Ondersteunende Begeleiding / Activerende Begeleiding Discussienotitie proeftuin Wmo, gemeente Enschede
1.
Inleiding In het kader van de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) zijn er door het ministerie van VWS enkele ontwikkelpilots uitgezet rond Ondersteunende Begeleiding (OB) en Activerende Begeleiding (AB). Het doel van deze pilots is te onderzoeken of deze twee functies, naast de Huishoudelijke Verzorging (HV), ook vanuit de AWBZ kunnen worden overgeheveld naar de Wmo. De pilots moeten inzicht geven welke voorwaarden daarbij gelden en wat gemeenten moeten organiseren bij een eventuele overheveling van OB en/of AB naar de Wmo. De gemeente Enschede is één van de gemeenten waar een ontwikkelpilot is uitgezet. De wijk Roombeek is aangewezen als proeftuin. In contact met diverse betrokkenen is het project vormgegeven. Om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden die OB en AB de gemeente kunnen bieden in het kader van de Wmo, worden er in februari/maart 2006 twee discussiebijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van zorgaanbieders. De gemeente wil onderzoeken of het huidige aanbod dat onder de functies OB en AB wordt geleverd, een bredere toepassing kan krijgen in het kader van de Wmo. Tijdens de discussiebijeenkomsten wordt daarom antwoord gezocht op de volgende vragen: 1. Waaruit bestaat het huidig aanbod OB/AB? 2. Welke van deze activiteiten kunnen een bredere toepassing in Roombeek krijgen? 3. Op welke cliëntengroepen is het huidig aanbod nu gericht? 4. Voor welke andere doelgroepen kan het aanbod ook toegankelijk worden gemaakt? 5. Onder welke voorwaarden kan dit zinvol gebeuren? Ter voorbereiding op beide bijeenkomsten is deze notitie geschreven. Hierin wordt een algemeen beeld gegeven van de functies OB/AB onder de AWBZ. Achtereenvolgens komt aan de orde: Kenmerken van de functies, vanuit de aanspraken AWBZ. Indicatiecriteria die het CIZ hanteert. Activiteiten die onder OB/AB kunnen worden geïndiceerd. Kenmerken van de cliënten (beperkingen) die voor OB/AB in aanmerking komen.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 1 v an 1 1
2.
Kenmerken van de functies OB/AB Z ORGAANSPRAKEN Definities in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (BZA): Artikel 6: Ondersteunende begeleiding omvat ondersteunende activiteiten in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem, gericht op bevordering of behoud van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie van de verzekerde in de samenleving, te verlenen door een instelling. Artikel 7: Activerende begeleiding omvat door een instelling te verlenen activerende activiteiten gericht op: – herstel of voorkomen van verergering van gedrags- of psychische problematiek; of – het omgaan met de gevolgen van een somatische - of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke -, lichamelijke - of zintuiglijke handicap. Artikel 10: Indien de verzekerde zorg als bedoeld in de artikelen 6 en 7 gedurende een dagdeel in een instelling ontvangt, omvat de zorg tevens vervoer naar en van de instelling indien daarvoor een medische noodzaak bestaat. Uitsluiting van aanspraken bij voorliggende voorzieningen1. De toegang tot de AWBZ is in de aanspraken verbonden met de volgende grondslagen: somatische ziekte/aandoening; psychogeriatrische ziekte/aandoening; psychiatrische aandoening, psychische stoornis; lichamelijke handicap (functiestoornis); verstandelijke handicap (functiestoornis); zintuiglijke handicap (functiestoornis); psychosociale problemen in samenhang met bovengenoemde ziekten, aandoeningen, stoornissen. O NDERSTEUNENDE B EGELEIDING De functie OB heeft als kern het handhaven van zelfredzaamheid door het compenseren van beperkingen, het helpen accepteren van de situatie en het bevorderen van integratie in de samenleving. De functie omvat begeleiding bij het dagelijks leven (waar men ook woont) in verband met problematische regie over het leven (regelvermogen), toezicht en praktische hulp. De functie is gericht op het behoud van (verworven) vaardigheden. Hieronder valt ook enige verzorging die door de begeleider kan worden uitgevoerd in directe samenhang met de functie. Vervoer naar ondersteunende begeleiding in dagdelen hoort, als dit medisch noodzakelijk is, tot de aanspraak. (Uit: ‘De Gids’ van het CVZ.) In het protocol CIZ ‘Indicatiestelling voor Ondersteunende Begeleiding’, is OB verbijzonderd: neemt de beperking/handicap/aandoening als gegeven, gericht op handhaving; ondersteunt/behoudt/stimuleert de cliënt in het handhaven van de zelfredzaamheid; gericht op integratie in de samenleving en voorkomen van verergering en sociaal isolement; draagt bij aan zinvolle dagbesteding bij een beperkt regelvermogen;
1
Hierbij gaat het om voorzieningen die kunnen voorkomen dat OB/AB nodig is. Zoals welzijn, cliëntondersteuning etc. Voorliggende voorzieningen gaan voor op de AWBZ. Wanneer deze voorzieningen een adequate oplossing kunnen bieden, wordt geen AWBZ-zorg geïndiceerd.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 2 v an 1 1
kan ook gericht zijn op degenen die langdurig en intensief zorgen voor een ander (cliëntsysteem), ter voorkoming van overbelasting van de mantelzorg (respijtzorg). A CTIVERENDE B EGELEIDING De functie AB heeft als doel het functioneren in gedrag en vaardigheden van een verzekerde te verbeteren of verergering te voorkomen. Er wordt een concreet verbeterdoel geformuleerd dat met door de beroepsgroep als effectief beoordeelde methodieken wordt nagestreefd. Zowel individuele begeleiding als begeleiding in groepsverband is mogelijk. Vervoer naar activerende begeleiding in dagdelen hoort tot de aanspraak als dit medisch noodzakelijk is. (Uit: ‘De Gids’ van het CVZ.) In het protocol CIZ ‘Indicatiestelling voor Activerende Begeleiding’, is AB verbijzonderd: gericht op die stoornissen en beperkingen, waarvan te verwachten valt dat door een doelgerichte en methodische aanpak (blijvende) verbeteringen in het functioneren kunnen worden bereikt; kan zowel in revalidatie van somatische aandoeningen als in de training van psychologische vaardigheden en gedragsverandering aan de orde zijn; wordt geleverd aan een cliënt die in staat is zich te ontwikkelen of door nieuw gedrag en vaardigheden in staat is om verergering te voorkomen (motivatie en trainbaarheid van de cliënt zijn cruciaal, de beschrijving van de doelstelling van de zorg is richtinggevend); is gericht op verbeteren van functioneren (dus ook aanleren van vaardigheden op het gebied van persoonlijke verzorging, huishoudelijke verzorging, mobiliteit, sociale vaardigheden, enz.); is gestructureerd, programmatisch volgens de geldende beroepsnormen onder vakgenoten en vergt professionele deskundigheid van de uitvoerder. R AAKVLAKKEN OB/AB/Behandeling: De functie ondersteunende begeleiding zal in de regel altijd enigerlei aandacht bevatten voor ‘activering’, zoals vaardigheden van mensen versterken, of het sociaal netwerk van iemand bevorderen, of vanuit een dagprogramma zoeken naar mogelijkheden tot gewoon werk. Die aandacht hoort op natuurlijke wijze bij de functie ondersteunende begeleiding. De functie activerende begeleiding is hiervan onderscheiden: bij activerende begeleiding wordt een concreet verbeterdoel vastgesteld dat met door de beroepsgroep als effectiefbeoordeelde methodiek wordt nagestreefd. Bij behandeling is sprake van aangrijpen op de stoornis (symptomen), de aandoening zelf wordt tegengegaan. OB/welzijn: De functie ondersteunende begeleiding omvat geen zaken als informatie en advies over maatschappelijke voorzieningen, bemiddeling naar voorzieningen, maaltijdservice, klussendiensten, woonservice of welzijnsdiensten zoals sociaal-culturele activiteiten. Het onderscheid tussen ondersteunende begeleiding en welzijn wordt bepaald door de vraag of het probleem wordt veroorzaakt door een beperking van de verzekerde zelf of door het ontbreken van adequate algemene voorzieningen in de omgeving. O VERIG Vanaf 1 januari 2006 is voor OB en AB geen Eigen Bijdrage verschuldigd.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 3 v an 1 1
3.
Indicatiestelling CIZ CRITERIA Door het CIZ zijn twee protocollen opgesteld voor de indicatiestelling OB en AB. In beide protocollen is beschreven op welke wijze de aanspraken in de praktijk worden vertaald. Het indicatieonderzoek aan de cliënt wordt gebaseerd op de criteria in deze protocollen. Ook het protocol ‘Gebruikelijke Zorg’ is in dit kader van belang: Protocol ‘Indicatiestelling voor Ondersteunend Begeleiding’: De AWBZ-functie Ondersteunende Begeleiding is geïndiceerd wanneer er naast één van de zeven grondslagen ook sprake is van beperkingen en wel in het bijzonder in de sociale redzaamheid. Beperkingen in de sociale redzaamheid uiten zich op twee fronten: gebrek aan dagelijkse structurering en regie en aan maatschappelijke participatie leidend tot sociaal isolement. Daarnaast is de functie ook aangewezen ter ondersteuning van de sociale omgeving van de cliënt. Dat kan aan de orde zijn als andere wettelijk voorliggende voorzieningen niet aangewezen zijn om deze beperkingen op te lossen. OB is niet primair gericht op herstellen van kwaliteit van leven, maar op compenseren van zelfredzaamheidtekorten. OB kan nooit geheel en structureel de sociale redzaamheid overnemen, er is steeds sprake van aanvulling op de eigen mogelijkheden van de cliënt. Protocol ‘Indicatiestelling voor Activerende Begeleiding’: Activerende Begeleiding is gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag, door middel van gerichte interventies. AB grijpt in op de handicap en het beperkingenniveau van de cliënt en probeert deze terug te dringen, dan wel de cliënt te leren om te gaan met de gevolgen daarvan. De verwachting is dat de cliënt in staat is zich te ontwikkelen en dat vaardigheden en gedrag zijn door training zijn te verbeteren. Dit gebeurt doorgaans met behulp van een behandel/begeleidingsplan. Protocol ‘ Gebruikelijke Zorg’: Dit betreft de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Dit protocol normeert met name de toegang tot HV in belangrijke mate, maar ook tot OB. In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste criteria en het onderscheid tussen OB en AB kort samengevat: Activerende Begeleiding
Ondersteunende Begeleiding
Doelstelling
Het vergroten van vaardigheden en gedrag en het leren omgaan met de fysieke, psychische en psychosociale beperkingen, die het gevolg zijn van de ziekte/stoornis.
Het behoud van zelfredzaamheid, voorkomen van achteruitgang, stabilisatie, ondersteunen cliëntsysteem voorkomen van "terugval".
Resultaat
De verwachting is dat de cliënt in staat is om zich te ontwikkelen/ vaardigheden en gedrag kan trainen verbeteringen zijn te verwachten, binnen een afzienbare periode.
De verwachting is dat de ondersteuning bijdraagt aan een stabiele levenssituatie; voorkomen van sociaal isolement, met name bij cognitieve beperkingen.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 4 v an 1 1
Activerende Begeleiding
Ondersteunende Begeleiding
Aard van de zorg Ontwikkelingsgericht, aanleren van vaardigheden of gedrag, en gericht op de gevolgen van de aandoening.
Gericht op handhaving in de eigen omgeving, kan ook in een instelling zijn.
Zorgfocus
Ondersteuning in het dagelijkse leven.
De functionele (fysieke, psychische en psychosociale) beperkingen.
De indicatiestelling komt tot stand door een analyse van de beperking van de cliënt (zie paragraaf 5). In het indicatiebesluit wordt aangegeven welke activiteiten een antwoord bieden op de beperkingen van de cliënt (zie daarvoor paragraaf 4).
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 5 v an 1 1
4.
Activiteiten In het C-formulier bij de indicatiestelling is een opsomming gegeven van de activiteiten die worden toegerekend tot de functies OB/AB. Daarbij wordt voor beide functies onderscheid gemaakt tussen de activiteiten die op het individu zijn gericht (OB/AB-ALG) en de activiteiten die groepsgericht worden aangeboden (OB/AB-DAG). Deze groepsactiviteiten zijn doorgaans gericht op specifieke doelgroepen. In de onderstaande tabel zijn de verschillende groepen van activiteiten weergegeven. Zorgaanbieders bundelen combinaties van deze activiteiten tot specifieke zorgproducten. Ondersteunende Begeleiding Algemeen (OB-ALG) 1.0 Algemene taken
1.1
Problemen oplossen, besluiten nemen en gevolgen inschatten.
1.2. Initiëren en uitvoeren eenvoudige taken (bv. eten maken, de was doen). 1.3
Initiëren en uitvoeren van complexere taken (bv. werkritme).
1.4. Dagelijkse routine regelen: structuur in dagindeling.
2.0 Vaardigheden
1.5
Dagelijkse bezigheden: activiteiten plannen/uitvoeren.
2.1
Kunnen lezen, schrijven en rekenen.
2.2. Zelf geld beheren, weten hoe je iets koopt en betaalt.
3.0 Communicatie
2.3
Zelf allerlei administratieve zaken afhandelen.
2.4
Zich redden bij het gebruik van openbaar vervoer.
2.5
Zich redden in winkels, postkantoor, bank, et cetera.
3.1
Communicatie: begrijpen wat anderen zeggen.
3.2
Communicatie: zich begrijpelijk maken naar anderen.
3.3. Communicatie: een gesprek voeren.
4.0 Oriëntatie
5.0 Informele zorg
3.4
Hulpmiddelen voor communicatie gebruiken (telefoon, computer et cetera).
4.1
Oriëntatie in tijd: weten welke dag het is, et cetera.
4.2
Oriëntatie naar plaats: weten waar je bent.
4.3
Oriëntatie in ruimte: de weg vinden in huis en omgeving.
4.4
Oriëntatie in persoon: weten wie je bent, wie anderen zijn.
5.1
Verminderen langdurige belasting bij gezinsleden die veel informele zorg geven aan de persoon met chronische ziekte of beperkingen.
Ondersteunende Begeleiding Dagbehandeling (OB-DAG) 1.0 Volwassenen
1.1
Dagprogramma voor personen met begeleidingsbehoefte (in relatie tot PSY, VG, ZG) die redelijk zelfstandig bezig kunnen zijn; gericht op producten maken, diensten leveren; voorkómen terugval in vaardigheden.
1.2
Dagprogramma voor personen met begeleidingsbehoefte (in relatie tot PSY, VG, ZG) die slechts beperkte tijd zelfstandig bezig kunnen zijn, accent op expressieve bezigheden.
1.3
Dagprogramma voor personen met intensieve begeleidingsbehoefte (PSY, VG, ZG) die voortdurende aandacht behoeven, gericht op beleving, meedoen aan bezigheden.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 6 v an 1 1
Ondersteunende Begeleiding Dagbehandeling (OB-DAG) 1.4
Dagprogramma in relatie tot intensieve begeleidingsbehoefte én verzorgingsbehoefte (ernstig meervoudige beperkingen), gericht op beleving en meedoen aan bezigheden; ook persoonlijke verzorging tijdens dagactiviteit.
1.5
Dagprogramma voor personen met zeer intensieve begeleidings behoefte (PSY, VG) en voortdurende bescherming (ernstig probleem gedrag, ernstige psychische problematiek) met structuurbiedende dagindeling; ook veel aandacht voor veiligheid.
1.6
Dagprogramma voor persoon met voornamelijk fysieke beperkingen (SOM, LG) gericht op “arbeidsmatig werken” en vaardigheidstraining; tegelijk weinig verzorging.
1.7
Dagprogramma voor persoon met ernstig fysieke beperkingen (SOM, LG), gericht op “arbeidsmatig werken” en vaardigheidstraining; tegelijk veel verzorging.
1.8
Dagprogramma bij ernstige fysieke beperkingen (SOM, LG): bezigheid, sociaalrecreatieve activiteit, vaardigheidstraining; uitgebreide begeleiding, weinig verzorging.
1.9
Dagprogramma bij ernstige fysieke beperkingen (SOM, LG): bezigheid, sociaalcreatieve activiteit, vaardigheidstraining; uitgebreide begeleiding, veel verzorging.
1.10 Dagprogramma voor mensen met zodanig complexe lichamelijke en/of zintuiglijke beperkingen dat voornamelijk individuele begeleiding bij dagbesteding nodig is. 2.0 Ouderen
2.1
Dagprogramma met accent op begeleiding (eventueel lichte verzorging) gericht op bezigheid of sociaalrecreatieve activiteiten
2.2
Dagprogramma met accent op uitgebreide begeleiding, tevens enige verzorging (bijv. personen met CVA, lichtere dementie, stabiele psychische stoornis), gericht op bezigheden en bijhouden van vaardigheden.
2.3
Dagprogramma met accent op geïntegreerde begeleiding, verzorging, behandeling voor mensen met somatische problemen/lichamelijke beperkingen (deels reactivering).
2.4
Dagprogramma met accent op geïntegreerde begeleiding, verzorging, behandeling voor mensen psychogeriatrische problematiek (gevorderde dementie); of niet-stabiele psychische stoornis, ernstige verstandelijk handicap, gericht op beleving en meedoen.
2.5
Dagprogramma voor personen met zeer intensieve begeleidings behoefte en voortdurende bescherming (gerelateerd aan ernstig probleemgedrag, ernstige psychische problematiek; probleem van veiligheid’).
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 7 v an 1 1
Activerende Begeleiding Algemeen (AB-ALG) 1.0 AB in verband met psychische stoornissen
2.0 AB in verband met ernstige handicap kind
1.1
Case management GGZ (waar onder trajectbegeleiding naar een zo normaal mogelijk bestaan).
1.2
Psychiatrische thuiszorg (waar onder hulp bij het herkennen en/of voorkomen van psychische problemen).
1.3
Psychosociale gezinsbegeleiding (waar onder pscycho-educatie).
2.1
Pedagogische gezinsbegeleiding in verband met een lichamelijke handicap, verstandelijke handicap, zintuiglijke handicap.
2.2
Intensieve orthopedagogisch gezinsbegeleiding (tijdens delen van vier of meer dagen per week).
2.3
Opvoedingsondersteuning in verband met een (ernstige) auditieve en/of communicatie handicap.
3.0 3.1 AB bij handicap volwassene/oudere: 3.2 doelgericht verbeteren van 3.3. functioneren
Training gericht op zelfstandig functioneren primair in verband met lichamelijke handicap. Training gericht op zelfstandig functioneren primair in relatie met verstandelijke handicap. Training gericht op zelfstandig functioneren primair in verband met zintuiglijke handicap.
Activerende Begeleiding Dagbehandeling (AB-DAG) 1.0 AB in verband met psychische stoornissen
2.0 AB in verband met ernstige handicap kind
3.0 AB in verband met SGLVG-jongeren en jongvolwassen
1.1
Dagactiviteit in stabiele situatie waarbij de cliënt ernaar streeft, op afzienbare termijn (< 1 jaar) over te gaan naar een zelfstandiger vorm van wonen met begeleiding.
1.2
Dagactiviteit/rehabilitatie in een niet-stabiele cliëntsituatie met periodiek terugkerende decompensatie, gericht op vermindering van psychiatrische problematiek en op aanleren vaardigheden.
1.3
Dagactiviteit in situatie van manifeste psychiatrische problematiek; intensieve begeleiding en behandeling gericht op beheersbaar maken en terugdringen van de problematiek.
2.1
Dagprogramma met ontwikkelingsgerichte activiteiten die zijn afgestemd op de leeftijdsfase en de beperking (waar onder enige verzorging van de persoon met handicap).
2.2
Dagprogramma met ontwikkelingsgerichte activiteiten voor ernstig meervoudige gehandicapte kinderen (w.o. persoonlijke verzorging).
2.3
Dagprogramma met ontwikkelingsgerichte activiteiten voor kinderen met ernstig probleemgedrag.
3.1
Dagprogramma SGLVG, voor personen die (tijdelijk) niet kunnen deelnemen aan gewone school of dagbesteding. Gedurende een begrensde periode verblijft de cliënt in een omgeving waarin drie leefsferen (wonen, dagactiviteit, vrije tijd) geïntegreerd zijn.
3.2
Dagprogramma SGLVG, voor personen die (tijdelijk) niet kunnen deelnemen aan gewone school of dagbesteding; en die opvang in een besloten setting behoeven. Tijdelijk verblijft de cliënt in een omgeving waarin drie leefsferen geïntegreerd zijn; met permanente beveiliging.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 8 v an 1 1
De genoemde activiteiten kunnen in de praktijk worden gecombineerd met activiteiten vanuit andere functies (overige AWBZ functies, welzijn, dienstverlening, etc.) waardoor individuele arrangementen ontstaan.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 9 v an 1 1
5.
Kenmerken van de cliënt Zoals hiervoor aangegeven, heeft het onderscheid tussen OB en AB vooral te maken met het doel dat wordt toegekend aan de begeleiding en de mate waarin de cliënt zich kan ontwikkelen, vaardigheden en gedrag kan aanleren. Bij de beperkingen van cliënten wordt derhalve geen onderscheid gemaakt tussen OB en AB. Hieronder wordt een opsomming gegeven van de verschillende categorieën van beperkingen die aanleiding kunnen zijn voor het toekennen van OB en/of AB. Er is geen één op één relatie tussen een beperking en de functie, de van toepassing zijnde beperkingen dragen bij aan het totaalbeeld van de cliënt. 1. Ziekte/aandoening, functiestoornis: verbijzondering of aanvulling Oriëntatiestoornissen Cliënt heeft problemen met
Oriëntatie in de tijd: weten welke dag het is, et cetera. Oriëntatie naar plaats: weten waar je bent. Oriëntatie in ruimte: de weg vinden in huis en omgeving. Oriëntatie in persoon: weten wie je bent, wie anderen zijn.
Psychosociale functies Cliënt heeft problemen met
Concentratie. Geheugen en denken. (Vertekende -) perceptie van omgeving. Motivatie (lusteloos, geen initiatief).
Probleemgedrag / veiligheid Cliënt vertoont
Zelfverwondend of zelfbeschadigend gedrag. Verbaal agressief gedrag. Lichamelijk agressief gedrag. Destructief gedrag (vernielen, brandstichten, stelen). Manipulatief gedrag (dwarsliggen, negeren, weglopen). Dwangmatig gedrag (niet willen spreken, eten, bewegen). Grensoverschrijdend seksueel gedrag.
Psychosociaal welbevinden Cliënt heeft problemen met
Angstig zijn. Moedeloos zijn (‘depressief’). Belangstelling en betrokkenheid. Gemis van persoonlijke relaties. Gemis van gewaardeerde sociale rollen.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 10 va n 11
2. Beperkingen: sociale redzaamheid Welke beperkingen zijn er?
Problemen oplossen, besluiten nemen en gevolgen inschatten. Initiëren en uitvoeren van eenvoudige taken (eten maken, was doen). Initiëren en uitvoeren van complexere taken (zoals werkritme). Dagelijkse routine regelen: structuur in dagindeling. Dagelijkse bezigheden: activiteiten plannen/uitvoeren. Kunnen lezen, schrijven en rekenen. Zelf geld beheren, weten hoe je iets koopt en betaalt. Zelf allerlei administratieve taken afhandelen. Zich redden bij het gebruik van openbaar vervoer. Zich redden in winkels, postkantoor, bank etc. Communicatie: begrijpen wat anderen zeggen. Communicatie: zich begrijpelijk maken naar anderen. Communicatie: een gesprek voeren. Hulpmiddelen voor communicatie gebruiken (telefoon, computer, etc).
3. Participatieproblemen: sociale relaties en maatschappelijk leven Welke problemen zijn er?
Relaties met familie onderhouden. Zelfstandig met anderen contacten opbouwen. Zelfstandig met anderen (vrienden) contacten onderhouden. Zelfstandig aan clubs en verenigingen deelnemen. Vrijetijdsbesteding buitenshuis: naar sport, theater, café, enzovoort.
Naast deze beperkingen die betrekking hebben op de inzet van begeleiding, kan de cliënt diverse andersoortige beperkingen hebben (lichamelijke functiestoornissen, beperkingen in bewegen en verplaatsen, met betrekking tot persoonlijke zorg of huishoudelijk leven, etc.). Door alle stoornissen en beperkingen te combineren op groepen, ontstaan cliëntprofielen.
HHM/N V/06/0436/ob ab, 15 februari 2006
P agi n a 11 va n 11