen stimuleert en bevruchtend kan werken, merken dat onduidelijke samenwerkingssituaties frustrerend en belemmerend zijn en hoe dit op te heffen, leren praten over onzekerheden, leren letten op medestudenten uit de groep, zijn aspekten die maar weinig aan bod komen in dat zeer grote deel van de opleiding. In goed projektonderwijs kan aan deze aspekten aandacht worden besteed.
- 20 -
Dit betekent weI, dat de begeleiders van de groepen op de T.H., meestal student-assistenten van de eigen afdelingen die zelf geen vorming op dit terrein ontvangen hebben, op al die terreinen veel moeten leren. Soms denken ze tevoren in al hun idealisme, dat een kreatieve samenwerking
~n
een groep vanzelf tot stand zal
komen, als de mensen maar vrij hiervoor zijn. Zij zien dan weI over het hoofd, o.a. dat de vroegere schoolopleiding, de rest van de studie en de kultuur waarin zij zijn opgevoed, hen niet klaargemaakt heeft voor dergelijke samenwerkingsverbanden. Hoe moeilijk het immers is om in groepen goed en kreatief samen te werken, kunnen wij alom in onze maatschappij zien, waar veel problemen zijn in allerlei werksituaties. Heel vaak wordt langs elkaar heen gepraat, worden vergaderingen onduidelijk en vaag door onuitgesproken spann~ngen die afbreuk doen aan de helderheid en zakelijkheid van het
gesprek. Al enkele jaren geleden bleek uit een onderzoek van de afdeling Onderwijsresearch dat de eerstejaarsstudenten die het A.D.-praktikum gevolgd hadden tot een betere samenwerking in staat waren dan de mensen die het toen normale natuurkunde-praktikum gevolgd hadden, maar bovendien dat die groepen gezamenlijk tot betere resultaten kwamen dan de leden individueel, dit in tegenstelling tot de studenten van het natuurkunde-praktikum. Bovendien hadden ze eerdere en betere P-resultaten. De begeleiders van de groepen kunnen hun werk het beste doen, als door de studenten gewerkt kan worden aan voor hun boeiende vraagstellingen, als de wijze van aanpak en oplossen niet reeds te strak voorgestruktureerd is, en er voldoende ruimte en tijd is om de studenten ook eens even foutieve of inefficiente wegen te laten bewandelen. Dit eist van de begeleiders een houding en aanpak die voor velen onbekend is. Het zou te ver voeren hier gedetailleerd in te gaan op de konsekwenties van de opleiding van de groepsbegeleiders.
- 21 -
Wut hier verder vemeldenswaard is, is dat de begeleiders van het A.U.·-~)rnj~14t
In ht:ll VIIP(J~lir IIJ/7 111~11
Itlill 1-11'1I~IH1n
ttl Wlal
111~1'~n.
1f,l\llf III klrdlll' ~\I'''MI'''''lIlltHtPt''lIpk.I''/4 MpdJ1AII h .... hb(1t\ I\ItAr kJltI'hlfllll'll
problC!ltll'tt genuetttu
dlWf
dl' eflTflteJaArs. SOl11mige groepen kWl1ttten tot
voor henzelf verrassende ontdekkingen. Zo bleek hen, dat de klachten over het SPS-systeem E & M I - die volgens henzelf te wijten waren aan het onpersoonlijke systeem - door de eerstejaars terecht ervaren waren als nog aanwezige onvolkomendheden van het systeem zelf. O.i. zijn dit aanwijzingen, dat indit .soort . projekten - op hoe kleine schaal zij dan ook nog ondernomen worden - iets zichbaar wordt van de,bevordering van zelfwerkzaamheid door studenten die
~n
de rapporten van de Academische Raad zo bepleit wordt en aan een klein stukje maatschappelijke bewustwording - althans in de eigen kring - die als doelstelling in de wet op het wetenschappelijk onderwijs is geformuleerd. Het is niet gemakkelijk precies uit te rekenen wat deze projekten aan tijd kosten. Toen het A.D.-projekt overgenomen werd, waren wij in staat en bereid een dag per week hiervoor beschikbaar te stellen. Spoedig bleek, dat het werk veel meer tijd kostte. Op de afdeling E is toen een groepswerker voor halve dagen aangetrokken die een deel van het werk van J. Koning kon overnemen. Helaas nam deze man
~n
1977 ontslag, omdat hij een baan voor hele dagen kon krijgen, en er is toen een maandenlang probleem over de invulling ontstaan. Niet aIleen moest J. Koning aktief meewerken aan de oplossing van dit probleem, maar bovendien moest hij zorgen, dat de begeleiding van de begeleiders doorgang vond. Ook het W.I.P.T.-projekt op T, dat helaas nag maar tot een semester beperkt is, vraagt door het jaar een halve dag per week aan tijd. Voor beide projekten geldt, dat de tijdsinvestering van ons bureau zeer groat is eind augustus, begin september, omdat dan de voorbereidende trainingen plaatsvinden (waarin vormen van leiderschap, leren kiezen, luisteren, besluitvorming, etc. aan de orde komen). Terwijl voor het A.D.-projekt nog een aantal trainingsdagen die van groat belang geacht worden door de student-begeleiders, ingevoegd worden (oktober). (Dit is voor het bureau tot nog toe haalbaar, omdat het aantal nieuwe aanmeldingen in die maanden het laagst is).
- 22 -
Op de afdeling E kan het begeleider-zijn van het A.D.-projekt tegenwoordig gelden als stage. Wij achten dit een goede zaak, tenminste voor die studenten die in principe de mogelijkheden en de bereidheid hebben om als groepsbegeleider te fungeren. WeI zal steeds gelet moeten worden op het handhaven van een zekere kontinuiteit. De projekten zouden schade lijden als ieder jaar aIle begeleiders voor het eerst zouden werken. Zolang deze projekten vooral door studenten begeleid worden - en wij achten dit voor henzelf een belangrijke leerschool - zal de opleiding van deze studenten ongeveer evenveel aandacht blijven vragen.
- 23 -
.-' Hoofdstuk
V
Signaleren van
probl~men
en initieren van plannen
ter verbetering "
Vooral op de wekelijkse intake-vergaderingen waar de nieuw aangemelde studenten besproken worden, meestal op het tijdstip dat zoveel gegevens voorhanden zijn dat een planning ontworpen kan worden, komen naast de intra-psychische problemen van de studenten ook klachten over hun situatie aan bod. De student zelf proberen wij uiteraard te leren op een andere manier om te gaan met zijn problemen. Maar los daarvan worden die klachten die genoemd zijn of uit latere gesprekken te voorschijn komen, even duidelijk aangestipt. Dezeklachtenkunnen wij globaal gesproken in twee grote groepen 1ndelen, namelijk zeer algemeen voorkomende klachten en gedragswijzen waar wij in de inleiding reeds_over gesproken hebben en de meer specifieke klachten, die over konkretere zaken gaan zoals verwijzing, verwijzingsgesprekken, problemen met bepaalde vakken, onkunde op het gebied van regelingen, etc. Onze akties hebben vaak betrekking op deze laatste groep, mede omdat die in een kleiner kader en met een beperkte tijdsinvestering aan te pakken zijn. Indien wij de indruk hebben, dat bepaalde klachten erg afdelingsbepaald zijn, dan plannen wij een tijd om dit na te kijken, door de dossiers van alle studenten'vandie afdeling van bijvoorbeeld het laatste jaar te pakken en gezamenlijk door te spreken. In 1977 heeft dit geleid tot de gesprekken op de afdeling E, waar reeds in 1976 afspraken over gemaakt zijn. Wij hebben zo ook de klachten van N en B bij elkaar gelegd. Op beide afdelingen zagen wij een aantal problemen (op B problemen, waar wij in het verleden al aandacht aan had den besteed). Er is reeds een enkele maal met een medewerker over gepraat, maar de tijd ontbrak ons om gerichte akties te ondernemen of voort te zetten. (Dit is veroorzaakt doordat W1J van
I augustus tot 17 oktober de vakature ontstaan door het vertrek van M.
Dal rgaauw niat
konq~n
npVU'll en,
llll'" /l,~ltlIHW IIIIl(!Pll wurdpl1).
tlll
l1i
tbrtHlrc1 It]
hrt lI.Jj1tinc1/;l wI'rk
- 24 -
Op 17 januari
~1977
hebben wij een aantal onderwijsgevenden ontvangen
om gezamenlijk te praten overhet werk, o.a. de mogelijkheden van de kursus studievaardigheden, problemen van studenten, over verwijzing en methode van verwijzing. Op 20 december 1977 hebben wij voor onderwijsgevenden een aantal
VL-
deobanden metgesprekken gedraaid. Dit waren een goed voornemensgesprek, een uitdiepings- .en planningsgesprek en een vaag blijvend gesprek. Ret eerste en derde gesprek hebben wij gekozen, omdat het o.i. nogal eens voorkomt, dat gesprekken zo verlopen en ook wij uiteraard steeds ondervinden hoe moeilijk het is met bepaalde studenten die op de afdelingen immers vaak opgeroepen worden en bij ons vaak verwezen zijn, tot een helder en voor hen zinnig gesprek te komen. (Tweede bijeenkomst hiervan wasop 5 januari 1978). Wij denken dat het zinnig
LS
dit projekt verder uit te bouwen, mede omdat na invoering van de herstrukturering veel meer en ook in de latere studiejaren tijdig gesignaleerd zal moeten worden. Deze bijeenkomsten werden bezocht door 20 respectievelijk 32 personen. Wij spraken met dominee Thijs over zijn reeds gepubliceerde visie over de situatie van studenten. Wij spraken met de nieuw aangestelde studiebegeleiders van het eerste jaar op de afdeling B.
- l) -
F.
Onderzoek In elk hulpverleningsinstituut ontmoet men enerzijds zeer vaak dezelfde.soortproblemen, maar anderzijds vertonen ze zich in zeer veel variaties. Bovendien is het voor de hulpverlener zo bekende probleem, voor de klient zelf vaak een grote last. Bij het zoeken naar ordening stuit men steeds weer op de ingewikkeldheid van iedere individuele mens. De ene noemt
~n
het eerste
gesprek duidelijk zijn probleem, de ander kan aIleen klachten of symptomen beschrijven, weer een ander komt pas na een fase, waarin hij vertrouwen gekregen heeft,met de problematiek die hem werkelijk dwars zit. Heel zelden gaat het bij de mensen die zich melden om een goed te formuleren en voor zichzelf helder probleem. Vaak zijn er problemen op meerdere levensterreinen. Reeds jaren gebruikten wij bij iedere zich aanmeldende student een formulier waar de formele gegevens en de studiegeschiedenis werd aangetekend. Dit bleek onvoldoende en weI vanuit twee kanten: a. de nog onervaren werkers, stagiaires en psychologisch-assistenten, ontdekten moeilijk of er problemen achter de genoemde problemen lagen, b. bij heraanmelding na een aantal jaren bleek het moeilijk om een vergelijking te maken tussen vroeger en nu (bovendien bleek het vaak moeilijk om uit de aantekeningen van een andere psycholoog relevante gegevens te halen die nodig zijn als andere hulpverleningsinstanties of ziekenhuizen om informatie vragen). Om
aan deze praktische problemen het hoofd te kunnen bieden, maar even-
zeer om mogelijk tezijnertijd tot een helderder overzicht en "evaluatie te kunnen komen, ontwierpen wij dit jaar een intake-formulier, dat door de intaker zo snel mogelijk na het eerste gesprek ingevuld wordt en niet teveel tijd kost (mei 1977). Op een apart formulier worden enige formele gegevens en de ondernomen aktiviteiten van het bureau ingevuld, waardoor op het sekretariaat allengs een gemakkelijke kontrole mogelijkheid
~s
uit te voeren (mei
1977). Bovendien
~s
een eindevaluatie-formulier ontworpen (november 1977).
- 26 -
Wij verwachten, als dit systeem een tijdje werkt tot scherpere indeling in groepen te kunnen komen. Dit zou kunnen betekenen, dat er kans is op snelleresignalering van veranderende problematieken, etc., maar ook dat er op meer terreinen groepsgewijze aktiviteiten kunnen plaatsvinden of vroeger bepaalde akties ondernomen kunnen worden. Zoals wij al meedeelden merken wij vaak op, dat er bij studenten sprake is van verwachtingsloosheid, apathie, ongemotiveerdheid tot iets. Wanneer dit patroon ontstaan is door een duidelijke intra-psychische problematiek van een individuele mens, dan hebben wij in principe als psycholoog/psY'chotherapeut weI mogelijkheden tot hulp, indien tenminste daartoe de motivatie aanwezig of te wekken is. Zou echter blijken, dat het vooral een tijdsverschijnsel is, dat bij grote groepen jongeren voorkomt, dan is individuele hulp aan een enkeling tenslotte niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. In de post-akademische opleiding van het N.I.P. die A. Rogier voIgt wordt getracht dit probleem enigszins te omschrijven, uit te diepen en te evalueren. Alom worden kursussen studievaardigheden gegeven, maar evaluatieonderzoeken ontbreken in Nederland nog bijna geheel. De vrij uitgebreide literatuur hierover in Amerika, geeft hierover weI veel gegevens, maar het is nog de vraag of die toepasbaar zijn voor de Nederlandse situatie en zeker voor de situatie aan een technische hogeschool (zie ook
1!2~
J. Prins heeft ook naar aanleiding van de literatuur evaluatiemogelijkheden in de kursus ingebouwd en bijvoorbeeld tel_Ii?gen van
te.!1~ame.!lresl.!ltaten
verricht bij die studenten die de kursus op ons bureau vOlgden. Ondanks hetfeit, dat er bij bijna alle deelnemers sprake was van pluriforme problematiek, wijzen de voorlopige uitkomsten toch in een gunstige richting. Was er in veel gevallen sprake van een daling in prestatie (tentamenuitkomsten) in de fase (soms een paar jaar) voor de kursus, na de kursus is sprake van een verbetering die een stijgende lijn te zien geeft. Ret lijkt erop, dat het meest voorkomende beeld is, dat er na de kursus een kleine stijging komt die echter in de volgende semesters steeds duidelijker tot uiting komt.
- 27 -
Wij hebben brieven geschreven naar andere studentenpsychologische bureaus om te vragen of zij gericht onderzoek gedaan hebben of proMfttlflltHi'
p
'mlwikk~lt1
hl:lhlHift
lip
h{ll Il'Ifr{llu
Vlill
dlel
tl:1l1lllh§~t VUIH" I {Itt.;>
tamens. Tot nag toe hebben wij dit probleem vooral individueel aangepakt, maar het lijkt toe te nemen. Bovendien is te verwachten, dat dit probleem na invoering van de wet herstrukturering zal toenemen. Wij weten uit ervaring dat men globaal gesproken van twee grote groepen kan spreken: a. er zijn studenten die na matig gestudeerd te hebben v66r het tentamen in paniek raken en dan niets meer weten, b. er zijn studenten die hard en toegewijd gewerkt hebben, maar bij elke onzekerheid in een vraagstelling zo in paniek raken, dat zij niets meer weten. Niet altijd zijn groep a en b gemakkelijk te onderscheiden omdat de b-groep er vaak toe neigt ter vermijding van de spanning ook minder te gaan werken. De uerbeteringsmogelijkheden voor groep a zijn over het algemeen met goed leren studeren best op te lossen. Groep b is heel wat moeilijker te behandelen; en juist Z1J z1Jn 1n principe harde en toegewijde werkers; soms zijn ze normaal begaafd voor een T.H., soms zelfs zeer intelligent. Hun angst komt voor een dee I voort uit het feit, dat zij aan zichzelf hoge eisen stellen, maar zij hebben de neigingr.eventueel druk van buiten te sterk mee te laten werken (voorbeeld student die in juni van het eerste jaar voor aIle vakken van zijn P-examen 7 of hoger had, behalve een 3 voor een vak, was bang voor beurs, militaire dienst, etc.). Momenteel zijn wij nog in de eerste fase van informatie vergaren, maar wij denken, dat het zinnig is, dat probleem niet aIleen in individuele behandelingen aan te pakken. De gegevens over de oefeningen ten aanzien van verschillende problemen die gebruikt worden 1n trainingen voor groepsbegeleiders hebben wij summier vastgelegd. Er is ook uitwisseling geweest met J. v.d. Maarel. Op A.D. is de vorige groepswerker gestart met het samenstellen van een soort kartotheek over die oefeningen. Wij maken hierbij veel gebruik van de gegevens uit de literatuur, maar zelfs de oefeningen uit het beste - ons bekende - boek IO ), blijken voor het speciale doel en de speciale groep meestal nog veranderd te moeten worden, ten dele omdat ze te gemakkelijk zijn en dan niet serieus genomen worden.
- 28 -
Wij hebben een eerste start gemaakt met een gerichtere indeling van deze oefeningen voor ons doel (o.a. wat doet men met informatie, hoe lost "men" eigenlijk gewone problemen op, etc.). Dit werk ligt vanaf mei 1977 geheel stil (problemen met vertrek groepswerker A.D., uitbreiding studievaardigheden naar afdelingen, vertrek M. Delfgaauw).
- 29 -
Wij noteren het, wanneer wij konstateren, dat er een probleem is dat uitgediept moet worden. Voor zover mogelijk beginnen wij bijvoorbeeld in de zomervakantie weer aan een van de meest urgente problemen. O.a. hebben wij een voornemen om kontakten opte nemen met afdelingen sociale psychologie van bijvoorbeeld de Katholieke Hogeschool Tilburg, om te bezien of er aldaar mogelijkheden zijn om gesignaleerde problemen aan te pakken. Gezien de hoeveelheid werk noemen wij de andere plannen voorlopig nog maar toekomstdromen of idealen. Namens het bureau studentenpsychologen,
----
drs A.M.L. Rogier
- 30 -
Noten pagina I)
Er worden soms in Iezingen of artikeIen, o.a. een paar jaar
3
geleden door Trimbos schattingen gemaakt, waarin percentages van 10 - 33 aangegeven worden van mensen met psychische nood. Ret aantal zeIfmoorden in Eindhoven is de Iaatste jaren toegenomen, waarschijnIijk in verb and met de veranderde konjunktuur (gegevens politie Eindhoven). Gegevens over de studenten op dit terrein hebben wij niet. 2)
In de universiteitssteden trekken de oude studentenverenigingen
4
weer meer jongerejaars aan, met name voor het gezeIIigheidsIeven. Of dit tot veranderingen zal Ieiden, is nog moeilijk te zien. 3)
Ons valt vaak op, dat studenten die weI beIangsteIIing hebben
4
voor andere vakken moeilijk tot echte verdieping in dat vak komen, het bIijft vaak steken in een oppervlakkige kennismaking. 4)
Zie R.F.W. Diekstra: Psychologie van de zeIfmoord of zeIfmoord
6
van de psychologie, De Psycholoog, Amsterdam, december 1971 J.Th. Snijders : Komt de psychologie weer tot bewustzijn? De Psycholoog, Amsterdam, juni 1972 5)
Soms bIijkt er een te grote diskrepantie tussen hun verwachting
8
en ervaring van de studie en het studentenleven te bestaan. Tijdige bezinning en hernieuwde keuze, ofweI voor een studie aan de T.R., of weI voor een andere vorm van onderwijs, c.q. werk is dan noodzakelijk. 6)
Relaas Z1Jn geen cijfers beschikbaar, omdat - voor zover bekend deze gegevens niet centraal geregistreerd worden.
10
- 31 -
pagina 7)
Beschrijving van de kursus studievaardigheden, februari - mei 1976,
~SP-rapport,
14
nr. 2, juni 1977
Beschrijving van de kursus studievaardigheden, september 1976 - december 1977, BSP-rapport, nr. 3, december 1977 Beschrijving van de stoomkursus,
me~
- december 1977,
BSP-rapport, nr. 4,december 1977 8)
G.J.S. Wilde, Neurotische Labiliteit, gemeten volgens
16
de vragenlijstmethode, F. van Rossen, Amsterdam, 1970 9) 10)
Twee maal
~s
een R.I.A.G.G.-krant Eindhoven verschenen
Klaus Antons, Groepsdynamika in praktijk, gestruktureerde oefeningen en technieken Samson, Alphen aan de Rijn, 1976
17 27
- 32 -
Medewerkersbureau studentenpsychologen
drs A.M.L. Rogier, studentenpsychologe
01-07-1966
drs J. Koning, studentenpsycholoog
01-08-1973
drs M.M. Delfgaauw, studentenpsychologe
01-02-1974
drs J.L.M. Prins, studentenpsycholoog
01-12-1975
drs R.Chr. Sepers, studentenpsycholoog
17-10-1977
31-07-1977
31-12-1977
psychologisch-assistenten: T.L.M. Derksema-Tielen
01..,.08-1974
S.C.J. Keeris-de Jong
15-08-1976
stagiaires: W.A.A.M. Janssen
01-09-1976
01-06-1977
P.J.C.M. van Breugel
01-09-1976
01-06-1977
R.F.M. Swinkels
15-09-1977
student-assistenten: A.E.M. Rennen
01-08-1975
30-06-1977
P.G. Stibbe
01-09-1975
30-06-1977
M.C. Boldy
15-09-1975
C. v.d. Roeven
01-09-1977
P.R.B.M. Mulder
01-09-1977
medewerker Stik (buitenformatieplaats): J.J.W. v.d. Maarel
15-10-1973
.
,
BIJLAGE
HET HERK VAN DE STUDENTENPSYCHOLOGEN
In de vijftiger en zestiger jaren is men begonnen studentenpsychologen
~an
de universiteiten en hogescholen
aan te stellen. De hoofdaanleiding was, dat hulpverleners (dekanen, artsen, etc.) en/of onderwijsgevenden bemerkten, dat zij onvoldoende bij machte en deskundig waren om bepaalde studenten met hun problemen te helpen, terwijl zij voor die studenten ook niet genoeg verwijsmogelijkheden hadden naar andere hulpverlenende instanties. In
ve~l
De
oors~ronkelijke
gevallen zijn de bureaus vrij snel uitgegroeid. taakwas dan ook hulpverlening aan in- .
dividuele studenten. De taak is allengs overal uitgebreider geworden, maar lang niet op elk bureau op dezelfde wijze. In het algemeen kunnen wij zeggen, dat de studentenpsychologen hun funktie uitoefenen ten behoeve van de deelnemers aan de instelling van wetenschappelijk onderwijs (over het algemeen studenten) met een relatie naar de instelling zelf toe. Na de tweede wereldoorlog, vooral vanaf de zestiger jaren, maar zeker de laatste tien jaar, hebben zich nogal wat veranderingen voorgedaan op universiteiten en in de maatschappij (meer studenten uit meer sociale milieus, veranderingen in normen ten aanzien van gezin, seksualiteit, religie, studentenopstanden, W.Uin., fasen van druggebruik, studieduurbeperking. welvaarsverandering, werkloosheid, etc.).
- 2 -
t
•
..
Juist de snelle opeenvolging van die veranderingen heeft zodanige invloed. dat er ook steeds andere problemen en andere manifestaties van de problemen bij de opeenvolgende studentengeneraties ontstaan. , Studentenpsyehologen werken op een vooruitgesehoven post op dit terre in enkunnen vandaar uit een belangrijke funktie hebben ten aanzien van de onderwijsgevenden en het onderwijs. In het kort zullen wij aehtereenvolgens behandelen de eigen identiteit van de studentenpsyeholoog. de positieve waarde van de studentenpsyeholoog als funktionaris vast verbonden aan een instelling voor wetensehappelijk en de werkzaamheden van de b~uaentenpsyeholoog.
I.
onderw~Js
Identiteit studentenpsyeholoog
De studentenpsyeholoog heeft door zijn opleiding en ervaring speeifieke aandaeht voor en mogelijkheden tot hulp op terreinen van soeiale interaktie, intrapsychische ervaringen en ontwikkelingspsychologische vragen. Juist door zijn opleiding en ervaring onderscheidt hij zich van andere welzijnswerkers. Met andere welzijnswerkers en onderwijsgevenden werkt hij samen op het terrein van het signaleren van samenhangen tussen kultuur. subkultuur en individu. het scheppen van kondities voor goed onderwijs en het welzijn van de onderwijspartieipanten. (N.B. De ontwikkelingen die gaande zijn maken dat de benaming studentenpsycholoog een enger werkterrein doet vermoeden dan veelal bestreken wordt. Vooralsnog lijkt het eehter niet goed om reeds ~an universiteitspsycholoog te gaan spreken, omdat de aktiviteiten het gebruik van deze zeer wijde term (nog?) niet wettigen).
•
- 3 -
2. Positieve waarde van de studentenpsycholoog als funktionaris vast verbonden aan een instelling voor wetenschappelijk onderwij s a. Ten aanzien van de student Hierover is reeds meermalen gepubliceerd. In het kort kunnen wij stellen: - dat er over het algemeen een lagere drempel bestaat dan voor hulpverleningsinstanties buiten het instituut, zodat vroegtijdig hulp verleend kan worden, - dat het op de hoogte zijn van het klimaat, de studieomstandigheden, het leefmilieu en de situatie een snellere en vaak betere hulp mogelijk maakt, - dat de kontakten met andere welzijnswerkers en vooral met onderwijsgevenden indien nodig,' gemakkelijk te leggen zijn, - dat het hulpverleningsterrein niet beperkt is tot een vorm van hulp (zowel krisisinterventie, advisering, counseling als korte psychotherapie en relatietherapie is op de bureaus mogelijk) •
Het voorkomen van grotere problemen is mogelijk door een lage drempel en een gemakkelijke verwijzing door welzijnswerkers en onderwijsgevenden. Sociale en onderwijsproblemen kunnen gesignaleerd worden en besproken met andere welzijnswerkers en onderwijsgevenden. Tekorten en feilen in het instituut en/of de relaties kunnen worden aangepakt door niet aIleen met enkelingen te praten, maar ook systeembenadering toe te passen. Assistentie in onderwijssituaties, waar interaktionele processen een belangrijk accent hebben is mogelijk.
- 4 -
•
3. Werkzaaroheden van de studentenpsycholoog Hoewel aUe bureaus zich zowel bezighouden met individuele hulpverlening als met welzijnsbevorderende aktiviteiten, zijn er vrij grote onderlinge verschillen in het takenpakket. De in het vervolg genoemde aktiviteiten worden niet overal uitgevoerd, maar het zou wenselijk zijn dat er in een aantal plaatsen roeer tijd en ruimte voor zou zijn. Bepaalde aktiviteiten, o.a. bevorderen van beter studeergedrag worden in sommige plaatsen door een aparte dienst gedaan. a.
!syc~o!o~i~c~e_b~g~l~i~i~g.
Diagnostiek en indikatiestelling,
counseling, advisering, krisisinterventie, individuele en groepspsychotherapie. (In aIle plaatsen, waar de mogelijkheid aanwezig is, worden de klienten voor langdurige psychotherapie verwezen naar speciale instituten). b.
!e~ord~ring ~o~d_s.E.u~eEe~
en adekwaat tentamen doen. Op vele
plaatsen worden algemene kursussen gegeven voor deelnemers in de eerste fase van de studie; daarnaast wordt hulp verleend aan specifieke, meest individuele studieproblemen. Er zijn universiteiten waar een apart bureau is voor studievaardigheden. c.
We.E.kza~~e~e~i.n_k~~i~si.e~~n_pE.0ie~t~n
met andere welzijns-
werkers en/of onderwijsgevenden om storende of probleemscheppende situaties te verbeteren (projekten ten aanzien van wonen, ten aanzien van studiebegeleiding op afdelingen, probleemvelden in vakgroepen, etc.). d.
Op!eidin~
(stagiaires, psychologisch-assistenten, training van
mentoren, begeleiders van groepen).
- 5 -
••
e. ~~~~~Y~~~~~~3~~~~~~~~~~~~~~ve~ ~e~e!"..i!!B (psychologen kunnen in gesprekken vaak snel bepaalde frikties ontdekken, dragen er - indien mogelijk - zorg voor, dat bezien wordt of en zo ja wat er aan gedaan kan of moet worden. Het is immers zinvoller een situatie te verbeteren, dan aIleen maar de door de situatie gefrustreerden te helpen) . f.
On~e~~e~
bezinning op en verantwoording van het werk is
uiteraard nodig, nu eens richt het'onderzoek zich meer op het bepalen van prioriteiten in de hulpverlening, dan weer op een meer beschrijvend of evaluatieonderzoek.
Nederlandse literatuurverwijzingen - Jaarverslagen van de diensten studentenzaken en/of bureaus studentenpsycho~ogen
van de verschillende universiteiten
en hogescholen Bruggeman drs J.A,.
Universiteitspsychologische vraagstelHngen
- Dijkhuis dr J.H.
Over studiebegeleiding
- Dijkhuis dr J.H.
Taak en funktie van een psychologische dienst voor studenten aan universiteit en hogeschool
- Dijkhuis dr J.ll:
Op zoek naar vormen van geestelijke gezondheidszorg voor studenten
- Holleman drs J.W./ Maas drs R.J.G.
november 1977
Loopbaanbegeleiding