KADERS VOOR ONTWIKKELING VAN HET TOEKOMSTIG
SOCIAAL DOMEIN IN
LEUSDEN
1
Inleiding Na de val van het kabinet Rutte I zijn voorbereidingen van de drie aangekondigde grote decentralisaties (Wet Werken Naar vermogen [nu Participatiewet], Wet op de Jeugdzorg, en Begeleiding –AWBZ) ‘in de koelkast gezet’ . De daaropvolgende maanden zijn gebruikt om “een beeld te schetsen” van het toekomstig sociaal domein in Leusden. Hierbij is rekening gehouden met een veranderend maatschappelijke klimaat en onafwendbare (politieke) opgaven van de decentralisaties. Deze voorliggende notitie vindt zijn basis in de huidige kabinetsplannen (verwoord in het regeerakkoord “Bruggen bouwen” alsmede in het onlangs gesloten Sociaal Akkoord en de kabinetsvisie op langdurige zorg) en dient als kapstok voor verdere (visie)ontwikkeling op verschillende deelprojecten. Kern hierbij is : het realiseren van een kwalitatief goede maatschappelijke ondersteuning, die uitgaat van het maximaal gebruik van de eigen kracht van inwoners, en ‘slim’ organiseren van eventueel resterende professionele ondersteuning door het leggen van verbindingen. In de bijlagen leest u per decentralisatieopgave een kernbeschrijving zoals die met de kennis van medio mei 2013 opgesteld kan worden. INHOUDSOPGAVE
2
1. Samenstelling Sociaal Domein (opbouw deeldomeinen)
Pag. 3
2. Algemene uitgangpunten
Pag. 3
3. Arrangementen
Pag. 3
4. Informeel en eigen netwerk
Pag. 4
5. Toeleiding en toegang ondersteuning
Pag. 5
6. Gemeentelijke samenwerking
Pag. 6
Kernbeschrijving Participatiewet
Bijlage 1
Kernbeschrijving Transitie AWBZ – Wmo
Bijlage 2
Kernbeschrijving Transitie Jeugdzorg
Bijlage 3
1. Samenstelling Sociaal Domein In verschillende levensfases krijgen inwoners met een ondersteuningsvraag te maken met één of meerdere van zes benoemde deeldomeinen van het ‘Sociale Domein’. Soms tegelijk, soms volgend op elkaar. Elk deeldomein kent meerdere onderdelen, diensten en producten, heeft zijn eigen specifieke kaders (wetgeving) en eigen ketenpartners c.q. netwerken. We leggen inhoudelijk verbindingen tussen de deeldomeinen en verlagen of nemen de schotten bij de uitvoering én tussen de budgetten zoveel mogelijk weg. In deze notitie onderscheiden we de volgende zes deeldomeinen.
Werk en inkomen Onderwijs en Educatie Opvoeden en Opgroeien Persoonlijke Begeleiding Persoonlijke verzorging Hulp bij het Huishouden + Voorzieningen
Participatiewet o.a. Passend onderwijs Wet op de Jeugdzorg Wmo
2. Algemene uitgangpunten / kaders • Decentralisaties en transities binnen het sociaal domein vragen om een transformatie van het huidige zorg/ondersteuningsstelsel. • De kern van de transformatie is gericht op maximaal gebruik van de eigen kracht en het gebruik van persoonlijke netwerken - mede uit het oogpunt van wederkerigheid- . • De gemeente Leusden, maatschappelijke partners, professioneel ondersteuners, maar ook onze inwoners moeten allemaal de transformatie doorlopen. • De vragen, problemen en behoeften van de “cliënt” vormen altijd het vertrekpunt voor de ondersteuning, ongeacht de vorm en omvang van die ondersteuning. • Het antwoord op de ondersteuningsvraag wordt vertaald in een ondersteuningsplan dat ontwikkelings- en resultaatgericht is met de hoofdgedachte “één persoon/gezin- één plan-één regisseur”. • De toegang tot formele en informele ondersteuning is laagdrempelig en met het oog op beperken van bureaucratie. • Ondersteuners worden digitaal verbonden voor een doelmatige inzet op een individueel ondersteuningsplan. • De aanspraak op ondersteuning is gericht op inwoners die zelf onvoldoende financieel draagkrachtig zijn om de ondersteuning te kunnen betalen . De decentralisaties worden uitgevoerd binnen het daarvoor door het Rijk aan de gemeente overgehevelde budget. De op dit moment in de gemeentebegroting geraamde middelen maken onderdeel uit van de begroting binnen het Sociaal Domein afgezien van de eventueel door de raad vast te stellen bezuinigingen.
3
3. Arrangementen Voor het creëren van ‘oplossingen’ vertrouwen we op de kracht van de inwoners in Leusden door het vormen en organiseren van netwerken. Als dat onvoldoende bijdraagt aan een ‘oplossing’, zijn onze maatschappelijk partners dé specialisten bij het toeleiden naar - en organiseren van informele en/of sociale netwerken. Lokale maatschappelijke partners organiseren of versterken informele netwerken waar ondersteuning wordt geboden. Als ‘intensieve’ ondersteuning nodig is wordt deze door contractpartners aangeboden vanuit de gedachte “één ‘hulpverlener’ per probleem, bij verschillende problemen regisseert de regisseur ”. Ook daar wordt gezocht naar een versterking van de eigen kracht en ingezet op een (uiteindelijke) beperking van de professionele ondersteuning en activering van een bestaand of een nieuw (informeel) netwerk. Uit het oogpunt van ontwikkelings- en resultaatgerichte ondersteuningsplannen wordt ingezet op een verschuiving van de ondersteuningsinzet van de kleuren rood naar geel (pijl links van de afbeelding). Met name voor ondersteuning die voortkomt uit decentralisaties, dus geboden aan de ‘bestaande cliënten’ uit de huidige regelingen, is het lastig om direct een volledige omslag te creëren (de kern van de transformatie). Juist die ‘bestaande cliënten’ steunen voornamelijk vlak na de implementatie nog op de professionals. ‘Nieuwe’ ondersteuningsvragen worden benaderd vanuit de basis van (preventieve) Welzijnsondersteuning. Zwaardere’ instrumenten worden terughoudend ingezet (pijl rechts van de afbeelding). Het is zeer voorstelbaar dat er op verschillende deeldomeinen ondersteuning nodig is (zie bijlage 3: voorbeeldcasus) . Per deeldomein kan op verschillende niveau’s (visueel: in de verschillende kleuren) ondersteuning worden geboden. Juist het gebruik van eigen kracht in één deel-domein kan de inzet bij andere deeldomeinen stimuleren.
4
4. Eigen- en informeel netwerk Voorgaande geeft weer dat er een ondersteuningsaanbod vanuit een informeel of eigen netwerk wordt voorgestaan. Bij organisatie van het eigen netwerk worden familie, vrienden, geloofsgemeenschappen, verenigings- en buurtgenoten nauw betrokken. Bij de organisatie van een informeel netwerk nemen vrijwilligers een belangrijke rol in - onder regie van en samenwerking met medewerkers van welzijnsorganisaties . Beide vormen van ondersteuningsaanbod moeten nog worden doorontwikkeld. Het ideaalbeeld is dat de ontwikkeling en realisatie van een dergelijke lokale sociale infrastructuur voornamelijk door lokale welzijnsinstellingen plaatsvindt. Kansen liggen daarvoor ook in ‘De Samenleving Voorop’, door het gebruik maken van kennis, kunde en initiatieven om een gestructureerd maar op maatwerk gericht (hoogwaardig) collectief welzijnsaanbod te realiseren. Het begrip “Transformatie” maakt natuurlijk op zichzelf ook al deel uit van ‘De Samenleving Voorop’.
5. Toeleiding en toegang ondersteuning De toegang tot de ondersteuning wordt in een netwerk georganiseerd. Hiervoor gebruiken we de, reeds bestaande, verschillende laagdrempelige ‘toegangspoorten’. Voorafgaand aan ondersteuning zijn geselecteerde/gecontracteerde (middels raamovereenkomsten) uitvoerders zelf verantwoordelijk voor een ’indicatie’ inclusief de afstemming met de regisseur. De basis daarvoor ligt in een ‘ondersteuningsplan’ gericht op de ondersteuningsvraag én eigen kracht van de ‘cliënt’. Het ondersteuningsplan wordt - met de gedachte aan marktwerking - in de vorm van een ‘offerte’ voorafgaand aan de daadwerkelijke ondersteuning opgesteld. Bij (een vermoeden van) meervoudige/complexe ondersteuningsvragen wordt de ondersteuning sowieso geregisseerd vanuit één van de ‘hoofdpoorten’ bijvoorbeeld Larikslaan2 of CJG . Via digitale wegen zijn formele en informele ondersteuners op de hoogte van de persoonlijke situatie van de cliënten/gezinnen die ondersteuning ontvangen. Daarbij zijn we gehouden aan privacy-wetgeving en een beperking van bureaucratie. Ondersteuningsplannen zijn (zo nodig chronologisch) op elkaar afgestemd. De toegang gebeurt op basis van kennis en kunde van de (welzijns)aanbieder. Toestroom op de verschillende ondersteuningsniveaus word beheerst op basis van contracten en convenanten/prestatieovereenkomsten. Daarin wordt expliciet beschreven waaraan een ondersteuningsplan moet voldoen (invulling ontwikkelings- en resultaatgericht ondersteunen). Een toezichthouder zorgt voor het contractmanagement, beheert de financiële stromen en voert administratie in het kader van rechtmatigheid. Bij onregelmatigheden wordt (beleidsmatig)opgetreden. De regisseur volgt de ondersteuning in het kader van doelmatigheid. Zowel de regisseur, de (welzijns)aanbieder als de toezichthouder kunnen gebruik maken van experts op het gebied van indicaties en grondslagen bij vragen over doelmatigheid van de ondersteuningsinzet en het ondersteuningsniveau. Dat kan dus voorafgaand , tijdens of ná een ondersteuningsaanbod. De zogenaamde zorg-experts maken bij het (samen met de ‘cliënt) opstellen van een ondersteuningsplan of eventuele verantwoordingsrapportage gebruik van uitgebreide socialemedische expertise, maar wel in een ‘gekantelde’ c.q. getransformeerde vorm.
5
6. Gemeentelijke samenwerking De decentralisaties in het sociale domein stellen forse eisen aan de uitvoeringskracht van Leusden. Om voorafgaand aan de decentralisaties voldoende uitvoeringskracht te realiseren worden gemeenten door de minister verzocht de uitvoering (op onderdelen) op een hoger schaalniveau te beleggen. Het kabinet hanteert hierbij een driedeling: Taken die door alle gemeenten kunnen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld gemeentelijke eerstelijnszorg en het bieden van een loketfunctie voor inwoners. Taken die vragen om een uitvoering op een niveau van minimaal ca. 100.000 inwoners met daarbij ruimte voor maatwerk. Hierbij denkt het kabinet aan bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop. Taken die vragen om bovenregionaal niveau, of zelfs op provinciaal of landelijk niveau. De versterking van de uitvoeringskracht moet ervoor zorgen dat gemeenten: een goede partner kunnen zijn voor maatschappelijke organisaties zoals zorginstellingen; de financiële risico’s kunnen dragen; kunnen beschikken over voldoende (ambtelijke) kennis en capaciteit. Voor Leusden betekent bovenstaande dat een vervolg wordt gegeven aan bestaande samenwerkingsverbanden in de Regio Amersfoort gericht op Jeugdzorg, Werk en inkomen en Wmo. Ook voor de nabije toekomst voorzien wij een goede samenwerking in dit verband waarbij de inhoud leidend is en de kracht en diversiteit van gemeenten als uitgangspunt. Daar waar de lokale schaal voor Leusden niet toereikend is voor een specifieke opgave (bijvoorbeeld inkoop van diensten of contractmanagement) is de Regio Amersfoort een ideaal samenwerkingsverband waarbinnen wordt samengewerkt.
6
Kernbeschrijving decentralisatieopgave Werk en Inkomen (Participatiewet) 1. Korte (kwantitatieve) beschrijving taak/opgave Per 1 januari 2014 zou de Participatiewet worden ingevoerd. Het Kabinet beoogt met de Participatiewet één regime voor iedereen met arbeidsvermogen die voorheen een beroep zou doen op WSW, Wajong of WWB. Het is de bedoeling dat iedereen werkt naar zijn/haar vermogen, bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Daarbij biedt de gemeente ondersteuning of begeleiding voor wie dit nodig heeft. Hiertoe kunnen we gebruik maken van het bestaande instrumentarium alsmede van nieuw te ontwikkelen instrumenten, zoals loondispensatie, jobcoaching, jobcarving, werkplekaanpassingen, enz. Er komt een ontschot participatiebudget beschikbaar waarin zowel het WSW- als het re-integratiebudget is opgenomen. Op 11 april 2013 heeft de regering het Sociaal Akkoord dat tot stand is gekomen tussen werkgevers en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de Stichting van de Arbeid, overgenomen. Dit Sociaal Akkoord is een ingrijpende wijziging op de eerder voorgenomen decentralisatie in het Sociaal Domein en specifiek op de decentralisatie op het gebied van Werk en Inkomen en de Participatiewet. Vooralsnog is er het voornemen om in de zomer van 2013 duidelijkheid te geven over hoe de decentralisatie op het gebied van Werk en inkomen precies wordt vormgegeven en welke gevolgen dit heeft voor de gemeenten, mede in het licht van de samenhang met de andere decentralisaties op het gebied van Jeugdzorg en AWBZ/WMO. Onderstaand de voor de onderhavige decentralisatieopgave Werk en Inkomen meest ingrijpende voornemens uit het Sociaal Akkoord. Infrastructuur 1. Perspectief is gericht op vorming 35 regionale werkbedrijven, die zorg dragen voor plaatsing van mensen bij werkgevers. Gemeenten hebben de lead bij de werkbedrijven, die met een commerciële inslag worden geleid. Werkgevers, werknemers en UWV doen mee in de leiding van het Werkbedrijf. Werkgevers kunnen bovendien meedoen in de financiering. 2. Instroom in het werkbedrijf wordt in de fase voorafgaand aan definitieve plaatsing betaald op uitkeringsniveau (proefplaatsing). Het Werkbedrijf bepaalt de loonwaarde op de werkplek in samenspraak met de werkgever. Het Werkbedrijf draagt zorg voor de noodzakelijke begeleiding op de werkplek. 3. Verkend zal worden of de keuring van werknemers door één organisatie kan plaatsvinden; dit zou een samenvoeging van UWV en CIZ betekenen. Wajong 4. De Wajong is per 1-1-2015 alleen nog toegankelijk voor mensen die volledig en duurzaam geen arbeidsvermogen hebben, iedere 5 jaar herkeuring. 5. Mensen die niet voor de Wajong in aanmerking komen kunnen een beroep doen op het Werkbedrijf voor begeleiding naar werk. Deze mensen komen formeel in dienst bij de gemeente, de gemeente verzorgt zo nodig een uitkering (bijstandsregime). 6. Het zittend bestand Wajong wordt herkeurd; mensen met arbeidsvermogen kunnen beroep doen op gemeente voor uitkering en/of ondersteuning bij re-integratie (bijstandsregime). 7. Ten vierde zijn er mensen die weliswaar gedeeltelijk inzetbaar zijn bij reguliere werkgevers, maar die nog geen werk hebben gevonden. Voor deze groep komt er een regeling die gemeenten in staat stelt door middel van individueel maatwerk voor kwetsbare groepen met een zorgbehoefte de effecten van de kostendelersnorm te compenseren. Voor die mensen met een zorgbehoefte worden de gevolgen van de kostendelersnorm gecompenseerd. Basis hiervoor is de indicatie van CIZ/GGD. Hiervoor wordt structureel € 100 mln. beschikbaar gesteld voor het gemeentefonds.
7
Beschut werk 8. De werkbedrijven organiseren beschut werk voor mensen die door lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking een zodanige mate van ondersteuning nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever verwacht mag worden dat hij deze mensen in dienst neemt. Dat laat onverlet dat een werkbedrijf de dienstbetrekking kan organiseren bij een reguliere werkgever met specifieke begeleiding, werkplekaanpassing e.d 9. Het kabinet gaat er in de berekeningen vanuit dat er 30.000 beschut-werkplekken beschikbaar moeten komen. 10. Beloningsregime: loonkostensubsidie en aansluiten bij CAO werkgever (regulier of gemeente). Verschil tussen 100% wml en loonwaarde is rekening overheid (loonkostensubsidie; maximaal 70% wml). Verschil tussen CAO-loon en 100% wml is rekening werkgever (regulier of werkbedrijf). 11. Per 1-1-2015 is er geen nieuwe instroom in de WSW meer. Mensen die niet meer in de WSW kunnen instromen kunnen beroep doen op het werkbedrijf voor begeleiding naar werk. Het zittende bestand WSW blijft onder huidig wettelijk WSW-regime. Inzet op zoveel mogelijk plaatsen van WSW-ers bij reguliere werkgevers. Efficiencykorting WSW verspreid over zes jaar oplopend tot 290 miljoen euro. Loonkostensubsidie 12. Mensen die niet aangewezen zijn op beschut werk en met een productiviteit < 80% wml kunnen worden geplaatst bij een werkgever, beloning conform CAO-werkgever. 13. Verschil tussen 100% wml en loonwaarde is rekening overheid (loonkostensubsidie; maximaal 70% wml). Verschil tussen CAO-loon en 100% wml is rekening werkgever. 14. De mobiliteitsbonus is niet van toepassing op de groep die met loonkostensubsidie aan het werk gaat. Baangarantie 15. Werkgevers in de marktsector stellen zich vanaf 2014 garant voor een toenemend aantal extra banen voor mensen met een beperking. De groei van het jaarlijkse aantal extra banen neemt geleidelijk toe. De toename in 2014 bedraagt 2,5 duizend; in 2015 bedraagt de toename 5 duizend extra banen. Hierna groeit de jaarlijkse toename geleidelijk tot 10 duizend in de periode 2020 - 2026. De werkgevers in de marktsector stellen zich daarmee vanaf 2026 garant voor een cumulatief aantal van 100 duizend extra banen voor mensen met een beperking. 16. De overheid zal in aanvulling hierop vanaf 2014 gedurende 10 jaar jaarlijks 2,5 duizend extra banen openstellen mensen met een beperking. De overheid stelt zich daarmee garant voor cumulatief 25 duizend extra banen vanaf 2024. Met de overheidswerkgevers worden nadere afspraken gemaakt hoe dit kan worden gerealiseerd. 17. In de wet wordt een quotum vastgelegd met de genoemde jaarlijkse aantallen, waarbij een structurele situatie bereikt wordt in 2025. Het quotum wordt geactiveerd op het moment dat het aantal afgesproken banen niet tot stand komt. Dit wordt voor het eerst eind 2016 gemeten, dan zouden er minimaal 11.000 extra banen voor mensen met een beperking moeten zijn gerealiseerd in de marktsector. De activering van het quotum start na overleg met de sociale partners en gemeenten. 18. Sociale partners nemen maatregelen die ervoor zorgen dat minder mensen een beroep hoeven te doen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering uit de WIA. De maatregelen richten zich op verdere versterking van de inzet op preventie en re-integratie met name voor vangnetters en de groep WGA 80-100. Sociale partners komen in 2014 met concrete maatregelen die uiterlijk per 2015 kunnen worden ingevoerd. Er wordt hiervoor taakstellend 150 mln euro structureel ingeboekt. De effecten van de maatregelen worden gemonitored.
8
2. Korte beschrijving stand van zaken wetgevings/decentralisatieproces op Rijksniveau De beoogde invoeringsdatum van de Particpatiewet was 1 januari 2014. De datum is als gevolg van het Sociaal Akkoord een jaar opgeschoven, dus naar 1 januari 2015. Verder was het voornemen om per 1 juli 2014 op onderdelen van de WWB te wijzigen (huishouduitkeringstoets, LDT, enz.). Of en zo ja wanneer dit doorgaat is, gezien alle voorgenomen ingrijpende wijzigingen, ook onduidelijk.
9
Kernbeschrijving decentralisatieopgave AWBZ (WMO) 1. Korte (kwantitatieve) beschrijving taak/opgave In het regeerakkoord is opgenomen dat de functies begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf van de AWBZ over gaan naar gemeenten. Reden voor deze decentralisatie is dat gemeenten dichter bij de burgers staan en daardoor beter in staat zijn om burgers op een adequate manier te compenseren. Het financiële argument speelt ook een belangrijke rol. De kosten voor de AWBZ blijven stijgen en VWS wil met deze maatregelen een aanzienlijke besparing realiseren. Daarnaast wordt de hulp bij het huishouden onderdeel van een breed ondersteuningspakket en worden een aantal zorgzwaartepakketten afgeschaft waardoor meer mensen langer thuis zullen blijven wonen. Naast deze maatregelen vindt intensivering plaats van de wijkverpleging en de sociale wijkteams en worden de middelen voor cliëntondersteuning (MEE) overgeheveld naar gemeenten. Onderstaand de voor de onderhavige decentralisatieopgave Transitie AWBZ en de meest ingrijpende voornemens uit de kabinetsvisie op langdurige zorg.
1.
Per 2015 komen de huidige aanspraken op extramurale zorg, kortdurend verblijf en bijbehorend vervoer in de AWBZ te vervallen. Deels wordt dit opgenomen in de Wmo. 75% van de bijbehorende budgetten wordt overgeheveld naar gemeenten.
2.
Per 2015 kan geen aanspraak meer worden gemaakt op de extramurale functie persoonlijke verzorging in de AWBZ. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning en ontvangen 85% van het budget.
3.
Huishoudelijke hulp blijft, in tegenstelling tot eerdere plannen, in 2014 ook voor nieuwe cliënten beschikbaar. Het bestaande budget zal wél per 2015 met 40% gekort worden.
4.
Onderzocht wordt nog hoe begeleid wonen (ggz) dat gericht is op participatie, in het gemeentelijke domein wordt opgenomen.
5.
Cliëntondersteuning blijft bestaan, zodat een cliënt zich kan laten bijstaan bij de aanvraag. De AWBZ-middelen hiervoor worden overgeheveld naar gemeenten.
6.
Er komt een recht op het persoonsgebonden budget (pgb) in de Wmo. Voor dat pgb gaan wel strenge regels gelden
De decentralisatie van de AWBZ, de korting op de hulp bij het huishouden en de afschaffing van een aantal Zorgzwaartepakketten vormt voor gemeenten een majeure en complexe operatie. Bij deze decentralisatie is niet alleen sprake van het één op één overnemen van taken (transitie), maar tegelijkertijd ligt er een evidente noodzaak om te komen tot omvorming van het systeem (de transformatie) in aansluiting op de doorontwikkeling van de Wmo. Deze transformatieopgave wordt ingegeven door de onbetaalbaarheid van het huidige systeem in de toekomst. Het beroep op zorg en ondersteuning enerzijds blijft groeien door de vergrijzing en er wordt anderszijds door het Rijk gekort op de middelen. Binnen de huidige Wmo zijn we al gestart met de kanteling, maar met de nieuwe taken wordt de transformatie veel omvattender. Dit is de opgave op de lange termijn.
10
Daarnaast wordt het ‘dossier AWBZ’ gekenmerkt door:
Een grote diversiteit in doelgroepen qua leeftijd en aard van de beperkingen (somatische en psychogeriatrische beperkingen, psychiatrische stoornissen, verstandelijke, lichamelijke en zintuigelijke beperkingen en combinaties daarvan). Een grote verscheidenheid aan vormen van begeleiding. Bijvoorbeeld individueel/groepsgewijs, dagverzorging voor demente ouderen tot leerwerkbedrijven voor GGZ-cliënten, ondersteuning bij zelfstandig wonen, opvoeden en in het onderwijs, etc. Een overlap met doelgroepen uit de decentralisatie jeugdzorg en de Participatiewet. Eerdere bezuinigingsmogelijkheden van het Rijk die mogelijkheden voor zorg en ondersteuning al flink hebben ingeperkt bijvoorbeeld het wegvallen van de grondslag psychosociaal voor AWBZ-zorg, de pakketmaatregel AWBZ (waarbij ondersteuning bij lichte beperkingen verviel) en de strengere criteria bij de toekenning van intramurale zorg.
2. Korte beschrijving stand van zaken wetgevings/decentralisatieproces op Rijksniveau Recent is de brief van de staatssecretaris verschenen over de hervorming van de langdurige zorg. Deze brief is een nadere uitwerking van maatregelen die al in het Regeerakkoord werden genoemd. Naar verwachting wordt in het vierde kwartaal 2013 het wetsvoorstel Wmo naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit betekent dat er minder dan een jaar tijd beschikbaar is tussen de vaststelling van de wet en de invoering. Het Rijk en de VNG hebben onlangs een financieel onderhandelingsakkoord bereikt op macroniveau. De verdeling over gemeenten komt naar verwachting pas beschikbaar in de septembercirculaire.
11
Kernbeschrijving decentralisatieopgave Jeugdzorg, inclusief Passend Onderwijs 1. Korte (kwantitatieve) beschrijving taak/opgave Per 1 januari 2015 vindt de overdracht plaats van de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheden van de jeugdzorgtaken van het Rijk, de Provincie, de AWBZ en de Zorgverzekeringswet naar de gemeente. Naast de transitie wordt een zorginhoudelijke verandering nagestreefd (de transformatie). Er moet meer aandacht komen voor het versterken van de opvoeding, meer gewerkt moeten worden aan het herstel en het bevorderen van de eigen kracht en autonomie van kinderen en hun opvoeders. Dat vraagt om een andere manier van denken en handelen en om integrale hulp op maat. Verwacht wordt dat deze zorgvernieuwing zal leiden tot een afnemend beroep op gespecialiseerde jeugdzorg. Bij de decentralisatie van de jeugdzorg spelen de ontwikkelingen rond het passend onderwijs een belangrijke rol. Er is een sterke wederzijdse samenhang. Het passend onderwijs is dan ook een belangrijk thema binnen de decentralisatie van de jeugdzorg. De gemeenten in de regio Eemland, te weten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Leusden, Eemnes, Soest en Woudenberg bereiden zich gezamenlijk voor op de transitie van de jeugdzorg en benutten de transitie om het stelsel van ondersteuning, hulp en zorg te vernieuwen en te verbinden met de overige transities in het sociale domein. Er is een regionale projectplan Zorg voor de jeugd waarin staat beschreven hoe zij gezamenlijk optrekken in deze opdracht. Elke gemeente stelt een aanvullend plan op voor hun lokale situatie. Uitgangspunt is en blijft dat lokaal gebeurt wat lokaal moet of kan. Uitgangspunt is dat per 1 januari 2015 de overdracht van de jeugdzorg is geregeld en dat alle kinderen en jongeren die jeugdzorg nodig hebben veilig over de drempel kunnen. Parallel aan dit traject zal de noodzakelijk inhoudelijke vernieuwing plaats moeten vinden. De transformatie . Deze transformatie zal uiteraard doorlopen na 1 januari 2015. Onderstaand de voor de onderhavige decentralisatieopgave Jeugdzorg de meest ingrijpende voornemens. Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle jeugdzorg die nu onder het rijk, de provincies, de gemeente, de AWBZ en de ZvW valt.Het gaat om alle onderdelen die onder de verzamelnaam jeugdzorg vallen: provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdbescherming (voogdij en gezinsvoogdij), jeugdreclassering, jeugd-geestelijke gezondheidszorg (jeugd-ggz) en Jeugd-licht verstandelijk gehandicapten hulp (jeugd-lvg). In het Conceptwetsvoorstel Jeugdwet d.d. 18 juli 2012 zijn voor de gemeente de volgende ‘extra’ taken beschreven : 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
12
laagdrempelige en herkenbare opvoed- en opgroei advies/ondersteuning en toegang tot jeugdhulp, het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp, het adviseren van professionals die zich zorgen maken over een jeugdige, en het samenhangend organiseren van de toegang tot de raad voor de kinderbescherming en het gedwongen kader. versterken opvoedkundig klimaat: cultuur, waarborgen voor veiligheid; voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp; voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen; verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming; aanwijzen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon;
2. Korte beschrijving stand van zaken wetgevings/decentralisatieproces op Rijksniveau Eind januari 2013 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen Rijk, VNG en IPO over de concept Jeugdwet. Na een uitgebreide inspraakronde is de concept Jeugdwet aangepast. De verwachting is dat de wet in juni 2013 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Vanaf dat moment zal de precieze tekst van de wet openbaar worden gemaakt. De geplande inwerkingtreding van de wet is 1 januari 2015. De inwerking treden van de wet rond het passend onderwijs is voorzien op 1 augustus 2014.
13
14