Federale OverheidsDienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Volksgezonheid
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Afdeling Epidemiologie
SOA-SURVEILLANCESYSTEEM VIA EEN PEILNETWERK VAN CLINICI IN BELGIE Resultaten van de vierde registratieperiode Oktober 2003 – Maart 2004
DEFRAYE A. SASSE A.
IPH/ EPI REPORTS Nr. 2004/015
DEFRAYE A., SASSE A. SOA surveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België Afdeling Epidemiologie, September 2004, Brussel (België) Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, IPH/EPI REPORTS N° 2004/015 Wettelijk depotnummer: D/2004/2505/32
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Dienst Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat, 14 B-1050 Brussel België Telefoon: 02.642.50.39 Telefax: 02.642.54.10 E-mail:
[email protected] [email protected] Website: www.iph.fgov.be/epidemio/aids
IPH/ EPI REPORTS Nr. 2004/015
Inhoud 1. INLEIDING
2
2. METHODE
3
3. RESULTATEN VAN DE VIERDE REGISTRATIEPERIODE
5
3.1 Huidige samenstelling en activiteit van het peilnetwerk
5
3.2 Beschrijving van de patiënten en verdeling naar leeftijd en geslacht
7
3.3 Verdeling van de SOA diagnoses
9
3.3.1 Diagnose en symptomen 3.3.2 Beschrijving per SOA diagnose a) b) c) d) e)
Chlamydia infectie Gonorroe Syfilis Herpes infecie Genitale wratten
9 12 12 12 13 13 14
3.4 Beschrijving van de risicofactoren
15
3.5 Houding t.o.v. de HIV test
16
3.6 De HIV-positieve personen
17
3.7 Serologie van hepatitis B en C
17
4. VERGELIJKING VAN DE RESULTATEN VAN DE VIER REGISTRATIEPERIODES
18
4.1 Vergelijking van de patiëntkarakteristieken 4.2 SOA trends 4.3 Evolutie van de HIV seropositiviteit
19 22 26
5. DISCUSSIE
28
6. CONCLUSIE
30
7. ADDENDUM : LGV OUTBREAK
32
8. BIJLAGEN
33
8.2 Dankwoord en lijst van de deelnemende sites 8.3 Referenties 1
34 35
1. Inleiding Van 1990 tot 1996 liep er in de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) een Europees project: "European Networks for the Surveillance of HIV Infections in Sentinel populations of Sexually Transmittable Disease (STD) patients. A Concerted Action Project of the European Union (Division for Research) Brussels". Bij de evaluatie van dit project in april 1998 waren de deelnemende artsen bereid mee te werken aan het uitbouwen van een SOA (Seksueel Overdraagbare Aandoeningen) surveillancesysteem in België 1 verder benoemd als "SOA surveillancesysteem via een peilnetwerk van clinici in België". Andere gegevens voor België in verband met de SOA bevraging komen hoofdzakelijk van twee bronnen. Enerzijds is er de verplichte aangifte wat betreft gonorroe, syfilis en hepatitis B zowel voor de Vlaamse gemeenschap als voor de Franse gemeenschap. Anderzijds is er het Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie (peillaboratoria) die de trends betreffende N. gonorrhoeae et C. trachomatis wekelijks registreren sinds 1986. Sinds 2001 is ook T. pallidum opgenomen in dit laatste opvolgingssysteem. Beide bronnen geven weinig specifieke epidemiologische gegevens. Voor 2000 bestond er in België nog geen surveillancesysteem dat informatie over andere SOA diagnoses dan de hierboven vermelde registreerde, met name over bepaalde SOA die het meest worden gediagnosticeerd in België. In het Europees project is vastgesteld dat door het Belgische netwerk bepaalde SOA, zoals genitale wratten (Human Papillomavirus (HPV) infectie) of condylomen, Chlamydia infecties, Trichomonas infecties en herpes infecties, het meest gerapporteerd werden. Uit een rapport van het Centrum voor Huisartsgeneeskunde Universitaire Instelling Antwerpen (UIA), is gebleken dat zowel bij huisartsen als specialisten de virale aandoeningen het frequentst gediagnosticeerd worden2. Het peilnetwerk antwoordt op vragen die geneesheren zich stellen over SOA en de evolutie van SOA in België, daar zij tijdens hun consultaties regelmatig dergelijke aandoeningen vaststellen. Bovendien kan het peilnetwerk ook de gegevens bieden waarnaar preventieorganisaties vragen. Aangezien de transmissie van HIV bij bepaalde SOA verhoogt3, is de opvolging van SOA ook een belangrijk element binnen het kader van de epidemiologie van HIV/AIDS en draagt zij bij aan de ondersteuning van volksgezondheidsinterventies. De opvolging van SOA via een peilnetwerk van artsen, biedt de gelegenheid om de informatie van de peillaboratoria en de verplichte aangifte aan te vullen. De resultaten van dit rapport zijn dus een aanzet om op langere termijn trends van SOA in België te kunnen bestuderen. Daarnaast zullen deze ons toelaten een vergelijking te maken met gegevens van andere Europese landen.
2
2. Methode De hiernavolgende gegevens werden ingezameld via een Belgisch peilnetwerk van gynaecologen, dermatologen, huisartsen, internisten, urologen, centra voor seksuele voorlichting en familiale planning, SOA-klinieken en studentencentra. Een "site" kan een privé praktijk van één of meerdere artsen zijn of een dienst van een ziekenhuis of een medisch centrum waar één of meerdere artsen werken. De registratie gebeurt op vrijwillige basis en de artsen of diensten moeten ten minste tien SOA per jaar zien en reeds sinds vijf jaar stabiel zijn. Een pilootstudie werd gedurende de maanden mei en juni 2000 opgezet.4 Uitgaande van de praktijken die deelnamen aan de pilootstudie heeft het WIV het netwerk uitgebreid. De artsen zijn aangeschreven via het adresbestand dat beschikbaar was door het Europees project. Verder is ook contact genomen met de beroepsvereniging van de Belgische verloskundigen en gynaecologen. Ook persoonlijke contacten hebben bijgedragen tot het uitbreiden van het bestaande netwerk. Het SOA-surveillancesysteem is gebaseerd op een registratie van de gevallen gediagnosticeerd tijdens consultatie gedurende aanvankelijk vier maanden per jaar, namelijk van 1 oktober tot en met 31 januari. Sinds deze vierde registratieperiode is de registratie uitgebreid naar 6 maanden per jaar, namelijk van 1 oktober tot en met 31 maart. Volgende tien SOA worden geregistreerd: Chlamydia infectie, gonorroe, Trichomonas infectie, herpes genitalis infectie, syfilis, chancroïd, genitale wratten (HPV-infectie) of condylomen, PID (Pelvic Inflamatory Disease) en schaamluizen of pediculosis pubis. Tenslotte is er plaats voorzien voor de registratie van andere niet nader gespecificeerde SOA zoals gardnerella vaginalis infectie, mycoplasma infectie, enterococcus infectie, groep B streptococcus of andere anaërobe bacteriën. Een nieuw geval van SOA wordt gedefinieerd als zijnde een patiënt die consulteert voor een nieuwe of eerste periode van één of meerdere geselecteerde SOA, ongeacht of deze patiënt in eerste instantie consulteert voor een SOA-klacht of niet. De diagnoses vastgesteld bij een patiënt die consulteert voor een zwangerschap of voor een SOAscreening tellen mee. Patiënten met recidiverende herpes infectie of genitale wratten zijn uitgesloten. Alleen een primo infectie wordt geregistreerd voor die SOA. Volgende epidemiologische variabelen worden genoteerd voor iedere patiënt : geboortedatum, geslacht, nationaliteit, woonplaats in België en scholingsgraad. Hierna noteert de arts de reden van de consultatie (dit betekent; of de SOA al dan niet het motief is voor de consultatie), het symptoom of de klacht, de gestelde diagnose en de gebruikte diagnostische methode. Voor de diagnose van herpes infectie, PID en schaamluizen worden geen specifieke symptomen gevraagd. De arts heeft ook de mogelijkheid een symptoom alsook een pathogeen agens in te vullen indien deze niet vooraf gedefinieerd is op het formulier. 3
De diagnostische methoden die men gebruikt heeft, worden gevraagd voor elk van de verschillende SOA (zie criteria in bijlage). De volgende gedragsvariabelen worden geregistreerd: seksuele oriëntatie, aantal partners gedurende de laatste zes maanden, prostitutie, druggebruik, seksueel contact met een prostituee of/en drugverslaafde. Er is ook de mogelijkheid om voor andere dan hoger vermelde factoren een vermoedelijk risico in te vullen. Tenslotte wordt de serologische status van de patiënt wat betreft Human Immunodeficiency Virus (HIV), Hepatitis B virus (HBV), Hepatitis C Virus (HCV) en syfilis ook geregistreerd. Het peilnetwerk wordt maandelijks aangeschreven en de registratieformulieren/boekjes worden maandelijks opgestuurd (zie bijlage 2: Voorbeeld van registratieformulier). Eind april wordt een herinneringsbrief opgestuurd naar de artsen waarvan nog registratieboekjes ontbreken. Indien nodig (b.v. wanneer er geen registratieboekjes zijn toegestuurd) worden de artsen telefonisch gecontacteerd. De gegevensinvoer gebeurt anoniem. Indien belangrijke gegevens ontbreken wordt telefonisch, schriftelijk of per e-mail naar de bijkomende informatie gevraagd. De gegevens worden geanalyseerd met behulp van het statistisch pakket SPSS en worden voorgesteld en beschreven in een jaarlijks rapport. Vorderingsgraad van rekrutering Tijdens deze vierde zesmaandelijkse registratieperiode (2003-2004) namen 63 sites actief deel aan het surveillancenetwerk. Gedurende de eerste, de tweede en de derde viermaandelijkse registratieperiode namen respectievelijk 27, 39 en 69 sites deel, waarvan de meeste artsen hun deelname hebben voortgezet tijdens deze vierde registratieperiode. Vijf sites hebben de deelname stopgezet, hetzij omwille van te hoge werklast, hetzij omwille van een te lage SOA-incidentie. Vier artsen registreerden niet wegens tijdsgebrek, maar zijn nog bereid in de toekomst deel te nemen. Deze zijn niet opgenomen in het aantal deelnemers. Voor de aanvang van de vierde registratieperiode werden in de laag vertegenwoordigde regio’s en/of specialismen zeven nieuwe sites gerekruteerd a.h.v. telefonisch contact. Op hetzelfde moment werd de deelname van twee artsen na onderling telefonisch overleg stopgezet. De reden hiervoor was dat deze artsen gedurende de deelname aan de drie registratieperiodes geen enkele SOA-patiënt hadden gezien. Na vier registratieperiodes bestaat het hoofddoel uit het stabiel houden van het opgebouwde netwerk teneinde SOA-trends te kunnen bepalen.
4
3. Resultaten van de vierde registratieperiode (oktober 2003 - maart 2004) 3.1 Huidige samenstelling en activiteit van het peilnetwerk Op 31 maart 2004, bestaat het surveillancenetwerk uit een totaal van 63 praktijken. De samenstelling van de sites is de volgende: dermatologen 22 sites, gynaecologen 11 sites, huisartsen 16 sites, urologen 3 sites, centra voor seksuele voorlichting en preventie 5 sites, centra voor studenten 2 sites, opvangcentra 3 sites en SOA kliniek 1 site. De meeste artsen hebben de hele periode deelgenomen, namelijk zes maand. De SOA kliniek is de enige site die het hele jaar door registreert. Gedurende de vierde registratieperiode, van 1/10/2003 t.e.m. 31/03/2004, worden er bij de deelnemende geneesheren 324 patiënten met één of meerdere SOA gediagnosticeerd. Het totaal aantal SOA gediagnosticeerd bedraagt 344. Er is per maand geen grote variatie gevonden gedurende de registratieperiode. De deelnemende praktijken zijn gesitueerd in de volgende provincies: 13 sites in Antwerpen, 2 in Vlaams-Brabant, 4 in West-Vlaanderen, 9 in Oost-Vlaanderen, 7 sites in Henegouwen, 5 in Limburg, 2 in Namen, 12 in Brussel, 4 in Waals-Brabant, 4 in Luik en 1 in Luxemburg (figuur 1). Fig. 1: Verdeling van het aantal actief deelnemende sites (periode 2003-2004) per provincie en per miljoen inwoners
5
Bij de verdeling van de SOA per peilpraktijk of dienst wordt de volgende spreiding vastgesteld (tabel 1): 30,5% van de gevallen wordt gezien door de dermatologen en 27,0% van de gevallen wordt gezien door de gynaecologen. 12,8% wordt gezien via de SOA-kliniek en 10,5% wordt gezien via de huisartsen. De centra voor studenten en de centra voor familiale planning en seksuele voorlichting zien respectievelijk 9,9% en 8,4% van de gevallen. De urologen zagen slechts 0,9% van de gevallen. Uit tabel 1 kan afgeleid worden dat de dermatologen vooral genitale wratten diagnosticeren (54,3%), in de studentencentra vooral Chlamydia wordt vastgesteld (44,1%) en dat meer dan de helft van de SOA diagnoses in de SOA kliniek uit syfilis bestaat (54,5%). Tabel 1: Verdeling van de SOA per specialisme of soort praktijk (periode 2003-2004) I = Chlamydia infectie, II = Gonorroe, III = Syfilis, IV = Trichomonas infectie, V = Herpes infectie VI = Condyloom HPV, VII = PID, VIII = Pediculosis, IX =Andere SOA Peilpraktijk. Dermatologen Huisartsen Gynaecologen Urologen Centrum voor preventie en planning Centrum voor studenten SOA kliniek
I N=59
II N=22
III N=73
3 (2,9%) 3 (8,3%) 22 (23,7%) 1 (33,3%)
5 (4,8%) 4 (11,1%) 4 (4,3%)
31 (29,5%) 3 (8,3%) 10 (10,8%) 1 (33,3%)
-
4 (13,8%)
-
-
9 (20,5%)
24 (54,5%)
8 (27,6%) 15 (44,1%) 7 (15,9%)
-
IV N=23
V N=40
VI N=97
7 (19,4%) 12 (12,9%)
9 (8,6%) 10 (27,8%) 11 (11,8%)
57 (54,3%) 4 (11,1%) 20 (21,5%)
-
-
-
-
2 (6,9%)
6 (20,7%)
3 (8,8%) 1 (2,3%)
7 (20,6%) 1 (2.3%)
-
VII N=12
VIII N=1
IX N=17
Totaal N=344
-
-
-
105
-
1 (2,8%)
4 (11,1%) 2 (2,2%)
12 (12,9%) 1 (33,3%)
-
93
-
-
3
-
-
9 (31,0%)
29
9 (26,5%)
-
-
-
34
-
-
-
2 (4,5%)
44
Om een idee te kunnen krijgen van de verhouding van de SOA hulpvraag bij de artsen ten opzichte van de algemene hulpvraag, wordt sinds deze vierde registratieperiode naar het totaal aantal patiëntencontacten gevraagd. Achtenveertig percent (30/63) van de deelnemende sites heeft ons deze gegevens bezorgd, waaronder 5 gynaecologen, 11 dermatologen, 1 uroloog, 2 studentencentra, 3 centra voor familiale planning en seksuele voorlichting, één SOA-kliniek en 7 huisartsen. Uit de berekening van het aantal SOAconsultaties op het totaal aantal consultaties per maand en voor de gehele registratieperiode blijkt dat de verhouding van de SOA-hulpvraag bij de artsen ten opzichte van de algemene hulpvraag klein is, variërend van een gemiddelde van 0,2% bij de huisartsen en de dermatologen tot 2,6% bij de centra voor familiale planning en seksuele voorlichting. Na de huisartsen en de dermatologen volgen de gynaecologen met 0,3%, de studentencentra met 0,6% en de SOA-kliniek met 2,3%. Zowel bij de dermatologen als bij de gynaecologen waren er geen grote verschillen in deze verhouding tussen de verschillende sites. Bij de centra voor familiale planning en seksuele voorlichting waren er relatief grote verschillen tussen de sites, met een gemiddelde verhouding variërend van 0,8% naar 1,7% voor twee centra gelegen te Gent en naar 5,2% voor een centrum gelegen in het Brusselse Gewest. Bij de studentencentra wordt een 6
36
variatie van de verhouding van de SOA-hulpvraag ten opzichte van de algemene hulpvraag van 0,1% naar 1,1% vastgesteld. Bij de huisartsen bleek deze verhouding voor één site, gelegen in Antwerpen, hoger te liggen (0,8%) in vergelijking met alle andere sites (0,1%). 3.2 Beschrijving van de patiënten en de verdeling naar leeftijd en geslacht De leeftijd van de gediagnosticeerde patiënten varieert van 15 tot 81 jaar met een gemiddelde leeftijd van 33 jaar en een standaarddeviatie van 11 jaar. De leeftijdsgroepen 25 tot 29 jaar, 30 tot 34 jaar, en 20 tot 24 jaar zijn het frequentst vertegenwoordigd, met respectievelijk 66, 57 en 54 gevallen. Bij de vrouwen is de leeftijdsklasse van 20 tot 24 jaar het meest vertegenwoordigd, bij de mannen is dit die van 30 tot 34 jaar (figuur 2). De man/vrouw proportie is 0,96; deze proportie is ongeveer dezelfde als in de vorige periode. Zoals voor HIV is het percentage jongeren (15-19 jaar) groter bij de vrouwen (14,5%) dan bij de mannen (geen gevallen in deze leeftijdsgroep).5 Fig. 2 : Verdeling van de patiënten volgens leeftijdsgroep en geslacht (periode 2003-
2004) 50
Aantal patiënten
40
30
20
geslacht 10 mannen (n=159) 0
vrouwen (n=165) 9 -1
r jaa 60 = r > aa 9j -5 55 jaar 4 -5 50 jaar 9 -4 45 jaar 4 -4 40 jaar 9 -3 35 jaar 4 -3 30 jaar 9 -2 25 jaar 4 -2 r jaa
20
15
leeftijdsgroep In 90,7% van de gevallen is de verblijfplaats gekend. Onder hen heeft 89,5% (n=290) een verblijfplaats in België. Bij 83,6% (n=271) van het totaal aantal patiënten is de provincie gekend ; 26.6% onder hen komt uit de provincie Antwerpen, 18,8% uit de regio 7
Brussel, 12,5% uit de provincie Luik, 11,4% uit Oost-Vlaanderen, 10,3% uit WaalsBrabant, 7,4% uit Henegouwen, 4,4% uit Vlaams-Brabant, 3,3% uit West-Vlaanderen, 3,0% uit Namen, 1,5% uit Limburg en 0,7% uit Luxemburg. Van alle patiënten is 73,8% van Belgische nationaliteit, 9,6% is Afrikaan, 8,0% is afkomstig uit een ander Europees land, 4,6% is afkomstig van Zuid- of Centraal-Amerika en 0,9% is van Aziatische origine. De nationaliteit is niet gekend voor 3,1% van de patiënten. Bij 59,3% van de gevallen is de scholingsgraad gekend. Onder hen vermeldt 90,1% secundair onderwijs of hoger onderwijs. Zoals te zien is in figuur 3, is het hoger onderwijs (personen die studies volgden >18 jaar) het hoogst vertegenwoordigd (39,6% of 76 gevallen). Fig. 3 : Verdeling van de SOA-patiënten naargelang het niveau van onderwijs (periode 2003-2004) 140
Aantal patiënten
120 100 80 60 40 20 0
nd ke be js on wi er nd ro air ge nd ho cu se n ee ijs em rw alg de on h isc hn js wi tec er nd so ep ro be ol ho sc e er lag ing rm vo en ge
niveau van onderwijs
8
3.3 Verdeling van de SOA-diagnoses 3.3.1 Diagnose en symptomen 344 diagnoses werden gesteld bij 324 patiënten. Bij de vrouw worden condylomen (26,6%), Chlamydia infectie (23,7%) en genitale herpes (17,5%) het meest gediagnosticeerd. Bij de man wordt syfilis het meest gediagnosticeerd (39,5%). Daarna volgen genitale wratten met 29,9% (figuur 4). Genitale wratten zijn de meest voorkomende SOA in beide geslachten samen (tabel 2). Tabel 2: Verdeling volgens geslacht van de gerapporteerde SOA-infecties (periode 2003-2004)
Chlamydia-infectie Gonorroe Syfilis Trichomonasinfectie Herpesinfectie Genitale wratten PID Pediculosis pubis Andere Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
17 (10,2%) 18 (10,8%) 66 (39,5%) 9 (5,4%) 50 (29,9%) 1 (0,6%) 6 (3,6%) N=167 (100%)
42 (23,7%) 4 (2,3%) 7 (4,0%) 23 (13,0%) 31 (17,5%) 47 (26,6%) 12 (6,8%) 11 (6,2%) N=177 (100%)
59 (17,2%) 22 (6,4%) 73 (21,2%) 23 (6,7%) 40 (11,6%) 97 (28,2%) 12 (3,5%) 1 (0,3%) 17 (4,9%) N=344 (100%)
In 4,9% (n=17) van de gevallen is door de arts een SOA vermeld die niet op het registratieformulier (zie bijlage) staat aangeduid. Gardnerella en ureaplasma zijn het meest vermeld. De diagnostische methode is in het merendeel van deze gevallen microscopie. In 11,3% (n=39) van de gevallen worden menginfecties gediagnosticeerd; in 0,9% (n=3) van de gevallen werden meer dan 2 SOA gediagnosticeerd bij dezelfde patiënt.
9
re de An sis ulo dic Pe
bis pu
en att wr
es rp he
re de An
D PI
le ita en G
en att wr
s fili Sy es rp he ale nit Ge as on om ich Tr
e rro no Go
ia yd lam Ch
10
le ita en G s fili Sy ale nit Ge
e rro no Go ia yd lam Ch
20
10
Aandeel (%)
30
20
Aandeel (%)
Fig. 4 : Verdeling van de SOA per geslacht (periode 2003-2004)
mannen 50
40
10
0
vrouwen 30
0
Symptomen worden gerapporteerd in 229 van de 344 gestelde diagnoses (66,6%). Bij de man is uretritis het meest voorkomend, namelijk in 25,9% van de gevallen. Genitale ulcus komt in 17,2 % van de gevallen voor. Bij de vrouw komt cervicitis in 46,9% van de gevallen voor. Een SOA-diagnose naar aanleiding van een routine screening, een onderzoek van de partner of een ander reden van consult, is gesteld in 35,1% van de gevallen (n=72) voor dewelke deze informatie gekend is (n=205). In 79,2% van de gevallen gaat het om diagnoses bij vrouwen. In tabel 3 zien we de verdeling van de SOA volgens geslacht en reden van consult voor zover deze informatie gekend is. Vooral Chlamydia-en Trichomonasinfecties bij vrouwen worden vaak gediagnosticeerd ter gelegenheid van een consultatie omwille van een andere reden dan een specifieke SOA-klacht. Tabel 3: Verdeling van de SOA-diagnose volgens geslacht en volgens het motief van de consultatie (periode 2003-2004)
Mannen
Chlamydia-infecties Gonorroe Syfilis Trichomonasinfectie Herpes Condylomen PID Pediculosis Andere Totaal
Vrouwen
Consult voor een SOA-klacht
Consult omwille van andere reden dan SOA-klacht
Consult voor een SOA-klacht
Consult omwille van andere reden dan SOA-klacht
6 7 25 4 31 3 N=76
3 1 7 3 1 N=15
6 1 2 1 16 23 6 2 N=57
22 1 1 10 7 6 1 9 N=57
11
3.3.2 Beschrijving per SOA-diagnose a) Chlamydia-infectie Een Chlamydia-infectie wordt in 71,2% van de gevallen gesteld bij vrouwen. Tweeëntwintig vrouwen (78,6% van de vrouwen voor dewelke deze informatie gekend is) consulteerden omwille van een andere reden dan een SOA-klacht (tabel 3). Bij de mannen is de diagnose meestal naar aanleiding van een specifieke klacht gesteld (66,7% van de mannen voor dewelke deze informatie gekend is). De gemiddelde leeftijd bij de vrouw is 26 jaar en bij de man 32 jaar. 57,6% van de gevallen (29,4% bij de man en 69,0% bij de vrouw) meldt een heteroseksuele geaardheid en 23,7% van de gevallen (64,7% bij de man en 7,1% bij de vrouw) meldt een homoseksuele geaardheid. In 18,6% van de gevallen is de seksuele geaardheid niet gekend. 32,2% (n=19) heeft gedurende de laatste zes maanden een vaste partner gehad en 22,1% (n=13) vermelde meer dan één partner gedurende de laatste zes maanden (47,0% bij de mannen en 11,9% bij de vrouwen). Voor 42,4% zijn deze gegevens echter onbekend. Voor 87,8% (n=36) van het totaal aantal gevallen dat is getest voor HIV (n=41) wordt een HIV-negatieve status gemeld. Voor 12,2% (n=5) onder hen wordt een HIV-positieve status gemeld. Voor 15,3% ( n=9) van alle patiënten met een Chlamydia-infectie (n=59) heeft men geen enkele informatie over de HIV-test ofwel is er geen test voorgesteld. Voor 9 gevallen werd aangehaald dat het tijdsstip om te testen nog te vroeg was maar afspraken werden gemaakt om later een test uit te voeren. b) Gonorroe Er zijn 22 gevallen van gonorroe-infecties vermeld, waarvan 18 mannen. Tien mannen melden een homoseksuele geaardheid en 7 mannen melden een heteroseksuele geaardheid. Onder de 4 vrouwen melden er 3 een heteroseksuele geaardheid. Voor 2 personen (1 man en 1 vrouw) is de seksuele geaardheid onbekend. De leeftijd varieert van 21 tot 50 jaar, met een gemiddelde van 36 jaar in beide geslachten. Vier van de gevallen hebben een niet-Belgische nationaliteit. Voor twee gevallen is de nationaliteit niet gekend. In 59,1% van de gevallen komt urethritis voor als symptoom, gevolgd door proctitis met 22,7% en cervicitis met 18,2%. Wat betreft het HIV-testgedrag: 11 personen zijn getest ter gelegenheid van de consultatie, 7 ondergingen vroeger reeds een test, bij één persoon werd de test niet voorgesteld, één persoon zou later worden getest en voor de overige twee personen ontbreekt deze informatie. Bij diegenen die zich hadden laten testen melden 13 personen (68,4%) een HIV-negatieve test en 6 personen (31,6%) een HIV-positieve test. Bij laatstvernoemde was hun seropositiviteit al gekend.
12
c) Syfilis In het totaal werden 73 gevallen van syfilis gediagnosticeerd waarvan 90,4% (n=66) van het mannelijke geslacht zijn. De gemiddelde leeftijd bij de mannen is 37 jaar, bij de vrouwen 27 jaar. 37,0% van de gevallen (n=27) consulteert in eerste instantie voor een SOA-klacht en in 11,0% (n=8) van de gevallen consulteert de patiënt in eerste instantie voor een andere reden; bij de overige ontbreekt de informatie. 77,3% (n=51) van de mannen vermelden een bi-of homoseksuele geaardheid en 21,2% (n=14) melden een heteroseksuele geaardheid; voor slechts 1 man is deze informatie onbekend. Vier van de zeven vrouwen melden een heteroseksuele geaardheid; voor de overige 3 is deze informatie onbekend. Twaalf personen (16,4%) vermelden een vaste partner gedurende de laatste zes maanden en 24 personen (32,8%) vermelden meer dan één partner. Voor de overige 50,7% zijn de gegevens ontbrekend (n=37). Wat betreft de HIV-serologie kennen we gegevens voor 91,8% (n=67) van de gevallen: 34 patiënten lieten zich testen ter gelegenheid van de consultatie en 33 hadden zich reeds vroeger laten testen. Dertig mannen zijn HIV-positief (44,8% van alle geteste personen) waarvan zes hun HIV-seropositiviteit hebben ontdekt ter gelegenheid van de consultatie. Van de HIV-seropositieve mannen zijn er 28 homo-of biseksueel en 2 heteroseksueel. De zeven vrouwen zijn allen HIV-negatief. d) Herpesinfectie Een herpesinfectie wordt vermeld in 40 gevallen. In 77,5% (n=31) van de gevallen is de diagnose gesteld bij vrouwen. De hoogst vertegenwoordigde leeftijdsgroep is die van 25 t.e.m. 34 jaar bij de vrouw en die van 20 t.e.m. 34 jaar bij de man. Zowel bij de mannen als de vrouwen wordt de diagnose meestal gesteld aan de hand van een specifiek symptoom namelijk een genitaal ulcus (69,2%). 82,5% (n=33) vermelden een heteroseksuele geaardheid (55,6% (n=5) bij de man en 90,3% bij (n=28) de vrouw). Twee mannen hebben een homoseksuele geaardheid en 1 vrouw meldt een lesbische geaardheid. 52,5% (n=21) melden een vaste partner gedurende de laatste zes maanden : 33,3% bij de mannen en 58,1% bij de vrouwen. In 30% van de gevallen is het aantal partners gedurende de laatste zes maanden onbekend. Een kwart (n=10) van de patiënten heeft zich tijdens de consultatie laten testen en 22,5% (n=9) waren reeds vroeger getest. Vier patiënten zijn HIV-positief, waaronder 3 heteroseksuele vrouwen en 1 heteroseksuele man. Bij de drie vrouwen werd de HIVseropositiviteit ontdekt als gevolg van de SOA-consultatie. Eén onder hen vermeldde risicogedrag gedurende de zes maand voorafgaand aan de consultatie; ze vermeldde zowel meerdere partners als seksuele contacten met een intraveneuze druggebruiker.
13
e) Genitale wratten Er zijn in totaal 97 gevallen van condylomen vermeld waarvan 50 bij mannen. 42,6% van de vrouwen wordt gezien door de gynaecoloog en 27,7% door de dermatoloog. Bij de mannen wordt 88,0% gezien door de dermatoloog. De gemiddelde leeftijd is 28 jaar voor de vrouwen en 36 jaar voor de mannen. Bij 7,2% (n=7) van de patiënten is de diagnose gesteld tijdens een consultatie waarvan het motief niet een SOA-klacht betrof. Deze informatie is onbekend in 37,1% van de gevallen. 76,3% meldt een heteroseksuele geaardheid (62,0% bij de man en 91,5% bij de vrouw) en 19,6% meldt een homoseksuele geaardheid (34,0% bij de man en 4,3% bij de vrouw). 48,5% (n=47) meldt een vaste partner gedurende de laatste zes maanden (44,0% bij de man en 53,2% bij de vrouw). In 23,7% van de gevallen is deze informatie onbekend. Wat betreft HIV : 33,0% (n=32) van de personen hebben een HIV-test tijdens de consultatie ondergaan en 24,7% (n=23) hadden vroeger reeds een test laten doen. Van deze 55 personen die zijn getest, zijn er 3 HIV-positief. Het betreft 2 homoseksuele mannen en 1 heteroseksuele man die hun HIV-seropositiviteit reeds kenden voor de consultatie.
14
3.4 Beschrijving van de risicofactoren We kennen de seksuele geaardheid van de meeste gevallen waarbij een SOA gediagnosticeerd is (voor 95,6% van de mannen en 89,7% van de vrouwen). Bij de mannen vermeldt 40,9% een heteroseksuele geaardheid en 54,7% een bi/homoseksuele geaardheid. Bij de vrouwen vermeldt 86,1% een heteroseksuele geaardheid en 3,6% een lesbische geaardheid. Bij de mannen melden 38 personen (23,9%) een vaste partner te hebben en 50 personen (31,4%) melden dat ze meer dan één partner hebben gehad. Bij de vrouwen gaat dit respectievelijk om 52,1% (n=86) en 13,9% (n=23). We hebben geen informatie over het aantal partners bij 37,0% (n=120) van de gevallen. Wat betreft prostitutie en IV-druggebruik : 5,7% (n=9) van de mannen melden dat ze in contact zijn geweest met betaalde seksuele diensten gedurende de laatste 6 maanden, maar voor 47,2% (n=75) zijn deze gegevens onbekend. 3,0% (n=5) van de vrouwen zijn werkzaam als prostituee, voor 24,2% (n=40) zijn deze gegevens onbekend. Het betreft hier 3 Belgische vrouwen tussen 18 en 24 jaar, 1 vrouw van 16 jaar afkomstig uit Subsaharisch-Afrika en 1 vrouw van 25 jaar afkomstig uit een ander Europees land. Onder de mannen bevindt zich één prostituee, afkomstig uit Centraal/Zuid-Amerika. Eén persoon (0,3%) vermeldt seksuele contacten met een IV-druggebruiker (voor 43,2% zijn deze gegevens onbekend) en niemand vermeldt IV-druggebruik (voor 38,0% zijn deze gegevens onbekend). Wat betreft bijkomende risicofactoren door de arts vermeld, beschikken we over informatie bij 10,7% van de mannen en bij 8,5% van de vrouwen. Bij 7 personen (22,6%) onder hen is er sprake van meerdere/onbekende partners en 2 personen (6,5%) hebben een partner die besmet is met een SOA.
15
3.5. Houding t.o.v. de HIV-test 39,7% (n=125) van de gevallen waarvoor deze informatie is gekend (n=315) zijn getest ter gelegenheid van de consultatie, 27,6% (n=87) van de patiënten had zich reeds eerder laten testen. 1,9% (n=6) weigerden een test en bij 9,5% (n=30) zal men later een test afnemen. In 21,3% van de gevallen werd er geen test voorgesteld of werd nog nooit een test afgenomen. Wat betreft de patiënten waarvan de HIV-status is gekend (n=211); 21,3% (n=45) zijn HIV-positief, 78,7% (n=166) zijn negatief. Voor 34,9% (n=113) is de HIV-status niet gekend. Fig. 5 : Omstandigheden van de HIV-test (periode 2003-2004)
Percentage SOA patiënten
50
40
30
20
geslacht 10 mannen (n=159) 0
vrouwen (n=165) ten en tes te od eb er lat ng aa iet tn d er tes eig ew tg tes t en tes led ge ge oit nd no aa en m led ge t>3 tes nd aa m t<3 tes t tes ge nu nd ke be on
16
3.6. De HIV-seropositieve personen 45 patiënten zijn HIV-positief, 42 (93,3%) zijn mannen, 3 (6,7%) zijn vrouwen. Voor 20,5% (n=9) is de diagnose gesteld ter gelegenheid van het SOA consult, de overigen kenden hun serologische status. Voor vier patiënten is de diagnose minder dan drie maand geleden gesteld met de dag van de consultatie als referentiedatum. De gemiddelde leeftijd is 36 jaar (vrouwen 30 jaar en mannen 36 jaar). Drieëndertig seropositieve patiënten hebben de Belgische nationaliteit, 3 patiënten zijn afkomstig van een ander Europees land, 4 personen zijn afkomstig uit Subsaharisch Afrika en 4 uit Centraal- of Zuid-Amerika. Voor één persoon is de nationaliteit onbekend. Eén persoon woont niet in België, voor 2 personen is deze informatie onbekend. De reden voor het consult is gekend bij 20 van de 45 patiënten. 65,0% (n=13) van de gevallen consulteerde naar aanleiding van een SOA-klacht, 35,0% (n=7) vermeldde geen SOA-klacht als motief voor de consultatie. Wat betreft de seksuele oriëntatie, vermelden 36 mannen een homoseksuele, 4 mannen een heteroseksuele en 2 mannen een biseksuele geaardheid. De 3 vrouwen hebben een heteroseksuele geaardheid. Negen personen vermelden een vaste partner gedurende de laatste zes maanden, 8 personen vermelden meerdere partners. Deze informatie is echter onbekend voor 62,2% (n=28) van de gevallen. Voor de variabelen i.v.m. prostitutie en intraveneus druggebruik ontbreekt deze informatie eveneens in meer dan de helft van de gevallen. Bij de HIV-positieve personen (n=45) treffen we de volgende SOA aan: syfilis n=30, gonorroe n=6, Chlamydia n=5, herpes n=4, genitale wratten n=3, andere SOA (niet op het registratieformulier vermeld) n=1, Trichomonasinfectie n=1. Bij 5 personen (=11%) werden 2 verschillende SOA gediagnosticeerd. 3.7. Serologie van hepatitis B en C Voor Hepatitis B: voor 47,8% (n=155) van de gevallen is er informatie beschikbaar: 12,3% (n=19) van de gekende gevallen vernoemt een positieve serologie, 60,6% (n=94) een negatieve serologie en 27,1% (n=42) zijn gevaccineerd. Voor Hepatitis C: voor 38,0% (n=123) van de gevallen is een resultaat vermeld: 4,1% (n=5) van de gekende gevallen vermeldt een positieve serologie en 95,9% (n=118) vermeldt een negatieve serologie.
17
4. Vergelijking van de resultaten van de vier registratieperiodes In het huidig ontwikkelingsstadium van dit surveillancesysteem, kan een vergelijking gemaakt worden van de informatie verstrekt door de artsen die gedurende alle periodes van vergelijking deelnamen. Alleen de artsen die patiënten vermelden werden in de vergelijking opgenomen. Het betreft hier 17 sites voor de vergelijking van de vier registratieperiodes, 20 sites voor de vergelijking van de eerste en de tweede registratieperiode, 31 sites voor de vergelijking van de tweede en de derde registratieperiode en 46 sites voor de vergelijking van de derde en de vierde registratieperiode. Bij de vergelijking voor de vierde periode kunnen enkel de maanden oktober t.e.m. januari van de vierde registratieperiode in aanmerking worden genomen. Om na te gaan of veranderingen in aantallen SOA in de tijd significant zijn, wordt gebruik gemaakt van de niet-parametrische Mann-Whitney U test. Deze statistische procedure laat toe om gegevens te analyseren afkomstig uit kleine studiegroepen waarvan de distributie niet is gekend.6 Het aantal patiënten is gestegen tussen de eerste en de derde registratieperiode; tijdens de eerste registratieperiode registreerden de artsen 108 patiënten, het tweede jaar 113 en het derde jaar 142. Tussen 1 oktober 2003 en 31 januari 2004 werden 116 patiënten geregistreerd door deze 17 sites, tussen 1 februari 2004 en 31 maart 2004 betrof dit 53 patiënten. In de vierde registratieperiode is dus een lichte daling van het aantal geregistreerde SOA-patiënten vastgesteld. Voor de derde registratieperiode tellen we nu vier patiënten meer dan in de vergelijking van de periodes in het voorgaande rapport; dit tengevolge van laattijdige aangiften. In tabel 4 wordt de verdeling voorgesteld van de SOA-patiënten in de verschillende periodes volgens het soort specialisme geconsulteerd. Tabel 4: Verdeling van de SOA-patiënten volgens de peilpraktijken in de vier periodes (gegevens 17 sites) Peilpraktijken Dermatologen Huisartsen Gynaecologen Urologen Centra voor preventie en planning Centra voor studenten SOA-kliniek Totaal
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
5 (4,6%) 17 (15,7%) 24 (22,2%) 0 (0%)
3 (2,7%) 17 (15%) 15 (13,3%) 6 (5,3%)
14 (9,9%) 30 (21,1%) 26 (18,3%) 4 (2,8%)
8 (6,9%) 19 (16,4%) 26 (22,4%) 0 (0%)
16 (14,8%)
18 (15,9%)
12 (8,5%)
11 (9,5%)
14 (13%) 32 (29,6%) N=108 (100%)
19 (16,8%) 35 (31%) N=113 (100%)
15 (10,6%) 41 (28,9%) N=142 (100%)
27 (23,3%) 25 (21,6%) N= 116(100%)
Er zijn geen duidelijke trends zichtbaar in het aandeel van de verschillende specialismen.
18
4.1. Vergelijking van de patiëntkarakteristieken Verdeling naar leeftijd en geslacht In tabel 5 wordt de gemiddelde leeftijd volgens geslacht voor de vier perioden voorgesteld. Tabel 5: Gemiddelde leeftijd (in jaren) volgens geslacht voor de verschillende periodes (gegevens 17 sites) Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
29 35
28 36
29 37
27 34
Vrouwen Mannen
Zowel bij mannen als bij vrouwen is er tussen de verschillende periodes weinig verschil in gemiddelde leeftijd. De verdeling volgens de leeftijdscategorie bij mannen en vrouwen in de derde en de vierde registratieperiode is weergegeven in figuren 6 en 7. Tot en met de derde registratieperiode was de hoogst vertegenwoordigde leeftijdsgroep bij de mannen die van 35-39 jaar. In figuur 6 kan worden vastgesteld dat in de vierde registratieperiode de leeftijdscategorie 30-34 jaar het hoogst vertegenwoordigd is. Figuur 6: Spreiding volgens leeftijdsgroep bij mannen in periodes 3 en 4 (gegevens 46 sites)
Aantal mannen
30
20
10
periode 3 0
4
r jaa
r jaa 60 = > r jaa 9 -5 55 r aa 4j -5 50 r jaa 9 -4 45 r jaa 4 -4 40 r jaa 9 -3 35 r aa 4j -3 30 r jaa 9 -2 25 r jaa 24
9 -1
20
15
leeftijdsgroep
19
Fig. 7: Spreiding volgens leeftijdsgroep bij vrouwen in periodes 3 en 4 (gegevens 46 sites) 40
Aantal vrouwen
30
20
periode
10
3 0
4
r jaa
r jaa 60 = r > aa 9j -5 r 55 jaa 4 -5 50 r aa 9j -4 r 45 jaa 4 -4 40 r aa 9j -3 35 r jaa 4 -3 r 30 aa 9j -2 r 25 jaa 4 -2 20 r jaa 19
4 -1
15
10
leeftijdsgroep
Bij de vrouwen is zowel in de derde als in de vierde registratieperiode de leeftijdsgroep 25-29 jaar het hoogst vertegenwoordigd. Terwijl het aandeel van de 20-24 jarigen in de derde registratieperiode even groot is als dat van de 25-29 jarigen, kan uit figuur 7 worden afgeleid dat het aandeel van de 20-24 jarigen in de vierde registratieperiode een stuk lager ligt, en het aandeel van de 30-34 jarigen in deze periode is van even groot belang als die van de 20-24 jarigen. De leeftijdscategorie 15-19 jaar is hoger vertegenwoordigd bij de vrouwen dan bij de mannen (zie fig. 6 en fig. 7). Met uitzondering van de derde registratieperiode, waar het aandeel mannen 50,7% bedroeg, ligt het aandeel mannen (48,1% gemiddeld voor alle registratieperiodes) iets lager dan dat van de vrouwen (51,9% gemiddeld voor alle registratieperiodes).
20
Verdeling van de seksuele geaardheid De seksuele geaardheid is gekend voor 93% van de gevallen. In tabel 6 ziet men de % verdeling in de verschillende periodes. Tabel 6: Verdeling in % van de seksuele geaardheid bij mannen en vrouwen in de verschillende perioden (gegevens 17 sites) Homo/biseksuele mannen Hetero mannen Lesbische vrouwen Hetero vrouwen Onbekend
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
19%
18%
30%
28%
28% 2% 50% 2%
32% 1% 47% 3%
14% 1% 47% 9%
12% 4% 47% 9%
Bij de mannen waar een SOA-infectie gediagnosticeerd is geworden, is de proportie homoseksuelen sterk gestegen bij de overgang van periode 2 naar 3. Bij de overgang van de derde naar de vierde registratieperiode is er nauwelijks verandering in de verdeling naargelang seksuele geaardheid en geslacht.
21
4.2. SOA-trends Figuur 8 geeft de evolutie weer van Chlamydia-en syfilisdiagnoses in beide geslachten samen. Fig. 8: Evolutie van het aantal Chlamydia-en syfilisdiagnoses in termen van % verandering (gegevens 17 sites)
% verandering in aantal SOA diagnoses
700 600 500 400 Syfilis
300
Chlamydia
200 100 0 -100 periode 1
periode 2
periode 3
periode 4
Bij de mannen worden de diagnoses gonorroe en syfilis het meest frequent vastgesteld. De evolutie van deze SOA in mannen is respectievelijk weergegeven in figuur 9 en 10. Het aantal gonorroegevallen is significant gedaald (-59%, p<0,05) tussen de eerste en de tweede registratieperiode om daarna geen significante veranderingen meer te ondergaan. Het aantal syfilisgevallen steeg met 533% bij overgang van periode 1 naar 2 en met 89% bij overgang van periode 2 naar 3 (p<0,01). Bij overgang van periode 3 naar 4 is er een niet significante daling in het aantal syfilisgevallen in mannen.
22
Fig. 9: Evolutie van het aantal gonorroediagnoses bij mannen (gegevens 17 sites)
Aantal gonorroediagnoses bij mannen
20
15
10
5
0 1
2
3
4
registratieperiode
Fig. 10: Evolutie van het aantal syfilisdiagnoses bij mannen (gegevens 17 sites) 40
Aantal syfilisdiagnoses bij mannen
35 30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
registratieperiode
23
4
Bij vrouwen komt Chlamydia het meest frequent voor doorheen alle periodes. De evolutie van het aantal vrouwen met Chlamydia is te zien in figuur 11. Hoewel er een zekere schommeling wordt geobserveerd blijft het aantal Chlamydia-gevallen min of meer stabiel in de loop van de 4 periodes. Fig. 11: evolutie van het aantal Chlamydiadiagnoses bij vrouwen (gegevens 17 sites) 40
Aantal Chlamydiadiagnoses bij vrouwen
35 30 25 20 15 10 5 0 1
2
3
4
registratieperiode
Het aantal gerapporteerde gevallen van pediculosis pubis is in beide geslachten significant gedaald in de loop van de tijd (p<0,01). Voor de andere SOA zijn er weinig veranderingen opgemerkt wat betreft het aantal gestelde diagnoses doorheen de tijd.
24
Evolutie van de karakteristieken van de syfilispatiënten De stijging van het aantal syfilisgevallen in de tweede periode is verbonden met een toename van het aantal gediagnosticeerde gevallen bij homoseksuele mannen. Het aandeel van deze groep blijft het grootst doorheen alle periodes (tabel 7). Deze mannen bevinden zich vooral in de leeftijdsgroep tussen 30 en 39 jaar. In tabel 7 zien we de verdeling van de syfilisdiagnoses in de verschillende periodes. Tabel 7: Verdeling van de syfilisdiagnoses volgens seksuele geaardheid en geslacht in de vier periodes (gegevens 17 sites)
Homo/biseksuele mannen Hetero mannen Mannen:seksuele geaardheid ongekend Homo vrouwen Hetero vrouwen Totaal
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
2 (67%)
16 (76%)
27 (79%)
19 (83%)
1 (33%)
3 (14%)
3 (9%)
3 (13%)
-
-
4 (12%)
-
N=3 (100%)
2 (10%) N=21 (100%)
N=34 (100%)
1 (4%) N=23 (100%)
Het aandeel HIV-seropositieven binnen de groep syfilispatiënten bedraagt 0% in periode 1, 57,9% in periode 2, 60,6% in periode 3 en 66,7% in periode 4. Onder deze HIVseropositieve syfilispatiënten bevindt zich 1 vrouw uit periode 2, de overigen behoren tot het mannelijk geslacht. Deze vrouw is afkomstig uit Subsaharisch-Afrika. Sinds de eerste registratieperiode werd bij gemiddeld 22,2% van deze HIV-seropositieve syfilispatiënten de seropositiviteit ontdekt ter gelegenheid van de SOA-consultatie.
25
4.3 Evolutie van de HIV-seropositiviteit De proportie van de patiënten die een seropositiviteit vermelden of bij wie de HIVseropositiviteit is gediagnosticeerd, neemt significant toe doorheen de verschillende periodes (p<0,01); in de eerste periode bedroeg deze 7,4% (n=8), in de tweede periode 13,3% (n=15), in derde periode 17,6% (n=25) en in de vierde periode 18,1% (n=21). In de eerste periode kenden alle patiënten hun HIV-seropositieve status op het ogenblik van de diagnose van de SOA. In de tweede periode is de serologische status bij 4 (26.7%) personen gediagnosticeerd ter gelegenheid van het SOA-consult, in de derde periode bij 6 personen (25%) en in de vierde periode bij 4 personen (20%). De proportie van de patiënten die getest zijn minder dan drie maand geleden en HIVpositief zijn, is 25% voor periode 1, 7% voor periode 2, 4% voor periode 3 en 15% voor periode 4, met de datum van het consult als referentiedatum. Voor de patiënten die hun serologische status langer dan drie maanden kenden is deze 75% voor periode 1, 67% voor periode 2, 71% voor periode 3 en 65% voor periode 4. Tabel 8 toont de verdeling van de seropositiviteit volgens geslacht voor de verschillende periodes. Tabel 8: Verdeling van de HIV-seropositieve patiënten volgens geslacht en periode (gegevens 17 sites) Vrouwen Mannen Totaal
Periode 1 4 4 N=8
Periode 2 3 12 N=15
Periode 3 25 N=25
Periode 4 1 20 N=21
In beide geslachten is de leeftijdsklasse 35-39 jaar het hoogst vertegenwoordigd. Het aandeel mannelijke seropositieve patiënten met een homo-of biseksuele geaardheid bedroeg 75% in periode 1, 100% in periode 2, 80% in periode 3 en 100% in periode 4. De seropositieve vrouwen zijn allen heteroseksueel; 1 vrouw heeft de Belgische nationaliteit en 7 vrouwen zijn afkomstig uit Subsaharisch-Afrika. Het aantal partners is in alle periodes voor meer dan de helft onbekend.
26
SOA-diagnoses bij seropositieve patiënten Tabel 9 toont de verdeling van de SOA-diagnoses bij seropositieve patiënten. Tabel 9: Verdeling van de SOA-diagnoses bij HIV-positieve patiënten in de verschillende periodes (gegevens 17 sites)
Gonorroe Trichomonasinfectie Herpesinfectie Syfilis Genitale wratten Andere Totaal
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
2 0 2 0 3 1 N=8
2 1 0 11 0 2 N=16
3 0 1 20 1 2 N=27
4 1 0 14 0 5 N=24
Sinds de tweede registratieperiode komt syfilis het meest frequent voor onder seropositieve patiënten. Gonorroe komt in alle periodes op de tweede plaats. In periode twee is er één patiënt die twee verschillende SOA heeft, in periode drie zijn dat er twee en in periode vier zijn dat er drie.
27
5. Discussie De trends beschreven in dit rapport dienen met de nodige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Zoals bij de meeste analyses waarbij gebruik wordt gemaakt van surveillancegegevens, is het mogelijk dat deze analyse onderhevig is aan onderrapportage. Daarnaast kon er bij het nagaan van de SOA-trends doorheen de vier registratieperiodes enkel gebruik gemaakt worden van de gegevens afkomstig van de sites die in alle periodes deelnamen, waardoor het aantal records waarop deze analyses konden worden uitgevoerd, beperkt is. In de toekomst zullen we over een groter aantal observaties beschikken voor deze analyses vermits we dan vergelijkingen zullen kunnen maken op basis van zesmaandelijkse registratieperiodes. Verschillen in bevindingen van deze surveillance en de surveillance door het netwerk van laboratoria voor microbiologie zijn o.a. toe te schrijven aan de beperkte registratieperiodes en de kleinere dekkingsgraad van het netwerk. Niettegenstaande de bevindingen verschillend zijn vullen beide systemen elkaar goed aan, aangezien deze surveillance via een peilnetwerk van clinici meer informatie biedt over het risicoprofiel van de SOA-patiënt. Gedurende deze vierde registratieperiode is de samenwerking met de deelnemende sites goed verlopen. Er werden enkele vertragingen in de registratie opgemerkt, maar deze waren miniem rekening houdende met het zware administratieve werk waarmee artsen te maken hebben. De registratieformulieren werden gecontroleerd bij ontvangst en na het inbrengen van de gegevens werd er een controle uitgevoerd. Wanneer er essentiële gegevens ontbraken, werd de arts telefonisch, per brief of per e-mail gecontacteerd. Tijdens deze vierde registratieperiode waren de registratieformulieren in het algemeen volledig en correct ingevuld. Het surveillancesysteem laat niet toe om eventuele dubbeltellingen uit te sluiten. Desondanks zal dit geen overschatting van het aantal gediagnosticeerde SOA veroorzaken, want de kans is klein dat eenzelfde patiënt gezien wordt door twee artsen die deel uitmaken van het surveillancenetwerk. Indien een patiënt reeds is getest voor HIV, dan is deze informatie afkomstig van laboratoriumdocumenten of wordt het resultaat dat vermeld wordt door de patiënt ingevuld op het registratieboekje. De kans dat deze zelf gerapporteerde informatie onjuist zou zijn is klein maar niettemin kan het gezien worden als een zwakte van het surveillancesysteem. Dit SOA-surveillancesysteem is complementair aan de doelstellingen van de Gemeenschappen die de SOA-registratie willen optimaliseren, want via het peilnetwerk kan meer specifieke epidemiologische informatie worden verzameld. De deelnemende artsen worden geïnformeerd over het feit dat deelname aan deze surveillance de verplichte aangifte van bepaalde SOA niet vervangt en dus complementair is.
28
Er werden belangrijke inspanningen geleverd om de stabiliteit van dit surveillancenetwerk te verzekeren. Zoals vooropgesteld aan het eind van de derde registratieperiode, is er een meer evenwichtige verdeling bekomen voor Wallonië. De rekrutering in de provincie Vlaams-Brabant is echter niet succesvol gebleken. Deze provincie blijft duidelijk ondervertegenwoordigd in vergelijking met de andere provincies. Tengevolge van de geringe SOA-incidentie en/of tengevolge van de hoge werkdruk in sommige sites zijn enkele deelnemers afgevallen. Hoewel het hoofddoel erin bestaat de huidige deelnemende sites te behouden en te motiveren (o.a. door het organiseren van een jaarlijkse vergadering), blijft aandacht bestaan voor het rekruteren van nieuwe sites en het verhogen van de geografische representativiteit. Hierbij dient voornamelijk aandacht te worden geschonken aan de provincies Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen, maar ook nog aan de provincies Luik en Namen. Momenteel laten de beschikbare gegevens nog niet toe om de representativiteit van het surveillancenetwerk te schatten in termen van aantal patiëntencontacten. Er zou iets gezegd kunnen worden over de activiteitsgraad van de deelnemende gynaecologen en dermatologen, op basis van gegevens van het RIZIV van de jaren 2000 en 2001 (meest recent beschikbare cijfers) enerzijds en de gegevens over het aantal patiëntencontacten tijdens de vierde registratieperiode ons toegestuurd door de deelnemende artsen anderzijds. Voor de gynaecologen beschikken we over deze gegevens voor 45,5% van de sites (5/11), van de dermatologen ontvingen we deze gegevens voor de helft van de deelnemende sites (11/22). Gezien het feit dat sommige sites uit meerdere artsen bestaan en andere niet, en gezien het feit dat we niet voor elke provincie over (voldoende) gegevens beschikken van de deelnemende sites, brengt een vergelijking voorlopig nog geen betekenisvolle conclusies met zich mee.
29
6. Conclusie De surveillance van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen brengt belangrijke informatie met zich mee voor acties in het domein van de volksgezondheid. De heropleving van sommige SOA geobserveerd in de Westerse landen eind jaren ’90 heeft benadrukt dat het noodzakelijk is om over meer informatie te beschikken omtrent de verdeling en de determinanten van deze infecties. In deze zin draagt het Peilnetwerk van Clinici voor de surveillance van SOA bij tot het beter beschrijven van de recente evoluties van SOA in België en tot het identificeren van seksueel risicogedrag. Het aantal syfilisdiagnoses is sterk gestegen doorheen de tijd. Deze toename manifesteert zich vooral bij mannen tussen 24 en 44 jaar oud in de provincies Antwerpen en Brussel7. Sinds de tweede registratieperiode (2001-2002) is syfilis de SOA die het meest frequent gerapporteerd wordt bij de mannelijke patiënten op consultatie bij de clinici van het peilnetwerk. Deze heropleving van syfilis lijkt tot op vandaag beperkt tot een verspreiding binnen een MSM (mannen die seks hebben met mannen) populatie. Dit zou een teken kunnen zijn van een vermindering van beschermde seksuele contacten in deze groep. Chlamydia infectie is de meest frequent gediagnosticeerde SOA bij de vrouwen die een arts van het peilnetwerk consulteerden gedurende de periode 2000-2004. Deze SOA wordt doorgaans gediagnosticeerd bij jonge vrouwen (gemiddelde leeftijd van 27 jaar). Het Netwerk van Laboratoria voor Microbiologie observeert een stijging van het aantal Chlamydia infecties sinds 2001, vooral bij vrouwen uit de leeftijdsgroep 15-24 jaar7. Deze stijging kan gedeeltelijk verklaard worden door een toegenomen screening en een verbetering van de diagnosestechnieken. Een versterking van de screening is gerechtvaardigd door de aanzienlijke proportie asymptomatische infecties en de mogelijke complicaties van onbehandelde infecties. De simultane aanwezigheid of de ontdekking van een HIV infectie bij de SOA patiënten is een ander opvallend fenomeen vastgesteld door het SOA peilnetwerk. De proportie SOA patiënten co-geïnfecteerd met HIV is significant gestegen doorheen de vier registratieperiodes, gaande van 7,4% naar 18,1%. Sinds de tweede registratieperiode (2001-2002) is syfilis de SOA die het meest frequent gediagnosticeerd wordt bij HIV seropositieve patiënten. Gedurende de vierde registratieperiode werd syfilis gerapporteerd in 67% van de co-infecties. Eén op vijf van de HIV infecties worden gediagnosticeerd gedurende een SOA consultatie. Deze proportie benadrukt het belang van het voorstellen van een HIV test aan elke patiënt die een nieuwe SOA episode vertoont. De patiënten met een HIV co-infectie zijn in de meeste gevallen MSM (81%). In 82% van deze seropositieve MSM was de HIV serostatus reeds gekend voor de SOA consultatie. Bij deze patiënten wijst een nieuwe SOA diagnose dus op seksueel 30
risicogedrag ondanks de kennis over hun HIV positieve status. Deze waarneming pleit voor een versterking van de informatie en de preventie binnen de populatie personen die leven met HIV. De risicogedragingen bij HIV seropositieve personen werden reeds beschreven in de literatuur : een recente studie bij MSM reizigers naar Florida (U.S.) heeft aangetoond dat seropositief zijn geassocieerd was met een hoger seksueel risicogedrag8. In een dwarsdoorsnede onderzoek bij MSM in Barcelona heeft men vastgesteld dat de prevalentie van onbeschermde anale contacten met toevallige partners hoger lag bij seropositieve personen in vergelijking met seronegatieve personen of personen die hun HIV status niet kenden9. Bovendien zijn onbeschermde anale contacten de laatste jaren frequenter geworden in steden met een omvangrijke MSM populatie zoals Londen, Amsterdam, San Francisco en Sydney10,11. De heterogeniteit van de huidige SOA-surveillancesystemen, de verschillen in gezondheidszorgstructuren en de verschillen in gevalsdefinitie en diagnosecriteria en in praktijken voor screening en partnernotificatie bemoeilijken de directe vergelijking van SOA-incidentie tussen de verschillende landen in Europa. Het is nagenoeg onmogelijk om een gelijk surveillancesysteem te bekomen voor gans Europa, maar ESSTI (‘European Surveillance of Sexually Transmitted Infections’) beoogt een gemeenschappelijke gevalsdefinitie voor gans Europa zodat een vergelijking tussen landen met een gelijkaardig surveillancesysteem mogelijk zou worden. Een peilnetwerk van clinici voor SOA-surveillance komt voor in Oostenrijk, Finland, Frankrijk en Italië. In Duitsland, Nederland, Portugal en Spanje zijn recentelijk initiatieven voor een SOApeilnetwerk van clinici opgestart. In het merendeel van deze landen bestaat er naast het peilnetwerk eveneens een nationale verplichte aangifte van syfilis en gonorroe, alsook een laboratoriumpeilnetwerk van syfilis, gonorroe en Chlamydia.12 Een eerste rapport van het peilnetwerk van clinici in Duitsland bespreekt de kenmerken van de SOA-patiënten geregistreerd tussen 1/11/2002 en 30/9/2003. Een vergelijking van de kenmerken van deze SOA-populatie met die van de SOA-patiënten geregistreerd tijdens de vierde registratieperiode door het peilnetwerk van clinici in België levert overeenkomstige bevindingen op. Met uitzondering van genitale wratten, die niet geregistreerd worden door het Duits peilnetwerk, komen syfilis en Chlamydia het meest frequent voor in beide geslachten samen. Het aandeel mannen bij syfilispatiënten is gelijkaardig; 87% in Duitsland en 90% in België. De man/vrouw verhouding is in beide landen gelijk aan 0,96. Ook het aandeel MSM stemt overeen met 56% van de mannen geregistreerd door het peilnetwerk in Duitsland en 55% van de mannen geregistreerd in deze vierde registratieperiode in België. In het peilnetwerk van clinici in Duitsland wordt ook nog gepeild naar het condoomgebruik; mannen gebruiken met toevallige partners in 22% nooit of zelden een condoom13. Vanuit het standpunt van volksgezondheid is het belangrijk dat de SOA-surveillance wordt geïntensifieerd en verbeterd om kerngegevens te kunnen verzamelen die leiden tot een meer doelgerichte aanpak van de preventie.
31
7. Addendum : LGV outbreak14 Lymphogranuloma Venereum (LGV) is een seksueel overdraagbare aandoening die heel zeldzaam is onder Westerlingen. Het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen diagnosticeert deze ziekte gewoonlijk 1 à 2 keer per jaar, waarbij het steeds om gevallen gaat besmet in tropische of subtropische gebieden, waar de ziekte endemisch is.15 In januari 2004 werd er door de Nederlandse gezondheidsoverheden een Europese waarschuwing rondgestuurd betreffende een LGV-outbreak onder HIV-positieve MSM. Deze patiënten zijn vaak gecoïnfecteerd met andere SOA en/of hebben vroeger al meerdere SOA’s gehad. Het ging steeds om MSM die seksueel actief zijn in de ‘leather scene’ en die vaak ook deelnemen aan ‘sex parties’ in het buitenland. Sommige van de patiënten gediagnosticeerd in Nederland hebben seksuele contacten gehad met mannen in België, meer bepaald in Antwerpen. Als reactie op deze Europese waarschuwing is het ITG een screening gestart (zowel retrospectief als prospectief). Algauw werden er meerdere mogelijke en waarschijnlijke gevallen van LGV in Antwerpen ontdekt. In februari 2004 werd daarom naar elke deelnemer van het peilnetwerk een e-mail verstuurd met informatie over de outbreak. Op 28 mei 2004 heeft het ITG 26 gevallen van LGV opgespoord, waaronder 6 bevestigd, 3 waarschijnlijk en 17 mogelijk. Door Sensoa werd er een doelgerichte preventieactie georganiseerd in de ‘leather scene’. Er werd daarnaast ook een persbericht gelanceerd en contact opgenomen met homospecifieke media. Tenslotte vond er ook overleg plaats met partnerorganisaties in België en Nederland. Naar huisartsen en specialisten toe wordt screening van homoseksuelen met risicogedrag aangeraden, zeker in geval van retrospectief suggestieve kliniek. Ook in Frankrijk, voornamelijk in Parijs, werd in het eerste semester van 2004 een LGVoutbreak vastgesteld.
32
8. Bijlagen
33
8.2 Dankbetuigingen en lijst van de deelnemende sites We willen graag de deelnemende ziekenhuizen en diensten bedanken: AZ Sint-Jan, Dermatologie; Brugge. AZ Stuivenberg, Urologie; Antwerpen. A.Z. VUB, Dermatologie; Brussel. CH Notre-Dame, Gynécologie; Charleroi. CHU Centre-Ville, Dermatologie; Liège. CHU Charleroi, Gynécologie; Charleroi. CVS Centrum; Gent. Groepspraktijk Heirnis; Gent. Helpcenter; Antwerpen. H. Hart Ziekenhuis, Urologie; Lier. Huisartsenpraktijk « De Regenboog »; Antwerpen. ITG; Antwerpen. Maison Médicale de Charleroi; Charleroi. Medipert; Antwerpen. Opvangcentrum Neerpelt. Planning familial « Aimer à l’ULB »; Brussel. Planning familial « Famille Heureuse »; Liège. Sankt-Josef Klinik, Dermatologie; Sankt-Vith. Sint-Vincentius Ziekenhuis, Urologie; Antwerpen. Ugent, Dermatologie en Gynaecologie; Gent. U.Z. Antwerpen, Dermatologie; Antwerpen. U.Z.Gasthuisberg, Gynaecologie; Leuven. U.Z. ULB Sint-Pieter, Dermatologie; Brussel. Virga Jesse Ziekenhuis, Gynaecologie en Urologie; Hasselt. Vzw Pasop; Gent.
34
8.3 Referenties 1
Rapport van de bijeenkomst op 04/04/1998 van de geneesheren die deelnamen aan het Europees Netwerk: The Surveillance of HIV Infections in a Sentinel populations of STD patients. 2
Steylaerts C., Rapport van het onderzoeksproject: Integratie van HIV/AIDS en SOApreventie in Vlaanderen. Juli 1996 Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Universitaire Instelling Antwerpen. 3
Fleming DT, Wasserheit JN. From epidemiological synergy to public health policy and practice: the contribution of other sexually transmitted diseases to HIV transmission. Sex. Transm. Infect. 1999;75:3-17. 4
Bayingana K. Mise en place d'un Système de Surveillance des Maladies Sexuellement Transmissibles par un Réseau Sentinelle de Médecins en Belgique. mai - juin 2000. 5
Sasse A., Defraye A. Epidemiologie van AIDS en HIV-infectie in België. Toestand op 31 december 2001. Afdeling Epidemiologie, november 2002, Brussel (België). Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid. 6
Nonparametric Statistics. http://www.statsoft.com/textbook/stathome.html
7
Ducoffre G. Surveillance van infectieuze aandoeningen door een netwerk van laboratoria voor microbiologie. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Afdeling epidemiologie. http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index8.htm 8
Mikytuck J., Ragsdale K., Benotsch E., Pinkerton S. Substance use and sexual risk behaviors among MSM travelers to Key West, Florida. AIDS Help, Key West, FL, United States; Center for AIDS intervention Research, Medical College of Wisconsin, Milwaukee, WI, United States. XV International AIDS Conference Bangkok, 11-16 July 2004. 9
Folch C., Esteve A., Zaragoza K., Muñoz R., Casabona J. Determinants of unprotected anal intercourse among men who have sex with men in Barcelona, Spain. Centre for Epidemiological Studies on HIV/AIDS of Catalonia (CEESCAT). Hospital Universitari Germans Trias I Pujol, Badalona (Spain). Stop Sida, Coordinadora Gai-Lesbiana de Catalunya, Barcelona, Spain. XV International AIDS Conference Bangkok, 11-16 July 2004. 10
Van de Ven P., Limin M., Prestage G. Gay Asian men in Sydney resist international trend: no change in rates of unprotected anal intercourse, 1999-2002. AIDS Education and Prevention 2004;16(1):1-12. 11
Stolte I., de Wit J., van Eeden A., Coutinho R., Dukers N. Municipal Health Service, Cluster of infectious diseases, HIV&STI research, Amsterdam, Netherlands; Department 35
of Social and Organizational Psychology, University of Utrecht, Netherlands; Medical Centre Jan van Goyen, Amsterdam, Netherlands. XV International AIDS Conference Bangkok, 11-16 July 2004. 12
Fenton K.A., Lowndes C.M., the European Surveillance of Sexually Transmitted Infections (ESSTI) Network. Recent trends in the epidemiology of sexually transmitted infections in the European Union. Sex. Transm. Infect. 2004;80:255-263. 13
Bremer V. Sentinelerhebung zu sexuell übertragbaren erkrankungen. Zwischenbericht. Stand 5.11.2003. Fachgebiet HIV/AIDS u. andere sexuell oder durch Blut übertragbare Erkrankungen. Abteilung für Infektionsepidemiologie. Robert Koch-Institut.Berlin. 14
Vandenbruaene M., Ostyn B.,Bleys R., Sergeant M. Seminarie: Opstoot van een ‘nieuwe’ SOA in Antwerpen en in Nederland: Lympho-Granuloma Venereum (LGV). 22 juni 2004, Instituut voor Tropische Geneeskunde. 15
Benenson AS. Control of Communicable Diseases Manual. 1995. American Public Health Association. Washington.
36