SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIË Jaarrapport 2007
Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel | België www.iph.fgov.be
Epidemiologie | september 2008 | Brussel, België Intern referentienummer : 2008/024 Depotnummer of ISSN : D/2008/2505/39
DEFRAYE A. SASSE A. 02/642.57.05 (Ann Defraye)
[email protected] 02/642.50.39 (André Sasse)
[email protected]
Dit project werd gefinancierd door
Vlaamse Overheid - Vlaamse Agentschap Zorg & Gezondheid
Ministère de l’Enfance, de l’Aide à la Jeunesse et de la Santé de la Communauté française
Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.
2
Het programma SOA/HIV-surveillance van het WIV wenst alle artsen te bedanken die bijgedragen hebben tot de aanlevering van de gegevens voor deze studie.
© Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel 2008 Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder akkoord van het WIV. 3
4
INHOUDSOVERZICHT
SAMENVATTING - AANDACHTSPUNTEN
7
1 INLEIDING
9
2 METHODE
11
3 ACTIVITEIT EN SAMENSTELLING VAN HET PEILNETWERK IN 2007
13
4 VERDELING VAN DE SOA -DIAGNOSES
15
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
VERDELING NAAR TYPE VAN MEDISCHE SITE VERDELING NAAR GESLACHT EN LEEFTIJD VERDELING NAAR SEKSUELE GEAARDHEID AANLEIDING TOT DE CONSULTATIE REÏNFECTIES SYMPTOMEN
15 16 18 19 20 21
5 BESCHRIJVING VAN DE PATIËNTEN
23
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
23 24 25 28 29
5.5.1 5.5.2 5.5.3
VERDELING NAAR GESLACHT EN LEEFTIJD VERDELING NAAR WOONPLAATS, NATIONALITEIT EN NIVEAU VAN ONDERWIJS VERDELING NAAR RISICOFACTOREN HOUDING T.O.V. DE HIV-TEST SEROLOGIE VAN HEPATITIS B, HEPATITIS C EN SYFILIS HEPATITIS B HEPATITIS C SYFILIS
29 29 29
6 BESCHRIJVING PER SOA –DIAGNOSE
31
6.1 CHLAMYDIA -INFECTIE EN PELVIC INFLAMMATORY DISEASE (PID)
31
6.1.1 6.1.2 6.1.3
31 32 32
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE VERGELIJKING 2005-2007 INTERNATIONALE VERGELIJKING
6.2 GONORROE 6.2.1 DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE
33 33
6.2.2 6.2.3 6.2.4
34 35 35
VERGELIJKING 2005-2007 INTERNATIONALE VERGELIJKING RESISTENTIEGEGEVENS
6.3 SYFILIS
36
6.3.1 6.3.2 6.3.3
36 37 37
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE VERGELIJKING 2005-2007 INTERNATIONALE VERGELIJKING
6.4 GENITALE WRATTEN
38
6.4.1 6.4.2 6.4.3
38 39 39
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE VERGELIJKING 2005-2007 INTERNATIONALE VERGELIJKING
5
6.5 GENITALE HERPES
40
6.5.1 6.5.2 6.5.3
40 41 41
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE VERGELIJKING 2005-2007 INTERNATIONALE VERGELIJKING
6.6 TRICHOMONAS-INFECTIE
42
6.6.1 6.6.2
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE VERGELIJKING 2005-2007
42 42
6.7 LYMPHOGRANULOMA VENEREUM (LGV)
43
6.7.1 6.7.2
43 44
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE INTERNATIONALE VERGELIJKING
6.8 HEPATITIS C
44
6.8.1 6.8.2
44 44
DETERMINANTEN VAN DE INFECTIE INTERNATIONALE VERGELIJKING
7 SOA EN HIV CO-INFECTIE
45
8 VERGELIJKING MET ANDERE SOA -REGISTRATIEGEVENS IN BELGIË47 8.1 PEILNETWERK VAN LABORATORIA VOOR MICROBIOLOGIE (15) 8.2 VERPLICHTE AANGIFTE AAN DE GEZONDHEIDSINSPECTIE (17,18) 8.3 SCREENING VAN BLOEDDONOREN DOOR HET RODE KRUIS
47 48 48
9 DISCUSSIE
49
10 CONCLUSIE
51
11 BIJLAGEN
53
11.1 REGISTRATIEFORMULIER EN DIAGNOSECRITERIA 11.2 LIJST VAN DEELNEMENDE ZIEKENHUIZEN EN DIENSTEN 11.3 REFERENTIES
53 59 60
6
Samenvatting - aandachtspunten De heropleving van sommige Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) geobserveerd in West -Europa eind jaren ’90 heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om over meer informatie te beschikken betreffende de verdeling, de evolutie en de determinanten van deze infecties. Het peilnetwerk van clinici voor SOA -surveillance in België, opgestart in oktober 2000, bestaat uit vrijwillig deelnemende gynaecologen, dermatologen, huisartsen, internisten, urologen, centra voor seksuele voorlichting en familiale planning, SOA klinieken en medische studentencentra. Begin 2008 bestaat het netwerk uit 48 deelnemende sites, verspreid over het land. Nieuwe SOA –episodes worden door de vaststellende arts geregistreerd en maandelijks opgestuurd naar het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV), afdeling epidemiologie. De doelstellingen zijn om risicogroepen te identificeren voor preventie en in een later stadium ook trends in SOA –incidentie op te volgen. 9 In 2007 werden 345 SOA –diagnoses geregistreerd bij 326 mannen en 319 SOA – diagnoses bij 298 vrouwen. Bij 6% van de patiënten werden meerdere SOA tegelijk gediagnosticeerd (N=48). 9 Meer dan de helft (52%) van de mannelijke patiënten was homo/biseksueel (MSM 1 ). Chlamydia was de meest frequente SOA –diagnose bij vrouwen, syfilis bij MSM en genitale wratten bij heteroseksuele mannen. Chlamydia wordt vaker vastgesteld bij jonge vrouwen (15-24 jaar) in vergelijking tot bij oudere vrouwen, terwijl syfilis meer wordt vastgesteld bij mannen tussen 35 en 44 jaar oud. 9 Een vierde van de syfilisdiagnoses betreft een reïnfectie. Het merendeel van de reïnfecties wordt gediagnosticeerd bij MSM. Eenentachtig percent van de mannen geregistreerd met een reïnfectie zijn HIV-positief (N=30). 9 Voor 69% van alle geregistreerde patiënten was de HIV –status gekend; 20% onder hen was HIV –positief (N=87), waaronder vooral MSM (N=78). De helft van de MSM geregistreerd met één of meerdere nieuwe SOA-episodes in 2007 is HIVpositief; deze proportie blijft constant tussen 2005 en 2007 maar ligt onrustwekkend hoog. 9 Uit een vergelijking van de jaren 2005 tot 2007 blijkt dat het jaarlijkse aantal geregistreerde SOA-diagnoses vrij stabiel blijft, hoewel voor Chlamydia en gonorroe een lichte stijging wordt waargenomen tussen 2005 en 2007. Het aantal syfilisdiagnoses bij MSM daalde significant tussen 2005 en 2006, maar stijgt opnieuw tussen 2006 en 2007. Ook werden in 2007 meer LGV-diagnoses onder MSM gerapporteerd dan in 2006. De andere informatiebronnen over SOA in België geven een stijgende incidentie aan van zowel Chlamydia, gonorroe als syfilis. 9 Deze bevindingingen geven aan dat aangepaste preventieactiviteiten gericht naar MSM noodzakelijk blijven. 9 De toenemende incidentietrend van Chlamydia-infecties en de determinanten hiervan dienen nader te worden onderzocht. De toename geobserveerd tussen 2006 en 2007 door het labopeilnetwerk kan niet worden toegeschreven aan een toegenomen gebruik van meer gevoelige testmethodes. Het is van belang om het bewustzijn voor deze infectie in de algemene populatie te verhogen.
1
MSM: Mannen die Seks hebben met Mannen 7
8
1 Inleiding Van 1990 tot 1996 nam de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) deel aan een Europees project: "European Networks for the Surveillance of HIV Infections in Sentinel populations of Sexually Transmittable Disease (STD) patients. A Concerted Action Project of the European Union (Division for Research) Brussels". Bij de evaluatie van dit project in april 1998 waren de deelnemende artsen bereid mee te werken aan de uitbouw van een SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoeningen) surveillancesysteem in België(1) verder benoemd als "SOA -surveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België". Andere gegevens voor België in verband met de SOA-bevraging komen hoofdzakelijk van twee bronnen. Enerzijds is er de verplichte aangifte wat betreft gonorroe, syfilis en hepatitis B zowel voor de Vlaamse gemeenschap als voor de Franse gemeenschap. Anderzijds is er het Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie (peillaboratoria) die de trends betreffende N. gonorrhoeae (gonorroe) en C. trachomatis (Chlamydia) wekelijks registreren sinds 1986. Sinds 2001 is ook T. pallidum (syfilis) opgenomen in dit laatste opvolgingssysteem. Beide bronnen bieden weinig specifieke epidemiologische gegevens. Voor 2000 bestond er in België nog geen surveillancesysteem dat informatie over andere SOA -diagnoses dan de hierboven vermelde registreerde, in het bijzonder over bepaalde SOA die het meest worden gediagnosticeerd in België, zoals genitale wratten. Bovendien is het verzamelen van informatie over seksueel gedrag en risicofactoren essentieel voor het plannen van preventiestrategieën. Het peilnetwerk biedt dus gegevens waarnaar preventieorganisaties en studenten vragen en antwoordt eveneens op vragen die artsen zich stellen over SOA en de evolutie van SOA in België. Dit rapport is samen met vorige SOA -rapporten, andere publicaties van het SOA peilnetwerk en informatie over de HIV/AIDS -surveillance in België te raadplegen op de website www.iph.fgov.be/epidemio/aids. Aangezien de overdracht van HIV bij bepaalde SOA is verhoogd(2), is de opvolging van SOA ook een belangrijk element binnen het kader van de epidemiologie van HIV/AIDS, en draagt bij aan de ondersteuning van volksgezondheidsinterventies. De opvolging van SOA via een peilnetwerk van artsen biedt de gelegenheid om de informatie van de peillaboratoria en de verplichte aangifte aan te vullen. De resultaten van dit rapport vormen een aanzet om op langere termijn trends van SOA in België te kunnen bestuderen. Daarnaast zullen deze ons toelaten een vergelijking te maken met gegevens van andere Europese landen. België maakt deel uit van het ESSTI (European Surveillance of STI)-netwerk, opgericht in 2001. ESSTI is een werkgroep samengesteld uit verantwoordelijken voor SOA -surveillance en microbiologen uit SOA -referentiecentra van 25 landen. De doelstellingen van dit netwerk zijn samenwerking, kwaliteitsverhoging en facilitatie van informatieverspreiding. In april 2003 lanceerde ESSTI een waarschuwing- en responssysteem om onverwachte SOA -opstoten tijdig te detecteren, ESSTI alert genaamd. De informatie verzameld door dit systeem wordt gecommuniceerd aan alle ESSTI –medewerkers en wordt gepubliceerd in een driemaandelijks feedbackrapport. Meer informatie is terug te vinden op de website www.essti.org.
9
10
2 Methode De hiernavolgende gegevens werden ingezameld via een Belgisch peilnetwerk van gynaecologen, dermatologen, huisartsen, internisten, urologen, centra voor seksuele voorlichting en familiale planning, SOA -klinieken en medische studentencentra. Een "site" kan een privé praktijk van één of meerdere artsen zijn of een dienst van een ziekenhuis of een medisch centrum waar één of meerdere artsen werken. De registratie gebeurt op vrijwillige basis. Een pilootstudie werd gedurende de maanden mei en juni 2000 opgezet(3). Uitgaande van de praktijken die deelnamen aan de pilootstudie heeft het WIV het netwerk uitgebreid. Alle artsen die hadden deelgenomen aan het Europees project werden aangeschreven. Verder werd ook contact genomen met de beroepsvereniging van de Belgische verloskundigen en gynaecologen. Ook persoonlijke contacten hebben bijgedragen tot het uitbreiden van het bestaande netwerk. Het SOA -surveillancesysteem is gebaseerd op een registratie van de gevallen gediagnosticeerd tijdens de consultatie. Aanvankelijk werd slechts gedurende vier maanden per jaar geregistreerd, namelijk van 1 oktober tot en met 31 januari. De bedoeling hiervan was de extra werklast die deelnemende artsen zouden ervaren te beperken. Na drie jaar functioneren en overleg met de deelnemende artsen werd besloten de registratieperiode te verlengen. Voor de vierde en vijfde registratieperiode werd de registratie uitgebreid naar 6 maanden per jaar, namelijk van 1 oktober tot en met 31 maart. In januari 2005 werd uiteindelijk beslist om vanaf dit jaar aan continue registratie te doen. Volgende SOA worden geregistreerd: Chlamydia-infectie, gonorroe, Trichomonasinfectie, herpes genitalis-infectie, syfilis, genitale wratten (HPV-infectie) of condylomen, PID (Pelvic Inflamatory Disease) en schaamluizen of pediculosis pubis. Tenslotte is er plaats voorzien voor de registratie van andere niet nader gespecificeerde SOA zoals Lymphogranuloma venereum (LGV), chancroïd en donovanosis (Granuloma inguinale). Bacteriële vaginose en vaginale schimmelinfecties worden niet beschouwd als SOA. In 2006 werd ook acute hepatitis C via seksuele overdracht bij homo/biseksuele mannen toegevoegd. Sommige infectieziekten, zoals laatstgenoemde, worden dus toegevoegd aan het registratieformulier tengevolge observaties in andere landen en in eigen land. Voor LGV worden de diagnoses beschouwd als een bevestigd, waarschijnlijk of mogelijk geval, op basis van de volgende criteria(4): Geval Bevestigd Waarschijnlijk Mogelijk LGV-pathologie of contact met Ja Ja Ja LGV-patiënt + + Chlamydia trachomatis + / onbekend serologie Invasieve titers PCR-urine of PCR-rectum of + + PCR-keel PCR genotype +
11
Een nieuw geval van SOA wordt gedefinieerd als zijnde een patiënt die consulteert voor een nieuwe of eerste periode van één of meerdere geselecteerde SOA, ongeacht of deze patiënt in eerste instantie consulteert voor een SOA -klacht of niet. De diagnoses vastgesteld bij een patiënt die consulteert voor een zwangerschap of voor een SOA -screening tellen mee. Patiënten met recidiverende herpesinfectie of genitale wratten zijn uitgesloten. Alleen een primo -infectie wordt geregistreerd voor die SOA. Voor Chlamydia, gonorroe en syfilis kan de arts aangeven of het om een reïnfectie gaat. Volgende epidemiologische variabelen worden genoteerd voor iedere patiënt: geboortejaar, geslacht, nationaliteit, woonplaats in België en scholingsgraad. Hierna noteert de arts de reden van de consultatie (dit betekent; of de SOA al dan niet het motief is voor de consultatie), het symptoom of de klacht en de gestelde diagnose. Voor de diagnoses genitale wratten, PID en schaamluizen worden geen specifieke symptomen gevraagd. De diagnostische criteria per SOA staan vermeld op het registratieboekje (zie bijlage p.58). De volgende gedragsvariabelen worden geregistreerd: seksuele geaardheid, aantal partners gedurende de laatste zes maanden, prostitutie, druggebruik, seksueel contact met een prostituee of/en drugverslaafde. Er is ook de mogelijkheid om aan te geven of de vermoedelijke besmetting in België of in het buitenland heeft plaatsgevonden. Tenslotte wordt de serologische status van de patiënt wat betreft Humaan Immunodeficiënt Virus (HIV), Hepatitis B virus (HBV), Hepatitis C Virus (HCV) en syfilis geregistreerd. Het peilnetwerk wordt maandelijks aangeschreven en de registratieformulieren/boekjes worden maandelijks opgestuurd (zie bijlage p.56 voorbeeld van registratieformulier). In februari wordt een herinneringsbrief opgestuurd naar de artsen van wie nog registratieboekjes ontbreken. Indien nodig (b.v. wanneer er geen registratieboekjes zijn toegestuurd) worden de artsen telefonisch gecontacteerd. De gegevensinvoer gebeurt anoniem. Indien belangrijke gegevens ontbreken wordt telefonisch, schriftelijk of per e-mail naar de bijkomende informatie gevraagd. De gegevens worden geanalyseerd met behulp van het statistische pakket STATA en worden voorgesteld en beschreven in een jaarlijks rapport.
Het programma SOA/HIV -surveillance van het WIV wenst alle artsen te bedanken die bijgedragen hebben tot de aanlevering van de gegevens voor deze studie.
12
3 Activiteit en samenstelling van het peilnetwerk in 2007 Begin 2008 bestaat het netwerk uit 48 sites. De samenstelling van deze 48 sites is de volgende: dermatologen 17 sites, huisartsen 14 sites, gynaecologen 6 sites, centra voor seksuele voorlichting en familiale planning 3 sites, medische studentencentra 3 sites, internisten 3 sites, urologen 1 site en SOA-kliniek (SOAconsultatie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG)) 1 site. Vier van de 48 sites registreerden niet gedurende de volle 12 maand: Eén site ging niet akkoord met de continue registratie omwille van de extra werklast en blijft 6 maand per jaar registreren zoals voorheen van toepassing was, namelijk gedurende de maanden januari, februari, maart en oktober, november, december. Eén nieuwe site werd gerekruteerd in 2007; deze ving de registratie aan in oktober. Tenslotte konden 2 sites gedurende enkele maanden niet registreren in 2007 vanwege ziekte. De 48 sites zijn gelegen in volgende provincies: 11 sites in de regio Brussel, 8 sites in Antwerpen, 6 sites in Oost-Vlaanderen, 7 sites in Henegouwen, 5 sites in Luik, 3 sites in West-Vlaanderen, 2 sites in Waals-Brabant, 2 sites in Vlaams-Brabant, 1 site in Limburg, 2 sites in Namen en 1 site in Luxemburg. In Figuur 1 wordt de verdeling van het aantal deelnemende sites in 2007 per provincie en per miljoen inwoners weergegeven. Dit geeft een idee van de geografische spreiding van het peilnetwerk. Fig. 1 : Verdeling van het aantal deelnemende sites in 2007 per provincie en per miljoen inwoners
13
14
4 Verdeling van de SOA -diagnoses 4.1 Verdeling naar type van medische site In 2007 werden er bij 48 deelnemende sites 624 patiënten met één of meerdere SOA gediagnosticeerd. Het totaal aantal gediagnosticeerde SOA bedraagt 664. Er is per maand geen grote variatie gevonden in het aantal geregistreerde SOA-diagnoses, hoewel in de maanden januari en oktober iets meer gevallen werden geregistreerd. Figuur 2 geeft een idee van de verdeling van de verschillende SOA-diagnoses naar type van medische site. Pediculosis pubis en andere SOA-diagnoses zijn niet in deze figuur opgenomen vanwege de kleine aantallen. Wat opvalt, is dat bij dermatologen vooral genitale wratten worden gediagnosticeerd (73% van de SOA). Meer dan de helft (53%) van alle geregistreerde condyloomdiagnoses komt van dermatologen. Meer dan de helft van de syfilisdiagnoses wordt in de SOA -kliniek gediagnosticeerd (53%). Chlamydia infecties worden in alle types van medische sites gediagnosticeerd; een groot aandeel Chlamydia –infecties wordt geregistreerd in de SOA -kliniek (22% van alle geregistreerde Chlamydia-diagnoses). De centra voor familiale planning en seksuele voorlichting en de medische studentencentra hebben respectievelijk 19% en 18% van de Chlamydia -infecties geregistreerd in 2007. Uit de grafiek blijkt dat er grote verschillen bestaan per medische site. De verdeling van de SOA -diagnoses wordt dus sterk bepaald door het relatieve aandeel van het type medische sites.
160 140
PID
120
condylomen
100
herpes
80 60
trichomonas
40
syfilis
20
gonorroe
0 lo ge n hu isa rt se gy n na ec ol og en ur ol fam og ilia en le p st lan ud nin en g te nc en tr um SO Akl ini ek in te rn ist en
chlamydia
m at o de r
Aantal geregistreerde diagnoses
Fig. 2 : Verdeling van de verschillende SOA -diagnoses naar type van medische site (2007)
Type van medische site
15
4.2 Verdeling naar geslacht en leeftijd Bij de vrouw worden Chlamydia -infectie (43%) en genitale wratten of condylomen (19%) het meest gediagnosticeerd. Bij de man worden syfilis (29%) en genitale wratten (25%) het meest gediagnosticeerd (Figuur 3 en Tabel 1). Fig.3 : Verdeling van de SOA -diagnoses naar geslacht (2007)
Chlamydia -infecties en genitale wratten zijn de meest voorkomende SOA bij mannen en vrouwen samen (tabel 1). In de categorie “andere” SOA-diagnose gaat het om LGV en acute hepatitis C via seksuele overdracht bij homoseksuele mannen. Tabel 1 : Verdeling volgens geslacht van de gerapporteerde SOA -diagnoses (2007) SOA-diagnose Mannelijk Vrouwelijk Totaal Chlamydia-infectie 71 (20,6%) 138 (43,3%) 209 (31,5%) Gonorroe 63 (18,3%) 11 (3,5%) 74 (11,1%) Syfilis 100 (29,0%) 12 (3,8%) 112 (16,9%) Trichomonas-infectie 26 (8,2%) 26 (3,9%) Herpes 11 (3,2%) 32 (10,0%) 43 (6,5%) Genitale wratten 85 (24,6%) 62 (19,4%) 147 (22,1%) PID 37 (11,6%) 37 (5,6%) Pediculosis pubis 1 (0,3%) 1 (0,15%) Andere 15 (4,4%) 15 (2,3%) N=345 (100%) N=319 (100%) N=664 (100%) Totaal
Bij 19 vrouwen en 19 mannen werden op hetzelfde moment 2 verschillende SOA gediagnosticeerd (6% van alle geregistreerde patiënten). Eén vrouw vertoonde 3 verschillende SOA (Chlamydia, Trichomonas en genitale wratten) op hetzelfde moment. Bij 9 van de 19 vrouwen (47%) kwam de combinatie van Chlamydia en PID voor. De vrouw met 3 SOA tegelijk betrof een 23-jarige Belgische vrouw. Zij werkte niet in de prostitutie maar vermeldde wel 2 tot 4 verschillende partners te hebben gehad in de 6 maand voorafgaand aan de SOA-consultatie.
16
Figuur 4 toont de verdeling van de meest frequent gerapporteerde SOA -diagnoses naar geslacht en leeftijdscategorie. Het verschil naar geslacht in deze leeftijdsverdeling valt meteen op. Bij de mannen worden syfilis en gonorroe vooral in de wat oudere leeftijdscategorie van 35-44 jaar gevonden. Chlamydia komt vooral in de jongere leeftijdscategorieën voor (15-34 jaar), terwijl genitale wratten vooral worden gediagnosticeerd in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar, maar in mindere mate bij jongeren van 15 tot 24 jaar. Bij de vrouwen zijn de jongere leeftijdscategorieën duidelijk het hoogst vertegenwoordigd, vooral voor Chlamydia -infecties (46% in de leeftijdscategorie 1524 jaar en 43% in de leeftijdscategorie 25-34 jaar). Fig. 4 : Verdeling van de meest frequent gerapporteerde SOA -diagnoses naar geslacht en leeftijdscategorie (2007)
50
diagnoses
Aantal geregistreerde SOA-
Geslacht: mannen
40
chlamydia
30
gonorroe
20
syfilis
10
condylomen
0 15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar >=55 jaar Leeftijdscategorie
70 60 diagnoses
Aantal geregistreerde SOA-
Geslacht: vrouwen
50 40
chlamydia condylomen
30 20
PID
10 0 15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar >=55 jaar Leeftijdscategorie
17
4.3 Verdeling naar seksuele geaardheid Bij de mannen ziet de verdeling van de SOA -diagnoses er anders uit bij opsplitsing naar seksuele geaardheid (figuur 5). Deze bespreking betreft enkel de gevallen voor wie de seksuele geaardheid is gekend (N=323; 94%). Bij homo/biseksuele mannen is syfilis het meest frequent, gevolgd door gonorroe. Vierentachtig percent van de syfilisdiagnoses bij mannen betreft homo/biseksuele mannen. Bij heteroseksuele mannen zijn genitale wratten het meest frequent, gevolgd door Chlamydia. Achtenzestig percent van de genitale wratten werden gediagnosticeerd bij heteroseksuele mannen.
Aantal geregistreerde SOA-diagnoses
Fig. 5 : Verdeling van de SOA -diagnoses bij mannen naar seksuele geaardheid (2007) 100 homo/biseksueel (N=184)
80
heteroseksueel (N=139)
60 40 20 0 syfilis
condylomen
chlamydia
gonorroe
herpes
andere
SOA-diagnose
18
4.4 Aanleiding tot de consultatie Tabel 2 toont de verdeling van de SOA -diagnoses volgens geslacht en volgens het motief van de consultatie voor de patiënten voor wie dit motief is gekend. Deze informatie is beschikbaar voor 55% van de SOA –diagnoses bij vrouwen (N=175) en voor 39% van de SOA –diagnoses bij mannen (N=136). De categorie “andere” SOA-diagnoses is niet in deze tabel opgenomen, aangezien de informatie slechts is gekend voor 2 mannen. Tabel 2 : Verdeling van de SOA -diagnoses volgens geslacht en volgens motief van de consultatie indien gekend (2007) SOA-diagnose Mannelijk Vrouwelijk Consult voor Consult Consult voor Consult een SOAomwille van een SOAomwille van klacht andere reden klacht andere reden dan SOAdan SOAklacht klacht Chlamydia-infecties 18 10 31 61 Gonorroe 23 2 4 5 Syfilis 21 24 3 4 Trichomonas-infectie 3 1 Genitale herpesinfectie 4 1 10 3 Condylomen (HPV) 29 2 18 20 PID 4 8 Totaal N=95 N=39 N=73 N=102 (70,9%) (29,1%) (41,7%) (58,3%)
Bij vrouwen werd in meer dan de helft (58%) van deze gevallen een SOA -diagnose gesteld tijdens een consultatie waarvan de aanleiding niet een SOA -klacht betrof; bij mannen betreft dit 29%. Bij vrouwen worden vooral Chlamydia -infecties vaak gediagnosticeerd ter gelegenheid van een consultatie met een ander motief dan een SOA -klacht (b.v. screening, consultatie voor een zwangerschap); bij twee op drie (66%) van deze diagnoses is dit het geval. Genitale herpes is de SOA bij vrouwen waarvoor het vaakst geconsulteerd wordt met een specifiek symptoom (77%). Meer dan de helft van de syfilisdiagnoses bij mannen werd gesteld tijdens een consultatie omwille van een andere reden dan een specifieke SOA -klacht. Gonorroe is de SOA bij mannen waarvoor het vaakst geconsulteerd wordt met een specifiek symptoom (92%). Ook voor genitale wratten wordt meestal geconsulteerd omwille van de specifieke symptomen bij mannen.
19
4.5 Reïnfecties Zoals vermeld in de methode, worden voor Chlamydia, gonorroe en syfilis vanaf 2007 ook reïnfecties gepreciseerd. In totaal werden 46 nieuwe SOA-episodes geregistreerd die reïnfecties betroffen, waarvan 29 syfilisdiagnoses, 8 Chlamydiadiagnoses en 8 gonorroediagnoses. Daarnaast werd nog een reïnfectie van Lymphogranuloma Venereum (LGV) gerapporteerd. Tabel 3 vertoont de verdeling van de reïnfecties naar diagnose en geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen. Het valt meteen op dat, uitgezonderd voor Chlamydia, het merendeel van de reïnfecties wordt gediagnosticeerd bij homo/biseksuele mannen. Tabel 3 : Verdeling van de geregistreerde reïnfecties naar SOA-diagnose, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen (2007) Mannelijk, Mannelijk, SOA-diagnose Mannelijk, Vrouwelijk Heteroseksueel Homo/biseksueel seksuele geaardheid onbekend 1 7 Chlamydia Gonorroe 1 4 1 2 Syfilis 29 LGV 1 -
Bij 6 personen geregistreerd met een reïnfectie werd simultaan een nieuwe episode van een andere SOA gediagnosticeerd. Het betreft 1 vrouw met een Chlamydiareïnfectie en een Trichomonas-infectie en 5 homo/biseksuele mannen met een syfilis-reïnfectie in combinatie met LGV in 2 gevallen, Chlamydia in 2 gevallen en acute hepatitis C in 1 geval. Eenentachtig percent van de mannen geregistreerd met een reïnfectie zijn HIVpositief (N=30). Twee onder hen ontdekten hun HIV-seropositiviteit ter gelegenheid van de SOA-consultatie; de andere 28 mannen kenden hun positieve HIV-serostatus sinds langer dan 3 maanden. Het percentage reïnfecties ligt hoger naarmate er meer seksuele partners worden gemeld. Van de 210 SOA-episodes waarbij één vaste partner in de voorgaande 6 maanden wordt gemeld, betreffen 2,4% reïnfecties; van de 159 episodes waarbij 2 tot 4 partners worden gemeld, betreffen 5,7% reïnfecties; van de 39 episodes waarbij 5 of meer partners worden gemeld, betreffen 15,4% reïnfecties.
20
4.6 Symptomen Tabel 4 toont de verdeling van de symptomen per SOA-diagnose en naar geslacht, indien een gespecificeerd symptoom werd aangeduid. Zoals vermeld in de beschrijving van de methode, worden voor de diagnose van genitale wratten, PID en schaamluizen of pediculosis pubis geen specifieke symptomen gevraagd. Tabel 4 : Verdeling van de symptomen per SOA -diagnose en naar geslacht (2007) SOA-diagnose Mannelijk Vrouwelijk uretritis proctitis genitale uretritis cervicitis genitale proctitis ulcus ulcus 47 6 3 67 Chlamydia (88,7%) (11,3%) (4,3%) (95,7%) Gonorroe
Syfilis
Herpes Trichomonas
56 (90,3%)
6 (9,7%)
-
1 (11,1%)
-
8 (88,9%)
-
-
7 (21,2%)
26 (78,8%)
-
-
1 (100%)
-
1 (14,3%)
-
6 (85,7%)
1 (3,7%) 1 (4,3%)
10 (37,0%) 22 (95,7%)
14 (51,9%) -
2 (7,4%) -
21
22
5 Beschrijving van de patiënten 5.1 Verdeling naar geslacht en leeftijd In 2007 betroffen de SOA -diagnoses geregistreerd door het peilnetwerk 326 mannen en 298 vrouwen. De man/vrouw verhouding is 1,1. Er zijn dus ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke patiënten, maar in de leeftijdscategorie van de jongeren (15-24 jaar) zijn er ruim 2 keer zoveel vrouwen als mannen vertegenwoordigd. Figuur 6 illustreert de verdeling van de SOA -patiënten naar geslacht en leeftijdscategorie. SOA worden het vaakst gediagnosticeerd bij personen tussen 20 en 29 jaar oud. Bij de vrouwen is de leeftijdscategorie van 20 tot 24 jaar het hoogst vertegenwoordigd (28%), bij mannen is dat die van 35 tot 44 jaar (34%). Fig. 6 : Verdeling van de patiënten volgens geslacht en leeftijdscategorie (2007)
Als bovenstaande verdeling wordt bekeken per type van medische site, dan valt deze verdeling enigszins anders uit voor bepaalde specialismen of centra. In de centra voor seksuele voorlichting en familiale planning ligt de man/vrouw ratio lager (0,2). De gynaecologen diagnosticeren nagenoeg uitsluitend vrouwelijke patiënten (soms ook een partner). De urologen diagnosticeren uitsluitend mannelijke SOA -patiënten. Bij de dermatologen en in de SOA -kliniek worden vooral mannelijke SOA -patiënten gediagnosticeerd; dit betreft respectievelijk 88% en 90% van de SOA -patiënten die deze sites registreerden in 2007. Bij de internisten, de huisartsen en in de medische studentencentra ligt de man/vrouw ratio rond 1. Voor de vrouwen geregistreerd door de gynaecologen en de internisten ligt de hoogst vertegenwoordigde leeftijdscategorie iets hoger (25-29 jaar). Voor de mannelijke patiënten geregistreerd door huisartsen is de leeftijdscategorie 25-29 jaar het hoogst vertegenwoordigd. In de centra voor seksuele voorlichting en familiale planning en in de medische studentencentra is voor beide geslachten de leeftijdsgroep 20-24 jaar duidelijk het hoogst vertegenwoordigd.
23
5.2 Verdeling naar woonplaats, nationaliteit en niveau van onderwijs In 97% van de gevallen is de verblijfplaats gekend (N=605). Onder hen hebben 17 patiënten een verblijfplaats buiten België (3%). Van alle patiënten is 79% van Belgische nationaliteit, 9% is Afrikaan(se), 8% is afkomstig uit een ander Europees land en 2% is afkomstig uit Azië. De nationaliteit is niet gekend voor 3% van de patiënten. Bij 58% van de gevallen is de scholingsgraad gekend (N=359). Zoals te zien is in figuur 7, is het hoger onderwijs (personen die studies volgden >18 jaar) het hoogst vertegenwoordigd (45% van de personen voor wie het niveau van onderwijs is gekend). Fig. 7 : Verdeling van de SOA -patiënten naargelang het niveau van onderwijs (hoogst behaalde diploma) (2007)
24
5.3 Verdeling naar risicofactoren We kennen de seksuele geaardheid van 92% van de SOA -patiënten geregistreerd in 2007. Bij de mannen vermeldt 41% een heteroseksuele geaardheid en 52% een homo/biseksuele geaardheid. In 7% van de gevallen is de seksuele geaardheid niet gekend. Bij de vrouwen vermeldt 89% een heteroseksuele geaardheid en 1% (N=4) een biseksuele of lesbische geaardheid; in 10% van de gevallen ontbreekt deze informatie. De verdeling naar seksuele geaardheid bij de mannen verschilt naar leeftijdscategorie (tabel 5). Het aandeel homo/biseksuele mannen overweegt vanaf 25 jaar, maar in de jongste leeftijdsgroep (20-24 jaar) overweegt het aandeel heteroseksuele mannen. Het aandeel mannen voor wie de seksuele geaardheid niet is gekend varieert echter tussen de verschillende leeftijdsgroepen (tabel 5). Tabel 5 : Verdeling van mannen naar seksuele geaardheid per leeftijdscategorie (2007) Leeftijdscategorie Heteroseksuele Homo/biseksuele Seksuele geaardheid mannen mannen onbekend 20-24 jaar (N=43) 25 (58,1%) 16 (37,2%) 2 (4,6%) 25-29 jaar (N=53) 19 (35,8%) 29 (54,8%) 5 (9,4%) 30-34 jaar (N=45) 19 (42,2%) 23 (51,1%) 3 (6,7%) 35-39 jaar (N=56) 19 (33,9%) 30 (53,6%) 7 (12,5%) 40-44 jaar (N=56) 21 (37,5%) 34 (60,7%) 1 (1,8%) 45-49 jaar (N=35) 10 (28,6%) 23 (65,7%) 2 (5,7%)
Bij de mannen melden 73 personen (22%) een vaste partner te hebben en 112 personen (34%) melden dat ze meer dan één partner hebben gehad in de 6 maand voorafgaand aan de SOA -consultatie. Bij de vrouwen gaat dit respectievelijk om 44% (N=131) en 24% (N=70). We hebben geen informatie over het aantal partners bij 37% (N=233) van de gevallen.
25
Figuur 8 illustreert de verdeling van de patiënten naar seksuele geaardheid en aantal partners in de 6 maanden voorafgaand aan de SOA -consultatie. Deze gegevens hebben enkel betrekking op de gevallen voor wie deze informatie is gekend (N=384; 62%). Hierbij valt op dat bij heteroseksuele personen de grootste proportie (49% bij de mannen en 65% bij de vrouwen) in de afgelopen 6 maanden slechts 1 seksuele partner had, terwijl bij homo/biseksuele mannen de grootste proportie (41%) 2 tot 4 seksuele partners heeft gehad in de 6 maanden voorafgaand aan de SOA consultatie. Zelfs de categorie “5 of meer partners” is bij homo/biseksuele mannen net iets hoger vertegenwoordigd dan de categorie “1 partner”. Fig. 8 : Verdeling van de patiënten naar seksuele geaardheid en aantal partners in de afgelopen 6 maanden (2007)
Wat betreft prostitutiebezoek en commercieel sekswerk: 4% (N=14) van de mannen meldt een contact met betaalde seksuele diensten in de afgelopen 6 maanden, maar voor 46% (N=150) zijn deze gegevens onbekend. Dertien percent (N=40) van de vrouwen is werkzaam als prostituee, voor 24% (N=71) zijn deze gegevens onbekend. Vier mannen zijn commerciële sekswerker; het betreft een 27-jarige biseksuele man afkomstig uit een ander Europees land, een 27-jarige biseksuele man afkomstig uit Azië, een 44-jarige heteroseksuele man uit Noord-Afrika en een 26-jarige homoseksuele man van Belgische nationaliteit. Van de 40 vrouwelijke prostituees hebben er 22 de Belgische nationaliteit, 9 zijn afkomstig uit een ander Europees land, 2 uit Afrika en 4 uit Azië; voor 3 vrouwen is deze informatie onbekend. De hoogst vertegenwoordigde leeftijdscategorie bij deze vrouwen is die van 20-29 jaar (N=28; 70%). De twee jongste vrouwen behoren tot de leeftijdscategorie 15-19 jaar. Het overgrote deel van de vrouwelijke prostituees (37 van de 40) geregistreerd in 2007 consulteerden in een medisch centrum dat zich specifiek richt tot deze groep.
26
Wat betreft intraveneus (IV) druggebruik; 3 mannen en 4 vrouwen (1%) vermelden seksuele contacten met een IV -druggebruiker; voor de helft van de personen zijn deze gegevens onbekend. Eén vrouw vermeldt IV -druggebruik; het betreft een 29jarige van Belgische nationaliteit; haar HIV-serostatus is negatief. Het is niet bekend of deze vrouw al dan niet werkzaam is in de prostitutie. Voor 19 mannen en voor 24 vrouwen (9% van het totale aantal patiënten) wordt vermeld dat de infectie met een SOA plaatsvond in het buitenland. Tabel 6 geeft de verdeling van deze patiënten weer naar geslacht en nationaliteit. Zowel bij de mannen als bij de vrouwen heeft meer dan de helft van deze personen de Belgische nationaliteit; op de tweede plaats volgen personen uit andere Europese landen. De leeftijdsverdeling van deze patiënten is gelijkaardig aan die voor de gehele groep geregistreerde SOA -patiënten. Tabel 6 : Verdeling van de SOA -patiënten die de infectie opliepen in het buitenland naar geslacht en nationaliteit (2007) Nationaliteit Mannen Vrouwen Totaal Belg 10 (52,6%) 14 (58,3%) 24 (55,8%) Ander Europees land 4 (21,1%) 5 (20,8%) 9 (20,9%) Subsaharisch Afrika 1 (5,3%) 3 (12,5%) 4 (9,3%) Noord-Afrika 3 (15,8%) 2 (8,3%) 5 (11,6%) Azië 1 (5,3%) 1 (2,3%) 19 (100%) 24 (100%) 43 (100%) Totaal
Bijna 2 op 3 mannen (63%) die een SOA opliepen in het buitenland melden een heteroseksuele geaardheid (N=12); voor één man is de seksuele geaardheid niet gekend. Bij vrouwen met een vermoedelijke besmetting in het buitenland is Chlamydia de meest frequente SOA-diagnose. Bij mannen betreft deze syfilis, zowel bij heteroseksuele mannen als bij homo/biseksuele mannen.
27
5.4 Houding t.o.v. de HIV-test Figuur 9 illustreert de verdeling van de geregistreerde SOA -patiënten naar geslacht en omstandigheden waarin de HIV –test werd afgenomen. Bijna de helft (43%;N=268) van de patiënten is getest ter gelegenheid van de SOA -consultatie, 26% (N=163) van de patiënten had zich al eerder laten testen. In 17% van de gevallen werd er geen test voorgesteld of werd nog nooit een test afgenomen (N=109). Bij 9% (N=54) is de HIV -test gepland voor een later tijdstip. Ten slotte weigerden 16 patiënten de test (3%). Voor 2% van de gevallen ontbreekt informatie hierover (N=14). Wat betreft de patiënten van wie de HIV -status is gekend (N=429; 69%); 20% (N=87) is HIV -positief, 80% (N=342) is negatief. Voor 31% (N=195) is de HIV -status niet gekend, onder wie 2 patiënten die wel werden getest voor HIV, maar voor wie het resultaat niet werd vermeld.
Fig. 9 : Verdeling van de geregistreerde SOA -patiënten naar geslacht en omstandigheden van HIV -test (2007)
28
5.5 Serologie van hepatitis B, hepatitis C en syfilis
5.5.1
Hepatitis B
Voor 63% (N=395) van de gevallen is er serologische informatie beschikbaar: van 14% (N=55) van de gekende gevallen is de serologie positief, 51% (N=200) is negatief en 35% (N=140) is gevaccineerd. Voor de vrouwen werkzaam in de prostitutie geregistreerd in dit netwerk ligt de proportie gevaccineerd voor hepatitis B hoger (64%); dit hangt samen met de deelname van een medisch centrum (preventief en curatief) dat zich richt tot deze risicogroep. Het voorstellen van een hepatitis B vaccinatie zou kunnen worden aanbevolen bij alle SOA -patiënten die nog niet geïmmuniseerd zijn, in het bijzonder bij personen die vaak wisselende seksuele contacten hebben zoals sekswerkers en MSM(5). De proportie MSM gevaccineerd voor hepatitis B en geregistreerd met een nieuwe SOA –episode in 2007 bedraagt 37%. Het insluiten van deze variabele in de registratie kan een aanzet geven tot het voorstellen van een vaccinatie. Van de 55 patiënten met een positieve serostatus voor hepatitis B, zijn er 50 mannen en 5 vrouwen (onder wie 2 prostituees). Van de 50 mannen zijn er 39 homo/biseksueel en 8 heteroseksueel; voor 3 mannen is de seksuele geaardheid onbekend. Voor 48 mannen en alle 5 vrouwen is de HIV -status gekend; 33 mannen en 1 vrouw zijn HIV -positief. De meest frequente SOA -diagnose onder deze 55 patiënten is syfilis (43%; N=26); 6 mannen werden tegelijk met twee verschillende SOA gediagnosticeerd. 5.5.2
Hepatitis C
Voor 45% (N=279) van de gevallen is een serologisch resultaat vermeld: 5% (N=13) van de gekende gevallen vermeldt een positieve serologie en 95% (N=266) vermeldt een negatieve serologie. De patiënten met een positieve serostatus voor hepatitis C zijn allen mannen, 11 met een homo/biseksuele geaardheid en 2 met een heteroseksuele geaardheid. Twaalf van de 13 mannen zijn HIV -positief. De meest frequente SOA -diagnose onder deze 13 patiënten is syfilis (N=7); 2 mannen werden met twee verschillende SOA gediagnosticeerd op het ogenblik van de consultatie. 5.5.3
Syfilis
Voor 59% (N=370) van de gevallen is het serologische resultaat beschikbaar; 36% (N=134) van de gekende gevallen vernoemt een positieve serologie en 64% (N=236) vernoemt een negatieve serologie. Het betreft 121 mannen (103 homo/biseksueel, 16 heteroseksueel en 2 van wie de seksuele geaardheid niet is gekend) en 13 vrouwen. Voor 115 mannen en 11 vrouwen is de HIV -status gekend; deze is positief voor 62 mannen (54%). Naast de 112 huidige syfilisdiagnoses werden er 36 andere SOA- diagnoses gesteld bij personen met een vroegere syfilisinfectie. De verdeling van deze 36 SOAdiagnoses is de volgende: gonorroe (N=12), Chlamydia- infectie (N=10), LGV (N=9), genitale wratten (N=2), acute hepatitis C (N=2) en genitale herpes (N=1).
29
30
6 Beschrijving per SOA –diagnose 6.1 Chlamydia -infectie en Pelvic Inflammatory Disease (PID) 6.1.1
Determinanten van de infectie
Een Chlamydia -infectie wordt in 66% van de gevallen gesteld bij vrouwen (N=138; cf. tabel 1 p.16). 66% van de vrouwen voor wie de informatie gekend is consulteerden omwille van een andere reden dan een SOA -klacht (tabel 2 p.19). Bij de mannen wordt de diagnose vaker naar aanleiding van een specifieke klacht gesteld (64% van de mannen van wie deze informatie gekend is; N=18). De gemiddelde leeftijd bij de vrouw is 26 jaar en bij de man 33 jaar. Bijna de helft (46%) van de vrouwen geregistreerd met een Chlamydia –infectie is jonger dan 25 jaar. Driekwart van de patiënten heeft de Belgische nationaliteit. Achttien personen zijn afkomstig uit een ander Europees land, 18 personen uit Afrika en 7 personen uit Azië. Voor 10 personen is de nationaliteit onbekend (5%). Bijna driekwart (74%) van de gevallen (56% bij de man en 83% bij de vrouw) meldt een heteroseksuele geaardheid en 37% van de mannen meldt een homo/biseksuele geaardheid. In 13% van de gevallen is de seksuele geaardheid niet gekend. Meer dan één vierde (28%; N=59) vermeldt meer dan één partner gedurende de laatste zes maanden (37% bij de mannen en 24% bij de vrouwen) en 23% (N=47) heeft gedurende de laatste zes maanden een vaste partner gehad (28% bij de vrouw en 11% bij de man). Voor ongeveer de helft (49%; 52% bij de mannen en 48% bij de vrouwen) zijn deze gegevens echter onbekend. Voor 91% (N=124) van het totale aantal gevallen dat is getest voor HIV (N=137; 66% van alle Chlamydia -gevallen) wordt een HIV -negatieve status gemeld. Voor 9% (N=13) onder hen wordt een HIV -positieve status gemeld. Het betreft 11 mannen (9 homo/biseksueel, 1 heteroseksueel, 1 onbekende seksuele geaardheid) en 2 vrouwen. De 11 mannen hebben de Belgische nationaliteit, beide vrouwen zijn afkomstig uit subsaharisch Afrika. Voor 71% (N=149) van de Chlamydia-patiënten is aangegeven of de infectie plaatsvond in België of in het buitenland. Onder hen werden 11 personen (7%) geïnfecteerd in het buitenland. Bij 9 Chlamydia-gevallen betrof het een reïnfectie (4%; cf. tabel 3 p.20). Negen vrouwen werden gelijktijdig gediagnosticeerd met Chlamydia en PID. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen gediagnosticeerd met PID is 29 jaar, iets ouder dan voor Chlamydia.
31
6.1.2
Vergelijking 2005-2007
In Tabel 7 wordt de verdeling van het aantal geregistreerde Chlamydia-diagnoses naar registratiejaar, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens afkomstig van de 35 sites die gedurende deze volledige periodes registreerden. Uit deze cijfers blijkt dat er een kleine stijging is van het totale aantal geregistreerde Chlamydia-diagnoses tussen 2005 en 2007. Deze stijging wordt voornamelijk geobserveerd bij MSM, maar is niet statistisch significant (met uitzondering van de stijging tussen 2005 en 2006 onder MSM; p=0,04). Tabel 7 : Aantal geregistreerde Chlamydia-diagnoses naar registratiejaar, geslacht en seksuele geaardheid voor mannen (gegevens 35 sites) 2005 2006 2007 Homo/biseksuele 14 29 24 mannen (MSM) Heteroseksuele mannen 27 30 30 Mannen, seksuele 5 6 5 geaardheid onbekend Vrouwen (alle) 93 100 95 Totaal 139 165 154
Voor wat betreft PID werden er 19 diagnoses geregistreerd in 2005, 21 in 2006 en 19 in 2007 (gegevens 35 sites). Het jaarlijkse aantal geregistreerde PID-diagnoses blijft dus min of meer constant. 6.1.3
Internationale vergelijking
Vergelijking van de gegevens van verschillende Europese landen wordt bemoeilijkt door verschillen in registratiesystemen en in de organisatie van de volksgezondheid. In Nederland wordt er een continue stijging van het jaarlijkse aantal Chlamydiagevallen waargenomen sinds 2003. In 2003 werden er 3782 gevallen opgetekend, in 2006 7085 gevallen en in 2007 7801 gevallen.(6) Maar hoewel het absolute aantal blijft stijgen, is er een stabilisatie in het percentage positieve testen sinds 2005.(7) In Zweden werd er tussen 1997 en 2006 een stijging geobserveerd van de Chlamydia –incidentie en dit zowel bij mannen als bij vrouwen. Ook tussen 2006 en 2007 blijft de incidentie er toenemen.(8) In Denemarken is de stijging al merkbaar sinds 1994 en is de proportie mannen onder de Chlamydia-gevallen geleidelijk gestegen van 23% in 1994 naar 37% in 2007. Het percentage positieve testen is toegenomen van 5,5% in 2000 naar 8,1% in 2007. Het aantal uitgevoerde analyses ligt 2% lager in 2007 dan in 2006, maar het aantal gedetecteerde gevallen ligt 4% hoger. De onderzoekers vermelden dat de toegenomen incidentie onder geteste gevallen tussen 2006 en 2007 mogelijks toe te schrijven is aan een hogere screeningactiviteit in de leeftijdsgroepen met een hogere prevalentie.(9) Ook in België wordt een toename waargenomen van het aantal geregistreerde gevallen tussen 2006 en 2007 (cf. p.47). Maar in Schotland(10) wordt een stabilisatie waargenomen tussen 2006 en 2007, dit na een stijgende Chlamydia -incidentie geobserveerd sinds 2001.
32
6.2 Gonorroe
6.2.1
Determinanten van de infectie
Er zijn 74 gevallen van gonorroe-infecties vermeld, waarvan 63 mannen (cf. tabel 1 p.16). Meer dan de helft (57%; N=36) van de mannen melden een homo/biseksuele geaardheid en 19 mannen melden een heteroseksuele geaardheid (30%). Voor 8 mannen is de seksuele geaardheid onbekend (13%). De gemiddelde leeftijd van de mannen bedraagt 34 jaar. Bijna drie op vier (73%) mannen gediagnosticeerd met gonorroe hebben de Belgische nationaliteit (N=46), 11 mannen zijn van Afrikaanse herkomst, 3 mannen zijn afkomstig uit een ander Europees land, 2 mannen uit Azië en voor de overige man is de nationaliteit niet gekend. Van de 11 vrouwen hebben 9 de Belgische nationaliteit, voor de overige 2 vrouwen is de nationaliteit niet gekend. Voor 25 mannen is het motief van de SOA -consultatie gekend; 23 onder hen consulteerden omwille van een specifieke SOA -klacht; meestal (bij 90% van de mannen voor wie hierover informatie beschikbaar is) betreft het symptoom uretritis (tabellen 2 p.19 en 4 p.21). Voor 45 mannen en 6 vrouwen werd aangegeven of de infectie plaatsvond in België of in het buitenland. Slechts 4 personen liepen de gonorroe-infectie op in het buitenland. Onder de personen voor wie de HIV -status is gekend zijn 17 personen (35%) HIV positief en 31 personen (65%) HIV -negatief. Voor 15 van de 17 HIV -positieve mannen was de seropositiviteit al gekend voor de SOA -consultatie. Het overgrote deel van deze HIV -positieve mannen zijn MSM (88%; N=15) en hebben de Belgische nationaliteit (82%; N=14). De hoogst vertegenwoordigde leeftijdscategorie bij deze mannen is die van 35-44 jaar. Bij 8 gonorroegevallen betrof het een reïnfectie (11%; cf. tabel 3 p.20).
33
Bij 8 mannen en 3 vrouwen werden naast de gonorroediagnose tegelijkertijd een andere SOA gediagnosticeerd. In totaal is er bij 15% van de gonorroediagnoses een multiple SOA –diagnose gesteld. Onderstaande tabel 8 toont de verdeling van de 11 patiënten volgens SOA –diagnose die naast gonorroe werd gesteld. De combinatie met een Chlamydia –infectie komt meest voor. Tabel 8 : Verdeling van de patiënten met gonorroediagnose volgens SOA –diagnose die naast gonorroe werd gesteld (2007) SOA -diagnose Mannen Vrouwen 4 2 Chlamydia Syfilis 4 PID 1 Totaal 8 3
6.2.2
Vergelijking 2005-2007
In tabel 9 wordt de verdeling van het aantal geregistreerde gonorroediagnoses naar registratiejaar, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens afkomstig van de 35 sites die gedurende deze volledige periodes registreerden. Er wordt algemeen een stijging geobserveerd in het aantal gonorroediagnoses geregistreerd tussen 2005 en 2006, en een stabilisatie tussen 2006 en 2007. De stijging tussen 2005 en 2006 geldt vooral voor homo/biseksuele mannen en voor vrouwen. Tussen 2006 en 2007 is er een stijging van het aantal gonorroediagnoses geregistreerd bij heteroseksuele mannen, en een daling bij homo/biseksuele mannen. Geen van deze veranderingen is statistisch significant. Globaal is er een toename van het aantal gonorroediagnoses tussen 2005 en 2007 (p=0,075). Tabel 9 : Aantal geregistreerde gonorroediagnoses naar registratieperiode, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen (gegevens 35 sites) 2005 2006 2007 Homo/biseksuele 29 40 32 mannen (MSM) Heteroseksuele mannen 8 9 17 Mannen, seksuele 3 8 8 geaardheid onbekend Vrouwen (alle) 5 12 8 Totaal 45 69 65
Bij heteroseksuele mannen doet de stijging tussen 2006 en 2007 zich vooral voor in de leeftijdscategorie 35-44 jaar, alsook in de leeftijdscategorie 15-24 jaar.
34
6.2.3
Internationale vergelijking
Vergelijking van de gegevens van verschillende Europese landen wordt bemoeilijkt door verschillen in registratiesystemen en in de organisatie van de volksgezondheid. De trends die worden waargenomen voor gonorroe in verschillende Europese landen zijn niet volledig gelijklopend. De gegevens voor 2007 afkomstig uit Zweden(8) en Denemarken(11) tonen een stabilisatie van de gonorroe-incidentie tussen 2005 en 2007, volgend op een stijging geobserveerd in de voorgaande jaren. In Nederland is het absolute aantal gevonden gonorroe-infecties gestegen sinds 2004, maar het percentage positieve testen is licht afgenomen, en dit zowel onder homo/biseksuele mannen, heteroseksuele mannen en vrouwen.(7) In Schotland wordt een toename van de gonorroe-incidentie waargenomen tussen 2006 en 2007.(10) Ook in België wordt een verdere toename vastgesteld (cf. p.47). 6.2.4
Resistentiegegevens
In Denemarken bleek 52% van de in 2007 onderzochte stalen resistent te zijn voor penicilline (tegenover 46% in 2006) en 57% resistent voor fluoroquinolones (tegenover 22% in 2006). (10) In Nederland werd een gevoeligheidsbepaling gedaan bij de helft van de gonorroegevallen geregistreerd in 2007. De resistentie tegen ciprofloxacine was 43% in 2007 (tegenover 38% in 2006), tegen tetracycline 30% (tegenover 33% in 2006) en tegen penicilline 14% (tegenover 15% in 2006). De resistentie tegen ciprofloxacine was het hoogst bij homo/biseksuele mannen (51% in 2007 en 45% in 2006), gevolgd door heteroseksuele mannen (31% in 2007 tegenover 29% in 2006) en vrouwen (28% in 2007 tegenover 21% in 2006). (7) De resultaten van het referentielaboratorium in België(15) tonen dat het aandeel resistente isolaten voor penicilline, tetracycline en ciprofloxacine niet significant is gewijzigd tussen 2006 en 2007. Het percentage isolaten resistent voor penicilline bedraagt 34,7% in 2007 tegenover 32,8% in 2006, voor tetracycline 49,0% in 2007 tegenover 50,9% in 2006 en voor ciprofloxacine 60,3% in 2007 tegenover 61,4% in 2006. Het aandeel isolaten resistent aan azithromycine is wel aanzienlijk gestegen van 1,8% in 2006 naar 3,1% in 2007. Alle isolaten waren gevoelig aan ceftriaxone en aan spectinomycine.
35
6.3 Syfilis
6.3.1
Determinanten van de infectie
In het totaal werden 112 gevallen van syfilis gediagnosticeerd waarvan 89% (N=100) van het mannelijke geslacht zijn (cf. tabel 1 p.16). De gemiddelde leeftijd is 38 jaar voor de mannen en 32 jaar voor de vrouwen. Het overgrote deel (84%; N=84) van de mannen vermelden een bi- of homoseksuele geaardheid en 15% (N=15) melden een heteroseksuele geaardheid; voor 1 man is deze informatie onbekend. Veertien mannen (14%) vermelden slechts één partner gedurende de laatste zes maanden, 42 mannen (42%) vermelden meer dan één partner. Voor 44% zijn de gegevens ontbrekend. De meeste mannen gediagnosticeerd met syfilis hebben de Belgische nationaliteit (89%). Zes mannen zijn afkomstig uit een ander Europees land (6%) en 3 mannen zijn afkomstig uit Afrika (3%); voor de overige man ontbreekt deze informatie. Van de 12 vrouwen hebben er 7 de Belgische nationaliteit, 4 vrouwen zijn afkomstig uit een ander Europees land en één uit Noord-Afrika. Van de Belgische vrouwen zijn er 2 werkzaam in de prostitutie. Een andere vrouw van Belgische nationaliteit meldt intraveneus druggebruik. Dertien mannen werden naast hun syfilisdiagnose tegelijkertijd met een andere SOA gediagnosticeerd (13%). De verdeling van de SOA is de volgende: gonorroe (N=4), LGV (N=4), acute hepatitis C (N=2), Chlamydia (N=2) en genitale wratten (N=1). Voor slechts 45 mannen (45%) is het motief van de consultatie gekend; meer dan de helft (53%) onder hen consulteerde omwille van een andere reden dan een SOA klacht (cf. tabel 2 p.19). Bij 29 syfilisgevallen betrof het een reïnfectie (26%; cf. tabel 3 p.20). De HIV -status is gekend voor 94% (N=105) van de gevallen : Meer dan de helft (62%) liet zich testen ter gelegenheid van de consultatie. Geen enkele vrouw is HIV- positief. Ongeveer de helft van de geteste mannen zijn HIV – positief (51%; N=48) onder wie 10 hun HIV -seropositiviteit hebben ontdekt ter gelegenheid van de consultatie. Dat betekent dus dat 38 patiënten gekende HIV seropositieven zijn (79%). Nagenoeg alle HIV -seropositieve mannen hebben een homoseksuele geaardheid (98%; N=47); 1 seropositieve man heeft een heteroseksuele geaardheid. De hoogst vertegenwoordigde leeftijdscategorie onder deze mannen is, net zoals voor gonorroe (cf. p.33), die van 35-44 jaar. Van de seropositieve mannen gediagnosticeerd met syfilis heeft 90% de Belgische nationaliteit (N=43). Voor 76 syfilisgevallen is informatie verzameld over de plaats waar de infectie plaatsvond (in België of in het buitenland); 11 onder hen werden geïnfecteerd in het buitenland. Het betreft 7 mannen (4 van Belgische nationaliteit, 1 uit een ander Europees land en 2 uit Noord-Afrika) en 4 vrouwen (3 afkomstig uit een ander Europees land en 1 van Belgische nationaliteit). Vier van de 7 mannen hebben een heteroseksuele geaardheid; 3 een homoseksuele geaardheid.
36
6.3.2
Vergelijking 2005-2007
In Tabel 10 wordt de verdeling van het aantal geregistreerde syfilisdiagnoses naar registratiejaar, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens afkomstig van de 35 sites die gedurende deze volledige periodes registreerden. Algemeen is er een significante daling in het aantal syfilisdiagnoses geregistreerd tussen 2005 en 2006 (p=0,024). De daling manifesteert zich vooral bij MSM (p=0,002). Tussen 2006 en 2007 wordt er weer een stijging geobserveerd in deze groep (niet statistisch significant; p=0,06), waardoor er uiteindelijk een stabilisatie wordt waargenomen tussen 2005 en 2007. Tabel 10 : Aantal geregistreerde syfilisdiagnoses naar registratieperiode, seksuele geaardheid voor de mannen (gegevens 35 sites) 2005 2006 Homo/biseksuele 81 63 mannen (MSM) Heteroseksuele mannen 11 10 Mannen, seksuele 5 6 geaardheid onbekend Vrouwen (alle) 5 3 Totaal 102 82
geslacht en 2007 77 12 1 8 98
De toename in het aantal syfilisdiagnoses onder MSM tussen 2006 en 2007 wordt vooral waargenomen in de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Henegouwen. Deze stijging manifesteert zich in de leeftijdscategorie 35-54 jaar.
6.3.3
Internationale vergelijking
Vergelijking van de gegevens van verschillende Europese landen wordt bemoeilijkt door verschillen in registratiesystemen en in de organisatie van de volksgezondheid. Bovendien bestaan er diverse gevalsdefinities voor de rapportage van syfilis; dit maakt de vergelijking nog moeilijker. Recente gegevens uit Schotland tonen een stabilisatie van de syfilisincidentie tussen 2006 en 2007.(10) Meer dan drie op vier (81%) van de gevallen voor wie de overdrachtswijze is gekend in 2006 en 2007, betreft homoseksuele overdracht. In Nederland schommelt het jaarlijkse aantal gerapporteerde gevallen van 861 in 2004 naar 699 in 2005, 779 in 2006 en 652 in 2007. (6) Bij heteroseksuele mannen daalde het aantal vroege syfilisdiagnoses tussen 2006 en 2007 met 42%, bij homo/biseksuele mannen met 10% en bij vrouwen met 14%. Over de lange termijn is in Nederland een lichte daling te zien van zowel het aantal diagnosen als het percentage positieve testen. Toch benadrukken de onderzoekers dat het aantal infectieuze gevallen onder homo/biseksuele mannen nog steeds hoog ligt.(7) Een stijgende trend tussen 2006 en 2007 wordt waargenomen in Zweden.(8) Dit is eveneens het geval in België (cf. p.47).
37
6.4 Genitale wratten
6.4.1
Determinanten van de infectie
Er zijn in totaal 147 gevallen van condylomen vermeld waarvan 85 bij mannen (cf. tabel 1 p.16). Bij de mannen werd in 81% van de gevallen de diagnose gesteld door een dermatoloog (N=69). Bij 57% van de vrouwen werd de diagnose gesteld door een gynaecoloog (N=35). De gemiddelde leeftijd is 29 jaar voor de vrouwen en 36 jaar voor de mannen. Bij de mannelijke patiënten voor wie de reden van de consultatie is gekend (N=31), is dit bijna altijd (in 29 van de 31 gevallen) een specifieke SOA -klacht (cf. tabel 2 p.19). Bij de vrouwelijke HPV- patiënten voor wie de reden van de consultatie is gekend (N=38) is er vaker geen specieke klacht (in 20 van de 38 gevallen). Er valt hier wel op te merken dat infecties veroorzaakt door de meeste types van HPV gewoonlijk geen genitale wratten teweegbrengen, waardoor het aantal gevallen van HPV in werkelijkheid hoger ligt(12). Tweeëntachtig percent meldt een heteroseksuele geaardheid (68% bij de man en 100% bij de vrouw) en 23% van de mannen meldt een homo/biseksuele geaardheid. Voor 5% is deze informatie onbekend. Meer dan de helft (56%; N=82) meldt een vaste partner gedurende de laatste zes maanden (51% bij de man en 63% bij de vrouw). In 14% van de gevallen is deze informatie onbekend. Het overgrote deel (87%) van de geregistreerde condyloompatiënten heeft de Belgische nationaliteit (N=128). Zes percent is afkomstig uit een ander Europees land (N=9), 5% uit Afrika (N=8) en 1% uit Azië (N=2). Voor 132 patiënten (90%) is de plaats van infectie gekend; 96% onder hen werd besmet in België. De 5 personen die condylomen opliepen in het buitenland betreffen 3 mannen (2 heteroseksueel, 1 homoseksueel) en 2 vrouwen. Twee van de 5 zijn afkomstig uit een ander Europees land, 1 uit Noord-Afrika, 1 uit Azië en de overige persoon heeft de Belgische nationaliteit. De HIV-status is gekend voor 90 patiënten (61%); 62 personen hebben een HIV -test tijdens de consultatie ondergaan. Twee personen zijn HIV –positief; de serostatus was al sinds langer dan 3 maand gekend. Het betreft 2 Belgische homoseksuele mannen.
38
Bij 4 vrouwen en 3 mannen werd naast condylomen ook nog een andere SOA diagnose gesteld (5%). Bij 1 vrouw werden gelijktijdig 3 verschillende SOA gediagnosticeerd: Chlamydia, Trichomonas en genitale wratten (cf. p.16). Tabel 11 toont de verdeling van de patiënten die gelijktijdig met 2 verschillende SOA werden gediagnosticeerd volgens SOA-diagnose die naast genitale wratten werd gesteld. Tabel 11 : Verdeling van de patiënten volgens SOA –diagnose die naast genitale wratten werd gesteld (2007) SOA -diagnose Mannen Vrouwen 2 2 Chlamydia Genitale herpes 1 Syfilis 1 Totaal 3 3
6.4.2
Vergelijking 2005-2007
In tabel 12 wordt de verdeling van het aantal geregistreerde condyloomdiagnoses naar registratiejaar, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens afkomstig van de 35 sites die gedurende deze volledige periodes registreerden. Er is weinig evolutie in het aantal condyloomdiagnoses geregistreerd tussen 2005 en 2007, zowel voor het totaal als voor de groepen naar geslacht en seksuele geaardheid. Tabel 12 : Aantal geregistreerde condyloomdiagnoses naar registratieperiode, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen (gegevens 35 sites) 2005 2006 2007 Homo/biseksuele 18 22 14 mannen (MSM) Heteroseksuele mannen 49 49 42 Mannen, seksuele 1 2 7 geaardheid onbekend Vrouwen (alle) 38 34 29 Totaal 106 107 92
6.4.3
Internationale vergelijking
Er zijn weinig recente epidemiologische gegevens over HPV beschikbaar in Europa. In Nederland wordt voor HPV een geleidelijke continue stijging genoteerd tussen 2003 en 2007, van 1922 gevallen naar 2061 gevallen. (6)
39
6.5 Genitale herpes
6.5.1
Determinanten van de infectie
Een primo herpesinfectie wordt vermeld in 43 gevallen. In 74% (N=32) van de gevallen is de diagnose gesteld bij vrouwen (cf. tabel 1 p.16). De gemiddelde leeftijd bedraagt 30 jaar, zowel voor de mannen als voor de vrouwen. Het merendeel (86%; N=37) vermeldt een heteroseksuele geaardheid; 64% (N=7) bij de man en 94% (N=30) bij de vrouw. Drie mannen hebben een homoseksuele geaardheid. Voor 2 vrouwen en 1 man is de seksuele geaardheid onbekend. Iets meer dan de helft (51%; N=22) meldt een vaste partner gedurende de laatste zes maanden: 27% bij de mannen en 59% bij de vrouwen. In 21% van de gevallen is het aantal partners gedurende de laatste zes maanden onbekend. Ongeveer driekwart (74%; N=32) van de geregistreerde patiënten gediagnosticeerd met genitale herpes heeft de Belgische nationaliteit. Verder zijn 2 personen afkomstig uit een ander Europees land en 7 personen uit Afrika. Voor de overige 2 personen is de nationaliteit onbekend. Van 37 geregistreerde herpesgevallen (86%) is gekend of de besmetting plaatsvond in België of in het buitenland; 6 personen onder hen werden besmet in het buitenland (16%). Het betreft 2 vrouwen uit Noord-Afrika, 1 vrouw uit een ander Europees land, 1 Belgische vrouw, 1 man uit Subsaharisch Afrika en 1 Belgische man. Voor 18 patiënten (13 vrouwen en 5 mannen) is het motief van de consultatie gekend; 10 vrouwen en 4 mannen consulteerden omwille van een specifieke SOA –klacht (cf. tabel 2 p.19). Achttien patiënten hebben zich tijdens de consultatie laten testen voor HIV en 4 waren al vroeger getest. Eén man is HIV –positief; zijn seropositiviteit werd ontdekt ter gelegenheid van de consultatie. Op het ogenblik van de consultatie was de man 21 jaar; overige risicofactoren zijn onbekend. Bij 2 vrouwen werd gelijktijdig een andere SOA gediagnosticeerd (5%). Het betreft een Chlamydia –diagnose en een condyloomdiagnose.
40
6.5.2
Vergelijking 2005-2007
In tabel 13 wordt de verdeling van het aantal geregistreerde herpesdiagnoses naar registratiejaar, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gegevens afkomstig van de 35 sites die gedurende deze volledige periodes registreerden. Er is weinig verschil in het aantal diagnoses van genitale herpes geregistreerd tussen 2005 en 2007, zowel voor het totaal als voor de groepen naar geslacht en seksuele geaardheid. Tabel 13 : Aantal geregistreerde herpesdiagnoses naar registratieperiode, geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen (gegevens 35 sites) 2005 2006 2007 Homo/biseksuele 3 6 1 mannen (MSM) Heteroseksuele mannen 7 9 5 Mannen, seksuele 1 1 geaardheid onbekend Vrouwen (alle) 16 12 17 Totaal 27 27 24
6.5.3
Internationale vergelijking
In Schotland wordt een toename van 17% waargenomen in het aantal geregistreerde herpesinfecties tussen 2006 en 2007.(10) De onderzoekers voegen eraan toe dat er hierin mogelijks een aandeel recurrente diagnoses vervat zit. De vrouw/man ratio in 2007 is 2,2, iets lager dan de ratio gevonden in dit peilnetwerk voor het jaar 2007 (2,9; cf. p.40). In Nederland wordt er een stijging geobserveerd sinds 2005, van 568 gevallen in 2005 naar 634 in 2006 en 671 in 2007. (6) Deze trends stemmen dus niet overeen met de observatie van het peilnetwerk van clinici in België.
41
6.6 Trichomonas-infectie
6.6.1
Determinanten van de infectie
Trichomonas-infecties zijn meer frequent bij vrouwen en werden gedurende het jaar 2007 uitsluitend bij vrouwen gediagnosticeerd (N=26; cf. tabel 1 p.16). De gemiddelde leeftijd van deze vrouwen bedraagt 30 jaar. De helft vermeldt 2 tot 4 verschillende sekspartners te hebben gehad in de 6 maanden voorafgaand aan de SOA-diagnose (N=13); 8 vrouwen vermelden 1 vaste partner in de laatste 6 maanden en voor 5 vrouwen is deze informatie onbekend. De meerderheid (69%) heeft de Belgische nationaliteit (N=18), maar deze proportie ligt iets lager dan voor de andere SOA. Verder zijn 4 vrouwen afkomstig uit een ander Europees land en 4 uit Afrika. In 22 gevallen werd cervicitis als symptoom vermeld (cf. tabel 4 p.21). Tien vrouwen werden getest voor HIV op het ogenblik van de SOA -consultatie, 7 vrouwen ondergingen al eerder een HIV -test, één vrouw is HIV-positief. De vrouw is afkomstig uit subsaharisch Afrika; haar HIV-serostatus was al sinds langer dan 3 maand gekend. Voor 22 vrouwen is gekend of de Trichomonas-infectie plaatsvond in België of in het buitenland; 6 onder hen werden besmet in het buitenland (27%). Het betreft 4 Belgische vrouwen en 2 vrouwen afkomstig uit subsaharisch Afrika. Bij 4 vrouwen werd gelijktijdig nog een andere SOA gediagnosticeerd. Bij 1 vrouw werden gelijktijdig 3 verschillende SOA gediagnosticeerd: Chlamydia, Trichomonas en genitale wratten (cf. p.16). Bij de overige vrouwen betreft het telkens een Chlamydiadiagnose.
6.6.2
Vergelijking 2005-2007
Gebaseerd op de gegevens van de 35 sites die vanaf 2005 tot en met 2007 volledig deelnamen, blijkt dat het jaarlijkse aantal geregistreerde Trichomonas-infecties weinig verandert, hoewel een lichte daling wordt geobserveerd met 17 gevallen in 2005, 15 in 2006 en 13 in 2007. Gezien de weinige surveillancegegevens over Trichomonas-infecties wordt een internationale vergelijking hier achterwege gelaten.
42
6.7 Lymphogranuloma venereum (LGV)
6.7.1
Determinanten van de infectie
Wat betreft LGV werden gedurende het jaar 2007 11 waarschijnlijke gevallen en 2 mogelijke gevallen geregistreerd (cf. criteria p.11). Deze mannelijke patiënten melden allen een homoseksuele geaardheid. Twaalf van de 13 hebben de Belgische nationaliteit; voor de overige man is de nationaliteit onbekend. Vier mannen hebben simultaan naast de LGV -diagnose nog een andere SOA diagnose: het betreft in alle gevallen een syfilisinfectie, waarvan 2 reïnfecties. In 11 van de 13 gevallen werd proctitis als symptoom gerapporteerd; voor de overige 2 werd er geen symptoom gespecificeerd. Voor 1 geval werd aangegeven dat het een reïnfectie van LGV betrof. De meeste patiënten bevinden zich in de leeftijdscategorie van 35-54 jaar. De jongste LGV-patiënt is 20 jaar en de oudste 66 jaar. Voor slechts 5 mannen is bekend of de besmetting plaatsvond in België of in het buitenland; voor allen werd een infectie in België gerapporteerd. De HIV -status is gekend voor alle mannen; 2 werden getest ter gelegenheid van de SOA- consultatie, de anderen waren al langer dan 3 maanden voorheen getest voor HIV. Elf van de 13 zijn HIV –positief; allen kenden de HIV-serostatus sinds langer dan 3 maanden. Zeven personen hebben een positieve serostatus voor hepatitis B (informatie onbekend voor 2 personen), 1 is seropositief voor hepatitis C (informatie onbekend voor 6 personen) en 9 hebben een positieve serostatus voor syfilis. Tot eind 2007 werden LGV-gevallen in dit netwerk enkel geregistreerd door de SOA kliniek in Antwerpen. In 2004 werden de eerste gevallen in België geregistreerd (N=8), in 2005 werd slechts 1 geval geregistreerd en in 2006 9 gevallen. Hoewel het hier om bevestigde gevallen gaat en de gevallen van 2007 nog niet werden bevestigd op het ogenblik van het schrijven van dit rapport, kan er toch worden gesteld dat de LGVepidemie niet afneemt. Er dient hier worden opgemerkt dat er ook LGV-gevallen worden gezien in andere gespecialiseerde centra (AIDS-referentiecentra) verspreid over België; deze sites zijn niet vertegenwoordigd in het algemene netwerk maar hun gegevens worden apart geanalyseerd en beschreven in een ander rapport (zie website www.iph.fgov.be/epidemio/aids).
43
6.7.2
Internationale vergelijking
Voor 2003 werden heel weinig LGV gevallen gemeld in Westerse landen. Vanaf 2004 werd de epidemie gesignalieerd in verschillende landen; eind 2005-begin 2006 werd er over het algemeen een daling geobserveerd, terwijl er sinds eind 2006 opnieuw een stijging wordt geobserveerd van het aantal gerapporteerde gevallen in verschillende westerse landen (stemt ongeveer overeen met de evolutie in België; cf. p.43). Het totale aantal bevestigde gevallen van LGV in Nederland was op 1 januari 2008 288: 65 in 2002/2003, 76 in 2004, 38 in 2005, 40 in 2006 en 69 in 2007.(7) De LGV-epidemie onder MSM werd al in minstens 11 Europese landen vastgesteld. (13)
6.8 Hepatitis C 6.8.1
Determinanten van de infectie
In 2007 werden 2 gevallen van acute hepatitis C via seksuele overdracht bij homoseksuele mannen geregistreerd. Het betreft 2 Belgische mannen met een leeftijd van 41 en 42 jaar oud. Beide zijn woonachtig in de provincie Antwerpen en het betreft gekende HIV-positieven. Beide hebben eveneens een positieve serostatus voor hepatitis B. Een man werd gelijktijdig gediagnosticeerd met een syfilis-infectie, de andere man werd gelijktijdig gediagnosticeerd met een syfilisreïnfectie. De informatie over de overige risicofactoren is onbekend. Er dient hier worden opgemerkt dat er ook acute gevallen van hepatitis C bij homo/biseksuele mannen worden gezien in andere gespecialiseerde centra (AIDSreferentiecentra) verspreid over België; deze sites zijn niet vertegenwoordigd in het algemene netwerk maar hun gegevens worden apart geanalyseerd en beschreven in een ander rapport (zie website www.iph.fgov.be/epidemio/aids). 6.8.2
Internationale vergelijking
In Nederland werd in 2007 een stijging van acute hepatitis C-infecties gemeld; het betreft een toename van 53% ten opzichte van 2006 naar 46 infecties in 2007. Het gaat om een homo/biseksuele overdrachtswijze bij 11 gevallen in 2006 en bij 30 gevallen in 2007.(7) In een studie werden de gegevens van een phylogenetische analyse gebruikt om na te gaan of isolaten van acute HCV-infecties verzameld tussen 2000 en 2006 bij 178 homo/biseksuele mannen uit 3 Europese landen (Engeland, Nederland en Duitsland) aan elkaar gerelateerd waren. Deze analyse toonde het bestaan van een belangrijk HCV-overdrachtsnetwerk onder HIV-positieve homo/biseksuele mannen in Europa aan.(14)
44
7 SOA en HIV co-infectie Voor 69% (N=429) van alle in 2007 geregistreerde SOA –patiënten (N=624) werd de HIV –status gerapporteerd. Hiervan is 20% (N=87) HIV –positief (cf. p.28). Van de 87 HIV –positieve patiënten behoort 97% tot het mannelijke geslacht (N=84). Voor 15% (N=13) is de diagnose gesteld ter gelegenheid van het SOA -consult, de overigen kenden hun serologische status. Voor 1 persoon is de diagnose minder dan drie maand geleden gesteld met de dag van de consultatie als referentiedatum. De gemiddelde leeftijd is 40 jaar voor de mannen en 32 jaar voor de vrouwen. De meerderheid (85%) van de HIV –positieve mannen heeft de Belgische nationaliteit (N=75); 4 mannen zijn afkomstig uit een ander Europees land en 1 man uit NoordAfrika. Voor 4 mannen ontbreekt deze informatie. De 3 vrouwen zijn afkomstig uit subsaharisch Afrika. Wat betreft de seksuele geaardheid, vermelden 78 mannen een homo/biseksuele en 3 mannen een heteroseksuele geaardheid; voor de overige 3 mannen is de seksuele geaardheid onbekend. Twee homoseksuele mannen vermelden aan prostitutiebezoek te hebben gedaan in de 6 maanden voorafgaand aan de SOA-consultatie. Eén man gebruikte intraveneuze drugs in de 6 maanden voorafgaand aan de SOA –consultatie. Bij 8 mannen werden 2 verschillende SOA gediagnosticeerd. Tabel 14 geeft de verdeling van de in 2007 geregistreerde SOA -diagnoses bij de patiënten met positieve HIV -status naar geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen. Het overgrote deel (88%) van de SOA/HIV co -infecties wordt geobserveerd bij homo/biseksuele mannen. De helft van de SOA -diagnoses bij HIV –positieve patiënten is syfilis; een gonorroediagnose werd gesteld in 18% en een diagnose van Chlamydia -infectie in 14%. Tabel 14 : Verdeling van de geregistreerde SOA -diagnoses bij de patiënten met HIVpositieve status naar geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen (2007) SOA-diagnose Mannelijk, Mannelijk, Mannelijk, Vrouwelijk Totaal homo/biheteroseksuele (alle) seksueel seksueel geaardheid onbekend Chlamydia9 1 1 2 13 (13,7%) infectie Trichomonas1 1 (1,1%) infectie Gonorroe 15 1 1 17 (17,9%) Syfilis 47 1 48 (50,5%) Genitale herpes 1 1 (1,1%) Condylomen 2 2 (2,1%) LGV 11 11 (11,6%) Hepatitis C 2 2 (2,1%) 95 (100%) Totaal 84 3 3 3
45
Figuur 10 illustreert de verdeling van de proportie HIV -positieve patiënten (op het totaal van geregistreerde patiënten) naar geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen; de helft van de homo/biseksuele mannen is HIV-positief en deze proportie blijft constant tussen 2005 en 2007. Bij heteroseksuele mannen en bij vrouwen ligt deze proportie veel lager. Fig. 10 : Verdeling van de proportie HIV -positieve patiënten naar geslacht en seksuele geaardheid voor de mannen naar registratiejaar (gegevens 35 sites)
46
8 Vergelijking met andere SOA -registratiegevens in België Naast het peilnetwerk van artsen zijn er twee andere registratiesystemen van SOA in België (cf. inleiding p.9). De verschillende systemen zijn complementair want de eigenschappen en doelstellingen ervan zijn niet gelijk. Terwijl de andere twee systemen meer kwantitatieve gegevens bieden, vult het peilnetwerk van artsen de nodige kwalitatieve informatie aan. Een meer gedetailleerde vergelijking van de verschillende registratiesystemen is beschreven in een gemeenschappelijk jaarrapport (zie website www.iph.fgov.be/epidemio/aids).
8.1 Peilnetwerk van laboratoria voor microbiologie (15) Voor Chlamydia werd via dit peilnetwerk een stijging geobserveerd in de jaarlijkse incidentie tussen 2000 en 2005, gedeeltelijk toe te schrijven aan de introductie van meer gevoelige testmethodes aangezien PCR wordt terugbetaald sinds eind 2001.(16) De incidentie leek te stabiliseren tussen 2005 en 2006, maar tussen 2006 en 2007 wordt opnieuw een toename vastgesteld, van 2060 gevallen in 2006 naar 2480 gevallen in 2007 (fig.11). Deze toename geldt voor beide geslachten. Sinds 2000 wordt voor gonorroe een geleidelijke maar continue stijging van het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen waargenomen (fig. 11). Uit de cijfers van het labopeilnetwerk blijkt dat de syfilisincidentie tussen 2006 en 2007 opnieuw is toegenomen (van 288 naar 403 gevallen), na een eerste afname van het aantal geregistreerde gevallen tussen 2005 en 2006 (fig. 11). Fig. 11 : Evolutie van het aantal SOA -gevallen per jaar geregistreerd in het peilnetwerk van laboratoria voor microbiologie
47
8.2 Verplichte aangifte aan de gezondheidsinspectie (17,18) De cijfers van de verplichte aangifte van de Vlaamse Gemeenschap tonen een belangrijke stijging van het aantal gerapporteerde gevallen van gonorroe tussen 2005 en 2006, van 298 naar 453. Tussen 2006 en 2007 zet deze toename zich verder, met 495 gevallen geregistreerd in 2007. Voor syfilis wordt er eveneens een stijging waargenomen in het jaarlijkse aantal geregistreerde gevallen, van 311 gevallen in 2006 naar 370 gevallen in 2007. De cijfers van de verplichte aangifte van de Franse Gemeenschap en de regio Brussel kunnen momenteel niet worden vergeleken met deze van voorgaande jaren, aangezien het registratiesysteem een optimalisatie ondergaat.
8.3 Screening van bloeddonoren door het rode kruis In de richtlijnen voor SOA -surveillance van de wereldgezondheidsorganisatie staat beschreven dat de screening op syfilis van bloeddonoren een potentieel belangrijke bron van prevalentiegegevens kan vormen, niettegenstaande de beperkingen van deze gegevens.(19) Dit is vooral het geval in landen die over weinig andere prevalentiecijfers van SOA beschikken, zoals in België. Daarom werd contact opgenomen met het Rode Kruis. Zij leverden ons de resultaten van de syfilisscreening van bloeddonoren voor de jaren 2002 t.e.m. 2007. De seroprevalentie van syfilis bij bloeddonoren in België bedroeg 0,004% in 2007; deze prevalentie verschilt weinig met die van de voorgaande jaren. De bloeddonaties die positief testen voor syfilis worden verwijderd.
48
9 Discussie Gedurende het jaar 2007 is de samenwerking met de deelnemende sites goed verlopen. Er werden enkele vertragingen in de registratie opgemerkt, maar deze waren miniem rekening houdende met het zware administratieve werk waarmee artsen te maken hebben. De registratieformulieren werden vrij volledig en correct ingevuld. Het surveillancesysteem laat niet toe om eventuele dubbeltellingen uit te sluiten. Desondanks zal dit geen overschatting van het aantal gediagnosticeerde SOA veroorzaken, want de kans is klein dat een zelfde patiënt gezien wordt door twee artsen die deel uitmaken van het surveillancenetwerk. Indien een patiënt eerder is getest voor HIV, dan is deze informatie afkomstig van laboratoriumdocumenten of wordt het resultaat dat vermeld wordt door de patiënt ingevuld op het registratieboekje. De kans dat deze zelfgerapporteerde informatie onjuist zou zijn is wellicht klein maar niettemin bestaat deze kans. Dit SOA -surveillancesysteem is complementair aan de doelstellingen van de Gemeenschappen die de SOA -registratie willen optimaliseren, want via het peilnetwerk kan meer specifieke epidemiologische informatie worden verzameld. De deelnemende artsen worden er regelmatig aan herinnerd dat deelname aan deze surveillance de verplichte aangifte van bepaalde SOA niet vervangt en dus complementair is. Met het oog op het vergroten van de motivatie tot deelname is er sinds 2005 een infobrief voor de deelnemers van het SOA –peilnetwerk en wordt er een jaarlijks SOA -seminarie georganiseerd waarbij er accrediteringspunten toegekend worden aan de aanwezige artsen. De diagnosecriteria staan genoteerd op het registratieformulier (cf. bijlage p.58). De gebruikte diagnosetechniek dient niet te worden ingevuld door de arts (dit om de registratielast te beperken), waardoor er geen garantie is dat voor elke diagnose de aanbevolen test werd gebruikt. Anderzijds worden de artsen aan de hand van de infobrief en het jaarlijkse seminarie regelmatig geïnformeerd over aanbevelingen voor de registratie van de verschillende SOA.
49
50
10 Conclusie De SOA -surveillance levert belangrijke informatie op voor acties in het domein van de volksgezondheid. De heropleving van sommige SOA geobserveerd in de Westerse landen eind jaren ’90 heeft benadrukt dat het noodzakelijk is meer informatie te verkrijgen over de verdeling en de determinanten van deze infecties. In deze zin draagt het Peilnetwerk van Clinici voor de surveillance van SOA bij tot het beter beschrijven van de recente evoluties van SOA in België en tot het identificeren van seksueel risicogedrag. Het bepalen van SOA -trends, die belangrijke co-factoren zijn voor HIV -transmissie, maakt deel uit van “tweede generatie HIV- surveillance”. Deze term werd geïntroduceerd door het AIDS -programma van de Verenigde Naties (UNAIDS). Het hoofddoel van tweede generatie surveillance is het realiseren van een follow-up van HIV -infectie, trends in de tijd en hoog risicogedrag om essentiële informatie te kunnen bieden voor preventie.(20) Op deze manier draagt de SOA -surveillance via een peilnetwerk van clinici in België bij tot het begrijpen van de HIV- dynamica in het land. Chlamydia -infectie is de meest frequent gediagnosticeerde SOA bij de vrouwen die een arts van het peilnetwerk consulteerden gedurende de periode 2000-2007. Deze SOA wordt doorgaans gediagnosticeerd bij jonge vrouwen (15-24 jaar). Tussen 2005 en 2007 observeert het peilnetwerk van clinici een lichte toename in het aantal Chlamydia-diagnoses bij homo/biseksuele mannen. De gegevens van het labopeilnetwerk tonen een belangrijke stijging van de Chlamydia-incidentie tussen 2006 en 2007, zowel bij mannen als bij vrouwen. Deze recente stijging kan niet worden toegeschreven aan een toegenomen gebruik van gevoeliger testmethodes, want het aandeel PCR-testen ligt even hoog in 2006 als in 2007. Deze stijgende trend zou mogelijks toegeschreven kunnen worden aan een toegenomen of meer gerichte screening; deze trend en haar determinanten in België dienen verder te worden onderzocht. In sommige Europese landen wordt eveneens nog steeds een stijgende incidentie waargenomen, terwijl in andere Europese landen een stabilisatie wordt waargenomen (cf. p.32). Gegevens uit Duitsland geven aan dat jonge seksueel actieve personen zich weinig bewust zijn van het risico op Chlamydia –infectie bij onbeschermd seksueel contact, en dat er dus nood is aan gezondheidseducatie om de kennis over deze infectie in de algemene populatie en onder artsen te verhogen(21,22). Bij vrouwen met een vermoedelijke besmetting in het buitenland is Chlamydia eveneens de meest frequent voorkomende infectie. Bij mannen die de SOA opliepen in het buitenland is syfilis het meest voorkomend, zowel bij heteroseksuele mannen als bij homo/biseksuele mannen. Zowel bij de mannen als bij de vrouwen heeft meer dan de helft van deze personen de Belgische nationaliteit (cf. p.27), waardoor kan worden gesuggereerd dat deze SOA werden overgedragen tijdens reizen. Preventieboodschappen gericht naar reizigers blijven dus aanbevolen. Samen met Chlamydia zijn genitale wratten de meest frequent gediagnosticeerde SOA die worden geregistreerd door dit peilnetwerk van artsen (cf. p. 16). Ook in andere landen wordt vermeld dat genitale wratten één van de meest voorkomende SOA’s zijn. De HPV –hoogrisicotypes zijn verantwoordelijk voor nagenoeg alle gevallen van baarmoederhalskanker. Hoewel HPV ook frequent voorkomt bij mannen, zijn kankers van de penis heel zeldzaam(23). In verschillende landen worden systematische vaccinatieprogramma’s voor HPV bij vrouwen momenteel gepland of geïntroduceerd. Het advies van de Hoge Gezondheidsraad in België hieromtrent is te vinden op de volgende website: www.health.fgov.be/HGR_CSS. 51
Het is waarschijnlijk dat een efficiënt vaccinatieprogramma in combinatie met HPV – screening een significante daling van de morbiditeit en de mortaliteit geassocieerd aan deze infecties zal verwezenlijken(23). Het aandeel homo/biseksuele mannen ligt het hoogst bij gonorroe- en syfilisdiagnoses. Alle gerapporteerde gevallen van LGV en van hepatitis C (per definitie; cf. p.11) betreffen homo/biseksuele mannen. Meestal gaat het om iets oudere (35-54 jaar) mannen van Belgische nationaliteit. De gegevens uit dit peilnetwerk en uit andere Europese landen geven aan dat de incidentie van deze SOA (gonorroe, syfilis, LGV en hepatitis C) onder homo/biseksuele mannen niet afneemt of zelfs stijgt (cf. p.34, p.37, p.44). Een kwart van de syfilisdiagnoses betreft een reïnfectie; het merendeel van de SOA-reïnfecties wordt gediagnosticeerd bij homo/biseksuele mannen. Het percentage reïnfecties ligt hoger naarmate er meer seksuele partners worden gemeld. Bovendien is 81% van de mannen geregistreerd met een reïnfectie HIV-positief (cf. p.20). De helft van de MSM geregistreerd met één of meerdere nieuwe SOA-episodes in 2007 is HIV-positief; deze proportie blijft constant tussen 2005 en 2007 maar blijft onrustwekkend hoog. De meerderheid (86%) van deze MSM kende zijn HIV-positieve serostatus al. Nagenoeg alle mannen met een diagnose van LGV of hepatitis C zijn HIV-positief; een coïnfectie of een vroegere infectie met syfilis is eveneens frequent bij deze diagnoses (cf. p.43-44). Dit wijst duidelijk op aanhoudend seksueel risicogedrag. Ook in Duitsland b.v. werd een groot aandeel van syfilis-reïnfecties onder HIVpositieve MSM vastgesteld; hieruit wordt afgeleid dat sommige SOA voornamelijk circuleren binnen een bepaalde subgroep van HIV-positieve MSM die seksueel hoogrisicogedrag vertonen(24). Door de combinatie van de aanwezigheid van ulceratieve SOA en ruwe seksuele praktijken die het mucosale oppervlak (voornamelijk van het rectum) schaden, is deze groep ontvankelijk voor nieuwe en zelfs moeilijk seksueel overdraagbare infecties zoals LGV en hepatitis C(25). Deze bevindingingen geven aan dat aangepaste preventieactiviteiten gericht naar MSM, en in het bijzonder naar HIV-positieve MSM, noodzakelijk blijven. Vanuit het standpunt van volksgezondheid is het belangrijk dat de SOA -surveillance wordt geïntensifieerd en verbeterd om kerngegevens te kunnen verzamelen die leiden tot een meer doelgerichte aanpak van de preventie. Daartoe werd de samenwerking met de andere registratiesystemen van SOA in België, zijnde het peilnetwerk van laboratoria voor microbiologie en de verplichte aangifte aan de gezondheidsinspectie van de Gemeenschappen, versterkt met de bedoeling zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de noden van de preventieorganisaties. Daartoe wordt een jaarlijks gemeenschappelijk rapport over de SOA-surveillance in België gepubliceerd, te raadplegen op de website www.iph.fgov.be/epidemio/aids.
52
11 Bijlagen 11.1 Registratieformulier en diagnosecriteria
53
54
Æ Vaccinatiestatus HPV Heeft de patiënt al een HPV-vaccin gekregen?
Ja
Neen
Ongekend Indien ja : Datum (dd/mm/jj)
Datum ongekend
Type vaccin
Type vaccin ongekend
e
Gardasil
Cervarix
e
Gardasil
Cervarix
e
Gardasil
Cervarix
1 dosis ……………………
2 dosis ……………………
3 dosis ……………………
57
Chlamydia trachomatis Diagnose : cultuur of PCR
Gonorrhea Diagnose : microscopisch (bij mannen) of cultuur of PCR
Trichomonas vaginalis Diagnose : microscopisch of cultuur
Herpes genitalis (alleen de primoinfectie) Diagnose : PCR of cultuur van de erosie of serologie
Syfilis (actief en recent) Diagnose : serologisch (actief en recent) Donkerveldmicroscopie voor primaire syfilis
Pediculosis pubis Diagnose : aantonen van luizen of neten
Genital Wratten, Human papillomavirus (eerste episode) Diagnose : klinisch
PID Diagnose : (klinish + labo) of laparoscopisch
Andere Diagnose : LGV, donovanosis, chancroïd en acute hepatitis C bij homoseksuele mannen Pathogeen agens zelf aan te duiden
58
11.2 Lijst van deelnemende ziekenhuizen en diensten Omwille van redenen die betrekking hebben op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, worden de namen van de deelnemende artsen niet in het rapport vermeld. De deelnemende ziekenhuizen en diensten kunnen wel worden vermeld : AZ Sint Blasius, dienst dermatologie
Dendermonde
AZ Stuivenberg, dienst urologie
Antwerpen
AZ VUB, dienst dermatologie
Brussel
CVS Gent
Gent
CH Notre-Dame, dienst infectieuze ziekten, gynaecologie, urologie
Charleroi
CHU Centre-Ville, dienst dermatologie
Luik
CHU Charleroi, dienst infectieuze ziekten en gynaecologie
Charleroi
CHU Sart-Tilman, dienst gastro-enterologie
Luik
CHU Sint-Pieter, dienst dermatologie
Brussel
Clinique Notre-Dame de Grâce, dienst dermatologie
Gosselies
Familiale planning « Aimer à l’ULB »
Brussel
Familiale planning « Aimer Jeunes »
Brussel
Heilig Hart ziekenhuis, dienst gynaecologie
Roeselare
Heirnis, huisartsengroepspraktijk
Gent
Hôpital de la Citadelle, dienst gynaecologie
Luik
Huisartsengroepspraktijk
Leuven
Imeldaziekenhuis, dienst gynaecologie
Bonheiden
Instituut voor Tropische Geneeskunde
Antwerpen
Klinik Sankt-Josef, dienst dermatologie
Saint-Vith
Kollektief anticonceptie
Seraing
Maison médicale de Charleroi
Charleroi
Medipert, huisartsengroepspraktijk
Antwerpen
Pasop vzw
Gent
UZ Antwerpen, dienst dermatologie
Antwerpen
UZ Gent, dienst dermatologie en gynaecologie
Gent
59
11.3 Referenties 1
Rapport van de bijeenkomst op 04/04/1998 van de geneesheren die deelnamen aan het Europees Netwerk: The Surveillance of HIV Infections in a Sentinel populations of STD patients.
2
Fleming DT, Wasserheit JN. From epidemiological synergy to public health policy and practice: the contribution of other sexually transmitted diseases to HIV transmission. Sex. Transm. Infect. 1999;75:3-17.
3
Bayingana K. Mise en place d'un Système de Surveillance des Maladies Sexuellement Transmissibles par un Réseau Sentinelle de Médecins en Belgique. mai - juin 2000.
4
Kivi Marten, Koedijk FDH, van der Sande M, van de Laar MJW. Evaluation prompting transition from enhanced to routine surveillance of Lymphogranuloma Venereum (LGV) in the Netherlands. Eurosurveillance 2008; 13(14).
5
Health Protection Surveillance Centre (HPSC). Surveillance of STIs in Ireland. A report by the Scientific Advisory Committee of the HPSC. Ierland, December 2005. www.hpsc.ie. Last accessed on 2/7/2007.
6
World Health Organization. Regional Office for Europe. Centralized information system for infectious diseases (CISID). www.data.euro.who.int/cisid/. Accessed on 23/06/2008.
7
RIVM. Thermometer SOA en HIV. Stand van zaken, maart 2008. www.rivm.nl. Accessed on 25/06/2008.
8
Swedish Institute for Infectious Disease Control. www.smittskyddsinstitutet.se. Accessed on 23/06/2008.
9
Andersen PH. National surveillance of Communicable diseases. Epi-News No.20, May 2008. Statens Serum Institut, Dept. of Epidemiology, Copenhagen, Denmark. www.ssi.dk. Accessed on 23/06/2008.
10
Health Protection Scotland. Quarterly report: Laboratory diagnoses of genital Chlamydia, gonorrhoea, genital herpes and infectious syphilis infection in Scotland, October - December 2007 and January - March 2008. www.hps.scot.nhs.uk/. Accessed on 23/06/2008.
11
Andersen PH. National surveillance of Communicable diseases. Epi-News No.21, May 2008. Statens Serum Institut, Dept. of Epidemiology, Copenhagen, Denmark. www.ssi.dk. Accessed on 23/06/2008.
12
Koutsky LA. Epidemiology of Human Papillomavirus Infection. Am J Med 1997;102:3-8.
13
Timen A, Hulscher EJL, Vos D et al. Control measures used during Lymphogranuloma venereum outbreak, Europe. CDC EID 2008;14(4).
Data
&
statistics.
60
14
Danta M, van de Laar T, Brown D, et al. Evidence of international transmission of HCV in pan-European study of HIV-positive men who have sex with men (MSM). Program and abstracts of the 4th IAS Conference on HIV Pathogenesis, Treatment and Prevention; July 22-25, 2007; Sydney, Australia. Abstract TUAB201. www.ias2007.org. Accessed on 25/06/2008.
15
Ducoffre G. Surveillance van infectieuze aandoeningen via een netwerk van laboratoria voor microbiologie. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Afdeling Epidemiologie. Persoonlijke mededelingen. www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index8.htm
16
Hanquet G. Surveillance of Sexually Transmitted Infections in Belgium, 19982002. Brochure van het 19e seminarie over de diagnose en surveillance van infectieuze aandoeningen. WIV, Brussel, 30/09/2003, 49-56.
17
Hanquet G. Surveillance van infectieuze aandoeningen via een netwerk van laboratoria voor microbiologie. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. Afdeling Epidemiologie. Persoonlijke mededelingen. www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index8.htm
18
Vlaamse overheid, afdeling toezicht Volksgezondheid. Registraties infectieziekten Vlaanderen. Vlaams infectieziektenbulletin 2008 Nr.63.
19
UNAIDS/WHO Working Group on Global HIV/AIDS/STI surveillance. Guidelines for Sexually Transmitted Infections Surveillance. WHO, Geneva, 1999.
20
UNAIDS. Mise en place de systèmes de surveillance de deuxième generation du VIH: directives pratiques [Initiating second generation HIV surveillance systems : practical guidelines]. Genève :UNAIDS, 2002, p.7-11.
21
Bremer V, Hofmann A, Hamouda O. Epidemiology of Chlamydial infections. Hautarzt 2007;58(1):18-23.
22
Griesinger G, Gille G, Klapp C et al. Sexual behaviour and Chlamydia trachomatis infections in German female urban adolescents, 2004. Clin Microbiol Infect 2007;13(4):436-9.
23
Dalstein V, Briolat J, Birembaut P et al. The epidemiology of genital HPV infections. Rev Prat 2006;56(17):1877-81.
24
Dougan S, Evans B, Elford J et al. Sexually transmitted infections in Western Europe among HIV-positive men who have sex with men. Sex. Transm. Dis. 2007;34(10).
25
van de Laar T, van der Bij K, Prins M et al. Increase in HCV incidence among men who have sex with men in Amsterdam most likely caused by sexual transmission. JID 2007;196:230-238.
61