Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Volksgezonheid
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie
SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vijfde registratieperiode Oktober 2004 – Maart 2005
DEFRAYE A. SASSE A.
IPH/ EPI REPORTS Nr. 2005/011
DEFRAYE A., SASSE A. SOA surveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België Afdeling Epidemiologie, September 2005, Brussel (België) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, IPH/EPI REPORTS N° 2005/011 Wettelijk depotnummer: D/2005/2505/26
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Dienst Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat, 14 B-1050 Brussel België Telefoon: +32.(0)2.642.50.39 of 642.57.05 Telefax: +32.(0)2.642.54.10 E-mail:
[email protected] [email protected] Website: www.iph.fgov.be/epidemio/aids
IPH/ EPI REPORTS Nr. 2005/011
Inhoud 1. INLEIDING
2
2. METHODE
3
3. RESULTATEN VAN DE VIJFDE REGISTRATIEPERIODE
5
3.1 Huidige samenstelling en activiteit van het peilnetwerk 3.2 Verdeling van de SOA-diagnoses
5 6 6 9 9 10 14 15
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6
Verdeling naar geslacht en leeftijd Verdeling van de SOA-diagnoses naar seksuele geaardheid Symptomen en motief van de consultatie Beschrijving per SOA-diagnose Verdeling van de SOA-diagnoses naar type van site SOA-hulpvraag
3.3 Beschrijving van de patiënten
16
3.3.1 Verdeling naar geslacht en leeftijd 3.3.2 Verdeling naar woonplaats, nationaliteit en niveau van onderwijs 3.3.3 Verdeling naar risicofactoren 3.3.4 Houding t.o.v. de HIV-test 3.3.5 De HIV-positieve personen 3.3.6 Serologie van hepatitis B, hepatitis C en syfilis
16 17 18 20 21 22
4. VERGELIJKING VAN DE RESULTATEN VAN DE VIJF REGISTRATIEPERIODES
23
4.1 SOA-trends
23
4.1.1 Evolutie naar geslacht 4.1.2 Evolutie naar geslacht en seksuele geaardheid 4.1.3 Evolutie naar leeftijdscategorie 4.1.4 Evolutie per provincie 4.1.5 Evolutie naar type van site 4.1.6 SOA-diagnoses bij HIV-positieve patiënten
23 24 25 26 27 27
4.2 Vergelijking van de patiëntkarakteristieken
28
4.2.1 Verdeling naar geslacht en leeftijd 4.2.2 Verdeling naar seksuele geaardheid 4.2.3 Evolutie van de HIV-seropositiviteit 4.2.4 De HIV-seropositieve syfilispatiënten
28 30 30 31
5. GEGEVENS VAN ANDERE INFORMATIEBRONNEN OVER SOA IN BELGIE
32
6. DISCUSSIE
34
7. CONCLUSIE
36
8. BIJLAGEN
39
8.2 Lijst van de deelnemende sites 8.3 Referenties
40 41 1
1. Inleiding Van 1990 tot 1996 liep er in de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) een Europees project: "European Networks for the Surveillance of HIV Infections in Sentinel populations of Sexually Transmittable Disease (STD) patients. A Concerted Action Project of the European Union (Division for Research) Brussels". Bij de evaluatie van dit project in april 1998 waren de deelnemende artsen bereid mee te werken aan het uitbouwen van een SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoeningen) surveillancesysteem in België1 verder benoemd als "SOAsurveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België". Andere gegevens voor België in verband met de SOA-bevraging komen hoofdzakelijk van twee bronnen. Enerzijds is er de verplichte aangifte wat betreft gonorroe, syfilis en hepatitis B zowel voor de Vlaamse gemeenschap als voor de Franse gemeenschap. Anderzijds is er het Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie (peillaboratoria) die de trends betreffende N. gonorrhoeae et C. trachomatis wekelijks registreren sinds 1986. Sinds 2001 is ook T. pallidum opgenomen in dit laatste opvolgingssysteem. Beide bronnen bieden weinig specifieke epidemiologische gegevens. Voor 2000 bestond er in België nog geen surveillancesysteem dat informatie over andere SOA-diagnoses dan de hierboven vermelde registreerde, met name over bepaalde SOA die het meest worden gediagnosticeerd in België. In het Europees project is vastgesteld dat door het Belgische netwerk bepaalde SOA, zoals genitale wratten (Human Papillomavirus (HPV) infectie) of condylomen, chlamydia-infecties, trichomonasinfecties en herpesinfecties, het meest gerapporteerd werden. Uit een rapport van het Centrum voor Huisartsgeneeskunde Universitaire Instelling Antwerpen (UIA), is gebleken dat zowel bij huisartsen als specialisten de virale aandoeningen het frequentst gediagnosticeerd worden2. Het peilnetwerk antwoordt op vragen die geneesheren zich stellen over SOA en de evolutie van SOA in België, daar zij tijdens hun consultaties regelmatig dergelijke aandoeningen vaststellen. Bovendien kan het peilnetwerk ook de gegevens bieden waarnaar preventieorganisaties vragen. Aangezien de transmissie van HIV bij bepaalde SOA verhoogt3, is de opvolging van SOA ook een belangrijk element binnen het kader van de epidemiologie van HIV/AIDS en draagt zij bij aan de ondersteuning van volksgezondheidsinterventies. De opvolging van SOA via een peilnetwerk van artsen biedt de gelegenheid om de informatie van de peillaboratoria en de verplichte aangifte aan te vullen. De resultaten van dit rapport zijn dus een aanzet om op langere termijn trends van SOA in België te kunnen bestuderen. Daarnaast zullen deze ons toelaten een vergelijking te maken met gegevens van andere Europese landen.
2
2. Methode De hiernavolgende gegevens werden ingezameld via een Belgisch peilnetwerk van gynaecologen, dermatologen, huisartsen, internisten, urologen, centra voor seksuele voorlichting en familiale planning, SOA-klinieken en studentencentra. Een "site" kan een privé praktijk van één of meerdere artsen zijn of een dienst van een ziekenhuis of een medisch centrum waar één of meerdere artsen werken. De registratie gebeurt op vrijwillige basis en de artsen of diensten moeten ten minste tien SOA per jaar zien en reeds sinds vijf jaar stabiel zijn. Een pilootstudie werd gedurende de maanden mei en juni 2000 opgezet.4 Uitgaande van de praktijken die deelnamen aan de pilootstudie heeft het WIV het netwerk uitgebreid. De artsen zijn aangeschreven via het adresbestand dat beschikbaar was door het Europees project. Verder is ook contact genomen met de beroepsvereniging van de Belgische verloskundigen en gynaecologen. Ook persoonlijke contacten hebben bijgedragen tot het uitbreiden van het bestaande netwerk. Het SOA-surveillancesysteem is gebaseerd op een registratie van de gevallen gediagnosticeerd tijdens consultatie gedurende aanvankelijk vier maanden per jaar, namelijk van 1 oktober tot en met 31 januari. Sinds de vierde registratieperiode is de registratie uitgebreid naar 6 maanden per jaar, namelijk van 1 oktober tot en met 31 maart. In januari 2005 werd uiteindelijk beslist om vanaf dit jaar aan continue registratie te doen. Volgende SOA worden geregistreerd: chlamydia-infectie, gonorroe, trichomonasinfectie, herpes genitalis-infectie, syfilis, genitale wratten (HPV-infectie) of condylomen, PID (Pelvic Inflamatory Disease) en schaamluizen of pediculosis pubis. Tenslotte is er plaats voorzien voor de registratie van andere niet nader gespecificeerde SOA zoals Lymphogranuloma venereum (LGV), chancroïd en donovanosis (Granuloma inguinale). Bacteriële vaginose en vaginale schimmelinfecties worden niet beschouwd als SOA. Een nieuw geval van SOA wordt gedefinieerd als zijnde een patiënt die consulteert voor een nieuwe of eerste periode van één of meerdere geselecteerde SOA, ongeacht of deze patiënt in eerste instantie consulteert voor een SOA-klacht of niet. De diagnoses vastgesteld bij een patiënt die consulteert voor een zwangerschap of voor een SOAscreening tellen mee. Patiënten met recidiverende herpesinfectie of genitale wratten zijn uitgesloten. Alleen een primo-infectie wordt geregistreerd voor die SOA. Volgende epidemiologische variabelen worden genoteerd voor iedere patiënt: geboortejaar, geslacht, nationaliteit, woonplaats in België en scholingsgraad. Hierna noteert de arts de reden van de consultatie (dit betekent; of de SOA al dan niet het motief is voor de consultatie), het symptoom of de klacht en de gestelde diagnose. Voor de diagnose van genitale wratten, PID en schaamluizen worden geen specifieke symptomen gevraagd. 3
De arts heeft ook de mogelijkheid een symptoom alsook een pathogeen agens in te vullen indien deze niet vooraf gedefinieerd is op het formulier. De diagnostische criteria per SOA staan vermeld op het registratieboekje (zie bijlage). De volgende gedragsvariabelen worden geregistreerd: seksuele oriëntatie, aantal partners gedurende de laatste zes maanden, prostitutie, druggebruik, seksueel contact met een prostituee of/en drugverslaafde. Er is ook de mogelijkheid om aan te geven of de vermoedelijke besmetting in België of in het buitenland heeft plaatsgevonden. Tenslotte wordt de serologische status van de patiënt wat betreft Human Immunodeficiency Virus (HIV), Hepatitis B virus (HBV), Hepatitis C Virus (HCV) en syfilis ook geregistreerd. Het peilnetwerk wordt maandelijks aangeschreven en de registratieformulieren/boekjes worden maandelijks opgestuurd (zie bijlage: voorbeeld van registratieformulier). Eind april wordt een herinneringsbrief opgestuurd naar de artsen waarvan nog registratieboekjes ontbreken. Indien nodig (b.v. wanneer er geen registratieboekjes zijn toegestuurd) worden de artsen telefonisch gecontacteerd. De gegevensinvoer gebeurt anoniem. Indien belangrijke gegevens ontbreken wordt telefonisch, schriftelijk of per e-mail naar de bijkomende informatie gevraagd. De gegevens worden geanalyseerd met behulp van het statistisch pakket SPSS en worden voorgesteld en beschreven in een jaarlijks rapport. Vorderingsgraad van rekrutering Tijdens de vijfde registratieperiode (oktober 2004 t.e.m. maart 2005) namen 54 sites actief deel aan het surveillancenetwerk. Gedurende de eerste, de tweede, de derde en de vierde registratieperiode namen respectievelijk 27, 39, 69 en 63 sites deel, waarvan de meeste artsen hun deelname hebben voortgezet tijdens de vijfde registratieperiode. Dertien sites hebben de deelname stopgezet, hetzij omwille van te hoge werklast, hetzij omwille van een te lage SOA-incidentie; deze zijn niet opgenomen in het aantal deelnemers. Voor de aanvang van de vijfde registratieperiode werd in de laag vertegenwoordigde regio’s en/of specialismen een poging gedaan tot rekrutering van nieuwe sites. Dankzij de hulp van 2 artsen die reeds deelnamen aan het netwerk werden in de loop van de vijfde registratieperiode toch 2 sites gerekruteerd; de ene site ving de registratie aan in december 2004, de andere in januari 2005. Na vijf registratieperiodes bestaat het hoofddoel uit het stabiel houden van het opgebouwde netwerk teneinde SOA-trends te kunnen bepalen. Het programma SOA/HIV-surveillance van het WIV wenst alle artsen te bedanken die bijgedragen hebben tot de aanlevering van de gegevens voor dit rapport.
4
3. Resultaten van de vijfde registratieperiode (oktober 2004 - maart 2005) 3.1 Huidige samenstelling en activiteit van het peilnetwerk Op 31 maart 2005 bestaat het surveillancenetwerk uit een totaal van 54 praktijken. De samenstelling van de sites is de volgende: dermatologen 19 sites, gynaecologen 7 sites, huisartsen 16 sites, urologen 2 sites, centra voor seksuele voorlichting en preventie 4 sites, medische centra voor studenten 2 sites, internisten 2 sites, opvangcentra 1 site en SOA-kliniek (SOA-consultatie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG)) 1 site. De meeste artsen hebben de hele periode deelgenomen, namelijk zes maand. Twee sites vormen hierop een uitzondering (c.f. p.4; vorderingsgraad van rekrutering). Sinds januari 2005 registreren alle sites op continue basis. Twee sites vormen hierop een uitzondering. De deelnemende praktijken zijn gesitueerd in de volgende provincies: 10 sites in Antwerpen, 2 in Vlaams-Brabant, 2 in West-Vlaanderen, 8 in Oost-Vlaanderen, 7 sites in Henegouwen, 1 in Limburg, 2 in Namen, 12 in Brussel, 3 in Waals-Brabant, 6 in Luik en 1 in Luxemburg (figuur 1). Figuur 1 toont de verdeling van het aantal sites die hebben deelgenomen gedurende deze registratieperiode per provincie en per miljoen inwoners, om een idee te geven van de geografische representativiteit van het peilnetwerk. Fig. 1: Verdeling van het aantal actief deelnemende sites (periode 2004-2005) per provincie en per miljoen inwoners
5
3.2 Verdeling van de SOA-diagnoses 3.2.1 Verdeling naar geslacht en leeftijd Gedurende de vijfde registratieperiode, van 1/10/2004 t.e.m. 31/03/2005, werden er bij de 54 deelnemende sites 326 patiënten met één of meerdere SOA gediagnosticeerd. Het totaal aantal SOA gediagnosticeerd bedraagt 353. Er is per maand geen grote variatie gevonden gedurende de registratieperiode. Bij de vrouw worden Chlamydia infectie (35,9%), en genitale wratten (25,7%) het meest gediagnosticeerd. Bij de man worden syfilis (33,3%) en genitale wratten (30,6%) het meest gediagnosticeerd (figuur 2 p.7). Genitale wratten zijn de meest voorkomende SOA in beide geslachten samen, gevolgd door chlamydia (tabel 1). Tabel 1: Verdeling volgens geslacht van de gerapporteerde SOA-diagnoses (periode 2004-2005)
Chlamydia-infectie Gonorroe Syfilis Trichomonasinfectie Herpesinfectie Genitale wratten PID Pediculosis pubis LGV Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
26 (14,0%) 24 (12,9%) 62 (33,3%) 11 (5,9%) 57 (30,6%) 3 (1,6%) 3 (1,6%) N=186 (100%)
60 (35,9%) 5 (3,0%) 2 (1,2%) 22 (13,2%) 21 (12,6%) 43 (25,7%) 14 (8,4%) N=167 (100%)
86 (24,4%) 29 (8,2%) 64 (18,1%) 22 (6,2%) 32 (9,1%) 100 (28,3%) 14 (4,0%) 3 (0,8%) 3 (0,8%) N=353 (100%)
Sinds deze vijfde registratieperiode worden onder de variabele “andere” enkel nog lymphogranuloma venereum (LGV), chancroïd of donovanosis geregistreerd. De SOAconsultatie van het ITG registreerde 3 bevestigde gevallen van LGV gedurende deze periode. Zestien vrouwen en 8 mannen werden op hetzelfde moment met 2 verschillende SOA gediagnosticeerd (7,4% van alle geregistreerde patiënten). Eén man werd tegelijk met 3 verschillende SOA (gonorroe, herpes en syfilis) gediagnosticeerd. Bij 7 van de 16 vrouwen (43,8%) kwam de combinatie van chlamydia en PID voor. Figuur 3 (p.8) toont de verdeling van de meest frequent gerapporteerde SOA-diagnoses naar geslacht en leeftijdscategorie. Het verschil naar geslacht in deze leeftijdsverdeling valt onmiddellijk op. Bij de mannen is de leeftijdscategorie 25-34 jaar het frequentst vertegenwoordigd voor zowel chlamydia, gonorroe als genitale wratten. Syfilisdiagnoses zijn daarentegen het meest frequent in de leeftijdscategorie 35-44 jaar. In de jongere (15-24 jaar) en de oudere (45 jaar en ouder) leeftijdscategorieën zijn genitale wratten het meest frequent.
6
Bij de vrouwen zijn Chlamydia-infecties duidelijk het meest frequent in de jongere leeftijdscategorie (15-24 jaar), maar is eveneens één van de meest voorkomende SOA’s in de andere leeftijdscategorieën tot de leeftijd van 54 jaar. Fig. 2: Verdeling van de SOA per geslacht (periode 2004-2005)
7
Fig. 3: Verdeling van de meest frequent gerapporteerde SOA-diagnoses naar geslacht en leeftijdscategorie
Aantal geregistreerde SOAdiagnoses
Geslacht: mannen 35 30 25
chlamydia
20
gonorroe
15
syfilis genitale w ratten
10 5 0 15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
>=55 jaar
Leeftijdscategorie
Aantal geregistreerde SOAdiagnoses
Geslacht: vrouwen 40 35 30 chlamydia
25
trichomonas
20
genitale herpes
15
genitale w ratten
10 5 0 15-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
Leeftijdscategorie
8
>=55 jaar
3.2.2 Verdeling van de SOA-diagnoses naar seksuele geaardheid Bij de mannen ziet de verdeling van de SOA-diagnoses er anders uit bij opsplitsing naar seksuele geaardheid (figuur 4). Bij homoseksuele mannen is syfilis het meest frequent, gevolgd door gonorroe en genitale wratten. Bij heteroseksuele mannen zijn genitale wratten het meest frequent, gevolgd door chlamydia en syfilis. De 3 geregistreerde LGVgevallen hebben allen een homoseksuele geaardheid. Fig. 4: Verdeling van de SOA-diagnoses bij mannen naar seksuele geaardheid
3.2.3 Symptomen en aanleiding tot de SOA-consultatie In het geval van een diagnose van chlamydia-infectie, is uretritis het meest voorkomende symptoom bij mannen (in 18 van de 26 diagnoses; 69,2%). Bij vrouwen gediagnosticeerd met een chlamydia-infectie is cervicitis het meest voorkomende symptoom (bij 30 van de 60 diagnoses; 50,0%), hoewel er geen specifieke symptomen zijn bij 48,3% van deze vrouwen. Bij mannen ligt dit aandeel lager (26,9% chlamydia-infecties zonder specifieke symptomen). In 87,5% van de gonorroediagnoses bij mannen werd eveneens uretritis als symptoom vermeld. Voor herpes werd bij 63,6% van de mannen en bij 71,4% van de vrouwen met deze diagnose genitale ulcus als symptoom aangehaald. Voor alle LGV-diagnoses werd proctitis opgegeven als symptoom. De symptomen voor syfilis waren meestal niet gespecifieerd, zowel bij beide vrouwen als bij 73,8% van de mannen met syfilis. Bij alle gonorroe- en trichomonasdiagnoses bij vrouwen was het symptoom cervicitis. 9
Een SOA-diagnose naar aanleiding van een routine screening, een onderzoek van de partner of een ander reden van consult, is gesteld in 39,5% van de gevallen (n=68) voor dewelke deze informatie gekend is (n=172). In 77,9% van de gevallen gaat het om diagnoses bij vrouwen (n=53). In tabel 2 zien we de verdeling van de SOA volgens geslacht en reden van consult voor zover deze informatie gekend is. Vooral Chlamydia-infecties bij vrouwen worden vaak gediagnosticeerd ter gelegenheid van een consultatie omwille van een andere reden dan een specifieke SOA-klacht. Tabel 2: Verdeling van de SOA-diagnose volgens geslacht en volgens het motief van de consultatie (periode 2004-2005)
Mannen
Chlamydia-infecties Gonorroe Syfilis Trichomonasinfectie Herpes Condylomen PID Pediculosis Totaal
Vrouwen
Consult voor een SOA-klacht
Consult omwille van andere reden dan SOA-klacht
Consult voor een SOA-klacht
Consult omwille van andere reden dan SOA-klacht
5 10 18 2 26 2 N=63
3 1 9 1 1 N=15
11 2 5 10 10 3 N=41
22 1 6 1 15 4 N=53
3.2.4 Beschrijving per SOA-diagnose 3.2.4.1 Chlamydia-infectie en PID Een Chlamydia-infectie wordt in 69,8% van de gevallen gesteld bij vrouwen. Tweeëntwintig vrouwen (66,7% van de vrouwen voor dewelke deze informatie gekend is) consulteerden omwille van een andere reden dan een SOA-klacht (tabel 2). Bij de mannen is de diagnose meestal naar aanleiding van een specifieke klacht gesteld (62,5% van de mannen voor dewelke deze informatie gekend is (n=8)). De gemiddelde leeftijd bij de vrouw is 26 jaar en bij de man 33 jaar. In tegenstelling tot de vorige registratieperiode ligt het aandeel heteroseksuele mannen met chlamydia hoger dan het aandeel homoseksuele mannen. 76,7% van de gevallen (65,4% bij de man en 81,7% bij de vrouw) meldt een heteroseksuele geaardheid en 10,5% van de gevallen (30,7% bij de man en 1,7% bij de vrouw) meldt een homo/biseksuele geaardheid. In 12,8% van de gevallen is de seksuele geaardheid niet gekend. 36,0% (n=31) heeft gedurende de laatste zes maanden een vaste partner gehad en 29,1% (n=25) vermelde meer dan één partner gedurende de laatste zes maanden (34,8% bij de mannen en 26,6% bij de vrouwen). Voor 34,9% zijn deze gegevens echter onbekend. Voor 95,2% (n=60) van het totaal aantal gevallen dat is getest voor HIV (n=63; 73,3% van alle chlamydia-gevallen) wordt een HIV-negatieve status gemeld. Voor 4,8% (n=3) 10
onder hen wordt een HIV-positieve status gemeld. Voor 11,6% ( n=10) van alle patiënten met een Chlamydia-infectie (n=86) heeft men geen enkele informatie over de HIV-test ofwel is er geen test voorgesteld. Voor 13 gevallen werd aangehaald dat het tijdsstip om te testen nog te vroeg was maar afspraken werden gemaakt om later een test uit te voeren. Zeven vrouwen werden gelijktijdig gediagnosticeerd met chlamydia en PID. Het betreft 3 vrouwen uit de leeftijdscategorie 35-39 jaar, 2 vrouwen uit de leeftijdscategorie 25-30 jaar, 1 vrouw uit de leeftijdscategorie 20-24 jaar en 1 vrouw uit de leeftijdscategorie 4549 jaar. 3.2.4.2 Gonorroe Er zijn 29 gevallen van gonorroe-infecties vermeld, waarvan 24 mannen. Zestien mannen melden een homo/biseksuele geaardheid en 2 mannen melden een heteroseksuele geaardheid. Voor 6 mannen is de seksuele geaardheid onbekend. De 5 vrouwen melden allen een heteroseksuele geaardheid. De gemiddelde leeftijd van de mannen bedraagt 35 jaar. Wat betreft het HIV-testgedrag: 10 personen zijn getest ter gelegenheid van de consultatie, 11 ondergingen vroeger reeds een test, bij 6 mannen werd de test niet voorgesteld, één persoon zou later worden getest en voor de overige persoon ontbreekt deze informatie. Bij diegenen die zich hadden laten testen melden 13 personen (61,9%) een HIV-negatieve test en 8 personen (38,1%) een HIV-positieve test. Voor 7 onder hen was de seropositiviteit al gekend voor de SOA-consultatie. Alle 8 seropositieve personen zijn mannen met een Belgische nationaliteit en een homoseksuele geaardheid. 3.2.4.3 Syfilis In het totaal werden 64 gevallen van syfilis gediagnosticeerd waarvan 96,9% (n=62) van het mannelijke geslacht zijn. De gemiddelde leeftijd van de mannen is 36 jaar. 74,2% (n=46) van de mannen vermelden een bi-of homoseksuele geaardheid en 24,2% (n=15) melden een heteroseksuele geaardheid; voor slechts 1 man is deze informatie onbekend. Beide vrouwen melden een heteroseksuele geaardheid en een vaste partner gedurende de 6 maand voorafgaand aan de consultatie. Acht mannen (12,9%) vermelden een vaste partner gedurende de laatste zes maanden en 22 mannen (32,5%) vermelden meer dan één partner. Voor de overige 51,6% zijn de gegevens ontbrekend (n=32). Wat betreft de HIV-serologie kennen we gegevens voor 92,2% (n=59) van de gevallen: 34 patiënten lieten zich testen ter gelegenheid van de consultatie en 25 hadden zich reeds vroeger laten testen. Vijfentwintig mannen en 1 vrouw zijn HIV-positief (44,1% van alle geteste personen) waarvan 7 hun HIV-seropositiviteit hebben ontdekt ter gelegenheid van de consultatie. De HIV-seropositieve mannen hebben allen een homoseksuele geaardheid. Voor 5 syfilisgevallen vond de infectie in het buitenland plaats; voor 28 gevallen is deze informatie onbekend. Het betreft 2 Belgische mannen, 1 man afkomstig uit een ander 11
Europees land, 1 man afkomstig uit subsaharisch Afrika en 1 man met een Aziatische nationaliteit. 3.2.4.4 Herpesinfectie Een herpesinfectie wordt vermeld in 32 gevallen. In 65,6% (n=21) van de gevallen is de diagnose gesteld bij vrouwen. De gemiddelde leeftijd bedraagt 35 jaar voor de mannen en 29 jaar voor de vrouwen. 78,1% (n=25) vermelden een heteroseksuele geaardheid (63,6% (n=7) bij de man en 85,7% (n=18) bij de vrouw). Drie mannen hebben een homoseksuele geaardheid. Voor 3 vrouwen en 1 man is de seksuele geaardheid onbekend. 37,5% (n=12) melden een vaste partner gedurende de laatste zes maanden: 9,1% bij de mannen en 52,4% bij de vrouwen. 54,6% van de mannen (n=6) vermelden meer dan 1 seksuele partner te hebben gehad in de 6 maanden voorafgaand aan de consultatie. Bij de vrouwen betreft dit slechts 2 personen (9,5%). In 31,3% van de gevallen is het aantal partners gedurende de laatste zes maanden onbekend. 43,8% (n=14) van de patiënten heeft zich tijdens de consultatie laten testen voor HIV en 15,6% (n=5) waren reeds vroeger getest. Twee patiënten zijn HIV-positief, waaronder 1 heteroseksuele vrouw van Aziatische origine en 1 Belgische homoseksuele man. Beiden waren reeds op de hoogte van hun HIV-seropositiviteit op het moment van de SOAdiagnose. De vrouw liep de herpesinfectie op in het buitenland. De seropositieve man vermeldt 5 of meer partners te hebben gehad in de 6 maanden voorafgaand aan de consultatie. Hij werd op hetzelfde moment gediagnosticeerd met 3 verschillende SOA (gonorroe, syfilis en herpes). Drie infecties met herpes vonden plaats in het buitenland; voor 11 gevallen is deze informatie onbekend. Het betreft 1 heteroseksuele man van Aziatische origine, 1 vrouw afkomstig uit subsaharisch Afrika en 1 vrouw afkomstig uit Azië. 3.2.4.5 Genitale wratten Er zijn in totaal 100 gevallen van condylomen vermeld waarvan 57 bij mannen. 44,2% van de vrouwen wordt gezien door de gynaecoloog en 18,6% door de dermatoloog. Bij de mannen wordt 89,5% gezien door de dermatoloog. De gemiddelde leeftijd is 31 jaar voor de vrouwen en 37 jaar voor de mannen. Bij de mannen waarvoor de reden van de consultatie is gekend (n=27), is dit bij condylomen meestal (in 96,3% van deze gevallen) een specifieke SOA-klacht (c.f. tabel 2 p.10). Bij vrouwen is dit minder uitgesproken; 28,6% van de vrouwen waarvoor deze informatie is gekend (n=35) consulteert omwille van een specifieke SOA-klacht. 78,0% meldt een heteroseksuele geaardheid (61,4% bij de man en 100,0% bij de vrouw) en 31,6% van de mannen meldt een homo/biseksuele geaardheid. Voor 7% is deze informatie onbekend. 44,0% (n=44) meldt een vaste partner gedurende de laatste zes 12
maanden (36,8% bij de man en 53,5% bij de vrouw). In 23,0% van de gevallen is deze informatie onbekend. Wat betreft HIV: 47,0% (n=47) van de personen hebben een HIV-test tijdens de consultatie ondergaan en 33,0% (n=33) hadden vroeger reeds een test laten doen. Van deze 80 personen die zijn getest, zijn er 2 HIV-positief. Het betreft 1 homoseksuele man met onbekende nationaliteit maar die de infectie opliep in België en 1 heteroseksuele man afkomstig uit subsaharisch Afrika en die daar de besmetting opliep. 3.2.4.6 Trichomonas Trichomonasinfecties zijn meer frequent bij vrouwen en werden gedurende deze registratieperiode uitsluitend bij vrouwen gediagnosticeerd (n=22). De gemiddelde leeftijd van deze vrouwen bedraagt 32 jaar. Meer dan de helft onder hen (54,5%) vermeldt 1 vaste partner in de laatste 6 maanden (n=12), 31,8% meldt meerdere partners (n=7) en voor 3 vrouwen is deze informatie onbekend (13,6%). Acht vrouwen werden getest voor HIV op het ogenblik van de SOA-consultatie (36,4%), 5 vrouwen ondergingen reeds eerder een HIV-test (22,7%), voor 3 vrouwen werd een HIV-test later gepland (13,6%) en voor de overige 6 vrouwen is de informatie niet gekend of werd geen HIV-test voorgesteld (27,3%). Twee vrouwen hebben een HIVpositieve serostatus, waarvan 1 werd ontdekt ter gelegenheid van de SOA-consultatie. Het betreft 2 vrouwen afkomstig uit subsaharisch Afrika, waarbij 1 besmetting in het buitenland plaatsvond. In totaal liepen 7 personen een trichomonasinfectie op in het buitenland; voor 5 vrouwen is deze informatie onbekend. Het betreft 1 vrouw met de Belgische nationaliteit, 3 vrouwen afkomstig uit een ander Europees land, 2 vrouwen afkomstig uit subsaharisch Afrika en 1 vrouw uit Centraal/Zuid-Amerika. 3.2.4.5 LGV Drie HIV-seropositieve homoseksuele mannen werden gediagnosticeerd met LGV gedurende deze registratieperiode. Het betreft 2 mannen van 40 en 1 man van 37. Voor 1 man werd de HIV-seropositiviteit ontdekt ter gelegenheid van de SOA-consultatie, de overige 2 waren reeds op de hoogte van hun HIV-positieve status. Eén van deze 2 mannen meldt 5 partners of meer te hebben gehad in de 6 maand voorafgaand aan de SOA-consultatie. Alle LGV-patiënten zijn afkomstig uit een ander Europees land, maar zijn woonachtig in België. Voor 2 mannen is dit land gespecificeerd, namelijk Nederland. Het land van besmetting is telkens onbekend.
13
3.2.5 Verdeling van de SOA-diagnoses naar type van site Bij de verdeling van de SOA per peilpraktijk of dienst wordt de volgende spreiding vastgesteld (tabel 3): 26% van de gevallen wordt gezien door de dermatologen en 20% van de gevallen wordt gezien door de gynaecologen. 18% wordt gezien via de SOAkliniek en 16% wordt gezien via de huisartsen. De centra voor studenten en de centra voor familiale planning en seksuele voorlichting zien respectievelijk 9% en 7% van de gevallen. Drie percent van alle SOA werden geregistreerd door de internisten. De urologen zagen 0,9% van de gevallen. Uit tabel 1 kan afgeleid worden dat de dermatologen vooral genitale wratten diagnosticeren (64,1%), in de centra voor seksuele voorlichting en preventie en medische studentencentra vooral Chlamydia wordt vastgesteld (respectievelijk 65,2% en 43,8%) en dat 44,4% van de SOA diagnoses in de SOA kliniek uit syfilis bestaat. Dit aandeel syfilisdiagnoses in de SOA-kliniek is gedaald t.o.v. de vierde registratieperiode (54,5%), terwijl het aandeel chlamydiadiagnoses in de SOA-kliniek hoger ligt in de vijfde registratieperiode (28,6% t.o.v. 15,9%). Bij de huisartsen ligt het aandeel chlamydiadiagnoses eveneens hoger in de vijfde registratieperiode in vergelijking tot de vierde (22,8% t.o.v. 8,3%), alsook het aandeel syfilisdiagnoses (17,5% t.o.v. 8,3%). Tabel 3: Verdeling van de SOA per specialisme of soort praktijk (periode 2004-2005) I = Chlamydia-infectie, II = Gonorroe, III = Syfilis, IV = Trichomonasinfectie, V = Herpesinfectie VI = Condyloom HPV, VII = PID, VIII = Pediculosis, IX =Andere (LGV, chancroïd of donovanosis) SOA Peilpraktijk. Dermatologen Huisartsen Gynaecologen Urologen Centrum voor preventie en planning Centrum voor studenten SOA kliniek Internisten
I N=86
II N=29
III N=64
4 (4,3%) 13 (22,8%) 22 (31,0%)
1 (1,1%) 5 (8,8%) 4 (5,6%)
18 (19,6%) 10 (17,5%)
-
-
2 (66,7%)
-
15 (65,2%)
2 (8,7%)
1 (4,3%) 2 (6,3%) 28 (44,4%) 3 (25,0%)
14 (43,8%) 18 (28,6%) -
9 (14,3%) 8 (66,7%)
-
IV N=22
V N=32
VI N=100
8 (8,7%) 8 (14,0%) 6 (8,5%) 1 (33,3%)
59 (64,1%) 10 (17,5%) 19 (26,8%)
1 (1,8%) 13 (18,3%)
-
2 (8,7%)
2 (8,7%)
1 (4,3%)
3 (9,4%) 1 (1,6%)
5 (15,6%) 2 (3,2%)
-
-
8 (25,0%) 2 (3,2%) 1 (8,3%)
9 (15,8%) 7 (9,9%)
14
VII N=14 -
VIII N=3 2 (2,2%) 1 (1,8%)
IX N=3 -
Totaal N=353 92 (100%) 57 (100%) 71 (100%) 3 (100%)
-
-
-
-
-
-
-
-
23 (100%)
-
-
-
32 (100%)
-
-
3 (4,8%)
63
-
-
-
12
3.2.6 SOA-hulpvraag Om een schatting te maken van de verhouding van de SOA-hulpvraag bij de artsen ten opzichte van de algemene hulpvraag, wordt sinds de vierde registratieperiode naar het totaal aantal patiëntencontacten gevraagd. Vijfendertig percent (19/54) van de deelnemende sites heeft ons deze gegevens bezorgd, waaronder 2 gynaecologen, 9 dermatologen, 1 studentencentrum, 2 centra voor familiale planning en seksuele voorlichting, 1 SOA-kliniek en 4 huisartsen. Uit de berekening van het aantal SOAconsultaties op het totaal aantal consultaties voor de gehele registratieperiode blijkt dat de verhouding van de SOA-hulpvraag bij de artsen ten opzichte van de algemene hulpvraag klein is, variërend van 0,1% tot 5,2%. De grootste proportie (5,2%) wordt teruggevonden bij één van de 2 centra voor familiale planning; deze proportie bedraagt 1,5% in het andere centrum. In de SOA-kliniek bedraagt dit aandeel 2,2%. De proportie SOAconsultaties bij de huisartsen en de dermatologen bedraagt gemiddeld 0,1 à 0,2%, waarbij er weinig verschil in proportie tussen de verschillende sites van deze medische specialisaties wordt gezien. Voor de 2 gynaecologen die informatie over het totaal aantal consultaties verschaften, is de proportie SOA-consultaties daarentegen niet gelijkaardig; deze bedraagt 0,1% voor de ene en 1% voor de andere. Deze laatste site ziet een groter aandeel SOA’s dan het gemiddelde voor de gynaecologische sites dat in de vierde registratieperiode op 0,3% kwam. De proportie SOA-consultaties voor het medisch studentencentrum bedraagt 1,2%. Voor 14 van de 19 sites die de gegevens over het totaal aantal patiëntencontacten gedurende de vijfde registratieperiode verschaften, beschikten we eveneens over deze gegevens voor de vierde registratieperiode. De proportie SOA-consultaties van deze sites in de vijfde registratieperiode is heel gelijkaardig aan die in de vierde registratieperiode, met uitzondering van 2 sites.
15
3.3 Beschrijving van de patiënten 3.3.1 Beschrijving naar leeftijd en geslacht De leeftijd van de gediagnosticeerde patiënten varieert van 16 tot 90 jaar met een gemiddelde leeftijd van 33 jaar en een standaarddeviatie van 11 jaar. De leeftijdsgroepen 25 tot 29 jaar, 30 tot 34 jaar, en 20 tot 24 jaar zijn het frequentst vertegenwoordigd, met respectievelijk 59, 57 en 57 gevallen. Bij de vrouwen is de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar het meest vertegenwoordigd, bij de mannen is dit die van 30 tot 34 jaar (figuur 5). De man/vrouw proportie is 1,1; deze proportie is iets groter dan in de vorige periode (0,96). Zoals voor HIV is het percentage jongeren (15-19 jaar) groter bij de vrouwen (13,8%) dan bij de mannen (2,3%).5 Fig. 5: Verdeling van de patiënten volgens leeftijdscategorie en geslacht (periode 2004-2005)
Wanneer bovenstaande verdeling wordt bekeken per type van site, dan valt deze verdeling enigszins anders uit voor bepaalde specialismen of centra. Logischerwijs behoren de SOA-patiënten geregistreerd door de medische studentencentra en de centra voor seksuele voorlichting en preventie algemeen tot de jongere leeftijdscategorieën. Voor de vrouwen geregistreerd door de gynaecologen (n=56), valt op dat de leeftijdscategorie 35 tot 39 jaar het frequentst vertegenwoordigd is. De huisartsen registreerden evenveel vrouwen (n=7) uit de leeftijdscategorie 40 tot 44 jaar als uit de leeftijdscategorie 20 tot 24 jaar, die tegelijk ook de frequentst vertegenwoordigde leeftijdscategorieën uitmaken. 16
3.3.2 Verdeling naar woonplaats, nationaliteit en niveau van onderwijs In 91,4% van de gevallen is de verblijfplaats gekend (n=298). Onder hen heeft slechts 1 patiënt een verblijfplaats buiten België. Bij 75,8% (n=247) van het totaal aantal patiënten is de provincie gekend; 26,7% onder hen komt uit de provincie Antwerpen, 20,2% uit de regio Brussel, 12,6% uit de provincie Luik, 11,7% uit Oost-Vlaanderen, 8,9% uit Henegouwen, 6,1% uit Vlaams-Brabant, 5,7% uit Namen, 3,2% uit Waals-Brabant, 2,4% uit West-Vlaanderen, 2,0% uit Limburg en 0,4% uit Luxemburg. Deze verdeling hangt uiteraard samen met de geografische verdeling van de deelnemende sites. Van alle patiënten is 72,7% van Belgische nationaliteit, 11,0% is afkomstig uit een ander Europees land, 7,1% is Afrikaan, 3,4% is afkomstig van Azië en 1,8% is afkomstig van Zuid- of Centraal-Amerika. De nationaliteit is niet gekend voor 3,4% van de patiënten. Bij 63,2% van de gevallen is de scholingsgraad gekend. Onder hen vermeldt 87,9% secundair onderwijs of hoger onderwijs. Zoals te zien is in figuur 3, is het hoger onderwijs (personen die studies volgden >18 jaar) het hoogst vertegenwoordigd (39,3% of 81 gevallen). Fig. 6: Verdeling van de SOA-patiënten naargelang het niveau van onderwijs (periode 2004-2005)
17
3.3.3 Beschrijving van de risicofactoren We kennen de seksuele geaardheid van de meeste gevallen waarbij een SOA gediagnosticeerd is (voor 93,1% van de mannen en 88,8% van de vrouwen). Bij de mannen vermeldt 42,0% een heteroseksuele geaardheid en 51,1% een homo/biseksuele geaardheid. Bij de vrouwen vermeldt 88,2% een heteroseksuele geaardheid en 0,7% (n=1) een biseksuele geaardheid. Bij de mannen melden 38 personen (21,8%) een vaste partner te hebben en 58 personen (33,3%) melden dat ze meer dan één partner hebben gehad. Bij de vrouwen gaat dit respectievelijk om 48,0% (n=73) en 25,6% (n=39). We hebben geen informatie over het aantal partners bij 34,0% (n=111) van de gevallen. Figuren 7 en 8 illustreren respectievelijk de verdeling van de heteroseksuele personen naar geslacht en aantal partners en de verdeling van de homo/biseksuele mannen naar aantal partners. Deze gegevens hebben enkel betrekking op de gevallen waarvoor deze informatie is gekend. Hierbij valt op dat bij heteroseksuele personen de grootste proportie (52,8% bij de mannen en 65,2% bij de vrouwen) een vaste partner heeft, terwijl bij homo/biseksuele mannen de grootste proportie (52,2%) 2 tot 4 partners heeft gehad in de 6 maand voorafgaand aan de SOA-consultatie. Fig. 7: verdeling van de personen met een heteroseksuele geaardheid naar geslacht en aantal partners in de afgelopen 6 maand
18
Fig. 8: verdeling van de homo/biseksuele mannen (n=46) naar aantal partners in de afgelopen 6 maanden
Wat betreft prostitutie en IV-druggebruik: 5,2% (n=9) van de mannen melden dat ze in contact zijn geweest met betaalde seksuele diensten gedurende de laatste 6 maanden, maar voor 51,7% (n=90) zijn deze gegevens onbekend. 4,6% (n=7) van de vrouwen zijn werkzaam als prostituee, voor 30,3% (n=46) zijn deze gegevens onbekend. Het betreft hier 5 Belgische vrouwen, 1 vrouw met de Noord-Afrikaanse nationaliteit en 1 vrouw met onbekende nationaliteit. Vier onder hen behoren tot de leeftijdscategorie 20-25 jaar, 1 vrouw is 35 jaar en 1 vrouw is 46 jaar. Twee mannen en twee vrouwen (1,2%) vermelden seksuele contacten met een IV-druggebruiker (voor 47,5% zijn deze gegevens onbekend) en 4 mannen vermelden IV-druggebruik (voor 40,8% zijn deze gegevens onbekend). Deze laatste 4 mannen bevinden zich in de leeftijdscategorie 20-30 jaar. Twee onder hen hebben een heteroseksuele geaardheid, 1 een biseksuele geaardheid en voor de laatste is deze informatie onbekend. De verdeling van deze mannen naar nationaliteit is de volgende: 2 Belgen, 1 persoon afkomstig uit een ander Europees land en 1 persoon afkomstig uit Noord-Afrika. Voor 7 mannen en voor 13 vrouwen (6,1% van het totaal aantal patiënten) werd vermeld dat de infectie met een SOA plaatsvond in het buitenland. Drie onder hen (15,0%) hebben de Belgische nationaliteit. De leeftijd van deze personen varieert tussen 16 en 59 jaar.
19
3.3.4 Houding t.o.v. de HIV-test 48,7% (n=153) van de gevallen waarvoor deze informatie is gekend (n=314) zijn getest ter gelegenheid van de consultatie, 28,5% (n=93) van de patiënten had zich reeds eerder laten testen. In 11,7% van de gevallen werd er geen test voorgesteld of werd nog nooit een test afgenomen (n=38). Bij 9,2% (n=29) is de HIV-test gepland voor een later tijdstip. Tenslotte weigerde één patiënt de test. Wat betreft de patiënten waarvan de HIV-status is gekend (n=245); 18,0% (n=44) zijn HIV-positief, 82,0% (n=201) zijn negatief. Voor 24,8% (n=81) is de HIV-status niet gekend. Fig. 9: omstandigheden van de HIV-test (periode 2004-2005)
20
3.3.5 De HIV-seropositieve personen 44 patiënten zijn HIV-positief, 38 (86,4%) zijn mannen, 6 (13,6%) zijn vrouwen. Voor 22,7% (n=10) is de diagnose gesteld ter gelegenheid van het SOA-consult, de overigen kenden hun serologische status. Voor 1 persoon is de diagnose minder dan drie maand geleden gesteld met de dag van de consultatie als referentiedatum. De gemiddelde leeftijd is 36 jaar voor de mannen en 32 jaar voor de vrouwen. Zevenentwintig seropositieve patiënten hebben de Belgische nationaliteit, 7 patiënten zijn afkomstig van een ander Europees land, 4 personen zijn afkomstig uit Subsaharisch Afrika, 4 personen uit Azië en 1 uit Centraal- of Zuid-Amerika. Voor één persoon is de nationaliteit onbekend. De reden voor het consult is gekend bij 7 van de 44 patiënten. Twee onder hen consulteerden naar aanleiding van een SOA-klacht, 5 mannen vermeldden geen SOAklacht als motief voor de consultatie. Wat betreft de seksuele oriëntatie, vermelden 37 mannen een homoseksuele en 1 man een heteroseksuele geaardheid. Vijf personen vermelden een vaste partner gedurende de laatste zes maanden, 9 personen vermelden meerdere partners. Deze informatie is echter onbekend voor 65,9% (n=29) van de gevallen. Voor de variabelen i.v.m. prostitutie en intraveneus druggebruik ontbreekt deze informatie eveneens in meer dan de helft van de gevallen. Bij de HIV-positieve personen (n=44) treffen we de volgende SOA aan: syfilis n=26, gonorroe n=8, LGV n=3, chlamydia n=3, herpes n=2, genitale wratten n=2, trichomonasinfectie n=2 en PID n=1. Bij één persoon werden 2 verschillende SOA gediagnosticeerd en bij één andere persoon werden 3 verschillende SOA gediagnosticeerd.
21
3.3.6 Serologie van hepatitis B en C en syfilis Voor Hepatitis B: voor 60,7% (n=198) van de gevallen is er informatie beschikbaar: 14,6% (n=29) van de gekende gevallen vernoemt een positieve serologie, 65,7% (n=130) een negatieve serologie en 19,7% (n=39) zijn gevaccineerd. Van de 29 patiënten met een positieve serostatus voor hepatitis B, behoren er 22 tot het mannelijk geslacht en 7 tot het vrouwelijk geslacht. Van de 22 mannen zijn er 19 homoseksueel en 3 heteroseksueel. Meer dan de helft (55,2%) van de 22 mannen (n=16) zijn HIV-positief. De meest frequente SOA-diagnose onder deze 29 patiënten is syfilis. Twee van de 3 mannen met LGV en de man waarbij 3 verschillende SOA werden vastgesteld hebben eveneens een positieve serostatus voor hepatitis B. Voor Hepatitis C: voor 43,6% (n=142) van de gevallen is een resultaat vermeld: 7,7% (n=11) van de gekende gevallen vermeldt een positieve serologie en 92,3% (n=131) vermeldt een negatieve serologie. Van de 11 patiënten met een positieve serostatus voor hepatitis C, behoren er 9 tot het mannelijk geslacht en 2 tot het vrouwelijk geslacht. Van de 9 mannen zijn er 6 homoseksueel en 3 heteroseksueel. Bijna de helft (45,5%) van de 9 mannen (n=5) zijn HIV-positief. De meest frequente SOA-diagnose onder deze 11 patiënten zijn genitale wratten (5 mannen en 2 vrouwen). Twee van de 3 mannen met LGV hebben eveneens een positieve serostatus voor hepatitis C. Voor syfilis: voor 63,7% (n=225) van de gevallen is er informatie beschikbaar; 34,7% (n=78) van de gekende gevallen vernoemt een positieve serologie en 65,3% (n=147) vernoemt een negatieve serologie. Van de 78 SOA-diagnoses met een positieve serostatus voor syfilis, waren er 60 waarvan het om een primo-infectie ging. Voor de overige 18 gevallen worden volgende SOAdiagnoses genoteerd; gonorroe (n=6), chlamydia (n=4), genitale wratten (n=4), genitale herpes (n=3) en LGV (n=1.) Het betreft 67 mannen (76,9% homo/biseksueel, 23,1% heteroseksueel) waarvan 4 mannen met 2 verschillende SOA-diagnoses en 1 man met 3 verschillende SOAdiagnoses, en 5 vrouwen. Voor 62 mannen en alle 5 vrouwen is de HIV-status gekend; deze is positief voor 28 mannen (45,2%) en 2 vrouwen (40,0%).
22
4. Vergelijking van de resultaten van de vijf registratieperiodes In het huidig ontwikkelingsstadium van dit surveillancesysteem, kan een vergelijking gemaakt worden van de informatie verstrekt door de artsen die gedurende alle periodes van vergelijking registreerden. Het betreft hier 15 sites voor de vergelijking van de vijf registratieperiodes en 45 sites voor de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode. Aangezien de registratie t.e.m. de derde periode (oktober 2002-januari 2003) gedurende 4 maanden gebeurde, kunnen bij de vergelijking van de 5 periodes telkens enkel de maanden oktober t.e.m. januari in aanmerking worden genomen. De vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode gebeurt op basis van 6 maanden van registratie (respectievelijk oktober 2003 t.e.m. maart 2004 en oktober 2004 t.e.m. maart 2005). Om na te gaan of veranderingen in aantallen SOA in de tijd significant zijn, wordt gebruik gemaakt van de niet-parametrische Mann-Whitney U test. Deze statistische procedure laat toe om gegevens te analyseren afkomstig uit kleine studiegroepen waarvan de distributie niet is gekend.6 4.1 SOA-trends 4.1.1 Evolutie naar geslacht In de vergelijking van de 5 viermaandelijkse registratieperiodes (gegevens 15 sites) ligt het totaal aantal SOA-diagnoses bij mannen hoger in de derde en de vijfde registratieperiode (respectievelijk 51, 50, 74, 56 en 73 gevallen voor de 5 periodes). De stijging in periode 3 is vooral toe te schrijven aan de significante stijging van het aantal syfilisgevallen tussen periode 1 en 3 (van 3 naar 34 gevallen; p<0,001). In periode 4 is er een terugval van het aantal syfilisdiagnoses tot 24 gevallen en in periode 5 een lichte stijging (niet significant) tot 32 gevallen. Daarnaast is er in periode 5 ook een lichte stijging in het aantal gonorroegevallen (niet significant). Het aantal gonorroediagnoses bij mannen voor de 5 periodes bedraagt respectievelijk 16, 4, 8, 7 en 17 gevallen. Voor de andere SOA-diagnoses bij mannen blijft het aantal per periode min of meer constant. Wat betreft LGV werden er voorheen de vierde registratieperiode geen gevallen geregistreerd. Het voorkomen van deze SOA-diagnoses in de vierde en de vijfde registratieperiode hangt samen met de LGV-outbreak geobserveerd in verschillende Europese steden. In de vergelijking van de vierde en de vijfde zesmaandelijkse registratieperiodes (gegevens 45 sites) is er eveneens een lichte stijging te zien in het aantal gevallen van gonorroe (van 19 naar 24 gevallen; niet significant), maar niet voor syfilis (68 gevallen geregistreerd in periode 4 en 62 in periode 5). Voor de andere SOA-diagnoses bij mannen blijft het aantal per periode eveneens min of meer constant, hoewel voor chlamydia toch een lichte stijging van 16 naar 25 gevallen wordt vastgesteld (niet significant). In de vergelijking van de 5 viermaandelijkse registratieperiodes (gegevens 15 sites) zijn er voor sommige SOA-diagnoses bij vrouwen wel schommelingen in aantal per periode, maar voor geen enkele SOA-diagnose zijn er significante veranderingen. In de vergelijking van de vierde en de vijfde zesmaandelijkse registratieperiodes (gegevens 45 sites) daarentegen is er een significante stijging in het aantal 23
chlamydiadiagnoses (van 39 naar 58 gevallen; p<0,01). Daarnaast is er een lichte daling in het aantal diagnoses van genitale herpes (van 31 naar 18 gevallen; niet significant). Voor de andere gespecificeerde SOA-diagnoses blijft het aantal per periode min of meer constant. Het totaal aantal SOA-diagnoses daalt van 162 in periode 4 naar 148 in periode 5; dit is voornamelijk toe te schrijven aan de wijziging van de SOA die worden geregistreerd onder de variabele “andere” (sinds periode 5 worden b.v. gardnerella en ureaplasma niet langer in de registratie opgenomen). Het aantal gerapporteerde gevallen van pediculosis pubis is in beide geslachten significant gedaald in de loop van de tijd (p<0,001) op basis van de vergelijking van de 5 periodes. Voor de andere SOA zijn er weinig veranderingen opgemerkt wat betreft het aantal gestelde diagnoses in beide geslachten doorheen de tijd. 4.1.2 Evolutie naar geslacht en seksuele geaardheid Bij de mannen verschillen de SOA-trends naargelang de seksuele geaardheid. Figuren 11 en 12 tonen respectievelijk voor de vergelijking van de 5 en de 2 laatste periodes de evolutie in het aantal syfilis- en gonorroediagnoses bij mannen naar seksuele geaardheid. Zowel voor gonorroe als voor syfilis blijkt de stijging zich voor te doen bij MSM (mannen die seks hebben met mannen).
35 gonorroe MSM
30 25 20
gonorroe heteromannen
15
syfilis MSM
10 syfilis heteromannen
5 0 ok t.2 00 0ja n. ok 20 t.2 01 00 1ja n. ok 20 t.2 02 00 2ja n. ok 20 t.2 03 00 3ja n. ok 20 t.2 04 00 4ja n. 20 05
Aantal geregistreerde SOA-diagnoses
Fig. 10: Evolutie van het aantal syfilis- en gonorroediagnoses bij mannen naar seksuele geaardheid doorheen de 5 periodes (gegevens 15 sites)
24
Aantal geregistreerde SOA-diagnoses
Fig. 11: Evolutie van het aantal syfilis- en gonorroediagnoses bij mannen naar seksuele geaardheid tussen de vierde en de vijfde registratieperiode (gegevens 45 sites) 60 50
gonorroe MSM
40
gonorroe heteromannen
30
syfilis MSM
20
syfilis heteromannen
10 0 okt.2003-maart2004
okt.2004-maart2005
4.1.3 Evolutie naar leeftijdscategorie Zowel in de vergelijking van de 5 periodes als in de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode bevinden de syfilispatiënten zich voornamelijk in de leeftijdscategorie 30-44 jaar (respectievelijk 69% en 62% van het totaal). Het is ook in deze leeftijdscategorie dat de stijging zich voordoet. Het toegenomen aantal gonorroediagnoses in de vijfde registratieperiode situeert zich in de leeftijdscategorie 30-34 jaar. De stijging in het aantal chlamydiagevallen in de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode betreft vrouwen in de leeftijdscategorieën 15-29 jaar en 40-49 jaar (figuur 12). De daling in herpesinfecties situeert zich in de leeftijdscategorie 20-34 jaar.
25
Aantal chlamydiadiagnoses bij vrouwen
Fig. 12: Evolutie van het aantal chlamydiadiagnoses bij vrouwen naar leeftijdscategorie tussen de vierde en de vijfde registratieperiode (gegevens 45 sites) 35 30 25 20
okt.2003-maart2004
15
okt.2004-maart2005
10 5 0 15-19 jaar 20-29 jaar 30-39 jaar 40-49 jaar Leeftijdscategorie
4.1.4 Evolutie naar provincie De stijging van het aantal syfilisdiagnoses bij mannen betreft in de derde registratieperiode voornamelijk patiënten woonachtig in de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen en in de vijfde registratieperiode situeert de stijging zich nagenoeg uitsluitend bij patiënten uit de provincie Antwerpen. Ook de gonorroe-infecties situeren zich vooral in de provincie Antwerpen (56% van het totaal in de vergelijking van de 5 periodes en 61% van het totaal in de vergelijking van periode 4 en 5). De significante stijging van het aantal chlamydiagevallen bij vrouwen in de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode situeert zich in verschillende provincies (Brabant, Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Luik) en de daling in het aantal herpesdiagnoses situeert zich in de provincies Antwerpen en Luik en in Brussel. Wat betreft LGV werden 4 gevallen woonachtig in de provincie Antwerpen geregistreerd gedurende de periode oktober 2003 t.e.m. maart 2004 en 3 gevallen (waarvan 2 woonachtig in de provincie Antwerpen en 1 in Brussel) gedurende de periode oktober 2004-maart 2005. De achtste LGV-patiënt werd gediagnosticeerd buiten deze registratieperiodes en is woonachtig in de provincie Oost-Vlaanderen. Naast deze 8 bevestigde gevallen van LGV die tot op vandaag (juni 2005) in België werden gediagnosticeerd (allen in het ITG), werd door één deelnemende internist (infectieuze ziekten) van het netwerk een mogelijke LGV-patiënt gemeld (consultatie in februari 2004). Het staal voor de confirmatietest in Amsterdam ging verloren. De patiënt is net als alle andere LGV-patiënten een homoseksuele man. Deze 8 patiënten waarvoor de infectieuze kiem Chlamydia trachomatis serovar L2 werd aangetoond, zijn allen HIV-positief. Voor één onder hen werd de HIV-seropositiviteit ontdekt ter gelegenheid van de SOA-diagnose.
26
4.1.5 Evolutie naar type van medische site De stijging van syfilisgevallen doorheen de 5 periodes werd vastgesteld op de SOAconsultatie van het ITG en bij de huisartsen. De stijging van gonorroe in de vijfde periode is voornamelijk vastgesteld in Charleroi. De stijging in het aantal chlamydiagevallen in de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode werd zowel bij huisartsen, gynaecologen, de SOA-consultatie van het ITG als de centra voor seksuele voorlichting en familiale planning vastgesteld. De daling in het aantal herpesdiagnoses werd zowel bij gynaecologen en dermatologen als in medische centra voor studenten geobserveerd. 4.1.6 SOA-diagnoses bij seropositieve patiënten Tabel 4 toont de verdeling van de SOA-diagnoses bij seropositieve patiënten. Tabel 4: Verdeling van de SOA-diagnoses bij HIV-positieve patiënten in de verschillende periodes (gegevens 15 sites)
Gonorroe Chlamydia Trichomonasinfectie Herpesinfectie Syfilis Genitale wratten Andere Totaal
Okt.2000Jan.2001 2 0 0 2 0 3 1 N=8
Okt.2001Jan.2002 2 0 1 0 11 0 2 N=16
Okt.2002Jan.2003 3 2 0 1 20 1 0 N=27
Okt.2003Jan.2004 4 4 0 0 16 0 3 N=27
Okt.2004Jan.2005 4 3 1 1 18 0 3 N=30
Sinds de tweede registratieperiode komt syfilis het meest frequent voor onder seropositieve patiënten. Gonorroe komt in alle periodes op de tweede plaats. In periode twee is er één patiënt die twee verschillende SOA heeft, in periode drie zijn dat er twee en in periode vier zijn dat er drie. In periode 5 werd bij één patiënt 3 verschillende SOA gediagnosticeerd en bij één andere 2 verschillende SOA.
27
4.2 Vergelijking van de patiëntkarakteristieken 4.2.1 Verdeling naar leeftijd en geslacht In tabel 5 wordt de gemiddelde leeftijd volgens geslacht voor de vijf perioden voorgesteld. Tabel 5: Gemiddelde leeftijd (in jaren) volgens geslacht voor de verschillende periodes (gegevens 15 sites)
Vrouwen Mannen
Okt.2000Jan.2001 29 35
Okt.2001Jan.2002 28 37
Okt.2002Jan.2003 29 37
Okt.2003Jan.2004 27 34
Okt.2004Jan.2005 28 35
Zowel bij mannen als bij vrouwen is er tussen de verschillende periodes weinig verschil in gemiddelde leeftijd. De verdeling volgens de leeftijdscategorie bij mannen en vrouwen in de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode is weergegeven in figuur 13. Zowel bij de mannen als bij de vrouwen is de spreiding naar leeftijdscategorie vrij gelijkaardig in periode 4 en 5. Het aandeel mannen is toegenomen in de vijfde registratieperiode (53,2% in vergelijking tot 43,7% in de vierde registratieperiode).
28
Figuur 13: Spreiding volgens leeftijdscategorie in de periodes 4 en 5 bij mannen en bij vrouwen (gegevens 45 sites)
29
4.2.2 Verdeling van de seksuele geaardheid De seksuele geaardheid is gekend voor 92% van de vrouwen en voor 94% van de mannen geregistreerd over alle periodes (gegevens 15 sites). In tabel 6 ziet men de % verdeling in de verschillende periodes. Tabel 6: Verdeling in % van de seksuele geaardheid bij mannen en vrouwen in de verschillende perioden (gegevens 15 sites)
Homo/biseksuele mannen Hetero mannen Lesbische vrouwen Hetero vrouwen Onbekend
Okt.2000Jan.2001
Okt.2001Jan.2002
Okt.2002Jan.2003
Okt.2003Jan.2004
Okt.2004Jan.2005
19%
19%
30%
31%
37%
28% 2% 50% 2%
28% 1% 50% 2%
14% 1% 46% 9%
12% 4% 45% 8%
11% 40% 12%
Bij de mannen waar een SOA-infectie gediagnosticeerd is geworden, is de proportie homoseksuelen sterk toegenomen sinds periode 3. Sinds deze periode is echter ook het aandeel personen met onbekende seksuele geaardheid toegenomen. 4.2.3 Evolutie van de HIV-seropositiviteit De proportie van de patiënten die een seropositiviteit vermelden of bij wie de HIVseropositiviteit is gediagnosticeerd, nam significant toe tussen de eerste en de vierde registratieperiode (p=0,001); in de eerste periode bedroeg deze 10,3% (n=8), in de tweede periode 20,0% (n=15), in derde periode 27,2% (n=25) en in de vierde periode 31,2% (n=24). Gebaseerd op deze vergelijking van de 5 periodes (gegevens 15 sites) komt deze proportie op 27,0% (n=27) in periode 5. In de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode (gegevens 45 sites) bedraagt de proportie HIV-positieve patiënten 24,3% in periode 4 (n=50) en 19,4% in periode 5 (n=44). Zowel uit de vergelijking van de 5 periodes als uit de vergelijking van de 2 laatste periodes blijkt dat de proportie patiënten waarbij geen HIV-test werd voorgesteld door de arts is gedaald tussen de vierde en de vijfde periode. In de vergelijking van deze periodes (gegevens 45 sites) bedraagt deze proportie respectievelijk 20,0% en 10,8% (p=0,002). De proportie patiënten getest voor HIV op het ogenblik van de SOA-consultatie bedraagt in deze vergelijking 38,3% in periode 4 en 47,4% in periode 5 (p=0,04). In de vierde periode is de serologische status bij 9 (18,4%) personen gediagnosticeerd ter gelegenheid van het SOA-consult en in de vijfde periode bij 10 personen (22,7%). (gegevens 45 sites) In de vergelijking van de 5 periodes gaat het om proporties van dezelfde grootte-orde, met uitzondering van de eerste periode waarin alle patiënten hun HIV-status reeds kenden op het ogenblik van de SOA-consultatie. 30
Tabel 7 toont de verdeling van de seropositiviteit volgens geslacht voor de verschillende periodes. Tabel 7: Verdeling van de HIV-seropositieve patiënten volgens geslacht en periode (gegevens 15 sites)
Vrouwen Mannen Totaal
Okt.2000Jan.2001 4 4 N=8
Okt.2001Jan.2002 3 12 N=15
Okt.2002Jan.2003 25 N=25
Okt.2003Jan.2004 24 N=24
Okt.2004Jan.2005 3 24 N=27
Bij vrouwen is de leeftijdscategorie 25-34 jaar het hoogst vertegenwoordigd en bij mannen betreft dit de leeftijdscategorie 30-39 jaar. Het aandeel mannelijke seropositieve patiënten met een homo-of biseksuele geaardheid bedroeg 75% in periode 1, 100% in periode 2, 91% in periode 3 en 100% in de periodes 4 en 5. De seropositieve vrouwen zijn allen heteroseksueel; 2 vrouwen hebben de Belgische nationaliteit, 7 vrouwen zijn afkomstig uit Subsaharisch-Afrika en 1 vrouw heeft een Aziatische nationaliteit. Het aantal partners is in alle periodes voor meer dan de helft onbekend. 4.2.4 HIV-seropositieve syfilispatiënten Het aandeel HIV-seropositieven binnen de groep syfilispatiënten (gegevens 15 sites) bedraagt 0% in periode 1, 64,7% in periode 2, 60,6% in periode 3, 69,6% in periode 4 en 56,3% in periode 5. Onder deze HIV-seropositieve syfilispatiënten (n=65) bevindt zich één vrouw uit periode 2 en één vrouw uit periode 5, de overigen behoren tot het mannelijk geslacht, waaronder 92% MSM (n=58). De ene vrouw is afkomstig uit subsaharisch Afrika en de andere heeft de Belgische nationaliteit. Sinds de eerste registratieperiode werd bij gemiddeld 26,2% van deze HIV-seropositieve syfilispatiënten de seropositiviteit ontdekt ter gelegenheid van de SOA-consultatie en 63,1% was reeds langer dan 3 maand op de hoogte van de positieve HIV-status. Bij 9,2% van deze patiënten werd de HIV-seropositiviteit ontdekt minder dan 3 maand voor de SOAconsultatie. Voor één seropositieve syfilispatiënt is het ogenblik van de HIV-test niet gekend (1,5%). In de vergelijking van de vierde en de vijfde registratieperiode (gegevens 45 sites) bedraagt het aandeel HIV-positieve syfilispatiënten respectievelijk 47,8% en 44,1%. Van deze 59 personen (beide periodes samen) heeft 22,0% de seropositiviteit ontdekt ter gelegenheid van de SOA-consultatie, 6,8% werd minder dan 3 maand voor de SOAconsultatie HIV-positief bevonden en 71,2% was reeds langer dan 3 maand op de hoogte van de HIV-positieve status.
31
5. Gegevens van andere informatiebronnen over SOA in België Om de trends geobserveerd door dit peilnetwerk te vergelijken met de trends geobserveerd door andere informatiebronnen over SOA in België, worden de gegevens van oktober 2003 t.e.m. maart 2004 en van oktober 2004 t.e.m. maart 2005 in beschouwing genomen. Deze periodes stemmen immers overeen met respectievelijk de vierde en de vijfde registratieperiode van het peilnetwerk van clinici, waarvan de vergelijking in het voorgaande hoofdstuk staat beschreven. 5.1. Peilnetwerk van Laboratoria voor Microbiologie7 Het aantal door het labopeilnetwerk geregistreerde gevallen van Chlamydia-infectie steeg van 804 gevallen in periode 4 naar 898 gevallen in periode 5. Het aantal geregistreerde gevallen van gonorroe steeg licht van 164 gevallen in periode 4 naar 179 gevallen in periode 5. Het aantal geregistreerde gevallen van syfilis daalde licht van 140 gevallen in periode 4 naar 125 gevallen in periode 5. Voor gonorroe en syfilis is er dus eerder sprake van een status-quo. Dit betekent dat de geobserveerde evolutie in het aantal gevallen van deze SOA tussen deze periodes gelijkaardig is voor beide peilnetwerken. Voor chlamydia observeert het labopeilnetwerk een stijging van 12% en het peilnetwerk van clinici een stijging van 51%. Voor gonorroe betreft het een stijging van 9% in het labopeilnetwerk en 26% in het peilnetwerk van clinici. Tenslotte observeren beide netwerken een daling van ongeveer 1% in het aantal syfilisdiagnoses tussen deze periodes (oktober 2003-maart 2004 en oktober 2004-maart 2005). 5.2. Verplichte aangifte aan de gezondheidsinspectie Aan de hand van de cijfers van de gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap die per trimester worden gepubliceerd in het Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap8 en de cijfers van de gezondheidsinspectie in Brussel9 en Wallonië10 kan er voor gonorroe en syfilis een vergelijking worden gemaakt in het aantal aangiften in België tussen de periodes oktober 2003 t.e.m. januari 2004 en oktober 2004 t.e.m. januari 2005, hoewel de cijfers voor Brussel voor de laatste periode nog ontbreken. De vergelijking toont een kleine stijging in het aantal aangiften van gonorroe (van 143 naar 160) en een geringe daling in het aantal aangiften van syfilis (van 126 naar 122). Deze trends zijn overeenkomstig met die geobserveerd door het peilnetwerk van clinici en het labopeilnetwerk. 5.3. Screening van bloeddonoren door het Rode Kruis In de richtlijnen voor SOA-surveillance van de wereldgezondheidsorganisatie staat beschreven dat de screening op syfilis van bloeddonoren een potentieel belangrijke bron van prevalentiegegevens kan vormen, niettegenstaande de beperkingen van deze gegevens11. Dit is vooral het geval in landen die over weinig andere prevalentiecijfers van SOA beschikken, zoals in België. 32
Daarom werd contact opgenomen met het Rode Kruis. Zij leverden ons de resultaten van de syfilisscreening van bloeddonoren voor de jaren 2002 t.e.m. 2004. De seroprevalentie van syfilis bij bloeddonoren (homoseksuele mannen zijn hier normaal niet inbegrepen) in België bedroeg 0,004% in 2002 en 0,003% in 2003 en 2004. De bloeddonaties die positief testen voor syfilis worden vernietigd. Het programma SOA/HIV-surveillance van het WIV wenst alle personen te bedanken die bijgedragen hebben tot de aanlevering van bovenstaande gegevens.
33
6. Discussie De trends beschreven in dit rapport dienen met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Zoals bij de meeste analyses waarbij gebruik wordt gemaakt van surveillancegegevens, is het mogelijk dat deze analyse onderhevig is aan onderrapportage. Daarnaast kon er bij het nagaan van de SOA-trends doorheen de 5 registratieperiodes enkel gebruik gemaakt worden van de gegevens afkomstig van de sites die in alle periodes deelnamen, waardoor het aantal records waarop deze analyses konden worden uitgevoerd, beperkt is. Bovendien zijn de provincies West-Vlaanderen, WaalsBrabant, Limburg, Luik en Luxemburg niet vertegenwoordigd in de vergelijking van de 5 periodes, gebaseerd op de gegevens van 15 sites. Voor de vergelijking van de periodes 4 en 5 zijn wel alle provincies vertegenwoordigd, waarbij de verdeling van de 48 sites naar provincie gelijkaardig is aan deze weergegeven in figuur 1 op pagina 5. In de toekomst zullen we over een groter aantal observaties beschikken voor deze analyses vermits we dan vergelijkingen zullen kunnen maken vanaf het jaar 2005 op basis van kalenderjaren. Gedurende deze vijfde registratieperiode is de samenwerking met de deelnemende sites goed verlopen. Er werden enkele vertragingen in de registratie opgemerkt, maar deze waren miniem rekening houdende met het zware administratieve werk waarmee artsen te maken hebben. Laattijdige registraties konden niet in de analyse voor dit rapport worden opgenomen maar worden wel meegerekend in volgende analyses. Dit was eveneens het geval voor de vierde registratieperiode; laattijdige gevallen die in het vorige rapport niet konden worden meegerekend, zijn nu wel opgenomen in de vergelijking van de verschillende periodes. De registratieformulieren werden gecontroleerd bij ontvangst en na het inbrengen van de gegevens werd er een controle uitgevoerd. Wanneer er essentiële gegevens ontbraken, werd de arts telefonisch, per brief of per e-mail gecontacteerd. Tijdens deze vijfde registratieperiode waren de registratieformulieren in het algemeen volledig en correct ingevuld. Het surveillancesysteem laat niet toe om eventuele dubbeltellingen uit te sluiten. Desondanks zal dit geen overschatting van het aantal gediagnosticeerde SOA veroorzaken, want de kans is klein dat eenzelfde patiënt gezien wordt door twee artsen die deel uitmaken van het surveillancenetwerk. Indien een patiënt reeds is getest voor HIV, dan is deze informatie afkomstig van laboratoriumdocumenten of wordt het resultaat dat vermeld wordt door de patiënt ingevuld op het registratieboekje. De kans dat deze zelfgerapporteerde informatie onjuist zou zijn is wellicht klein maar niettemin bestaat deze kans. Dit SOA-surveillancesysteem is complementair aan de doelstellingen van de Gemeenschappen die de SOA-registratie willen optimaliseren, want via het peilnetwerk kan meer specifieke epidemiologische informatie worden verzameld. De deelnemende 34
artsen worden er regelmatig aan herinnerd dat deelname aan deze surveillance de verplichte aangifte van bepaalde SOA niet vervangt en dus complementair is. Er werden belangrijke inspanningen geleverd om de stabiliteit van dit surveillancenetwerk te verzekeren. Zoals vooropgesteld aan het eind van de derde registratieperiode, is er een meer evenwichtige verdeling bekomen voor Wallonië. De rekrutering in de provincie Vlaams-Brabant is echter niet succesvol gebleken. Deze provincie blijft ondervertegenwoordigd in vergelijking met de andere provincies. Tengevolge van de geringe SOA-incidentie en/of tengevolge van de hoge werkdruk zijn 13 sites afgevallen. Dit heeft grote gevolgen voor de geografische representativiteit van het peilnetwerk in Vlaanderen, aangezien West-Vlaanderen en Limburg nu duidelijk ook ondervertegenwoordigd zijn (c.f. fig.1 p.5). Hoewel het hoofddoel erin bestaat de huidige deelnemende sites te behouden en te motiveren (c.f. hierboven), blijft aandacht bestaan voor het rekruteren van nieuwe sites en het verhogen van de geografische representativiteit. Hierbij dient voornamelijk aandacht te worden geschonken aan de provincies Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen en Limburg. Met het oog op het vergroten van de motivatie tot deelname is er sinds 2005 een nieuwsbrief voor de deelnemers van het SOA-peilnetwerk, wordt er een SOA-seminarie georganiseerd en worden er accrediteringspunten toegekend aan de aanwezige clinici. A.h.v. de gegevens betreffende het totaal aantal patiëntencontacten kan een indicatie worden gevonden voor de stabiliteit van de populatie die wordt gedekt door het SOAsurveillancepeilnetwerk. Voor 14 sites beschikken we over deze gegevens van zowel de vierde als de vijfde registratieperiode. Een vergelijking van deze cijfers tussen beide periodes toont aan dat het totaal aantal patiëntencontacten min of meer stabiel blijft voor 13 van de 14 sites. Indien we in de toekomst zouden kunnen beschikken over deze gegevens van nagenoeg alle sites, dan zou dit waardevol zijn als indicator voor de stabiliteit van het SOA-surveillancepeilnetwerk. Daarnaast worden deze gegevens aangewend om een idee te krijgen van de SOA-hulpvraag t.o.v. de algemene hulpvraag (c.f. p.7). Hierbij rijzen echter verschillende problemen. Zo is het b.v. niet evident om een accurate noemer te bekomen voor sites waarvan het aantal deelnemende clinici schommelt. Daarnaast werd ons door een deelnemende dermatoloog opgemerkt dat de SOA-hulpvraag niet enkel de nieuwe SOA-diagnoses betreft die in de registratie worden opgenomen; sommige mensen komen op consultatie voor een SOA-screening en/of inlichtingen i.v.m. SOA’s; anderzijds komen patiënten gediagnosticeerd met een SOA vaak meerdere keren terug. Tenslotte is het voor clinici werkzaam in ziekenhuisdiensten niet mogelijk om het totaal aantal patiëntencontacten te achterhalen, vermits de patiëntencontacten op spoed en bij gehospitaliseerde patiënten niet in rekening kunnen worden gebracht. Naar de toekomst toe zullen de voor- en nadelen van deze gegevensvraag moeten worden afgewogen om te bepalen of er hiermee al dan niet wordt doorgegaan.
35
7. Conclusie De surveillance van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen brengt belangrijke informatie met zich mee voor acties in het domein van de volksgezondheid. De heropleving van sommige SOA geobserveerd in de Westerse landen eind jaren ’90 heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om over meer informatie te beschikken omtrent de verdeling en de determinanten van deze infecties. In deze zin draagt het Peilnetwerk van Clinici voor de surveillance van SOA bij tot het beter beschrijven van de recente evoluties van SOA in België en tot het identificeren van seksueel risicogedrag. Het aantal syfilisdiagnoses is sterk gestegen tussen de eerste en de derde registratieperiode. Sinds de tweede registratieperiode (2001-2002) is syfilis de SOA die het meest frequent gerapporteerd wordt bij de mannelijke patiënten op consultatie bij de clinici van het peilnetwerk. Deze SOA manifesteert zich in de vijfde registratieperiode vooral bij mannen tussen 35 en 44 jaar. Deze heropleving van syfilis lijkt tot op vandaag beperkt tot een verspreiding binnen een MSM-populatie. Dit zou een teken kunnen zijn van een vermindering van beschermde seksuele contacten in deze groep. Zowel de gegevens van het peilnetwerk van clinici als de gegevens van het peilnetwerk van de Laboratoria voor Microbiologie en de verplichte aangifte van de gezondheidsinspectie wijzen op een stabilisatie van het aantal syfilisgevallen eind 2004-begin 2005. Chlamydia-infectie is de meest frequent gediagnosticeerde SOA bij de vrouwen die een arts van het peilnetwerk consulteerden gedurende de periode 2000-2005. Deze SOA wordt doorgaans gediagnosticeerd bij jonge vrouwen (gemiddelde leeftijd van 26 jaar tijdens de vijfde registratieperiode). Het Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie observeert een stijging van het aantal Chlamydia-infecties sinds 20017. Niettegenstaande de stijgende trends deels toe te schrijven zijn aan toegenomen screening en/of verbeterde diagnosetechnieken, kunnen deze trends ook wijzen op een toename van het onveilig vrijgedrag. Bovendien observeert het peilnetwerk van clinici eveneens een stijging van chlamydia-infecties bij vrouwen in de vijfde registratieperiode ten opzichte van de vierde registratieperiode. Een versterking van de screening is gerechtvaardigd door de aanzienlijke proportie asymptomatische infecties en de mogelijke complicaties van onbehandelde infecties. De simultane aanwezigheid of de ontdekking van een HIV-infectie bij de SOA-patiënten is een ander opvallend fenomeen vastgesteld door het SOA-peilnetwerk. De proportie SOA patiënten co-geïnfecteerd met HIV is significant gestegen doorheen de eerste vier registratieperiodes, gaande van 10,3% naar 31,2%. Sinds de tweede registratieperiode (2001-2002) is syfilis de SOA die het meest frequent gediagnosticeerd wordt bij HIVseropositieve patiënten. Gedurende de vijfde registratieperiode werd syfilis gerapporteerd in 60% van de simultane infecties. Ongeveer één op vijf van de HIV-infecties worden gediagnosticeerd gedurende een SOAconsultatie. Deze proportie benadrukt het belang van het voorstellen van een HIV-test aan elke patiënt die een nieuwe SOA-episode vertoont. Bovendien wordt deze test zelden door de patiënt geweigerd. In de vijfde registratieperiode werd bij de clinici van het 36
peilnetwerk een grotere proportie SOA-patiënten ook getest voor HIV in vergelijking met de vierde registratieperiode. De SOA-surveillance via dit peilnetwerk van clinici richt zich immers ook op dergelijke positieve evolutie12. De patiënten met een HIV co-infectie zijn in de meeste gevallen MSM (81%). In 81% van deze seropositieve MSM was de HIV-serostatus reeds gekend voor de SOA consultatie. Bij deze patiënten wijst een nieuwe SOA diagnose dus op seksueel risicogedrag ondanks de kennis over hun HIV positieve status. Deze waarneming pleit voor een versterking van de informatie en de preventie binnen de populatie personen die leven met HIV. De stijgende syfilisincidentie die werd waargenomen door de verschillende informatiebronnen van SOA in België13-15, werd doorheen gans West-Europa geobserveerd en deze toename weerspiegelde meestal een toename van het aantal gevallen bij MSM in grote steden16. Overeenkomstig met de bevindingen van het SOAsurveillancepeilnetwerk van clinici in België, bleek een relatief grote proportie van de MSM met syfilis HIV-positief te zijn, waarbij een aanzienlijke proportie onder hen op de hoogte was van hun HIV-status op het ogenblik van de syfilisdiagnose. In de meeste landen vertoont de syfilisoutbreak een piek in 2001-2002 en lijkt te stabiliseren in 20032004, hoewel de incidentie op dit moment nog steeds een stuk hoger ligt dan in 200017-23. Bovendien werd naast de syfilisoutbreak in deze subpopulatie gelijktijdig ook een LGVoutbreak geobserveerd in verschillende West-Europese landen, waaronder ook in België17, 24. Gedragsenquêtes in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland stelden hoogrisicogedrag vast bij MSM, met inbegrip van orale seks25. In Chicago werden interviews afgenomen bij syfilispatiënten; een aanzienlijke proportie van deze syfilisinfecties bleek toegeschreven te zijn aan orale seks, vooral bij MSM, aangezien orale seks door de patiënten onterecht als veilige seks werd beschouwd26. Onderzoek naar condoomgebruik bij gonorroe- en chlamydiapatiënten in Duitsland wees uit dat de mannen vrij zelden een condoom gebruikten, zelfs bij andere seksuele partners dan de vaste partner27. In dit onderzoek wordt gesuggereerd dat dit deels gerelateerd zou kunnen zijn aan het feit dat MSM vaak orale seks beoefenen. Ander onderzoek in Duitsland naar de trends van syfilis en gonorroe in de tijd geeft voor gonorroe een veel geringere toename aan dan voor syfilis28. In dit onderzoek besluit men uit deze observatie dat de tot 2004 snel stijgende incidentie van syfilis niet louter toe te schrijven zou zijn aan een toenemend aantal partners en/of toenemend seksueel risicogedrag, maar ook aan de relatief intensieve circulatie van de ziekteverwekker in hoog-risico subpopulaties van MSM28,29. Deze veronderstelling wordt gesteund door de observatie van het grote aandeel re-infecties van syfilis bij MSM. Bovendien bleek het aantal nieuwe primo-infecties van syfilis onder MSM in Duitsland in 2004 te stabiliseren terwijl het aantal nieuwe re-infecties steeg. Deze re-infecties komen significant vaker voor bij patiënten met een gekende HIV-infectie29. In Ierland daarentegen ging de syfilisoutbreak gepaard met een nagenoeg gelijktijdige outbreak van gonorroe, eveneens gesitueerd in de MSM-populatie30. De cijfers over gonorroe in het peilnetwerk van clinici zijn voorlopig nog te klein om hierover betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Wat betreft chlamydia werd, zoals ook in België, tussen 2000 en 2004 een stijgende incidentie geobserveerd in andere Europese landen zoals Nederland31 en Ierland30. 37
Tenslotte werd ook in Nederland vastgesteld dat de stijgende SOA-incidenties vooral worden waargenomen door de registratie in SOA-klinieken waar een hoger risicopubliek voor SOA op consultatie gaat. De stijging is minder uitgesproken geobserveerd door de registratie via huisartsen in Nederland, waarbij een meerderheid van de gewone populatie op consultatie gaat voor een SOA32. De heterogeniteit van de huidige SOA-surveillancesystemen, de verschillen in gezondheidszorgstructuren en de verschillen in gevalsdefinitie en diagnosecriteria en in praktijken voor screening en partnernotificatie bemoeilijken de directe vergelijking van SOA-incidentie tussen de verschillende landen in Europa. Het is nagenoeg onmogelijk om een gelijk surveillancesysteem te bekomen voor gans Europa, maar ESSTI (‘European Surveillance of Sexually Transmitted Infections’) beoogt een gemeenschappelijke gevalsdefinitie voor gans Europa zodat een vergelijking tussen landen met een gelijkaardig surveillancesysteem mogelijk zou worden. Een peilnetwerk van clinici voor SOA-surveillance komt voor in diverse Europese landen. In het merendeel van deze landen bestaat er naast het peilnetwerk eveneens een nationale verplichte aangifte van syfilis en gonorroe, alsook een laboratoriumpeilnetwerk van syfilis, gonorroe en Chlamydia.16 Vanuit het standpunt van volksgezondheid is het belangrijk dat de SOA-surveillance wordt geïntensifieerd en verbeterd om kerngegevens te kunnen verzamelen die leiden tot een meer doelgerichte aanpak van de preventie.
38
8. Bijlagen
39
8.2 Lijst van de deelnemende sites Omwille van redenen die betrekking hebben op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, worden de namen van de deelnemende artsen niet in het rapport vermeld. De deelnemende ziekenhuizen en diensten kunnen daarentegen wel worden vermeld: AZ Stuivenberg, Urologie; Antwerpen. A.Z. VUB, Dermatologie; Brussel. Centrum « Aimer Jeunes »; Brussel. CH Notre-Dame, Infectieuze ziekten, Gynaecologie en Urologie; Charleroi. CHU Centre-Ville, Dermatologie; Luik. CHU Charleroi, Gynaecologie en Infectieuze ziekten; Charleroi. CHU Sart Tilman; Gastroenterologie; Luik. Clinique ND de grâce Gosselies; Gynaecologie; Luik. CVS Centrum; Gent. Groepspraktijk Heirnis; Gent. H. Hart Ziekenhuis, Urologie; Lier. Huisartsenpraktijk « De Regenboog »; Antwerpen. Hôpital de Braine l’Alleud; Gynaecologie; Braine-l’Alleud. Hôpital de la Citadelle; Gynaecologie; Luik. Huisartsgroepspraktijk; Leuven. Imeldaziekenhuis, Gynaecologie; Bonheiden. ITG; Antwerpen. Kollektief anticonceptie; Seraing. Maison Médicale de Charleroi; Charleroi. Medipert; Antwerpen. Planning familial « Aimer à l’ULB »; Brussel. Planning familial « Famille Heureuse »; Luik. Sankt-Josef Klinik, Dermatologie; Sankt-Vith. U.Z. Gent, Dermatologie en Gynaecologie; Gent. U.Z. Antwerpen, Dermatologie; Antwerpen. U.Z.Gasthuisberg, Gynaecologie; Leuven. U.Z. ULB Sint-Pieter, Dermatologie; Brussel. Vzw Pasop; Gent.
40
8.3 Referenties 1
Rapport van de bijeenkomst op 04/04/1998 van de geneesheren die deelnamen aan het Europees Netwerk: The Surveillance of HIV Infections in a Sentinel populations of STD patients.
2
Steylaerts C., Rapport van het onderzoeksproject: Integratie van HIV/AIDS en SOApreventie in Vlaanderen. Juli 1996 Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Universitaire Instelling Antwerpen.
3
Fleming DT, Wasserheit JN. From epidemiological synergy to public health policy and practice: the contribution of other sexually transmitted diseases to HIV transmission. Sex. Transm. Infect. 1999;75:3-17. 4
Bayingana K. Mise en place d'un Système de Surveillance des Maladies Sexuellement Transmissibles par un Réseau Sentinelle de Médecins en Belgique. mai - juin 2000.
5
Sasse A., Defraye A. Epidemiologie van AIDS en HIV-infectie in België. Toestand op 31 december 2003. Afdeling Epidemiologie, november 2004, Brussel (België). Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. D/2004/2505/45 6
Nonparametric Statistics.
http://www.statsoft.com/textbook/stathome.html
7
Ducoffre G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling epidemiologie. Persoonlijke mededeling. 8
Epidemiologisch Bulletin van de Vlaamse Gemeenschap. Meldingen Infectieziekten, Vlaamse Gemeenschap, Vlaanderen. Nummer 47 p.10, nummer 48 p.14, nummer 51 p.10, nummer 52 p.14. 9
Inspections d’Hygiène, Commission communautaire commune, Bruxelles Capitale. Persoonlijke mededeling. 10
Inspection d’Hygiène de la Communauté française. Persoonlijke mededeling.
11
UNAIDS/WHO Working Group on Global HIV/AIDS/STI surveillance. Guidelines for Sexually Transmitted Infections Surveillance. WHO, Geneva, 1999. WHO/CDS/CSR/EDC/99.3 12
Defraye A, Sasse A. Recent results of STI sentinel surveillance by a network of physicians in Belgium. Abstract TP-120 Abstract Book 16th Biennial meeting of the International Society for Sexually Transmitted Diseases Research (ISSTDR), Amsterdam, 10-13 July 2005. www.isstdr.org 41
13
Maes I, De Schrijver K, Vandenbruaene M, Wouters K. Toename van syfilis in Antwerpen. Epidemiologisch Bulletin 2003/2 :1-5. 14 Sasse A, Defraye A, Ducoffre G. Recent syphilis trends in Belgium and enhancement of STI surveillance systems. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12): 5-6. 15
Defraye A, Sasse A. STI surveillance by a sentinel network of physicians in Belgium. Acta Clinica Belgica 2005; 60(2):70-74. 16
Fenton K.A., Lowndes C.M., the European Surveillance of Sexually Transmitted Infections (ESSTI) Network. Recent trends in the epidemiology of sexually transmitted infections in the European Union. Sex. Transm. Infect. 2004;80:255-263. 17
Van de Laar M and ELM Op de Coul. Increase in STIs in the Netherlands slowed in 2003. Eurosurveillance Weekly archives 2004; 8(49) : 7-9. 18
Cowan S. Syphilis in Denmark – outbreak among MSM in Copenhagen, 2003-2004. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12) : 17-18.
19
Marcus U, Bremer V, Hamouda O. Syphilis surveillance and trends of the syphilis epidemic in Germany since the mid-90s. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12) : 9-10. 20
Cronin M, Domegan L, Thornton L et al. The epidemiology of infectious syphilis in the Republic of Ireland. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12) : 11-12.
21
Righarts AA, Simms I, Wallace L et al. Syphilis surveillance and epidemiology in the United Kingdom. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12): 15-16.
22
Couturier E, Michel A, Janier M et al. Syphilis surveillance in France, 2000-2003. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12): 7-8.
23
Zákoucká H, Polanecký V, Kastánková. Syphilis and gonorrhoea in the Czech Republic. Eurosurveillance Monthly archives 2004; 9(12) : 13-14.
24
Vandenbruaene M, Ostyn B, Crucitti T, van Dyck E, van Esbroeck M, Moerman F, de Schrijver K, Sasse A, Sergeant M. Lymphogranuloma Venereum-(LGV)-outbreak among HIV-positive homosexuals in Belgium. Abstract MP-139 Abstract Book 16th Biennial meeting of the International Society for Sexually Transmitted Diseases Research (ISSTDR), Amsterdam, 10-13 July 2005. Hwww.isstdr.orgH 25
Van de Laar M, Van Veen M, Couturier E et al. Resurgence of syphilis in Europe. International Society for Sexually Transmitted Diseases Research (ISSTDR) 15th biennial conference. Ottawa, Canada. 27-30 July 2003. Abstract 649 from ISSTDR 2003 website.
42
26
The STD/HIV Prevention and Care Program of the Chicago Department of Public Health (CDPH). Transmission of Primary and Secondary Syphilis by Oral Sex – Chicago, Illinois, 1998-2002. MMWR 2004; 53(41):966-968.
27
Bremer V. Gonorrhö und genitale Chlamydiose in Deutschland nach Daten des STDSentinels des RKI (Robert Koch Institut). Epidemiologisches Bulletin 2004 Nr. 39.
28
Marcus U. Syphilis in Deutschland 2003. Epidemiologisches Bulletin 2004 Nr. 40.
29
Marcus U. Syphilis in Deutschland 2004. Epidemiologisches Bulletin 2005 Nr. 26.
30
Murphy N, Jackson S, Cronin M. Annual Summary Report on Sexually Transmitted Infections 2003. The Health Protection Surveillance Centre. 22/2/2005.
31
van de Laar MJW. Voorlopige cijfers 2004. SOA nemen opnieuw toe. Infectieziekten Bulletin 2005 jaargang 16 Nr. 4, 116-117.
32
STI AIDS Netherlands. A Delicate Balance. The State of Affairs of HIV and other STIs in the Netherlands. December 1, 2004, Amsterdam.
43