De Martelaar van Hertoginnedal - een politieke thriller -
Versie 1.0 21 maart 2003
1
2
‘Moge je leven in interessante tijden’ (Chinese vloek)
3
Personages1 Packa, Brecht Beaver, Margareth Depoortere, Rami Debode, Eliza Delbecque, Guy Garagehouder Guy Hannele John Jonge ondervrager Laerman, Jozef Langhe, Jarvis Lieferdinge, Sandy Man Michiels, Angelina Moerman Murphy, prof. Dr. Mont Blanc, mr. Oude ondervrager Rinaldi, Maria Rijkswachter Schumpeter, Joseph A. Tweemaels, Pieter Vrouw Vandrijfheuvel, Kris Vandenbroeck, Cyriel Verabeele, Marc Erin-Jitse Van In (EJ), Westerlinck, Catherine
1
Minister van Telecommunicatie, Europese Aangelegenheden, Interne Problemen en zinloze tijdverdrijving Stoot van over de Oceaan Politieke kabinetschef Juridisch adviseur Parlementair chauffeur Finse diplomate FCCU Kabinetschef telecommunicatie Adviseur Lustige vriendin van Rami, maar nogal zwijgzaam Ambitieuze jonge agente Secretaresse van Vandrijfheuvel Wet van Pennig object Italiaanse CEO van eeninternetbedrijf met zetel in het Brusselse, in de buurt van het Parlement. filosoof fractieleider Kabinetschef voorbijganger Minister van Justitie Woordvoerster droom
Elke gelijkenis met bestaande personen berust op toeval
4
1 ‘Wil je je nuttig maken ?’, schalde een stem. ‘J.. ja ..’, kwam aarzelend het antwoord. ‘Hou dan je kop !’, schreeuwde de man, druk gebarend dat er doorgewerkt diende te worden. De vrouw volgde zwijgend het voorbeeld van de man, maar haar ogen schoten spichtig vuur en fonkelden langs alle kanten. ‘Zorg maar dat de foto voldoende gemaskeerd wordt, zodat de douanediensten geen argwaan krijgen. En gedraag je, als je er voorbij gaat. Geen gegiechel, geen vlugge stap, en … - hier leek hij even te aarzelen – geen geflirt zoals de vorige keer’. Terwijl hij dit zei, liep hij rood aan. De vrouw keek ongeïnteresseerd weg. De minachting die ze vertoonde, was krachtiger dan woorden, en de man twijfelde of hij er op zou reageren. Zijn explosief karakter zei ‘ja’, maar de gedachte aan de foto weerhield hem ervan. ‘Hier’, riep hij, ‘pak aan. Doe dit maar aan, dan pronk je minder met je voorgevel’, en hij gaf haar een zwarte sjaal. Daarop gooide hij de deur dicht.
5
2 Op het kabinet van de Minister van Telecommunicatie was alles rustig. De minister zou de volgende week in het buitenland verblijven en vele kabinetsleden hadden met het oog op de komende week hun tempo reeds aangepast. De bodes brachten trager de post rond en maakten meer tijd om met iedereen een praatje te slaan. Het informele circuit diende gevoed te worden. Daarop gingen de kabinetsleden gretig in. Door het gebrek aan stafvergaderingen de laatste tijd, waren sommigen elkaar wat uit het oog verloren. Dat diende goedgemaakt te worden. Zelfs de minister leek met hetzelfde virus besmet. Packa draaide verveeld op zijn stoel en miste op een haar na de ivoren geluksbeeldjes, die hij uit het buitenland had meegebracht. De beeldjes symboliseerden een man, met daar rond enkele vrouwen. Ze waren mooi gestileerd door een getalenteerde Afrikaanse kunstenaar. Hij gooide zijn benen vertwijfeld de andere kant op, in een poging om zichzelf een houding te geven. Normaal gezien lag zijn bureau vol signataires, maar zijn politieke kabinetschef, Rami Depoortere, had hem door de laatste lading getrokken. Sommige dringende zaken lagen er al meer dan een week en waren zware dossiers waarvan het overschrijden van de deadlines aanzienlijke gevolgen konden hebben. De kabinetschef had zonder dat hij het wist twee uren vrijgemaakt in zijn agenda, was binnengekomen en had de deur gesloten. ‘Nu gaan jij en ik niet buiten vooraleer de signataires door de heer Mont Blanc zijn nagekeken’, had hij gezegd. En zo geschiedde. Met zijn Mont Blanc pen zette de minister gezwind de vereiste handtekeningen, geflankeerd door de kabinetschef, aan wie hij bij twijfel de nodige verduidelijking kon vragen. Rami had de volledige dossiers bij en kon bijna op alle vragen antwoorden. De twee overblijvende signataires zouden ze de volgende dag tekenen, wanneer de kabinetschef een antwoord op de overblijvende vragen had kunnen vinden. Vermoeid, maar niet ontevreden, stond de minister op en groette zijn kabinetschef ‘Goed, mijn beste Rami, je hebt me bij mijn lurven, dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat we er door zijn en ik met een gerust gemoed op vakantie kan’, zuchtte Packa. ‘We zijn nog zo ver niet, mijnheer de minister, er kan nog van alles gebeuren’, antwoordde de kabinetschef vrijpostig. ‘Ja, ja, ’t is al goed, waar is de rest van de bende, ik heb zin om wat te praten’, zei Packa. ‘In hun bureau, de beste jaren van hun leven aan het vergooien voor U, mijnheer de minister’, antwoordde Rami. ‘Maar dat kan U ook nakijken op Uw computer. U kan in de agenda van iedereen kijken om te weten waar ze mee bezig zijn. Big Brother materialiseert in Big Packa’. ‘Ja, ik weet het, maar sedert die virusaanvallen2 ben ik niet meer zo happig op die dingen’, zei Packa. ‘Wat hoor ik daar, een minister met twijfels, dat kan niet, vlug een regeringswissel’, schalde een zware maar toch heldere stem door het bureau. Jozef Laerman, de kabinetschef bevoegd voor Telecommunicatie kwam de ruimte binnen. ‘Het is toch niet omdat U één blauwtje loopt 2
Lees hiervoor het vorige verhaal : ‘Uit de schaduw’
6
bij de vrouwen dat U ze hebt afgezworen ?’, lachte hij hartelijk, met een slinkse knipoog naar Rami. Met een sierlijke beweging ontweek hij de balpen die de minister in zijn richting lanceerde. ‘Ik haat het om gelijk te krijgen, ik denk niet dat ik dit lang overleef’, lachte hij verder. ‘Brecht, nu ernstig, kan ik je even spreken ?’. ‘Rami, laat je ons even’, vroeg Packa, terwijl hij zich geïnteresseerd achter zijn bureau plaatste. ‘Laat maar komen’, zei hij, ‘ik ben één en al oor’.
7
3 ‘Goed’, zei de man kort, ‘Dit is wat we gaan doen. Jij loopt een twintigtal meter voor mij, met de foto’s in de handbagage. In het vliegtuig gebeurt de overdracht. Ik volg de ontvanger van de foto’s tot ik zekerheid heb de goede aflevering. Jij boekt een hotel en we zien elkaar ’s avonds terug. Vragen ?’ ‘Nee, geen vragen, laat het vlug vooruit gaan, zodat we er van af geraken’, zei de vrouw, die voor de gelegenheid gekleed was in een onopvallend broekpak, waar ze de verplichte zwarte sjaal over gedrapeerd had. Het geluid van een opstijgend vliegtuig overstemde hun gesprek. De man gebaarde haar verder te lopen, door de grote inkomhal van de nationale luchthaven te Zaventem, onmiddellijk naar de check-in van All Italia. Hij volgde haar op aanzienlijke afstand. Het was er minder druk dan anders. Het faillissement van de nationale Belgische luchtvaartmaatschappij had scherpe sporen nagelaten. Op het grote aankondigingsbord zag je af en toe sporen van de opvolgers, die ze gemakshalve een doorstart hadden laten maken, maar de meeste maatschappijen waren buitenlands. Ook hun frequentie was gedaald. De crisis na elf september 2001 had de sector nog steeds in haar greep, alhoewel bij sommige maatschappijen de creativiteit terug de kop op stak. Creatieve destructie noemde de economische filosoof Schumpeter deze beweging, en Zaventem begon er een schoolvoorbeeld van te worden. Na de check-in, die snel verliep door de aanwezigheid van enkel handbagage, versnelde de vrouw haar pas naar de douanecontrole. Eénmaal leek ze te wijfelen, maar een duidelijke hoofdbeweging van de man die haar volgde, liet haar geen keuze. Ze trok de stijlvolle handtas wat dichter tegen zich aan en liep met grote passen naar de douane, instapkaart en paspoort klaarhoudend. De jonge rijkswachter achter het loket van de douanecontrole verifieerde vluchtig het gezicht van de dame met de foto op de pas. Hij keek ook haar instapkaart na. Bestemming : Milaan. Nonchalant gebaarde hij dat ze kon doorlopen. Het jongere Italiaanse meisje dat achter haar stond, zou hij wat beter bekijken, en misschien een beetje bang maken, door te zeggen dat haar pas niet in orde was. De vrouw haastte zich weg, en zag niet dat de rijkswachter zonder verpinken op een knopje naast zijn toetsenbord drukte. ‘Ze komt er aan’, zei hij in het microfoontje aan zijn kraag. Het antwoord liet niet lang op zich wachten. ‘Ok, iedereen klaar’, hoorde hij in het luidspreker-oortje dat hij in had weerklinken. ‘Van zodra ze voorbij de tweede kledingwinkel, aan de gang naar de business lounge is, komen we in actie, vijf … vier … drie … twee … en … GO !’ Twee stevige kerels grepen de vrouw vast bij de arm en vroegen haar nadrukkelijk om hen te volgen. Twee anderen stonden er achter om nieuwsgierige reizigers tegen te houden. In de drukte scheen niemand iets te merken of er niet bij stil te staan. De burgerzin, die bij velen is verdwenen, komt enkel sporadisch zoals bij voetbalwedstrijden van de nationale ploeg, nog even boven. Ook de man merkte niets omdat hij werd opgehouden door de treuzelende rijkswachter, die maar niet kon beslissen of hij de Italiaanse schone door zou laten of niet. Niet dat zij zich daar van aan leek te trekken. Ze praatte ratelend door in haar mobiele telefoon, niet reagerend op de signalen die de rijkswachter uitstuurde. 8
De man zag niet hoe de vrouw met verschrikte ogen en geflankeerd door de rijkswachters in burger werd weggebracht. Hij besefte pas later, toen hij beneden kwam, dat ze weg was. ‘Verdomd’, sprak hij luid genoeg om de schaarse reizigers even hun pas te doen inhouden. ‘Laat dit niet waar zijn, dit is een ramp !’ , bracht hij uit.
9
4 In het Consiliumgebouw aan het Schumannplein heerste de normale bedrijvigheid. Europese ambtenaren en buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigers liepen aan en af, druk discussiërend in een wirwar van talen over de komende of voorbije vergaderingen. Het kunstwerk op het binnenplein, dat mee veranderde op het ritme van de Europese voorzitterschappen, was ditmaal een vreemd bronzen geval, staande op hoge poten. Af en toe, was het door de wind of via een timer, begon het een hels kabaal te maken, dat enkele minuten duurde. Er stond geen naam op, noch was het duidelijk wat het symboliseerde. Dat was voor meer onderdelen van de Europese politiek het geval. Jarvis haastte zich naar binnen door de drukker wordende massa. Gelukkig had hij zijn badge bij, anders was het weer aanschuiven bij de dagpassen. Na een nauwkeurige controle van de kaart en van zijn boekentas, werd hij doorgelaten. Ook hier waren ze 11 september 2001 niet vergeten. Hij kwam bijna te laat. Op het kabinet waren enkele elektronische berichten binnen gekomen waarop hij dringend diende te antwoorden. Daardoor vreesde hij te laat te komen voor de vergadering van de Europese werkgroep rond telecommunicatie ter voorbereiding van een ministeriële vergadering kort daarna. Aan de orde was de veiligheid van de netwerken door encryptie. Dat mocht hij niet missen. Net toen hij binnen stormde, klonk het droge gegalm van de voorzittersklok. ‘De vergadering is geopend, vandaag hebben we vertaling van en naar …’ begon de voorzitster op te sommen, wat hem tijd genoeg gaf om naar zijn plaats te glippen. Er was nog niemand van de administratie aanwezig op de plaatsen van de Belgische delegatie. Weer te vroeg zeker ? Of hadden ze andere instructies gekregen ? Snel knikte hij naar enkele bekende gezichten van zijn Europese collega’s en hij liet zich bijna in zijn stoel vallen. Oef. Net op tijd. * ** ‘Politics is not exact science, therefore it must be an artform’, hing blinkend achter het bureau van Packa. Packe gaf graag one-liners of wisecracks als deze weg - gepast of ongepast - wat hem niet altijd tot lieveling maakte van zijn collega’s. Wachtend op de volgende bezoeker had hij zich languit in zijn kalfslederen zetel gelegd, lichtjes wiegend met zijn ganse lichaam. Uiterlijk leek hij ontspannen, maar achter de façade was zijn brein in volle werking, zich voorbereidend op de komende vergadering. Een grote telecommunicatiefirma kwam spreken over de toekomst van het bedrijf en de rol die de minister van telecommunicatie daarvoor volgens hen diende te spelen. ‘Laat ze maar komen, dacht Packa, ‘ik doe toch wat ik wil’. ‘Net zomin als ik naar mijn adviseurs luister, zullen ze mij met eenzijdige argumenten niet kunnen overtuigen. Ik volg mijn gutt-feeling, mijn intuïtie’. Hij verheugde zich reeds op de gespannen gezichten van de hoge kaderleden, die naar goede gewoonte weer met tien zijn bureau zouden binnenvallen. Een aantal specialisten, vergezeld door de lobbyman van dienst, die in zijn achterzak wel enkele tickets voor een voetbalmatch
10
zal zitten hebben. Ze zijn zo doorzichtig als wat, waarschijnlijk omdat het voor een aantal collega’s helpt. Een voetbalmatch of een bord linzensoep. Het is blijkbaar van alle tijden.
11
5 Kris Vandrijfheuvel was al een tijdje kabinetschef van de minister van Justitie. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de coördinatie van het beleidsvoorbereidende werk, het contact met de administratie en de ‘moeilijke’ of ‘politieke’ dossiers. Het dossier dat voor hem lag, leek hem er één van de laatste soort te zijn. De stapel papieren was niet eens zo dik. Amper een vijftigtal pagina’s, maar de inhoud was des te schokkender. Na de aanslagen op de New Yorkse Twin towers was de wereld van aanschijn veranderd. Het valse gevoel van veiligheid was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een algemene extreme attitude van wantrouwen. Politiediensten hadden zich gereorganiseerd en waren internationaler gaan samenwerken. Van reactief naar pro-actief. De oorlog tegen het terrorisme was een westerse Jihad. Ook de Belgen hadden zich gereorganiseerd en waren zich gaan specialiseren in de internationale misdaad. Een klein land heeft een groot buitenland. België had reeds een reputatie op high-tech gebied, zeker qua beveiliging en na het nodige lobbywerk was de proactieve beveiliging van de Europese netwerken een toegewezen taak geworden van de Belgische veiligheidsdiensten. Vandrijfheuvel coördineerde de taak voor Justitie. ‘Bel mij Jozef Laerman’, riep hij naar zijn secretaresse, die in het aangrenzende bureau een aantal dossiers aan het klasseren was. ‘Onmiddellijk, mijnheer de kabinetschef’, antwoordde het meisje gedwee, dat de oude stalen secretaresse van de kabinetschef, mevrouw Moerman, verving, die na vijftien jaren zonder dag ziekteverlof, vandaag geveld was door een hardnekkige griep. ‘Je vindt het telefoonnummer wel op het bureau van miss M.’, riep Vandrijfheuvel haar achterna, waarbij hij de populaire bijnaam gebruikte van de ijzeren dame, die naar analogie met de Bond films Miss Moneypenney werd genoemd, of Miss Thatcher, maar dat laatste wanneer ze één van de ergste driftbuien had. Kwatongen beweerden dat ze net als de spitting image poppen van Thatcher gesignaleerd was in de mannentoiletten. Vandrijfheuvel maakte zich op voor de volgende vergadering.’Als dit waar is, zitten we ernstig in de puree’, dacht hij somber en hij verzamelde zijn papieren en verliet zijn kantoor. ‘Laat Laerman mij op GSM bellen’, zei hij vooraleer hij de deur dicht liet vallen.
12
6 Het felle licht priemde in haar ogen. Zouden de ondervragingstechnieken van de Belgische politiediensten echt zo middeleeuws zijn als men soms beweerde ? ‘Wie heeft je die foto’s bezorgd ?’, vroeg de gezette man met het idiote kleine snorretje ijzig. De vrouw reageerde niet. ‘Sinterklaas zeker !’, sneerde hij erbij. De tweede aanwezige in het verhoorkamertje deed zijn best om er gewichtig uit te zien, maar hij kon niet verbergen dat hij een groentje was. ‘We weten bijna alles, het is voor jou beter dat je meewerkt’, probeerde hij haar te overtuigen. De vrouw bleef halsstarrig zwijgen. Ze had te veel te verliezen, haar zouden ze niet doen spreken. ‘De foto’s, dame, voor wie werk je, wie heeft ze je bezorgd, aan wie diende je ze af te leveren ?’, ging de dikke verder. Waarschijnlijk koelde hij elke ochtend zijn stem met pakken ijs. Zo scherp en koel klonk hij. De vrouw had nog nooit iemand met zo’n onaangename stem ontmoet. De situatie had echter meer effect op de jonge man, dan op de vrouw, die stil op haar stoel bleef zitten. ‘Wat hebben ze met je baby gedaan ?’ vroeg hij intuïtief, wat hem een stomp in de ribben door zijn collega opleverde. Deze woorden leken haar pantser vlijmscherp te doorboren. Met een ruk hief ze haar hoofd op en haar ogen schoten vuur. ‘Mijn baby, is alles nog in orde ?’ riep ze, terwijl ze van haar stoel opsprong. Verrast door het vrouwelijke geweld deinsde de dikkere man terug. De jongere wilde haar zachtjes terug op haar stoel zetten, maar kon tegen haar kracht niet op. Ze hief haar handen naar zijn hoofd en greep dit heftig vast. Hierbij kraste ze hem met de nagels in het gezicht. ‘STOP !’, zei de man die net was binnengekomen en hij gebaarde de vrouwelijke agente die hem vergezelde de jongere man te helpen om de vrouw tot bedaren te brengen. ‘Breng ze tot rust, over vijf minuten gaan we door met het verhoor onder mijn leiding’. ‘Maar jij’, zei hij tegen de jongere, ‘moet je onmiddellijk laten onderzoeken. Misschien heeft ze aids’. ‘Oh mijn god’, vloekte de jongere, en hij bleef verstijfd staan. * ** De man doolde verdwaasd rond in het luchthavengebouw en had zijn opdrachtgevers gebeld. Veel woorden hadden die er niet aan vuilgemaakt. ‘Je staat borg met je leven voor de foto’s’, hadden ze gezegd. Binnen de achtenveertig uur willen we ze terug’.
13
In de achtergrond klonk de vergeefse laatste oproep door de luidsprekers om mevr. Gurizzan en mr. Servida aan te manen zich aan te melden bij Gate 24. Het waren valse namen, wat kon het hem schelen. Hij mengde zich tussen een groep Tenerife-reizigers die opgewekt terugkwamen van een duidelijk deugddoende reis en haastte zich naar buiten. Hij zag niet dat de jonge rijkswachter van de paspoortcontrole, die zich had laten aflossen, hem van op afstand volgde.
14
7 Brecht Packa maakte zich klaar voor een vergadering bij de Raad van Europa. ‘Waar gaat het door ?’, vroeg hij aan zijn chauffeur, die zijn bureau was binnengekomen om de plastic curverbox met signataires te helpen dragen. ‘In het Consiliumgebouw, mijnheer de minister’, antwoordde Guy, die al uitrekende hoeveel tijd het hem in de Brusselse drukte zou kosten om de minister daar te brengen. ‘Goed, laten we maar vertrekken’, zei Packa en hij keek even gericht rond. ‘Wie gaat er mee ?’ ‘Jarvis is al ter plaatse, mijnheer de minister’, zei de secretaresse. ‘Waar is EJ ?’, vroeg Packa verstoord verder. ‘De woordvoerster had een vergadering, mijnheer de minister’, zei de secretaresse. ‘Waarover ?’, vroeg Packa ongeïnteresseerd. ‘Over Uw berucht communicatieplan, mijnheer de minister’, zei Rami, de politieke kabinetschef. ‘Vandaag zal U het zonder Uw hofhouding dienen te doen’. Een venijnige blik was het enige wat Rami daarop als respons kreeg. ‘We moeten vertrekken, mijnheer de minister’, zei Guy. ‘Vooruit dan maar, dan gaan we het vandaag alleen doen’, antwoordde Packa schamper en hij stapte resoluut naar de lift, die Guy attent voor hem open hield. * ** ‘Kunnen we hier een akkoord over maken ?’ vroeg Jarvis met heldere stem terwijl zijn lichaamstaal een grote zelfverzekerdheid uitstraalde. Nauwgezet keek hij de ovalen tafel langs, waarbij zijn blik dat van de veertien diplomatieke vertegenwoordigers scherp doorkruiste. Niet te lang wachten, anders bedenken ze zich weer, herinnerde hij zich de woorden van zijn minister en hij voegde er snel aan toe : ‘goed, dames en heren, dan hebben we een voorstel waar de ministers zich op de straks over kunnen buigen. Ik denk dat we een aanzienlijke stap vooruit gezet hebben in de beveiliging van de netwerken. Hiervoor wil ik jullie allen danken’. De diplomatiek vertegenwoordiger die naast hem zat, begon haar spullen al op te bergen, maar ze werd weerhouden door een zachte wenk van Jarvis. ‘Vraag eens aan de voorzitter of hij de ad hoc werkgroep rond de veiligheid van de netwerken volgende week aankondigt’, zei hij zacht. De vertegenwoordiger voerde deze taak met duidelijke tegenzin uit. De verhouding tussen kabinet en administratie was alweer scheefgetrokken. Als die kabinetsleden gaan denken dat de administratie alles voor hen gaat doen … dacht ze en alzo in zichzelf mopperend stond ze op en wandelde ze naar de voorzitter, die enkele praktische afspraken aan het maken was. Jarvis dook terug in zijn dossiers. ‘Hallo, Jarvis’, hoorde hij plots naast hem. ‘Hallo, antwoordde hij verstrooid’, terwijl hij zich in de verkeerde richting omdraaide. ‘Andere kant, stommeke’, zei de jongedame, die hem met een stralende glimlach plagend in de ogen keek.
15
‘Hannele, hallo’, zei Jarvis, terwijl hij zich naar de knappe Finse diplomate toeboog. ‘What’s up, wat kan ik voor je doen ?’, zei hij, zijn aandacht verdelend over wat de voorzitter zei en wat de Finse ging zeggen. ‘We moeten eens praten, Jarvis, mijn minister heeft een aantal pertinente vragen voor jouw minister, maar vroeg me eerst met zijn medewerker te praten. Past het jou nog deze week ?’, zei ze zacht, om de uitdeinende vergadering niet te storen. De Spaanse vertegenwoordigers keken al nors hun richting uit, maar Jarvis stoorde zich allerminst aan hun blikken. ‘Ik heb een zeer drukke week, maar morgenmiddag kan ik wel een uurtje vrijmaken. Wil je samen iets gaan eten ?’, vroeg hij, met een uitdagende blik richting Spanjaarden, die onder elkaar met harde keelklanken hun beklag aan het maken waren over de Belgische en de Finse delegatie. ‘O.k.’, zei ze. ‘Om twaalf uur dertig aan het Schumannplein, dan zoeken we wel een Italiaans restaurantje of zo’, zei Jarvis. ‘Afgesproken’, zei Hannele, ‘tot morgen dan’ en ze probeerde voorzichtig weg te glippen. In haar ijver lette niet op de Belgische Permanente vertegenwoordiger, die terug was gekomen en zich achter hen had geplaatst. Ze botste er onzacht tegen, wat bij de dame een korte vloek ontlokte. Nu keek iedereen in hun richting. Jarvis schoot rood aan en kon het niet nalaten het woord te vragen en in de microfoon zijn excuses aan te bieden. ‘De Belgische delegatie verontschuldigt zich omdat ze de Belgisch-Finse betrekkingen even liet voorgaan op deze van de Europese Unie’. De vergadering barstte in lachen uit. Enkele mannelijke vertegenwoordigers keken met jaloerse blikken naar de Finse diplomate die zich onbekommerd terug op haar plaats schoof. Enkel de Belgische diplomate keek zuur. * ** De luchthaven van Milaan Malpenza baadde, zoals wel meer voorkomt, in de mist. De anders grijze alpentoppen die konden schitteren in de verte, waren gehuld in een dikke wattige mist, die zelfs een Londenaar, die toch iets van smog gewoon is, zou doen opkijken. De bedrijvigheid was er desalniettemin niet minder om. Velen dienden echter teleurgesteld terug te keren, ofwel omdat ze hun familie of vrienden niet konden ophalen, ofwel omdat ze niet konden vertrekken. De Italianen lieten het echter niet aan hun hart komen, en slenterden luid taterend door de brede gangen. Vele buitenlanders keken echter sip. De veiligheid van de luchthaven was zoals op de meeste luchthavens na 11 september 2001 opmerkelijk opgevoerd. Gewapende carabinieri hielden het bonte gezelschap reizigers nauwlettend in het oog. Daarom viel de aanwezigheid van een paar extra politiemannen nauwelijks op. Op en rond de incheckbalies van All Italia voor Brussel stond politie in burger naast de incheckdames. De extra ploeg zocht echter niet naar een vage terrorist, maar zocht gericht naar de mogelijke contactpersonen van de vrouw op de vlucht of op de luchthaven. Niemand maakte echter een verdachte beweging op het vliegtuig of vroeg naar die bepaalde passagier. Ook op de luchthaven kwam niemand de dame ophalen, ook niet na het omroepen van de waarschijnlijk valse namen van de niet opgedaagde reizigers : Gurizzan en Servida. Vreemd. De carabinieri lieten glimlachend de Italiaanse schone door, die alweer luid taterend 16
aan de lijn hing. Ze had waarschijnlijk veel te vertellen. Ze had alvast geluk op het laatste vliegtuig vanuit Brussel gezeten te hebben dat ondanks de mist nog mocht landen.
17
8 ‘Wat hebben we ?’, zei Vandrijfheuvel, die de vergadering op Justitie voorzat. Zijn adviseur, die op deze hint zat te wachten, startte een PowerPoint presentatie waarbij de kernpunten van het dossier werden uiteengezet. ‘We hebben te maken met georganiseerde misdaad, vertakt vanuit het vroegere Oostblok via Brussel naar Italië. Wat ze doen is via industriële spionage gevoelige productinformatie doorsturen naar dealers in Italië, die de hoogtechnische mallen maken die in lage loonlanden worden gebruikt om Westerse producten tegen een fractie van de kostprijs aan te maken. De vervalsingen worden hier geïmporteerd en voor echt verkocht. Enkel experten, en dan nog, kunnen de minuscule verschillen in materiaal en afwerking ontdekken. Alessi, Gucci en nog vele andere producenten van luxe artikelen liepen zo vele miljarden mis’. Op de kaart van Europa toonde de adviseur de ontdekte trafieklijnen aan. ‘Een aantal zaken begrijpen we echter nog niet’, ging hij verder. ‘Hoe doen ze het precies ? Hoe wordt de informatie overgebracht ? Waarom doen ze nog zoveel trafieken en nemen ze het risico om door grenscontroles te gaan. We weten al iets, maar nog niet alles.’ ‘Vanmiddag hebben we echter een goede slag kunnen slaan’, nam Vandrijfheuvel over. Door een gecoördineerde actie van verschillende politiediensten konden we op de luchthaven van Zaventem een vrouw inrekenen die een set foto’s probeerde op een vliegtuig naar Milaan te krijgen. Ze wil niets lossen. We vermoeden dat ze werd gedwongen hieraan mee te doen. De bende houdt haar baby als gijzelaar bij tot ze de opdracht heeft volbracht. ‘Begrijp ik het goed’, zei Jozef, die na het telefoontje van Vandrijfheuvel nog tijdig op de vergadering was geraakt ‘dat je ons voor een smokkelende vrouw hebt doen komen, voor een vrouw die foto’s smokkelt ?’ ‘Ja en nee, Jozef, dit is wat we weten. Er is nog veel dat we niet weten’. ‘Wat hebben wij met een smokkelende vervalser te maken ?’, vroeg Jozef nogmaals. Vandrijfheuvel voelde dat hij iets meer diende te vertellen – wie A zegt dient soms B te zeggen – of dat hij het vertrouwen van de vergadering riskeerde kwijt te spelen. ‘We kunnen het nog niet bewijzen’, zei hij, ‘maar er zijn aanwijzingen dat de bende een politieke agenda heeft. De smokkelactiviteit zorgt voor de inkomsten, die worden gebruikt voor de destabilisatie van het land. We vrezen dat de groep een sabotagedaad voorbereidt. Ik vond het beter jullie nu op de hoogte te brengen’. ‘Goed’, zei Jozef, ‘wat verwacht je concreet van ons ?’. * ** Op de benedenverdieping van de luchthaven stopte de Italiaanse jongedame plots haar GSM weg en baande zich door een groep Japanse reizigers een weg naar de publieke telefooncellen. Nadat ze voor enkele honderden lires – één van de laatste voor de komst van de euro – in het toestel had gestopt belde ze een intern Milanees nummer.
18
‘Pronto, Carlo, c’è successo qualchosa. E possible de rividermi al Duomo in Milano ? Preno il bus fino al centro della città e poi il metro. Si ? Grazie mille, ciao3’, zei ze. Nadat ze zich verzekerd had dat niemand haar in de gaten hield kocht ze een ticketje voor de snelbus naar Milaan voor de spotprijs van 8.000 lire. Glimlachend voegde ze zich bij een groep toeristen, die glunderend de stad wilden bezoeken. Ze was er door geraakt, ze was veilig.
3
Hallo, Carlo, er is iets gebeurd. Kan je mij komen ophalen aan de Kathedraal in Milaan. Ik neem de bus naar het centrum van de stad en dan de metro. Ja ? Hartelijk dank, Tot straks.
19
9 ‘Ik vermoedde dat ze met iets werd gedwongen om te smokkelen’, zei de jonge politieman tegen zijn oudere collega, terwijl ze vanachter het glas de ineengekrompen vrouw in de verhoorkamer bekeken. De vrouwelijke agente had nochtans haar arm over de verdachte gelegd, maar de vrouw leek ontroostbaar. ‘Je mag je troeven zo snel niet op tafel gooien, jongen’, zei de dikkere. ‘Maar goed, we zitten op het goede spoor’. ‘Wanneer weet je de uitslag van de test ?’, vroeg de oudere. ‘Eerst moeten we de test van de vrouw afwachten, maar de chef vermoedt dat ze positief zal zijn. Hij heeft enkele symptomen opgenoemd die volgens hem duidelijk zichtbaar zijn. Ik kan echter niets zien’. ‘Tja, zei zijn oudere collega, maar wanneer weet je iets meer van jouw test ?’ ‘Snel, maar honderd procent zeker zal deze niet zijn. Na enkele maanden dien ik de test over te doen. Pas dan kan men met meer zekerheid zeggen of ik de besmetting heb opgelopen of niet’, zei hij met trillende stem. ‘Hoe wist de chef dat van de ziekte ?’, vroeg de jongere. ‘Ervaring zeker, dergelijke zaken leren ze je niet op de politieschool’, zei de oudere bitter. ‘Hoe moet ik dit aan mijn vriendin vertellen ?’ zuchtte de jongere. ‘Je zal alleszins erg voorzichtig moeten zijn als je … je … je weet wel’, zei de oudere gegeneerd. ‘Ik moet het haar vertellen, natuurlijk, er bestaat een goede kans dat er niets aan de hand is, ja toch ?’, zei de jongere hoopvol. ‘Ik hoop het, jongen, kom, laten we teruggaan’, zei de oudere met een blik op de verkrampte vrouw in de verhoorkamer. ‘Het is niet normaal dat een vrouw tot iets dergelijks in staat is. Ze moet ons meer vertellen over haar opdracht en haar opdrachtgevers’, zei hij en hij nam de jongere resoluut bij de schouders. ‘We komen er wel uit, kom, laten we het verhoor verder zetten om je zinnen wat te verzetten’. * ** ‘Wat zeggen de analyses ons ?’, vroeg Jozef, die met Kris Vandrijfheuvel na de vergadering een eindje was meegelopen. De lange gangen in het kabinet Justitie lieten toe ijsberend vele rondjes te maken. ‘Ze had foto’s bij, afgedrukte foto’s, maar ze wil ons niet zeggen waarvoor ze dienen’, zei Vandrijfheuvel. ‘Weet ze het wel ?’, dacht Jozef luidop. ‘Misschien niet, maar ze is helemaal ineengestort. Het enige wat ze nog zegt is ‘mijn baby’’, zei Vandrijfheuvel. ‘Kan je mij enkele kopieën bezorgen van de foto’s ?’, vroeg Jozef. ‘Sure’, zei Vandrijfheuvel met een Amerikaans Westkustaccent. Ik laat ze vandaag door een chauffeur brengen’.
20
Op dat ogenblik rinkelden bijna terzelfdertijd de GSM’s van beide kabinetschefs. Ze hadden maar enkele woorden nodig om te antwoorden. Ze keken elkaar verbaasd aan en Jozef zei : ‘Dit was mijn baas, ik vermoed dat het ook de jouwe was’. ‘Ja’, zei Vandrijfheuvel, ‘we moeten onmiddellijk naar het parlement’.
21
10 Het vragenuurtje in het Parlement is het drukste ogenblik van de week. Op donderdag van veertien tot vijftien uur in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van vijftien tot zestien uur in de Senaat. Daarna volgen de plenaire vergaderingen met de stemmingen. De enige momenten waarop de halfronden vol zitten. De op mediabelangstelling beluste parlementairen van zowel de oppositie als van de meerderheidsfracties gebruiken dit uurtje om mondelinge vragen met een actueel karakter te stellen aan de regering. Daar konden venijnige vragen tussen zitten, en dat was blijkbaar vandaag het geval. Jozef Laerman en Kris Vandrijfheuvel liepen snel de brede trappen op die naar de respectievelijke assemblés leidden. Groen voor de Kamer, rood voor de Senaat. Ze hadden in de wagen – het goede voorbeeld gevend hadden ze gecarpoold – het probleem doorgenomen en hadden de taken verdeeld. Brecht Packa in de Kamer, Marc Verabeele, de minister van Justitie, in de Senaat. Eerst wilden ze met de respectievelijke fractieleiders spreken, met de kabinetschefs er bij. ‘Wat weten ze ?’, vroeg Pieter Tweemaels, fractieleider in de Kamer. ‘Genoeg om het ons warm onder de voeten te maken, denk ik’, zei Packa. ‘Gisteren werd een vrouw opgepakt door onze politiediensten. Ze werd reeds enige tijd geschaduwd. Ze heeft banden met een netwerk dat aan industriële spionage doet en met deze inkomsten destabiliserende groepen in ons land financiert. Dat weten we, maar we kunnen niet alles bewijzen. Nog niet’. ‘Ben je zeker dat dit alles is, Brecht ? Ik wil niet voor verassingen komen te staan.’, zei Tweemaels. ‘Er zit meer achter, ik voel het, maar dan ga ik helemaal op de speculatieve toer. Nee, meer kunnen ze niet weten’, zei Packa. ‘Weten ze iets over de inhoud van de smokkelwaar of over de grootte van de financiering ?’, zei Jozef die toch verder wilde peilen naar de mate waarin de vraagsteller op de hoogte was van de details van de zaak’. ‘Dat weet ik niet, ik denk het eerder niet’, zei Tweemaels, maar laat ons bij de grond van de zaak blijven. Wat je vertelt komt ongeveer overeen met wat ik vernomen heb. Iemand heeft weer gelekt. De administratie ?’ ‘Ik denk het, maar het is vreemd. Slechts een handvol mensen was hiervan op de hoogte’, zei Packa. ‘Eén is genoeg mijn beste, en met een administratie vol andersgezinden is een lek naar de buitenwereld eerder een zekerheid dan een toeval’, voegde Tweemaels toe. ‘Hou je me op de hoogte ?’, zei Packa. ‘Natuurlijk, maar ik zou niet te ver uit de buurt gaan. De vraag wordt vanmiddag gesteld’, antwoordde Tweemaels. ‘Natuurlijk niet’, zei Packa, maar hij staarde bezorgd voor zich uit. * **
22
In Milaan stapte de jongedame na een uurtje rijden snel uit de toeristenbus. Het oude station straalde een statige grandeur uit het verleden uit, door haar monumentale bouwstijl en fijnere Italiaanse afwerking. De stad was druk, het was rond de middag. De mist hing nog stevig rond de stad, waardoor het Italiaanse zonnetje geen kans kreeg. Ze trok rillend haar jas wat dichter toe. Met vaste stap ging ze in de richting van de metro. Ze stak de ‘kis en ride zone’, zoals ze de afstapplaats voor een station tegenwoordig noemen over en dook de gangen naar de metro in. Nog steeds controleerde ze of niemand haar volgde. Aan de automaat kocht ze een kaartje voor de Duomo. Snel zocht ze de rode lijn, die haar er naartoe zou brengen.
23
11 De pers liet er geen gras over groeien. Ze sprong op het dossier als een uitgehongerde wolf op een sappig stuk vlees. De vergelijkingen werden gemaakt met vroegere destabiliserende groepen, zoals de Cellules Communistes Combattantes of C.C.C. en de Bende van Nijvel. Figuren als Baron de Bonvoisin werden weer boven gehaald. De messen werden geslepen. Achter het parlementsgebouw, aan de kleine Leuvenseweg waar de entrée des artistes van het Parlement zich bevindt, werden de lompe straalwagens van de grote televisiezenders opgesteld. Journalisten liepen druk heen en weer, bijna struikelend over de dikke kabels die de technici aan het leggen waren. Ook in het parlement was de sfeer gespannen. De parlementairen stonden bij elkaar te praten en ook hun medewerkers mochten er ditmaal bij blijven staan. De sfeer deed terugdenken aan het moment dat Dutroux was ontsnapt. Dan werden alle vergaderingen opgeschort, liet iedereen alles vallen en verzamelde men in de dagbladzaal tussen de twee halfronden. Werknemer, parlementaire medewerker, parlementair of minister, het deed er niet toe. Iedereen praatte met iedereen. Ook nu hing er een ongedefinieerd gevoel van spanning in de lucht. Op de radio had men reeds gewag gemaakt van een belangrijke arrestatie die was verricht van een staatsgevaarlijke vrouw. Meer details konden ze niet vrijgeven, maar vanmiddag zou de interpellatie in het Parlement duidelijkheid dienen te verschaffen. * ** De man die zijn wagen probeerde te parkeren aan het Noordstation vloekte. Niet omdat zijn parkeerplaats vol glas lag, door de ingeslagen ruit van het voertuig van zijn onfortuinlijke voorganger, die waarschijnlijk op zoek zou moeten naar een nieuwe muziekinstallatie voor zijn wagen. Wel omwille van het bericht op de radio van de gearresteerde jonge vrouw op Zaventem. ‘Ze is er dus niet alleen van door’, dacht de man, maar het is even erg. De Belgische autoriteiten hebben ze vastgehouden. Dat stelt de opdrachtgevers voor nieuwe problemen’, dacht hij luidop. De glazen torens van Belgacom, de Belgische Twin Towers, glommen donker tegen de grauwe lucht. * ** ‘Wat heeft de analyse opgeleverd, Brecht ?’, vroeg de Minister van Justitie aan de Minister van Telecommunicatie. ‘Nog niet zoveel. Ik heb echter gevraagd of men een aantal tests wilde uitvoeren op de foto’s. Iets zegt me dat we daar iets zullen vinden.’, antwoordde Packa. ‘Lost de vrouw nog iets ?’ voegde de minister van Justitie er aan toe. ‘Nee, het gaat er niet goed mee. Ze is volledig toegeklapt. Ik begin zelfs te vrezen voor iets ernstigers’, zei Packa. 24
‘Ernstigers ?’ ‘Ja, een trauma of zo. Het enige wat ze nog uitbrengt zijn woorden als ‘mijn baby’’, zei hij. ‘Oei, dat is inderdaad minder goed. Ik laat ze van dichtbij volgen.’, zei de minister van Justitie.
25
12 Jozef vond geen informatie meer over de achtergrond van de vraagsteller in het parlement. Het ging om een bekende Waalse politicus, Georges Delbeque, die vroeger nog geen dergelijke vragen gesteld had. Dit vond Jozef vreemd. Er was altijd een connectie tussen de vraag en de vrager en wie de connectie vond, kon de vraag ook beter duiden. Hij had assistentie gekregen van de leden van het secretariaat van de Kamerfractie, maar ook zij hadden niets nieuws gevonden. Roddels waren er genoeg, maar bij nader onderzoek bleek er niets van aan. Plots rinkelde zijn mobiele telefoon. ‘Jozef hier’, sprak hij kort. ‘Mijn beste Jozef’, klonk een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn, ‘het is al een tijdje geleden dat we elkaar nog spraken, hoe gaat het met je ?’, sprak een vrouw hem in het Engels aan. ‘Margareth, wat een plezier je te horen. Hoe gaat het met jou ?’, antwoordde hij prompt, even afgeleid van de dringende parlementaire vragen. Margareth Beaver, speciaal agent Beaver, was verbonden aan het Amerikaanse anti-viruslabo en had met Jozef samengewerkt om een nieuw computervirus met de naam code Yellow onder controle te krijgen. Dat was hen ternauwernood gelukt. ‘Margareth, je hebt mijn berichtje gekregen, dank je wel om mij terug te bellen. Kan je er iets mee doen ?’, vroeg Jozef. ‘Ik heb de foto’s doorgestuurd naar onze mensen in Washington, die beter uitgerust zijn voor dergelijke analyses. Ik hoop binnen de 24 uur de eerste resultaten binnen te krijgen’, antwoordde Margareth. ‘Je uitleg was echter vrij summier, hoe ben je hier aan gekomen ? Is er een bedreiging voor de Verenigde Staten ? ‘Je stelt meer vragen dan ik kan beantwoorden, Margareth, maar ik zal je vertellen wat ik weet‘, zei hij en hij deed kort het verhaal van de arrestatie van de vrouw op Zaventem. ‘Georganiseerde misdaad zeg je, goed ik kijk ook even onze bestanden na’, zei Margareth, ‘ik laat je iets weten als ik iets nieuws heb’. ‘O.k., zei Jozef, alvast hartelijk dank’. ‘Sure’, zei Margareth lachend zoals enkel zij dit kon en ze verbrak de verbinding. * ** In het Consilium was het drukker dan anders. De vergadering van enkele topministers van de Raad van Europa was al enkele malen uitgesteld en het kabinet van de minister van Telecommunicatie had grote moeite gehad om de tenoren terug samen te krijgen. De Europese gedachte werd door sommige lidstaten gebruikt als jojo, meer Europa als het voor hen voordelig was, minder Europa als – om welke reden ook – een globale Europese aanpak in het nadeel van de lidstaat uit zou kunnen vallen. Telecommunicatie was op zich al geen gemakkelijk gebied, dat door verschillende Telecommunicatierichtlijnen werd gereguleerd. Sommige waren technisch en hadden 26
betrekking op de verdeling van het spectrum – een schaars goed en dus met een grote economische waarde – anderen hadden betrekking op de concurrentie of op universele dienstverlening. De eengemaakte Europese interne markt bestond in theorie, maar de realiteit legde nog vele valkuilen bloot. Packa wilde enkele problemen oplossen, en door het gelobby van zijn medewerkers was er een zekere ruimte gecreëerd en een zeker vertrouwen. Nu diende hij het enkel af te maken. Het leek de processie van Echternach, maar elke stap vooruit was er een vooruit. Zijn ogen zochten spichtig Jarvis, die een voorbereidende vergadering over hetzelfde onderwerp had. Ze waren afgesproken in vergaderzaal 35.1, en daar stapte hij, geflankeerd door zijn chauffeur met enkele dossiers vastberaden op af. Toch kon hij zijn gedachten niet volledig bij de Europese regelgeving houden. De parlementaire vraag van Delbecque zat hem dwars. Jozef was aan het uitzoeken wat er achter zat, maar scheen niets te vinden. Rami was met dringende andere zaken bezig. ‘Een capucino, mijnheer de minister ?’ vroeg Jarvis, die de minister keurig opwachtte aan de ingang van de vergaderzaal. ‘Ik weet wat de Italianen zeggen, nooit na 10 uur ’s ochtends, anders ben je een straniero, een would-be Italiaan, maar laat maar komen. Met veel suiker. Dat is goed voor de energie’, zei Packa. ‘Alsof dat nodig is’, dacht Jarvis in stilte, en hij schoof aan bij de koffieautomaat, terwijl de minister zijn ambtsgenoten voor de vergadering even informeel groette. De vertalers stroomden toe. De vergadering kon beginnen. Op dat moment rinkelde zijn mobiele telefoon. Jarvis, die net de hete koffie had verkregen, wurmde het hete bekertje van de ene in de andere hand en bekeek het nummer van de oproeper. Het was een SMS-berichtje van EJ. ‘Bel mij ZEER DRINGEND terug’ stond er op het brede Nokia-scherm.
27
13 ‘De vrouw is in shock gegaan’, zei EJ, ‘en blijkbaar weet de pers het al, je weet wel : uit wel ingelicht bron hebben wij vernomen …’. ‘Hoe kan …’, begon Jarvis, ‘maar dat was één van de meest domme vragen die hij kon stellen. De administratie was zo lek als een zeef en nam het bij wijlen niet zo nauw met de confidentialiteit van een dossier. Maar het was ook een machtig apparaat, dat kon maken en kraken. In het verleden waren kabinetsleden moeten opstappen omdat ze er naar verwezen als ‘een duizendkoppig monster, vol slaapkoppen en incompetentie’. Uiteraard is dit een grove veralgemening, maar van nieuwe politieke cultuur was in veel administraties nog maar weinig merkbaar. ‘Kunnen we iets doen ?’, vroeg Jarvis. ‘Nee, precies daarom bel ik jou, Jarvis, de minister heeft nu een belangrijke Europese vergadering en ik wil hem niet storen. Ik wil enkel vragen dat je hem na de vergadering op de hoogte brengt. Als er nieuws is, bel ik je tussendoor nogmaals’. ‘O.k., EJ, tot straks, ciao’, zei Jarvis en hij verbrak onhandig de verbinding, waarbij hij net niet de hete koffie morste. Dan haastte hij zich naar de voorzitterstafel, waar Packa al onrustig rond zich zat te kijken. Packa steunde in dossiers waar hij zich niet veilig in voelde, graag op zijn adviseurs. Nu kon de vergadering beginnen. * ** Ondanks de relatieve koude temparaturen, was het plein voor de Milanese Duomo dicht bevolkt. De Italiaanse schone twijfelde even of ze door de grote massa vraatzuchtige duiven zou wandelen, maar besliste om er met een grote boog rond te gaan. De opvliegende duiven zouden te veel aandacht op haar vestigen. Resoluut stapte ze op een kleine Italiaan af, die onopvallend, met de handen in de zakken naar de menigte stond te kijken. ‘Ciao, Carlo’, zei ze, ‘Meno me al capo4’. De kleine Italiaan zei niets, maar hield respectvol de deur van de glimmende Lancia open, waarop ze zonder dralen instapte. Met Italiaanse vurigheid sprong de wagen weg bij de minste druk op de gaspedaal. De jongedame was onopvallend toegekomen, maar niet onopvallende weggeraakt. Milaan is een grauwe industriestad in het Noorden van Italië, niet ver van de grote meren en onder sterke invloed van de nabijgelegen Alpen. De stad heeft, hoewel ze niet de naam meedraagt een kunststad te zijn, toch enkele pareltjes van historische gebouwen. De prachtige kathedraal, de Duomo, is daar één van. De Kathedraal domineert een wijds plein, dat enkele typische Italiaanse trekjes weergeeft. Vanuit de monumentale galerij die de naam van een oude Italiaanse koning draagt, kom je uit aan de Milanese Scala, de schouwburg. De politie, keurig gekleed in een schitterend uniform, staat er nog in het midden van de straat om het vluchtige verkeer, de snelle en sierlijke Italiaanse wagens en de kleine en hyperbeweeglijke vespa’s in goede banen te leiden. Milaan is een stad die intern leeft.
4
Dag Carlo, breng me vlug naar de baas.
28
De jongedame schonk niet veel aandacht aan de voorbijvliegende stad. De Italiaanse chauffeur stuurde de zware wagen snel en met een grote precisie door het drukke ochtendverkeer. De dame keek echter bezorgd voor zich uit. Haar GSM bleef onaangeroerd.
29
14 Er werd een groot alarm afgekondigd toen het lichaam van de jonge rijkswachter werd gevonden. Het lag nauwelijks verscholen tussen een berg afval op een braakliggend stuk op een steenworp van het Noordstation, in de schaduw van de voormalige fiere Rogiertoren. Cyriel Vandenbroeck, een gepensioneerde die elke dag zijn hondje uitliet, had het verdacht gevonden dat zijn pekinees hem luid blaffend en snuffelend naar die ene hoek op het braakliggend terrein trok. Hij had een patrouillerende agent aangesproken en samen deden ze de akelige ontdekking. Het aanblik van het lijk van de rijkswachter liet er geen twijfel over bestaan. De man was vermoord. Uit zijn schedel was een stuk verdwenen. De politiediensten zetten het terrein af en begonnen tussen de rommel sporen te zoeken. Af en toe kampeerde een circus op die plaats, en daar vonden ze veel overblijfselen van. Maar geen van het moordwapen of hoe de rijkswachter hier was geraakt. Hij had geen papieren bij. Een toegangsbadge voor Zaventem wees op een verband met de nationale luchthaven. De plaatselijke brigade werd gecontacteerd. De Brusselse politiediensten zagen geen verband tussen deze moord en de opgepakte vrouw op Zaventem. Het bleef hen een raadsel wat er met de jonge rijkswachter was gebeurd. Het buurtonderzoek bracht niets nieuws aan het licht. In deze buurt zag noch hoorde iemand iets. En als ze het wel deden, verkozen ze te zwijgen. Het decor van het Noordkwartier deed denken aan een havenwijk. Waar aan de ene zijde van het vernieuwde station het Brusselse Manhattan oprees, bleef de andere kant volks, onaangetast en ongemoeid gelaten. De smeltkroes van culturen kronkelde zich onverstaanbaar tussen de uitnodigende neonlichtjes. Het Noordkwartier bezat ook dat roze aspect van een havenbuurt. Eén garagehouder herinnerde zich vaag een kort geroep onder de spoorwegbrug. ‘Dat moet enkele uren geleden geweest zijn’, zei hij in gebroken Frans. ‘Hebt U niets meer gehoord ? Was het een kreet om hulp, was het dronkemansgelal, of iemand die ergens naartoe werd geroepen ?’, vroeg een jonge agente met oog voor detail. ‘Ik weet het niet meer juffrouwtje, hier gebeurt af en toe wat, als ik het mij allemaal zou moeten aantrekken, ik zou wat te doen hebben’, ging de man verder. ‘Was er iemand in de buurt, of hebt U iemand vlak daarna gezien, iemand van de buurt, of iemand vreemd ?‘, vroeg ze gedreven verder. ‘Laat me denken, er is zoveel verkeer, de enige die wat vreemd deed was een man met een platte band’, zei de man. ‘Ga verder’, zei de jonge agente. ‘Kort na het geroep kwam vanuit de richting van het centrum een man gereden met een lekke band’. Hij probeerde nog enkele honderden meter verder te rijden, maar het lukte hem niet. Dan is hij uit de wagen gestapt en met zijn GSM beginnen bellen. ‘Ik ben naar hem toegestapt, ik ben garagist’, zei hij fier op zijn borst kloppend, ‘maar hij had geen hulp nodig. Hij zou het zelf wel redden’. ‘Welke wagen was het ?’, vroeg de agente. ‘Ik zal het U tonen, hij staat er nog’, zei hij. 30
‘Waar ?’, vroeg ze snel. ‘Ik heb hem hier achter gezet, bij mijn andere wagens, anders stond hij helemaal op straat’, zei de man. ‘En heeft hij nog al zijn banden, en zijn autoradio ?’, vroeg de agente die het spelletje doorhad. ‘Dat weet ik niet, het is een ruige buurt mevrouw’, was het enige antwoord dat ze er met een schaapachtige glimlach bij kreeg. De man begon ongemakkelijk van de ene voet op de andere te staan. ‘Toon me maar de wagen, en vlug wat, ‘anders gaan we Uw papieren even nakijken’, zei de agente, die inmiddels een collega ter versterking had opgeroepen. De man haastte zich om aan het verzoek te voldoen. * ** In de lobby van een Milanees hotel zat een keurig geklede, wat oudere heer te vergaderen. Het was een prachtige lobby, volledig afgewerkt in Italiaans design, in lichte tinten en veel hout. Het geheel stond in schril contrast met de onopvallende, zelfs wat vervallen voorgevel en straalde een ongeëvenaarde luxe uit. Het verschil zat hem in de details. Alles was heel fijn afgewerkts. Zelfs de stoelen waarop ze zaten waren speciaal. De wanden waren bekleed met tapijten die deden denken aan een rijk Florentijns verleden. Het gezelschap werd met rust gelaten door de receptionisten, die er uit zagen alsof ze in het vreemdelingenlegioen gediend hadden. Ze hielden een oogje in het zeil en observeerden nauwkeurig wie binnenkwam. Een vreemd bobbeltje onder hun oksel, leek een onafgewerkt detail dat niet aan een nauwkeurige blik zou ontsnappen bij de evaluatie van hun anders onberispelijke outfit. Bij het gezelschap had zich zopas een jongedame gevoegd, die met teneergeslagen ogen wachtte tot de oudere heer zou spreken. ‘Zozo, onze koerier werd opgepakt vooraleer ze je de foto’s kon overhandigen’, zei hij streng, terwijl hij de jongedame strak aankeek. ‘Kijk me aan ! Was het politie, overheid, of was het een andere familie ?’, vroeg hij scherp. ‘Ik denk dat het politie was, Don Jovanotti, anders zouden ze nooit zo onopvallend en snel de koerier kunnen onderscheppen’, zei ze terwijl ze de oudere man in de ogen keek. ‘Maar je hebt niets gezien ?’, vroeg hij verder. ‘Nee, ik speelde mijn rol om de aandacht van de koerier af te leiden’, zei ze en ze sloeg haar ogen terug neer. ‘Heb je nog contact gehad met onze tweede koerier ?’, vroeg hij scherp, terwijl hij in zijn kopje roerde. ‘Nee, Don Jovanotti’, zei ze, ‘ik heb het scenario nauwkeurig verder gevolgd en heb de vlucht verder genomen naar hier’. ‘Bene’, antwoordde hij, terwijl hij de twee andere heren aan de tafel aankeek, ‘wat denken mijn consiglieri er van ?’ Beide heren zeiden geen woorden maar gaven enkele een kort knikje. ‘Je weet wat je te doen staat, ik geef je de opdracht om de foto’s en de bestanden terug te halen. Koste wat het kost’, zei de Don en hij gebaarde dat het gesprek was afgelopen. 31
‘Certo, Don Jovanotti’, zei de dame en ze haastte zich naar buiten.
32
15 Packa zat de informele ministeriële vergadering op zijn eigen, originele manier voor. Hij had de verantwoordelijke ministers samengeroepen om ‘en petit comité’ enkele knelpunten door te praten. De eerste pogingen, in het Brusselse restaurant ‘Villa Loraine’ aan de rand van het Zoniënwoud, waren mislukt omdat de ministers – terecht – meer aandacht hadden voor de Belgische savoir vivre en zich na enkele glazen wijn niet meer concentreerden op de zaak. Packa had zijn strategie gewijzigd. Nu zaten ze in één van de moderne vergaderzalen van het consilium. Vandaag zou hij zijn management-aanpak gebruiken. No-nonsense. ‘Ik zal met de deur in huis vallen’, zei hij tot de verrassing van de Nederlandse minister, die de Calvinistische zakelijkheid met verve hoog trachtte te houden maar soms verzandde in de Belgische meer omfloerste tradities en gebruiken van het zakendoen. Ook de Franse en de Italiaanse Ministers waren meer woorden dan dat gewoon. De Britse minister trok flegmatiek een wenkbrauw wat hoger. ‘Ik wens vandaag met jullie een akkoord te bereiken inzake de te nemen stappen voor de beveiliging van de netwerken. Tijdens de vorige virusaanvallen is gebleken hoe kwetsbaar onze netwerken zijn. De tweede grote aanval bleek gelukkig een minder sterk virus te bevatten, maar het eerste heeft zich in de eerste vier uren één miljard maal vermenigvuldigd, 36 miljard maal na 24 uur, en meer dan de helft van alle computers ter wereld lagen plat. Gelukkig heeft België vanuit de opgedane expertise het virus snel kunnen afremmen. Mijn medewerker vertelt mij dat hij op zijn niveau een principeakkoord heeft om samen te werken op het vlak van de netwerkbeveiliging. Klopt dit ?’, en hij keek de aanwezige ministers één voor één aan om liefst een bevestiging, zoniet een ontkenning te krijgen, zodat hij wist waar hij stond. Geen van de ministers liet in zijn kaarten kijken. ‘Dan neem ik aan dat we een akkoord hebben, dank U. Maar ik zou verder willen gaan’, voegde hij er aan toe. ‘We moeten durven samenwerken op Europees niveau. We moeten onze systemen met elkaar verbinden. We moeten ze met elkaar laten praten. Het is niet efficiënt dat de ene lidstaat een excellent waarschuwingssysteem heeft en een andere lidstaat een perfect analysesysteem. Samen hebben beide lidstaten een perfect systeem dat beide elementen dekt, zowel preventie als curatief’. Packa was zenuwachtiger dan hij zelf wilde toegeven. Wanneer hij zenuwachtig was, begon hij moeilijker woorden te gebruiken. ‘Een wijs man kan iets heel eenvoudig uitleggen’, zou Einstein, die deze kunst blijkbaar beheerste, ooit eens gezegd hebben. Packa was vandaag geen Einstein. Zo ging hij nog even verder, uitweidend over de voordelen van samenwerking en synergie, over de nadelen van isolement en technologische achterstand. De aandacht van de ministers verslapte. Jarvis, die naast hem zat, maakte onopvallend maar duidelijk een tekening, een punt en een dikke pijl er naartoe. Packa, die tijdens zijn speech de tekening even had bekeken, maakte duidelijk dat hij de boodschap niet begreep, terwijl hij wat trager verder sprak. ‘Come to the point’, schreef Jarvis er in grote letters bij, wat hem een zijdelingse vernietigende blik opleverde. Packa had de boodschap echter begrepen en gaf het woord door aan zijn collega’s. ‘Graag een kleine ronde van de tafel om jullie mening te horen, en, als er nog problemen zijn, had ik ze graag geweten’, zei hij terwijl hij hen opnieuw nadrukkelijk aankeek.
33
Jarvis slaakte inwendig een zucht van opluchting.
34
16 Jozef besloot de grote middelen te gebruiken om meer te weten te komen over de parlementaire vraag. Een oude vriendin werkte bij de studiedienst van het parlement en had vroeger reeds een bijzondere aanleg vertoont voor politieke gevoeligheden. Hij besloot ze op te zoeken in de catacomben van het grote paleis der democratie. Langzaam liep hij door de wirwar van gangen, belegd met dikke tapijten, trap op en trap af, om van de ene vleugel in de andere terecht te komen. Gangen en gebouwen liepen kriskras door elkaar. Het parlementsgebouw was een bricollage van verschillende gebouwen, die men met veel goede wil had verbonden. Het resultaat was niet altijd even geslaagd. Aan het eind van een lange, wat afgelegen gang, vond hij wat hij zocht. Diensten van de quaestuur – wetgevende dienst. Er was niemand in de gang. Met enige aarzeling klopte hij op de tweede deur aan de rechterzijde. Op de deur hing een naam : ‘Catherine Westerlinck – juridisch adviseur’. Tot zijn verrassing antwoordde bijna onmiddellijk een jonge stem ‘kom maar binnen, de deur is open’. Jozef duwde zacht de deur op en zei ‘Catherine, ik ben het, mag ik even binnenkomen ?’ * ** De jonge agente snuffelde zelf vlug even rond in de met een lekke band achtergelaten wagen. Vooraleer de specialisten met de witte pakjes de boel komen wegnemen, wil ik een kijkje nemen, dacht ze, en ze nam voorzichtig het beeld van de wagen in zich op. De wagen was een recent model van Peugeot, die blijkbaar populair was als huurwagen. Een blik op de nummerplaat bevestigde haar vermoeden. Het zou haar niet verwonderen dat de wagen op Zaventem was verhuurd. Of aan een groot treinstation. Ze wist niet of er auto’s verhuurd werden aan het Noordstation. Aan het Zuidstation, waar vele toeristen toekomen, was dit wel het geval. In de wagen vond ze niet veel opvallends. Enkele bonnetjes om te tanken, een wegenkaart, opengeplooid op Gent, en enkele geheugenkaartjes, lijkend op kleine diskettes. Alles wees er op dat de wagen enkel gebruikt was om snel en onopvallend enkele plaatsen in België aan te doen. Er was geen spoor van een tweede persoon. Zonder veel nadenken stopte ze de geheugenkaartjes in haar uniformjas. Die zou ze op bureau zelf even bekijken. * ** Er kon niemand verbaasder zijn dan Catherine Westerlinck om Jozef daar in haar bureau te zien. Ze stond nadenkend tegen het raam van haar bureau, dat uitkeek op een groezelige binnenplaats, met een mok hete koffie in de hand. Op haar bureau lagen enkele dikke
35
juridische werken, met daartussen een resem parlementaire stukken. Zoals ze daar stond, in het fijne tegenlicht dat door het raam binnensijpelde, was leek ze een droombeeld. Jozef herinnerde zich dat ze toen ze studeerden, ze ook altijd haar cursusstof verwerkte door tegen het raam te leunen en de stof in gedachten herhaalde. Het gaf hem een prettig gevoel. Catherine Westerlinck was een knappe vrouw, met een jong gezicht met enkele guitige sproeten, grote ogen en heerlijk lang blond haar, voor de gelegenheid met een kleurige sjaal samengebonden tot een paardenstaart. In al die jaren was ze niets veranderd, dacht Jozef. Zij keek hem met een gezicht vol sprekende verbazing aan, maar zei niets. ‘Catherine, ik ben het, mag ik even binnenkomen ?’, herhaalde hij.
36
17 De man keek gejaagd om zich heen. Professor doctor Murphy had weer eens gelijk. Alles wat kan misgaan, zal ook misgaan, en wellicht op hetzelfde moment. Zijn koerier was opgepakt, de rijkswachter die hem dacht te moeten volgen was een ongelukkig toeval dat hij gelukkig tijdig had ontdekt, de lekke band van de wagen had hem bijna in problemen gebracht, en nu vond hij zijn geheugenkaartjes niet terug. Gelukkig hadden zijn opdrachtgevers hem door iemand laten ophalen, want in de buurt van het Noordstation loop je, in tegenstelling tot wat de vele bordeelbezoekers hoopvol dachten, nooit ongezien. Hij moest kalm zien te blijven. Zijn opdrachtgevers hadden nog steeds de baby van de vrouw in bewaring, zo lang zou ze wel zwijgen. Er was niets wat de rijkswachter met hem kon verbinden, maar in zijn haast om de wagen achter te laten, had hij wellicht niet alle sporen uitgewist. Zijn vingerafdrukken zaten niet in de databanken van de Belgische autoriteiten. Het Europese aanhoudingsbevel was voorlopig door het verzet van Italië in de uitvoering wat vertraagd, wat hem opnieuw een voorsprong opleverde. De geheugenkaartjes waren echter een probleem. De vrouw had de afdrukken, hij de bestanden. Nu waren ze beiden kwijt. Hij diende terug te gaan naar de wagen. Terug naar Brussel, terug naar de Noordwijk. Zachtjes zette hij de motor in eerste versnelling maar hij accelereerde hard. Hij moest en zou de geheugenkaartjes terugvinden. Kost wat kost. * ** ‘Jozef, wat doe jij hier ?’, vroeg Catherine, die nog niet van de verbazing was bekomen. Het moment waarop beiden elkaar zonder woorden aanstaarde, leek minuten te duren. Maar haar gezicht betrok. ‘Je komt hier niet zomaar, niet na wat je deed’, zei ze op een hardere toon, ‘wat wil je ?’. ‘Ik kom inderdaad niet om over vroeger te praten, Catherine, ik kom je een gunst vragen’. ‘Lef heb je wel, Jozef Laerman, je laat me vele jaren geleden om onduidelijke redenen in de steek en jaren later kom je me om een gunst vragen’, zei ze vermanend. Uit de toon die ze gebruikte, nam Jozef op dat ze uiteindelijk over de breuk was geraakt, maar hem nooit was vergeten. Hij kende dat gevoel, want dat was ook het zijne. Hij had veel verdriet gehad, maar had gedaan wat hij dacht te moeten doen. Het had hem jaren gekost eer hij weer in de spiegel durfde kijken. ‘Ik weet het Catherine, en ik begrijp het. Als je wil dat ik wegga, dan verdwijn ik, en laat ik je met rust’, zei Jozef. Zijn ogen hadden instinctief het bureau overlopen en hadden geen foto’s gevonden van een man, een vriend noch van kinderen. Aan haar welgevormde handen stak geen ring. De ruimte maakte nochtans een gezellige indruk. Een plaats waar een eenzaam iemand zich thuis probeert te voelen. ‘Nee, Jozef, hoewel ik overmand wordt door verschillende gevoelens, pijn en blijheid, wil ik dit geen normale relatie in de weg laten staan’. ‘Ik ben blij dat je langskomt. Al die jaren heb ik er op gewacht. Ik weet dat je op een kabinet werkt, en af en toe in het Parlement komt. Vaak dacht ik je te zien, maar was je het niet, maar ik heb je nooit gezocht. Jij waarschijnlijk
37
ook niet. Gosh, ik geraak niet uit mijn woorden. Vooruit met de geit. Jozef, waarom ben je hier ?’, zei ze. ‘Ik zal meteen ter zake komen’, zei Jozef die zich toch verveeld bleef voelen. ‘Mijn baas, Brecht Packa, de minister van …’ ‘Telecommunicatie, ja ik weet het’, onderbrak ze hem. Ze kreeg een lichte blos op de wangen. ‘Eh, ja’, zei Jozef, ‘kreeg een vervelende parlementaire vraag van de Franstalige volksvertegenwoordiger Delbeque’. Het is een vraag waar we niet goed weg mee weten. Ik wil meer weten over het hoe en het waarom van de vraag. Waarom stelt hij die, waarom hij, in opdracht van wie, met welk doel ? Om de één of andere onverklaarbare reden zwijgt iedereen hier in alle talen over. Het is nochtans belangrijk om dit te weten. De enige mogelijkheid die me nog restte was iemand van binnenin haar mening te vragen. Jij hebt altijd een goed gevoel gehad voor mensen – maar niet voor mij, dacht hij er in stilte bij – misschien kan jij me helpen ?’, rondde hij af. ‘Hmm, ik heb er van gehoord’, zei ze nadenkend. Geef me een uur en ik kom wel met iets terug. Hoe kan ik je bereiken ?’, vroeg ze. ‘Ik geef je mijn GSM-nummer, bel me, ik blijf in de buurt’, zei Jozef. ‘En … dank je. Ik apprecieer het heel erg’. ‘Ik heb nog geen resultaat geboekt, Jozef’. Ik contacteer je binnen een uur’, zei ze en ze nam het businesskaartje aan en haastte zich weg. De gangen van de catacomben in op zoek naar informatie. Jozef staarde haar dromend na.
38
18 Packa herpakte zich meesterlijk en toonde zich de voorzitter en spelleider van de ministeriële vergadering. Hij benadrukte de positieve bijdrage van elke lidstaat en overliep snel de verschillende artikelen van het ontwerpakkoord dat de vorige werkgroep had voorbereid. Uiteraard hadden verschillende ministers nog opmerkingen. Soms oppervlakkig, soms fundamenteel. Maar vaak onbegrijpelijk, ofwel veroorzaakt door het gebrek aan kennis en inzicht van de politieke verantwoordelijken, ofwel door een vreemde hersenkronkel die enkel met kennis van de plaatselijke situatie verklaard kon worden. Ook ditmaal diende hij zalvend te zijn voor de Euro-bashing opmerkingen van de vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk, dat nog nooit van veel Europa had gehouden, en diplomatisch ten opzichte van de Zweden, die een grote expertise claimden te bezitten inzake netwerkbeveiliging, maar hun inhoudelijk overwicht door de onhandige Zweedse minister die ze afvaardigden niet konden ten gelde maken. Van zodra de Zweed het woord vroeg, was de aandacht in de vergadering voor een tiental minuten zoek. ‘Zeer goed, collega’s, we boeken vooruitgang’, sprak Packa zich moed in toen ze zich over het vijfentwintigste punt van het akkoord bogen. Daarna nog tien te gaan. ‘Het Europese voorstel bestaat in een werkgroep, bestaande uit nationale experten, die de door ons vastgelegde basis moeten gaan verfijnen’, zei Packa, terwijl hij eigenlijk niet geloofde wat hij zei. Wat zou de zoveelste werkgroep toevoegen aan de duizenden bestaande, als al die andere er niet uit geraakten ?’ ‘Opnieuw een werkgroep !’, zei de vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk, waarbij Packa zich diende in te houden om het U.K.-voorstel niet openlijk te steunen. Het Verenigd Koninkrijk werd hierin onmiddellijk bijgetreden door de vertegenwoordiger van Frankrijk, en daarop volgden de acolieten. Dit was niets nieuws. Voor de vergadering had Jarvis een grafiek getekend waarop hij de positie van de verschillende lidstaten had weergegeven. Jarvis had twee assen gebruikt : realisaties/voorzieningen in eigen land, hoog en laag en openheid ten opzichte van de Europese benadering, opnieuw hoog en laag. Dat gaf een verrassend inzicht. De lidstaten reageerden tot nu toe zoals Jarvis had uitgetekend. Hij zou al zijn talenten nodig hebben om de diepgewortelde culturele, maar soms menselijke vooroordelen opzij te schuiven. Hij liet de partijen even onder elkaar spreken en nam daarna het heft terug in handen. ‘Collega’s’, sprak hij op een doordingende toon. ‘Als we er vandaag uit willen geraken, zullen we allemaal wat water in de wijn moeten doen. De Europese gedachte is er één van samenhorigheid, van het streven naar datzelfde ideaal dat een aantal voortrekkers ons steeds voorgehouden hebben’. Packa begon op dreef te komen. Terwijl hij sprak wisselde hij vlot van de ene taal naar de andere. Nederlands, Frans, Engels, Italiaans en een vrij behoorlijk stukje Spaans, behoorden tot zijn mogelijkheden. Jarvis zag hoe de vertalers in de glazen cabines achter de delegaties lichtje in paniek geraakten, bij de snelle maar vloeiende wisseling van talen, waarmee Packa zijn inhoudelijk en vormelijk voordeel keihard onderstreepte.
39
De diplomatieke vertegenwoordigers beheersten vlot de belangrijkste talen, waaronder echter zelden het Nederlands, maar van hun ministers was dit niet het geval. Zij frunnikten, geholpen door hun medewerkers, aan het knopje dat de vertaalkanalen regelt. Jarvis keek met stijgende bewondering naar zijn minister. Wel heb je het van je leven. Hij haalt zijn psychologische trukendoos uit om indruk te maken. En, dacht hij terwijl hij zijn blik over de vergadering liet dwalen, het lukt nog ook. Hij heeft hun aandacht, straks kan hij ze laten beslissen wat hij wil. ‘Het komt er op aan, collega’s, te weten wat we willen en te vermijden wat we niet willen. Onze medewerkers hebben een mooi voorakkoord gemaakt, waar iedereen het over eens was. Plots blijkt dit iets minder het geval te zijn. Begrijp mij niet verkeerd. Ik heb te veel respect voor de dienaars van het volk om hier lichtzinnig over te gaan. Een prioriteit is een prioriteit, een breekpunt een breekpunt. Maar het komt er ook op aan resultaten te boeken. Resultaten die misschien niet honderd procent zijn wat we willen, maar toch minstens tachtig procent. Ik wil me hier dan ook engageren om die tachtig procent waar te maken en te realiseren. Het brengt ons allemaal een stap vooruit, het is een win-win situatie’, ging hij verder. Jarvis merkte dat enkele ministers reeds enthousiast begonnen mee te knikken op de meeslepende melodie die Packa hen voorspeelde. Packa bespeelde hun emotie door als vertegenwoordiger van een klein land met een bijna persoonlijk engagement een resultaat te zoeken dat iedereen tevreden stelde. Je zou het een compromis kunnen noemen, maar dat is het niet. Een klein land is gewoon te knikken naar een groot land, tenzij een vertegenwoordiger van een klein land met zijn persoonlijkheid de aandacht van de groten kon trekken en hun inhoudelijk kon leiden. ‘Small is beautiful’, de spreuk gaat soms op in de politiek.
40
19 Volksvertegenwoordiger Delbeque kwam het parlement binnen omringd door een schare medewerkers. Daar rond draaiden nog enige journalisten. De volksvertegenwoordiger zag er rustig uit en nam tijd voor het beantwoorden van de vragen van de journalisten. Zodra deze opdrachten waren vervuld, zette de stoet zich in beweging in de richting van het huis der Parlementairen. Iedereen leek te wijken voor de stoet van Delbeque. De volksvertegenwoordiger zelf was een rustige vijftiger, die zijn sporen had verdiend door in Wallonië een sterke lokale electorale basis op te bouwen, trouw alle opdrachten van de partij te vervullen en niet op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn. Als beloning was hij volksvertegenwoordiger geworden. Jozef volgde de stoet op een afstand. Hij diende op Catherine te wachten, die op haar eigen manier meer informatie zou verzamelen over de lekken van Justitie naar het Parlement. Packa had hem vanuit het Consilium al enkele malen zenuwachtig gebeld, maar de boodschap was zoals de duiven op zondagochtend : wachten. Zoals hij verwacht had, draaide het gevolg af richting huis der Parlementairen, één van de bijgebouwen in het parlement waar de heren volksvertegenwoordigers hun bureau hadden. Misschien zouden ze over de middag iets eten in het parlementair restaurant. Kortom, veel kon hij hier niet doen. Hij voelde zich machteloos, omgeven door de tentakels van de macht. * ** De informele ministeriële vergadering in het Consilium begon op z’n eind te lopen. De punten waren gemaakt of verloren, de bakens gezet. Door de handige tactische werkwijze van Packa hadden de meeste ministers het gevoel een constructieve bijdrage aan de vergadering gegeven te hebben, maar op weg naar huis bestond de kans dat er een aantal ‘second thoughts’ kregen en het moeizaam verkregen akkoord terug in vraag konden stellen. Packa maakte, geflankeerd door Jarvis, nog een beleefdheidsronde en verliet daarna snel de zaal. Zo zou een efficiënte manager het ook doen. Dat hij op zijn kabinet vele uren verloor aan andere dingen, kon niemand zonder voorkennis weten. ‘Kom Jarvis, we vertrekken, laat Guy maar weten dat we er aan komen’, zei Packa, terwijl hij zijn pas nog versnelde. ‘Dat is al gebeurd, mijnheer de minister, hij verwacht ons aan de VIP-ingang, aan de rue Froissart’, zei Jarvis, die een poging deed om de papieren die Packa hem in de handen had gedrukt op een ordelijke manier bijeen te houden. ‘Waar is EJ ?’, ging Packa verder. ‘Op het kabinet denk ik, mijnheer de minister, volgens Uw agenda hebt U er straks met haar een perslunch’, zei Jarvis. ‘O.k., maar ik vrees dat die niet zal kunnen doorgaan, ik heb nog een aantal andere katjes te geselen’, zei Packa.
41
Op dat moment waren ze vloeiend gemanoeuvreerd tot de uitgang aan het binnenplein, waar Guy met draaiende motor stond te wachten. ‘Kom maar mee met mij’, zei Packa, ‘ik laat mij afzetten aan het Parlement, maar Guy brengt je wel naar het kabinet’. ‘Eh, dank U, mijnheer de minister’, zei Jarvis, terwijl hij de papieren in de koffer van de zware BMW gooide en zich haastte om achterin naast de minister te gaan zitten, die al zenuwachtig met zijn handen op de binnenbekleding van de wagen tokkelde’ ‘Naar het parlement Guy, je weet waar je mij moet afzetten’, zei Packa. ‘Jawel, mijnheer de minister’, repliceerde de chauffeur, terwijl zijn mondhoeken zich fijntjes leken om te buigen in een bijna onmerkbare glimlach.
42
20 De jonge agente genoot na het invullen van de vereiste paperassen van een snelle kop koffie, op het bureau. Daar heerste een drukte van jewelste, maar niet anders dan anders. De misdaad staat niet stil, zelfs niet in een modelstaat als België. Terwijl ze even leunde tegen het bureau van een collega, overschouwde ze de chaotische drukte. Het deed denken aan de televisieserie ‘Hill Street Blues’, waarbij een handcamera zigzaggend langs de politiemensen en hun clienteel werd geleid. Dit was echter realiteit. Bij de inkombalie was men een dronken man aan het inschrijven die zo ver heen was dat hij zich zijn naam niet kon herinneren. Een aantal andere klanten zaten nog in de wachtzaal, waaronder een aantal vrij jonge tieners. Het was midden in de ochtend. Collega’s zullen ze waarschijnlijk van de straat gepikt hebben, dacht ze hoofdschuddend. Een jongeman met Lennonbrilletje, kwam rustig uit het bureau van één van de commissarissen en baande zich een weg naar buiten. ‘Dat is toch … John, van de Federale Computer Crime Unit (FCCU), dacht ze terwijl ze opsprong, de beker hete koffie aan de kant zette en heftig op het tussenraam begon te tikken. John keek even op, terwijl hij vergeefs de bron van het getik probeerde te achterhalen. Toen hij de jonge agente zag en herkende, vertraagde hij en zette hij z’n eeuwige brilletje even af. ‘Angelina, mijn kind, wat doe jij hier’, zei hij verbaasd toen hij door haar werd binnengelaten in het bureau. ‘Ik werk hier, mijn beste, en jij ?’ ‘Ik diende hier te zijn voor een zaak. Het breken van paswoorden op een portable die ze in beslag namen. Ik wist niet dat je voor de politie werkte’, zei John, terwijl hij even ging zitten. ‘Tja, ik blijf niet eeuwig papa’s kleine meid, dit is mijn eerste opdracht, de Brusselse politie, maar ik heb het er naar mijn zin’, zei ze. ‘Goed zo, waar ben je nu mee bezig ?’, zei hij, terwijl hij aangaf dat hij wel vijf minuten tijd had om met haar te praten. Kort vertelde ze hem de opdracht van dezelfde ochtend. Voor het bureau schoot een combi loeiend de straat op. * ** Het verder verhoor van de opgepakte vrouw leverde niets op. Ze was nog altijd in shock en praatte wartaal. De enige herkenbare woorden waren baby, foto’s en Milaan. ‘Deze omgeving is veel te bedreigend voor haar, zo krijgen we er nooit iets uit. Ze is veel te bang en in de war’, zei de jonge rechercheur. ‘Hou op, straks ga ik denken dat je ze gaat verdedigen. Heb je al een uitslag van het onderzoek ?’, vroeg de oudere. ‘Nee, daarvoor is het nog veel te vroeg’, zei de jongere. ‘Hmm, wat kunnen we hier verder mee doen ?’, zei de oudere, die nadenkend door het spiegelglas van de verhoorkamer staarde naar de vrouw, die hen niet kon zien. ‘Laat mij nog even, misschien krijg ik er alleen iets uit’, probeerde de jongere nog. 43
‘Ach, de psycholoog spreekt weer zeker’, maar ga je gang. Ik blijf je van hieruit wel in de gaten houden. Maar wees in godsnaam voorzichtig, je hebt al enkele krassen op je wang en misschien … Hij maakte zijn zin niet af.
44
21 Packa stapte niet uit aan het Parlement, maar in één van de zijstraten van de Leuvenseweg. Jarvis kende de drill : horen, zien en zwijgen en onderging gelaten zijn lot. De voorbijgangers hielden hun pas even in als ze de bekende kop van Packa uit de zware officiële wagen zagen stappen, maar al gauw werd hij opgeslokt door de drukte van de straat en de anonimiteit. Guy voegde de wagen rustig terug in het verkeer en sorteerde voor de weg naar het kabinet. Jarvis liet zich wegzakken in de zachte lederen zetels. ‘Ik zal niets vragen’, opperde Jarvis luidop. ‘Dat doe ik ook niet, dit lijkt me het gezondst’, zei Guy, maar ik stel enkel vast dat hier in de buurt het hoofdkwartier is gevestigd van enkele grote internetbedrijven’. Deze bedrijven hadden ten tijde van de dotcomhype een aantal prachtige Brusselse herenhuizen aangekocht en gerestaureerd. Degenen die de crash hadden overleefd, waren gebleven, anderen hadden hun duur betaalde vastgoed moeten verkopen. Het gerestaureerde erfgoed was echter een positief overblijfsel van het overmatig geloof in de nieuwe technologieën. ‘En de dotcommers trokken de mooiste vrouwen aan’, zei Guy. ‘Ach zo’, zuchtte Jarvis, ‘al het water loopt naar de zee’. ‘Jij bent getrouwd, de minister niet, mijn beste’, zei Guy laconiek. ‘Ja, maar kijken mag, het is zelfs gezond’, antwoordde Jarvis prompt en beiden schoten in de lach. Schaterend reden ze de Louizatunnel in. * ** ‘Geheugenkaartjes, zeg je, wat moet je daarmee, het is bewijsmateriaal’, zei John tegen de jonge agente. ‘Het was sterker dan mezelf, ik heb zin in wat detectivewerk in plaats van het gewone straatwerk’, zei ze. ‘Aha, ambitie’, zei John, die deze eigenschap stiekem in vrouwen bewonderde. ‘Laat eens kijken, misschien kan ik iets doen’. Een beetje beschaamd overhandigde Angelina de gevonden kaartjes. John bekeek ze zeer aandachtig. ‘Wacht, ik haal mijn materiaal er even bij, zei hij, terwijl hij zijn draagbare computer openklapte en een speciaal kaartlezertje aansloot.Het duurde even vooraleer het toestel was opgestart, wat de nieuwsgierigheid enkel maar deed groeien, en vol ongeduld drukte John op het icoontje van een handig computerprogramma, dat met de veelzijdigheid van een Zwitsers zakmes, alle gekende computerformaten aankon. Het programma leek toch even te moeten zoeken. ‘Aha’, verklaarde John enthousiast, laten we dit eens proberen !’
45
22 Ditmaal zou hij zich niet laten verrassen. De man mengde zich tussen het volk dat uitstapte aan het Brusselse Noordstation en zocht tussen de verdwaalde toeristen en de late pendelaars zijn weg naar buiten. Uitgang Aarschotstraat. Dat zou het kunnen zijn. Hij slenterde rustig door de vuile gangen van het grote station en week instinctief uit voor een groepje jongeren dat wat te nadrukkelijk geïsoleerde reizigers aan het bekijken waren. Een incident kon hij zich niet veroorloven. Hij wilde zo anoniem mogelijk opgaan in de massa. ‘Ik moet mijn wagen terugvinden’, dacht hij. Waar heb ik hem achtergelaten. Hier naar rechts, dan schuin oversteken en dan terug rechts. Daar heb je de garage al, waar die moeial van een garagist …’. Plots stopte hij. De plaats waar hij zijn wagen had achtergelaten was leeg. ’t Is te zeggen. Daar was een man met een fluorescerend armband nauwkeurig de plaats aan het onderzoeken waar hij de wagen had neergezet. Hij gromde een onverstaanbare vloek in een taal die zelfs niemand in het Noordkwartier zou begrijpen. Onopvallend streek hij een lucifer aan om een sigaret op te steken en hij sloot zich aan bij twee lustig kwetterende vrouwen die langs de wagen zouden lopen. Nonchalant, zelfs een tikkeltje arrogant, bekeek hij de politieman die de plaats aan het onderzoeken was. Toen hij een tiental meter voor de plaats aangekomen was, stond de politieman plots op, nam iets met een pincet vast en stopte het in een plastic zakje. Daarna stak hij de straat over in de richting van de garage. De man hield zijn adem in. * ** Zoals beloofd rinkelde ongeveer een uur later Jozefs GSM. Jozef, die in afwachting op de publiekstribune van de Kamer van Volksvertegenwoordigers had plaatsgenomen, nam snel op, de norse blik van de huisbewaarder negerend die wees op het tekentje van de doorkruiste GSM aan de wand. ‘Jozef hier’, antwoordde hij prompt, nadat hij het onbekende nummer van de display had afgelezen. 02/542.35.97 ‘Jozef, ik ben het Catherine, ik heb misschien iets gevonden, kom je naar mijn bureau ?’ ‘Ja, dat is goed’, zei Jozef, die snel overeind kwam en zich opnieuw naar de kleine wenteltrap haastte, ‘ik kom er aan’. In zijn haast struikelde hij bijna over zijn eigen voeten. Gelukkig kon hij zich met zijn vrije hand, in de andere hield hij nog altijd zijn mobiele telefoon, vasthouden, anders was hij eerloos onderuit gegaan en wellicht rollend naar beneden gekomen. De statige huisbewaarder zette een blik op dat bij zijn uniform paste en keek afkeurend de andere richting uit. * ** Opgewonden kwam de garagehouder zijn garage, waar hij een wrak uit elkaar aan het halen was, uitgehold, recht op de politieman met de armband af. In enkele woorden probeerde hij duidelijk te maken wie de man was, die net voor de plaats stond waar hij de wagen had weggehaald.
46
Dan gebeurde alles snel. Enkele vlugge bewegingen, kleine vlammetjes, doffe knallen, een scherpe geur, rook en pijn.
47
23 EJ probeerde tevergeefs de minister te bereiken. De aanwezige journalisten hadden zich al neergelegd bij het feit dat de minister niet zou komen en verheugden zich op een losse babbel met de knappe woordvoerster. EJ daarentegen sprak teleurgesteld een boodschap op het antwoordapparaat van zijn GSM in. EJ voelde zich niet helemaal in haar sas. Ze ontving de journalisten in het appartement van de minister, waar zich een salon en een grote eettafel bevond, die prachtig gedekt was door de persoonlijke butler van de minister. De kok had zijn beste beentje voorgezet. Tijdens het aperitief in het salon hadden de journalisten enkele scherpe vragen gesteld over de Europese ambities van de minister, vragen waarop ze met een kwinkslag had moeten antwoorden omdat ze het antwoord maar al te goed wist, maar dat niet kon vertellen. Packa had met haar een strategie afgesproken die gebaseerd was op ‘management van verwachtingen’. De minister volgde zijn eigen strategie en pas wanneer een dossier in de eindfase kwam, werden de eerste berichten door de woordvoerster vrijgegeven. De journalisten vroegen echter door op onderwerpen die nog in de beginfase zaten. ‘Geen commentaar’ luidde het officiële antwoord, maar daar nam een goede journalist geen genoegen mee. Een goede woordvoerster diende dat ‘geen commentaar’ echter te verkopen als het beste antwoord ooit. In stilte vervloekte ze Packa en de politiek. ‘Hoe ver staat het met de Europese ontplooiing van het virusalertsysteem, EJ ?’, vroeg Bert Broens, de pientere telecomjournalist van de Financieel Economische Tijd, die een telecomnieuwtje nog altijd beter kon smaken dan het beste voorgerecht. ‘Het Europese beslissingsproces gaat traag, maar zeker vooruit. Packa doet een schitterende job om de ministers op één lijn te krijgen, maar velen dienen nog te wennen aan een Europese benadering. Ze vrezen hun autonomie kwijt te geraken en zijn daarom zeer terughoudend om hun nationale systemen open te stellen voor internationale samenwerking’. ‘Wat zijn de bereikte resultaten tot nu toe ?’, vroeg de journalist door. ‘Er is een basisdiscussie geweest tussen de ministers van telecommunicatie en een basisdocument tot samenwerking is ondertekend. Dit document bevat de omschrijving van de gemeenschappelijke doelstellingen en voorstellen tot het openstellen van de nationale systemen’. ‘En de timing ?’, vroeg de journalist snel door. ‘Er is een concrete timing opgenomen. De eerste resultaten dienen binnen de zes maanden beschikbaar te zijn’. ‘Is er een tekst ?’ ‘Die kan ik je bezorgen’. Het leek een pingpongspelletje tussen de journalist en de woordvoerster, waar de andere journalisten met genoegen naar luisterden en keken. Dit was het ‘echte spul’, woord en wederwoord van twee intelligente mensen, waar ze even van genoten. Tot het voorgerecht was de woordvoerster de speelbal van de leergierige journalisten. Ze verwenste Packa steeds verder. Plots besloot ze het over een andere boeg te gooien.
48
‘Zeg, wat vinden jullie van de communicatiestrategie van Packa ?’, vroeg ze plots. De korte stilte die volgde maakte duidelijk dat ze een belangrijk punt had aangeraakt. De journalisten keken elkaar even aan en schoten in de lach. ‘Zo slecht ?’, vroeg EJ beteuterd ? Uiteraard begonnen ze nog harder te lachen, tot ze doorhad dat ze niet met haar lachten, maar met het feit dat ze een idiote vraag stelde. Rechter en partij. Dit was niet het forum voor een dergelijke eerlijke vraag. Nu verwenste ze Packa recht naar de hel.
49
24 John tikte gedreven enkele opdrachten in en volgde op het scherm de evolutie. Eerst bleef het scherm zwart, maar de kleine verklikkerlichtjes aan de onderzijde van de draagbare computer gaven aan dat de harde schijf zeer hard aan het draaien was. Dit verontrustte John, hij bleef alert. Met een geconcentreerde trek rond de mond bleef hij de activiteit van de harde schijf opvolgen, maar omdat het scherm onveranderd bleef, haalde hij met enkele toetsaanslagen een klein programmaatje naar boven dat hij uit veiligheid altijd in de achtergrond liet draaien. Het was een beperkte firewall of bescherming tegen inbraak of poging tot misbruik van zijn systeem. ‘Vreemd’, zei hij, ‘mijn computer reageert niet als anders, er moet met de geheugenschijfjes geknoeid zijn. Een virus, een ander programma … ik moet het even nakijken’. ‘Zorg dat je de geheugenschijfjes niet kwijtspeelt !’, waarschuwde Angelina. ‘Ik weet wat ik doe, vrees niet’, maar mijn beveiligingsschild slaagt er niet in het programma op te sporen dat nu aan het werken is. Voor zover ik kan zien – en met enkele toetsaanslagen haalde hij enkele controleschermen naar voor – houdt het de instructies van het programma tegen, maar het programmaatje blijft proberen om iets om mijn harde schijf te schrijven, vandaar de lichtjes …’, zei hij luidop pratend in zichzelf. ‘O.k.’, zei hij verder, ‘Als de berg niet naar Mozes komt, zal Mozes naar de berg gaan. Tijd voor de grote middelen’, en hij haalde een zelf gebrande CD uit met daarop laconiek een doodshoofd gekrabbeld. Daaronder stond cryptisch : ‘hij die hier binnentreedt, laat alle hoop varen’. Angelina, die over de schouder van John mee aan het kijken was, zei niets, maar volgde de activiteiten met stijgende verbazing. Op de nieuwe CD stonden programma’s die het grote geweld van de kleine geheugenschijfjes wel aankonden. John manoeuvreerde behendig van het ene naar het andere scherm tot hij op een zijschermpje uit een lopende reeks getallen een vreemde conclusie trok. ‘Hebbes ! Een virus, en wat voor één’, zei hij, ‘het probeert … even kijken …. De harde schijf te wissen bij het inbrengen van het geheugenkaartje en het installeert daarvoor een klein robotje op de harde schijf. Het robotje … rapporteert aan … verdorie, opnieuw een versleuteld adres … en probeert nog … oei, een ander virus te lanceren. Angelina, dame, ik weet niet wie de eigenaar van de wagen is waarin je dit gevonden hebt, maar hij kent iets van de beveiliging van bestanden’. ‘Waarom denk je dat het een hij is ?’, vroeg Angelina, lichtjes verstoord. ‘Enkel bij wijze van spreken natuurlijk’, antwoordde John. ‘Om de beveiliging uit te schakelen moet je … shift-F12 indrukken samen met F3. Laten we dat doen. Ha. We zijn er door’, zei John. ‘Mijn lieve dame, Johny’s security services, altijd tot Uw dienst. Laten we even gaan kijken wat er op staat’, vervolgde hij. Angelina zei niets.
50
‘Grafische bestanden, maar geëncrypteerd’, zei hij tevreden, toen hij samen met de jonge agente het resultaat van de analyse van de bestanden bekeek. ‘Waarom zou iemand dit versleutelen ?’, vroeg ze verbaasd. ‘Ik denk dat je de vraag anders moet stellen : dit zijn kleine geheugenkaartjes die gebruikt worden in bijvoorbeeld digitale fototoestellen. Wat hierop staat, zijn waarschijnlijk geen normale foto’s. Het kunnen natuurlijk foto’s zijn, maar ik denk persoonlijk er andere zaken op staan’, zei John. ‘Wat dan ?’, vroeg ze gefascineerd. ‘De bestandsgrootte is vrij groot, volgens mij zijn het eerder fimpjes dan foto’s’, zei John. ‘Maar we kunnen het niet zien’, zei ze, ‘door die versleuteling’. ‘Nee’, zei hij, ‘ ik kan enkel zien met welk programma de maker het bestand heeft beveiligd. Hij gebruikte de standaardversleuteling van een veelgebruikte browser. ‘Wat betekent dit ?’, vroeg ze verbaasd. ‘Dat betekent dat de beveiliging minimaal is, maar voldoende om ons tegen te houden’ , antwoordde John automatisch,. ‘Kan je het ontcijferen ?’, vroeg ze daarna hoopvol. ‘Ik kan het proberen’, zei hij, ‘maar je moet wel weten waar je mee bezig bent. Je hield bewijsmateriaal achter en je vraagt mij dit te onderzoeken. Zou je niet beter het materiaal bij de rest voegen, zodat de rechercheurs een volledig beeld krijgen van de gebruiker van de wagen ?’. ‘Misschien wel’, zei ze, ‘maar niets wijst er voorlopig op dat de wagen iets met de vermoorde rijkswachter te maken heeft’. ‘Voorlopig’, zei John, ruw onderbroken door een loeiende sirene die het bureaublad in de kleine ruimte deed schudden. ‘Wat is dat ?’; vroeg ze geschrokken. Een collega gooide de deur open en riep naar binnen : ‘Schietpartij aan het Noordstation, alle hens aan dek. Mogelijk een agent gewond’. Toen hij de jonge agente herkende, voegde hij er aan toe : ‘het is op de plaats waar jij die wagen met de lekke band hebt teruggevonden, vlug, kom mee, dan gaan we kijken’. De agente had maar één ogenblik nodig om de ernst van de situatie in te zien. ‘Misschien verandert dit de zaak, zei ze ernstig, ‘hou de geheugenschijfjes alvast goed bij. Ik ga er naartoe’ en ze gespte haar dienstpistool vaster en volgde haar collega. Ze was snel om de hoek verdwenen. John keek haar bezorgd na. * ** ‘Ja, Catherine’, zei Jozef hijgend, want het kabinetsleven liet niet veel fysische ontspanning toe. ‘Je moet wel echt wanhopig zijn, om na zoveel jaar tweemaal binnen het uur terug in mijn leven te komen, zei ze plagend. ‘Grapjas’, hijgde hij verder van de snelle wandeling, ‘zeg me liever of je iets gevonden hebt’. ‘Nieuwsgierig ?’, plaagde ze verder. ‘La curiosité est du féminin’, antwoordde Jozef gevat. ‘In dit geval …’, ging ze verder. ‘Maar zeg het toch maar’, zei hij, want hij vreesde iets te zullen horen wat hij liever niet hoorde.
51
25 Het zit niet zo eenvoudig in elkaar, begon ze voorzichtig’, zei Catherine. ‘Ik hoor dat het geachte Kamerlid Delbecque door zijn partij is uitgestuurd om wat te stoken in de coalitie. Men wil testen hoever men kan gaan’. ‘Dat is toch niet moeilijk, het gebeurt altijd zo’, dacht Jozef luidop. ‘Toch niet, het is zoals je zelf aanhaalde vreemd dat Delbecque het vuur in de as blaast en niet een jonge onervaren parlementair, die ze later kunnen dumpen. Hierover hoor ik dat Delbecque er over moet waken dat de zaak niet uit de hand loopt, én dat hij is uitgestuurd door een kleinere groep in zijn partij, die een regeringskrisis wil uitlokken. Zonder dat zijn partijvoorzitter er van wist’. ‘Waw’, floot Jozef tussen zijn tanden, ‘Delbecque gaat een vuurtje stoken en Dieu – wat een veelgebruikte bijnaam was voor de partijvoorzitter van Delbecque – weet van niets. Dat zal snel vodden geven’. ‘Dat heeft al vodden gegeven, maar Delbecque trekt zich van niets aan’. ‘Wat als de groep rond Delbecque zijn zin doordrijft en solo gaat ?’, dacht Jozef luidop. Dan is het mogelijk dat de meerderheid breekt. Weet jij hoe groot de groep rond Delbecque is ?’, vroeg hij. ‘Nee, geen flauw idee, maar gering zal die zeker niet zijn, anders neem je een dergelijk risico toch niet’, zei Catherine. ‘Tenzij je zwaar in de problemen zit, natuurlijk’, redeneerde Jozef verder. ‘Goed, maar hoe komen zij aan de informatie over de gevangenneming van die vrouw ?’. ‘Het kan toeval zijn’, zei Catherine, ‘maar ik heb niets opgevangen over een lek bij de administratie’. ‘Ja’, beaamde hij, ‘het kan toeval zijn, maar ik geloof niet in toeval’. Hij stond op en begon te ijsberen in het bureau van de juriste. Plots leek hij een idee te hebben. ‘Goed, bedankt’, zei hij plots en hij gaf haar een zoen op de wangen. ‘Ik ga er maar eens vandoor’. ‘Wacht niet te lang om nogmaals langs te komen’, flapte Catherine er uit. Jozef hield even zijn pas in en keerde zich terug om, met de deurknop in de hand. Hij leek even te twijfelen. ‘Ik weet niet of dit een goed idee is’, zei hij zacht. ‘Ik ook niet, maar dat kan enkel de toekomst uitwijzen’, zei ze. Jozef zei niets, maar verliet de kamer en zocht geconcentreerd de weg naar buiten. Hij zag de journalisten niet, die elkaar zachtjes aanstootten en naar hem wezen toen hij voorbijkwam.
52
26 Op de plaats van de schietpartij was het een drukte van jewelste. Rond het door de politie afgespannen gedeelte, hadden zich drommen nieuwsgierigen gevormd, die elkaar wegduwden om ook maar niets van het schouwspel te missen. In het midden van de cirkel, eenzaam en stil tussen de heen en weer lopende politiemannen, lag een uitgestrekt wit laken. Onder het laken staken enkele vuile schoenen. Toen de jonge agente op dezelfde plaats aankwam, werd haar samen met haar collega’s opgedragen de nieuwsgierigen op een afstand te houden. Het parket diende nog ter plaatse af te stappen en enige speelruimte te krijgen. Teleurgesteld volgde ze de orders op en vatte post bij het roodwitte lint dat de plaats van het gebeuren nauwkeurig afbakende. Doordat ze met haar gezicht naar de mensen diende te staan, kon ze niets zien van wat zich achter haar afspeelde. Ze focuste zich dan maar op de mensen voor zich, die druk het gebeuren aan het bespreken waren. ‘Ik heb alles van ver gezien’, zei een klein jongetje met pikzwart kroezelhaar met een fiets in de hand. Zijn moeder, die nog de traditionele kledij droeg, reageerde niet. Ze zei iets in een vreemde taal. Het jongetje antwoordde in dezelfde taal terug. Verdomd, nu kon ze het niet meer volgen. Deze kans mocht ze echter niet laten schieten. Die sufkoppen van de recherche zouden de zaak weer vanop hun bureau willen oplossen, dacht ze en ze nam snel een beslissing. ‘Hallo, knul’, zei ze vriendelijk. Het jongetje keek verschrikt omhoog, naar het vriendelijk gezicht van de agente, maar zei niets. Zijn moeder trok hem dichterbij, terwijl ze iets in de vreemde taal tegen haar zei. Dat dacht ze toch, want ze begreep er niets van. Het jongetje bleef echter verschrikt haar richting uit kijken. ‘Jij spreekt Nederlands, dat heb ik zonet gehoord’, zei ze op een vriendelijke toon tegen de jongen, terwijl ze de vrouw geruststellend probeerde aan te kijken. De vrouw trok de jongen nog dichter tegen zich aan en draaide zich om en wilde weggaan. ‘Nee wacht’, riep ze uit, maar ze werd teruggeroepen door een barse stem die haar ter orde riep. ‘Michiels, sta daar niet te zeveren, kom hier en hou deze mensen tegen’, schreeuwde haar overste haar vanuit de verte toe. ‘Maar ik …’, begon ze en ze wilde zich omdraaien om te wijzen op de vrouw en het jongetje en wilde zeggen dat het kleine manneke wellicht iets wist’. ‘Haar overste keek haar echter met een priemende blik aan en insisteerde dat ze zich met de nieuwe opdracht zou bezighouden. Toen ze zich omdraaide om de vrouw te vragen nog even te wachten, was de plaats voor haar echter leeg. Een lange slungel van een jaar of 18 met onverzorgd haar had de plaats ingenomen. ‘Verdomd’, vloekte ze binnensmonds.
53
27 Packa was onvindbaar. Jozef probeerde alle telefoonnummers, codes, SMS-berichtjes en belde naar zoveel mogelijk mensen in de omgeving van de minister. Zelfs Rami wist niet waar hij zat, wat toch zelden voorkwam. Van EJ kreeg hij enkel een welgemeende vloek. Dit betekende dat ze alleen was en dat Packa haar een vervelend werkje had laten opknappen. Het enige wat hij wist van Guy, dat deze hem aan het Parlement had afgezet. Wat nu ? Hij kon toch geen opsporingsbevel uitvaardigen ? Jozef was intussen opnieuw op het kabinet aangekomen en begaf zich naar het bureau van Rami. De politieke kabinetschef was in vergadering toen hij het parlement verliet, maar hij zou maken dat ze samen iets konden eten. Tijdens de korte lunch zouden ze de toestand bespreken. Hij liep voorbij de grote onthaalbalie waar Amy rustig haar nagels zat te lakken. ‘Dag Amy, is het zo rustig ?’, vroeg hij in het voorbijgaan. Amy, die in dagdromen was verzonken, schrok op en kreeg een blos op de wangen toen ze de tweede kabinetschef herkende. ‘Eh, ja mijnheer de kabinetschef, antwoordde ze, iedereen schijnt blijkbaar te weten dat de minister er volgende week voor een weekje tussenuit trekt’, zei ze. ‘O ja, naar die vakantieganger ben ik eigenlijk op zoek, heb je hem niet gezien ?’, vroeg Jozef lachend. ‘Nee, mijnheer de kabinetschef, ik het hem vandaag nog niet gezien, kan ik hem een boodschap sturen ?’,vroeg Amy bezorgd. ‘Nee, laat maar’, sprak Jozef, hij komt wel weer boven’, en hij stapte het bureau van Rami binnen. * ** ‘Goed, laten we de zaken even op een rijtje zetten’, zei Rami, terwijl hij enkele pakken dossiers opzij schoof om wat meer ruimte te maken. ‘We hebben het vermoeden van Justitie dat een groepering het land wil destabiliseren, de fondsen hiervoor komen van een smokkel van … van foto’s ? We pakken hiervoor een vrouw op. Ik begrijp het niet goed. Dit feit wordt opgepikt door de Franstalige volksvertegenwoordiger Delbecque, die tegen de partijdiscipline in een robbertje armworstelen wil uitvoeren in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, met het risico de regering in gevaar te brengen. Mijn bronnen – Rami bemerkte de subtiele stemverheffing van Jozef niet eens op – wijten dit aan interne conflicten over de taalgrens. Alles lekt uit, en de eerste minister mag het van:middag gaan uitleggen”, zo vatte Jozef de stand van zaken samen. ‘Welke bewijzen hebben ze voor die destabiliserende groepering ?’, vroeg Rami. ‘Vandrijfheuvel bleef zeer cryptisch. Waarschijnlijk om het risico op lekken te beperken, maar het verleden kan je niet meer veranderen, de toekomst wel. Hij zit ook verveeld met de zaak’, antwoordde Jozef. ‘Hoeveel weet Delbecque van die verdachte groepering ?’, vroeg Rami. ‘Dat is onduidelijk. Ik vermoed dat hij toch enige informatie heeft, anders zou hij geen dergelijke show aankondigen vanmiddag in de Kamer. Maar concreet weet ik niets’, zei Jozef. ‘Wat zegt de kabinetschef van de Premier hiervan ?’, zei Rami. 54
‘Ik heb hem nog niet gehoord. Hij zal het wel alleen oplossen. Of dat denkt hij tenminste’’, zei Jozef. ‘O.k., wat doen wij dan ?’, vroeg Rami. ‘Wat denk je ?’’, vroeg Jozef. ‘Volgens mij wordt er een vuil spelletje gespeeld’, zei Rami, ‘en je hebt gelijk dat je het opvolgt. Zolang het vanmiddag in de Kamer rustig blijft, dient onze minister, waar is hij overigens , er zich niet mee te moeien. Indien het tot een conflict komt, moeten we klaarstaan’. ‘Ik contacteer Justitie om te zien of er daar iets nieuws is’, zei Jozef. ‘Dan stond het al lang in de krant, niet ?’, grinnikte Rami, en hij stond op en nam zijn kostuumjas op om naar de volgende vergadering te gaan. Jozef bleef rustig aan de tafel, met het dossier voor hem, zitten. Er was iets dat hem niet zinde. Er was iets vreemds aan de ganse bedoening. Maar wat ?
55
28 Terug op het bureau nam agente Michiels onmiddellijk contact op met de FCCU in de Notelaarstraat en vroeg naar John. ‘Hi John’, zei ze bezorgd, ‘heb je de geheugenschijfjes nog ?’ ‘Natuurlijk !’, zei hij, ‘maar ik blijf van mening dat je ze moet inleveren als bewijsstuk’, antwoordde hij. ‘Zeg me eerst wat je ontdekt hebt’, vroeg ze verder alsof ze de eerste opmerking niet had gehoord. ‘Nieuwsgierig Aagje ! Maar goed, ik zal je niet langer plagen. Er staan een aantal grote bestanden op dat schijfje, geen foto’s, zoals ik eerst dacht maar grafische bestanden en waarschijnlijk enkele tekstbestanden. Alles is echter beveiligd. Er is echter’ … en hier aarzelde hij even bewust. ‘Ja’, drong ze nieuwsgierig aan. ‘Er is echter één bestandje, een minimaal beveiligd tekstbestandje, dat men had gewist van het schijfje, maar dat ik kon herstellen. Waarschijnlijk is men vergeten dat het er op stond’, zei John. ‘En, wat stond er op ?’, vroeg ze snel, want ze voelde de adrenaline in haar aderen harder stromen. ‘Het was een klein tekstbestandje, met een korte uitleg in het Engels, waarbij wordt uitgelegd wat er met de grotere bestanden gedaan moet worden om ze te kunnen lezen, ze te kopiëren en te openen. Er stond echter geen wachtwoord of zo bij, zo slim waren ze wel’. ‘Oh’, zei ze teleurgesteld, ‘is dit alles ?’ ‘Ik vrees van wel, maar wat intrigerend was, er stond nog een klein zinnetje onderaan de tekst, waar ik geen verklaring voor heb’, zei John. ‘En wat is dat zinnetje ?’, vroeg ze nieuwsgierig. ‘Je hebt geen andere plicht, dan voor je dromen te vechten’, zei hij. ‘Waw, mooi gezegd, maar ik begrijp er in deze context ook niets van’, zei ze. ‘Goed, wat doen we nu ?’, vroeg John directief, want hij wilde dat ze zou beslissen om het bewijsmateriaal in te leveren. ‘Als je me de schijfjes teruggeeft, zal ik ze binnenbrengen’, zei ze, ‘je hebt waarschijnlijk gelijk. Ik had ze nooit mogen meenemen’. ‘Gedane zaken nemen geen keer’, zei hij, ‘maar wat ik eigenlijk zou voorstellen is het volgende. In het verleden heb ik nog samengewerkt met de kabinetschef van Packa, die van Telecommunicatie. Die kabinetschef heeft contacten in de Verenigde Staten, waar het misschien wel mogelijk is om de bestanden te ontcijferen. Als je wil bel ik hem even en breng ik hem op de hoogte van de stand van zaken’. ‘Als je dat zou willen doen’, zei ze enthousiast, ‘geef je me een seintje als je iets meer weet ?’ ‘Absoluut’, zei John, ‘over en uit, maar eh … voor ik het vergeet, hoe is de schietpartij afgelopen ?’. ‘Daar vertel ik je later wel iets meer over. Ik wordt opgeroepen. Je geeft me zeker een seintje, hé. Tot later en bedankt’, en ze sloot de verbinding. ‘Ook bedankt’, zei John, en ook hij legde de hoorn neer. Hij zag de nieuwsgierige blik al in de ogen van zijn collega, Jacques, die toevallig het laatste gedeelte van het gesprek had gehoord. ‘Waar ben je nu weer mee bezig ?’, vroeg Jacques lachend. Ik hoorde je spreken van de kabinetschef van Packa en van de Verenigde Staten. Is er een nieuw virus gesignaleerd ?’ 56
‘Nee, nee’, zei John, en hij deed hem in korte woorden het volledige verhaal. * ** Jarvis had het kabinet even verlaten om bij de Italiaan om de hoek een broodje te halen. Zijn collega, Eliza Debode, liep even met hem mee. ‘Hoe ging het, Jarvis, in de Raad van Europa ?’, vroeg ze terwijl ze haar GSM wegstak. ‘Goed, eerst hadden we die voorbereidende vergadering, waar we vrij snel een akkoord hadden, en op de tweede vergadering, met de ministers er bij heeft onze minister het min of meer afgerond’, zei Jarvis. ‘Zweeft hij weer, of staat hij nog met zijn voeten op de grond ?’, voegde Eliza er aan toe. ‘Wie met beide voeten op de grond blijft staan, komt moeilijk vooruit’, grinnikte Jarvis. ‘Je weet wel wat ik bedoel’, zei Eliza met gespeelde verontwaardiging. ‘Hij zweeft weer een beetje, zoals altijd’, antwoordde Jarvis, ‘hij was zenuwachtig in het begin, maar in het midden van de vergadering heeft hij zich goed herpakt’. ‘Hij zat al met zijn gedachten op vakantie zeker ?’, lachte Eliza. ‘Ik weet het niet, zijn gedachten zaten allicht elders, maar waar, dat kan ik je niet zeggen. Een vreemde psychologische gedachtekronkel zeker’, grapte Jarvis die hiermee de basisopleiding van zijn minister bedoelde. ‘Waar ben jij mee bezig ?’, vroeg Jarvis verder. ‘De aanpassing van een beheerscontract, saaie boel, maar te belangrijk om niet oplettend te zijn’, zuchtte Eliza, die even haar pas versnelde. Jarvis glimlachte even, want van juridische teksten kreeg hij de kriebels. Op dat moment begon zijn GSM te biepen. Snel stak hij het luidsprekertje in zijn oor en hij beantwoordde de oproep. Eliza deed hem teken zijn stem wat te verstillen, want met het luidsprekertje in je oor en het microfoontje bij de mond heb je de neiging om luider te spreken. Naarmate het korte gesprek vorderde, verstrakte zijn gezicht. Zijn pas vertraagde, tot hij stilstond. ‘Ik kom er aan, Jozef’, zei hij en hij verbrak het gesprek. ‘Eliza, kan je voor mij een broodje halen, ik moet onmiddellijk terugkeren ?’, vroeg hij snel. ‘Natuurlijk, Jarvis, waarover gaat het ?’, vroeg ze nieuwsgierig. ‘Ik weet het niet, Jozef bleef vrij summier. Hij zij enkel dat het ging over die parlementaire vraag vanmiddag in de Kamer’, en hij zette het op een lopen, terug naar het kabinet. Eliza vervolgde hoofdschuddend haar weg naar de broodjeszaak.
57
29 Op het kabinet liep het tegen één uur aan, en er was nog altijd geen spoor van de minister. Jozef begon zich lichtjes ongerust te maken. Binnen een uur diende hij in de Kamer te zijn, maar hij was niet te zien. Rami was verdwenen naar de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs van zijn partij, maar zou een seintje geven van zodra hij de minister zag, of van iets meer wist. Zo kende Jozef de minister niet. Probeerde hij zijn verantwoordelijkheid te ontlopen ? Was er iets anders waar hij niets van wist ? Hij zou toch geen domme dingen doen, afgaande op zijn eigen intuïtie, enkel uit koppigheid om in te gaan tegen zijn adviseurs? ‘Wie is nu de minister’, zei hij uitdagend toen ze er op een onbewaakt moment over spraken. ‘U, natuurlijk, maar de tijd van de onfeilbaarheid van een minister is al lang voorbij, indien U dit wil, moet U maar in Rome te rade gaan bij iemand die dit al lange tijd nog altijd van zichzelf gelooft, maar Uw onverzettelijkheid maakt U momenteel geen goede minister’, had hij gezegd waarop Packa hem had buiten gegooid. Een kwartier later hadden ze het bijgelegd en was het incident vlug vergeten, maar de onvoorspelbaarheid waarmee Packa in sommige dossiers te werk ging, bleef exemplarisch. Plots zwaaide de deur van zijn bureau, die normaal gezien bewaakt werd door zijn trouwe secretaresse, open en de minister kwam met veel bravoure binnen. ‘Mijnheer de minister, eindelijk, waar hebt U gezeten ?’, vroeg Jozef verbaasd, hoewel hij de pretlichtjes in de ogen van Packa al had opgemerkt. ‘Ik ben undercover geweest, mijn beste Jozef’, zei Packa. ‘Op zoek naar een antwoord op de vraag waarom Delbecque vanmiddag een stunt zal uithalen in de Kamer’. ‘En, hebt U iets ontdekt ?’, vroeg Jozef nieuwsgierig. ‘Later, mijn beste, later’, zei Packa. ‘Maar de zitting is om twee uur, binnen goed drie kwartier’, zei Jozef. ‘Dat klopt, Jozef, maar laat me nu even mijn plannetje uitbroeden’, zei hij en hij hield de deur al terug open. ‘Kom me om kwart voor twee halen in mijn bureau’, zei Packa, ‘ik moet nog enkele telefoontjes doen. ‘Ja, mijnheer de minister’, zei Jozef, terwijl hij de verdwijnende Packa met verbazing gadesloeg. * ** De jonge adviseur kwam stomend het bureau van Jozef binnen. ‘Wat kan ik voor U doen, mijnheer de kabinetschef ?’, vroeg hij hijgend. ‘Waar is EJ, Jarvis ?’, vroeg Jozef nadenkend ? ‘Dat weet ik niet, mijnheer de kabinetschef’, zei Jarvis. ‘Jozef, Jarvis, zeg maar Jozef, we zijn hier toch onder elkaar. Jarvis, kan jij iets voor mij doen ? Iets vertrouwelijks ?’. ‘Natuurlijk, zegt U het maar’, zei Jarvis. ‘Welnu, zei hij, ik dacht aan het volgende …’ 58
* ** De dienst van de jonge agente, Angelina Michiels, liep af. Met enige tegenzin legde ze haar dienstmateriaal in het kastje in de kleedkamer en ze overliep in gedachten de voorbije uren. Een vermoorde rijkswachter aan het Noordstation, een wagen met platte band, met daarin enkele geheugenschijfjes, een schietpartij met een dode. Allemaal scherpe, naakte feiten, enkel in chronologie met elkaar verbonden. Of was er meer ? Wat als die rijkswachter iets te maken had met de man die de auto achterliet. De rijkswachter, die volgens zijn badge in Zaventem werkte, kan de man achtervolgd hebben tot in het Noordstation, waar de Airport express stopt. Daarna kon de man op zoek gegaan zijn naar zijn auto. De man ontdekt zijn achtervolger, er ontstaat een handgemeen en de rijkswachter krijgt rake klappen. De man laat de rijkswachter achter op een braakliggend stuk grond en probeert te verdwijnen. Door toeval – als je al het glas van gebroken autoruiten rond het Noordstation toeval kan noemen natuurlijk – rijdt de man zijn banden lek en hij wordt opgemerkt door een wakkere burger. Na enig aandringen vertelt die burger, de garagehouder, ons wat hij heeft gezien. De man is echter iets vergeten in de wagen. Geheugenschijfjes vol vreemde bestanden, die goed beveiligd zijn. De man moet dus terug. Bij zijn terugkomst wordt hij herkend. Er ontstaat een schietpartij. De garagehouder blijft dood achter. De politieman is enkel gewond. De dader is op de vlucht, zonder de geheugenschijfjes. Het was een gok natuurlijk, maar geen onlogische. Wat was er toch met die schijfjes. Misschien kon John meer te weten komen bij die kabinetschef waar hij zoveel vertrouwen in stelt. Hij had de schijfjes. Misschien was het inderdaad beter dat hij ze doorgaf aan Justitie. Binnenkomende vrouwelijke collega’s hadden de in zichzelf gekeerde jonge agente in de kleedkamer opgemerkt en begonnen er grapjes over te maken. ‘Hee, Michiels, ben je aan het nadenken hoe je het verkeer moet regelen aan de Pachecolaan ?’, riep er een die probeerde leuk te doen. Verstoord schrok ze op uit haar gedachten en ze keek even verstrooid rond. ‘Groen, oranje, rood, Michiels, is dat nu zo moeilijk’, begonnen twee andere collega’s mee te doen. ‘Ach, onnozelaars, is dit alles waar jullie aan kunnen denken ?’, zei ze scherp. ‘Ho, ho, ze is op haar teentjes getrapt ! Nee hoor, we denken nog liever aan mannen, aan stoere binken’, plaagden de collega’s verder, niet onverdacht omdat ze Michiels nog nooit over vriendjes hadden horen spreken en ze te nieuwsgierig waren om dat zomaar te laten staan. Het roddelcircuit diende gevoed te worden. ‘Jullie denken alleen aan mannen, je bent geen haar beter dan de mannen die enkel aan vrouwen denken. Ik durf wedden dat er aan de binnenzijde van jullie kastje een mannelijke pin-up hangt’, antwoordde ze verder. ‘Ach ja, is dat zo ?’, stootte de ene agente de andere aan, aan wie de vraag was gericht. Langzaam opende de tweede agente haar kastje terwijl de eerste over haar schouder mee gluurde. ‘Verdomd, ze heeft nog gelijk ook, hoe wist ze dat ?’, vroeg de eerste. Maar Angelina was reeds verdwenen. 59
60
30 De openingszitting in de Kamer begon met de gebruikelijke plechtige ceremonie. Minuten voor de zitting begint, gonzen de gangen rond de plenaire vergadering van de bedrijvigheid, kamerleden en senatoren lopen af en aan, medewerkers glippen snel tussen het hoge volk om nog een dringende opdracht te voldoen. Het schouwspel wordt meestal vanop afstand gade geslagen door de huisbewaarders, die voor de plenaire vergaderingen hun doordeweeks ceremonieel pak inruilen voor dat van de plenaire vergadering. De gangen rond het halfrond van de Kamer van volksvertegenwoordigers stralen een oude fierheid en grandeur uit. Op het parket liggen dikke tapijten in de groene kleur van de Kamer, afgeboord met gouden kroontjes. In de gangen staren borstbeelden van de vorige eerste ministers zwijgend naar de nieuwe generatie parlementaire, met in de achtergrond grote en prachtige schilderijen met gekende taferelen uit alle Provincies. De Kamer van Volksvertegenwoordigers roept de sfeer op van een museum, van een vervlogen traditie. Wanneer de voorzitter van de Kamer binnenkomt, kondigt een huisbewaarder dit met luide stem aan, en alle kamerleden gaan even plechtig staan. Daarna verklaart hij de zitting voor geopend en beginnen de werkzaamheden. De regering zit op de eerste rij van het halfrond. Voor het verhoog waarop de voorzitter zit, staan twee spreekgestoeltes naar elkaar toe gekeerd, een initiatief van een vorige kamervoorzitter om wat meer animo in het debat te krijgen en de vragende volksvertegenwoordiger en de ondervraagde minister naar elkaar te laten kijken. ‘Aan de orde zijn de parlementaire mondelinge vragen, de eerste is de vraag van de geachte volksvertegenwoordiger Delbecque aan de minister van Justitie inzake een nieuw complot om het land te destabiliseren.’, sprak de voorzitter plechtig. De vrager en de ondervraagde minister stapten beide naar voor en Delbecque nam het woord. Packa, die reeds aanwezig was in de zaal, wenste zijn collega van Justitie met een knikje succes toe. Jozef had zich op de ambtenarentribune geïnstalleerd, naast een vaste telefoon waarmee zijn minister hem kon bereiken Net toen de volksvertegenwoordiger aan het voorlezen van zijn vraag wilde beginnen, liet de GSM van Packa twee scherpe biepjes horen. Verstoord keek de voorzitter zijn richting uit. Packa was het verdomde ding vergeten af te zetten. Hij kende echter de allergie van de Kamervoorzitter voor het storen van de zittingen door rinkelende GSM’s en zette het ding snel af, terwijl hij een verontschuldigende beweging maakte naar de Kamervoorzitter. Hij had het gevoel dat iedereen naar hem keek ‘Als ook de minister van Telecommunicatie zijn verantwoordelijkheden even niet te praktisch wil beoefenen, kunnen we hernemen’, zei de voorzitter ijzig. Mijnheer Delbecque, aan U het woord. In een ooghoek zag Packa hoe Jarvis Jozef op de tribune op dat moment aanstootte. Vreemd. Wat zou dat zijn ? Ze deden zo druk. Het zag er dringend uit. Jozef en Jarvis verlieten snel de ambtenarentribune. Ze hadden zelfs geen tijd voor een blik van verstandhouding. Ze stormden de kleine, verborgen kronkeltrap af en kwamen door een
61
zijdeurtje terug in de brede gangen naast de plenaire vergadering terecht. Jozef beende met grote stappen weg van de plenaire vergadering, in de richting van de bureaus van de diensten. In de brede gangen was het gevoelig rustiger dan tevoren. Alle parlementairen bevonden zich in het halfrond. De huisbewaarders konden even ademhalen. Jozef zei geen woord, maar haastte zich verder, met Jarvis in zijn kielzog. Toen zijn GSM trilde, nam hij niet op. Hij wist dat het Packa zou zijn. * ** Angelina Michiels was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Van jongsaf aan had ze zich meer geïnteresseerd in vechtsporten dan in ballet en uit haar nieuwsgierigheid en sociaal engagement was haar keuze gegroeid om bij de politie te gaan. Ze was vlot door de verschillende jaren geraakt en was toen reeds opgevallen door haar snel bevattingsvermogen en haar doorzetting. Haar enige nadeel was haar nieuwsgierigheid, maar is dat een nadeel ? Ze was na haar dienst teruggegaan naar het Noordstation, om er het kind te zoeken dat alles had zien gebeuren. Ze had reeds een dode garagist en een gewonde agent. Ze zou beter opletten. Even overwoog ze John te bellen, met de vraag om haar te vergezellen, maar de nieuwsgierigheid nam snel de overhand. Toen ze de plek van het gebeurde in de verte zag, stopte ze even en keek ze rond. Ze zocht winkels, voedingswinkels, want de kans was groot dat de moeder en haar zoontje in de buurt woonden en bekend zouden zijn bij winkeliers. De moeilijkheid zou echter zijn het tweetal te beschrijven. Ze probeerde zich een opvallend detail van de moeder of van het jongetje voor de geest te halen. Daarvoor diende ze haar hersenen te pijnigen. Gelukkig hielp het om terug in de buurt te zijn van het gebeurde. Dat versnelt de herinnering. Ja, dit kan iets zijn, dacht ze in zichzelf. Dit kan ik even proberen. En ze stapte resoluut de dichtste kruidenier binnen, op enkele honderden meter van de plaats van de schietpartij. * ** Jarvis wist niet waar hij naar toe werd gesleept. Ze liepen trap op en trap af, door verschillende gangen. Af en toe veranderde het uitzicht van de gangen, naargelang ze verder afdwaalden van het protocollaire gedeelte werd de aankleding minder barokkerig en vooral minder onderhouden. Na een drietal gangen sloegen ze een doodlopende gang in. ‘Diensten van de Quaestuur – administratieve diensten’ las hij in de vlucht op een vergeeld bordje. Waar sleepte Jozef hem nu mee naar toe. Bij iets wat een voorraadkamertje leek, hield hij stil. Zachtjes klopte hij op de deur. ‘Binnen’, riep een vriendelijke stem. Toen Jarvis samen met Jozef binnenstapte, zag hij een knappe dame zitten, die hij begin de dertig schatte. Vergiste hij zich of vertrok haar gezicht even toen hij na Jozef de stapelruimte binnenstapte ?
62
‘Dag Catherine’, zei Jozef, ‘dit is Jarvis Langhe, één van mijn medewerkers. Ik heb hem meegebracht omdat hij ook zou horen wat je me wil vertellen. Je kan hem honderd procent vertouwen, ga je gang’. ‘Dag Jarvis’, zei Catherine, ‘ het spijt me dat we op deze manier moeten kennismaken, maar dit is de informatie die ik net te horen kreeg’. Ze haalde even diep adem. ‘Delbecque is een afleidingsmanoeuvre, zei ze, ze willen met een aantrekkelijk verhaal de pers naar de Kamerzitting van vandaag lokken, maar de bom zal niet barsten bij Delbecque, maar bij Delfosse’. Delfosse was een veel radicalere partijgenoot van Delbecque, een veertiger die geen blad voor de mond nam en die de reputatie had betrokken te zijn in heel wat louche zaakjes. ‘Waarom Delfosse ?’, zei Jozef. ‘Omdat hij iets weet over een belangrijk regeringslid’, zei Catherine. ‘Over wie ?’, vroeg hij verder. ‘Kan je het niet raden ?’, vroeg ze voorzichtig. ‘Nee, niet onmiddellijk, zeg het maar’, antwoordde Jozef. ‘Over Packa, ze willen Packa hebben’. ‘Waarom ?’ ‘Ik las iets over een licentiedossier’, zei Catherine. ‘Je las iets ?’ vroeg Jozef verbaasd. ‘Ja, een interne nota van de partij van Delfosse, een slordiger secretaresse liet de nota achter op een kopieapparaat. Hier is het’, zei ze Jozef nam het papier aan en las het snel door. ‘Hier, Jarvis’, zei hij, ‘steek dit in een enveloppe en bezorg het zo snel mogelijk aan de minister. Ik ga enkele telefoontjes doen. Jarvis vertrok als een wervelwind. Jozef bleef nog even achter. ‘Schat, we kunnen elkaar op deze manier niet blijven ontmoeten’, knipoogde hij, toen hij de ruimte verliet. ‘Ik weet het’, zei Catherine onhoorbaar en ze draaide zich snel om. Ook Jozef haastte zich naar boven en vroeg aan een huisbewaarder het directe nummer van het toestel van Packa in de plenaire vergadering. ‘Dat, dat kan ik U niet geven, mijnheer, ik ken U niet, U kan wel zeggen dat U de kabinetschef bent van de minister, maar iedereen kan dit zeggen. Op zo’n moment kon Jozef wel ontploffen. ‘Het is in orde, George, hij is wie hij zegt te zijn, geef hem dat verdomde telefoonnummer maar’, zei een zware stem op de achtergrond. Jozef draaide zich langzaam om.
63
31 ‘Vandaar de volgende vragen aan U, mijnheer de minister’, zei Delbecque rustig. ‘Vooreerst naar de feiten. 1. Werd door de politiediensten een vrouw opgepakt, die verdacht wordt van staatsgevaarlijke activiteiten ? 2. hoe lang is de regering hier reeds van op de hoogte ? 3. welke initiatieven heeft de regering genomen om de correctheid van de vermoedens na te gaan ? en 4. over welke activiteiten gaat het en hoe ernstig worden deze ingeschat ?’. Delbecque pauzeerde geduldig na elke zin om het effect van zijn woorden te verhogen. Packa lag nonchalant in de regeringsstoel en ook de minister van Justitie wachtte ontspannen het einde van de vragenlijst af. Jarvis bereikte als eerste de ingangsdeur van de plenaire vergadering, waar enkele bodes er over waakten dat geen onbevoegden toegang krijgen tot het halfrond tijdens de vergaderingen. ‘Kan U dit … eh … papier in een enveloppe steken en aan de Minister van Telecommunicatie bezorgen ?’, hijgde Jarvis, terwijl hij nadrukkelijk wees op het papier in zijn hand. Nadat hij het aan de bode had gegeven, bleef hij het nauwlettend in de gaten houden. ‘Natuurlijk en U bent …’, vroeg de grijze bode in het ceremoniële lakeienpak vriendelijk. ‘Zijn medewerker, zegt U maar dat zijn medewerker terug gaat naar de tribune’, zei Jarvis en hij bleef de bode volgen totdat hij de zware houten deuren van het halfrond door was, waardoor het rumoer vanuit de zaal plots luider op hem toekwam. Jarvis vertrok terug naar de tribunes, grijnzend nagekeken door de andere bodes, die wel meer opgejaagde adviseurs, zowel van parlementsleden of van ministers aan de deur kregen. Packa kreeg de enveloppe op het moment dat Jozef hem kon bellen. Verbaasd nam Packa de hoorn op. * ** De buitenlandse kruidenier bleef vriendelijk knikken, maar Angelina besefte dat hij haar waarschijnlijk niet begreep. Hoe leg je in godsnaam uit in een taal die je niet kent dat je een jongetje zoekt, met zo’n trapfiets, een step, met een moeder in traditionele kledij. Ze bleef maar wijzen en proberen, ze deed een fiets na en een oudere dame in traditionele kledij gehuld. Rond haar begon zich een kringetje geïnteresseerden te vormen, andere klanten, die evenmin begrepen waar ze het over had. In dezelfde vreemde taal spraken ze tegen elkaar, terwijl ze grapjes maakten en grinnikend naar haar keken. ‘Genoeg gelachen’, zei plots een vriendelijke stem, ‘wat zoek je ?’. ‘Ze keek even verbaasd op en voelde zich plots belachelijk. Ze keek in de ogen van een collega-agent, die ook zijn dienst achter de rug had. De omstanders trokken zich glimlachend verder terug. ‘Angelina, ben je nog bezig met je dienst of zo ? Ik hoorde je een vreemde uitleg doen. Zoek je iemand ?’, vroeg Walid. 64
‘Inderdaad’, zei ze. En ze vertelde hem kort waarnaar ze op zoek was. ‘Ik kan je helpen’, zei hij, ‘als je wil natuurlijk. Ik spreek de taal, je zoekt dus een jongetje met een step,, die hier vanmiddag met zijn moeder kan langsgekomen zijn. Je enige kenmerk is de step van het jongetje, waarop een opvallende Winnie de Poeh sticker kleefde’. ‘Ja’, zuchtte ze terwijl ze besefte dat ze eigenlijk aan een onmogelijke opdracht begonnen was. ‘Goed, we zullen zien’, zei de man en hij sprak de kruidenier in zijn eigen taal aan. De man luisterde aandachtig en begon langzaam te knikken. ‘Hij weet het niet’, zei Walid toen hij terug kwam. ‘Wat hij wil doen is even rondbellen. De buurt hier is een hechte gemeenschap van mensen uit dezelfde streek. Meestal kennen ze elkaar wel. Wacht je even ?’ ‘Ja’, zei ze, ‘alleen zal ik er toch niets van terecht brengen’. Haar collega glimlachte even en ging terug naar de winkelier, die druk aan het bellen was. Gelukkig was het vrij rustig in de winkel. Kort daarna riep hij haar. Er klonk iets van opwinding in zijn stem. ‘Michiels, kom eens hier ? Ik denk dat we iets hebben’. Snel haastte ze zich naar voor. * ** ‘Brecht, ik ben het, Jozef, we zijn er aan het in lopen’, sprak hij gehaast. ‘Hoezo Jozef ?’, zei Packa terwijl hij zich op de harde regringsbank wat rechter zette om aandachtiger te luisteren. Tezelfdertijd probeerde hij het antwoord van de minister van Justitie te volgen. ‘Het doel van het politieke spelletje deze namiddag is niet Verabeele of de regering maar Packa, ze gaan je pakken op de licenties die je hebt getekend voor de WLL5. Je hebt die pas getekend en er is al hommeles over’. ‘Rustig, Jozef, Ik weet het’, zei Packa. ‘U weet wat ?’, vroeg Jozef verbaasd. ‘Ik weet wat ze gaan proberen, ik ben voorbereid’, zei hij laconiek. Op het spreekgestoelte gaf de Minister van Justitie een kort en zakelijk antwoord op de vragen van Delbecque. Het waren natuurlijk retorische vragen, waarvan hij de antwoorden kende, maar in cauda venenum, het venijn zit in de staart. Na de formele antwoorden hebben zowel de volksvertegenwoordiger als de minister recht op een repliek. Vaak wordt die repliek, die bedoeld is om een korte reactie te geven op het antwoord van de minister gebruikt om bijkomende vragen te stellen, waarop de minister zonder voorbereiding zou moeten antwoorden. Het zou niet de eerste keer zijn dat de kamervoorzitter een minister, die hierdoor in nauwe schoentjes komt te zitten, moet redden. ‘Hoe …’, vroeg Jozef.
5
Wireless Local Loop (WLL), draadloze verbinding voor telecommunicatie tussen een eindgebruiker en een netwerk.
65
‘Ik weet sinds twee uur wat hun bedoeling is, ik heb me kort voorbereid, ze zullen van een kale reis terugkomen’, zei Packa. ‘Ik leg het je later wel uit’, en hij concentreerde zich op het retorische steekspel dat zich voor hem afspeelde. ‘Is dit alles was de regering hierop kan antwoorden ?’, vroeg Delbecque plots heel wat scherper. ‘Als ik als Minister van Justitie dergelijke aanwijzingen zou krijgen over gevaarlijke splintergroeperingen, zou ik met grote middelen een onderzoek starten. Ik zou dit uitpluizen tot op het bot. Waarom gebeurt dit niet ? Waarom brengt U ons, de burgers van dit land, op een dergelijke manier in gevaar ? Mijnheer de minister, indien U hiertoe niet in staat bent, vraag ik dat U de eer aan Uzelf houdt en aftreedt !’ De Minister van Justitie had verwacht dat ze de grote kannonnen zouden uithalen voor deze zaak, maar niet dat ze zover zouden gaan om zijn aftreden te vragen. Hij hapte even naar adem. ‘Geacht heer volksvertegenwoordiger, zei hij terwijl hij zich herpakte, ‘Uw insinuaties zijn onterecht en ongepast. De regering besteedt de juiste aandacht aan het probleem. Niet minder dan vijftig mensen van politie en gerecht zijn bezig met het onderzoek. Dit onderzoek vordert goed, we hebben meerdere aanwijzingen en volgen verschillende sporen. U weet dat ik in het belang van het onderzoek niets meer kan zeggen, maar U weet ook dat wat U beweert zeer onvolledig is. Als U in dit stadium beschuldigingen uit die U niet kan hardmaken en U lichtzinnig de regering onbekwaamheid verwijt, dan raad ik U aan eens diep in Uw hart te kijken. De waarheid heeft ook haar rechten. Het is Uw plicht om als oppositie de regering kritisch te volgen, maar dergelijke lichtzinnige beweringen maken U ongeloofwaardig’. Marc, je laat je vangen, dacht Packa. Reageer daar toch niet op, wordt toch niet emotioneel. De Kamervoorzitter, die in de gaten had in welke richting het debat uitging, kwam tussenbeide en vroeg de vraagsteller bij de vraag te blijven en de minister bij het antwoord. ‘Indien indien hier niets aan toe te voegen is’, zei hij streng, ‘dan beschouw ik dit incident als gesloten. L’incident est clos’. Aan de orde is de vraag van het geacht lid Delfosse aan de Minister van Telecommunicatie inzake het vergunningenbeleid voor nieuwe technologieën. Op verschillende banken gingen parlementsleden wat rechter zitten.
66
32 De gevangen genomen vrouw kwijnde verder weg in haar cel. Haar toestand verslechterde zienderogen. ‘Ze moet onder zeer zware stress gestaan hebben’, zei de gevangenisdokter, die haar om het half uur bezocht. Ze wordt geprangd tussen twee onmogelijke keuzes. Zelfbehoud en dat van haar baby en de opdracht die ze had, waarover ze niets wil vrijgeven. ‘Wat kan er haar helpen, dokter ?’, vroeg de jonge ondervrager bezorgd. ‘Haar baby uiteraard, of indien dat nog niet mogelijk is een vast vertrouwen dat ze in goede handen is. Ze voelt zich ontzettend schuldig over het gebeurde. Probeer haar te laten praten, dat kan haar ontladen. We ze nodig heeft is een catharsis, een zuivering’. De jonge ondervrager knikte begrijpend. ‘Ik wil het proberen, zei hij terwijl hij zijn oudere collega aankeek.‘ ‘Doe maar jongen, het zal je misschien wat afleiden’, zei hij bezorgd. ‘Maar rapporteer alle bijkomende informatie onmiddellijk aan mij. Dan kunnen we de rest van het apparaat in gang zetten. We moeten die baby en die kidnappers vinden. ‘Hoe houdt hij zich ?’, vroeg de dokter aan de oudere collega die een eindje met hem meeliep. ‘Hij houdt zich goed, vind ik, maar het was een zeer zware klap, te horen dat hij besmet kon zijn met de ziekte. En dan nog door een stomme krabbel’, zei de oudere. ‘Er zat bloed aan haar handen, ze heeft zich ergens bezeerd, of had zich uit angst de handen opengekrabd’, antwoordde de dokter. ‘Hoe groot is de kans dat hij werkelijk besmet is ?’, vroeg de oudere ondervrager. ‘Ik durf het niet echt zeggen. Als de vrouw besmet is, dan is het een dubbeltje op z’n kant. Als ze niet besmet is, dan heeft hij ontzettend veel geluk gehad. Ik geef hem een faire kans dat het niets is’, besloot de dokter. ‘Ik hoop het van harte’, zei z’n collega en hij liet de dokter buiten. Door de lucht, waarin de donkere wolken zich samenpakten, kliefde een felle bliksemschicht.
67
33 ‘Hier is het’, zei Walid, terwijl hij een klein maar verzorgd rijhuis aanwees. De kruidenier had vrij snel gevonden wie ze zochten en had hen een adres in de buurt meegegeven. Angelina had hem uitgebreid bedankt, maar de man had dit vriendelijk afgewimpeld. Hij had opnieuw iets geantwoord in de taal die zij niet begreep. Zowel de kruidenier als Walid waren daarop in de lach geschoten. Pas buiten had Walid haar willen zeggen wat de man had geantwoord. ‘Hij vond je optreden zo goed, dat je terug mag komen’, had hij gezegd. Dat leverde hem een fikse por in de ribben op. Walid belde aan. De vrouw, die ze onmiddellijk herkende als de moeder van de jongen, deed open en schrok toen ze de twee politiemensen zag, die zelfs zonder uniform autoriteit uitstraalden. Eerst probeerde ze de deur te sluiten, maar Walid begon rustig op haar in te spreken. Na enkele minuten was ze bereid hen binnen te laten, op voorwaarde dat er een mannelijk lid van haar familie bij kon zijn. Dat was uiteraard geen probleem. Ook haar zoontje was thuis. Gezeten op de gezellige dikke kussens in de woonkamer, in aanwezigheid van de vader van de vrouw, kon ze haar vragen stellen. Eerst diende ze het vertrouwen van het jongetje te winnen. Er zweefde een zoete, zuiderse geur door het vertrek. Walid zou haar woorden vertalen, indien het nodig zou blijken. Ze vermoedde echter dat het jongetje vrij goed Nederlands sprak. ‘Hallo daar, we hebben elkaar vanmiddag gezien, herken je mij ?’, vroeg ze vriendelijk. Het kind antwoordde niet, maar bleef spichtig rond kijken. ‘Ik heb heel wat moeten doen om je terug te vinden’, zei ze. In zijn bange ogen klonk een blik van belangstelling. ‘Toen mijn baas riep, was jij plots verdwenen’, zei ze. Het jongetje reageerde nog altijd niet, maar nestelde zich nog dieper in zijn moeders armen. ‘Weet jij hoe ik je terug heb gevonden ?’, bleef ze aandringen. Opnieuw keek ze in de bange ogen van de bengel en in zichzelf begon ze de moed al op te geven. ‘Ik zag een mooie sticker op je step’, heb je die er zelf op gekleefd ?’. Ze begon haar inspiratie een stuk te verliezen. Tot haar verrassing begon het jongetje zachtjes te knikken. ‘Helemaal alleen of heeft je moeder je geholpen ?’, vroeg ze verder. ‘Alleen’, antwoordde hij kort. Walid gaf haar een kort knikje op aan te geven dat ze op goede weg was. * ** Delfosse was venijnig, zowel in zijn inleiding, als in zijn concrete vragen. Packa was echter vol vertrouwen. Hij dacht dat hij wist wat er zou komen. ‘Mijnheer de minister, De toekenning van de licenties gebeurde op een willekeurige basis, hoe kan men rechtszekerheid garanderen aan telecommunicatiebedrijven, wanneer zelfs de minister toeval of beïnvloeding laat spelen boven klare en duidelijke criteria ?’. ‘Het is misschien al de tweede keer vandaag dat er over ontslag wordt gesproken, maar ministers zijn 68
al voor minder opgestapt. Ik verzoek de heer minister dan ook met een voldoende antwoord te komen, anders zal ook ik zijn ontslag vragen’. Nog zo’n salonfascist, dacht Packa, naar buiten uit de professionele parlementair, maar wanneer het op ordinair schelden aankomt, kan niemand er tegen op. Hij leunde nonchalant tegen het sprekersgestoelte, terwijl zijn lichaamstaal een provocerende rust uitstraalde. Delfosse was er duidelijk niet gelukkig mee. ‘De Minister van Telecommunicatie heeft het woord’, zei de voorzitter van de Kamer, en Packa schakelde zijn microfoon in. ‘Geachte heer voorzitter, geachte heer volksvertegenwoordiger. Met genoegen geef ik antwoord op de vraag van het geacht lid van deze Kamer’, begon hij. ‘Het spreekt voor zich dat de minister de eindverantwoordelijkheid heeft voor het toekennen van de licenties voor telecommunicatie. De minister kent de licenties toe op voordracht van zijn administratie. De administratie evalueert op een onafhankelijke wijze de kandidaturen van de verschillende operatoren en maakt mij een advies over. Dit advies volg ik in principe’, zei Packa. ‘Ik heb hier een brief waarin staat dat dit niet wordt gevolgd, dat U een afwijking hebt gevraagd voor het bedrijf van Pauwels, een goede vriend van U’, schreeuwde Delfosse er tussen, zonder dat de voorzitter hem het woord had gegeven. De voorzitter verschoot van kleur en klopte driftig met de voorzittershamer. Dus dat was de aap die in de mouw zat. Vriendjespolitiek. Op de tribune zetten de aanwezige journalisten zich in schrijfpositie. De kamera’s draaiden. Jarvis keek even naar Jozef, die vreemd genoeg niet naar het schouwspel aan het kijken was, maar met zijn ogen de publiekstribunes afliep. Packa bleef bij alles vrij rustig. ‘Mijnheer Delfosse, geacht Kamerlid, als ik even mag, …’ Packa liet zijn woorden even nazinderen om de aanwezige kamerleden, die de aanval van Delfosse luidop aan het becommentariëren waren, aan te geven dat hij op het punt stond een antwoord te geven. ’Graag had ik geantwoord op Uw vragen, zowel de algemene als de concrete. Daarenboven zou ik ook op Uw beschuldigingen willen antwoorden, waarbij ik vooraf wil stellen dat U een zeer gevaarlijk spel speelt. Ofwel hebt U gelijk en zal ik mijn conclusies trekkern, ofwel hebt U ongelijk en steekt U Uw nek wel erg ver uit door valse beschuldigingen te uiten, niet alleen aan mijn adres maar ook aan het adres van bepaalde firma’s’. ‘Ik heb U het principe van de verhouding tussen de minister en de telecommunicatieregulator uitgelegd, sta mij toe te antwoorden op U concrete beschuldigingen. U hebt zogezegd een brief …’ ‘Ik heb een brief’, brieste Delfosse, ‘ op datum van een week geleden …’. Hier werd hij onderbroken door de kamervoorzitter. De minister heeft het woord. Het geacht lid heeft straks de mogelijkheid tot een repliek’. ‘U hebt een brief, die waarschijnlijk door een gunstige wind bij U is beland – voegde hij er scherp aan toe – waarin staat dat ik een afwijking vraag voor een bedrijf. Ik vrees dat de wind voor het geacht lid ofwel niet sterk genoeg blies ofwel van richting is veranderd …’, zei Packa. Een aantal parlementsleden begon zachtjes te lachen. ‘De uitzonderingen betroffen niet 69
alleen dat ene bedrijf dat U noemt, maar alle inschrijvers op de licenties. Het advies van de bevoegde administratie, het BIPT, was dat het lastenboek op enkele punten onvolledig was. Het gaat om nieuwe technologieën, dit is geenszins vreemd. Vandaar de vraag om verduidelijk én aanvulling, niet naar één bedrijf maar naar alle bedrijven’. Delfosse keek verwilderd op zich heen, eerst naar zijn fractievoorzitter, dan naar zijn medewerkers op de tribunes. Die grepen naar hun mobiele telefoons en begonnen driftig te bellen. ‘Daar zitten de journalisten’, zei Packa tussen zijn tanden en buiten het gehoor van de microfoons. Delfosse leek te zullen ontploffen. Packa keek vragend naar de Kamervoorzitter en naar de vraagsteller. De voorzitter deed alsof zijn neus bloedde en sloot de vraag af. Packa ging rustig naar zijn plaats, waarbij hij een vette knipoog richting tribune gaf, waar Jozef naast Jarvis had plaatsgenomen. ‘Ik krijg je nog wel, Packa, voor deze vernedering’, siste Delfosse tussen zijn tanden, terwijl hij naar zijn plaats afdroop. ‘Wie zijn gat verbrandt, …’ begon Packa, maar hij stopte toen hij de niet begrijpende blik van Delfosse zag, die als Franstalige de Nederlandse uitdrukking toch niet begreep. ‘Goed gedaan, jongen’, zei Pieter Tweemaels, die zich voorover boog om vanaf zijn parlementair zitje de minister te feliciteren. ‘Delfosse is woedend’, zei Packa. ‘Ja, maar dat is zijn eigen fout. Ik zal al mijn diplomatische gaven moeten aanwenden om dit incident te verzachten, maar trek het je niet aan. Hij kreeg wat hij verdiende’, zei Tweemaels. ‘Als we Delfosse nog weerzien’, zei Packa, terwijl hij naar Delfosse keek, die wijdsbeens het halfrond verliet.
70
34 ‘Dus dat is Packa live’, zei Catherine, die naast Jozef op de publiekstribune had plaatsgenomen. Jarvis wilde diplomatisch opstaan om Jarvis en de juriste van de Kamer alleen te laten, want het kleinste kind voelde dat er tussen hen een ondefinieerbare spanning zweefde, maar Jozef gebaarde hem te blijven. ‘Ja, dat is hem ten voeten uit, soms briljant, zoals vandaag, maar soms enorm onvoorspelbaar ‘, zei Jozef. Je hoeft hier niet op in te gaan, Jozef’, zei Catherine zelfbewust. ‘Je hebt gelijk, dat is als uit het bed praten’, zei Jozef spontaan, terwijl hij de werkzaamheden in de Kamer met één oog volgde. Het volgende moment al had hij spijt van zijn opmerking. Hij wilde haar niet op gedachten brengen. Maar waar het hart van vol is … ? Ze reageerde er echter niet openlijk op. Jozef wist echter beter. De kans was onbestaande dat ze de opmerking niet gehoord had en zou interpreteren zoals hij het bedoeld had’. ‘Jozef, daar heb je EJ’, zei Jarvis plots, terwijl hij de woordvoerster aanwees, die aan de andere zijde van het halfrond op de publiekstribunes was opgedoken. ‘We moeten terug aan het werk, Catherine, nogmaals dank’, zei Jozef vlug, terwijl hij Jarvis teken deed om snel op te staan. ‘Wanneer …’, begon Catherine. ‘Ik bel je wel’, antwoordde Jozef snel en hij gebaarde Jarvis door te lopen. Catherine bleef verbouwereerd achter. Jarvis dacht dat hij Jozef diep hoorde zuchten toen ze de steile wenteltrap afdaalden. * ** Angelina vatte de woorden van de kleine jongen zo goed mogelijk samen : ‘Dus de mijnheer met de gekleurde band om raapte een schijf op met een tangetje toen aan de overzijde de mijnheer van de garage begon te roepen. Dan haalde de mijnheer een schietpistool uit en begon met luide knallen te schieten. Hij zag er bruin uit, met een zwarte snor’. Het jongetje knikte overtuigend. ‘Dank de moeder voor mij, Walid, en ook de opa. We gaan’, zei Angelina en ze maakte een kleine buiging. Vriendelijkheid is niet aan talen gebonden. ‘Er is nog iets’, zei Walid, ‘de moeder wil nog iets zeggen’. ‘Ze toont een boek, Walid, wat betekent dit ?’, vroeg ze. Walid lachte zijn witte tanden bloot en zei : ‘ Dit is een woordenboek. Ze zegt dat ze onze taal aan het leren is en dat je als je terugkomt ze je in jouw taal zal aanspreken’. Angelina lachte breed en zei ‘dank je vriendelijk’, in haar taal. Dat had ze intussen van Walid geleerd. Buiten gekomen overlegden ze kort. Ze besloten John te bellen en af te spreken voor overleg. Het liep tegen de avond aan. De files op deze donderdagavond begonnen zich op de grote assen te tonen. Het sluipverkeer nam toe. Menig pendelaar haastte zich met boekentas onder de arm terug naar huis, terug naar de slaapstad. Brussel verloor in een dagelijkse cyclus haar pendelende parasieten. 71
* ** Na de dolle donderdag wordt op de kabinetten wekelijks de ministerraad van de vrijdag voorbereid. Op de ministerraad nemen alle ministers principiële beslissingen over belangrijke dossiers die een ‘in de ministerraad overlegd besluit’ vereisen. Tevens werkt hier het interne controlemechanisme tussen de coalitiepartijen. Alle ministers krijgen de documentatie over elkaars dossiers en discussiëren over deze punten. Bevoegdheidsconflicten kunnen hier worden uitgepraat. Het werk binnen de regering gebeurt in ‘trust and confidence’, ‘we don’t trust them and they have no confidence in us’. Rami had voor Packa een systeem uitgewerkt met samenvattingen van één pagina, met de titel in een kleur : groen voor ok, rood voor opgepast. De signataires met de dossiers lag op zijn bureau. Rami had er een briefje bijgelegd : geef me een seintje wanneer je ze wil bekijken, ik ben in de buurt. Packa draaide vermoeid met zijn nek toen hij zijn bureau terug binnenkwam. Nog één dag, en dan vertrok hij op vakantie. Welverdiend. Dit situatie was onder controle. Hij had zelfs met veel plezier het incident van deze namiddag ondergaan. Maar hij had ook geluk gehad. Toen hij vanmiddag de wagen verliet in de buurt van het parlement, had hij een telefoontje gekregen van een collega van Delfosse die hij ooit een grote dienst had bewezen. Zo was hij de plannen van Delfosse te weten gekomen. Bij een schandaal rond voedselvergiftiging was die collega persoonlijk betrokken geweest. Hij had er de persoonlijke elementen uit gelaten en het gerecht zijn werk laten doen. De man was uiteindelijk vrijgesproken, maar was nooit vergeten dat Packa een politieke tegenstander op een menselijke en faire manier had behandeld. Het telefoontje van deze middag had deze schuld ingelost. Op het bureau van de CEO van één van de internetbedrijven had hij niets anders gedaan dan getelefoneerd om zijn verdediging voor te bereiden. Tot zichtbaar ongenoegen van Maria Rinaldi, de zwartharige CEO, die in een Italiaanse woede was geschoten en de deur van haar bureau had dichtgegooid. De designobjecten waren door de klap van de Milanese dressoir gerold. Packa had het zelfs niet gemerkt. Een zachte klop op de deur haalde hem uit zijn overpeinzingen. ‘Ja, Jozef, kom er in’, zei hij optimistisch. ‘Waarom heb je mij niet verwittigd ?’, vroeg hij bezorgd. ‘Het was te gevaarlijk, Jozef, niemand mocht weten dat ik van de plannen van Delfosse op de hoogte was. Ik diende mijn bron te beschermen’, zei Packa. ‘Maar je dichte medewerkers, hoe kunnen wij …’, zei Jozef. ‘Ik leg het je bij gelegenheid wel uit’, zei Packa, daarmee aangevend dat hij het gesprek wilde afsluiten. ‘Goed, Brecht, maar je moet begrijpen dat wij zo ons werk niet kunnen doen. Ik zal er over zwijgen, maar één van deze dagen wil ik het uitpraten’. ‘Na mijn vakantie, Jozef’, zei Packa. ‘Zoals je wil’, zei Jozef, en hij verliet niet geheel gerustgesteld het bureau van Packa.
72
‘Verdorie’, dacht Packa, ‘Jozef, begrijp nu toch dat ik je niet alles kan zeggen, misschien een dag …’, en hij greep de bovenste signatiaire vast. Eerste punt van de ministerraad, een Apunt, laat eens zien. Zijn gedachten verdrongen de spanning met Jozef door een andere spanning.
73
35 De man verliet haastig het kleine pension aan het Brusselse Zuidstation. De agent die hij had neergeschoten had hem geraakt in de bovenarm. Hij had de oppervlakkige vleeswond afgebonden en verzorgd. De kogel was er dwars door gegaan. De wond deed behoorlijk veel pijn. Met veel geluk was hij gisteren ontsnapt, opgegaan in de reizigersmassa die van de Noord-Zuid verbinding gebruik maakt. Er was een nacht overgegaan, die hij op de kleine kamer met veel alcohol had doorgebracht, wachtend op de bons op de deur. Die kwam echter niet. Hij was terug nuchter en had zijn opdrachtgevers reeds gebeld. Met goed nieuws. Reeds één van de drie schijfjes was terecht. De mededeling maakte echter weinig indruk. Het dienden er drie te zijn, waar waren de twee andere ? Vanuit Italië zou versterking komen. ‘Un p’tit pièce, monsieur’, sprak een haveloze dakloze hem aan bij de ingang van het Zuidstation. De man stond onvast op de benen en het was duidelijk waar hij het kleingeld voor wenste te gebruiken. Hij antwoordde slechts met een korte knik van nee en ging vlug de vertrektijden van de treinen bekijken op de televisieschermen in de hoogte. De rode cijfers met een plus ernaast in de rechterkolom duidden zware vertragingen aan. ‘Hoe geraak ik verdomd aan de twee andere schijfjes’, dacht de man vermoeid. Het is gevaarlijk om mij nu terug naar het Noordkwartier te begeven, maar wat moet ik doen ? Hoe zou het met de vrouw zijn ? Op het nieuws was zij gisterenavond een hoofditem geweest. Ze was het voorwerp geweest van een politiek incident. Maar blijkbaar had ze nog niets vrijgegeven. Dat is goed. Met enige weemoed dacht hij aan haar terug. Nee. Hier was geen plaats voor gevoelens. De gedachte aan de gevangen gehouden baby verdrong hij volledig. Het Zuidstation, de draaischijf van het internationale treinverkeer in België was druk. Thalys en Eurostarreizigers staken fel af tegen de modale pendelaar, die met de boekentas in de hand geen partij was voor de felgebruinde chique dames en heren die vier uren gingen shoppen in Parijs of Londen. Met een beetje geluk, vertragingen niet meegerekend, was de pendelaar na twee uur thuis in zijn huisje in de Westhoek. Hoofdschuddend over zoveel hybris zette de pendelaar zijn weg verder. ‘Mogen we even Uw pas zien, mijnheer’, hoorde hij plots een stem naast zich zeggen. Twee rijkswachters en een hond keken hem streng maar correct aan. Door de drukte had hij ze niet zien aankomen. Hij begon zwaar te zweten. * ** Na het telefoontje van John had Jozef een afstemmingsvergadering belegd op het kabinet. Met spoed. Angelina had zich een kabinet heel anders voorgesteld. De populaire vooroordelen van de dikbetaalde kabinetsleden die tussen de diners tijdens de middag en ’s avonds nog een poging 74
deden om de indruk te wekken dat ze werkten, bleken ongegrond. Ze zag een goed georganiseerde groep gemotiveerde mensen die instonden voor beleidsvoorbereiding en beleidscontrole van de minister. Een vriendelijke dame aan het onthaal wees haar de weg naar een vergaderzaal. Stipt om 10.00 uur begon de vergadering. ‘Beste vrienden, ik heb jullie hier bijeengeroepen omdat er vreemde dingen gebeuren‘, zei Jozef. ‘Op Zaventem wordt een vrouw gearresteerd door onze politiediensten die betrokken zou zijn in een smokkel. De vrouw heeft enkele fotoafdrukken op zak. Met de opbrengst van de smokkelactiviteit zou een terroristische groep in ons land ondersteund worden. Het nieuws van de arrestatie lekt uit en wordt besproken in het Parlement. Enkele uren later wordt aan het Noordstation een rijkswachter vermoord teruggevonden. Iets verder vindt de politie in een achtergelaten wagen twee geheugenschijfjes. Een derde schijfje ligt in de buurt van de wagen. Dit schijfje wordt door een man teruggehaald waarbij een burger, die de man herkende, wordt gedood en een agent wordt verwond’. Jozef keek iedereen in de ruimte strak aan. ‘Mijn intuïtie zegt me dat de zaken meer met elkaar gemeen hebben dan op het eerste ogenblik lijkt. Maar wat ?’ ‘Jozef, sta je nog steeds in verbinding met dat Amerikaanse antiviruslabo ?’, vroeg John. ‘Ja, er is nog contact’, antwoordde Jozef voorzichtig. ‘Dan zou ik voorstellen dat je hen de bestanden op de twee geheugenschijfjes doorstuurt en laat analyseren. Misschien levert dat iets op’, zei John. Angelina knikte instemmend. Gelukkig werd er geen woord gerept over het feit dat de geheugenschijfjes erg laat aan de speurders waren doorgegeven. ‘Jullie hebben toch reeds analyses laten uitvoeren ?’, vroeg Kris Vandrijfheuvel, de kabinetschef van de Minister van Justitie. ‘Ja, maar zonder resultaat’, antwoordde Jozef. ‘Misschien hebben ze meer succes met de digitale bestanden dan met de afdrukken van de foto’s.’ ‘Zijn er concrete aanwijzingen dat de verschillende gebeurtenissen met elkaar verbonden zijn ?’, vroeg Jarvis aan de politiemensen. ‘Het is grotendeels een vermoeden. De arrestatie op Zaventem. De rijkswachter werkte op Zaventem en had dienst tijdens de arrestatie, hij was er zelfs actief in betrokken, hij zat op dat moment aan de paspoortcontrole. De man was echter plots verdwenen. Hij heeft zelfs de debriefing niet meegemaakt. ‘Dus mijn collega zou iets gezien kunnen hebben, maar wat ?’, zei Angelina, ‘Bestaan er videobanden van de paspoortcontrole op Zaventem ?’ ‘Goede vraag’, zei Jozef, ‘contacteer Biac, de uitbater van Zaventem met de vraag naar beeldmateriaal, en de rijkswacht natuurlijk’. Jarvis pende alles ijverig neer. ‘Jozef, kan je de inhoud van de geheugenschijfjes ook doorsturen naar je connecties in de VS ? Ik herinner me dat je goede contacten hebt met de ‘techies’ van de Amerikaanse veiligheidsdiensten’. Jozef glimlachte even bij de gedachte aan de vorige samenwerking. ‘Ja, dat klopt’, zei hij, ‘, we hebben de eerste foto’s doorgestuurd, maar dit leverde niets op, we kunnen de bestanden overmaken, ik denk dat de Amerikanen wel weg zullen weten met de beveiliging.’ ‘Goed, ging hij verder, iedereen weet wat te doen, ik stel voor dat we na het weekend opnieuw vergaderen’. Iedereen was blij met de snelle en efficiënte vergadering en verlieten de zaal. Angelina sprak Jozef nog even aan. ‘Mijnheer de kabinetschef, is er nog iets dat wij kunnen doen ?’, vroeg ze bedeesd. 75
‘Ogen en oren open houden, jongedame, maar laat de zaak verder aan de professionelen over, het kan te gevaarlijk worden’, zei hij terwijl hij zich al half omdraaide om een vraag van Vandrijfheuvel te beantwoorden. Dat had hij net niet moeten zeggen.
76
36 ‘Ik heb iets gevonden’, zei Margareth tegen Jozef. Jozef, die op het kabinet aan het rondwandelen was, hield even halt om haar beter te verstaan. ‘ ’t Is niet waar’, zei hij, en zijn ogen vernauwden zich tot fijne spleetjes. * ** Op de ministerraad ging alles zijn gewone gang. De meeste punten werden er in een recordtempo doorgejaagd, kris kras, zonder respect voor de volgorde. Veel tijd voor discussie was er niet. Over enkele punten werd wel gedebatteerd., het resultaat was meestal dat het onderwerp werd doorverwezen naar een interkabinettenwerkgroep. Uitstel van executie dus. Packa zat te genieten van een spitse woordenwisseling tussen de Eerste Minister en de Minister van Begroting. De Eerste Minister, die in een vorig leven nog minister van Begroting was geweest, liet geen enkele gelegenheid overlet om met zijn expertise op dit vlak uit te pakken en de Minister van Begroting de les te spellen. Deze was een zwaargewicht in de regering en liet zich uiteraard niet doen, met vuurwerk tot gevolg. Packa zou als het nodig was de eerste minister wel bijspringen, maar voorlopig zag het er niet naar uit dat zijn interventie nodig, laat staan gewenst zou zijn. Het getril van zijn GSM haalde hem uit zijn overpeinzingen. Snel klapte hij zijn toestel open – voor de gelegenheid had hij een nieuw speeltje, een combinatie van GSM en elektronische agenda bij – en begon geïnteresseerd de binnengekomen boodschappen te bekijken. ‘I love you, I love you, I love you’, ofwel een virus, ofwel een hevige bewonderdaarster, dacht hij toen hij de boodschappenlijst doorliep en hij ging glimlachend op zoek naar het dringende bericht. ‘Call me, unless file 735/1’ luidde de korte boodschap van Jozef. Vreemd, dacht hij, wat zou … ‘En wat denkt onze Minister van Telecommunicatie er van ?’, vroeg de Eerste Minister plots scherp. Packa klapte snel zijn toestel dicht en beantwoordde prompt de vraag. ‘De budgettaire ruimte zal eerder moeten gezocht worden in een efficiëntere inning van de belastingen en het tegengaan van fraude dan in nieuwe belastingen. Voor de telecommunicatiesector zijn nieuwe lasten alvast uitgesloten. De sector kreeg sterke klappen en heeft eerder nood aan wat ademruimte dan aan nieuwe verplichtingen. ICT kan wel helpen om de belastingen beter te innen, of om controles op complexere dossiers efficiënter af te handelen. Misschien moeten we ook hiervoor publiek private samenwerking onderzoeken ?’, antwoordde hij met opgetrokken wenkbrauwen, terwijl het voorwerp van de discussie hiermee weer verschoven was naar de Eerste Minister, die van publiek private samenwerking een stokpaardje had gemaakt. De minister van Begroting sloeg echter met zijn vuist op tafel. Het dossier dat voor hem lag veerde enkele centimeters omhoog ‘Dat betekent nieuwe taken voor de administratie, dat nooit’, brieste hij, waarop verschillende andere ministers zich in het debat mengden. De Eerste Minister wierp Packa een giftige blik toe, die hij met gespeelde onschuld pareerde. De 77
Eerste Minister mengde zich daarna terug in de discussie om zijn ploeg tot bedaren te brengen. Packa maakte van de gelegenheid gebruik om Jozef te bellen. * ** Jarvis bevond zich al in de Metro toen hij een kort berichtje van Hannele, de Finse diplomate kreeg. ‘Jarvis, hi, ik zal de afspraak van vanmiddag moeten verplaatsen, mijn minister heeft me met enkele dringende andere vragen belast, kunnen we na het weekend afspreken ?’, vroeg ze met haar fijne zachte stem. ‘Natuurlijk, Hannele, ik denk dat maandag nog kan, bevestig het per email als je wil’, antwoordde hij. ‘Dat doe ik, nogmaals sorry’, zei Hannele en ze verbrak de verbinding. Jarvis moffelde zijn mobiele telefoon weg, terwijl de metro langs de muurtekeningen van kunstenaar Benoit in het station Maalbeek raasde. Goed, wat zou hij dan doen, hij was vlakbij het Schumannplein. Zou iemand van de Europese Commissie zin hebben om hem te vergezellen ? Hij besloot enkele van zijn contacten bij de Europese Commissie op INFSO een seintje te geven. * ** ‘Jozef Packa’, antwoordde de minister kort toen zijn kabinetschef hem opbelde. ‘Brecht, kan je spreken ?’, vroeg Jozef gejaagd. ‘Ik ben even buiten gegaan nadat ik de discussie over publiek private partnerschappen wat heb aangewakkerd’, zei Packa kort, ‘zeg maar wat er zo dringend is’. ‘Ik kreeg daarnet een eerste berichtje terug uit de VS’. Het eerste bestand dat ze konden kraken bevatte een kaart van Brussel, met daarop de aanduiding van enkele doelen’, zei Jozef. ‘Doelen ?’, vroeg Packa. ‘Strategische doelwitten, waarvan we vermoeden dat ze uitgekozen zijn door de terroristen om Brussel te treffen’. ‘Je spreekt in raadsels, Jozef, wat bedoel je precies ?’, vroeg Packa. ‘De doelwitten komen overeen met strategische plaatsen waar belangrijke telecommunicatienetwerken samenkomen. Als deze getroffen worden, zal alle communicatie in Brussel wegvallen, zowel de vaste telefonie en het internet, als de mobiele telefonie, die van dezelfde centrales gebruik maakt’, zei Jozef. ‘Hoe gedetailleerd zijn de doelwitten ?’, vroeg Packa bezorgd. ‘Gedetailleerd genoeg om ons ernstig zorgen te maken’, zei Jozef. * ** Angelina dwaalde door de straten van het Brusselse Noordkwartier. Nu ze niet in uniform was, kon ze de sfeer en de gewone gang van het leven beter opsnuiven. Alle mensen hebben blijkbaar een spontaan wantrouwen ten opzichte van politie, en dat verhinderde op veel 78
momenten een dieper contact tussen de burgers en de overheid. Vandaag was het echter anders. Ze dwaalde piekerend rond, zonder echt aandacht te besteden waarheen ze ging. Ze liet zich meedrijven op de golven van het straatleven. Spontaan was ze terug in de omgeving van de garage gekomen, waarvoor de achtergelaten wagen had gestaan. Niets getuigde op dit moment meer van het drama dat zich gisteren had afgespeeld. Het leven had zich hernomen. Het had geen zin om hier nog lang rond te hangen. Niemand zou iets gezien hebben. Het was zoeken naar een spelt in een hooiberg. Misschien had ze in het Noordstation zelf meer succes. Zonder betere ideeën begaf ze zich in die richting, in gedachten verzonken, maar oplettend voor alle details. Ze besloot van de garage naar de plaats te gaan waar de jonge rijkswachter was gevonden. Misschien ving ze nog iets op. Langzaam slenterde ze onder de spoorwegbrug, waar af en toe een trein met luid gebulder over heen donderde. Het was er vuil, het lag vol glas en rook naar uitwerpselen, van mens en dier. Een nieuwe reeks wagens stond geparkeerd op de lange rij parkeerplaatsen. Met de banden tussen het glas. Alsof men hoopte op een engelbewaarder om het sterke rubber ondoordringbaar te maken voor geslepen glasscherven. Een schuifelend geluid aan de overzijde van de baan, trok haar aandacht. Ze keek even scherper en zag plots een oude bedelaar, in lompen gehuld, die zich in een aantal kartonnen dozen, achter de struiken aan het wentelen was. Resoluut stapte ze de baan over in de richting van de oudere man. Uit gewoonte tikte ze even tegen de kepie, die ze op dat moment niet aanhad. ‘Excuseer mijnheer, mag ik U even storen ?’, vroeg ze vriendelijk. De man, die haar met argusogen had gevolgd vanaf het ogenblik dat ze de straat overstak, knipperde nauwelijks met zijn ogen. Het waren doffe ogen, waarin ellende en ontbering stonden geschreven. De man zelf leek oud en versleten, met nauwelijks moed om zich elke dag doorheen de regenachtige straten van Brussel te moeten trekken. Op haar vraag antwoordde hij niet, maar stak eerst zijn hand uit. Met de hand maakte hij zenuwachtige bewegingen op en neer. Zijn ogen rolden in zijn kassen. Angelina bleef onbewogen. ‘Mag ik U even storen’, vroeg ze een tweede maal. De man gromde en bleef met zijn ogen naar zijn hand staren. ‘Wat wil je, geld ? Iets om te eten ?’, vroeg ze verder. Bij het horen van het woord eten, knikte hij nadrukkelijk. ‘Goed’, zei ze, ‘blijf hier, ik kom terug’. De bedelaar volgde haar met een vreemde blik in de ogen. Het kon een blik van verbazing zijn. * ** ‘Mijn pas ? Ja, hier, zei de man’, terwijl hij zich zo nonchalant mogelijk een houding probeerde te geven en met zijn gezonde arm naar zijn portefeuille greep. ‘Servida, Adolfo, Italiaan’, las de rijkswachter luidop. De herdershond begon te grommen en zijn begeleider diende hem achteruit te trekken. De man begon nog meer te zweten. ‘Dit lijkt me in orde’, zei de eerste rijkswachter, terwijl hij de pas teruggaf. ‘Wat brengt U hier, als ik vragen mag ?’, vroeg de politieman. ‘Zaken’, antwoordde de Italiaan kort. ‘Wat voor zaken ?’, vroeg de jonge rijkswachter verder. ‘Computers’, antwoordde de man. Hij durfde geen stap te verzetten uit vrees voor de grommende herdershond. 79
‘Controleer zijn tas even’, zei de tweede rijkswachter, die zijn ene hand op zijn wapen had gelegd en met de tweede de hond in bedwang hield. ‘Mogen wij Uw tas even zien ?’, vroeg de rijkswachter verder. ‘Eh, ja natuurlijk’, zei hij hees, terwijl hij de mannen en de hond schep in het oog hield. Langzaam nam hij zijn tas op en opende hij de rits. Ook de tweede rijkswachter had één hand op zijn wapen gelegd. Plots doorkliefde een luide gil de stationshall. ‘Help, help, zakkenrollers !’, schreeuwde een jonge, elegant geklede zwarte dame. De rijkswachters keken elkaar aan en met een korte blik van verstandhouding, lieten ze de verdachte man voor wat het was en haastten zich naar de vrouw, die inmiddels al enkele omstanders verzameld had. ‘Mijn geld, mijn etiketten’, bleef ze schreeuwen, ‘ik wil politie’. ‘Blijf hier wachten’, zei de rijkswachter met de hond op een zo streng mogelijke toon; terwijl hij zich naar de schreeuwende jongedame begaf, voortgetrokken door de hond. ‘Uiteraard’, zei de Italiaan, maar van zodra de rijkswachters voldoende ver van hem verwijderd waren, nam hij voorzichtig zijn tas weer op en begaf hij zich zo onopvallend mogelijk naar de uitgang. Intussen vertelde de dame met veel gebaren wat haar was overkomen. Na het zien van de pictogrammen die waarschuwden voor gauwdieven had ze nog net even in haar tas gevoeld of haar portefeuille er nog was en daarmee aan alle dieven getoond waar haar geld zat. Minuten daarna was ze haar bezittingen kwijt. De ramptoeristen die de politiecontrole van de Italiaan met belangstelling hadden gevolgd, hadden zich gekeerd naar de onfortuinlijke vrouw.
80
37 Het Noordkwartier zag er nog grauwer uit dan anders in het ijzige vochtige weer van die dag. Op een steenworp van één van de meest prestigieuze Brusselse hotels, de Sheraton, maar in de schaduw van de achterliggende gebouwen, rond de treinsporen van de Noord-Zuidverbinding viel het contrast van de jonge agente die wat te eten ging halen voor een oude bedelaar des te feller op. Angelina kwam terug met een dampende bak frieten, die ze aan de oude man gaf. Die stortte zich op het warme eten, zonder zich om haar te bekommeren. Met zijn zwarte handen werkte hij snel de gele Belgische trots naar binnen. Angelina bleef onbewogen staan, tot alles weg was. Toen alles op was, leek de man plots te beseffen dat hij niet alleen was. Met een angstige blik in de ogen probeerde hij haar te ontwijken en zich om te draaien om weg te gaan. ‘Ho, ho ho, zo niet, mijn beste’, ik heb je iets gegeven, nu wil ik iets terug’, zei ze met autoritaire stem. De oude man keek verschrikt op en leek even na te denken. ‘Ik doe je niets, ik wil je enkel een paar dingen vragen ?’, vervolgde ze, ‘kan je spreken ?’. De man schudde langzaam het hoofd. ‘O.k.,’, zei ze, ‘ maar je begrijpt mij ?’, ging ze verder. Nu knikte hij langzaam. ‘Gisteren is hier een jonge rijkswachter vermoord’, vervolgde ze in de directe stijl, ‘als jij hier vaak in de buurt rondhangt, bestaat de kans dat je iets gezien hebt’. De man reageerde niet. ‘Wel ?’, ging ze verder. Met een heftige beweging wees de bedelaar naar de achterzijde van één van de andere hotels, die in de buurt van het Rogierplein stonden. ‘Wat ? Moet ik je volgen ?’, vroeg ze. De man knikte van ja en schoffelde in de richting die hij aangaf. Angelina volgde hem op een meter afstand. Dichterbij was de stank niet te harden. Bij een vuilniscontainer achter één van de hotels hield hij halt. ‘Wat ? Hierin ?’ De oude man knikte en schoffelde terug naar het kartonnen dak boven zijn hoofd. Angelina zuchtte diep, keek even rond zich, naar de zijstraten en de de luidruchtige kleine ring in de verte. De buurt was rustig. Met een zware zucht opende ze de container en stak haar hoofd er door. De geur van rottende etensresten kwam haar tegemoet. * ** Jozef liep ijsberend door zijn bureau. Dit ging zijn petje te boven. Kaarten van de hoofdstad waarop strategische telefooncentrales waren aangeduid, waren een zware aanwijzing dat er wel degelijk iets zwaars op til was. De gedecodeerde kaarten die Margareth hem doorstuurde gaven hem koude rillingen. Met pijnlijke accuratesse waren de belangrijkste netwerkknooppunten in Brussel aangeduid. Bij de Kleine Zavel stond een uitroepteken. Een actie daar kon inderdaad Brussel van de internationale netwerkkaart wegvegen. Packa was nog steeds in Ministerraad, maar hij was op de hoogte. Hoe zouden ze dit beestje wassen ? Wie was die terroristische groepering, waarom hadden ze het gemunt op de Brusselse netwerkknooppunten ? Waarom ?
81
Elektronische netwerken waren kritische infrastructuren geworden, zoals elektriciteitsnetwerken en olie- of gasleidingen. Als één element uit de keten het begaf, konden ze het wel schudden. Ze waren over-afhankelijk aan het worden van de glasvezelkabels waar enorme hoeveelheden bits en bytes doorheen konden gepompt worden. Probeer je het leven voor te stellen zonder elektriciteit, zonder licht, zonder warmte. Of voor een informatieverslaafde als hijzelf zonder informatie, zonder computer, zonder mobiele telefoon. Deze laatste gedachte deed Jozef de relativiteit van de zaak inzien. Hij begon zowaar te grinniken. ‘O.k.’, zei hij luidop, ‘Nu we weten wat er kan gebeuren, komt het er op aan het te verhinderen, en dat betekent : handen uit de mouwen’. Zijn secretaresse, die langs de halfopen deur kwam van het bureau van Jozef, schudde begrijpend het hoofd. Die kabinetschefs toch, maar voor haar was het vrijdagnamiddag. Binnen enkele uren zou ze weer thuis zijn, bij haar kinderen. De beste remedie om de politiek en alles wat er rond hangt te vergeten. Ook zij begon te glimlachen. * ** De Ministerraad was afgelopen. Enkele ministers hadden de Eerste Minister mogen vergezellen naar de perszaal waar de wekelijkse persbriefing zou doorgaan. Packa was er weer niet bij. De Eerste Minister zou het zelf wel beter kunnen uitleggen. Hij praatte nog even na met de Minister van Justitie, met wie hij het laatste nieuws overliep. ‘Wat denk je, Marc, wat moeten we doen ?’, vroeg hij, terwijl ze door de lange statige gangen naar buiten wandelden. ‘We moeten vertrouwen hebben in onze politiediensten, Brecht. Laat het hen maar afhandelen’, zei de Minister van Justitie. ‘Ik heb een weekje vakantie gepland, ik zou er waarschijnlijk beter aan doen om dat te laten vallen, wat denk je ?’, vroeg Packa. ‘Zo kritisch is de situatie ook niet, Brecht, volgens mij hebben we de zaak onder controle. Waarheen ga je ? Kan je in geval van problemen snel terug zijn ?’, vroeg de minister van Justitie. ‘Barcelona’, zei Packa, ‘iets minder dan twee uur vliegen’. ‘Dan ben je hier sneller dan wij in de file van de kust naar Brussel’, grapte de Minister van Justitie. ‘Ik ga nog even met mijn staf overleggen’, zei Packa, ‘en dan beslis ik’. ‘Laat het me op tijd weten, zodat ik mijn reis naar Israël kan afzeggen’, zei de Minister van Justitie. ‘Je wat ?’, vroeg Packa, die maar half aan het luisteren was. ‘Grapje, Brecht. Ga maar na Barcelona, je kan het blijkbaar gebruiken. Groet de Sagrada Famiglia van mij’, zei hij. ‘Ik zou het misschien beter doen’, zei Packa zonder veel overtuiging. ‘Ik kan wat rust gebruiken’.
82
38 Hertoginnedal is een prachtig domein aan de rand van Brussel. Het bestaat uit een kasteel en een priorij, gelegen tegen de heuvels van het Woluwedal, grenzend aan de uitlopers van het Brusselse Zoniënwoud. Activiteiten rond de vijvers zouden teruggaan tot verder dan de dertiende eeuw. Het kasteel dateert van rond 1774, terwijl de priorij teruggaat tot 1262. Het domein zelf werd staatseigendom en begon de goede traditie om er politieke deskundigen te verwelkomen. Op drie september 1956 bijvoorbeeld opende het zijn poorten om Europese deskundigen onderdak te bieden die de teksten dienden uit te werken van de Europese verdragen inzake de gemeenschappelijke markt en van Euratom. De politieke traditie werd later verder gezet door verschillende eerste ministers die het kasteel gebruikten voor hun vrijdagse ministerraden. Ver weg van de camera’s, weg van de burgers, die de mistige beslissingsmechanismen van het politieke denken toch moeilijk kunnen begrijpen. Democratie is een mooi ding, maar zou nog mooier zijn zonder burgers. Jarvis dankte de kabinetschauffeur die hem met veel moeilijkheden tot het Hertoginnedal had gebracht. Ditmaal had hij geen gebruik kunnen maken van Guy, de chauffeur van de minister, die prat ging op zijn bijnaam ‘GPS’. Normaal gezien staat deze afkorting voor Global Positioning System, of plaatsbepaling per satelliet, maar bij Guy stond de G voor zijn voornaam omwille van zijn encyclopedische kennis van het Belgische wegennet. Maar hij was er geraakt. Hij vroeg de chauffeur langs een klein straatje rijden waardoor ze sneller aan het kasteel kwamen. Nadat hij zich had aangemeld draaiden de grote ijzeren hekkens langzaam open. Vastberaden stapte hij over de oprijlaan met knisperende kiezels in de richting van het kasteel, waar hij een afspraak had met de beheerder. De zware Duitse wagens voor de voordeur wezen op meer belangstelling voor het prachtige domein. Hoewel het een grauwe dag was, leken de kleine zonnestraaltjes die af en toe door het dikke wolkenpak priemden in staat om de omgeving van het kasteel met de prachtig aangelegde Engelse tuin te verlichten en te verwarmen. Dit was een mooi stukje Belgisch patrimonium. Jarvis diende er de plechtige ondertekening van een samenwerkingsprotocol voor de veiligheid van de netwerken voor te bereiden. De ministers zouden de koele functionele gebouwen aan het Schumannplein even achter zich laten voor het rustieke kader van het kasteel aan de rand van Brussel. ‘Na het werken hadden ze dit verdiend’, had Packa gezegd, maar Jarvis wist dat hij het ook deed om zijn positie binnen de groep Europese ministers te verstevigen. ‘Savoir vivre leidt tot savoir faire’ had hij er aantoegevoegd, alsof hij de problemen rond het vorige diner was vergeten en Jarvis had de opdracht gekregen om de noodzakelijke arrangementen te treffen in een Bourgondisch kader. Er waren onaangenamere opdrachten dan dat. De beheerder groette hem hartelijk. ‘De medewerker van Minister Packa ? Welgekomen. We hebben elkaar gesproken via de telefoon’, zei hij bij een stevige handdruk. ‘Kom, laten we bij een kop koffie bespreken wat je nodig hebt, welke zalen, welke andere voorzieningen en … welke veiligheid. Als er wat tijd over blijft, geef ik je een korte rondleiding op het domein. Jarvis liet het zich geen tweemaal zeggen. * **
83
Angelina had via haar GSM Walid, die dienst had, opgeroepen om de afvalcontainer te onderzoeken. Zonder hem echter af te wachten, was ze in de container geklauterd en ze begon alvast te zoeken, naar wat ? Eenmaal had ze haar werkzaamheden moeten onderbreken om de verontwaardigde hotelmanager te woord te staan, maar enig gezwaai met haar badge had hem al de mond gesnoerd. Mopperend was hij terug naar binnen gelopen. Veel voorbijgangers hielden even hun pas in bij de aanblik van de jonge vrouw in de afvalcontainer. ‘Waar ben ik in godsnaam mee bezig ? Waarom zit ik niet thuis met een vent en enkele koters’, dacht ze terwijl ze met een vrije hand het zweet van haar gezicht probeerde te vegen. Het resultaat was een brede bruine veeg die dwars over haar voorhoofd liep, en niet zo aangenaam rook, maar de huis-, tuin- en keukengedachte verdween al snel en maakte plaats voor de idee dat ze dit in feite veel liever deed. Was dit een psychologische afwijking ? Met een lichte glimlach op de lippen, dook ze verder tussen het keukenafval. ‘He, wat is dit ?’, zei ze plots, terwijl ze een langwerpige enveloppe tussen het afval ontwaarde. Laat eens zien. Terwijl ze de enveloppe met een stukje plastic om geen sporen uit te wissen langzaam opende, schrok ze van een harde stem :’Hé, U daar, waar bent U mee bezig, kom daar onmiddellijk uit !’ Ze had niet eens gemerkt dat een wagen met blauw zwaailicht naast haar was komen te staan. * ** De jonge man kon zijn zenuwen nauwelijks bedwingen. De arts, die voor hem zat zag er vermoeid uit. Dit was geen goed teken. Voor hem lag een dossier met testuitslagen dat angstwekkend gesloten bleef. Het zweet parelde op zijn voorhoofd. ‘U weet waarom ik U heb laten komen’, begon de arts voorzichtig. De jongeman antwoordde niet, maar kon enkel knikken. De arts schraapte zijn keel. ‘Ik vrees dat ik slecht nieuws heb’, zei hij voorzichtig. Voor de jongeman werd alles zwart. Het leek alsof zijn wereld instortte. Hij slaakte een kreet die door merg en been ging. Voorzichtig probeerde de arts een hand op zijn schouder te leggen. * ** Angelina keek recht in het lachende gezicht van Walid, die met één hand op zijn wapen en de andere tegen zijn kepie nonchalant tegen de container leunde. Zijn collega hield nieuwsgierige omstanders op een afstand. ‘Welk nummer van Chanel draag je, beste collega, ik zou het mijn vriendin beslist afraden’, grapte Walid, die voor deze opmerking enkel met een giftige blik in zijn richting werd bedacht. ‘Hier, parfumspecialist’, zei ze, ‘ik denk dat ik iets gevonden heb, neem dit even aan’. Ze overhandigde hem een bundeltje onwelriekende papieren en klom daarna uit de container. Uit gewoonte begaf ze zich naar de combi. ‘Nee, nee, niet in de combi, blijf hier maar staan om alles te bekijken’, zei hij met opgetrokken neus. ‘Geef hier’, antwoordde ze bits en ze griste het bundeltje terug uit zijn handen. ‘Hé, hoe lang moet ik die schutskring hier nog volhouden’, riep zijn collega uit de verte. 84
‘Laat ze, ze kan er niet meer om lachen’, zei Walid, ‘maar kom hier, dan kunnen we bekijken wat ze gevonden heeft’. De drie politiemensen legden alles wat uiteen op het voetpad, hun plastic handschoenen ristelden en knisperden. ‘Een vliegtuigticket naar … Milaan, een plattegrond van alweer Milaan … kijk, op de kaart staan enkele aantekeningen … laten we dit op het bureau even verder bekijken’, zei Angelina. ‘Goed, maar je komt niet met ons mee’, zei Walid. ‘Hé, onnozelaars, ’t is al goed, ik moet eerst nog iemand bedanken’, zei ze. ‘Zo ?’, vroeg Walid terwijl hij met een grimas wees op haar vuile kleren. ‘Ja zo’, zei ze beslist, ‘als ik zoals jullie in een warme combi was blijven zitten, had ik dit nooit gevonden’ ‘Touché’, zei Walid, ‘kom dan maar snel naar het bureau. Ik laat wat je gevonden hebt al even door onze specialisten bekijken’. Angelina wandelde nadenkend in de richting van de struiken waar de bedelaar zijn kartonnen woonst had. De man was onzichtbaar en was haar niet zoals de vorige keer aan het volgen met zijn ogen. Hij had zich blijkbaar in zijn schuilplaats teruggetrokken. De Brusselse avond was frisjes. Een bleke maan scheen freel tussen de bomen. In de struiken hoorde ze geritsel. Zou hij zich uit de voeten aan het maken zijn, of waren het vogels ? Ze kwam aarzelend dichterbij. Toen ze dicht genoeg was om de kartonnen constructie volledig te zien, hield ze even halt. Eén voet stak wat uit de haveloze constructie. ‘’Verdomd’, vloekte ze en ze haastte zich door de lage struiken. Ze kwam echter te laat. De man lag op zijn zij, in een vreemde houding. Zijn ogen waren open. Voorzichtig voelde ze aan zjjn halsslagader, maar er wxas geen druk meer. De man was overleden. ‘Waaraan ? Zo snel ?’, dacht ze bij zichzelf. ‘Ben ik in gevaar ?’. Snelde haalde ze haar wapen boven en ontgrendelde de veiligheidspal. Opnieuw hoorde ze geritsel. Op haar GSM vormde ze met haar duim het nummer van Walid, die gelukkig onmiddellijk opnam. ‘Ja, mijn geurige bloesem ?’. ‘Walid, kom onmiddellijk terug’, zei ze met luide stem. De loop van haar dienstpistool liet ze de struiken voor zich afgaan. ‘Zet je sirene aan, dan weet ik waar je bent’. Onmiddellijk daarna hoorde op een afstand van hoogstens enkele straten een politiesirene opstarten. ‘Ik vrees dat mijn contactpersoon bezoek heeft gekregen’, zei ze. Het geritsel hield aan, maar leek zich te verwijderen. ‘Is daar iemand ?’, riep ze luid, terwijl ze de GSM-verbinding met Walid open liet, voor het geval dat … Er kwam geen antwoord.
85
39 Jozef wreef zich de vermoeide zaterdagslaap uit de ogen. ‘Acht uur dertig. Het is een schande’, dacht hij terwijl hij zich omdraaide naar zijn bedgenote die nog in een diepe slaap was verzonken. Hij kende net als zijn collega’s het fenomeen van de slaapachterstand die ze tijdens de drukke weekdagen opbouwden en die ze tijdens verlofdagen dienden in te halen. Veel collega’s vielen tijdens het weekend zelfs chronisch ziek. Als de stress wegvalt, krijgen de ziektekiemen hun kans op een vermoeid organisme. Alles heeft z’n prijs, zeker op het vlak van de gezondheid. De zon priemde zachtjes doorheen de onvolledig gesloten gordijnen en gaf aan dat normale mensen al een tijdje op waren. Jozef stond op en ging voor het raam staan. Nieuwsgierig keek hij door het venster en kreeg een prachtig gezicht. De pittoreske Brugse reitjes waren aan het ontwaken. Een dun laagje nevel zweefde over het wateroppervlak. Op de kasseien langs het water raasde af en toe een wagen, veel sneller dan de toegelaten 30 km/h, met het nodige gerammel tot gevolg. Zijn bedgenote draaide zich nog even en koesterde zich verder in het warme bed. Hij zou haar nog even laten slapen en alvast voor het ontbijt zorgen. Zijn GSM had hij meegenomen en hij stelde vast dat er reeds tien berichtjes op stonden. Blijkbaar had hij door het getril heen geslapen. Terwijl hij koffie zette, beluisterde hij de boodschappen. Met stijgende verbazing hoorde hij de ingesproken boodschappen. ‘Lap’, zei hij, ‘daar gaat mijn rustig weekend’, en hij maakte enkele notities. * ** ‘Wat ben je aan het doen ?’, vroeg EJ toen ze een uurtje later naar beneden kwam en Jozef al telefonerend op de keukentafel aantrof. ‘Ik had tenminste een ontbijt verwacht’, zei ze, terwijl ze hem een speelse knipoog gaf en hem een stevige knuffel gaf in de nek. Jozef knipoogde geconcentreerd terug, maar vervolgde zijn gesprek. EJ begon dan maar zelf een gezond ontbijt voor te bereiden. Als ik het niet doe, dan vertrekt hij weer naar Brussel zonder vitamientjes dacht ze met moederlijke bezorgdheid. Straks staat zijn chauffeur hier en … tja, ze was er al aan voor de moeite. De chauffeur en de donkerblauwe bolide stonden reeds voor de deur, wachtend op de kabinetschef. ‘Daar gaan onze plannen voor het weekend’, zuchtte ze, maar ze had zich al een tijdje neergelegd bij de vereisten van de jobs. Als woordvoerster had ze geluk dat Packa zich in Barcelona bevond – daar ging ze toch van uit – en het voor haar wat rustiger zou zijn. Jozef hield zich nog altijd bezig met het dossier van de terroristische aanslagen, en dat had topprioriteit. Wat zou ze doen ? Shoppen ? Of verder uitslapen ? Jozef gaf haar een vluchtige zoen en ging naar buiten. ‘Zie ik je nog terug vandaag ?’, vroeg ze bezorgd. ‘Je weet dat ik dat onmogelijk kan zeggen, schat, ik bel je wel’, antwoordde hij en hij stapte in. De wagen vertrok en reed al vlug sneller dan de toegelaten 30 km/h. ‘Voorzichtig, Jozef’, dacht ze. Niets is het waard dat ik je zou verliezen. Daarop sloot ze snel de voordeur om te verhinderen dat twee nieuwsgierige Nederlandse toeristen de onbeschaamdheid zouden hebben om binnen te komen.
86
* ** De man bewoog ritmisch zijn schouders in de koude wagen. Hij had er de nacht doorgebracht in oncomfortabele omstandigheden. Een halfleeg blikje cola lag naast hem en de verpakking van enkele chocoladerepen slingerde in het rond. Zijn arm deed nog behoorlijk pijn, alhoewel hij niet de indruk had dat de wond aan het ontsteken was. Hij moest en zou de verloren twee disks terugvinden, al diende hij hiervoor dag en nacht op uitkijk te staan. Voorzichtig veegde hij de voorruit wat mooier af, er voor zorgend dat hij enkel een kijkgaatje maakte. Hij wilde zien, niet gezien worden. De persoon die hij achtervolgde had het hem niet moeilijk gemaakt. Nadat ze was thuisgekomen had ze een douche genomen, hij had de contouren van haar welgebouwde lichaam zien aftekenen op de gordijnen van wat de badkamer moest zijn. Het gaf hem een kick. Hij had nooit begrepen waarom op het internet foto’s en filmpjes circuleerden van amateuropnames van dames in de douche of in de badkamer of van verborgen camera’s, die onder de rokken filmden. Nu voelde hij een adrenalinestoot bij het observeren van de douchende vrouw en begreep hij de gestoorde geesten die het deden iets beter. Daarna had ze nog bezoek ontvangen, maar was ze thuisgebleven. Haar mannelijke bezoeker was niet blijven slapen. Dat zou in geval van nood een bijkomende moeilijkheid opgeleverd hebben. De rest van de nacht was hij waakzaam gebleven, maar had hij niemand meer gezien of gehoord. Ze had de slaap van de rechtvaardigen genoten, terwijl de onrechtvaardigen het moesten doen met een onverwarmde wagen. Hoe druk de dag kan zijn, des te rustiger de nacht. Niemand beweegt. De straatverlichting dient er enkel voor om sloebers als mij de weg te wijzen, dacht hij. Nu het ochtend werd, kreeg hij honger, maar hij durfde zijn post niet te verlaten. Hij zou wachten tot ze weg was en dan haar appartement binnendringen. Op de zaterdagse ochtend begon de buurt rond zes uur dertig terug te leven. De nevels trokken langzaam weg uit de Brusselse deelgemeente en de zon maakte met enkele zwakke straaltjes haar opwachting. Niemand scheen zijn aanwezigheid tot nu toe opgemerkt te hebben. Hij had geen nood om tegengehouden te worden door een tweede patrouille . Zoveel geluk had zelfs hij niet. Rond tien uur dertig stopte een donkerblauwe BMW voor de deur met twee mannen in. Eén stapte uit om de politieagente te halen, terwijl de andere voortdurend leek te telefoneren. De wagen vertrok met de drie personen in sneltreinvaart naar het centrum. Hier was iets aan de hand De man zette de achtervolging in en moest alle zeilen bijzetten om de wagen bij te houden. Toen de wagen de kleine Brusselse ring opdraaide hield hij even zijn adem in. De wagen had tot hiertoe één van de grote invalswegen naar het centrum gevolgd. Door het matige verkeer had hij ze kunnen bijhouden zonder op te vallen. Hier kon hij ze kwijtspelen. Het was drukker en de wagen had een sneller acceleratievermogen dan de zijne, wat hij ook voortdurend gebruikte. De man vervloekte de kracht van de nieuwe turbodiesels. Gelukkig vertraagde de bolide na een enkele minuten en verliet de tunnels. Waar was hij nu ? Hij zag de blinkende neonreclames van een grote winkelstraat en een groot gebouw, misschien zelfs een paleis, met in de achtergrond een uitrollende Brusselse agglomeratie. De wagen hield halt aan een groot kantoorgebouw en door het tonen van een elektronische kaart kon hij de garage binnenrijden. Voorzichtig naderde hij de voorzijde van het gebouw en 87
parkeerde vlak voor de deur. Met een wegenkaart in de hand stapte hij uit en deed alsof hij een huisnummer zocht. Voorzichtig las hij het bronzen plaket aan de glazen deuren : ‘Kabinet van de Minister van Telecommunicatie’. ‘Een minister ? Wat hij die hier mee te maken ?’. Vanuit zijn ooghoeken zag hij dat de GMIC-bewaker, die binnen aan de ingang zat, hem nauwkeurig aan het observeren was en opstond. Snel draaide hij zich om en sprak in gebroken Frans een voorbijganger aan, om de weg te vragen naar de Grote Markt. Hij zag dat de bewaker op zijn stappen terugkeerde, maar hem niet uit het oog verloor. Nadat hij schijnbaar aandachtig naar de uitleg van de voorbijganger had geluisterd, maakte hij dat hij weg kwam. Hij zou teruggaan naar het appartement van de agente. Misschien vond hij daar iets meer. Toen hij wegreed, zag hij meerdere zware wagens de parking binnenrijden.
88
40 Packa genoot met volle teugen van de vrije dag in het Spaanse Barcelona. Na de landing had hij zich per taxi naar het Plaza d’Espagna laten brengen, het grote plein aan het Tentoonstellingscomplex, dat elegant tegen de groene hellingen van de Mont Juic opklom. De stad Barcelona, hoofdstad van Catalonië, zonder twijfel de rijkste en welvarendste Spaanse Provincie, had zich door grondige en verregaande ingrepen aangepast aan de vereisten van een moderne grootstad. De diagonal, zoals de naam aangeeft een diagonale laan die de stad van Oost naar West doorkruist, werd aangelegd en vele traditionele woonwijken heringericht. Het industriële gedeelte aan de zee maakte plaats voor een Olympisch Complex en werd volledig gemoderniseerd. De industrie diende een andere bestemming te zoeken. Gelegen aan de azuurblauwe Middellandse Zee, was het een uitstekende plaats voor enkele dagen rust, en dat was Packa van plan. Eerst zou hij het Museum van Mirò bezoeken, dan iets eten en de stad in. Een diplomatieke vertegenwoordiger had voor zijn koffers gezorgd. Er zat ook een officieel gedeelte aan zijn vakantie. In de woning van de consul zou hij enkele ICT-industriële ontmoeten. De sfeer en de omgeving maakten de officiële verplichting al snel goed. Hij hoopte enkel dat er in België niets zou mislopen. In zijn achterhoofd hield hij er echter rekening mee en stond hij klaar om van de ene minuut op de andere terug te keren. Dit was de prijs van de verantwoordelijkheid. Jozef had hem al verschillende berichtjes achtergelaten op zijn GSM. Hij had de berichten met stijgende verbazing beluisterd. Hij kende Jozef en wist dat hij de zaken eerder eenvoudig en ongevaarlijk zou voorstellen, maar dat de verwikkelingen wel eens problematischer konden worden. De afspraak was dat hij enkel in zeer dringende gevallen en op uitdrukkelijk verzoek zou terugbellen. Hij vertrouwde op zijn kabinetschef. ‘Brejkt, stai inondando in tuoi pensieri, no ?6’, vroeg de zwartharige schone naast hem in een taal die omwille van de zachte en zwevende klanken onmogelijk Spaans kon zijn. Spaans klinkt veel harder en er wordt veel meer in gesist. ‘Si, cara mia, lo so, non è facile d’essere chi quando le cose successone nella Belgica7’, antwoordde hij. ‘Maar ik zal proberen het beste er van te maken. Hier kent niemand ons en kan ik je tenminste en public een stevige knuffel geven’, ging hij verder. ‘Je ziet hoe relatief de beroemdheid is en hoe weinig ver ze reikt’, antwoordde ze. ‘Leer er van en laat je zorgen waar ze zijn. We zullen snel genoeg terug in België zijn, waar je je terug met je hobby zal kunnen bezighouden’. ‘Dank je, het is een hele geruststelling’, lachte hij en hij greep ze plagend bij haar middel. De Spanjaarden keken nauwelijks op van de flirtende Belgen. Ze waren wel meer gewoon. Barcelona was een bruisende stad waar alles kon. Rustig slenterden ze de steile weg op de Mont Juic omhoog naar het museum. Deze dag was voor hen en voor hen alleen. * 6 7
Brecht, je bent aan het verdrinken in je gedachten, niet ? Ja mijn liefste, het is niet gemakkelijk om hier te zijn, terwijl in België van alles gebeurt
89
** Op het kabinet zat Jozef de spoedvergadering voor. De vermoorde bedelaar, daar hadden ze intussen gedeeltelijk bevestiging van, was een volgend slachtoffer op het bloedige pad van de man met de wagen. Het wetenschappelijk labo had de voorwerpen onderzocht die Angelina uit de container had opgevist en had toch enkele zaken opgeleverd : vooreerst de vingerafdrukken, die leidden tot de identificatie van de man als Antonio Servida, Italiaan, midden de dertig en gevaarlijk. Alsof dat nog niet duidelijk genoeg was. Verder het vliegtuigticket naar Italië en de plattegrond van Milaan. Op de plattegrond stonden verschillende zaken geschreven : een telefoonnummer, dat toebehoorde aan een hotel in Milaan, enkele losstaande cijfers, waar ze verder niets uit konden opmaken enkele woorden : ‘comparare la realità con il futuro montrà la verità8’. Een code ? Een uitspraak ? Geen flauw idee. Jozef bracht het voor de vergadering in de hoop dat de aanwezige intelligentia er meer mee zouden kunnen doen dan de politiemensen die de zaak tot nu toe hadden onderzocht. Kris Vandrijfheuvel vroeg het woord. ‘Collega’s, ik heb meer nieuws over de ernst van de situatie. De Italiaanse groep waar we mee te maken hebben, pleegde reeds terroristische aanslagen over heel Europa. Ze staan bekend als ‘mani neri’, of zwarte handen. Het is een anarchistische splintergroep die het haar taak ziet het éénwordingsproces van Europa tegen te houden. Na enkele succesvolle, dus bloedige, aanslagen in Italië en infiltratie in de antiglobalistische beweging schijnen ze plots een sponsor gevonden te hebben of over een nieuwe bron van inkomsten te beschikken. Ongeveer zes maanden geleden doken de Italiaanse anarchisten plots overal in Europa op : Spanje, Frankrijk, Duitsland. De aanslagen waren vaak gericht tegen gebouwen van Europese instellingen zoals de Europese Commissie. Blijkbaar worden ze agressiever en hebben ze Brussel ontdekt. Het is de eerste keer dat ze in België gesignaleerd worden. Ik kan het echter niet genoeg benadrukken : Europol wijst ze aan als onvoorstelbaar en gevaarlijk’. Al pratend liet hij zijn blik over de aanwezigen glijden. Bij het woord ‘gevaarlijk’ bleef zijn blik stilstaan bij Angelina Michiels. Het kan toeval geweest zijn. John, de cybercrime specialist van de FCCU vroeg het woord. ‘Mijnheer de kabinetschef, wat ik heb gezien van het gebruik van Informatie- en CommunicatieTechnologie was bepaald indrukwekkend. Ze beschikken blijkbaar over specialisten terzake. Betekent dit dat ze ook in hun aanslagen gebruik zullen maken van de zwakheden van de telecommunicatienetwerken of gebruik zullen maken van virussen of logische bommen ?’ ‘Als ik even mag’, vroeg Jozef en hij kreeg het woord. ‘Op de grafische bestanden die we konden openen, vonden we een kaart van Brussel met daarop enkele merktekens. De tekens kwamen overeen met strategische telefooncentrales. Ik geef één voorbeeld. Als de centrale aan de Kleine Zavel onderuit gaat of gesaboteerd wordt, bestaat Brussel niet meer op het internet. Je kan je voorstellen wat dit zou betekenen. Ik vrees dat ze inderdaad met hun telecommunicatie know how dergelijke centrales viseren. We hebben opdracht gegeven ze nu reeds beter te beveiligen’. ‘Dat klopt’, ging Vandrijfheuvel verder. ‘Volgens mijn informatie werd een aantal van hun leden werd gerekruteerd aan het hoger centrum voor informatica in Milaan. In het verleden lag de nadruk zowel op informatica-criminaliteit als op brute kracht, springstof en dergelijke. We moeten dus met beide denkpistes rekening houden’.
8
De realiteit met de toekomst vergelijken, brengt de waarheid naar boven
90
‘Jezus’, zei Jozef, ‘wat zullen we nog allemaal meemaken’. De andere leden van de groep knikten bevestigend * ** De man had bij zijn terugkomst op het adres van de agente Michiels, een rustig moment afgewacht. Het appartement bevond zich in de Brusselse buitenwijken, in een rustige buurt, maar op zaterdag waren de straten toch drukker dan anders. Hij was al even binnen geweest, in de hall tot aan de brievenbussen, om de omgeving te verkennen, en had daarna het gebouw vanaf de achterzijde bestudeerd. Net voor de middag zou het iets rustiger worden, dacht hij en de doordringende aroma’s van gebakken voedsel, wezen er op dat het middaguur dichterbij kwam. Hij had geen aanwijzing dat de agente vroeger terug zou komen. Hij zou het er dan op wagen. De wonde in zijn arm deed nog veel pijn. Hij had het verband even bekeken en had gezien dat het op de plaats van de wonde vol bloed zat. Verdorie, hij zou het verband eerst dienen te veranderen. Dan pas kon hij zonder veel sporen na te laten binnenbreken. Met de hedendaagse opsporingstechnieken zou hij het best niet spotten. Goed, dan zou hij het verband eerst verwisselen en dan naar binnen gaan. Nu nog een rustig plekje om het te doen. Achter het benzinestation iets verderop stonden enkele barakken, mooi uit het zicht. Hij zou daar even kijken. * ** Tijdens de vergadering kreeg Jozef een dringende telefonische oproep van Margareth. ‘Jozef, we hebben het’, brulde Margareth aan de andere kant van de lijn enthousiast in zijn oor. Jozef, die even snel narekende hoe laat het aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan was, nam aan dat ze tot een stuk in de nacht hadden doorgewerkt aan het breken van de code en er uiteindelijk in waren geslaagd. ‘Margareth, make my day, zeg met wat je gevonden hebt’, antwoordde Jozef, die eindelijk een lichtpunt zag in het zwarte dossier. ‘We hebben heel wat moeilijkheden gehad om de bestanden die je doorstuurde te ontcijferen. Op de bestanden zaten daarenboven nog extra beveiligingen, zeer agressieve virussen die we gelukkig op tijd konden isoleren. Als ze het internet op zouden raken, zou de schade niet te overzien zijn.’, begon Margareth. ‘En het resultaat …’, onderbrak Jozef haar voorzichtig, want hij wilde haar enthousiasme niet te veel temperen. ‘Het resultaat zijn een aantal filmbestanden over het locaties in Brussel. De beelden tonen de omgeving, de beveiliging en vluchtmogelijkheden’ ‘Welke locaties ?’, vroeg Jozef. ‘Telecommunicatiecentrales’, antwoordde Margareth. ‘Hoeveel ?’, dacht Jozef luidop. ‘Vijf, met één belangrijke in de buurt van een groot paleis’, zei Margareth. ‘Een groot paleis ?’, vroeg Jozef. ‘Een groot gebouw met een koepel op, hoger gelegen in de stad. Het ziet er uit als een paleis, ik weet natuurlijk niet wat het precies is, maar het staat in de stellingen’. 91
‘Dat kan niet anders dan het Justitiepaleis zijn, ging Jozef verder. ‘Maar er is meer …’, vervolgde Margareth. ‘Bij de bestanden vonden we ook reproducties of kopieën terug van de eerste foto’s die je ons doorstuurde. Mijn team weet niet wat ze daar mee verder moet’. ‘Kan je ze doorsturen ?’, vroeg Jozef. ‘Sure’, antwoordde ze, ‘ze zijn al onderweg’. ‘Margareth, ik weet niet hoe ik jou en je team kan danken’, zei Jozef. ‘Ik wel …’, begon ze, ‘maar dat zal voor een andere keer zijn …’. Jozef begon zich ongemakkelijk te voelen. ‘Ga maar slapen’, zei hij, ‘vanaf hier kunnen we verder. Je hebt België een enorme dienst bewezen, nogmaals dank uit naam van ons allemaal’, en hij verbrak de verbinding. Snel bracht hij de vergadering op de hoogte van de bereikte resultaten. Hij stuurde John uit om de beelden op te halen en laste een pauze van enkele minuten in. Tijd om Packa te bellen. * ** Voor Packa was het leven een kunst. ‘The art of being Packa’. Packa’s visie op het leven was er één van een stil genie, met een grote mensenkennis en een groot hart, dat hem er toe aanzette om met volle teugen van het leven te genieten. Zijn impulsiviteit was echter legendarisch. Maar je diende toe te geven dat deze impulsiviteit ook positieve kanten had. Als ze hem in de problemen bracht, en daar is in de politiek niet echt veel voor nodig, had zijn intuïtie hem er tot nu toe ook uitgehaald. Tot nu toe. De Spaanse zon was naar de middag toe harder gaan schijnen en deed het witgekalkte Miròmuseum baden in een witte aura ten opzichte van de helblauwe lucht. Op goed twee uur vliegen van Brussel kan het leven toch mooi zijn, dacht Packa. De emotie van het moment werd echter verstoord door het venijnige trillen van zijn mobiele telefoon. Een SMS-bericht, van Jozef. Slecht en goed nieuws. Doelwitten aanslagen gekend en voorlopig beveiligd. Dat moet het goede nieuws zijn. Bloedig spoor door Brussel. Verdomd. Geen reden om terug te keren, ze hebben de situatie onder controle, dacht Packa en hij vertelde in korte bewoordingen de stand van zaken in het thuisland aan Maria. Die keek hem verliefd in de ogen. Packa, die vroeger al de vaardigheid had verworven om zijn gedachten van het ene moment op het andere van werk naar privé om te gooien, hoefde op dit moment zelfs geen beroep te doen op zijn kunnen. De grote donkere ogen van Maria vertelden genoeg. Hij gaf er zich aan over. Hij wilde er in verdrinken.
92
41 De man paste een oude truc toe om binnen te geraken in het appartementsgebouw. Hij wachtte aan de brievenbussen, al zoekend naar zijn sleutels, tot een gehaaste jongeman met draagbare MP3-speler en koptelefoon op het hoofd nonchalant het gebouw verliet en de tussendeur zo wijd opengooide dat hij ze gemakkelijk tegen kon houden. Hun blikken kruisten even, maar het was twijfelachtig of de jongeman zich het gezicht van de Italiaan nog zou herinneren. Het beukende geweld van de retro-discohit Alcazar had naast gehoorscellen reeds voldoende hersencellen vernietigd om de herinnering bij de jongeman voorgoed uit te wissen. In het gebouw nam hij de trap tot de vierde verdieping, waar het appartement van de jonge agente zich bevond. Nu kwam het moeilijkste deel. Zonder al te veel lawaai of braak de deur open krijgen. Als het fout liep had hij weinig vluchtwegen. Trap of lift naar boven of beneden. Dat was het. De deur was niet nieuw, maar de jonge agente had er haar cursussen indachtig extra beveiliging op aangebracht. Het slot was bedekt met een stalen bescherming en was niet zomaar open te krijgen. Bovenaan was een extra tweede slot aangebracht waardoor de deur via twee aanhechtingspunten was beveiligd. Dit was een tegenslag. Wat nu gedaan ? Uit de verte vulde een licht gestommel het nauwe gangpad. Het leek uit het tegenoverliggende appartement te komen. Snel en geruisloos haastte hij zich de trap op, om er tussen twee verdiepingen in het donker te wachten. De lift, die zo te horen aan vernieuwing toe was, kroop langzaam in de liftschacht naar boven. Een heldere stem doorbrak de stilte. * ** Op het kabinet liep de vergadering naar zijn einde. John had de doorgestuurde beelden geprojecteerd en al vrij snel werd een strategisch plan opgesteld om de bedreigde sites verder te beveiligen. De verantwoordelijken van de politiediensten werden ingelicht en speciale brigades werden gemobiliseerd om de centrales onopvallend te beveiligen en constant in het oog te houden. De beelden waren van een opvallend goede kwaliteit en de aangeduide doelwitten lieten niet veel aan de verbeelding over. Iedereen was zich bewust van de ramp waaraan ze ontsnapten door nu de noodzakelijke maatregelen te nemen. ‘Het enige wat mij nog intrigeert zijn de foto’s, waarom worden gewone afdrukken meegestuurd met digitale bestanden, zwaar beveiligde bestanden waarop net hetzelfde staat’, zei Jozef. ‘En dan het Italiaanse zinnetje : ‘De realiteit met de toekomst vergelijken, brengt de waarheid naar boven‘, ik weet niet wat het betekent. Misschien ook niets. Wanneer iemand een idee heeft, kan hij het mij laten weten’, besloot hij. De vergadering werd opgeschort. ‘Willen we je terug naar huis brengen ?’, zei Jozef tegen Angelina. ‘Ik kan er geraken via het openbaar vervoer, mijnheer de kabinetschef, dank U’, antwoordde ze. ‘Zoals je wil, het is een kleine moeite’, zei Jozef, ‘ik breng ook Jarvis, die bij jou in de buurt woont, naar huis. Voor mijn chauffeur is het een kleine omweg, waarna we spoorslags terug naar Brugge zullen vertrekken’. 93
‘Je doet er hem een plezier mee om ja te zeggen Angelina’, mengde Jarvis zich glimlachend in het gesprek. ‘Zo kan hij zijn schuldgevoel wat wegwerken’, knipoogde hij. ‘Too much thinking makes a coward to the soul9’, zei Jozef met een filosofische noot. ‘Oei, het is weer weekend, hij is de weer de wijsgerige toer aan het opgaan’, plaagde Jarvis verder, ‘je gaat me toch niet vertellen dat je dit zelf hebt gevonden ?’. ‘Ik heb het zojuist zelf uitgesproken, Jarvis, maar daarvoor heeft ettelijke jaren geleden een zekere Shaekespeare het neergeschreven’. ‘Denk je daarmee een knappe jongedame te kunnen verleiden ?’, ging Jarvis verder. ‘Nee jong, ik wil haar enkel vragen een beslissing te nemen. Ik vertrek binnen vijf minuten’, rondde hij af. ‘Vooruit dan maar, als ik jullie er een plezier mee doe’, gaf ze toe. ‘Het is als blijk van appreciatie voor de opoffering van een halve zaterdag’, zei Jozef, ‘ik ga nog even naar mijn bureau. Ik zie jullie binnen vijf minuten beneden’. ‘Die lijkt me wel een toffe te zijn’, zei Angelina tegen Jarvis, toen ze samen naar beneden gingen. ‘Dat valt mee hoor’, zei Jarvis, ‘hij is menselijk en correct, wat je niet van alle kabinetschefs of zelfs van ministers kan zeggen’. ‘Ik had een totaal ander beeld van kabinetten’, zei Angelina. ‘De meeste mensen denken nog altijd dat kabinetten er zijn om mensen een plezier te doen. Misschien was het vroeger zo, ik ben te jong om daarover mee te spreken, maar vandaag de dag is het hard werken, beleidsvoorbereiding en beleidsopvolging, in een meestal niet meewerkende omgeving’, zei Jarvis. Op dat moment voegde Jozef zich bij hen. ‘Iedereen hier, prima, laten we maar gaan dan’, lachte hij en hij gaf het goede voorbeeld. Glimlachend volgden Angelina en Jarvis zijn voorbeeld. * ** ‘Ik vertrek nu en kom pas vanavond laat terug’, schalde de stem van het meisje door de smalle appartementshal. ‘Wat zeg je ? Nee, dan spreken we daar af’, ging ze verder’. De man voelde hoe de lift van enkele verdiepingen hoger naar de verdieping waarop het meisje zich bevond sjokte en hij trok zich even van de muur weg toen de kooi trillend naast zijn hoofd voorbijkwam. Intussen taterde het meisje een halve verdieping lager rustig verder in wat een GSM bleek te zijn. ‘Nee, er is niemand meer thuis’, zei ze plots, ‘je zal het pakketje pas morgen kunnen afgeven’. Aangezien ze Frans sprak, kon de man er genoeg van begrijpen om te zien dat dit zijn kans was. Wanneer ze weg was, kon hij misschien via het aangrenzende appartement in het appartement van de agente binnengeraken. Toen hij de liftdeur hoorde dichtslaan wachtte hij enkele minuten. Wanneer hij het meisje beneden in de hall alweer kwetterend naar buiten hoorde gaan, daalde hij de smalle appartementstrap af om het slot van het tegenoverliggende appartement te bekijken. 9
Te veel nadenken, maakt van de ziel een lafaard
94
‘Aha, dit ziet er al beter uit. Dit is een fluitje van een cent’, dacht hij en in de snelheid van de gedachte begaf het slot het met een doffe droge krak. In het appartementsgebouw bleef alles stil. De gewone geluiden werden niet onderbroken, een hond enkele etages hoger bleef smekend blaffen, de kinderen enkele etages lager maakte nog steeds evenveel kabaal. De radio of televisie op de verdieping er recht boven gaf lawaai voor de rest van de verdieping. Snel haastte hij zich naar binnen en sloot de deur. Hij bevond zich in een typische studentenflat, een appartement dat waarschijnlijk gedeeld werd door verschillende studenten. Orde was duidelijk hun sterkste kant niet. Ofwel had er zich de vorige nacht een wild feestje afgespeeld. Zachtjes opende hij de schuifdeur die naar het terras leidde. Als camouflage plaatste hij een baseballpet die op een versleten zetel bij een aantal andere zaken lag, kriskras op zijn hoofd. Ze kunnen denken dat ik bij die studenten hoor, dacht hij, en hij opende verder de deur. Plots werd zijn aandacht getrokken door een zacht gekreun. * ** Jozef’s chauffeur slalomde moeiteloos door het rustige Brusselse weekendverkeer. Jarvis had vooraan plaatsgenomen. Angelina zat achteraan, bij de kabinetschef. Samen praatten ze de voorbije vergadering nog even door. ‘Waarom ben je zo geïnteresseerd in de gevonden bestanden, Angelina ?’, vroeg Jozef. ‘Ik … ik weet het niet, mijnheer de kabinetschef. Ik denk dat het in mijn karakter ligt. Ik ben altijd al een nieuwsgierig Aagje geweest. Wanneer ik me ergens in vastbijt, dan wil ik dat meestal afwerken’, antwoordde ze bedeesd. ‘Noem me gerust Jozef’, grinnikte Jozef en hij vroeg hoe ze precies in contact was gekomen met het FCCU, met John, die hem de informatie had doorgestuurd. Angelina vertelde hoe ze John kende omdat hij bij haar in de buurt woonde, hoewel er een aanzienlijk verschil in leeftijd was. ‘Toen hij enkele dagen geleden het politiekantoor binnenwandelde, herkende ik hem meteen. Ik weet zeker dat hij even diende na te denken wie ik was, ik ben eh … wat uitgegroeid ten opzichte van de tijd dat hij mij als klein meisje kende’, zei ze. ‘Tja, we worden snel oud’, zei Jozef vaderlijk. ‘Allemaal even snel, vrees ik’, merkte Angelina op. ‘Correct’, zei Jozef, ‘alleen lijkt het subjectief niet altijd zo. Als je jong bent, heb je een zee van tijd en denk je nooit tijd te kort te hebben’. ‘En in de politiek lijkt het altijd nog wat langer te duren’, gooide Jarvis er tussen. Daarop schoten ze alledrie in een lach. * ** De man versteef toen hij het geluid hoorde. Een zacht gekreun, dat uit één van de slaapkamers leek te komen, vulde de kamer. Hij hield zich doodstil, wat uren leek te duren, maar in werkelijkheid moeilijk meer dan enkele minuten kon geweest zijn. Plots ging het gekreun over in zacht ronken. De man bewoog zich in de richting van de slaapkamer en stak nieuwsgierig zijn hoofd om de hoek. Hij zag een bed, met daar rond verschillende flessen. Lege flessen. In het bed lagen een meisje en een jongen compleet groggy hun roes uit te 95
slapen. Veel hadden ze niet aan. Af en toe veranderde het ronken in een licht gekreun. Oef. Het zag er niet naar uit dat een kanonschot naast hun oren hen de eerste uren zou kunnen wekken. Indien hij geen lawaai maakte, zouden ze het nooit merken. Op het balkon kroop hij ongezien over de afscheiding die de beide appartementen scheidde, die de naam niet waar was. Hij had goed gegokt. Hier was de beveiliging heel wat minder goed. Het standaard slot weerstond niet aan zijn inbrekersvaardigheden. Binnen de minuut stond hij binnen. De schijfjes, flitste het door zijn hoofd. Ik moet ze vinden. Voorzichtig opende hij een tussendeur en stapte een werkruimte binnen. Wel, wel, onze agente houdt van studeren, dacht hij toen hij de ordelijke bureau zag, waarop enkele grote boeken, het leken wel cursussen lagen. ‘Algemene en experimentele psychologie’, ‘differentiële psychologie’, ‘factoranalyse’. Niets dat met informatica te maken had. Op het bureau stond een design Apple computer, een iMac. Daar moet ik even naar kijken, dacht hij en hij startte de computer op. Tezelfdertijd onderzocht hij efficiënt de ruimte. Hij vond echter niets. Plots hoorde hij een geluid in de gang. Een dichtslaande liftdeur en een sleutel die in het slot werd gedraaid. Hij versteef opnieuw.
96
42 Angelina kwam nietsvermoedend haar appartement binnen. Vermoeid wreef ze met haar linkerarm in haar ogen, terwijl ze met de rechterarm haar jas met een afgemeten beweging aan de kapstok mikte. Dat zat er op, dacht ze. Nog een geluk dat ze door de sympathieke kabinetschef naar huis werd gebracht, zo had ze alleszins een uur gewonnen. Het openbaar vervoer brengt je enkel in de spits, en dan nog enkel de metro, die in een speciale bedding rijdt, op de snelste manier ter plaatse. Eigenlijk had ze geen plannen voor de namiddag. Ze kon nog even verder studeren, maar nee, het was zaterdag, of nog wat gaan sporten. Zut. Bijna was ze de afspraak met haar beste vriendin die avond vergeten. Door alle heisa rond die schijfjes, die telecommunicatiecentrales en de moorden. Ze was gevraagd bij Denis en Catherine. In Gent. Dan had ze niet zoveel tijd meer. Goed, wat ze zou doen was een warm bad nemen en op tijd vertrekken om naar Gent te sporen. Als ze nu een bad nam en tegen vijf uur op de City 2, het grote winkelcentrum, aankwam, dan was er misschien al wat minder volk om een cadeautje te kopen. Dan kon ze in het Noordstation de trein nemen naar Gent. Zo gezegd, zo gedaan. Ze draaide zich om om naar de badkamer te gaan en het hete badwater reeds te laten stromen. Terzelfdertijd trok ze haar pull uit en haar blouse los. Met één hand trok ze de badkamerdeur, die zich naast haar bureau bevond open. Ze hoorde hem niet komen. Met een gesmoorde kreet stortte de man zich vanuit de studeerkamer op de onfortuinlijke jonge vrouw. Alhoewel ze zich geenszins aan een aanval verwachtte, bezat ze gelukkig een getrainde afweer reflex. Terwijl de man zich met zijn volle gewicht op haar stortte en zijn rechterarm rond haar hals klemde, zakte ze ogenblikkelijk door de knieën en brak zo het verrassingseffect en de kracht van de knellende arm. De man diende verbaasd even zijn greep te minderen, wat haar in staat stelde even door te rollen waardoor de man met de rest van zijn kracht tegen de deur belandde. Opnieuw diende hij zijn greep ietwat te lossen. ‘Waar zijn de schijfjes ?’, siste hij tussen zijn tanden. Bij het woord schijfjes verstevigde hij zijn greep. Angelina schudde nadrukkelijk van nee en verweerde zich heftig tegen de drukkende arm. ‘Waar zijn ze ? Vlug een beetje, of ik vermoord je !’, siste hij verder, maar Angelina reageerde enkel door nog heftiger nee te schudden en verder te worstelen om meer ademruimte te krijgen. ‘Lucht, lucht !’, schreeuwden haar longen toen de man zich opnieuw schrap zette en zijn greep verstevigde. Hij draaide zijn arm als een bankschroef verder aan en slaagde er in met zijn arm haar mond te bedekken. Ze wilde schreeuwen, maar werd verstikt door de ijzeren greep. Ze wilde bijten, maar kreeg haar kaken niet uiteen. Het enige wat ze nog kon, was stampen, wat ze met al haar kracht deed, maar de man lag half onder haar en haar gestamp verplaatste enkel veel lucht. In de kleine badkamer raakte ze net de muur niet, noch het wasmeubel. Nog verstevigde de man zijn greep. De man murmelde iets in het Frans, maar door het gebons in haar oren door het gebrek aan zuurstof, begreep ze niet wat hij zei. Hij had zich nog verder achteruit geduwd en hield haar als met twee ijzeren scharen muurvast. Is dit het einde, schoot het door haar hoofd ? Moet ik zo sterven terwijl ik nog niet geleefd heb ? Men zegt soms dat mensen in een acute situatie, in 97
stervensangst een film van hun leven zien voorbijvliegen. Ook in haar geval was het zo. Ze zag beelden van haar kindertijd, van haar vrienden, van haar beste vriendin. Het laatste beeld dat ze zag was dat van haar petekindje, een baby van acht maanden oud. De baby keek haar lachend aan en straalde wit licht uit. Dan verdween het beeld en werd alles langzaam donker. * ** In de koude cel zat de jonge ondervrager voorovergebogen over de jonge vrouw. Naast hem stond de dokter. ‘Ik, ik wil met je spreken’, zei hij. De vrouw opende vermoeid haar ogen, maar leek niet in staat zich te concentreren op de woorden van de jongeman. ‘Ze is nog verder achteruit gegaan’, zei de dokter voorzichtig. Ik vrees dat de mentale klap haar zwakke afweersysteem heeft doen falen. Ze is erg ziek. Het laatste stadium van de ziekte dient zich aan’. De jongeman schrok bij de gedachte dat ook dit zijn toekomst kon zijn, maar liet zich hierdoor niet van de wijs brengen. ‘Kijk me aan, ik wil met je spreken, ik wil je helpen’, volhardde hij, maar de vrouw opende haar ogen niet meer. Ze leek weg te zinken in een coma. ‘Het heeft niet veel zin, mijn beste, ze is te zwak. Het enige wat haar kan redden, is haar baby’, zei de dokter. Bij het horen van het woord ‘baby’ leek ze even te rillen, maar ze opende haar ogen niet meer. ‘Geef ze nog wat serum, zuster’, zei de dokter terwijl hij de jongeman naar buiten begeleidde. ‘Ik kom binnen een half uur opnieuw kijken’. Buiten stond de oudere man zijn collega op te wachten. ‘Zei ze iets ?’, vroeg hij. ‘Nee’, antwoordde de jongeman. ‘Dan zullen we zelf verder dienen te zoeken’, zei hij. ‘Bij de pakken neerzitten heeft nog niemand geholpen. Noch voor haar, noch voor jou. Kom, laten we er mee beginnen’. Hoofdschuddend volgde de jonge man zijn collega. Misschien kon hij zijn eigen ongeluk, de besmetting met de verschrikkelijke ziekte keren, door iets voor anderen te doen. Hij had het, het zal vreemd klinken, de jonge vrouw vergeven. Het was het lot, het noodlot wat hen bij elkaar had gebracht en had gemaakt dat de ziekte aan hem werd doorgegeven. Hij zou echter de rest van zijn leven, en dat konden nog vele jaren zijn, wijden aan het helpen van anderen. Dit was de reden waarom hij bij de politie was gegaan. Nu had hij niets meer te verliezen.
98
43 Jozef bonsde met alle kracht die hij had op de deur van het appartement van Angelina. ‘Angelina, doe open, je bent misschien in gevaar’, schreeuwde hij. Jarvis glipte langs hem en begon op de aangrenzende deuren te bonken. De deur van het appartement naast dat van Angelina gaf onmiddellijk mee. Hij stormde, gevolgd door Jozef het studentenappartement binnen en zag nog net hoe vier lodderige ogen hem vanuit de slaapkamer nietsbegrijpend aankeken. Het meisje was blijkbaar het meest ontnuchterd en slaakte een kleine kreet toen ze zich bewust werd van haar naaktheid. ‘Sorry’, riep Jarvis, ‘het is een noodgeval’ en hij rende door naar het balkon. Hoe zou hij dit thuis moeten uitleggen ? De deur van het balkon stond op een kier. Door het glas zag hij een gestalte wegglippen, half uitschuivend over het balkon, in de richting van de zijkant van het appartement. Met een ijselijke vloek stortte hij zich door de open deur op het balkon, waar hij door de afscheiding een man een sprong zag maken in de afgrond, over het balkon, naar buiten. ‘Staan blijven’, schreeuwde hij, hoewel het even belachelijk moet geklonken hebben als een jager die een konijn vraagt even te wachten tot hij zijn geweer herladen heeft. In plaats van de doffe plof die hij verwachtte van een lichaam dat van de vierde verdieping van een appartement naar beneden valt, hoorde hij het schurende geluid van metaal op metaal. ‘Waar is hij ?’, hoorde hij Jozef achter zich vloeken. Zelf probeerde hij over het tussenschot te klauteren dat de afsluiting tussen de beide terrassen vormde. Jozef hijgde in zijn nek. Hij geraakte er gemakkelijk over. Jozef volgde hem. Toen hij over de ballustrade tuurde, zag hij hoe de man zich bungelend aan de protesterende brandladder in schokjes naar beneden liet glijden. De laatste drie meter liet hij los. Hij viel en rolde om in de beplanting naast het appartementsgebouw. Een stuk van zijn broekspijp was gescheurd. Alvorens weg te spurten keek hij even naar boven. De bloeddorstige gejaagde blik in zijn ogen zouden Jozef en Jarvis nooit vergeten. ‘Waar is ze ?’, riep Jozef en hij haastte zich naar binnen. Ze lag met haar voeten uit de badkamer en zag helemaal blauw. De schrik sloeg Jozef om het hart. Hij legde zijn vingers op haar hals in de hoop nog een puls van haar hart op te vangen. Jarvis volgde. Zijn gezicht stond volledig verwrongen. ‘Voel je nog iets ? Ademt ze nog ?’, hijgde hij. Jozef aarzelde lang voor hij iets zei. Ik weet het niet, misschien heel zwak, ik weet het niet. ‘Laat mij proberen’, zei Jarvis, ‘we moeten iets doen’ en hij begon haar te beademen. ‘Bel een ambulance, schreeuwde hij’, maar op dat moment hoorde hij reeds sirenes voor de deur stoppen. ‘Doe de deur open, zodat ze binnen kunnen’, zei hij, en hij ging verder met de beademing. Jozef stond langzaam op en ging als verdoofd naar de verstevigde voordeur, die hij ontgrendelde. Voor de deur stond zijn chauffeur met de GSM in de hand. ‘Ik heb de hulpdiensten verwittigd’, zei hij, ‘kan ik nog iets doen ?’ ‘Ja, haal ze hierheen, en houd daarna die twee daar buiten’, zei Jozef, met een knik in de richting van de verbouwereerde studenten, die in een donsdeken gehuld poolshoogte kwamen nemen.
99
‘Ik protesteer tegen deze praktijken’, begon de jongen wiens zicht op de wallen onder de ogen de beste remedie leken tegen een avond zwaar doorzakken. ‘Doe dat maar als ze het overleeft’, zei Jozef scherp, terwijl hij plaats maakte om de ambulanciers door te laten die hijgend de trappen kwamen opgestormd. Daarna volgde hij de mannen naar binnen. ‘Leeft ze nog ?’, vroeg hij met een stem die het antwoord het liefst niet wilde afwachten. ‘Ik denk dat jullie net op tijd waren’, zei de eerste ambulancier na een eerste onderzoek. We moeten haar stabiliseren. Daarna nam hij het werk van Jarvis over. Jarvis kroop op handen en voeten achteruit om de ambulanciers wat meer ruimte te geven. ‘Wat is er gebeurd ?’, vroeg de tweede ambulancier. ‘Poging tot moord’, antwoordde Jozef scherp. ‘Waar blijft de politie ?’ ‘Moet ik er nog achteraan gaan ?’, zei Jarvis, die zijn tweede adem had gevonden. ‘Nee, jongen, vanaf nu laten we het aan de politiediensten over’, antwoordde Jozef grimmig. ‘Zij is de politie’, antwoordde Jarvis gevat, ‘ik vrees dat we met een ander kaliber te maken hebben dan normaal’. ‘Hoe lang gaat die man zijn bloedig spoor nog door Brussel trekken ?’, dacht Jozef luidop. ‘Daar is de politie’, informeerde de chauffeur aan Jozef, die twee agenten beneden uit een combi had zien stappen. ‘Hoe gaat het met haar ?’, vroeg Jozef aan de ambulanciers, die Angelina in middels op een brancard hadden gelegd en voorzichtig met een laken bedekten. ‘De toestand is ernstig, maar niet levensgevaarlijk’, zei de eerste ambulancier. ‘Moet daar geen dokter over oordelen ?’, vroeg Jozef. ‘Ik ben laatstejaarsstudent geneeskunde’, zei de jongeman. Ze ademt terug en haar toestand is stabiel. We zullen haar snel overbrengen naar het ziekenhuis, waar ze verder verzorgd zal worden. ‘Hee, ze opent haar ogen’, zei Jarvis, die geen ogenblik van haar zijde was geweken. ‘Vermoei haar niet, ze is nog zwak’, zei de eerste ambulancier. ‘Wacht even’, zei Jozef, laat mij even kijken. ‘We zullen hem krijgen, Angelina, dat beloof ik je’, zei hij terwijl hij zijn hand op haar voorhoofd legde. Ze sloot opnieuw haar ogen. Je zou zweren dat uit haar ooghoek een kleine traan druppelde.
100
44 Het was na de middag toen ze Packa opnieuw konden bereiken. Hij was na de beklimming van de Mont Juic afgezakt naar het centrum van de stad en was de Plaça Catalunya aan het afwandelen langs de Rambla naar de zee. Hij genoot van de strelende zon die aarzelend haar warmte door de waaier van platanen zond, en de sfeer, de ‘ambiente’ zoals Maria het zo lyrisch uitdrukte van de slenterende spanjaarden. De verschillende delen van de langgerekte Rambla waren thematisch verdeeld : bloemenmarkt, vogelmarkt, … met daartussen vele kunstenaars die volledig gegrimeerd standbeelden uitbeeldden, die voor het gerinkel van enkele eurocent van positie veranderden. ‘Geen enkele politicus zou zo lang stil kunnen staan of zo lang zijn mond kunnen houden’, zei Maria plagend. ‘Noch enige dame die ik ken’, repliceerde Packa. Wat hem een speelse por in de ribben opleverde. Op dat moment ging zijn GSM, en ditmaal bleef hij trillen. Met een bang voorgevoel drukte hij op het groene telefoonknopje en werd op de hoogte gebracht van het laatste nieuws uit België. De agente die op eigen initiatief enig speurwerk had gedaan, lag in het ziekenhuis. Jozef en Jarvis hadden ze net op tijd kunnen redden van een aanslag van de Italiaanse mafia. ‘Moet ik terugkeren ?’, vroeg Packa aan Jozef. ‘Nee, ik zou niet weten waarom. Alles is beveiligd en de politiediensten houden een klopjacht naar de aanvaller. Maandag zullen we politiek het een en ander moeten rechttrekken, vrees ik’, zei Jozef. ‘Goed, dan zorg ik dat ik er maandagochtend ben. Hou me zeker op de hoogte. Aarzel niet mij te bellen’, zei Packa. ‘Geniet nu maar van de Spaanse zon en de Italiaanse schonen, Brecht, maar maandag dien je er te zijn’, zei Jozef. ‘Waar heb je dat nu weer opgevangen ?’, zei Packa, alluderend op Jozefs verwijzing naar Maria. ‘Mijnheer de minister, dit zijn internettijden, Big Brother vindt zelfs ministers’, zei Jozef, ‘maar alles is onder controle, als er iets is, bel ik terug’, zei hij en hij verbrak de verbinding. ‘Caro, wat is er, je kijkt zo bedrukt ?’, zei Maria, die aan een kraampje een frisse bos geurende bloemen had gekocht. Ze was van de geëmancipeerde soort die niet wachtte tot mannen dat voor haar deden. De ervaring had haar geleerd dat ze dan lang kon wachten. ‘De Italiaanse mafia trekt een bloederig spoor door België, liefste’, zei Packa. ‘Welke mafia ?’, vroeg ze scherp, ‘alweer de mafia. Hoe lang zullen alle italianen nog met die kleine weerzinwekkende groep geassocieerd worden ?’ ‘Ik heb niet meer informatie dan dat’, zei Packa voorzichtig, want hij voelde dat hij op gevoelig terrein kwam. ‘Onze inlichtingendiensten hebben aanwijzingen dat er Italiaanse mafia actief zijn in België. Er is een dame gearresteerd die smokkelde, daarna werd een rijkswachter vermoord teruggevonden en ontspon er zich een spoor van bloed doorheen België. Een bedelaar was het volgende slachtoffer. Enkele uren geleden werd iemand van de agenten die op de zaak zat thuis aangevallen. Mijn kabinetschef en een medewerker konden de aanvaller ternauwernood op de vlucht jagen.
101
‘Welke politiek is dit ?’, vroeg ze. ‘Dit is de politiek van het ware leven, Maria. Politiek is meer dan netelige vragen stellen in de Kamer of in de Senaat om in het nieuws te komen. Politiek gaat over fundamentele burgerrechten zoals veiligheid. Of zelfs de perceptie van veiligheid. In een samenlevingsverband doet niet iedereen wat hij of zij wil. De individuele vrijheid mag niet ten koste gaan van de vrijheid van anderen. Sommigen kunnen met deze eenvoudige regels niet leven en proberen dit systeem te ondergraven. Hier dient de overheid op te treden en haar burgers te beschermen’. ‘Is dat geen verloren strijd ?’, vroeg Maria. ‘Nee, anders zou niemand ze meer voeren. Het verleden heeft aangetoond dat politici met visie en met lef hét verschil kunnen maken. Daarom doen vele idealisten het nog. Voor het geld hoef je het niet te doen, dan ga je beter naar jouw sector’, zei Packa. Ondertussen waren ze aangekomen bij de zee, waar de oude Rambla uitmondde in een verlengstuk, dat deels op het water was gebouwd. Het altijd drukke Barcelonese verkeer maakte een lawaai van jewelste. ‘Wat gaan we doen ? Een wandeling langs de zee of een terrasje meepikken. Op de Plaça del Rey is altijd wel iets te beleven. Het is trouwens niet veraf’, vroeg hij. ‘Laten we nog even wandelen langs de branding’, zei Maria, ‘misschien kunnen we je gedachten verzetten’. Ze wist dat ze hiermee weinig kans had, want na het gesprek met Jozef was bij Packa een schakelaar omgedraaid. De gedachte aan België en wat daar aan het gebeuren was, zou hem niet meer loslaten. Noem het verantwoordelijkheidsgevoel of iets anders. Ze wist dat de vakantie voorbij was. ‘Kom’, zei ze zacht, ‘laten we nog even genieten van het moment’, en ze trok hem zachtjes mee in de richting van de met Palmen afgeboorde dijk, waarachter het witte zand uitnodigend lag te wachten. * ** John, de FCCU-man, was erg geschrokken toen hij hoorde wat er met Angelina was gebeurd. Hij was haar gaan opzoeken en had zwijgend een half uur gewaakt bij haar bed. Ze had haar ogen niet geopend, waarschijnlijk hadden ze haar iets gegeven om te slapen. Het witte verband en de steunkraag rond haar hals waren stille getuigen van het gebeurde. In de kamer stond reeds een bos bloemen met een kaartje van het kabinet Packa. Verder zag hij niemand. Toen hij naar huis was gegaan, zweerde hij dat hij zijn steentje zou bijdragen om degene die hiervoor verantwoordelijk waren te straffen. Hij had zich achter zijn PC gezet en had enkele collega’s gebeld. Daarna was hij op het internet beginnen zoeken. Wat met Angelina gebeurd was, schrikte hem niet af. Dat er daarbuiten iemand rond liep die tot dergelijke zaken in staat was, was onaanvaardbaar. De man diende ten allen prijze gestopt te worden. Anders bestaat de kans dat de reeks wordt verder gezet. Hij had gevraagd om alles wat van de man geweten was, ondermeer wat in de auto en de vuilniscontainer was teruggevonden nogmaals te zien. Hij zou zijn hersenen pijnigen. Hij moest en zou iets vinden.
102
45 De rest van het weekend verliep rustig. Angelina herstelde – alles in acht genomen – goed. John was langs geweest en ook Jarvis en zijn vrouw hadden haar een kort bezoek gebracht. Packa was nog steeds in Barcelona, maar zou ‘s nachts terugkeren om op maandagochtend terug op post te zijn. Jozef genoot in de mate van het mogelijke van de zondagse rust. Vanochtend had hij reeds een stevige stadswandeling gemaakt, door de stille Brugse straten, over de nostalgische kasseien, langs de stadsrand en het wandelpad op de oude vestingen. Deze stad bracht hem tot rust, misschien omdat ze zelf ook in rusttoestand vertoeft. Bruges la Morte is niet zo veraf in het moderne Brugge, dat door een ingenieus samenspel van politieke investeringsbeslissingen, ruimtelijke structuurplannen, ontsluitingskredieten en de zwakke slagkracht van de ministers uit het kiesarrondissement, al vele malen de boot van de verandering had gemist. De stad en haar inwoners wentelden zich op hun zachte, Noord-Westvlaamse manier in hun historisch gelijk en koesterden zich in de toeristische monocultuur en de stedelijke inactiviteit, vergetend dat de bloeitijd van Brugge al vele eeuwen voorbij was en met een passieve houding zeker niet terug zou komen. Jozef wandelde graag door de nauwe straatjes en de pittoreske plekjes waarvan er gelukkig nog een aantal zijn die aan de aandacht van de toeristen waren ontsnapt. EJ was naar vriendinnen die ze al lang niet had gezien en zou de bestelling voor het eten van dezelfde avond meebrengen. Rami zou langskomen met zijn nieuwe verovering, een jonge Leuvense magistrate. Jozef kende de smaak en het menselijk inschattingsvermogen van zijn collega en stelde zich er niet te veel van voor. Hoe lang zou deze relatie standhouden ? Jozef wandelde langs de Coupure terug naar het huisje dat hij samen met EJ in de binnenstad bewoonde. Hij wilde zijn mobiele telefoon niet afzetten, je weet nooit wat er kan gebeuren en hij was graag iemand die in de eerste strijdlinie stond. De rust en de stilte van de stad werden doorbroken door de opgewonden kreten van een groep Nederlandse toeristen, die iets verder waren verzeild geraakt dan Antwerpen en zonder stadsplan buiten de toeristische zone waren beland. Ze vulden de stad met hun oppervlakkige maar vooral luidruchtige commentaar op de ‘snoezige’ stad. Een in het paars geklede stadswacht had er blijkbaar geen zin in en negeerde de groep, die na een tijdje hengelde naar een autochtoon die hen de weg naar de busparking kon wijzen. Jozef glimlachte even in zichzelf en toonde hen daarna de weg. Net toen hij de deur van zijn huisje wilde openen, begon zijn GSM onaangenaam te trillen. Het was John. ‘Jozef, ik heb je hulp nodig’, zei hij, ‘ik denk dat ik de code van de foto’s doorheb. Ik beschik echter niet over de technische apparatuur om de decodering verder te maken. Ik heb het Amerikaanse anti-viruslabo nodig’. ‘O.k.’, zei Jozef, ‘Geef me een minuut, ik start mijn PC op en bel je onmiddellijk terug’. Snel opende hij de voordeur en stapte naar binnen. 103
* ** Tijdens het tweede telefoontje legde John opgewonden uit hoe het raadsel van de foto’s, de aanwezigheid van zowel afgedrukte als digitale kopieën zou kunnen verklaard worden. ‘Ik ben uitgegaan van het Italiaanse zinnetje dat gevonden werd op de plattegrond’, zei hij ‘ : ‘comparare la realità con il futuro montrà la verità’ , dit betekent zoveel als : ‘als je de realiteit met de toekomst vergelijkt, komt de toekomst naar boven, of toch zoiets’. ‘Toen ben ik beginnen nadenken’, ging hij verder, ‘realiteit en toekomst, de afdruk van de foto’s op klassiek fotopapier en de digitale bestanden, de toekomst, wat als we beide vergelijken ? Ik heb er op zitten zoeken met een vergrootglas, maar vond niets. Het blijven stadsgezichten, zonder strategische waarde, eerder zelfs toeristische prenten met af en toe vrijwillig poserende voorbijgangers er op. Niets verdachts dus. Ik heb een vriend van mij, die iets kent van de hermeneutische methode, de foto’s laten bekijken om te zien of er verborgen meta-boodschappen of metaforen of zo inzaten, maar het resultaat was negatief’. ‘Maar je hebt iets gevonden ?’, vroeg Jozef ongeduldig, want hij wilde Margereth en haar team toch niet voor niets activeren. ‘Dan heb ik het internet afgeschuimd naar manipulatietechnieken voor foto’s, ik heb berichtjes gepost in nieuwsgroepen en op hackerssites. Vannacht begonnen de eerste antwoorden binnen te komen. Ik heb ze allemaal gecheckt en vond toch enkele bruikbare. Dit is wat ik denk : als we …’. De deurbel doorbrak ruw Jozef’s concentratie. ‘Een klein ogenblikje, ik ga even kijken’, zei Jozef waarna hij de videofoon aanklikte. ‘Verdorie, Rami en zijn madam, ze zijn veel te vroeg !’, dacht hij en hij vroeg hen binnen te komen en opende de deur terwijl hij het telefoontje afhandelde. ‘Zeg het maar John, wat heb je gevonden’, vervolgde hij, op zijn ongemak door het te vroege bezoek. ‘Als ik een elektronische vergelijking maak van de twee foto’s, dat wil zeggen, wanneer ik de afdruk inscan en vergelijk met de digitale foto’s, kom ik tot een vreemde vaststelling. De twee bestanden zijn bijna identiek, behalve voor een klein deel van de foto, rechtsboven. Daar zijn ze manifest verschillend. Op de foto’s gaat het om verschillende grijswaarden ergens in een hoek, die met het blote oog amper zichtbaar zijn, maar de computer geeft aan dat dit gedeelte, rechtsboven, er digitaal totaal anders uitziet. Volgens mij werd de digitale foto op die plaats gemanipuleerd en staat er waardevolle informatie op die plaats. Ik heb alle foto’s en alle bestanden op deze manier bekeken en allen hebben ze hetzelfde kenmerk : rechtsboven verschillen ze. Bijna onzichtbaar voor het oog, maar duidelijk verschillend voor de computer’. Hij haalde even diep adem. ‘Ik denk dat op die plaats in de digitale bestanden de informatie staat die voor bepaalde mensen zo belangrijk is dat ze er een moord voor zouden plegen. Zelf kan ik niet verder gaan dan dit, maar ik wil je vragen hierover contact op te nemen met Uw connecties in de Verenigde Staten. Misschien vinden zij wel iets meer’.
104
‘Geniaal’, fluisterde Jozef, ‘zet mij dit kort op email en stuur het mij door. Ik neem contact op met Margareth en vraag of haar team dit verder kan onderzoeken’. ‘Doe ik’, zei John, ‘mijn excuses voor het storen …’ ‘Geen probleem’, zei Jozef, ‘stuur mij alles zo snel mogelijk door, ik …’ Een droge plof en een gerinkel van scherven onderbrak het gesprek. Verbaasd keek Jozef op.
105
46 De man haastte zich door het Brusselse stadsverkeer, opgejaagd en op zoek naar een veilige schuilplaats. Op straat was opvallend meer politie aanwezig en ze waren op zoek naar iemand. Hij had zich professioneel vermomd, met kleren die hij van verschillende waslijnen had weggenomen. In het toilet van een café had hij zich wat opgeknapt en was als een totaal andere persoon naar buiten gekomen. Eén zaak had hij niet kunnen verdoezelen. Een nieuwe broek had hij niet gevonden, zodat hij nog steeds met een gescheurde broekspijp rondliep. Hij had het een beetje bijeengebonden, maar de scheur bleef lichtjes zichtbaar. De tijd werd echter korter. Bij een telefooncel op een rustig pleintje buiten het centrum hield hij halt en belde naar Italië. ‘Ik heb ze nog niet baas, maar ik weet wie ze heeft en wie weet waar ze zijn’, zei hij kort. ‘Je moet het niet weten, je moet ze hebben’, antwoordde de persoon aan de andere kant van de lijn droogjes. ‘We moeten ze terugkrijgen, je kent de consequenties. Zeg ons alles wat je weet en ga er nu opnieuw op af, anders zullen we de nodige maatregelen nemen’, vervolgde hij. ‘Si, Capo, lo faccio10’, zei hij en hij vertelde kort het relaas van de feiten. ‘La policia, merda’, siste de baas, ‘e anche la politica ?11’. ‘Ja, maar ik heb een plan, ik zal de schijfjes snel terughebben’, zei de man. ‘Dat hoop ik … voor jou’, antwoordde de baas, ‘Heb je nog iets nodig ?’ ‘Ja’, antwoordde de man, ‘medicatie en nieuwe kleren’. ‘Goed’, zei de baas, ‘je kan ze binnen het uur ophalen aan het normale contactpunt’ en hij verbrak de verbinding. Spichtig om zich heen kijkend verliet de man de telefooncel en beende snel in de richting van de tram. De tram was minder snel maar ook minder verdacht dan de metro. Hij zag niet hoe een politieagent hem vanachter een hoek aandachtig observeerde. * ** Het gerinkel kwam van de onhandige Rami, die door zijn ijver om in afwachting van Jozefs komst naar beneden -, zijn bureau bevond zich op de eerste verdieping van het kleine Brugse rijhuisje - de boekenkast van Jozef aan het bekijken was en daarbij een vaas had omgestoten. ‘Het is geen groot verlies’, zei Jozef, toen hij de scherven bijeenraapte, ‘maar het was toch een vaas met sentimentele waarde. Het was één van de zaken die ik Erin-Jitse – hij betrapte zich er op dat hij in tegenstelling tot in de werksituatie haar volledige naam gebruikte – heb gegeven toen we ons voor het eerst, hoe moet ik het uitdrukken, voor elkaar begonnen interesseren’. ‘Jij weet het altijd zo diplomatisch uit te drukken, Jozef’, zei Rami, ‘gewone mensen zouden zeggen toen ze kennis hadden of gewoon begonnen vrijen’. 10 11
Ja, baas, dat doe ik De politie, verdorie, en ook de politiek ?
106
‘Dat is dan één van de verschillen tussen jou en mij, mijn beste, ik geef de dingen graag hun juiste naam. Of een naam die aangeeft wat het voor mij betekent. Jij geeft ze gewoon een naam en denkt dat alles daarmee opgelost is’, antwoordde Jozef. De jongedame die Rami had meegebracht, bleef zedig aan de kant staan, en zei geen woord. ‘Wel, zou je ons niet voorstellen ?’, zei Jozef met een knipoog naar de ontactvolle Rami. ‘Euch, ja natuurlijk, dit is Sandy Lieferdinghe, magistrate. Sandy, dit is Jozef Laerman, mijn collega in Brussel’. De jongedame beantwoordde vriendelijk de introductie, maar begon spontaan geen gesprek. Jozef voelde zich in zijn vooroordeel bevestigd en zei voorzichtig : ‘ga gerust zitten, EJ – hij voelde zich blijkbaar zo weinig op zijn gemak dat overschakelde op de meer formele aanspreking van zijn echtgenote – komt wellicht onmiddellijk. Kan ik jullie intussen iets te drinken uitschenken ?’. ‘Champagne natuurlijk, voor minder doen we het niet, hé schat’, zei Rami, waarop de jongedame toch antwoordde. ‘Bij ons thuis is het de gewoonte om te aperitieven met Champagne’, zei ze vanuit de hoogte. ‘Haar vader is een Brusselse topadvocaat’, zei Rami op een enthousiaste toon. ‘Ach zo, dacht Jozef, dat weten we ook al weer, Rami heeft meer oog voor de inhoud – en dan had hij het niet over de intellectuele kwaliteiten van het kind – dan voor de stijl’. ‘Hallo iedereen’, schalde het plotseling door de gang, ‘ik ben thuis’. ‘Gered door de gong’, dacht Jozef, en hij ging rustig naar de gang om EJ een welkomstzoen te geven. ‘Wat is hier gebeurd ?’, zei EJ toen ze de kamer binnenkwam, ‘Wat is er met mijn vaas gebeurd ?’. Alle blikken gingen plots naar beneden. ‘Ik moet nog even naar de Verenigde Staten bellen’, zei Jozef en hij maakte zich uit de voeten. ‘Kan je echt geen betere smoes bedenken dan dit ?’, zei EJ scherp, in de richting van de verdwijnende Jozef, maar Rami bewoog niet. * ** ‘Ik volg iemand die misschien aan de beschrijving van de moordenaar beantwoordt’, zei de jonge politieagent in zijn radio. ‘Hij ziet er qua kledij wel wat anders uit, maar de gestalte en de vorm van het aangezicht kloppen en hij heeft een lichte scheur in de broek. Hij heeft getelefoneerd vanuit een openbare telefooncel en verlaat nu het pleintje richting centrum. Wat moet ik doen, over ?’. ‘Blijven volgen op afstand, maar let op, je bent in uniform. Geef van tijd tot tijd je positie door, ik stuur twee mensen in burgerkledij’, zei Walid, die vanop het bureau de operatie coördineerde. ‘O.k., over en uit’, zei hij en hij ging voorzichtig achter de man aan. Hij diende zeer voorzichtig te werk te gaan om hem niet achterdochtig te maken. Af en toe kon hij net tijdig wegspringen wanneer hij een scherpe beweging maakte en om zich keek. De man zag hem echter niet. De weg leidde terug naar de binnenstad, waar hij de metro nam naar het Katelijneplein. In die buurt stonden heel wat pakhuizen, zou hij daar iets te zoeken hebben ? Gelukkig kwamen de agenten in burger hem aflossen. In een klein metrostel bekijkt iedereen algauw iedereen, en hij kon niet blijven doen alsof zijn dienst afgelopen was en hij de metro naar huis nam. De man had ogenschijnlijk niets in de gaten. De twee vrouwelijke agenten 107
hadden het werk blijkbaar meer gedaan. De ene was opvallend gekleed, terwijl de tweede gebruik maakte van de aandacht die de eerste trok, om de rest onopvallend te observeren. Het volgende station stapte de agent af en nam terug contact op met Walid. ‘Walid’, zei hij, ‘Hij zit nog steeds op de metro richting Katelijneplein, de twee dames hebben het overgenomen, wat wil je dat ik doe ?’ ‘Blijf even wachten, onze reserveploegen gaan je ophalen. Je moet deelnemen aan de interventie. Indien we de mogelijkheid krijgen om hem op te pakken, zullen we dit niet nalaten’, zei Walid. ‘O.k., over en uit’, zei de agent en hij deed teken aan de naderende politiewagen om hem mee te nemen. ‘Hoe heb je de opgespoorde zo snel gevonden ?’, vroeg de bestuurder. ‘Dit was toch een spelt in een hooiberg’. ‘Met een beetje geluk, maar ook een snelle en efficiënte aanpak’, zei de jonge agent. ‘Walid heeft de buurtnetwerken ingeschakeld om op zoek te gaan met opgave van een duidelijk signalement. De mannen die hem betrapten bij Angelina hebben een goede beschrijving kunnen geven, en aangevuld met de foto die ze konden recupereren van de veiligheidscamera’s te Zaventemheb ik hem met wat geluk plots opgemerkt. Ik moet wel zeggen dat hij niet alleen beroep heeft gedaan op de officiële buurtnetwerken, maar ook op de informele, die van de migranten’. ‘Hmm, en wat nu ?’, vroeg de chauffeur. ‘Ik moet me klaar houden voor een interventie. Hij heeft een kaartje gekocht voor het SintKatelijneplein, dat hoorde ik hem aan het loket vragen. Als hij ergens binnengaat, zullen we hem waarschijnlijk oppakken’, antwoordde de agent. Snel keek hij zijn wapen na en keek bezorgd voor zich uit. ‘Je ziet er zenuwachtig uit’, probeerde de chauffeur het gesprek nog even verder te zetten. ‘Ja, toch wel, hij is gewapend en gevaarlijk. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn’, zei de jonge agent en stak zijn wapen terug weg. De wagen draaide de Adolphe Maxlaan op. Ze kwamen dichterbij. * ** De jonge ondervrager keek voorzichtig door het raampje van de ziekencel waar de vrouw lag. Twijfel en weemoed overvielen hem. Hij was nog zo jong, nog geen dertig, wat kon hij nog doen ? Wachten op de ziekte die zeker komen zou ? Het kon nog jaren duren vooraleer hij er iets van zou zien. Met de nieuwste cocktails spraken ze zelfs van meer dan tien jaar. Maar komen zou het, dat was zeker, de vraag was enkel wanneer. Hij haalde zich de film Philadelphia voor ogen, een film met in de hoofdrollen Tom Hanks en Antonio Banderas, die pijnlijk accuraat de aftakeling van de door de ziekte getroffen advocaat weergeeft. Vroeger was hij dol op de Soundtrack van de film, waar Bruce Springsteen de evocatieve titelsong van zong en waar de ijle stem van Neil Young het eindlied weergaf, en de juiste emotie trof van het relatieve van ons leven. In een vlaag van machteloze woede had hij de CD tegen de muur gegooid, maar nu verlangde hij naar de troost die van de muziek zou kunnen uitgaan. Langzaam sloot hij het kijkgaatje 108
van de cel. De vrouw lag rustig, wat geen goed teken was. Ze moet vechten, had de dokter gezegd, maar nu leek ze het op te zullen geven. Als de vrouw besmet was met de ziekte, had de baby een grote kans dat het ook zo was. Voorzichtig ging hij de lange cellengang af naar het bureau waar zijn oudere collega hem zwijgend zat op te wachten. Net voor hij binnen wilde stappen, werd de stilte doorbroken door een ijselijke kreet.
109
47 De politiewagens parkeerden zich enkele straten van het Metrostation van Sint-Katelijne. Het vrouwelijke surveillanceteam had hen doorgeseind dat de man zoals verwacht aan het metrostation was afgestapt, maar nog een sigaret stond te roken. Waarschijnlijk wilde hij zich er van gewissen dat hij niet werd gevolgd. Ze hadden geen enkele reden om aan te nemen dat hij hen had gezien. Ze bleven op afstand. Boven Brussel trokken donkere wolken samen. Het weer was wisselvallig, nu eens warm, dan weer koud. Het kon plots afkoelen. Nu zat er regen in de lucht. De mensen, die op zaterdagnamiddag gretig de brede winkelstraten afwandelden en zich in groten getale naar het Anspachcentrum aan het Muntplein begaven, zakten tegen de avond af naar de gezellige restaurantjes aan het Sint-Katelijneplein. Daar leeft Brussel nog, daar wordt de gezelligheid van de stad gecombineerd met de rijke Bourgondische eetcultuur. ‘Nog geen nieuws ?’, vroeg de jonge agent. ‘Stand by’, antwoordde zijn teamleader, ‘hij staat nog steeds op uitkijk, de ene sigaret na de andere rokend’. ‘Als we hem straks moeten neerschieten, zal er rook uitkomen’, grapte een oudere collega. Iedereen lachte. Grappen als deze dreven de stress weg. Langs de geblindeerde wagen waarin ze zaten - je kon van binnen naar buiten kijken, maar niet andersom – wandelde een slanke jongedame, die onmiddellijk alle aandacht trok. ‘Amaai, moet je die zien, daarmee wil ik mijn huiswerk nog wel mee doen’, flapte één van de agenten er spontaan uit. ‘Vooruit, laten we ze punten geven, hoeveel krijgt dit prachtexemplaar ?’, antwoordde een andere agent. De appreciaties liepen uiteen, maar het meisje kreeg waarderingen tussen de acht en de tien. Als je je ooit hebt afgevraagd wat politiemensen tijdens lange bewakingsopdrachten doen, wel, dit was er een voorbeeld van. Hoewel het meisje al lang was verdwenen, bleven ze meningen uitwisselen over haar uiterlijk en keken ze uit naar een volgend slachtoffer. ‘Attentie alle eenheden, de man maakt zich klaar om ergens naar binnen te gaan’, sprak de teamleider plots na de bevestiging in zijn oortelefoon. De aandacht verstrakte. Nu zou het er om gaan spannen. ‘Hij komt onze richting uit … verdorie, in onze straat … nee, hij twijfelt … hij gaat terug en gaat nummer 41 binnen, om de hoek links, derde huis aan de linkerkant. Het huis ziet er uit als een werkplaats, met een kleine blauwe deur’, vervolgde hij. De temperatuur in de wagen was op enkele minuten verschillende graden gestegen. Op vele voorhoofden verschenen kleine zweetdruppeltjes. ‘We wachten op het teken van de officier’, zei de teamleider, ‘is iedereen klaar ?’ Zorgvuldig keek hij iedereen in de ogen, ook in die van de jonge agent. Deze keek vastberaden terug. ‘De tweede ploeg grendelt de achterzijde af, zodat hij niet weg kan. Indien dit gebeurd is, gaan we naar binnen’, vervolgde de teamleider. We gaan er van uit dat de man beneden blijft 110
in de ruimte, waarschijnlijk een opslagplaats met een bureautje. Op de hogere verdiepingen, zijn er meer opslagplaatsen, misschien ook een zolder of meer administratieve ruimtes’. ‘Verdomd’, zei hij plots. Iedereen keek onmiddellijk zijn richting uit. ‘Te veel mogelijke uitwegen’, verklaarde de teamleider, ‘maar de officier wil niet wachten,. We gaan naar binnen over één minuut’. Zelden leken de minuten zo lang te duren als op dat moment in de geblindeerde anonieme bestelwagen bij het Sint-Katelijneplein. De mannen waren klaar om tot het uiterste te gaan. ‘Vijfenveertig seconden’, zei de teamleider. De mannen ontgrendelden hun wapens. ‘Dertig seconden, iedereen klaar … vijftien … tien … vijf en … go’ Als een geoliede machine sprongen de politiemensen uit de wagen en benaderden het huis. Twee mannen hielden een ijzeren staaf vast, waarmee ze de deur zouden inbeuken. Ook een tweede ploeg stond klaar om binnen te vallen. De deur begaf het onmiddellijk. Nog voor de splinters de grond raakten, waren de eerste politiemensen binnen, wapen in aanslag. Vanachter de opening in de bivakmutsen keken de politieogen spichtig in het rond. Niemand in de opslagplaats, verder naar het bureau. Plots klonken drie scherpe schoten. * ** Rami kon niet recht meer spreken. De uitstekende Bordeaux had zijn werk gedaan door fluweelzacht binnen te lopen en de smaakpapillen in opperste vervoering te brengen. Rami was vandaag meer een man van kwantiteit dan van kwaliteit, en het lallende gezwans dat hij voortbracht, bracht Sandy licht in verlegenheid. ‘Wie rijdt er ?’, vroeg Jozef in een poging om Rami er subtiel op attent te maken dat hij zich beter bediende van het bruisend water – ook van een goed merk – dat de tafel sierde. ‘S…S…Sandy natuurlijk’, antwoordde Rami op deze retorische vraag, ‘dat hebben we toch vooraf afgesproken’. Een fronsende blik van Sandy wees er op dat dit waarschijnlijk niet het geval was geweest. ‘Ik heb je nog nooit zo grappig gezien’, hikte EJ mee, die zelf ook een glaasje te veel ophad. Sandy keek haar verontwaardigd aan, maar EJ ging lustig verder. ‘Maar jij waarschijnlijk wel, Sandy, aangezien je vanavond precies uitgelachen bent, heb je geen glimlachje meer over ? Dat leverde haar een fikse trap tegen de schenen op van Jozef, die met Sandy enige terughoudendheid qua drankgebruik in acht had genomen. ‘Au, er zit iets onder tafel’, lachte EJ verder, ‘iemand van de oppositie misschien ?’. Ze rolde bijna over de grond van het lachen. ‘Zouden we niet naar huis gaan, Rami’, probeerde Sandy de driehoeksverhouding te doorbreken. ‘Ik moet morgen vroeg op’. ‘Ze … ze gaat sporten …’, zei Rami. ‘Dat zou jij misschien beter ook doen, kameraad’, antwoordde Jozef en hij hielp Rami vriendschappelijk recht. 111
‘Ik sport al genoeg tijdens de week, mijn beste, ik krijg spierballen van al die signataires’, lalde hij verder. ‘’t Is al goed’, zei Rami, ‘EJ, haal jij de jassen even ?’ ‘Natuurlijk, schat’, ik ben al weg’, antwoordde ze en ze haastte zich naar de gang om zelf wat frisse lucht te happen. * ** De teamleider keek onmiddellijk naar zijn mensen, maar iedereen was er nog. Nergens zag hij rook of beweging. Waar kwamen die schoten vandaan ? Met een snelle beweging gebaarde hij zijn team te splitsen. Eén groep naar boven en de andere naar de burelen op de benedenverdieping. Snel en lening bewogen de politiemensen zich door de vuile opslagruimte. De man liet zich niet zien. Van buiten stormde de tweede groep binnen. Geen tegenstand, niets, de man leek in rook opgegaan. De sectieleider gebaarde dat de benedenverdieping veilig was. De teamleider liet vier man op strategische punten achter en gebaarde de rest naar boven op te rukken. Op de eerste verdieping was alles even stil. De verdieping bestond uit, twee grote opslagplaatsen en enkele kleine zoldertjes. In gespreide slagorde kamden de politiemensen het gebouw uit. De jonge agent verkende met een oudere enkele zoldertjes. Met de zaklamp boven het wapen doorzochten ze alles. In het tweede zoldertje was het raak. De jonge agent stormde binnen en richtte zijn lichtbundel op alle hoeken. Zijn collega volgde hem op de voet. In één van de hoeken lag het lichaam van de man. Zijn hoofd lag een halve meter verder. De jonge man stormde terug buiten en begon te kokhalzen tegen de muur. De oudere riep de rest van het team bijeen. ‘De man zal niet meer moorden’, zei lijkwit.
112
48 Op maandagmorgen, vóór de traditionele partijbureaus, was iedereen aanwezig op het kabinet van Packa. De minister zelf was terug in het land, maar had enkele dringende afspraken en was niet aanwezig. Jozef zat de vergadering voor. ‘Het lijkt er dus op dat onze man vermoord is, we weten niet door wie of waarvoor, maar de moord heeft alle kenmerken van een afrekening. Specialisten proberen de handtekening van de moordenaar of moordenaars te achterhalen’, zei hij. ‘In de ruimte zijn sporen gevonden van fotochemische producten, het lijkt er op dat de man daar de foto’s aanmaakte. Ook zijn er aanwijzingen dat er recent computers gestaan hebben. Het gerecht blijft speuren naar sporen van de vrouw en eventueel de baby’, vervolgde Kris Vandrijfheuvel. ‘Hoe gaat het met de jonge agente ?’, vroeg Jarvis, die door problemen met het openbaar vervoer iets later was binnengekomen, en daardoor een stuk van de inleiding had gemist. ‘Haar toestand is stabiel, maar ze heeft veel geluk gehad’, zei Jozef, ‘Ik vermoed dat ze tegen het einde van de week het ziekenhuis mag verlaten’. ‘Heeft iemand al reactie uit de VS ?’, vroeg John, die duidelijke sporen van slaapachterstand vertoonde. ‘Nee, maar door het uurverschil en het weekend is dat niet abnormaal. Ik verwacht meer informatie in de late namiddag’, antwoordde Jozef. ‘Overigens puik werk John, ik hoop dat het wat oplevert’. John nam verlegen de felicitaties in ontvangst. ‘Goed mensen, we zullen de vergadering niet langer rekken dan nodig. Wie nieuwe informatie heeft, contacteert mij of de kabinetschef van Justitie, we blijven verder coördineren. Maar wat je ook doet, denk er om, wees voorzichtig, we mogen dezelfde fout niet tweemaal maken en onze aanvallers onderschatten. Iedereen aan het werk nu, vooruit’, zei hij met een knipoog. De aanwezigen verlieten snel de zaal. ‘Ik voel me toch een stuk veiliger’, zei Kris Vandrijfheuvel, ‘nu de man blijkbaar door zijn soortgenoten werd geliquideerd. We kunnen ons opnieuw concentreren op ons werk’. ‘Ja, het worden weer lange dagen’, zei Jozef, ‘volgende week is er een Europese vergadering van ministers van telecommunicatie’. ‘Werkvergadering of pleziervergadering ?’, repliceerde Vandrijfheuvel. ‘Beide, de laatste hand wordt gelegd aan een samenwerkingsprotocol inzake netwerkveiligheid, en in dien het lukt, zullen we wel een fles champagne opentrekken’, antwoordde Jozef. ‘Gaat het hier door ?’, vroeg Vandrijfheuvel. ‘Nee, in Hertoginnedal’, antwoordde Jozef. ‘We zijn dit nu al een half jaar aan het voorbereiden. Er is genoeg gepalaverd, nu moet er gewerkt worden’. ‘Eerst bla bla, dan boem boem’, zei Vandrijfheuvel laconiek, ‘als we de Vlaamse excellenties mogen geloven althans’, grinnikte hij. Jozef vergezelde zijn collega naar de liften. De situatie zag er iets hoopvoller uit dan voor het weekend, maar vele vragen waren nog niet opgelost. Met een hoofd vol tegenstrijdige gedachten, nam hij afscheid en wandelde terug naar zijn bureau. In het voorbijgaan klopte hij even op de deur van Rami. Hij hoorde een gesmoorde kreet die op een ja moest lijken. Rami’s secretaresse stak even haar hoofd om de muur en vertelde Jozef 113
fluisterend dat de politieke kabinetschef last had van zware hoofdpijn. Ze had hem enkele koppen zwarte koffie en wat pijnstillers toegestopt en probeerde wat tijd te winnen tot de pillen zouden beginnen werken. ‘Ik weet niet wat hij dit weekend uitgespookt heeft, mijnheer de kabinetschef’, zei ze zacht, ‘maar hij zag er niet uit deze ochtend’. ‘Ik zou het niet weten’, zei Jozef onschuldig. ‘Zorg er maar goed voor, want ik vrees dat we hem nog nodig zullen hebben’. ‘Wat is dat hier allemaal’, zei Rami, die zijn hoofd door het open deurgat stak. ‘Ik ben wat ziek geweest, dit weekend en nog niet helemaal hersteld’, vervolgde hij. ‘Precies daarom, mijnheer de kabinetschef, dient U het een beetje rustiger aan te doen’, zei de secretaresse, die wel beter wist met een knipoog naar Jozef. ‘Ik maak U nog een paardenmiddel klaar en binnen een uurtje bent U er weer bovenop’. ‘Kan je ons even alleen laten, Veerle’, vroeg Jozef aan de secretaresse. ‘Natuurlijk Jozef’, antwoordde ze en ze haastte zich discreet naar buiten. ‘Kijk uit met de deur, niet te hard … sluiten’, riep Rami haar na. ‘Maar de bureaudeur sloot met een droge klik, wat blijkbaar een pijnscheut in het gehavende hoofd van Rami veroorzaakte.’Au’, zei hij, ‘dat doet pijn. Ik weet zeker dat ze het met opzet heeft gedaan’. ‘What’s up, Jozef ? Als er iets dringends is, graag, anders wil ik je vragen om over een uurtje terug te komen’, zei Rami. ‘Wie kan drinken, moet kunnen werken’, zei Jozef, hier, geef me hier je visie eens over’, en hij gaf Rami enkele dringende dossiers. ‘Je meent niet dat ik dit nu moet lezen’, zei Rami. ‘Toch wel, maar beschouw het als een opwarming, ik kom onmiddellijk terug met meer’, zei Jozef en hij wandelde naar de deur. ‘Van je vrienden moet je het hebben’, probeerde Rami nog, gevolgd door een nieuwe ‘Au’. Jozef sloot de deur op dezelfde manier als de secretaresse. * ** De GSM van Jozef begon driftig te trillen. Op het schermpje verscheen enkel een privaat nummer ging. ‘Jozef Laerman’, zei Jozef kort. ‘Kris Vandrijfheuvel’, antwoordde de stem aan de andere kant. ‘Jozef, er zijn aanslagen gepleegd op communicatiepunten in Brussel’. ‘Ik kom onmiddellijk’, zei Jozef, en hij verbrak de verbinding.
114
49 Brussel ontwaakte uit de kille regenbuien en de zon deed enkele prille pogingen om tussen het dikke wolkendek door te priemen. Jarvis had afgesproken met Hannele om nog vlug even een aantal punten door te nemen over gezamenlijke initiatieven van beide ministers, maar door tijdgebrek konden ze niet anders dan in het Consilium gebouw af te spreken, tussen twee vergaderingen door. Op de vijfde verdieping, dat in de lift aangeduid werd als 50 alsof men zich Amerikaanse hoogbouwallures wilden aanmeten, bevond zich een kleine cafetaria, waar ze hadden afgesproken. ‘Hannele, een waar plezier je opnieuw te ontmoeten’, zei Jarvis terwijl hij een kleine buiging maakte. ‘Nogmaals mijn excuses voor vorige week, maar je kent de dril, zij vragen, wij draaien’, antwoordde ze. ‘Ja, ik ken het gevoel. Het is in alle administraties en kabinetten hetzelfde, overal in Europa. Als een bewindsman – of vrouw, voegde hij er snel aan toe – snel iets nodig heeft, doet hij beroep op zijn kabinet, niet op de administratie. Die moeten hun plan maar zien te trekken’. Ze haalde een brede glimlach naar voren en voelde met haar hand of haar geknoopte lokken nog op hun plaats zaten. Hannele was een knappe jonge vrouw. Als hij nog niet getrouwd was geweest en geen kindje had gehad, dacht Jarvis even, maar de gedachte aan zijn echtgenote en zijn eerstgeborene verdrongen meteen de ontrouwe gedachte. Enkel het denken aan zijn gezin volstond om de gedachtesprong te doen smelten als sneeuw voor de zon. ‘O.k.’, zei hij, ‘binnenkort ontmoeten alle ministers van de Europese Unie elkaar in Hertoginnedal, waar ze een akkoord over de beveiliging van het internet op Europees niveau willen bereiken. Jouw minister had hiervoor nog speciale voorstellen, of speciale wensen. Vertel me er iets meer over ?’ ‘Hier komt het op neer, Jarvis’, zei ze en ze zette het gesprek op een fluistertoon verder. * ** ‘De aanslagen zijn hier, hier en hier gepleegd’, zei de kabinetschef van de Minister van Justitie terwijl hij Jozef de plaatsen op een kaart van Brussel aanduidde. ‘Exact op de plaatsen die we uit de bestanden gehaald hebben en die we verder beveiligden’, zei Jozef. ‘Wat is de schade ?’ ‘De schade is beperkt. Ze zijn niet binnengeraakt of konden hun springtuigen niet tot ontploffing brengen’, zei Kris Vandrijfheuvel. Jozef, die het kabinet de belangrijkste operatoren had laten opbellen om na te gaan of het schaderapport klopte, knikte bevestigend. ‘Dit is ook wat ik heb vernomen, zei hij. De telefooncentrales zijn intact, hier en daar is er wat materiële schade, maar niets onoverkomelijks. Twee mensen zijn gewond geraakt op het moment dat ze een brandje wilden blussen. Maar opnieuw niets ernstigs. Enkel wat schaafwonden’, zei Jozef. ‘We hebben geluk gehad, jong,’, zei Jozef, terwijl hij er even bij ging zitten. ‘Heb je meer informatie over de daders ?’ 115
‘Nee, telkens werd hetzelfde scenario gebruikt. In de onmiddellijke buurt van de telefooncentrales werd een hoeveelheid ontplofbaar materiaal gedropt. Op een bepaald moment reden wagens langs die dit materiaal met een molotovcocktail deden ontvlammen en enkele seconden daarna ging de boel de lucht in. Gelukkig hebben we de omgeving in de gaten gehouden en de explosieven op tijd vervangen door brandwerende stoffen. De molotovcocktails werden gegooid, maar deden niets ontploffen. Integendeel. Ze doofden langzaam uit’, zei de kabinetschef van Justitie. ‘Van de daders geen spoor, vermoedelijk werden ze gerekruteerd uit jeugdbendes uit de buurt, maar we konden niemand positief identificeren. We hebben ze wel op band staan’, voegde Vandrijfheuvel toe. ‘En wie zat er achter ?’, vroeg Jozef scherp. ‘We weten het niet. Blijkbaar had onze man de nodige voorbereidingen getroffen en heeft iemand anders na zijn dood het plan overgenomen en in werking gezet’, zei Vandrijfheuvel. ‘De moordenaar van de man is net in rook opgegaan’, dacht Jozef luidop na. ‘Ja, onze mensen hoorden drie schoten, maar toen ze boven kwamen , was het te laat. Ze vonden enkel een lijk. Doordat we de opslagplaats niet hermetisch konden afsluiten, is de moordenaar ontsnapt’, zei Vandrijfheuvel. ‘Goed’, antwoordde Jozef, ‘en wat nu ?’. We wachten nog altijd op meer informatie vanuit de VS, als ze de code van de foto”s kunnen breken, zitten we goed, anders hebben we een probleem’, zei Jozef en hij voegde er aan toe : ‘het zou natuurlijk helpen als we de opdrachtgevers konden identificeren’. ‘Als we dat weten, kunnen we op twee oren slapen, maar onze mensen zijn er nog mee bezig. Ik houd je op de hoogte’, zei Vandrijfheuvel. ‘Ik apprecieer het, Kris, geef me een seintje als je iets meer weet’, antwoordde Jozef. ‘Natuurlijk’, zei Vandrijfheuvel, maar ik moet me dringend terug met de achterstand bij Justitie gaan bezighouden’. ‘Dat kan nu, aangezien jullie netwerken blijven functioneren’, grinnikte Jozef. ‘Correct’, lachte Kris, ‘maar zorg maar dat het zo blijft’, en hij liet zijn collega met een vriendschappelijk schouderklopje terug buiten. * ** Packa vertrouwde de zaak niet. Hij had van Jozef de resultaten van de aanslagen op de telefooncentrales gekregen en had een zucht van verlichting geslaakt. Daar waren ze goed vanaf gekomen. Weliswaar met een beetje geluk. Hij voelde in zijn ellebogen dat dit niet het einde was van dit verhaal. Wie had de man vermoord ? Wie zou genoegen nemen met mislukte aanslagen ? Zouden ze in de toekomst veilig zijn ? Omdat hij toch in de Wetstraat 16, de residentie van de Eerste Minister, was, had hij hem er van op de hoogte gebracht. ‘Brecht, wat zeg je, terroristische aanslagen in ons land ?’, brieste de Eerste Minister. ‘Ja, mijnheer de Eerste Minister, aanslagen op telefooncentrales. De aanslagen zijn echter mislukt’, zei Packa. ‘Roep onmiddellijk een persconferentie bijeen’, beval de Eerste Minister, ‘We moeten de bevolking geruststellen’. ‘Dat lijkt me geen goed idee, mijnheer, we hebben de schade kunnen beperken, het heeft geen zin de mensen onnodig de angst op het lijf te jagen’. 116
‘Nee, nee, het komt toch in de krant, we moeten zelf communiceren, crisismanagement en crisiscommunicatie heet dit’, anders verwijt men ons alles in de doofpot te willen steken’, ging de Eerste Minister verder. ‘Ik heb U op de hoogte gebracht, omdat ik vond dat het mijn plicht was, mijnheer, maar ik blijf er bij dat het geen goed idee is om nu paniek te gaan zaaien. Wie weet wat we dan gaan oogsten’, zei Packa. ‘Persconferentie over een uur, Packa, bezorg alle informatie aan mijn woordvoerder, zodat een communiqué kan opgesteld worden. Ingerukt’, zei de Eerste Minister en hij stond op en begeleidde Packa naar de deur. ‘Kunnen we op z’n minst dan onze woordvoerders samen een mededeling laten voorbereiden ? Het lijkt me uiterst belangrijk dat we de toon van de mededeling, als U er mordicus één wil geven, goed afstemmen’, zei Packa. ‘Het interesseert me niet, Packa, ik wil over een uur op televisie met een geruststellende mededeling’, brieste de Eerste Minister. - Wat is er belangrijker, de televisie of de mededeling, dacht Packa bij zichzelf – ‘hoe je dat voorbereidt is jouw zaak !’, vervolgde de Eerste Minister en hij riep in de gang naar zijn kabinetschef ‘Luc, kan je even komen, we hebben een probleem’. Daarmee maakte hij duidelijk dat dit gesprek afgelopen was. Packa liep nadenkend de gang op de eerste verdieping van de Wetstraat verder af , terwijl hij zijn ogen liet dwalen over de functiebordjes aan de deuren. Kabinetschef, adjunctkabinetschef, communicatie-adviseur. ‘In die volgorde van belang ?’, dacht Packa en hij vervolgde zijn weg naar beneden. ‘Even E.J. bellen’, dacht hij verder, ‘ze moet dit de woordvoerder van de Eerste Minister of zijn communicatie-adviseurs maar uit het hoofd praten dat nu de bevolking er op wijzen dat we aan enkele aanslagen ontsnapt zijn, terwijl we niet weten of het werkelijk gedaan is, een slechte zaak zou zijn’. ‘E.J., Brecht hier. Wat vind jij er van ? Moeten we nu communiceren over de aanslagen of niet ?’, vroeg hij gejaagd. ‘Sinds wanneer hecht je weer waarde aan mijn advies, mijnheer de minister ?’, vroeg E.J. ijzig. ‘E.J., het is niet het moment om kattig te doen. Ik heb je advies nodig. De Eerste Minister wil over een uur een persconferentie over de aanslagen’. ‘Onverstandig, Brecht, heb je hem dat gezegd ?’, antwoordde E.J.. ‘Ja, maar hij wil er niet van horen’, zei Packa.’Hij wil op televisie komen met een “geruststellende” mededeling. ‘Is het weer zover ?’, zuchtte E.J. ‘Dan zit er maar één ding op’. ‘Ja’, antwoordde Packa verstrooid. ‘Dan moeten we het zelf laten lekken. ‘We zouden niet durven’, zei Packa. ‘Uiteraard niet’, antwoordde E.J., ‘ik bel je terug’. * ** In het ziekenhuis ontwaakte Angelina uit haar artificiële slaap. De slaapkuur had haar deugd gedaan. Haar hoofd bonkte als waren plaatslagers er vol vuur aan het werk, haar hals deed nog behoorlijk pijn en overal op haar lichaam zaten blauwe plekken., die volop van kleur veranderden. Ze voelde zich moe, leeg en vol pijn. Maar ze had het overleefd. Ze begon te beseffen waaraan ze ontsnapt was.
117
Met haar vermoeide ogen keek ze de kamer rond en zag ze de bloemen en de attenties van haar collega’s en van enkele vrienden. Een mooi boeket trok in het bijzonder haar aandacht. Vanuit haar bed kon ze net het opschrift van de bijhorende kaart lezen. ‘Van harte beterschap gewenst vanwege de minister en zijn medewerkers’. Dat was sympathiek. Dat hadden ze niet hoeven te doen. Een lichte klop op de deur bracht haar terug tot de werkelijkheid. Een agent opende de deur en stak nieuwsgierig zijn hoofd naar binnen. Een brede glimlach verscheen op zijn gezicht toen hij zag dat ze wakker was. ‘Juffrouw Angelina, bezoek voor U’, zei hij vriendelijk. Maar verberg hem goed, want van de dokters mag U nog geen bezoek ontvangen’. Het enige wat ze kon, was flauwtjes knikken. De deur opende zich iets verder en Walid kwam binnen, eveneens met een grote bos bloemen. Haar ogen schoten vol tranen. Zo hard dat het pijn deed. * ** ‘Kay-cie, hoe gaat het ?’, zei Margareth, ‘hoe is het weer daar in België ?’. ‘Aan de beterhand, Vie-Cie’, zei Jozef. ‘In Californië zal het weer waarschijnlijk stukken beter zijn, hoe gaat het liedje weer : it never rains in California ?’ ‘It never rains in Southern California, mijn beste Jozef, en we bevinden ons nog altijd in Northern California’, zei Margareth. ‘Right’, zei Jozef. ‘Sure’, antwoordde Margareth, en ze schoten beiden in de lach. ‘Mijn team heeft iets gevonden, Jozef, maar hou je vast, het is geen goed nieuws’, zei Margareth. ‘Ja’, zei Jozef, ‘het kan er nog bij, zeg het maar’. Margareth schraapte even haar keel en vertelde hem het verhaal.
118
50 ‘Goed’, zei Jarvis, ‘dat is geen slecht idee. Als we een basistekst kunnen voorbereiden, staan we al een stap verder’. Hannele lachte even en zette zich rechter op haar stoel. ‘Dat is de boodschap die ik van mijn minister over diende te brengen, wat denk je ?’, zei ze. ‘Ik acht het haalbaar, maar dan moeten de twee blokken sterk genoeg staan, enerzijds jouw groep van Scandinavische landen, anderzijds mijn groep van Beneluxlanden. Je geeft ons wel veel werk’, lachte hij. ‘Het is voor een goede zaak’, zei Hannele. De ambtenaren en ministeriële medewerkers liepen af en aan in de drukke cafetaria. Je hoorde er een wirwar van talen, of de meest gebruikte talen zoals Frans en Engels, maar uitgesproken met een zwaar accent, zodat ze bijna onverstaanbaar werden. Er heerste een ijverige, internationale sfeer. ‘Wil je nog een koffie ?’, vroeg Jarvis. ‘Ja, we hebben nog tien minuten voor de vergadering begint. Halen we er hier ?’, vroeg ze. ‘Ik stel voor om naar de vergaderzaal op het vijfendertigste te gaan’, zei hij, ‘bij de automaten voor vergaderzaal 35.2 krijg je de beste cappuccino uit de buurt’. ‘Die moet ik proeven’, antwoordde ze, en gevolgd door verschillende goedkeurende mannelijke blikken stond ze op en volgde Jarvis. ‘Wacht even’, zei Jarvis toen ze op het vijfendertigste gekomen waren en hij een blik op het elektronische aanduidingsbord had geworpen. ‘De vergadering is een half uur verlaat’. Hij twijfelde even. Ik leg mijn papieren en mijn PC al in de vergaderzaal, dan heb ik de handen vrij’. ‘Doe maar’, zei Hannele, ‘anders moet je inderdaad die computer blijven dragen. Ik wacht wel even’. Jarvis opende de deur, maar hield al gauw zijn pas in. ‘Verdomd’, vloekte hij binnensmonds, waar zijn die mee bezig ?’. Vlug sloot hij de deur terug. ‘Wat is er ?’, vroeg Hannele. ‘Ze zijn al bezig om met de groten te vergaderen. Ik durf wedden dat het over internetveiligheid gaat’. ‘Wie zit er allemaal ?’, vroeg ze. ‘Ik zag Engeland, Frankrijk, Duitsland en Italië’, zei hij. ‘Wie nog ?’, vroeg ze. ‘Enkele kleintjes, zoals Ierland zullen er wel bijhoren’, zei Jarvis, hoe kan ik te weten komen wat ze zeggen ?’. ‘Via de tolkencabines misschien ?’, suggereerde ze. ‘Ja, het is de moeite waard om te proberen. Ga je mee ?’, vroeg hij. ‘Nee, ik moet naar mijn minister. De vergadering, begint over vijf minuten’. ‘Ga maar, ik vertel het je later wel’, zei Jarvis en hij opende voorzichtig de deur naast de grote deur, die naar de tolkencabines leidden. De cabines waren leeg, want de tolken waren berucht voor de lange middagpauzes. Voorzichtig schreed hij langs de open deuren, er op lettend dat hij snel voorbij de oplichtende deurposten kwam. In de laatste cabine nam hij ongezien plaats. Inwendig vloekte hij opnieuw. ‘Nu ben ik er wel dichtbij, maar de cabines zijn geluidsdicht. Misschien kan ik, zouden ze … JA’, juichte hij, ‘Ze gebruiken de 119
microfoons’. Snel schakelde hij een koptelefoon in en zakte onderuit achter de tolkentafel. Zo kon hij alles perfect horen. ‘We zijn het er over eens dat het voorstel van de Belg onaanvaardbaar is’, hoorde hij een stem, die hij herkende als deze van de Franse delegatie. ‘Als dat doorgaat, zal onze industrie zware klappen incasseren’, ging hij verder, wat blijkbaar werd beaamd door Engeland en door Duitsland. De Engelsman herhaalde nogmaals dat hij de nieuwe criteria niet wilde aanvaarden, maar als alternatief de Engelse voorstelde. Jarvis luisterde met stijgende verbazing. ‘Over de uiteindelijke standaard, zullen we het later hebben’, hoorde hij de Duitser verzoenend zeggen, ‘nu moeten we een akkoord bereiken dat we als veiligheidsstandaard een gesloten standaard zullen kiezen, waar enkel onze industrieën snelle en volledige toegang toe zullen hebben’. Jarvis hoorde goedkeurend gemompel. ‘Goed’, zei de Fransman terug, ‘nu we het daar over eens zijn, kunnen we over de standaarden zelf onderhandelen. Ik stel voor dat iedereen in zijn eigen land de mogelijkheden nagaat’. ‘Snel en discreet’, wierp de Engelsman er tussen, ‘want als deze bijeenkomst of deze afspraak uitlekt, riskeren we zware boetes voor niet toegelaten handelsafspraken’. Iedereen beloofde een strikte geheimhouding’. Jarvis boog zich in verschillende bochten. ‘Ze maken prijs- en standaardafspraken, verdorie, in de gebouwen van de Raad van de Europese Unie dan nog wel, onder het oog van de Europese Commissie, die moet toezien op de onmogelijkheid van dergelijke afspraken en concurrentievervalsing. Als mijn minister dit te weten komt … Op dat moment klonk de zevende van Beethoven door de cabine. Het was de beltoon die hij gisterenavond nog op zijn GSM had gezet. * ** ‘Mijnheer de minister, een eerste reactie’, vroeg een gekende VRT-journalist bij het buitengaan van Wetstraat 16. ‘Waarover ?’, speelde Packa het spel mee, terwijl hij er ostentatief stevig de pas inzette om het de journalisten niet gemakkelijk te maken om hem te volgen. ‘Over de aanslag op de Kleine Zavel en nog andere plaatsen in Brussel’, vervolgde de journalist. De eeuwige woordvoerder van de Eerste Minister, die Packa gevolgd was tot buiten, geloofde zijn oren niet. Zijn ogen rolden bijna uit zijn kassen. Hij begon sterk aan de mouw van de minister te trekken. ‘Daarover kan ik enkel zeggen’, zei Packa toen hij zich omdraaide en de venijnige blik van de woordvoerder van de Premier negeerde, ‘dat we telecommunicatie net als elektriciteit en water als een kritische infrastructuur beschouwen en daar de nodige beveiligingsmaatregelen genomen hebben. De aanslagen hadden tot doel om Brussel op vlak van communicatie tijdelijk uit te schakelen. We zijn er in geslaagd om dat te verhinderen. De brandbommen hebben slechts minimale schade berokkend en de werking van de infrastructuur is op geen enkel moment in gevaar geweest. Mijn gedachten gaan wel naar de twee brandweerlui die bij de aanslagen licht gewond zijn geraakt’. Op dat moment keek Packa in de camera zoals enkel 120
een politicus dat kan en zei : ‘Het is dankzij hen dat we nu nog kunnen telefoneren. Geen verder commentaar, dank U’. Met grote passen beende hij naar de wagen die Guy strategisch had voorgereden en met een elegante zwaai zwierde hij zich op de achterbank. De wagen accelereerde, geholpen door een rijkswachter die het overige verkeer even ophield, de Wetstraat op en gaf de journalisten het nakijken. De blik van de woordvoerder van de Premier sprak boekdelen. Hij haastte zich weg om de journalisten niet te moeten antwoorden en om de Premier in te lichten. ‘Dat zal hem leren’, zei Packa tegen Guy, die tegen volle snelheid in de richting van het kabinet reed. ‘Excuseer, mijnheer de minister’, zei Guy, die zich terecht concentreerde op de weg. ‘Neen Guy, niets, ik was in mezelf aan het praten’, zei Packa. ‘Zolang dat maar geen gewoonte wordt, mijnheer de minister, anders heb ik geen radio meer nodig’, antwoordde Guy. De minister glimlachte, nam zijn GSM en belde E.J. ‘Goed gedaan, meisje, dat was leuk, wat doen we nu ?’ De rest van het gesprek ging verloren in het geroezemoes van het stadsverkeer.
121
51 Jarvis hoorde hoe de gesprekken in de vergaderruimte stokten en iedereen waarschijnlijk naar zijn GSM greep. Hij zag zo voor zich hoe het besef zou groeien dat het om een andere GSM ging, die buiten de vergaderzaal, maar door de openstaande deuren naar de achterliggende gang en de openstaande deur van de tolkencabine zeer duidelijk hoorbaar was. Jarvis vervloekte zichzelf dat hij het geluid van het toestel zo hoog had gezet en niet op de trilstand. Hij hoorde hoe stoelen verschoven werden en verschillende mannen op zoek gingen naar de bron van het geluid. Zo snel hij kon drukte hij het geluid van zijn toestel af en schoof het zo zacht hij kon zonder op te staan op het werkblad van de tolk in het midden. In één taalcabine zitten traditioneel drie tolken, en is er enige ruimte voor dossiers. Daarna dook hij naar voor, tussen de kast en het bureaublad met de vertalingapparatuur, de kanalen en de intercoms en maakte zich zo klein mogelijk. Indien men het licht niet aanstak en zich niet ging buigen om de cabine te onderzoeken, bestond de mogelijkheid dat men hem niet zag. Daar gokte Jarvis op. Hij maakte zich zo klein mogelijk. Al snel hoorde hij mensen in de gang achter de tolkencabines lopen, in het engels tegen elkaar sprekend over een GSM. Het geluid kwam angstwekkend dichterbij. Een vertegenwoordiger kwam de cabine binnen en keek vliegensvlug achter de deur. Jarvis hoorde hem de deur met een ruk omdraaien om te zien of er niemand achter zat.Hij hoorde de man onrustig ademen. Hij voelde hoe de man in het midden van de tolkencabine stond en zichtbaar nadacht. Hij kromp verder ineen. * ** Jozef overdacht wat Margareth hem had verteld. John’s gok was een schot in de roos geweest, uit het gedeelte van de foto dat verschilde tussen de digitale en de papieren versie hadden ze na toepassing van geavanceerde decryptie of ontcijferingtechnieken belangrijke data gehaald. Het had hen heel wat moeite gekost, volgens Margareth. Eerst dienden ze een ingebakken virus te omzeilen dat tweemaal de beveiligde omgeving waarbinnen ze werkten had platgelegd vooraleer ze het konden onschadelijk maken. Daarna hadden ze met brute computerkracht gekende decryptiealgoritmes en afgeleiden op los gelaten, na 36 uren met resultaat. Margareth had hem voorzichtig meegedeeld wat het resultaat was. Er stonden duidelijke instructies in de bestanden – in het Italiaans – over het hoe en wat van de aanvallen op de Brusselse netwerken. Eén zaak ontbrak : de data. Verder stonden er aanwijzingen in over gelijkaardige doelwitten in de hen omringende landen : Berlijn, Londen en Parijs. De projecten waren niet zo uitgewerkt, maar waarschijnlijk zouden specialisten ter plaatse genoeg informatie hebben om de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen te kunnen nemen. Tot nu toe hadden ze het er niet slecht vanaf gebracht. Maar een onrustig gevoel maakte zich van hem meester. Indien men zoveel moeite deed om de netwerken aan te vallen, wat door de alertheid en het toeval van de plaatselijke politiediensten werd verijdeld, zou men het daar 122
toch niet bij laten. Dat was ongeloofwaardig. Het probleem bleef dat ze weinig informatie hadden over de groepering die hier achter zat. Ze hadden iets over de man die voor een bloedig spoor door Brussel had gezorgd, maar niets en helemaal niets over de moordenaar van de man, die blijkbaar zijn taken had overgenomen en de aanslagen had laten uitvoeren. De bel van de telefoon op zijn bureau doorkruiste ruw de stilte. ‘Een dame voor U, mijnheer de kabinetschef’, zei zijn secretaresse. ‘Wie is het, heeft ze haar naam gezegd ?’, vroeg Jozef. ‘Nee, indien je twijfelde om de telefoon aan te nemen zei ze enkel dat ze je geholpen had vorige week in het parlement’. Jozef diende even zijn gedachten te ordenen. Mijnheer de kabinetschef’, zei de secretaresse vragend, mag ik haar doorgeven ?’. ‘Natuurlijk, doe maar’, antwoordde Jozef, die net van de verbazing was verkomen, ‘doe maar’. ‘Ja Catherine’, zei hij op een zachte toon, toen hij de telefoon had aangenomen. ‘Ik ben Catherine niet, Jozef, maar ik denk dat je mij een verklaring verschuldigd bent’, zei de stem aan de andere kant van de lijn. ‘E.J.’, zei Jozef, ‘hoe …’ Aan de andere kant was het ijzig stil. * ** Packa had zijn chauffeur de opdracht gegeven om alle vergaderingen af te zeggen en richting Vilvoorde te rijden waar VTM hem gevraagd had voor een interview. Het was gelukt, hij had de media-aandacht over het vermijden van de aanslagen op de netwerkknooppunten, en die zou hij nu ten volle benutten. De pogingen van de Premier om hem te bereiken, legde hij vlotjes naast zich neer, van zodra hij het gekende telefoonnummer van zijn secretaresse herkende, drukte hij zijn GSM uit. ‘De belangrijkste knop op je GSM is de uit-knop’, had hij tegen Guy gezegd, maar die had gedaan alsof hij de minister niet begreep en zijn aandacht op de weg had gehouden. E.J. had hem beloofd bij het interview aanwezig te zijn, maar hij kon haar niet bereiken. Haar mobiele telefoon werd afgeduwd, net zoals hij de pogingen tot gesprek van de Premier blokkeerde, en haar vast toestel was bezet. ‘Verdorie, net nu hij ze goed kon gebruiken’, hij zou er haar later wel over aanspreken. Hij had de Minister van Justitie gebeld en met hem een gezamenlijke mediastrategie afgesproken. Hij had alle informatie. Wat kon er nog mis gaan ? Ook Jozef was onbereikbaar. Zouden die twee naar elkaar aan het bellen zijn misschien ? Koppels allemaal goed en wel, maar toch niet tijdens de werkuren. Of toch meestal niet, corrigeerde hij zijn eigen gedachten. Hij had ook geprobeerd om Jarvis te bereiken, maar ook die gaf niet thuis. Dan maar alleen naar de TV-studio’s, hij zou het wel redden. * ** Jarvis hoorde de man ‘aha’ zeggen en naar zijn GSM grijpen, die midden op het tafelblad lag. De man stond wel erg dichtbij. Hij hoorde zijn hart zo hart bonken dat hij vreesde dat ook de 123
man zou opmerken dat er een meter verder, in de duisternis van het grote bureaublad – gelukkig zagen ze het bij de Europese Unie net zoals bij de Europese Commissie nogal groot – en de kast een adviseur verborgen zat. Hij kon de lijfgeur van de man ruiken, het was een Zuiderling, die ’s middags een kruidige maaltijd had genoten, overgoten met het nodige druivensap. Hij dacht dat hij de geur van de Italiaan onderscheidde. De man twijfelde zichtbaar wat hij zou doen, hij tikte zenuwachtig met de gevonden GSM op het bureaublad. Dan leek hij te beslissen. Hij tikte met zijn ring op het dikke glas en gebaarde, wijzend op Jarvis’ GSM dat het waarschijnlijk om een achtergelaten toestel ging. Het heeft geen zin om een GSM te hebben, als je hem vergeet mee te nemen, hoorde hij hem in zijn moedertaal mompelen. Het was inderdaad de Italiaan. De man ging langzaam terug naar de gang, twijfelde nog even of hij het licht zou aansteken. Het licht ! De adrenaline in Jarvis’ lichaam piekte opnieuw. Maar hij draaide zich om en controleerde voor alle zekerheid de andere cabines. Enkele minuten later hoorde Jarvis hem teruggaan naar de vergaderzaal en er werd een poging gedaan om de vergadering terug op te starten. De sfeer was echter gebroken. Niet lang daarna ging de groep uiteen. Jarvis slaakte een zucht van verlichting. Daar was hij zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Nu nog ongezien, vooraleer de tolken terug binnen zouden komen, buiten geraken. Hij wachtte nog even tot hij niemand meer hoorde. Net toen hij zich uit zijn benepen positie wilde wurmen, werd zijn aandacht getrokken door een nieuw geluid. De gangdeur ging opnieuw open en voorzichtige, bijna sluipende voetstappen kwamen zijn richting uit. Instinctief kromp hij opnieuw ineen. * ** Angelina was oprecht verheugd over het bezoek van Walid. Hoewel het een kort bezoek mocht zijn, wilde ze alles weten over de klopjacht op de man en de ontdekking van het lijk. ‘Het kon dus maar seconden geleden zijn’, besloot Walid. ‘Toen we binnen waren, hoorden we drie schoten. Eer we boven waren, was de moordenaar verdwenen. We vonden zelfs geen sporen. Het was een professionele operatie’. Angelina knikte – voor zover ze dit kon zonder stekende pijn – en vroeg ‘En daarna gingen de aanslagen gewoon door ?’. ‘Ja’, antwoordde Walid, ‘De moordenaar is in rook opgegaan maar zal de aanslagen verder gecoördineerd hebben. Dankzij John en de Amerikaanse vrienden van de kabinetschef konden we op tijd de bedoelingen van de terroristen achterhalen en de doelen beter beveiligen’. Een verpleegster kwam voorzichtig binnen en gebaarde Walid diplomatisch dat het tijd was om te vertrekken. Hij boog zich voorover over het witte ziekenhuisbed en gaf Angelina een zoen op het voorhoofd. ‘In naam van mijzelf en alle collega’s hoop ik dat je er gauw weer bovenop bent’. Angelina diende haar tranen te verbijten. ‘Dat hoop ik ook’, fluisterde ze, ‘dat hoop ik ook’. Walid stond op en verliet voorzichtig de ziekenkamer. Hij gebaarde de agent voor de deur dat alles in orde was. Angelina draaide zich om en begroef haar gezicht in het zachte ziekenhuiskussen.
124
Buiten gekomen sloeg Walid een praatje met de agent die als bewaking voor de deur was gezet. ‘Alles rustig, jong ?’, vroeg hij. ‘In een ziekenhuis nooit, natuurlijk’, zei hij, ‘maar ik denk niet dat er veel te vrezen valt. Wie zou er haar nu kwaad doen ?’ ‘Dat dachten we in het begin ook, hou alles maar goed in de gaten’, antwoordde hij, en hij gaf de man een bemoedigend schouderklopje. ‘Zeg, waar kan ik de hoofdverpleegster vinden ?’, vroeg hij verder. ‘De gang door, aan de linkerzijde is een groot glazen bureau. Daar zou je haar moeten vinden’, antwoordde de man. Walid wandelde rustig tot bij de hoofdverpleegster en bestudeerde intussen de omgeving. Iedereen loopt hier zo binnen en buiten, dacht hij, hoe kan je in godsnaam een dergelijke omgeving beveiligen ? Maar wat was het alternatief ? Angelina overbrengen naar de ziekenboeg van een gevangenis ? Ironisch genoeg zou ze daar waarschijnlijk veiliger zijn. Hij had geluk. De hoofdverpleegster was er. ‘Kan U de veiligheid van mijn collega garanderen, zuster ?’, vroeg hij haar op de man af. ‘Ik zal eerlijk met U zijn, mijnheer, dat is moeilijk, we hebben onze handen vol met de medische taken. Wanneer we opgeroepen worden voor een spoedgeval, laten we alles vallen. U kan niet van ons verwachten dat we deze taken er nog bij nemen’, zei ze. ‘Ik begrijp het’, zei Walid. ‘Maar iedereen kent een beetje iedereen, neem ik aan, en kan zo een oogje in het zeil houden ?’ ‘Niet noodzakelijk’, antwoordde de hoofdverpleegster, ‘er is hier nogal wat verloop. Vaak zijn er interims of stagiaires, zowel van leerlingen uit de verpleegsterschool als van buitenlandse ziekenhuizen, die willen nagaan hoe we de zorgverstrekking hier organiseren’, antwoordde ze. ‘Hmm’, zei Walid en hij dacht verder na. ‘We hebben bijvoorbeeld vanmiddag een buitenlandse verpleegster op bezoek die overal meeloopt. Ze spreekt niet echt onze taal en haar medische kennis is op het eerste gezicht vrij roestig, maar dat is Europa, hé’, vervolgde ze. ‘Welke nationaliteit heeft ze ?’, vroeg Walid plots. ‘Ze is Italiaanse, waarom ?’, vroeg de hoofdverpleegster. ‘Verdomd ! Waar is ze, zuster, ik wil haar dringend spreken’, zei Walid. ‘Ze is op ronde, mijnheer, met dokter Deketelbutter, hebt U ze niet gezien bij Uw vriendin ?’, antwoordde ze. ‘Bij mijn … waar is ze nu ?’, vroeg Walid gejaagd. ‘Dan moeten ze nu ongeveer bij juffrouw Michiels zijn’, zei ze na een snelle blik op het rondeschema van de doktoren, ‘waarom ?’. ‘Ik wil die verpleegster onmiddellijk zien’, zei Walid en hij opende de deur en spurtte naar de kamer van Angelina. Hij zag net enkele mensen in witte jassen de kamer binnengaan. ‘Nee, wacht’, riep hij en hij liep met grote passen naar haar kamer.
125
52 Jarvis hield zich doodstil en hoopte dat deze beker aan hem voorbij zou gaan. In de nauwe parallelgang kwamen de aarzelende voetstappen vlug naderbij en hij hoorde hoe de persoon – op grond van de geluiden had hij opgemaakt dat het over één persoon ging – de tolkencabines één voor één opende en vlug onderzocht. Er waren ongeveer een zestal cabines per kant, aan de andere zijde van de vergaderzaal was een soortgelijke indeling met een gang en de tolkencabines. Hij hoorde de persoon binnengaan in de tolkencabine naast deze waar hij zat. Wat zou hij doen ? Opstaan en doen alsof hij hier iets was vergeten en zonder blikken of blozen naar buiten gaan ? Hoe groot was de kans dat het dezelfde Italiaan was als zoëven, die zijn vluchtig onderzoek niet vertrouwde en de achtergelaten GSM verdacht vond. Of had hij gevoeld dat zijn GSM nog warm was, door de warmte van zijn handen of door het borstzakje waar hij het toestel altijd in bewaarde ? Of was het iemand anders van dezelfde bende, wie ? Iemand die slimmer was dan de Italiaan en het belang van de inhoud van de vergadering naar waarde schatte ? De kans was te groot dat het iemand van de groep zou zijn. Hij besloot zich te blijven verschuilen. De voetstappen kwamen alweer dichterbij en hij hoorde hoe de deur van de tolkencabine waar hij zat opnieuw werd geopend. Zijn adem stokte. Hij ging voor het wereldrecord adem inhouden. De persoon stapte verder en stond nu in het midden van de kamer. Hij ontwaarde een zoete geur. De persoon keek zoekend rond en boog zich voorover op het bureaublad om in de vergaderzaal te kijken. * ** ‘Wat moet ik uitleggen ?’, zei Jozef. ‘Je noemde mij Catherine’, zei EJ., wie is ‘Catherine’ ?’ ‘Catherine is een oude kennis van de Universiteit die ik onlangs terug heb gezien. Ze werkt als juriste in het Parlement. ‘En, heeft ze je geholpen? Wanneer ?’, vroeg E.J. scherp. ‘En op welke manier ?’, voegde ze er venijnig aan toe. ‘Ja, ze heeft me geholpen met meer informatie te verzamelen over die parlementaire vraag van Delbecque. In de wandelgangen wordt al eens iets meer gezegd, het informele circuit is vaak sterker dan het formele’, probeerde Jozef voorzichtig. ‘Je bedoelt het roddelcircuit’, zei E.J. ‘Ja, maar welk belang heeft dat ? Wie heeft je dat gezegd van het helpen vorige week in het Parlement ? Waarom suggereer je dat er iets mis zou zijn als ik een oude klasgenoot iets vraag. Omdat het een vrouw is ?’, vroeg Jozef. ‘Ja, omdat het een vrouw is’, zei E.J. en Jozef voelde hoe de scherpte in haar stem begon af te nemen en de twijfel er door begon te klinken. ‘Ik herinner me niet dat ik je dat verteld heb, zonder reden, gewoon niet aan gedacht, maar wie heeft jou dat gezegd om ruzie tussen ons te stoken ?’, vroeg Jozef. ‘Ik ontving een anoniem e-mailberichtje waarin stond dat ik mijn man beter in het oog zou moeten houden, dat hij onder mijn duiven schoot. Ik diende enkel te vragen met wie hij vorige week in het Parlement samen was, onder het voorwendsel dat ze je zou helpen En dan nog een hoop vieze insinuaties’, zei E.J. 126
‘Als ik die leukerd te pakken krijg’, zei Jozef, ‘dan zal die er niet goed van zijn. Je kent me E.J. : er is er maar één voor mij en dat ben jij’ ‘En je wild verleden dan ?’, antwoordde ze. ‘Het verleden is het verleden en kunnen we niet veranderen, enkel de toekomst ligt in onze handen. En wat toekomst is, zal ooit – hoop ik - verleden worden … samen met jou’, voegde Jozef er tussen. ‘Goed, zei E.J. aarzelend, ‘ik vertrouw je’. ‘We moeten dit uitpraten’, zei Jozef. We hebben beiden een hectisch schema, maar volgend weekend maken we er desnoods tijd voor. Afgesproken ?’ ‘Ja’, zei ze, ‘dat doen we, het spijt me dat ik aan je twijfelde, Jozef’. ‘Dat spijt mij ook’, antwoordde hij, scherper dan hij had gewild en hij legde de hoorn toe. E.J. bleef enkele seconden uit het lood geslagen zitten, met de hoorn in haar handen. ‘Welke domme koe ben ik toch, om zomaar te geloven wat een anonieme briefschrijver mij schrijft. Hoe kon ik zo stom zijn’, dacht ze. Ze ging naar de kleine spiegel die in haar bureau hing, en sloeg zich driemaal op het hoofd. Het gerinkel van haar GSM bracht haar echter vlug terug in de werkelijkheid. In de politiek is er geen tijd voor gepieker, zeker niet over relaties. * ** Het eerste wat Jozef deed, was Jarvis bellen. ‘Jarvis, jong, ik heb je hackerstalenten nodig, vooruit, neem op !’, zei hij luidop. Maar de eigenaar van het toestel antwoordde niet. Jozef gromde en draaide zich naar zijn computer, waarop hij het kattebelletje vlug voor Jarvis intikte en het verstuurde. Dan gaf hij zijn aandacht aan de hoge stapel signiatairs, die op behandeling lagen te wachten. * ** Het geluid van de zevende van Beethoven vulde opnieuw de ruimte. Jarvis hoorde zijn GSM opnieuw rinkelen. Hij zat nog altijd oncomfortabel onder het bureaublad en durfde niet te ademen. ‘Jarvis, ben je hier ? Ik herken je GSM’, hoorde hij een stem die hij als die van Hannele herkende door de elektronische versie van de ‘Ode an die Freude’ gaan. Hij zag de voeten in het midden van de ruimte heen en weer bewegen. Langzaam probeerde hij op te staan, zijn benen waren helemaal stram en door de beperking van de bloeddoorstroming leken ze niet helemaal aan zijn wil onderworpen. ‘Hier ben ik’, zei hij terwijl hij van onder het bureaublad vandaan strompelde, geef me de GSM even. Maar vooraleer hij het toestel dat Hannele hem aanreikte kon vastnemen, viel hij frontaal voorover en belandde met een onsierlijke bons op de grond. ‘Zo galant ben je nog nooit geweest’, grinnikte Hannele, maar ze hielp hem vriendelijk overeind. ‘Lach maar, ik heb groot nieuws’, zei hij, maar we moeten maken dat we wegkomen. Vooraleer …’. Hij kon zijn woorden echter niet uitspreken want op dat moment kwam een
127
groepje tolken luid pratend de gang naar de cabines in. Jarvis stond nog altijd niet vast op zijn benen. ‘Wat doen we nu ?’, vroeg hij wanhopig met zijn ogen in de richting van de deur. ‘Laat mij maar’, zei Hannele en ze trok hem mee naar het gangpad, terwijl ze haar stralendste glimlach uithaalde en met overtuiging gespeelde blozing de plooien uit haar broekpak wegstreek. De drie mannelijke tolken waren zo verrast door het charmeoffensief van Hannele dat ze niet zagen hoe Jarvis door het ander eind van de gang wegstrompelde, Hannele grinnikte, genoot van de belangstelling en ging met beheerste stap, met de juiste onderdelen wiegend, de gang verder af.. ‘Lucky kinky bastard12’, hoorde ze er één van hen na enig keelgeschraap zeggen, waarop ze antwoordde door haar geknoopte haren wapperend achterover te gooien. Zo ontsnapte Jarvis aan de ongelukkige confrontatie. In zijn hand hield hij krampachtig zijn GSM terwijl hij zijn evenwicht steeds beter hervond. ‘Ik … ik moet dringend mijn minister opbellen’, probeerde Jarvis. Eerst een kop koffie, dan vertel je het mij, en dan pas je minister’, zei Hannele beslist. ‘Verdomde emancipatie’, zuchtte Jarvis, en hij liet zich zonder sputteren meetronen naar de liften. * ** Packa liep gezwind de lange gang door van het VTM-omroepgebouw, waar het door de aanwezigheid van de hoge planten en de knappe omroepsters, altijd zomer leek. Hij had E.J. aan de lijn gehad en haar opgedragen hem zo snel mogelijk te komen bijstaan. Ze had minder enthousiast geklonken dan anders, want ze was gek op de sfeer van televisiestudio’s. Heimelijk wilde ze misschien een carrièrestap maken naar de televisie, dacht Packa, maar waarom niet ? Er zijn er voor minder omroeper of journalist geworden. Normaal gezien gebeurde het echter anders en werd men eerst journalist en droomde men daarna van een woordvoerderschap. Ze had nochtans raar geklonken, daarjuist, anders dan anders. Hij kon niet echt definiëren waarom. ‘Ach ja, van vrouwen zou hij nooit volledig hoogte krijgen, dacht hij, maar misschien is dat van vrouwen ten opzichte van mannen ook zo. Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus, dacht hij’. ‘Ha, minister Packa’, hoorde hij plots een schelle stem achter zich. Hij hield zijn pas in en draaide zich om. ‘Wel heb je van je leven’, zei hij, en hij begroette degene die hem aansprak hartelijk.
12
Gelukkige genieter
128
53 Dokter Deketelbutter was een minzaam man, één van de ouderdomsdekens van het ziekenhuis, die zijn job op de klassieke, beste manier probeerde te doen. Eén zaak kon hij echter niet hebben, dat waren mensen die zich luidruchtig door de gangen bewogen. Dat kon de gezondheid van de patiënten in gevaar brengen. Rust en kalmte waren essentiële elementen in het genezingsproces. Toen hij een man van bij de hoofdverpleegster in zijn richting zag rennen, toen hij met zijn stagiaires de kamer van de aangevallen agente wilde binnengaan, stak hij zijn hand vermanend vooruit en ging wijdbeens in de deuropening staan. De agent had een stap opzij gezet. Naast hem stonden nog enkele stagiaires. ‘Mijnheer !’, zei hij met ingehouden zware stem, ‘dit is een ziekenhuis, mag ik U wijzen op de rust die er moet heersen’. ‘Dokter, mijn excuses’, hijgde Walid, ‘ik heb reden om aan te nemen dat mijn collega, juffrouw Michiels, in gevaar is’. ‘Verklaar U nader’, zei de dokter. ‘Ik wil eerst zien of ze nog o.k. is, waar is Uw Italiaanse stagiaire ?’, hijgde Walid. ‘Ze is reeds binnen’, antwoordde de dokter. ‘Mijn god, laat dit niet waar zijn, laat me er door’, riep Walid en hij rukte de deur open. ‘Wat is er, Walid ?’, zei Angelina, die rustig in haar bed lag, omringd door een viertal assistenten en stagiaires. ‘Gelukkig, je bent ongedeerd’, zei Walid, ‘waar is die Italiaanse stagiaire ?’ ‘Die is buiten gebleven toen ze tumult hoorde in de gang, net voor U binnenkwam, mijnheer’, zei één van de stagiaires, terwijl hij Walid nauwkeurig opnam. ‘Ik denk dat je in gevaar bent, Angelina, ik wil dat je overgebracht wordt naar een veilige plek’, zei Walid, ‘ik waarschuw de veiligheid en breng alles in orde’. ‘Maar …’, begon Angelina. ‘Kan ze al vervoerd worden, dokters ?’, vroeg Walid. ‘Mijnheer, overdrijft U niet een beetje ?’, zei de dokter die ook was binnengekomen. ‘Een bloedig spoor door Brussel met minstens drie doden, spreekt voor zich, dokter, andere belangen zijn in dit geval groter dan mensenlevens. Ik herhaal mijn vraag, kan ze vervoerd worden ?’. ‘Dat zal ik U na dit onderzoek kunnen vertellen, mijnheer’, antwoordde dokter Deketelbutter met een stem waarin gezag weerklonk, ‘als U zo goed zou willen zijn om even buiten te wachten ?’ ‘Het is o.k., Walid, ik ben in goede handen’, stelde Angelina hem gerust. Daarop verliet Walid de kamer. Buiten werd hij opgewacht door leden van de veiligheidsdienst van het ziekenhuis, die hem nadat hij zijn politiepenning had getoond en hen de situatie had uitgelegd bevestigden dat de Italiaanse stagiaire net na het incident hals over kop het ziekenhuis had verlaten. Ze zouden haar referenties laten natrekken. Nu pas.
129
‘Doe dat’, zei Walid, ‘en bezorg ons ook haar foto. Ik durf er mijn kop op verwedden dat ik net op tijd was. Verhoog de bewaking tot ze overgebracht wordt naar een veilige plek’ ‘Dat komt in orde, mijnheer’, antwoordde de veiligheidsverantwoordelijke, ‘U kan op ons rekenen’. De man had het gevoel dat hij iets goed te maken had. * ** Jozef zat piekerend achter zijn bureau, en was niet in staat om zijn gedachten bij de dossiers te houden. Hij had het zoëven wat benauwd gekregen, toen E.J. hem rechtuit de vraag stelde naar Catherine. Was hij dan zelf niet zeker van zijn gevoelens voor haar ? Jozef kon zonder problemen de hardste verwijten verdragen in politieke discussies, die meestal met een goed glas na de vergadering werden weggedronken, maar op persoonlijk vlak stelde hij zich kwetsbaarder op. Kwetsbaarder en rijker, want door open te staan voor anderen kon hij de rijkdom van zijn gevoelsleven aanspreken.. Wie was de onnozelaar die E.J. die anonieme mail had geschreven ? Wie kende hen beide zo goed en had de zieke gedachte gehad om iets tussen hen in te proberen te brengen. ‘Hell what’, zei hij luidop, ‘het leven gaat verder’. ‘U riep, mijnheer de kabinetschef ?’, zei de secretaresse, toen ze na een beleefd klopje haar hoofd binnenstak. ‘Ik hoop het niet, want ik vrees dat ik mij even een vloek liet ontrollen’, zei hij met een knipoog. Glimlachend verdween zijn secretaresse terug in haar bureau. ‘Bel Margareth even op, wil je’, riep Jozef haar achterna. Misschien kon zij zijn gedachten even verzetten. Of was zij daarvoor niet de juiste persoon ? ‘Ik heb ze aan de lijn, mijnheer de kabinetschef, mag ik ze doorschakelen ?’, vroeg zijn secretaresse na enkele minuten. ‘Ja, graag … Margareth, ik ben blij je te horen, hoe is het daar ?’, vroeg Jozef. ‘California dreaming, Jozef, dat weet je toch, je bent hier al geweest’, plaagde ze. ‘Heb jij nog nieuws ?’, vroeg Jozef plots weer zakelijk. ‘Ja, eigenlijk wel, ik ben blij dat je belt, we hebben nieuwe informatie ontdekt …’, zei ze en ze zette het gesprek op een zachtere toon verder. * ** ‘Vooruit, Packa, neem op’, zei Jarvis tegen Hannele, toen hij nadat hij haar het verhaal had verteld, zijn minister probeerde te bereiken. ‘Moet jij niet eerst je kabinetschef bellen ?’, vroeg Hannele, ‘bij ons is het ondenkbaar om rechtstreeks naar de minister te bellen’. ‘Ik kan hem niet bereiken, Hannele, hij is voortdurend in gesprek, zijn secretaresse zei dat hij nu met de VS aan de lijn hangt’, antwoordde hij. ‘Ik begreep geen jota van wat je zei in je vreemde moedertaal’, verontschuldigde Hannele zich. 130
‘Net zomin als ik iets van jouw moedertaal zou snappen’, antwoordde Jarvis. ‘Tja’, zei Hannele, ‘leve Europa’. ‘Inderdaad’, antwoordde Jarvis, ‘Vooruit Packa, waar zit je, neem toch op’, vloekte hij. ‘Maak je niet druk, Jarvis, ik zou bovendien voorstellen dat we hier verdwijnen’, zei ze. Enkele leden van de delegaties die op de geheime vergadering waren zijn binnengekomen en hebben verdacht veel aandacht voor ons. ‘Je hebt gelijk’, zei Jarvis, ‘we zouden beter even verdwijnen. Loop even mee, dan kunnen we afspreken wat we onze ministers zullen voorstellen. Als enkeling kunnen we niet reageren op deze putsch, we zullen een alternatieve alliantie tot stand moeten brengen’ ‘Tegen de grote landen ?’, zei Hannele op een ongelovige toon. ‘Een bekend Belgisch Premier is daar tijdens de top van Nice over de uitbreiding van de Europese Unie toch in geslaagd’, repliceerde Jarvis, terwijl ze naar buiten gingen. Ze verlieten de cafetaria langs de argwanend kijkende delegatieleden met het schuldige geweten. ‘We spreken elkaar nog’, zei Jarvis in het Nederlands dubbelzinnig tegen de samenzweerders, met zijn spontaanste glimlach. De delegatieleden glimachten niet begrijpend maar een beetje verveeld terug. * ** Op het BIPT liepen de eerste alarmsignalen van een nieuw virus snel binnen. Roelandt Demedts was de eerste die een waarschuwing op zijn computer zag verschijnen. Hij zette onmiddellijk de procedure in werking. Snel zette hij zich achter zijn hopelijk nog onbesmette PC en ging op zoek naar meer gegevens en hij keek de binnengekregen gegevens na. Het nieuwe virus was een vreemd virus, een flash virus. SWF/LFM.926 had nog andere, vreemde kenmerken. Het was een virus met een laag risico, aangezien het zichzelf niet kon verspreiden, maar handmatig gedownload diende te worden. Voor alle zekerheid contacteerde hij het kabinet Telecommunicatie. Aangezien hij Jarvis niet kon vinden, liet hij een kort berichtje achter op de mailbox van zijn GSM. Als hij bijkomende informatie nodig had, zou hij wel bellen. Al snel liepen de eerste telefoontjes van experten binnen en zag hij ook op de websites nieuwe informatie verschijnen. Snel deed hij een verdere risico-analyse. Laag risico, maar gebruikers en vooral webdesigners dienen op te letten bij het openen van flash-animaties buiten de browser, via een speciale toepassing dus. Wanneer het virus wordt uitgevoerd zou de gebruiker “loading flah movie” te zien krijgen als boodschap waarna hem een nummerpuzzel voorgeschoteld wordt. Het virus kan eveneens andere flash bestanden op de computer besmetten Snel maakte hij de samenvatting op basis van de bevindingen van de experten en stuurde die door naar Jarvis en naar de kabinetschef, Jozef. Voilà, Roelandt wreef zich vergenoegd in de handen. Dit was een afgewerkte zaak. Van ver zou hij het virus nog even opvolgen, maar niets wees er op dat er onmiddellijk gevaar was voor de bevolking. Jammer voor de minister, maar ditmaal zou hij – hiervoor toch – niet op televisie komen.
131
54 ‘Ja, Margareth, dank je wel, ik zal op Belgisch en op Europees niveau de noodzakelijke maatregelen nemen, dank je en ciao !’. Jozef legde de hoorn neer en herlas de nota’s die voor hem lagen. Bij de analyse van de schijfjes had het team van Margareth een opmerkelijke ontdekking gedaan. Ze hadden er een programma op gezet, een programma dat bestanden die ooit op de schijfjes gestaan hadden, maar gewist waren, op los gelaten en hadden een aantal verloren gewaande bestanden gereconstrueerd. Niet alle data was leesbaar, maar sommige bestanden waren voor 75 % terug in de oorspronkelijke staat hersteld. De inhoud verontruste hem. Op de schijfjes stonden bestanden die verwezen naar de Italiaanse Mafia. Voor zover hij het Italiaans meester was, begreep hij dat het ging om een verslag van een vergadering, enkele onvolledige adressenbestanden met adressen kriskras doorheen Europa, doorslagjes van e-mails en … dat was verwonderlijk, een aantal bestanden met het briefhoofd van het Europees Parlement. Daarnaast nog stukken van een bestand, die de computer niet in een logische volgorde aan elkaar kon breien. Een mens misschien wel. Vingervlug bespeelden zijn vingers de toetsen van zijn mobiele telefoon. Snel drukte hij het nummer van zijn collega bij Justitie in. Kris Vandrijfheuvel zat blijkbaar naast zijn telefoon en beantwoordde prompt de oproep.. ‘Wat doen we er mee ?’, vroeg Jozef. ‘Hm, ik stel voor dat we alles doorgeven aan Europol‘, zei Vandrijfheuvel. ‘Werken die snel genoeg ?’, vroeg Jozef. ‘Waarom snel ? Staat er iets te gebeuren ?Weet je iets wat ik niet weet ?’, vroeg Vandrijfheuvel. ‘Nee Kris’, zei Jozef, ‘ik weet niets meer, maar mijn intuïtie zegt me dat het niet afgelopen is. We hebben ons al eenmaal vergist in de bedoelingen en standvastigheid van die Italiaantjes, maar geen tweede keer. Maar het blijft een aanvoelen, ik kan het niet bewijzen’. ‘Vooraleer we iets kunnen doen, hebben we concrete aanwijzingen nodig, Jozef, geef me een seintje als je iets meer weet’, concludeerde Vandrijfheuvel. ‘Goed, als je akkoord bent, geef ik het resultaat van de bevindingen van Margareth nog door aan onze Computer Crime Units, je weet nooit dat ze iets meer uithalen’, zei Jozef. ‘Geen probleem’, zei Vandrijfheuvel, ‘hou me op de hoogte’ en hij verbrak de verbinding. Jozef tikte met zijn potlood op de nota’s en dacht ondertussen verder. Hij wist dat er iets meer zat in de gegevens. Maar wat ? * ** ‘Dag Lynn’, zei Packa, dat is lang geleden. ‘Daar ben ik het mee eens, heel lang geleden, kom hier dat ik je een dikke smakkerd geef’, zei ze lachend. Packa liet dat hem geen tweemaal zeggen en deed er nog een dikke knuffel bij. ‘Zeg, is het zo lang geleden, Brecht ?’, zei ze lachend en ze nam hem voorzichtig bij de arm. Packa glimlachte schaapachtig. In zijn ogen fonkelden pretlichtjes. 132
‘Je zal wel gehaast zijn’, suggereerde ze, ‘bij wie moet je zijn ?’ ‘De nieuwsdienst natuurlijk’, antwoordde hij. ‘Dan loop ik nog even met je mee’, zei ze. ‘Graag’ antwoordde Packa, want je ziet er weer stralend uit. De tijd lijkt op jou geen vat te hebben, wat is je geheim ?’, zei hij. ‘Vleier’, zei ze, ‘maar je weet tenminste wat een vrouw graag hoort’. ‘Mijnheer de Minister, dag Lynn’, zei één van de dames van het onthaal, ‘men heeft mij gevraagd de minister naar boven te brengen. De journalist wil vooraf nog even enkele vragen doorlopen’. ‘Geen probleem’, zei Lynn, ‘neem hem maar van me over, maar wees voorzichtig, hij is gevaarlijk !’ ‘Dank je Lynn, daar gaan mijn kansen, wat moeten de mensen denken’, zei hij met een knipoog. ‘Het was leuk je nog even terug te zien, moet je nog werken, anders kunnen we achteraf …’, probeerde Packa. ‘Jammer, Brecht, maar mijn dienst zit er op. Ik houd het te goed’ en ze gaf hem een elegante zoen op de wang. ‘Ik droom …’, probeerde Packa nog, terwijl hij de onthaaldame volgde. Haar ogen volgden hem lachend. ‘Hierlangs, mijnheer de Minister’, zei ze, terwijl ze hem door een wirwar van kleine gangetjes leidde. ‘Hoe vind je hier toch je weg ?’, vroeg hij, terwijl hij moeite diende te doen om haar bij te houden. ‘Na enkele jaren weet je het wel, Mijnheer de Minister, maar mag ik intussen iets vragen, mijn dochter is …’ Packa kende het verhaaltje en speelde zijn rol van dienstbetoonpoliticus verder perfect. * ** In de ziekenboeg van de gevangenis bleef de toestand van de vrouw stabiel. De jonge ondervrager en de dokter hadden niet van haar zijde geweken. Om beurten hielden ze wacht en luisterden naar de onrustige ademhaling van de in elkaar gestorte vrouw. De oudere ondervrager had zijn bedenkingen bij de groeiende genegenheid van de jonge ondervrager voor de vrouw. De vrouw had criminele daden begaan, misschien onder dwang, misschien ook niet, en daar moet je je mentaal toch wat op afstand houden, vond hij. Maar de jonge ondervrager scheen geobsedeerd door de getormenteerde vrouw en bleef haar met zijn zorgen omringen. De dokter liet dit begaan, want hij zag er een fase in een aanvaardingsproces in, want het besef dat je een ziekte hebt waardoor je maar enkele jaren meer te leven hebt, kan zwaar, zeer zwaar om te dragen zijn. Het onderzoek naar de vrouw was stilgevallen na de moord op de man die haar begeleidde. Ook in de moordzaak zaten ze vast. Ze hadden ze geen enkel waardevol spoor. Alles liep dood. De jonge ondervrager nam zachtjes haar hand, die lijkbleek op de grauwe ziekenboegdekens lag. Er zat geen kracht meer in de hand, die nochtans toebehoorde aan een vrouw in de fleur 133
van haar leven. Meer dan vijfendertig kon ze onmogelijk zijn. Meer dan vijfenveertig zou ze net als hij nooit worden. De dokter had zijn onderzoek afgerond en krabde zich achter de oren bij het bekijken van het resultaat. De menselijke geest kan ontzettend sterk en weerbaar zijn, maar in dit geval was ze er totaal onderuit gegaan, ze was verward, kon geen consistentie meer opbrengen en leek de wereld opgegeven te hebben. ‘Kom’, zei de dokter tegen de jonge ondervrager, ‘laat haar maar, ze slaapt rustig, we moeten eens praten’. ‘Weer over hoe ik het verwerk, dokter, nee bedankt’, antwoordde de jonge man fel. ‘Ik denk dat Maria mij meer nodig heeft, ze heeft een houvast nodig, al is het maar een strohalm, om zich aan vast te klampen.’, ging hij verder. ‘Maria ?’, zei de dokter vragend. ‘Ik heb ze die naam gegeven, ze verwijst naar mijn moeder, en naar de Heilige Maagd. Ik bid dat ze heelhuids door deze beproeving mag geraken, vervolgde hij ‘Jongen, kom even mee, ik heb het goed met je voor’, zei de dokter en hij legde zijn hand op de schouder van de jongeman. De man rilde bij de vriendschappelijke aanraking en liet zich na enig aandringen door de dokter mee leiden. ‘Waarheen gaan we, dokter ?’, vroeg de jongeman toen hij zag dat ze het gewone dokterskabinet voorbijliepen. ‘We gaan even naar buiten, mijn beste, om op een eeuwenoude manier je probleem door te spreken’, zei de dokter. ‘Hoezo ?’, vroeg de man. ‘We gaan een pint drinken’, zei hij samenzweerderig. Maar wees gerust, we gaan ons niet bedrinken. Je hebt nood om er even helemaal uit te zijn. Schuin tegenover de gevangenis is een kleine bruine buurtkroeg. Ik stel voor dat we daar even binnenvallen’, zei de dokter. De jongeman reageerde amper. Hij bleef in gedachten verzonken. Met een kleine hoofdbeweging gaf hij aan de dokter te zullen volgen. De dokter knikte tegen een gevangenisbewaarder die de tussendeuren in de gevangenis bediende en hen nadat hij hen van top tot teen had bekeken en de badges door de computer had gehaald doorliet. De mentale shocktherapie van de dokter was op dit punt toch al geslaagd. * ** Jozef tobde over de manier waarop hij de gebeurtenissen kon voorkomen in plaats van ze te volgen. Hij had Packa ingelicht, die op dat moment in de schminkkamer van de TV-zender zijn gezicht aan het bijwerken was. De aanslagen waren afgewend, maar voor hoe lang ? Van Jarvis had hij een korte samenvatting gekregen over de plannen van de Europese lidstaten om het veiligheidsverdrag dat in de maak was te saboteren en ook dat stemde hem tot nadenken. Hij had Jarvis na samenspraak met de minister de opdracht gegeven om de topontmoeting te vervroegen. Onder het mom van nieuwe technologische ontwikkelingen rond het internetprotocol Ipv6 en de nood aan bijkomend strategisch overleg hierover, zou hij de ambtsgenoten van Packa wel samen krijgen. Hij wilde Jarvis full time op deze zaak zetten.
134
Politiek-strategisch zouden ze deze zaak goed moeten voorbereiden, anders was de minister zijn gezag op Europees vlak kwijt. Dat zou jammer zijn, want zijn collega’s erkenden het vakmanschap van de minister en hadden door zijn charismatische aanpak toch al enkele stappen in de juiste richting gezet om samen de zaken aan te pakken. Niet van harte, maar zoals in de meeste gevallen was iedereen rond de tafel overtuigd van de noodzaak van meer samenwerking, maar kocht men tijd om de eigen administraties, die even snel van richting veranderen als een olietanker, voor te bereiden op de veranderingen. Eerst diende de achterban overtuigd te worden en pas dan kon de verandering beginnen. Wanneer de aanpassing deels gerealiseerd zou zijn, kon men al beginnen aan de volgende, cruciale veranderingen. Jozef stond op en begon in zijn bureau te ijsberen. Op de tafel stond, een beetje weggedoken en onzichtbaar voor bezoekers die hij in zijn werkruimte ontving, een foto van E.J.. Hij nam de foto vast en bekeek ze aandachtig. Het was een vakantiefoto, waarop EJ lichtgebruind en zeer ontspannen stond afgebeeld. Haar zomersproeten gaven het beeld nog extra sympathie mee. Waarom valt de ene mens voor de andere mens en slijt hij een deel van zijn leven om er over na te denken. Jozef hield het kadertje zo hard vast dat zijn kneukels wit werden. Waarom ? * ** Packa werd naar voor geleid in de Tv-studio en kon naast de ankerman plaatsnemen. In de achtergrond liepen redacteurs en journalisten drukdoend over en weer om de laatste nieuwtjes op een begrijpelijke maar ook mediatieke manier bij de kijker te brengen. De voorbereiding van de vragen was voor een oude rot in het vak als Packa routine geweest. Omgaan met journalisten was zijn tweede natuur, alhoewel hij er, in tegenstelling tot een aantal andere collega-ministers, zijn leven niet voor zou geven om op tv te komen. E.J., die intussen was toegekomen, zwaaide hem vanuit de verte tegemoet. Ze was de eindredacteur van dienst, die de ankerman indien nodig tijdens het interview de nodige heikele vragen zou doorspelen via het oortje, aan het bewerken. Plots begon zijn mobiele telefoon te trillen. Verstoord in zijn concentratie wierp hij een blik op het nummer van de beller en maakte zich al klaar om het toestel in een wijde boog naar E.J. te gooien. Hij hoopte dat het niet zoals één van de vorige keren spectaculair rakelings naast het hoofd van één van de presentatrices zou vliegen om onzacht tegen een journalist terecht te komen, maar hield zich net op het nippertje even in. Het was Jozef. Tiens, die wist toch waar hij was en dat hij niet gestoord kon worden. Snel aanvaardde hij het gesprek. ‘Jozef, ik moet over drie minuten op antenne, wat is er ?’, zei hij gejaagd. ‘Je wil wat ? Mijn toestemming om … in te breken ?’, herhaalde hij de vraag van zijn kabinetschef. De regie assistentie deed hem intussen ongeduldig teken om het gesprek te onderbreken en naast de ankerman plaats te nemen. E.J. probeerde naderbij te komen om de minister te verhinderen zijn toestel over te lange afstand op te moeten vangen. ‘We gaan live, binnen 5 .. 4 .. 3… 2 .. 1 en … nu …’, zei de assistentie en Packa kon nog net buiten beeld zijn telefoontoestel weggooien. E.J. dook er als een volleerde doelvrouw in duikvlucht achteraan.
135
55 De Notelaarsstraat in Brussel in een rustige, wat afgelegen straat, waar achter een neutrale gevel één van de meest gesofisticeerde eenheden van de Belgische politiediensten gehuisvest zijn. De Federale Computer Crime Unit (FCCU), die gegroeid is uit de inzet van enkele gedreven politiemensen kon na het samensmelten van de verschillende politiediensten rekenen op een bredere taakverdeling en meer middelen. De expertenploeg zet er zich in voor een veiliger internet. Guy Verbeerst, de baas van de eenheid, krabde verveeld in zijn haar. ‘U beseft toch wat U vraagt, mijnheer de kabinetschef’, zei hij aarzelend. ‘Ik vraag om de misdaad met haar eigen wapens te bestrijden, ja’, antwoordde Verbeerst. ‘U vraagt ons om in te breken in computers in het buitenland. Neemt U daarmee niet het recht in eigen hand ?’, vroeg Verbeerst. ‘Ik wil informatie, die we dan kunnen bezorgen aan de bevoegde instanties’, zei Jozef. ‘Dat begrijp ik, maar er zijn strikte regels voor onderzoek als deze, we moeten contact opnemen met onze buitenlandse collega’s, en die Italianen zijn niet van de snelste, en daar de nodige procedures doorlopen. Misschien kan U via Europol sneller aan de relevante informatie geraken …’, zei Verbeerst. ‘Dat duurt jaren’, onderbrak Jozef hem. ‘Mijnheer de kabinetschef, wat U nu vraagt is illegaal. Als dit uitkomt, gaan de poppen ernstig en terecht aan het dansen. Ik wil mijn carrière – en die van mijn mensen –‘, voegde hij er snel aan toe, ‘niet blootstellen aan onwettige daden. Jozef dacht na en besefte dat de man gelijk had. Het zou weinig zin hebben hem verder te proberen te overtuigen. Hij zou het anders moeten doen, op zijn manier, zodat het vooruit zou kunnen gaan. Hij dankte Verbeerst, die hem met pijn in het hart zag weggaan. Hij had grote uitbreidingsplannen, en daarvoor zou de steun van de Minister van Telecommunicatie ten zeerste welkom voor zijn. Plots draaide Jozef zich om. ‘Verbeerst’, zei hij, ‘hebben je beste mensen niet enkele dagen vakantie nodig ?’. ‘Huh ?’, antwoordde de FCCU-baas wat traag, maar zijn brein was getraind op het vinden van politieke opportuniteiten. ‘Wel ?’, vroeg Jozef afwachtend. Hij kon de pap in de mond geven, maar slikken zou Verbeerst toch zelf moeten doen. Gezien zijn postuur leek dit niet echt een probleem te zijn. ‘Nu U het zegt, mijnheer de kabinetschef, John en Jacques zijn aan vakantie toe. Ze maken te veel overuren. Neem hen maar mee. Met hun draagbare computers’, voegde hij er met een knipoog aan toe, ‘ kunnen ze thuis of op een andere manier werken. Ik breng alles administratief wel in orde’. ‘Ik verwacht ze binnen een uurtje op mijn bureau’, zei Jozef en hij draaide zich terug om en duwde de deur open om het gebouw te verlaten. ‘Dat zal gebeuren, mijnheer de kabinetschef’, riep Verbeerst hem achterna en hij wreef zich vergenoegd in de handen en dacht aan zijn volgende kaderuitbreiding. ‘We zijn goed, maar ’t is niet geweten’ was de oude carnavalsslager die door zijn hoofd schoot en uit tevredenheid met zichzelf begon hij de melodie – voor zover hij die nog kende – te fluiten. Zijn 136
medewerkers wisten wat dit betekende. De volgende ochtend zou hun chef iets later en met grotere wallen onder de ogen op zijn werk verschijnen. * ** ‘Kunnen we dan hier de vergadering organiseren ?’, vroeg Jarvis aan de beheerder van het Hertoginnedal. ‘Ja, dat is mogelijk’, antwoordde de man. ‘Hier worden vaak dergelijke bijeenkomsten georganiseerd. Er is een grote ovalen tafel voorzien, waar we microfoons langs kunnen plaatsen. Er zijn zelfs twee tolkencabines in de ruimte’, zei hij, terwijl hij hem de cabines toonde. ‘In deze cabines kan je je minder goed wegstoppen’, dacht Jarvis stilzwijgend terwijl hij de oude maar functionele installaties bekeek en met een knikje goedkeurde. ‘Dus hier boven in de priorij kunnen we met zestien ministers en hun medewerkers aan de slag’, herhaalde Jarvis, ‘en het diner ?’. ‘Dat kan in dezelfde ruimte plaatsvinden, maar ik zou voorstellen om daarvoor naar het kasteel zelf te gaan’, zei de beheerder. ‘De rode zaal is daarvoor uiterst geschikt’/ ‘Goed, volgens mij is dit o.k.’, zei Jarvis. ‘Kunnen we die rode zaal nog even zien ?’ ‘Dat spreekt voor zich, mijnheer de adviseur, volgt U mij maar’, zei de beheerder en hij laveerde behendig doorheen de antieke ruimtes van de voormalige priorij. Jarvis voelde zich honderd jaren teruggaan in de tijd, terwijl hij door de prachtige gangen van de oude priorij wandelde. Dit ademde sfeer uit. Een sfeer van rust en van stijl, terwijl de geschiedenis van Hertoginnedal er één was van politieke doorbraken. Die hadden hier voor een deel hun oorsprong gevonden. Hij hoopte dat dit ook voor het akkoord het geval zou zijn. Voorzichtig daalde hij achter de beheerder de zware eiken trap af. * ** ‘Margareth, je moet me helpen, meid’, zei Jozef voorzichtig. ‘We zitten met een gigantisch probleem. Dankzij jouw inspanningen weten we waar we meer informatie kunnen vinden, maar we kunnen er niet aan’. ‘Je spreekt in raadsels Jozef, wat wil je precies ?’, vroeg Margareth. ‘Als we alles bij elkaar leggen, is een Italiaanse terroristische splintergroep verantwoordelijk voor de voorbije gebeurtenissen. Voor hun contacten gebruiken ze high-tech, dus zeker het internet. Ik wil dat enkele specialisten op het internet op zoek gaan naar die gasten en voldoende bewijsstukken verzamelen om hen aan te houden en uit te schakelen’. ‘Je bedoelt inbreken op hun computersystemen’, zei Margareth. ‘Kunnen we dat zomaar ?’ ‘Cut the crap13, Margareth’, ik weet dat jullie gebruik maken van een controversiële spionagetechniek die Magic Lantern, een magische lantaarn, heet waarmee jullie via de computer kunnen afluisteren’. Margareth zweeg diplomatisch. ‘Jullie hadden software die toetsaanslagen op computers registreerde, maar daarvoor was fysieke toegang tot de computer noodzakelijk. Magic Lantern maakt dit mogelijk zonder 13
Kom ter zake
137
toegang. Het wordt via een virus verspreid en heeft de mogelijkheid om vanop afstand de computer van de verdachte binnen te dringen en te controleren’, ging Jozef verder. ‘Wat wil je dat ik antwoord, Jozef, goed dat je me deze vraag via GSM stelt …’, antwoordde ze. ‘Ik wil je niet in moeilijkheden brengen, Margareth, maar ik voel gewoon dat ernstige dingen in België gaan gebeuren als we niet opletten. Ik weet dat jullie de technieken hebben en de macht hebben om anti-virusmakers een oogje dicht te doen knijpen. Georganiseerde misdaad is ernstig en op 11 september 2001 hebben ook voor de VS aanvallen op het eigen grondgebied een duivels gezicht gekregen. Begrijp je wat ik voel ?’, onderstreepte Jozef. ‘Ja, ik begrijp wat je bedoelt. Laat me er even over nadenken’, zei Margareth. Ik bel je terug’, en ze sloot de verbinding. ‘Verdorie’, zuchtte Jozef, ‘ik hoop dat ik ze niet te veel onder druk heb gezet. Maar wat kan ik anders doen ?’. ‘U zegt, mijnheer de kabinetschef ?’, vroeg zijn chauffeur hem terwijl hij zich klaarmaakte om de parking aan het kabinet terug binnen te rijden. ‘Niets, jong, ik ben weer in mezelf aan het praten’, antwoordde Jozef. ‘Dat is oud worden, zegt men’, antwoordde de man. ‘Ja, ja, ’t is al goed’, zuchtte Jozef. ‘Pas maar op voor die poort’, voegde hij er met een glimlach aan toe. * ** De buurt rond de gevangenis was desolaat en verlaten. De muren van het bewaarhuis waren grauw en grijs en overal lag achtergelaten vuil. De dokter en de jonge ondervrager staken snel de grote baan over, en haastten zich in de richting van het enige uithangbord dat niet omgeven was door blauwe of rode neonlampen. Buiten was de temperatuur al flink gedaald. Wanneer ze spraken dampten de woorden uit hun mond. Niemand keek vreemd op toen beide mannen de deur van de kroeg openden en vlug naar binnen stapten. De twee biljarters keken even over hun keu maar concentreerden zich verder op hun spel. Twee opgedirkte vrouwen van middelbare leeftijd keken met meer aandacht naar de twee mannen. Ze hadden zich misschien van kroeg vergist of ze kwamen even uitblazen. ‘Hierlangs’, zei de dokter en hij gidste de jonge man behendig tussen de tafeltjes naar een vrije hoektafel, naast de bar. Het was niet de eerste keer dat de dokter kwam, want een klein teken naar de barman was voldoende om hen een frisse pint te brengen. Het bier was het enige dat fris was in dit etablissement. ‘Wat wil je bereiken door je zo om de vrouw te bekommeren ?’, vroeg de dokter rechtuit. ‘Ik voel me schuldig, dokter’, zei de jonge man, ‘schuldig om wat wij haar hebben aangedaan’. ‘De baby ?’ ‘Ja, de baby, wij zijn het die haar van haar baby losgerukt hebben, als we haar niet aangehouden hadden, waren ze al lang terug herenigd en …’. Zijn adem stokte even. ‘En had je de ziekte niet gekregen ?’, vroeg de dokter. ‘Het moet voorbestemd zijn, het kan niet anders, het moet zo zijn’, antwoordde de man.
138
‘Ben je jezelf niet aan het overtuigen dat het zo moet zijn ? Had het ook niet anders kunnen zijn ? Zal het ook niet anders zijn als jij dit wil ?’, suggereerde de dokter. De man staarde lang in zijn glas, dat intussen half leeg was. ‘Het moet zo zijn, het is mijn fout’, zuchtte hij. ‘Wat bedoel je ?’, vroeg de dokter. ‘Ik had als kind nooit de baby van mijn zus alleen mogen laten met mijn jongste broer’, zei de man. ‘Wat is er gebeurd ?’, vroeg de dokter. ‘Ik was aan het oppassen, ik was vijftien, op mijn eigen broer en op de baby van mijn zus. Mijn vriendinnetje belde mij op. Ik was even afgeleid. Mijn klein broertje speelde met plastic zakken in de buurt van het park waar de baby lag. Hij moet er op een bepaald moment in geklommen zijn en al spelend de baby in het plastic gewikkeld hebben. Ik heb het nooit gemerkt’, zei hij. ‘Wat is er dan gebeurd ?’, vroeg de dokter. ‘Ik probeerde de baby te reanimeren en belde de hulpdiensten. Mijn broertje stond er niet begrijpend bij te kijken. Ze kwamen te laat. Zuurstofgebrek in de hersenen. Het was fataal’, zei de man. Even leek het of de man in snikken zou uitbarsten, zijn verwrongen gezicht sprak boekdelen. Maar hij bedwong zich, en staarde naast de dokter in het duister. ‘Het ergste van al, dokter, was het geluid van het speelgoed van de baby. De muziek bleef maar spelen. Ik kan het nog horen. Noot per noot. ’s Nachts komt het terug. De muziek en de baby, de baby en de muziek. Oh mijn God’, zuchtte hij. * ** Vergezeld door Walid en twee andere collega’s zou Angelina overgebracht worden naar een onbekend adres. Aan de uitrit van de spoedafdeling werden twee anonieme poltiewagens gereden, waarin telkens twee mensen stapten. Telkens een man en een vrouw, de vrouw was in ziekenhuiskleren gekleed en was omwikkeld met een deken. De twee chauffeurs van de wagens hielden de wagendeuren open en speurden ondertussen de buurt af. Walid keek vanop afstand naar de operatie en gaf via zijn radio aanwijzingen. Het mocht geen derde keer gebeuren. Angelina diende naar een veilige plaats overgebracht te worden. Vanuit het struikgewas hield iemand de operatie nauwlettend in de gaten. Het was donker tussen de brede groene bladeren, maar hij vond op de tast wat hij zocht. Getrainde vingers haalden een lang en zwaar voorwerp uit, waarop voorzichtig een glazen kijker werd geschroefd. Het staal schitterde even in het late zonlicht. Hij legde het voorwerp tegen zijn schouder en zoomde in.
139
56 ‘Mijnheer de minister, was onze veiligheid ooit in gevaar ?’, vroeg de journalist aan Packa, die de man met zijn beste tandpastaglimlach aankeek. ‘Ik denk het niet. Door de goede werking van onze inlichtingendiensten waren we tijdig gewaarschuwd en konden we de doelwitten beter beveiligen. De eigenlijke aanval verliep ook in twee fasen. Vooraf werd brandbaar en ontplofbaar materiaal bij de doelwitten gezet. Papier, brandbare verf, white spirit en benzine, gecamoufleerd als gewoon huisafval. Later werden vanuit verschillende wagens Molotovcocktails naar de zakken gegooid. Indien we de zakken niet hadden weggehaald en hadden vervangen door brandwerende producten zou de combinatie een mooi vuurwerk hebben gegeven. Nu was er enkel een klein brandje, dat snel onder controle was. Veel heeft hun actie niet opgeleverd’. ‘Wie zat achter de aanslag ?’, vroeg de ankerman. ‘Dat kan ik, in het belang van het onderzoek niet vrijgeven’, repliceerde Packa. ‘Wat was het precieze doelwit van de terroristen, wat wilden ze bereiken ?’, vroeg de ankerman. ‘De doelwitten waren telefooncentrales, plaatsen waar verschillende netwerken samenkomen, waar datastromen geschakeld worden, waar ze versterkt worden. Indien deze centrales de lucht in gegaan waren, had er in Brussel geen telefoon meer gerinkeld en waren we afgesloten van het internet’. ‘En de mobiele telefoons ?’, vroeg de nieuwslezer. ‘Die ook. Een GSM maakt contact met een antenne, maar die antennes worden met elkaar en met het vaste netwerk verbonden door telefoonlijnen onder de grond. Ook het zenuwcentrum van deze telefoonlijnen bevond zich op de aangevallen plaatsen. ‘De eerste minister houdt straks een persconferentie, wat zal hij daarop zeggen ?’, vroeg de ankerman plots fijntjes. ‘Dat moet U aan de eerste minister vragen of gaan luisteren’, glimlachte Packa, ‘maar ik meen dat we de zaak niet mogen overdrijven. De politiediensten hebben puik werk geleverd en we hebben het ergste kunnen voorkomen. We zullen nieuwe maatregelen nemen om dergelijke acties in de toekomst te voorkomen. ‘De bevolking mag op beide oren slapen ?’, vroeg de nieuwslezer. ‘U zegt het’, antwoordde Packa glimlachend terug. ‘U hoort het, de situatie is onder controle, zo verzekert ons de Minister van Telecommunicatie. Verder binnenlands nieuws nu. In de gemeente …’, ging de nieuwslezer verder, terwijl hij zich naar een andere camera draaide. Dit gaf Packa de mogelijkheid om ongezien uit beeld te verdwijnen. Hij keek even naar E.J., die enkel haar duim omhoogstak. Hij werd teruggebracht naar de schminkkamer om af te schminken. E.J. ging enkele journalisten achter hun bureau opzoeken. Mijmerend slenterde hij naar buiten. * ** Jozef liet een ruimte vrijmaken waar de specialisten van de FCCU ongestoord konden werken. Hij voorzag een snelle breedbandverbinding met het internet en vroeg Jarvis er op te letten dat ze niets tekort kwamen. ‘Dat kan er nog net bij’, had de goedlachse adviseur geantwoord. 140
Het Flash-virus was onder controle. De procedure had correct gewerkt en zoals voorzien hadden ze de analyse en de waarschuwing afgeklokt in minder dan twee uren. Jozef liet zijn secretaresse een dankbriefje schrijven – te ondertekenen door de minister - om het BIPT te bedanken voor de goede werkzaamheden. Packa vergat systematisch zo’n zaken. Met die boutade wuifde hij het altijd weg. ‘Daar heb ik een kabinetschef voor’, lachte hij altijd. Jozef pendelde heen en weer op het kabinet, tussen zijn bureau en de ruimte voor de FCCU. Toen ze na een uurtje één voor één binnenkwamen, wist hij dat Verbeerst woord had gehouden. ‘Goed’, zei hij, ‘nu kunnen we beginnen’. Hij riep iedereen bijeen, Jarvis vond hij niet, die was verdwaald in één of ander kasteel, en vertelde hen kort wat hij wilde. De beschikbare gegevens wezen uit dat een Italiaanse groep achter de voorbije aanslagen zat. Hij wilde alles wat ze er over konden vinden, informatie, al dan niet uit de pers, maar zo nodig inside informatie. ‘Je doet wat er voor nodig is’, besloot hij, ‘maar zorg dat je niet wordt ontdekt’. Grinnikend begonnen de mannen op hun klavieren te tikken. John zorgde voor de coördinatie. Hij had zijn lennon-brilletje afgezet en wreef vermoeid in zijn ogen. Maar diezelfde ogen schitterden. Hij vuurde zijn mensen aan en gaf ze concrete aanwijzingen en suggesties. ‘Ethical hacking bestaat niet’, had Packa ooit in een interview gezegd, ‘het is niet omdat het sexy klinkt dat het ook juist is’. John vermoedde dat Packa niet volledig op de hoogte was van wat ze nu aan het doen waren. * ** Angelina zag vanuit de verte de geblindeerde anonieme wagens klaarstaan. Zelf zat ze in een gewone ziekenwagen, waarin nog twee andere collega’s zaten. Eén ervan was Walid. ‘We wachten nog een half uur, en dan vertrekken wij’, beval Walid. ‘In tussentijd houden jullie de wacht bij Angelina. Bij de minste twijfel trek je je dienstwapen. Sommeren en schieten. Maar schiet niet te traag. Boeven sommeren niet’. Plots begon zijn radio onrustig te knisperen. ‘Ja, big boy luistert’, antwoordde hij. Een opgewonden stem aan de andere kant van de straalverbinding begon heftig te spreken. ‘Wat zie je ? In het struikgewas aan de overzijde ? Ik stuur er onmiddellijk enkele mannen op af. Houd alles goed in de gaten. Indien de mannen in gevaar zijn, schiet je !’. ‘De scherpschutter boven op het dak denkt dat hij iets metaalachtig ziet blinken in de struiken, stuur Willy en Yves er maar op af. Danny houdt het van boven in de gaten. Go, go, go …’, riep hij in zijn radio. De ziekenwagen stond binnenin de spoedafdeling waardoor ze niet konden zien wat er zich buiten afspeelde. Ze dienden af te gaan op de informatie die ze via de radio’s binnenkregen. ‘Ik zie onze jongens’, zei de scherpschutter, ‘en er blinkt nog steeds iets’. ‘Houd iedereen uit de buurt’, zei Walid, ‘en laat de twee wagens daarbuiten vertrekken’. ‘Wagen één vertrekt’, rapporteerde de scherpschutter, ‘ik zie Willy en Yves buitenkomen, ze staan op 150 meter en naderen. In het struikgewas is alles kalm … nee, het begint te bewegen. Ik zie één persoon … Willy en Yves zijn op 125 meter … de persoon in de struiken 141
heeft een langwerpig blinkend voorwerp … hij heeft onze twee mannen gezeien … 100 meter …’ ‘Heb je hem in het vizier ?’, schreeuwde Walid terug. ‘Het doelwit zit niet stil … wagen twee vertrekt … 75 meter … hé, wat is dat, hou die tegen, daar komt een bus aan !’ Een bus van de Lijn draaide langzaam de ziekenhuisparking op en zou zich binnen luttele seconden tussen de politiemensen en het struikgewas bevinden. ‘Stop de bus’, schreeuwde de scherpschutter. ‘Niemand vuurt ! Niemand vuurt !’, schreeuwde Walid boven alles uit in zijn radio. De bus kwam nog steeds dichterbij. In het struikgewas schitterde nogmaals het metaal.
142
57 ‘We hebben een Italiaanse vertaler nodig’, zei John tegen Jozef, die even poolshoogte kwam nemen. ‘Daar kan ik voor zorgen, gaan de zaken een beetje vooruit ?’, antwoordde Jozef. ‘We staan nog nergens’, zei John, ‘bestaat die splintergroep wel ? Het is niet normaal dat we er niets van terugvinden. Normaal vinden we enkele woorden, verwijzingen, of wat dan ook’. Jozef krabde zich in de haren en dacht na. ‘We moeten ergens beginnen’, sprak hij na enig nadenken. ‘Heb je gezocht op de servers van het hoger centrum voor informatica in Milaan ?’, vroeg hij. ‘Milano, here we come’, zei John luidop, waarna hij zijn mensen enkele instructies gaf. Het ritmische getik van de vaardige vingers op de klavieren kreeg weer het karakter van een uptempo. Hoi, hoe gaat het ?’, zei een frisse stem, toen een jongedame de deur opende en even haar hoofd binnenstak. Haar gezicht vertrok even toen ze Jozef zag. Als een echte professional liet ze niets merken. ‘E.J., hallo, we zijn bezig, maar we zitten vast’, zei Jozef. ‘Waar is onze minister?’ ‘Hij is terug naar de zestien, hij werd opgeroepen door de eerste-minister om zo snel mogelijk te komen. Ik kon het gebrul van de grote baas horen tot in mijn bureau’, zei de woordvoerster. ‘Hoe was zijn persconferentie ?’, vroeg Jozef, terwijl hij dichterbij kwam staan om de werkende informatici niet te storen. Op dezelfde manier wilde hij verhinderen dat de interne keuken van de regering te fel in de openbaarheid kwam. De mensen zouden het weinige vertrouwen dat ze hadden in het beleidsvoerders wel eens verder kunnen kwijtspelen. ‘Het was o.k.’, zei E.J. ‘hij heeft niet gelogen en niets beloofd wat we niet kunnen waarmaken’. Dit was het oude standaardgrapje dat kabinetsleden af en toe over hun baas vertelden, waarin grond van waarheid zat. Jozef glimlachte. Humor was nog steeds een goede spanningsbreker. ‘Flauw’, zei hij. ‘Vertel me hoe het was’. Hij probeerde zichzelf een houding te geven. ‘De minister kwam rustig over en heeft op een vertrouwenwekkende manier zijn verhaal gebracht. Alles is onder controle’. ‘Is dit echt zo ?’, vroeg E.J. ‘Voorlopig wel, maar er lopen nog terroristen rond. Ik denk dat ze wraak willen voor de mislukte aanslagen. We kunnen niet overal tegelijk zijn’, zei Jozef. ‘Waarom dit crisiscentrum ?’, vroeg E.J. ‘We zoeken het internet af naar sporen’, zei Jozef knikkend, ‘maar voorlopig vinden we quasi niets. Als we met deze middelen moeten vechten, geraken we er niet’. ‘Juist’, zei E.J. begrijpend, ‘kan je geen hulp bijkrijgen ?’ ‘Wat je ziet is het beste wat ik snel en officieus bijeen kon krijgen. Het is de crème de la crème’, zei Jozef, zacht genoeg zodat ze het niet zouden horen, ‘maar slechts gewapend met schopjes kan je geen berg doorploegen’. ‘Kan ik helpen ?’, vroeg E.J. ‘De minister hier even weg houden, kan helpen’, zei Packa lachend en hij duwde haar terug buiten. Niet onbedoeld raakte hij met zijn lippen even haar wang aan. E.J. voelde dat het zijn manier was om met de spanningen tussen hen om te gaan. ‘Niet op het werk, dacht ik’, lachte E.J. 143
‘Als dat al niet meer mag’, antwoordde Jozef onzeker. ‘Zolang je je beperkt tot mij’, plaagde ze. ‘Ik zal er over denken’, zei Jozef en hij sloot verder de deur. ‘Gaat het ?’, vroeg hij bezorgd aan John, terwijl hij de dikke pak papier bekeek waar hij zich doorheen aan het worstelen was. ‘Ja, maar traag’, antwoordde John geconcentreerd. ‘Kan je enkele van mijn medewerkers gebruiken ?’, zei Jozef. ‘Ja, als ze iets van informatica kennen en Italiaans’, antwoordde John. ‘Jarvis’, dacht Jozef, en zijn vingers beroerden al de knoppen van zijn GSM. * ** Iets moet de persoon in het struikgewas gealarmeerd hebben. Plots keek hij om en zag hij de met getrokken wapen naderende agenten en aan de andere zijde een langzaam dichterbij komende bus. Hij gooide het blinkende metaal weg en keerde zich om. Door de struiken zag hij een vluchteling. ’60 meter, hij draait zich om en duikt het groen in’, schreeuwde de scherpschutter in zijn microfoontje. Ik krijg hem niet goed in het vizier. Wat moet ik doen ?’ ‘Indien er gevaar is voor de bus of voor iets anders niet schieten’, schreeuwde Walid terug, ‘ik herhaal niet schieten !’. ‘De bus rijdt nu voor het struikgewas, Willy en Yves zijn er bijna. Ik zie ongeveer waar hij is. Willy, de struiken in op drie uur14’. In de ziekenwagen volgden Walid en Angelina de gebeurtenissen verder met spanning. ‘Ik stap er uit. Jullie vertrekken’, beval Walid. ‘Is dat in deze verwarring wel verstandig ?’, zei één van de begeleidende agenten. ‘De verwarring speelt in ons voordeel. Vertrek nu, zo onopvallend mogelijk als een normale ziekenwagen. Ik blijf hier om de zaak verder te coördineren’. Om de mond van Angelina, die bleek op de brancard lag, speelde een zweem van angst. Ze was nog niet hersteld van het gebeurde, maar het ergste was het gevoel van machteloosheid. Hier lag ze, en ze kon niets doen. Walid raakte even haar schouder aan en sprong daarna uit de wagen. Terwijl hij de gebeurtenissen verder volgde via zijn radio, vertrok de ziekenwagen, snel maar onopvallend. Alsof ze zich naar een niet dringende oproep verplaatsten. Nog even en ze zouden in veiligheid zijn, opgeslokt door de anonimiteit, weg van alle terroristische dreigingen. Angelina verloor het bewustzijn. De dokter naast haar boog zich bezorgd naar haar toe, voor zover de rijdende wagen dat toeliet. Buiten konden de agenten de vluchteling door de nauwkeurige aanwijzingen van de scherpschutter vrij goed volgen. Deze verplaatste zich echter in zigzag en verwijderde zich snel weg van het ziekenhuis. Plots verdween hij enkele seconden. ‘Hij is weg. Ik zie hem niet meer’, schreeuwde de scherpschutter. Een snerpend geluid doorscheurde de lucht. 14
De scherpschutter gebruikt een aanduiding van de plaats van de vluchteling door te verwijzen naar de wijzers van een horloge. Twaalf uur is recht vooruit. Drie uur is een kwart draai naar rechts.
144
‘Verdomd, een terreinmotor’, vloekte de scherpschutter in zijn microfoontje, ‘dit is de laatste kans om te vuren’. ‘Indien er niemand in de buurt is vuur !’, riep Walid, waarop hij uit zijn radio enkele doffe knallen hoorde. Van op het dak en vanuit de struiken vuurden de agenten op de vluchteling. * ** Packa verliet weinig onder de indruk het bureau van de Eerste Minister. Gelukkig had zijn secretaresse de dubbele deuren van zijn bureau gesloten, anders zou de iedereen in de Wetstraat op de hoogte zijn van de verwijten die de eerste-minister hem naar het hoofd had geslingerd. De eerste-minister had niets kunnen bewijzen en Packa had zich van de domme gehouden. Na enkele minuten had zijn grote baas het opgegeven en had hij hem er uit gegooid. Nu kon hij zich tenminste met werkelijke zaken bezighouden, dacht Packa, terwijl hij de brede marmeren trap afstapte. Guy, zijn chauffeur, die een praatje maakte met de bodes, repte zich naar de wagen om deze voor te rijden. Packa was in gedachten verzonken. ‘Brecht, dat was geen goede zet om de informatie over de aanslagen te laten lekken naar de pers’. Zei een stem die van boven leek te komen. Packa stopte in het midden van de trap en draaide zich langzaam om. ‘Je kent de pers, Luc’, zei Packa tegen de kabinetschef van de eerste-minister. ‘Ze zijn er als de kippen bij als het gaat om rampen en problemen. Als ik mijn vooruitgangsrapport voorleg, dan kraait er geen haan naar, om in pluimveeterminologie te spreken’, antwoordde Packa. ‘Er is een pikorde, Brecht, en die moet je respecteren. Niet elke haantje-de-voorste komt op de hoogste stok terecht’, repliceerde de kabinetschef. ‘Als dat dan de bedoeling zou zijn, Luc. Het is niet mijn bedoeling om de eerste-minister in moeilijkheden te brengen. Maar als de pers aan mij een eerste reactie vraagt en niet aan de premier, dan antwoord ik, mèt kennis van zaken. Ik denk niet dat de ouwe het beter had gekund’, zei Packa, ‘ik weet niet wat jullie woordvoerder rondverteld heeft, maar geloof er niet te veel van. Kijk naar de interviews en oordeel zelf’. ‘Je speelt met vuur, Brecht. Vanuit mijn positie kan ik je niet terechtwijzen, maar neem mijn vriendschappelijke raad aan. Zorg dat het niet meer gebeurt’, zei de kabinetschef van de Premier en hij draaide zich terug om naar zijn bureau. ‘Ja, ja’, dacht Packa, ‘als verwijten niet helpen, moet de kabinetschef het op een diplomatiekere manier oplossen. ‘Ik zou het misschien op dezelfde manier gedaan hebben’, dacht hij en hij knikte naar de bode die de dubbele deur naar de Wetstraat openhield. Buiten stond de pers op de loer, en in een hoekje ontdekte hij de lange gestalte van de woordvoerder van de Premier. ‘Zo, zo, het circus is er weer, morgen zal de voorpagina van de Morgen <Packa op het matje geroepen> titelen. Een politicus heeft geen vijanden nodig, hij heeft genoeg aan zijn politieke vrienden’, waren de gedachten die door het hoofd van Packa flitsten. Hij haalde diep adem en dook in de groep journalisten. Achter een pilaar die naar de binnenplaats van de Wetstraat zestien leidde, volgde de woordvoerder van de Premier aandachtig het tafereel. Hij haalde zijn
145
GSM boven, tikte een verkort nummer in en zei zacht : ‘het is begonnen, begin maar te faxen’. Op zijn gezicht tekende zich een brede grijns af.
146
58 “Stop het vuren, hij is buiten bereik’, oordeelde de scherpschutter van op het dak. Voor zover hij kon zien was de motorrijder ongedeerd uit de kogelregen gekomen, wat gezien het wilde zigzaggen en het beperkte zicht door het struikgewas niet te verwonderen was. In de verte hoorde hij de sirenes van de versterking die Walid had gevraagd. Ze zouden te laat komen. Op de crossmotor was de vluchteling in de richting van de velden geracet, waar hij na enkele km een oprit van een expresweg kon bereiken. Walid had ploegen laten aanrukken voor de expresweg, maar de uitvalswegen waren te talrijk. Indien de motorrijder de motor achterliet en in een wagen stapte, bleef er enkel een waterkansje over dat die zou gesnapt kunnen worden. ‘Iedereen terug’, had Walid bevolen, terwijl hij het zweet van zijn voorhoofd veegde. ‘Little girl is veilig weggeraakt. Onze opdracht zit er op. We verzamelen allemaal voor een debriefing. We kunnen enkel hopen dat onze collega’s meer geluk hebben dan wij’. De ziekenwagen was goed weggekomen en was op weg naar een verre en veilige bestemming. De dokter in de wagen had hem gerustgesteld. Angelina was buiten bewustzijn geweest, maar dat was in de gegeven omstandigheden niet eens abnormaal. Ze was terug bijgekomen, maar de dokter had haar iets gegeven om te slapen. Al slapend zou het de rest van de rit, die tegen het normale verkeerstempo verliep, doormaken. Ter plaatse zou ze eindelijk de zorgen krijgen die ze nodig had en vooral de rust om te recupereren. De scherpschutter had de coördinerende taak van Walid overgenomen, maar wist enkel te melden dat de ploegen niemand meer gevonden hadden. De klopjacht was nog in volle gang. Ze dienden af te wachten. Op de parkeerplaats voor het ziekenhuis had zich een aantal nieuwsgierigen gevormd, die door verschillende agenten werden weggehouden van de plaats van de schietpartij. Walid liet vooral de vroege persvogels op afstand houden. Hij wilde eerst contact opnemen met de kabinetschef van Packa. Onwillekeurig dwaalden zijn gedachten terug naar Angelina. Z e was veilig. Het was een pak van zijn hart. Op de één of andere manier voelde hij zich verantwoordelijk. Hij zou het zichzelf uiterst kwalijk nemen als haar iets overkwam. Haar grote, bijna dierlijke ogen kwamen hem zeer helder voor de geest. De kabinetschef, ik moet gefocust blijven, dacht hij en hij probeerde de lachende ogen te vergeten. Het lukte niet. * ** Nadat Jarvis alle voorzieningen voor de informele top op Hertoginnedal had gemaakt, kon hij wat tijd vrijmaken voor de internetploeg van Jozef. Het bleef echter zoeken in een hooiberg. Op de servers van het hoger centrum voor informatica van Milaan hadden ze nog niets gevonden. Het verliep moeilijker dan ze dachten. De Italiaanse ingenieurs informatica in spe gebruikten de servers als testbaak voor nieuwe veiligheidstechnieken. De overheidshackers dienden bovendien voorzichtig te zijn, want hun activiteiten mochten niet ontdekt worden. Jarvis had enkele suggesties in het Italiaans meegegeven, maar die hadden nog tot niets geleid. De motivatie van de groep daalde. Er was niets wat ze daaraan konden doen.
147
John bleef vanuit zijn studie van de politieverslagen suggesties formuleren voor opzoekingen. Soms waren het logische suggesties, bijvoorbeeld door op de servers van de Milanese hogeschool te zoeken naar termen als ‘Europa’ of ‘democratisering’, maar ook vergezochte als ‘molotovcocktail’ of ‘graphic encryption’. Op de laatste zoekterm kregen ze een aantal treffers, maar bij nader toezicht bleek het om een videospel te gaan, waar de held een decryptiealgoritme diende te vinden. Ingenieurshumor. ‘Dan hebben we nog’, zei John, terwijl hij een twintigtal bladzijden omsloeg, ‘dat hotel in Milaan aan de plaza … plaza …Cavour’. Hij diende het op te zoeken om er zeker van te zijn dat hij het juist uitsprak. ‘Dat hebben we al bekeken’, zei één van zijn medewerkers, ‘het is een doodgewoon hotel, aan de foto’s te zien aan de luxueuze kant, met heel wat design’. ‘Laat mij eens kijken’, zei Jarvis, en hij trok een toetsenbord naar zich toe. ‘Mooi, mooi’, zei hij terwijl hij de voorbijscrollende beelden aandachtig bekeek, ‘ maar wel prijzig’. ‘Zeg, ben je Italiaanse meisjes aan het bekijken of zo ? Op hen is dezelfde beschrijving van toepassing’, merkte John verstrooid op. Jarvis schoot rood aan. ‘Nee, nee, toch niet, ik het over het hotel’, zei Jarvis bedeesd. ‘De website is wel met zeer geavanceerde technologie gemaakt’, zei hij, terwijl hij met de muis langs de vele interieurfoto’s scrolde. ‘Mooie schilderijen aan de muur, uit de pre-rafaëlische periode, zo te zien’, fluisterde Jarvis. ‘Uit de wat ?’, vroeg John verbaasd. ‘Uit de pre-informatica periode’, grapte Jarvis. ‘Kijk, ik zal het je tonen’. Hij laveerde met de muis behendig tussen enkele schilderijen aan de muur van het restaurant, tot hij plots stilhield. ‘Hé, wat is … wat is dat ?’, zei hij verbaasd, terwijl hij aandachtig een schilderij bekeek. ‘Wat is wat ?’, zei John. ‘Op dit schilderij, nee het is geen echt schilderij. Eerder een kaligrafische spreuk, met daar rond een geschilderd kader met afbeeldingen van heiligen’, zei hij. ‘Ja en …’, vroeg John hoopvol. ‘De spreuk is … comparare … la realità … con il futuro … montrà la verità’, zei Jarvis. ‘Ja, wat dan ?’, vroeg John, ‘misschien is het wel een bijbelse spreuk of zo, alleszins uit de pre-informatica periode’, zei hij een beetje terugtrappend, ‘want ik ken het niet’. ‘Ja, ja’, zei Jarvis, ‘Alle gekheid op een stokje, als ik me niet vergis zit achter die spreuk een hyperlink, als ik klik dan schakelt hij door naar …’. ‘Open die verwijzing eens in een nieuw venster’, suggereerde John, die van zijn stoel was opgestaan en van achter Jarvis het scherm volgde. ‘Ja chef’, antwoordde Jarvis, maar hij deed wat de jongeman met het Lennonbrilletje hem vroeg. ‘Hebbes’, zei Jarvis, ‘maar oh, we kunnen niet verder’. Op het computer scherm verscheen een inlogboodschap ‘tik hier uw paswoord in’, onder de grote rode letters ‘verboden toegang, enkel leden’. ‘Tiens, tien, een beveiligde ingang’, zei John luidop, ‘je beveiligt maar iets op het internet wat je te verbergen hebt’. ‘Of als je er voor wil laten betalen’, vulde Jarvis aan. ‘Ook waar’, antwoordde John, ‘alleszins iets van waarde. ‘Jacques, dit lijkt me iets voor jou, jij bent de virtuele sleutelmaker, hou je hier eens mee bezig’. ‘O.k. mensen, we zijn terug in de race’, antwoordde Jacques, laat ons eens kijken, hoe lang dit knap stuk beveiliging aan onze vaardige handen weerstand kan bieden’. 148
‘Laat ons weten of het langer duurt dan bij je vriendin’, suggereerde John, wat hem een scheve blik van Jacques maar schouderklopjes van de rest van de bende opleverde. ‘Ik heb altijd gedacht dat informatici hun computer als iets erotisch zagen, filosofeerde Jarvis luidop, waarna de omstaanders hartelijk begonnen te lachten. Had hij een teer punt aangeraakt of zo ? ‘Laat me even werken, jongens, dan kunnen we zien welke geheimen deze dame wil prijsgeven’, zei Jacques en hij concentreerde zich terug op het inlogscherm, waarbij hij eerst de html-code van de pagina nakeek. ‘Laat hem maar’, zei John, we zullen zien of we nog andere zaken vinden’ en hij zette zijn team terug aan het werk. Hij hoopte nochtans dat het kraken van de beveiliging iets zou opleveren. Zijn creativiteit begon uitgeput te geraken. * ** Jozef bevond zich een verdieping hoger, ‘dichter bij de zon of bij de minister, zoals men in de wandelgangen placht te zeggen’, toen Walid hem verwittigde. Angelina was veilig. Er was een schietpartij aan voorafgegaan om haar ongezien naar een onbekende bestemming te krijgen. ‘Wat kunnen we nog doen tegen dergelijke terroristische aanslagen’, vroeg hij zich luidop af, ‘kunnen we dan nergens meer veilig zijn ?’. ‘Kunnen we ooit nog veilig zijn ?’
149
59 Boven Brussel stak een venijnige, koude wind op, die voorbijgangers dieper in hun kraag deed wegduiken. Door de brede lanen konden de windstoten uitrollen en menig burger die zich op straat waagde, diende zich met al zijn kracht te verzetten om niet achteruit geworpen te worden. De hemel was donker, er was storm op komst. De politiediensten hadden laten omroepen dat het raadzamer was om binnen te blijven Uit voorzorg hadden de plaatselijke autoriteiten het Zoniënwoud en het Terkamerenbos laten afsluiten. Automobilisten verscholen zich in hun wagens en de voetgangers drongen terugin de tochtige metrokokers, waar ze onder de grond de snelle verplaatsingen die ze wilden nog konden maken. Het kantoorgebouw waar Packa zijn kabinet had gevestigd, stak sterk af tegen de donkere opeengepakte wolken. Af en toe priemde een zonnestraaltje doorheen het dikke wolkendek waardoor het kantoorgebouw in een aura leek omgeven te zijn. Packa keek verontrust op van zijn dossiers, waar hij na de convocatie in de werkruimtes van de eerste-minister opnieuw aan was begonnen. Hij diende echter voort te maken. Indien hij de dagelijkse routine van het instuderen van de dossiers achterwege zou laten, zou hij al gauw aankijken tegen een achterstand die bijna niet weg te werken zou zijn. De dreigende donderpartijen wierpen reeds grote schaduwen in zijn bureau en tekenden grillige figuren op de achtergrond. ‘Mijnheer de minister ?’, zei E.J. die met een fax in de hand kwam binnengelopen. ‘Ik kreeg net een persbericht van de diensten van de eerste-minister door. Klopt het dat je de veiligheid van de netwerken gezien de recente gebeurtenissen overlaat aan de eerste minister ?’. ‘WAT ?’, riep Packa. ‘Wie zegt dat ? Waar heb je dat gehaald ?’. ‘Ik kreeg er al een aantal vragen over’, zei E.J. ‘Volgens De Standaard wordt vanuit het kabinet van de Premier verteld dat je op het matje bent geroepen. De eerste-minister zou gedreigd hebben je bevoegdheden op dit punt af te nemen en het dossier naar zich toe te trekken’. ‘Is die nu helemaal zot geworden ?’, brieste Packa, ‘is dat stuk venijn bezig zich weer te profileren door anderen te besmeuren. Geef hier’, zei hij, terwijl hij de fax van E.J. overnam. ‘Het staat er niet letterlijk, Brecht, maar het kan met een voldoende dosis slechte wil tussen de regels gelezen worden van deze perstekst. De zestien heeft ze een uurtje geleden verspreid’, antwoordde E.J.. ‘Zo, zo, ze zijn wel zo slim om het niet op papier te zetten, maar het mondeling aan ‘bevriende’ journalisten te voeden. Wacht maar’, zei hij, terwijl hij kalmeerde. ‘Hoe stel je voor om te reageren ?’, vroeg Packa wanneer hij zich opnieuw concentreerde. Wel’, zei E.J., ‘ik had het volgende in gedachten’, waarop ze zich op Packa toe boog en hem enkele woorden in de oren fluisterde. Packa’s gezicht werd minder strak en er verscheen een tinteling in zijn ogen.
150
‘Dat doen we’, zei hij strijdlustig, en hij nam zijn telefoon, gooide die van de ene hand in de andere en toetste met zwier het eerste nummer in. E.J. bekeek de opvoering achterdochtig. Mannen, dacht ze, het blijven altijd kinderen. * ** ‘Het is te goed beveiligd’, zuchtte John. De kunstgrepen die ik tot nu toe probeerde, zijn onvoldoende. Zolang we niet meer informatie krijgen of meer computerkracht, kan enkel geluk ons helpen’. ‘Wat heb je nodig ?’, vroeg Jozef. ‘Krachtiger computers, of beter nog een batterij van computers, die het algoritme, de versleuteling en de beveiliging kunnen kraken’, zei John. ‘Kunnen we er andere hackers bijhalen ?’, vroeg Jozef. ‘Ik denk niet dat het zou helpen, mijnheer de kabinetschef, zei John, ‘hackers gebruiken vaak fouten in beveiligingsprogramma’s of zoeken uit waar de beveiliging slecht geïnstalleerd is, maar hier gaat het niet om standaardprogramma’s, maar om volledig zelf geschreven software. Onze computers zijn niet zwaar genoeg om door de beveiliging te breken’. ‘Geven we het dan op ?’, zuchtte Jozef. ‘Natuurlijk niet, we doen wat we kunnen. Ik heb enkele collega’s via het internet om hulp gevraagd. De ploeg die er op werkt is niet enkel wat je hier ziet, maar ook enkele tientallen anderen in de achtergrond’, zei John. ‘Kunnen ze niet zien wie er probeert binnen te dringen ?’, vroeg Jozef bezorgd. ‘Dat is een bijkomend probleem’, zuchtte John. Als ze alert zijn, kunnen ze onverwachte bewegingen zien. Maar we hebben onze activiteiten een beetje omgeleid. Ik sluit niet uit dat ze kunnen achterhalen van waaruit we werken, maar het zal een tijdje duren, en wij zullen weten dat ze het weten’, antwoordde John. ‘Het wordt ingewikkeld’, zuchtte Jozef. ‘Vertrouw maar op ons voor de technische zaken, Jozef, wij kennen ons vak, maar die Italiaantjes zijn geen groentjes. Momenteel proberen we af en toe eens aan het slot van hun deur te morrelen, zo snel dat het niet opvalt. We kunnen er zeker van zijn dat ze nu niets in de gaten hebben. Maar we komen computerkracht te kort om hun code te breken. We kunnen enkel proberen’, zei John. ‘Gaat het, Jarvis ?’, vroeg Jozef aan zijn medewerker, die er bij was komen staan. ‘Het is fascinerend wat die gasten doen en wat ze kunnen’, antwoordde Jarvis, ‘maar ik heb de indruk dat ze vechten tegen de bierkaai’. ‘Hoe ver staat het met de vergadering op Hertoginnedal ?’, vroeg Jozef. ‘Alle voorbereidingen zijn getroffen, alle uitnodigingen zijn verstuurd. Ik probeer nog voor de vergadering met mijn collega’s tot een oplossing te komen, maar een week is te kort. En we moeten voorzichtig zijn met de tegenstand van de grote landen’, zei Jarvis. ‘Je hebt het onder controle, prima’, zei Jozef. ‘contacteer me als je iets nodig hebt’. * ** In de gevangenis stabiliseerde de toestand van de vrouw. Het verbeterde noch verslechterde. Ze leek het gevecht te hebben opgegeven. De jonge ondervrager zat rustig naast haar bed. Door zijn hoofd spookten een wirwar van gedachten, verwarrende gedachten, die alle 151
zekerheden die hij voor enkele weken dacht te hebben, onvoorwaardelijk onderuit hadden gehaald. Het gesprek met de dokter had hem deugd gedaan. Hij had wat zelfvertrouwen teruggewonnen. Zijn oversten lieten hem gerust, daar zat een goed woordje van zijn oudere collega waarschijnlijk voor iets tussen. Voorzichtig nam hij de hand van de vrouw vast en bestudeerde nauwkeurig haar handen. Het ware geen fijne handen, maar eerder grote handen met lange vingers. Toch waren ze slank en sterk. Het is waanzin, dacht hij, dat jonge levens door een dergelijke ziekte door elkaar worden geschud, waarbij de onmacht van de wereld, niet enkel de medische wereld, duidelijker wordt. Hij legde de hand terug op het deken van de vrouw en verliet de ziekencel. Waarom vonden de politiediensten toch niets ? Zou het helpen om zelf op onderzoek te gaan ? * ** De gure wind leek nog qua kracht te zijn toegenomen, toen twee kleine figuren zich in de schaduw van het parlementsgebouw in de Wetstraat naar elkaar toebewogen. Het waren twee vrouwen. De eerste kwam uit de metro ingang aan het Warandepark en sloeg haar jas verder dicht om de ijzige wind te beletten haar verder te verkleumen. De lucht was vochtig en het leek of haar botten knarsten. Met een stevige stap bewoog ze zich in de richting van het Parlementsgebouw. Uit de ceremoniële ingang van het parlementsgebouw aan de Wetstraat bewoog zich een tweede figuur naar de eerste toe. Waarschijnlijk had ze binnen gewacht tot ze iemand zag die het weer durfde te trotseren en uit de metro kwam. De Wetstraat en het Park lagen er verlaten bij. Enkele auto’s zoefden nog voorbij, maar zelfs de politieagenten die de veiligheid van het parlement en de burelen van de eerste minister dienden te verzekeren, zaten weggedoken in hun schuilhokjes, denkend aan de volgende aflossing van de wacht. De tweede dame liep het Natieplein over, langs de vlaggen, en groette snel de aanwezige militaire politieman. Die knikte snel terug en boog zich terug over zijn warme kop thee. De dames hadden elkaar gezien, en bewogen zich tegen de wind in naar elkaar toe. Een stevige windvlaag stuwde de ene wild vooruit, waardoor ze haar sjaal, die wapperend voor haar gezicht hing, nauwelijks kon in bedwang houden. De tweede dame geraakte door het ontbreken van een hulpvaardige politieman met moeite de Wetstraat over. Het was bijzonder gevaarlijk om je tussen de weinige wagens te wagen als je niet zeker bent dat je de volgende stap tegen de wind, in de juiste richting zou kunnen zetten. De dame met de wind in de rug had meer geluk en wachtte nauwelijks beschut voor het theater van het park tot de tweede dame veilig over de Wetstraat was geraakt. Ze diende de regendruppels van haar gezicht te vegen vooraleer ze kon spreken en de tweede dame diende zich zo te draaien dat ze kon horen wat de andere zei.
152
‘Ik ben E.J.’, zei de eerste door de huilende wind heen, ‘ik ben blij dat je gekomen bent. Laten we vlug beschutting zoeken, Catherine’. De wind gierde.
153
60 ‘Jozef hier’, antwoordde de kabinetschef van Telecommunicatie bijna moedeloos terwijl hij bijna mechanisch en zonder naar het oproepnummer te kijken de hoorn van het toestel op zijn bureau opnam. ‘Jozef, je klinkt bezorgd’, klonk de stem aan de andere kant van de lijn. ‘Hier is het al avond, Margareth, en sommigen zijn moe van het vele werk. Maar ik begrijp dat de zaken bij jou anders liggen’, antwoordde Jozef met meer vuur in zijn stem dan zoëven. ‘Waarvan, mijn beste Jozef, toch niet van voor een minister te werken’, plaagde Margareth verder. ‘Ik werk niet voor een minister, Margareth, ik werk voor de mensen’, probeerde Jozef. ‘Net zoals minister dienaar betekent zeker’, plaagde ze terug. ‘Inderdaad, de dienaar van de dienaar is ook een dienaar, een eenvoudige toepassing van de wetten van de transitiviteit’, antwoordde Jozef. ‘O.k. Jozef, je wint’, verklaarde ze lachend waarop plots een ernstiger klank haar stem vulde. ‘Ik kan je helpen, Jozef, met je probleem van de servers’, zei ze. ‘YES !’, riep Jozef uit, ‘zeg dat het waar is en dat er niet te veel maars aan verbonden zijn’. ‘Er zijn maars, uiteraard, Jozef, zoals de geheimhouding en het feit dat we je altijd iets terug moeten kunnen vragen. ‘Help ons hieruit en ik doe alles voor je’, antwoordde Jozef. ‘Alles ?’, vroeg Margareth voorzichtig. ‘Nu ja, bijna alles dan’, lachte Jozef, ‘zeg mij wat je kan doen’. ‘Ik heb onze analysten wat laten zoeken naar gegevens over die Italiaanse splintergroep. We hebben niet zoveel meer gevonden dan we al wisten, maar het feit dat ze zich toespitsen op de overheid, is voor ons voldoende. Wie weet is de volgende stap aanvallen op de Verenigde Staten, en daar hebben we momenteel geen behoefte aan’, verduidelijkte Margareth. ‘Ik denk dat je ons verder kan helpen, Margareth’, zei Jozef. We hebben een ingang ontdekt, we staan voor de poort, maar geraken er niet in. Ze gebruiken volgens mijn mensen vrij zware versleutelingsalgoritmes waar we met onze beperkte computerkracht niet door geraken. Als jouw mensen enkele snelheidsmonsters kunnen loslaten op hun beveiliging, moeten we binnen geraken. We moeten er enkel op letten om het ongezien te doen’. ‘Laat jouw mensen mij maar contacteren, Jozef, ik doe wat ik kan’, zei Margareth. ‘Ik laat John je binnen vijf minuten opbellen’, zei Jozef. ‘Eén zaak zal ik wel onthouden’, onderbrak Margareth hem. ‘En dat is ?’, vroeg Jozef. ‘Dat je alles wil doen, Jozef’, antwoordde ze. ‘Je weet wel wat ik bedoel’ zei Jozef. ‘Precies daarom’, antwoordde ze. ‘Je hoort nog van me’ ‘Tot ziens en bedankt’, zei Jozef en ze verbraken samen de verbinding. Jozef riep onmiddellijk zijn mensen samen en herverdeelde de taken. Hij vroeg John als verbindingspersoon op te treden met de Amerikaanse collega’s. Met hernieuwd enthousiasme schoot de ploeg aan het werk. * **
154
‘Dus jij bent E.J.’, probeerde Catherine het gesprek op gang te trekken nadat ze doorweekt in de Royal Denmark op de hoek van de Koningsstraat en de Leuvenseweg waren aangekomen. Andere gelegenheden om ongestoord iets te drinken in de buurt waren gesloten. Het weer zal daar wel voor iets tussen gezeten hebben. Iedereen leek Brussel te ontvluchten. E.J. veegde haar natte haren uit haar gezicht en nestelde zich ongemakkelijk op de harde antieken bank. ‘Ja, ik ben E.J.’, antwoordde ze. ‘Je vroeg me of ik je kon spreken. Wel, hier ben ik.’ ‘We hebben een gemeenschappelijke kennis, denk ik’, probeerde Catherine. ‘Jozef’, antwoordde E.J. kort. ‘Ja, Jozef’, bevestigde Catherine. ‘Ik wil je graag even over hem spreken’ ‘Waarom ?’, vroeg E.J. kortaf. ‘Omdat hij vijanden heeft. In het parlement’, zei Catherine. ‘Hoezo ?’, vroeg E.J., ‘hij heeft een vertrouwelijke positie naast een minister. Ik kan me voorstellen dat hij zich niet altijd vrienden maakt. Wat is daar zo bijzonder aan ? Waarom in het Parlement ?’ ‘Na de losse flodders van Delfosse en Delbecque zijn een aantal mensen beginnen graven. Ze zoeken een zondebok voor wat gebeurd is. Dat is ter ore gekomen van een aantal mensen binnen de partij van Packa en die zijn een campagne gestart tegen Jozef. Hij moet oppassen’, zei Catherine. E.J. telde de druppels die uit haar lange haar op haar handpalm vielen en staarde naar haar hand. ‘Waarom vertel je mij dit allemaal ?’, vroeg ze na een kleine stilte. ‘Ik … ik …’, zei Catherine en ze wist zich geen houding meer te geven. E.J. rechtte haar rug als een kat en legde haar ellebogen op de harde tafel. ‘Wat zal het zijn, dames ?’, vroeg een oudere ober met zwaar Brussels accent, gekleed in de oude Brasseriestijl, compleet met voorschoot. ‘Een … een thee voor mij’, antwoordde Catherine snel, die van de gelegenheid gebruik maakte om haar evenwicht te herstellen. ‘Voor mij hetzelfde’, zei E.J. kort en ze maakte een wuivende beweging met haar hand waardoor de ober, die zich opmaakte om de lijst beschikbare thees op te noemen, zijn lijstje inslikte en zich schoffelend uit de voeten maakte. Tussen de spanning die daar in de lucht hing zou hij zich best niet mengen, hij had geen zin om ook in de klappen te delen. Zijn verbeelding schoot al deels op hol. Zouden het twee van de andere kant zijn, of twee rivales, of een bedrogen echtgenote met de minnares ? Een mens moet zich ergens mee bezighouden, nietwaar, en in zijn verbeelding namen de twee knappe dames nog meer verschillende rollen aan. Intussen maakte hij voor hen een Rozenbottelthee. Om de passie nog wat aan te wakkeren. ‘En ?’, herhaalde E.J., ‘Wat zit er in voor jou ?’. ‘Jozef is een knappe man, een jeugdvriend, die ik nog altijd diep in mijn hart draag’. ‘En dan ?’, zei E.J. kort, ‘hoe ben je dan bij mij terecht gekomen ?’. ‘Ik had gehoord dat iemand vanuit het kabinet Packa in het Parlement informeerde naar een zekere Catherine’, zei Catherine, terwijl ze overschakelde van een defensieve naar een offensieve taktiek. ‘Dat bleek de woordvoerster van de Minister van Telecommunicatie te zijn’, ging ze verder. ‘Ik snuffelde even verder en ontdekte dat jullie samen zijn’ 155
‘Dat is voor niemand een geheim’, onderbrak E.J. haar. ‘Maar toch niet overal bekend. Ik begrijp jullie, dat maakt jullie samenwerking op een kabinet niet evident waarschijnlijk’. Paf, daar zat E.J. in het defensief. ‘Vandaar dat ik je opbelde en vroeg of we elkaar even konden zien’, besloot Catherine. ‘Hmm’, antwoordde E.J. gestoord. ‘Wat wil je nog ? Wat wil je van Jozef, wat wil je van mij ?’ ‘Niets, ik heb mijn plicht gedaan. Ik heb een aantal zaken opgevangen die de carrière van Jozef kunnen schaden. Ik heb het jou doorgegeven omdat je mij zocht. Ik hou niet van achterdochtige opzoekingen, vandaar dat ik voorstelde dat we elkaar zouden ontmoeten. Dit is nu gebeurd. Wat mij betreft zien we elkaar niet meer terug’, zei Catherine en ze maakte zich klaar om op te staan. ‘Wacht even’, zei E.J., en ze nam de arm van Catherine vast en belette haar zo om recht te staan. ‘Het zal de eerste hypothese zijn, twee van de andere kant die hun liefdesaffaires het liefst buitenskamers uitvechten’, dacht de ober, terwijl hij vanachter de tapkast beide vrouwen observeerde. De passies laaien hoger op. Goed zo, de thee werkt. ‘Ik heb inderdaad geïnformeerd naar een Catherine die in het Parlement werkt’, gaf E.J. toe. ‘Ik kreeg een nogal vreemd mailberichtje waarin allusie werd gemaakt op Jozef en een Catherine in het Parlement. Ik belde naar Jozef en liet mij aankondigen als Catherine. Hij reageerde nogal vreemd’. ‘O ja ?’, zei Catherine, terwijl ze nipte van haar thee. Haar stem klonk hoopvoller dan ze had gewild. ‘Jozef heeft mij de zaak uitgelegd, maar alles bleef in mijn hoofd spoken, vandaar dat ik informeerde bij het Parlement naar jou’. ‘De beschadigingcampagne tegen Jozef is begonnen’, zei Catherine. ‘Dit ene telefoontje is nog maar een begin. Ik zal Jozef kort op de hoogte brengen …’. ‘Dat zal ik wel doen’, onderbrak E.J. haar. ‘Zoals je wil, antwoordde Catherine en ze schudde zacht met haar lange blonde haren. E.J. vatte in gedachten haar situatie samen. Voor haar zat een knappe vrouw, een oude vriendin, waarschijnlijk iets meer van Jozef, die lief is, vriendelijk en beleefd. Toch geeft ze signalen dat ze meer contact wil met Jozef. Ze ontkent dit, maar haar vrouwelijke intuïtie voelt het anders aan. Dat is haar recht. O.k. Zelf had ze ook vroeger pogingen ondernomen om vriendjes terug te winnen. Met succes overigens. Ze dacht er met weemoed aan terug. Maar nu bevindt die vrouw zich op mijn terrein en ik ben niet van plan om de man waarmee ik mijn leven wil delen zomaar los te laten gaan. Oh nee, dan kennen we E.J. nog niet. Moge de beste winnen. ‘Wat mij betreft is dit alles’, zei Catherine, die haar thee uitdronk en in haar handtas reikte naar haar portefeuille. ‘Laat maar’, zei E.J., ‘dit is voor mij’. Catherine antwoordde met een kort knikje en stond op en deed haar jas, die maar een klein beetje was gedroogd terug aan. ‘Misschien tot nog eens’, zei ze, en ze boog zich voorover om E.J. een zoen op de wang te geven. 156
E.J. schoot rood aan en onderging met tegenstrijdige gevoelens de vriendschappelijke zoen. ‘Eh ja, dank’, zei ze en ze wist zich geen houding te geven toen Catherine buitenging. De ober volgde het tafereel vanachter zijn tapkast. Haha, ik heb waar voor mijn geld gekregen, zuchtte hij tevreden en met een professionele glimlach kwam hij vanachter zijn tapkast om het geld in ontvangst te nemen.
* ** ‘U zal dat toch niet uitzenden ?’, brieste de eerste-minister tegen de VRT-journalist. ‘Waarom niet, mijnheer de eerste minister ? Ik stel een vraag en U antwoordt, dat is toch hoe de zaak in elkaar zit’, antwoordde de journalist. ‘Je hield je niet aan de afgesproken vragen, je kan je carrière vergeten, mijn beste’, riep de eerste minister. ‘Wilt U dat nog even herhalen , mijnheer de eerste minister ?’, antwoordde de journalist, maar dan in de microfoon’, die door de dreigementen van de eerste minister allerminst uit het lood geslagen was. De eerste-minister leek te zullen ontploffen. ‘Natuurlijk niet, onnozelaar’, was het enige wat hij uit kon brengen, waarna hij wijdbeens de opnamestudio verliet. De journalist en de opnameploeg keken hem met gemengde gevoelens na’. ‘U hoort nog van mij’, riep de eerste minister hem na, maar de journalist was al aan het bellen met zijn GSM. Hij vloekte. Hij kon ze niet bereiken. Hij liet dan maar een bericht op haar antwoordapparaat achter.
157
61 ‘Je bent toch zeker dat je me indekt, E.J’., vroeg de journalist aan de telefoon nadat hij had uitgelegd wat er gebeurd was. Hij had na een kleine tip van E.J. met de woordvoerder van de eerste-minister gebeld en de premier een interview aangeboden over de bedreiging van de netwerkveiligheid. Hij had het oorspronkelijk voorgesteld als een korte vlotte babbel waarvoor een oppervlakkige kennis van het onderwerp zeker voldoende was. Hij had er echter twee specialisten naast gezet, die de bewindsman al gauw omverbliezen wanneer het ging om wat diepere kennis van het onderwerp. De Premier was woest weggelopen. ‘Natuurlijk dek ik je in, Stefaan, dat was de afspraak’, zei E.J. ‘Maar je weet wat nog zal komen. Zeker een telefoontje van de woordvoerder en als je niet onmiddellijk aanbiedt de videotape zonder kopieën te maken te verbranden, volgt de kabinetschef, die zeer overtuigend kan zijn. Hou het been nog wat stijf bij de woordvoerder, maar capituleer gerust bij de kabinetschef. Vergeet echter niet kopieën te maken en die te laten zoekraken. Wanneer het uitkomt, zal ik je misschien eens vragen ze als blooper te programmeren’. ‘Afgesproken’, zei de journalist gretig, ‘en nu jouw deel van de afspraak. Ik neem mijn agenda’. ‘Al goed, al goed’, monkelde E.J. ‘zeg het maar’. ‘Begin volgende week in het restaurantje aan de hoek van de Leuvenseweg en de Hertogstraat’, vroeg de journalist hoopvol. ‘Dat is toch dat etablissement met de bedrijvige eerste verdieping ?’, flapte E.J. er uit. ‘Jaja’, zei de journalist. ‘Als die parlementairen een nummertje willen opvoeren, dan doen ze dat maar’, zei E.J, ‘ik wil wel met je eten, maar ik beperkt me tot het restaurant’. ‘Ook goed’, antwoordde de journalist, maar hij kon niet verdoezelen dat er een lichte teleurstelling in zijn stem doorklonk. ‘Afgesproken dan, Stefaan, volgende week in de Hertogstraat’, zei E.J. en ze klapte haar mobiele telefoon dicht. Buiten leek de wind wat te gaan liggen. * ** Jozef overliep met Jarvis de voorbereidingen voor het conclaaf van Hertoginnedal.Ze hadden zich wat relaxer in het kleine salonnetje aan de ingang gezet, en overliepen punt voor punt de voorzieningen. ‘Het diner is al in orde, zie ik’, zei Jozef. ‘De minister heeft het persoonlijk goedgekeurd’, antwoordde Jarvis, ‘en hij heeft ook de wijn geproefd’, voegde hij er fijntjes aan toe. Jozef glimlachte fijntjes, want de minister en wijn, dat had in het verleden al vonken gegeven. ‘Geef eens wat meer informatie over de veiligheidsvoorzieningen’, vroeg Jozef. ‘Binnenlandse Zaken is op de hoogte, antwoordde Jarvis, ‘Buitenlandse Zaken ook, alhoewel de dienst protocol daar een beetje tegenwerkt. We hebben een veiligheidsplan, met voldoende manschappen. Daar was echter een probleem …’, zei hij, en hij aarzelde eventjes, ‘maar daar hebben we een mouw aan gepast’. ‘Een probleem ?’, vroeg Jozef.
158
‘Er waren te weinig politiemensen beschikbaar’, antwoordde Jarvis, maar een paar telefoontjes naar de juiste kabinetschefs hebben het opgelost. Ze hebben wel mensen elders moeten weghalen, onder meer uit gevangenissen, geloof ik’. ‘Dan kunnen we maar hopen dat de gevangenen zich een beetje rustig houden’, zei Packa. ‘Correct’, antwoordde Jarvis en hij overliep verder het lijstje voorzieningen, tot en met de Neuhaus pralines, die ze de ministers als relatiegeschenkje terug zouden meegeven. Dat liep tenminste goed. Jozef gaf zijn medewerker een schouderklopje. ‘De voorbereiding ziet er goed uit., zei Jozef, ‘dan is het aan onze minister om het af te werken’. ‘Hij heeft reeds een intensieve telefooncampagne gedaan naar zijn collega-ministers’, antwoordde Jarvis, en het loopt goed’. ‘Ik weet het’, zei Jozef, ‘ik hoopte enkel dat ik zijn optimisme kon delen’. * ** Packa keek tevreden voor zich uit, nadat hij het nieuws over de geslaagde grap rond de eersteminister had gehoord. Hij had zijn tanden laten zien en licht gegromd. Hij hoopte dat zijn partijgenoot het begrepen had, want dergelijke escapades waren niet goed voor het algemene belang van de partij. De zaken gingen vooruit, vond hij zelf. Een verdieping lager was een team specialisten bezig om informatie in te winnen over de Italiaanse splintergroep, de voorbereidingen voor de interministeriële vergadering te Hertoginnedal waren in volle gang en hij had het dossier rond de veiligheid van de netwerken opnieuw onder controle. Dat moet gevierd worden. ‘Maria ? Come stai ? Sei ancora contenta d’essere chi ? O non ti senti corrumpato per l’insostenibile legerezza del’essere15 ?’. Packa voelde zich een volleerde Italiaan, tevreden met zichzelf en met de wereld. Toen Maria hem echter in vlot ratelend dialectisch Italiaans antwoordde, diende hij echter te passen en schakelde hij over naar het Engels. ‘Hoe staan de zaken bij jou ?’, vroeg hij. ‘Druk, Brecht, druk, de markt is zeer competitief en met die regulator van jouw, kan je geen kant op’. ‘Het BIPT is onafhankelijk, Maria, en zo hoort het ook te zijn. De tijd dat nationale monopolies in stand werden gehouden door de politiek zijn voorbij. Een onafhankelijke regulator garandeert de concurrentiele gelijkheid voor de spelers op de markt, en zo moet het zijn. Het houdt de markt gezond’. ‘Maar het is slecht voor de gezondheid van het management van bedrijven in de sector, Brecht’, plaagde ze. ‘En voor dat hongerloontje …’ Packa onderbrak haar lachend. ‘Dat hongerloontje ligt wel dubbel zo hoog als wat een minister in België verdient, Maria, en honger heb ik je nog niet zien lijden’, onderbrak Packa haar. ‘Ik hoor het al, ik zal mijn creditcard moeten bovenhalen als we iets gaan eten vanavond’, voegde ze er lachend en zuchtend aan toe.
15
Maria ? Hoe gaat het ? Ben je nog tevreden om er te zijn ? Of voel je je overweldigd door de ondraaglijke lichtheid van het bestaan ?
159
‘Dat doe ik geen dame aan’, antwoordde Packa. ‘Ik wilde je dus uitnodigen om vanavond iets te gaan eten. Is dit goed ?’ ‘Hoe zou ik durven weigeren ?’ ‘Prima, dan komt Guy je rond acht uur halen’, zei Packa. Hij staarde tevreden door het raam. Onder zich had hij zicht op de niet aflatende drukt van de Brusselse kleine ring. Hij zag niet hoe aan de overzijde van de kleine ring een kleine gestalte in de schaduw van de luifel van een chique boetiek het verlichte bureau van Packa haarscherp in de gaten hield. Af en toe boog de figuur zich over een opengeklapte GSM en tikte met vaardige vingers enkele commando’s op het kleine toetsenbord. ‘Packa, Packa’, mompelde de persoon en stak het kleine toestel weg. Een tiental meter verder stond een besmeurde crossmotor.
160
62 Dan gebeurde alles vrij snel. De supercomputers van de Amerikanen hadden maar enkele dagen nodig om de toegangscode te kraken. Wat ze vonden was op z’n minst spectaculair. Ze vonden foto’s van doelwitten, namen van leden en leveranciers, contactpunten met andere terroristische groepen en relaties met de politieke wereld. De kabinetschefs van Telecommunicatie en Justitie gaven de informatie door aan Europol, die een internationale operatie coördineerde in verschillende landen van de Europese Unie. Er was echter één maar. Op de computers van de Italiaanse terreurgroep waren blijkbaar meerdere beveiligingssystemen geïnstalleerd. Eén er van alarmeerde de terroristen waardoor ze een gedeelte van de gegevens konden wissen of verplaatsen zonder dat de speurdiensten het wisten. Bij de inval in het Italiaanse hotel werden meerdere personen opgepakt en voorgeleid, waaronder één computerexpert. Die hield echter halsstarrig de kiezen op elkaar. De anderen waren blijkbaar kleine jongens, loopjongens. Er werden kleine hoeveelheden wapens aangetroffen. Wat België betrof, was het netwerk opgerold, verzekerde de Italiaanse politie. Niets wees er op dat de groep nog actief was in Brussel of nog doelen had in het Brusselse. ‘Daar klinken we op’, zei Jozef na afloop van de vergadering met de internationale veiligheidsverantwoordelijken. ‘Ja’, zei Kris Vandrijfheuvel, ‘het lijkt er op dat we in onze opzet geslaagd zijn’. ‘Je vraagt je af hoe dergelijke organisaties kunnen blijven overleven in deze tijd ?’, zuchtte Jozef. ‘Ze bestaan en zijn zeer actief. In Ierland bijvoorbeeld leeft een dergelijke guerrilla nog heel sterk. In Italië zou je het misschien minder verwachten, maar een Italiaans karakter zit nog steeds vol vuur. Uit wat ze gevonden hebben blijkt bovendien een politieke link, naar het Europees Parlement, waar wel meer extremisten zitten’, zei Vandrijfheuvel. ‘Volgens de specialisten was de Italiaanse beweging te vergelijken met het Ierse Sinn Fein, een terroristische groep met politieke vertakkingen. Gevaarlijk.’, antwoordde Jozef. ‘Terroristen zoeken altijd naar de zwakke plekken in het systeem’, zei Vandrijfheuvel. ‘Dat klopt’, antwoordde Jozef, ‘in de Verenigde Staten was dat de hoogbouw, je kan de omgeving van een gebouw nog zo goed beveiligen, vanuit de lucht zijn ze zeer kwetsbaar. Je kan toch moeilijk afweergeschut aanbrengen op de hoogste torens ? In onze nieuwe economie wordt het meer en meer communicatie. Als dat wegvalt, kan onze maatschappij niet goed meer functioneren’, zei Jozef. ‘Alles gaat dan terug op elektriciteit’, vervolgde Jozef, ‘als de stroom onderbroken wordt, valt ons systeem lam’. ‘Ja, en de gevolgen van de nieuwe oorlogvoering zullen er niet minder om zijn’, zei Vandrijfheuvel. ‘Was het Einstein niet die gezegd heeft dat hij niet wist met welke wapens de derde wereldoorlog zou worden uitgevochten, maar dat hij er van overtuigd was dat het in de vierde met stokken en stenen zou zijn ?’, antwoordde Jozef.
161
‘Er wordt zoveel aan Einstein toegeschreven’, zei Vandrijfheuvel, ‘maar zijn punt is duidelijk. De keuze voor technologie is geen neutrale keuze, en de bevolking en haar eminente vertegenwoordigers moeten zich hiervan bewust zijn’. Beiden liepen langzaam naar hun respectievelijke wagens, die slordig met de A-plaat achter de voorruit op de voetpaden voor het gebouw geparkeerd waren. Van zodra hun chauffeurs hen in de gaten kregen, werden de motoren opgestart. De zware dieselmotoren ronkten zachtjes. ‘O ja, hoe gaat het met de voorbereidingen van de topontmoeting tussen de ministers van Telecommunicatie ?’, vroeg Vandrijfheuvel. ‘Alles verloopt goed, de voorbereidingen zijn achter de rug. Ik voel me al een stuk veiliger met de Italiaanse groep achter de tralies’, antwoordde Jozef. ‘Dat kan ik best geloven, we hebben enkele spannende weken achter de rug, maar ... als je het mij toelaat te zeggen’, ging Vandrijfheuvel verder, ‘we hebben het er niet slecht vanaf gebracht. Onze minister kunnen terecht met de pluimen gaan lopen’. ‘Toch voel ik me niet honderd procent gerust’, zei Jozef. ‘Mijn voorgevoel, dat mij nog maar zelden bedrogen heeft, zegt mij dat het niet gedaan is’. ‘Een mens kan zich vergissen’, besloot Vandrijfheuvel filosofisch, waarna hij instapte en zijn collega het beste wenste. Jozef stapte ook in, en liet zich in gedachten verzonken naar Brugge brengen. Misschien kon deze stad zijn gedachten kalmeren. * ** In de gevangenis maakte de jonge ondervrager zich op om de jonge vrouw te bezoeken. Haar toestand was ongewijzigd, maar de dokter was de hoop aan het opgeven dat ze ooit nog uit de psychische impasse zou komen. Hij had het op een diplomatische manier proberen aan te brengen aan de jonge ondervrager, maar deze wilde van geen slecht nieuws weten. Met zijn eigen toestand ging het iets beter, vond de dokter, maar de obsessie om de vrouw te helpen, was niet gewijzigd. ‘Je zal je erbij moeten neerleggen dat ze waarschijnlijk altijd zo zal blijven’, zei de dokter terwijl hij de jonge man probeerde in de ogen te kijken. ‘Dat wil ik niet, zo lang er leven is, is er hoop. Dat geldt voor mij, maar ook voor haar. Ik weiger mij neer te leggen bij het feit dat berusting het laatste is wat we kunnen doen’. ‘Rustig maar. Je doet wat je kan om haar te helpen. Ik kan enkel maar hopen dat je op een dag het geluk kent om bedankt te worden voor wat je deed’, zei de dokter. ‘Kan ze ons horen ?’, vroeg de jonge ondervrager. ‘Vanuit medisch standpunt moet ze dit inderdaad kunnen, maar niemand weet wat ze ziet, denkt of voelt’, atnwoordde de dokter. ‘Je leest soms dat mensen uit een coma gewekt worden door een bezoek van een familielid, of van een idool zoals een zanger. Zou iets als dit kunnen helpen ?’ ‘Je stelt meer vragen dan een wijze kan beantwoorden, jongen’, zei de dokter, ‘je moet er toch aan denken haar los te laten’. ‘Ik weet het, dokter, maar ik kan het niet. Momenteel is het sterker dan mezelf.’, antwoordde de man. ‘Hoelang kan je hier nog blijven ?’, vroeg de dokter.
162
‘Ik kreeg reeds een andere opdracht toegewezen, waar ik binnen enkele dagen aan begin. Misschen verzet het mijn zinnen, misschien ook niet’. ‘Ik hoop van wel, mijn jongen, ik hoop van wel, zei de dokter, en hij leidde de jongeman zacht uit de ziekenboeg weg. * ** ‘Als we nu eens zelf een virus de wereld rondstuurden ?’, zei Packa. Rami, die aan de andere zijde van de tafel zat, keek hem met een gezicht vol ongeloof aan. Hij was gewoon aan het feit dat Packa soms de wildste ideeën had, waardoor hij de grootste inspanning diende te doen om de minister terug met beide voeten op de grond te krijgen. ‘Dat kan je niet maken’, zei hij. ‘Maar het zou toch goed uitkomen’, vervolgde Packa, terwijl hij zwierig een eindeloze reeks handtekeningen zette. ‘Ja, maar U zou strafbaar zijn door dezelfde wetten die U hielp vormgeven’, antwoordde Rami. ‘Die cybercrime wetten, bedoel je’, zei Packa en hij reikte naar de volgende pak signataires/ ‘Ja, diezelfde’, zei Rami, ‘overigens, wie zou dat virus moeten schrijven ? Jozef ? Of Jarvis ? ‘Het was maar een idee’, zei Packa. ‘Allicht’, antwoordde Rami, ‘en het was ook maar een antwoord’. ‘Heb je nog iets gehoord van de vrienden die ons in het Parlement een loer probeerden te draaien ?’, vroeg Packa. ‘Nee, U ?’, antwoordde Rami. ‘Nee, maar dergelijke typen laten een vernedering zoals ik die gaf, niet gebeuren. Ze zinnen op wraak. Het verwondert me dat we nog niets gezien of gehoord hebben’. ‘Misschien werkt het afschrikkingeffect nog’, probeerde Rami. ‘Nee, nee. De regering gaan ze er niet voor in gevaar brengen, maar ik verwacht nog wel iets’, zei Packa en hij tikte onrustig met zijn Mont Blanc tegen de tafel.
163
63 ‘Wat doen we nu ?’, zei een stuurse onopvallende kleine man tegen de Italiaanse schone. ‘We hebben een veldslag verloren, maar geen oorlog’, antwoordde ze. De mannen rondom haar, een vijftal, jong en sportief, luisterden vol aandacht naar wat ze zei. Ze straalde charisma uit, waardoor ze haar als natuurlijke leider erkenden. ‘Wat doen we met de baby ?’, vroeg dezelfde kleine man ? ‘Die geven we terug’, antwoordde ze. Er ging een schokgolf door de aanwezigen. Ze hadden zich aan dergelijk mededogen van de anders keiharde dame niet verwacht. ‘Zonder …’, begon de kleine weer. ‘Nee, niet zonder er iets in ruil voor te vragen. Ik wil de schijfjes plus de vrijlating van onze mensen in Italië’. ‘Dat gaan ze nooit toelaten, zei één van de jonge mannen. ‘Dat weet ik’, antwoordde ze, maar ik wil de schijfjes én de mogelijkheid tot wraak. Wraak op diegenen die ons verhinderden te krijgen wat we wilden’. Uit de groep steeg een goedkeurend gemompel op. ‘Hoe gaan we te werk ?’, vroeg één van de jonge mannen, ‘de agente die ons iets meer kon vertellen over de schijfjes ben je kwijtgeraakt’. ‘We gaan voor de politici’, zei de Italiaanse onverstoorbaar, terwijl ze onopvallend haar wapen bovenhaalde. ‘Hoezo ?’, antwoordde de jonge man die als een kemphaantje rond haar begon te wandelen. Uit zijn blik sprak provocatie. Subtiel, maar net voldoende om opgemerkt te worden zonder er op aangesproken te kunnen worden. ‘We weten dat de politici aan de Gulden Vlieslaan er iets mee te maken hebben. We zoeken uit wie en gaan er op af. Het kan de inruilwaarde van de baby enkel verhogen’. Haar vingers frunnikten nog steeds aan het wapen. ‘Mhm, dus dat is je plan’, antwoordde de jonge man. ‘En wat als het weer mislukt ? Wat als ze ons te snel af zijn ?’. ‘Dat zal van jullie afhangen’, zei ze nadrukkelijk. Met de loop van het wapen ging ze de groep af. Tot ze de woordvoerder begon te volgen. ‘Wat hebben we nog qua uitrusting ?’, vroeg een andere. ‘Wapens hebben we genoeg’, onderbrak de woordvoerder hem, ‘… en computer ook. Het enige wat we missen is de hulp van onze broeders in Italië. De jongedame volgde nauwlettend het hanegedrag van haar jonge mannen. ‘Maar wat we missen is lef !’, schoot de woordvoerder plots uit. De meesten waagden het instemmend te knikken. De jongedame evalueerde snel de toestand. Vier tegen haar, één voor. Dat maakte twee tegen vier. Tijd om op politiek oncorrecte manier de neuzen in dezelfde richting te krijgen’. ‘Als jij lef had, dan zei je mij de dingen die je wil zeggen in mijn gezicht’, zei de jongedame emotieloos en scherp. ‘Ha …’, onderbrak hij haar, ‘en wat denk je dat ik nu doe ?’ ‘Hoog spel spelen. Je plaatst je eigen ambitie hoger dan deze van onze zaak’, antwoordde ze ijzig. ‘En wat plan je er aan te doen ?’, antwoordde hij met een treiterige ondertoon.
164
‘Dit’, antwoordde ze en ze plaatste het wapen dat ze in haar handen had tegen de onderbuik van de uitdager. De man verslikte zich even en evalueerde zijn kansen. Met een snelle beweging kon hij haar misschien ontwapenen. ‘En dit’, antwoordde ze. Met een scherpe knal, half gesmoord door de korte afstand waarop het wapen werd afgevuurd vuurde ze de man recht door de onderbuik. Verschrikt stoven de anderen uiteen. Het gezicht van de gewonde man werd lijkwit. Hij greep naar zijn buik, waar bloed uit begon te stromen. Langzaam en met een onbegrepen trek op zijn gelaat zakte hij ineen. ‘Nog vragen ? Je weet dat dit een democratie is’, zei de jongedame zakelijk en stak haar wapen weg. Geen van de mannen verroerde een vin. ‘Goed dan, volgend punt’, vervolgde ze en ze legde een stafkaart open. Onder haar voeten vormde zich een aanzienlijke plas bloed. * ** ‘Wat zeg je ?’, vroeg Jozef ongelovig aan Kris Vandrijfheuvel. Beide kabinetschefs bevonden zich in het bureau van Packa hoog boven de Gulden Vlieslaan. Packa was afwezig. ‘Een anonieme brief in één van de politiekantoren in het Brusselse maakt melding van de baby van de vrouw die we vasthouden. De bende is dus niet volledig geliquideerd én nog actief in België. Ze willen een ruil. De schijfjes en de vrijlating van twee van hun kopstukken in Italië in ruil voor de baby’, zei Vandrijfheuvel. ‘Lap’, zei Jozef spontaan, ‘dat kunnen we toch niet doen. Toon me die brief even’ en hij griste de brief uit de handen van zijn collega. ‘Nee, zelfs al zouden we willen, dat ligt buiten onze handen. Waarom de schijfjes. We hebben die toch gekraakt ?’, antwoordde Vandrijfheuvel. ‘Correct, maar er staan nog bestanden op die voor ons geen betekenis hebben. Margareth opperde de mogelijkheid dat het zou gaan om halve bestanden, bestanden die pas betekenis krijgen als beide helften worden samengevoegd’, zei Jozef. ‘Ze waren duidelijk aan het experimenteren met encryptie, wat je zegt is dus mogelijk’, zei Jozef. ‘Maar wat gaan we doen ? Heb je Europol al verwittigd ?’. ‘Ja’, antwoordde Vandrijfheuvel. ‘maar ze willen de zaak overnemen. Er met het grote geweld op afgaan. Ik denk niet dat dit de goede aanpak is’. ‘Ik ook niet. Verdorie, dit komt ongelegen. Morgen begint die topconferentie van de Telecomministers in Hertoginnedal. Kunnen we tijd winnen ?’, vroeg Jozef. ‘Ik weet het niet. Ze vragen ons om op de radio, tijdens de verkeersinfo, een gecodeerd berichtje rond te sturen. Een brandende vrachtwagen op een snelweg met onbestaand nummer’, zei Vandrijfheuvel. ‘En wat betekent dat ?’, vroeg Jozef. ‘Dat we bereid zijn op hun eisen in te gaan’, antwoordde Vandrijfheuvel. ‘En als we dat niet doen ?’, vroeg Jozef. ‘Dan dreigen ze de baby te doden’, antwoordde Vandrijfheuvel sec. ‘Laat het berichtje uitzenden, Kris’, zei Jozef, ‘Zo kopen we wat tijd. De schijfjes kunnen ze wat mij betreft krijgen, over die kopstukken hebben wij geen zeggenschap. Laten we ze uit hun kot lokken’.
165
‘Het aas werkt. Ze bijten’, gromde de slanke motorrijdster die vanaf de overzijde van de kleine ring het ministerieel kabinet nauwkeurig in de gaten hield met een fototoestel met telelens. Ze deed alsof ze af en toe een foto maakte, maar hield nauwkeurig de veertiende verdieping in de gaten. Gelukkig hield onze koerier nauwkeurige notities bij van alles wat hij deed of zag, dacht ze. Zo zijn we snel bij deze politici terecht gekomen. Mijn wraak zal zoet zijn, dacht ze en ze stapte op de met modder besmeurde crossmotor en trapte de motor met één stevige haal met haar voeten onmiddellijk aan. De sterke Apprilliamotor gromde toen ze aan de gashendel draaide en toen ze ontkoppelde en de motor in versnelling zette schoot ze als een pijl uit een boog vooruit, een klein rubberspoor achterlatend op het asfalt. Hier genoot ze van, dit was de ultieme controle en ze zwenkte fors accelererend de tunnels in waarbij ze en yuppie van McKinsey met spiksplinternieuwe BMW op een haar na miste. De twintiger ging op zijn rem staan en hoorde hoe zijn ABS als een beschermengel pompend en tikkend begon te werken. Hij kon de tunnelwand net ontwijken. De motorrijdster was al een twintigtal auto’s verder. * ** Enkele minuten later werd door de verkeersredactie aan het fileoverzicht de mededeling toegevoegd dat op de E478 op de rechterrijstrook een brandende vrachtwagen stond. Er werd aangemaand niet te remmen en de hulpdiensten niet te hinderen. Er werd tevens aan toegevoegd dat de helft van de lading gerecupereerd zou kunnen worden. Een oplettende luisteraar had zich zeker afgevraagd waarom een niet bestaande Europese autoweg werd vermeld – het kon altijd afgedaan worden als een tik- of als een leesfout – maar ook de vreemde toevoeging over de lading van de vrachtwagen was beslist ongewoon. De Belgische beleidsverantwoordelijken probeerden hiermee de verwachtingen van de ontvoerders al te temperen. Maar of ze de nuance zouden begrijpen, was een open vraag. Maar wie let op de berichtgeving, tenzij men echt al in de file zit of de mededeling afspeurt naar het nummer van de autoweg waarop men zich bevindt. Als men het nummer heeft gehoord en men bevindt zich niet op de desbetreffende route, concentreert men zich op de weg en vergeet men de rest. Op de verkeersredactie kwam slechts één vraag over het vreemde berichtje binnen. Een gepensioneerde verzamelaar, die statistieken aanlegde over problemen op de autowegen, belde om het correcte nummer van de autoweg te vragen. Op de verkeersredactie dienden ze zich om te draaien om het niet uit te proesten. * ** Jarvis en Hannele legden moe maar tevreden hun telefoontoestellen neer. Op vraag van hun beider ministers hadden ze een opvolging gedaan van de telefooncampagne van Packa om de kleinere lidstaten op een gemeenschappelijk standpunt te laten komen inzake de beveiliging van de netwerken. Het vergde heel wat diplomatie, overredingskracht en ook wat bluf, om elke lidstaat over de streep te trekken. Indien hun coup de theatre lukte, zouden ze als het goed ging een korte felicitatie krijgen van hun ministers. Als het fout ging, was het hun schuld. ‘Wat denk je ?’, vroeg Hannele, toen Jarvis de hoorn van zijn telefoon terug neerlegde.
166
‘Als we een eenvoudige berekening maken, dan halen we het, als er een paar overlopen of bezwijken onder het gebulder van de groten, dan wordt het krap’, antwoordde Jarvis. ‘Maar when the going gets tough …’, begon ze. ‘The tough get going …’, vulde Jarvis lachend aan. ‘Dat klopt’, zei Hannele. ‘Weet je’, vervolgde ze, ‘ik vind dat we iets extra verdiend hebben. Heb je zin om snel nog iets te eten ?’ Jarvis dacht snel na. Zijn echtgenote en zijn baby’tje waren thuis op hem aan het wachten. Ze hadden hem deze week nog niet veel gezien. En de komende dagen zou het zeker niet verbeteren. Aan de andere kant had hij wel honger, ’s middags had hij snel een broodje verorbert. Hannele keek hem met grote ogen aan. ‘Verdomme toch’, dacht Jarvis, ‘waarom maak ik het mijzelf toch zo moeilijk. Een onschuldig etentje met een collega, als dat al niet meer kon’. ‘Wat denk je ?’, vroeg ze zacht ? ‘Waarom ook niet’, antwoordde hij na een lichte aarzeling, ‘ik denk dat we dit wel verdiend hebben’. Straks zou hij zijn echtgenote wel verwittigen.
167
64 ‘Welkom, welkom’, zei Packa stralend, terwijl hij met een stevige politieke handdruk zijn collega’s verwelkomde in de rustieke priorij van het kasteel van Hertoginnedal. De kleine bruine Spanjaard grijnsde onwennig terug en mompelde enkele woorden in het Spaans. Dat kon natuurlijk geen enkele fotograaf vastleggen. Op de foto zou je enkel twee personaliteiten zien die elkaar breed glimlachend de hand schudden. Terwijl de limousines aan en afreden, begon de grote vergaderzaal zich te vullen. In de zaal klonk een vrolijk geroezemoes, een cocktail van alle denkbare Europese talen en waarschijnlijk ook een aantal dialecten. De medewerkers, die elkaar wat beter kenden, gingen op vraag van hun minister de andere partijen wat aftasten, om te zien of de gangbare coalities nog dezelfde waren, waar de problemen lagen en welke brandjes eventueel geblust zouden moeten worden. Iedereen werd met de glimlach ontvangen, maar wat strategie betreft, hield men de kiezen op elkaar. Jozef was ook aanwezig, maar hield zich wat op de achtergrond, gewapend met zijn GSM. Met de problemen van de onvoerderszaak wilde hij de excellenties niet lastigvallen, hij wilde beide zaken gescheiden houden. Voor de inhoud was hij als kabinetschef Telecommunicatie echter ook ter plaatse noodzakelijk. Om eventuele eigen collega’s te verwelkomen en ‘op hun niveau’, zoals dat heet, de zaken op te nemen. Hij had echter het volste vertrouwen in Jarvis. Zijn aanwezigheid ter plaatse was louter ceremonieel. Jarvis had het dossier gedragen en mocht wat hem betreft ook de eer in ontvangst nemen. Hij had Jarvis al succes gewenst met de uitstekende organisatie van de topontmoeting, maar Jarvis had de felicitaties slechts vluchtig in ontvangst genomen. Toen hij even had gevraagd wie de knappe jongedame in zijn gezelschap was, had hij een kleurtje gekregen en zich er met een smoesje van afgemaakt. ‘Een collega uit Finland’, had hij gemompeld en hij had zich uit de voeten gemaakt, zogezegd om Packa bij te staan. De knappe Finse had hem rustig gevolgd en had zich bij haar minister gevoegd. Zijn GSM had bijna nog niet stil gestaan. Op het berichtje op de radio hadden de ontvoerders gereageerd met een in Brussel geposte brief waarin de eisen werden herhaald. De schijfjes en de kopstukken. Indien ze met alle eisen akkoord konden gaan, diende de Belgische autoriteiten aan het kabinet van Telecommunicatie een Italiaanse vlag te hangen. Ze hadden de vlag halfstok gehangen, maar nog geen reactie gekregen. Kris Vandrijfheuvel verzorgde de permanentie op het kabinet Justitie en hield hem van alles op de hoogte. ‘Ja, Laerman’, antwoordde Jozef gejaagd, toen Vandrijfheuvel hem belde. ‘Jozef, er is een anonieme fax binnengekomen, blijkbaar gefaxt vanuit een publieke telefooncel. Er wordt gevraagd om op alle punten van de eisen een bevestiging te geven – blijkbaar hebben ze onze poging tot communicatie door – en in plaats van één grote vlag twee vlaggen te hangen. Een grote vlag indien akkoord, een kleine indien niet akkoord. Een Belgische voor de schijfjes, een Italiaanse voor de vrijlating van de gearresteerden. Wat laat ik doen ?’, vroeg Vandrijfheuvel.
168
‘We kunnen niet liegen’, antwoordde Jozef terwijl hij zijn beste tandpastaglimlach bovenhaalde om een voorbijsnellende – eveneens druk telefonerende – collega kabinetschef de hand te drukken. ‘Laat twee vlaggen hangen. Een grote Belgische en een kleine Italiaanse. We zullen zien hoe ze reageren’. * ** Packa ging statig de bijna volledig gevulde grote vergaderzaal binnen en genoot van het moment. Vriendelijk knikte hij naar alle collega’s. Hij gebaarde Jarvis naast hem plaats te nemen, in plaats van achter hem, waar adviseurs normaal gezien zitten. Jarvis verschoot nogmaals van kleur – het was zijn dagje wel – en gehoorzaamde de vraag van zijn minister. Hannele volgde hem geamuseerd met haar ogen. Packa keek zelfverzekerd de zaal in, en schraapte zijn keel. ‘Waarde collega’s, begon hij, het is mij een waar genoegen om …’. Hij werd echter onderbroken door een luid gestommel aan de ingang. Verbaasd keken de ministers op. De dubbele deur werd ruw opengegooid en de Duitse telecommunicatieminister stormde binnen. ‘Autopech’, gromde de zware Duitser, terwijl hij zich een weg baande naar de voorbehouden plaats terwijl een slanke medewerkster met een veel te zware boekentas alle moeite had om hem bij te houden. ‘Vorsprung durch technik’, fluisterde Packa Jarvis, na gekeken te hebben of de microfoon wel degelijk af stond, stilletjes toe. Jarvis rolde even met zijn wenkbrauwen. ‘Welkom, welkom’, begon Packa opnieuw, ‘en dank voor U allen om vandaag hier aanwezig te zijn voor de discussie – en hopelijk de afronding – van de maatregelen die we plannen te nemen inzake de beveiliging van de netwerken. Voor we de discussie aanvatten met de teksten die onze medewerkers tot nu toe hebben voorbereid, wil ik graag eerst het woord geven aan de Europese Commissaris, die zo vriendelijk was hier vandaag als observator aanwezig te zijn. Packa keek de kleine ronde Finse Commissaris vriendelijk aan en gaf hem het woord. Het kan nooit kwaad een Europese commissaris als vriend te hebben, natuurlijk. De blonde Fin schraapte zijn keel en begon een speech af te steken over het belang van telecommunicatienetwerken. De meeste ministers, die de commissaris kenden, zetten zich iets relaxer in hun stoel. Ze wisten dat het langer dan vijf minuten kon duren. * ** E.J. stond buiten bij haar collega-woordvoerders om de laatste nieuwtjes en de hete roddels op te vangen. Al gauw wist ze alles wat ze weten wilde over de levenswandel van de Europese Telecomministers. Enkel over de geplande ‘staatsgreep’ vernam ze niets. Blijkbaar had iedereen duidelijke instructies : hierover de lippen op elkaar houden. Ze keek de prachtige Engelse tuin in, die de weelde pracht en tegelijk ook de macht van de toenmalige hogere klasse perfect etaleerde. Over het decor waren haar collega’s alvast vol lof, evenals over de kleine cullinaire hapjes die Jarvis met goedkeuring van zijn minister.voor het gezelschap en de pers had besteld. 169
‘Ze zullen een goede herinnering hebben aan de topontmoeting als ze lekker gegeten hebben’, was één van de andere boutades van Packa, die iets met voedsel leek te hebben. Je hoorde zijn collega’s, hun medewerkers en de pers alvast niet klagen. ‘Weet jij iets van een geheime coalitie om het akkoord op te blazen ?’, vroeg de jonge blonde Bloombergjournalist, die nonchalant naast E..J. was komen staan. ‘Thomas, jij weet altijd te veel’, lachte ze terwijl ze hem met een kluitje in het riet probeerde te sturen. ‘Dus je weet iets ?’, herhaalde de journalist. ‘Dat heb ik niet gezegd’, antwoordde E.J. ‘Maar ook niet ontkend’, probeer de hij verder. ‘Thomas, als alle mannen zo vasthoudend waren als jij, dan zou ik geen tijd meer over hebben om mijn werk te doen’, antwoordde ze lachend. De jongeman glimlachte schaapachtig. ‘Dat is mijn werk’, zei hij. ‘Ik weet het’, antwoordde ze. ‘Maar je vertelt mij niets’, ging hij verder. ‘Kom mij na afloop van de vergadering maar zoeken’, zei ze, ‘dan krijg je alle details’. ‘Wil ik ze dan nog wel ?’, antwoordde de kleine Amerikaan plagend. ‘Ik ben er zeker van van wel’, antwoordde E.J., ‘overigens, je weet goed genoeg dat je van mij altijd nog iets meer krijgt’. ‘Hoezo ?’, vroeg hij onschuldig. ‘Dàt tikkeltje vriendelijkheid, wat ik enkel voor mijn beste correspondenten overhoudt, Thomas’, antwoordde ze. ‘Ah dat’, antwoordde hij gespeeld teleurgesteld, ‘dan ga ik maar weer, misschien lost de woordvoerder van de Duitser iets’. ‘Misschien’, antwoordde E.J., ‘ik weet enkel dat hij niet hetzelfde zal zeggen als ik’. ‘Aha, omdat jullie hierover van mening verschillen en in een andere coalitie zitten ?’, vroeg hij alert. Een speelse knipoog was het enige wat hij van de woordvoerster van de Belgische Mnister van Telecommunicatie te pakken kreeg. Vol moed ging hij op de woordvoerder van de Duitse minister, die het zweet van zijn gezicht aan het wassen was, af. * ** ‘Ze hebben al gereageerd, Jozef’, zei Vandrijfheuvel opgewonden toen hij na enig proberen Jozef te pakken kreeg., ‘Ze eisen de vrijlating van hun companen’. Jozef had zich na het begin van de vergadering bij de pers gevoegd, maar was daar na de vele nadrukkelijke vragen – men voelde gewoon aan dat er iets aan het broeien was, daar hadden journalisten blijkbaar een derde zintuig voor – weggevlucht en wandelde even in de tuin. ‘Hoe hebben ze gereageerd ?’, vroeg Jozef. ‘Met een fax, opnieuw vanuit een publieke telefooncel, maar nu in de buurt van het kabinet’, zei Vandrijfheuvel. ‘Heeft iemand iets gezien ?’, vroeg Jozef. ‘We zijn er nog mee bezig, maar voorlopig niet’, antwoordde Vandrijfheuvel.
170
‘Probeer toch de omgeving van het kabinet in de gaten te houden’, zei Jozef. Kijk naar verdachte personen : verrekijkers, fototoestellen, misschien zelfs naar gebruikers van mobiele telefoons’. ‘Dat is onbegonnen werk’, antwoordde Vandrijfheuvel. ‘Laat toch maar uitkijken’, zei Jozef, ‘misschien maken we een lucky shot’. ‘Wat doen we nu ?’, zei Vandrijfheuvel. ‘Laat er een derde vlag bijhangen’, antwoordde Jozef, ‘een witte, waardoor we aangeven dat we willen onderhandelen’. ‘Het is het proberen waard’, antwoordde Vandrijfheuvel en hij begon reeds de nodige instructies door te geven. * ** ‘En laten we nu met het echte werk beginnen’, zei Packa terwijl hij zijn blik op de hem eigen manier over de aanwezigen liet ronddwalen. De Europese Commissaris keek even ongelovig naar zijn medewerkers, alsof hij wilde zeggen ‘bedoelt die Packa dat mijn speech het echte werk niet was ?’. Zijn medewerkers reageerden echter niet, maar staarden gefascineerd naar de voorzittende Packa. Ook zij hadden van ver iets opgevangen over ernstige meningsverschillen tussen verschillende lidstaten, maar wilden zich niet mengen. Ze besloten aan de zijlijn te genieten van het schouwspel. Indien nodig zouden ze Packa wel bijspringen. De Engelse minister liet hem bijna niet uitspreken, maar vlagde onmiddellijk met het bordje waarop de naam van de landen stond omhoog, waarmee hij aangaf dat hij het woord vroeg. Het geluid in de vergaderruimte verstomde. ‘Onze collega uit het Verenigd Koninkrijk vraagt het woord’, zei Packa laconiek, ‘collega, ga U gang’. Iedereen hield zijn adem in.
171
65 ‘Ditmaal geen fax, Jozef’’, riep Vandrijfheuvel door het gewoel heen van sirenes en een geroezemoes van stemmen. ‘Wat dan wel ? Waar ben je ? Wat is er gebeurd ?’, vroeg Jozef. Hij stond voor de dubbele deuren naar de vergaderruimte waar de ministers zaten en diende op zijn stappen terug te keren om voldoende luid te spreken om Vandrijfheuvel te antwoorden. ‘Een waarschuwing, Jozef, een aanslag met een Molotivcocktail op de Italiaanse ambassade. Een jongeman op een motor gooide twee flessen, één met benzine gevuld en een brandende lont aan, en een tweede met een boodschap’. ‘Is er iemand gewond ? Is er materiële schade ?’, vroeg Jozef. ‘Nee’, antwoordde Vandrijfheuvel, ‘niemand gewond, maar toch enige schade. Op het briefje staat dat ze niet willen dat er met hen gesold wordt’. ‘Verdomd’, vloekte Jozef. ‘Dat heb ik ook gezegd, we hebben het niet meer in de hand. Op mij wordt de druk nu wel erg groot om de zaak uit handen te geven’. ‘Ik begrijp het’, antwoordde Jozef, ‘maar wat kunnen we doen ?’ Er volgde een onaangename stilte * ** Met betrekking tot de voorliggende tekst, zou ik het volgende willen zeggen’, begon de jonge Engelse Minister voor Telecommunicatie. Iedereen keek met ingehouden adem in zijn richting. Zelfs de tolken staakten hun anders vrolijk gekwebbel. Het is nooit gemakkelijk in een vergadering iemand ‘af te maken’ en de samenzweerders keken nu al met een schuldig geweten naar beneden of telden quasi onoplettend de lampjes in het plafond. ‘De tekst is voor ons onaanvaardbaar, want ze legt ons op met open standaarden te werken. In dit stadium is dit voor ons niet haalbaar. Er bestaan goede gesloten standaarden, die we moeten volgen. We moeten de industrieën de kans geven hun investeringen terug te winnen en onze eigen gesloten standaard op te dringen aan de rest van de wereld. Buiten Europa zit men te schreeuwen om nieuwe, goede standaarden, terwijl men er niet aan denkt deze te openen. We kunnen het vergelijken met medicatie. Om een onderneming toe te laten de gedanen onderzoeksinvesteringen terug te winnen, kunnen ze een patent aanvragen, waardoor niemand zonder vergoeding of toestemming van de patenthouders de technologie mag gebruiken, …’, begon de Engelsman. Packa keek grimmig. ‘Het wordt iets moeilijker dan ik dacht’, zei hij stil tegen Jarvis, ‘die kleine Engelsman spreekt vlotter dan ik me herinnerde en hij kan omdat hij nog jong is op wat sympathie van de ouderen rekenen’. ‘Jong en onervaren’, fluisterde Jarvis terug, ‘misschien kunnen we daarop spelen’. ‘Je moet een ouwe vos geen streken leren, Jarvis, ‘laat mij maar doen’. Langs de ovalen tafel waren quasi alle landenbordjes op hun kant gezet. Iedereen wilde zijn ding doen. ‘Goed’, dacht Packa, ‘fase één van de reddingsstrategie van ons plan, ze aan het woord laten en ze laten verdrinken in hun eigen argumenten’, en hij gaf teken dat de Duitse delegatie, die als tweede had aangegeven te willen spreken, het woord kreeg. De Duitse minister bakte er 172
niet zoveel van. Hij leverde enkel een mat doorslagje af van de stelling, die de Engelsman had ingenomen. ‘Weer goed, dacht Packa, dat betekent dat ze niets vermoeden en denken dat hun zaak al gewonnen is’. Daarop volgden de andere ‘samenzweerders’, Frankrijk, iets gematigder dan de eerste buldozer en hekkensluitertje Ierland. Ierland klonk al iets minder overtuigd, maar misschien kwam het door het aangename, trotse accent waarmee de Ierse forse minister sprak en niet door de inhoud van wat hij zei. Jarvis kromp in elkaar op zijn stoel. Hoe konden ze in godsnaam deze sterke druk doen keren. Packa bleef onder het verbale geweld erg rustig. Hij vertrouwde op zijn talenten en op zijn ‘techniek’. * ** Het nieuws van de aanslag liep als een lopend vuurtje door België. Ook op Hertoginnedal werd het druk besproken. Het kwam onverwachts en leek niet meer dan een fait divers, een mislukte aanslag op de Italiaanse ambassade. Het zou even goed van een ontevreden toerist kunnen zijn. ‘E.J., men zegt mij dat er meer zit achter het gebeuren bij de Italiaanse ambassade’, vroeg een journalist van een Vlaams opinieweekblad aan de woordvoerster van Packa. ‘O ja, Paul, wie zijn de men waarnaar je verwijst ?’, antwoordde ze. ‘De wandelgangen, de gunstige wind’, antwoordde hij. ‘Paul, je bent een oude rot in het vak, waarom interesseert jou dat fait divers ?’, vroeg E.J. ‘Ik ben bezig aan een stuk over de manieren waarop verschillende groepen in onze samenleving de Europese besluitvorming proberen te beïnvloeden. Je hebt de traditionele lobbygroepen, maar recent ook terroristische groepen. Eén ervan, een Italiaanse, die al verschillende aanslagen pleegde tegen Europese Instellingen, trok mijn aandacht. Een Italiaanse groep en een aanslag net voor een belangrijke Europese vergadering zoals deze, wat is het verband ?’, zei de journalist. ‘Wat weet je over die groep, Paul ?’, vroeg E.J. misschien iets te gretig, ook omdat ze blij was dat ze het eens niet over droge constitutionele zaken zoals de uitbreiding van de Europese Unie zouden hebben. ‘Zit ik juist of zit ik juist ?’, drong de journalist aan, terwijl hij met zijn linkerhand door zijn grijze lokken wreef. ‘Wat weet je van die groep, Paul ?’ herhaalde E.J. haar vraag. ‘In ruil voor een exclusief interview met de minister geef ik je wat ik weet’, zei de gegroefde achtenzestiger. ‘De minister kan ik je niet beloven, het zou overigens na de feiten aanhollen zijn. Ik kan je wel zijn kabinetschef Telecommunicatie geven, en wel onmiddellijk’. ‘Deal’, antwoordde de journalist kort, laat maar komen. ‘laten we hiervoor naar één van de salons op de eerste verdieping gaan’, antwoordde E.J., ‘daar zitten we wat rustiger’. ‘Ik kan niet anders dan de knappe kasteelvrouw voor één dag te volgen, E.J., wat had je gedacht ?’. En op zijn anders stuurse gezicht toverde zich een aanzet tot een lichte glimlach. * **
173
‘Graag had ik nu de visie van onze Scandinavische vrienden’, zei Packa waarna hij het woord verleende aan de Finse eerste Minister. Hannele schoot van achter de minister vandaan, die ze blijkbaar enkele laatste adviezen had gegeven. ‘Het doet mij pijn, vrienden’, begon de blonde fin, ‘hier een aantal elementen te horen die niet zijn ingegeven door objectieve argumenten of door feiten, maar door gevoelens. Meer nog, door gevoelens van onveiligheid’. ‘Aha’, dacht Packa, ‘hij gaat de emotionele toon spelen, vreemd voor een anders introverte noorderling, maar niet slecht gezien, zo lokt hij ze nog meer uit hun kot. ‘Perceptie is realiteit’, is – naar ik me heb laten vertellen mijnheer de voorzitter –‘, zei hij met een knikje naar Packa, ‘ Ook in Uw contreien een spreekwoord dat door de volkswijsheid naar voor wordt gebracht. Ik vrees dat U nu Uw perceptie van de realiteit voor werkelijkheid neemt. Het is Uw realiteit, maar, naar ik vrees, niet de mijne.’. Packa schatte de krachtverhoudingen van het moment in. De drie, met Italië erbij vier, groten en één kleintje, tien anderen waarvan er zeker zes tegen de voorstellen van de groten zijn en een viertal in de vlottende massa. Net verkiezingen, dacht hij, maar ik houd van de adrenaline van verkiezingen, voegde hij er aan toe. * ** ‘Wat is er aan de hand, Jozef ?’, vroeg de rijzige journalist in het rustige salon, met uitzicht op de lange oprijlaan, die als beeld in de netvliezen van generaties Belgen was gegrift ten tijde van de moeilijke regeringsconclaven begin de jaren negentig. ‘Wat weet je van die Italiaanse splintergroep ?’, pareerde Jozef hem. ‘Waarom is dit zo belangrijk ? Zat er meer achter de aanslag met die brandbom ? Heeft het met de beslissingen van vandaag te maken ?’, vroeg de journalist. ‘Later’, antwoordde Jozef, ‘eerst de informatie over de Italianen’. ‘Ik wil een exclusief interview met de minister, Jozef’, vroeg de journalist verder. ‘Exclusief hierover is uitgesloten, Paul’, ik kan je wel het eerste interview toezeggen en wat achtergrond via mij’, zei Jozef. ‘Fair genoeg’, zei de journalist, ik zal je zeggen wat ik weet’. ‘De belangrijkste vraag nu is hoe we hun kunnen contacteren’, zei Jozef, we weten al heel veel, maar we moeten hen dringend een boodschap overmaken. ‘Welke boodschap ?’, vroeg de journalist gretig. ‘Straks misschien’, antwoordde Jozef. ‘Goed’, zei de journalist, ‘Mani neri kan je beschouwen als een terroristische splintergroep waaraan een politieke cel hangt, te vergelijken met het Iers Republikeins Leger (Ira) en Sinn Fein. Er zijn vertakkingen in de Italiaanse politiek, die onduidelijk zijn en nooit bewezen werden, maar ik ben er van overtuigd dat er banden met het Europees Parlement zijn’. ‘De vijand, hoe …’, begon Jozef. ‘Bestrijd je het best van binnen uit, is de leuze’, vulde de journalist aan. ‘Heb je namen ?’, vroeg Jozef. ‘Probeer Marco Cappasco, een europarlementair die voor de Lega Nord in het Europees Parlement zit. Zeer intelligent, maar met zeer rechtse ideeën. Men heeft het nooit kunnen bewijzen, maar hij is al enkele keren genoemd rond mani neri. Als je het mij vraagt, maar dat is mijn intuïtie, zit hij er zelfs achter, maar dat kan ik niet bewijzen, het is enkel een aanvoelen.’ ‘Het is het proberen waard, dank je voor de naam’, zei Jozef en hij greep naar zijn GSM. 174
‘En het interview ?’, vroeg de journalist. ‘Later’, antwoordde Jozef, en hij haastte zich naar zijn wagen. De oude journalist, uitte een stevige vloek. * ** In de zaal waar de ministers samen waren, gingen de zaken de verkeerde kant op. De niet overtuigde kleintjes zoals Luxemburg en Griekenland, leken te zullen buigen onder het donderend geweld van de Engelsen en de Duitsers. Zelfs Packa keek even bezorgder. ‘Zo’, zei hij, ‘we hebben een eerste ronde van de standpunten gemaakt en al een eerste voorzichtige discussie gehad, ik stel voor dat we de vergadering schorsen voor vijftien minuten, iedereen een koffie, en we beginnen terug om elf uur’. Rondom hen knikten de ministers en delegatieleden instemmend en de vergadering werd geschorst. ‘Ze twijfelen, Jarvis, dat is niet goed’, zei hij nadat hij zijn microfoon had uitgeschakeld. ‘Ik weet het, wat wil je dat ik doe ?’, vroeg zijn medewerker. ‘Doe nog eens je ronde en ga na waarmee we ze over de brug kunnen halen. Is vijftien minuten genoeg ?’, vroeg Packa. ‘Amper’, zei hij, ‘maar ik zal proberen’, antwoordde hij. ‘Dan pols ik nog even bij de groten’, zei Packa, en hij stond veerkrachtig recht en ging op de bezorgd kijkende Franse en Engelse ministers af. Plots keken ze nog iets meer bezorgd. ‘Mijn beste collega’s’, zei Packa hartelijk, ‘het wordt tijd dat we eens met mannen onder elkaar spreken’ en hij nam hen samenzweerderig mee naar een donkere hoek van de vergaderruimte waar ze wat afgezonderd konden praten. ‘Waarmee kan ik jullie over de brug halen’, begon hij toen ze rustig tegen de kant stonden. Twee paar pretlichtjes was het enige wat hij als antwoord kreeg.
175
66 ‘Het wordt tijd dat we aan politiek beginnen doen’, zei Packa tegen Jozef, terwijl hij een glas innerlijke versterking uitschonk in de pauze tussen twee vergadersessies. Jozef antwoordde niet. Zijn gedachten zaten elders, bij de terroristen, die met niet aflatende ijver de Belgische veiligheidsdiensten een hak probeerden te zetten. ‘Wat denk je, mijn beste ?’, herhaalde Packa, terwijl hij zich afwende van het raam in het kasteel van waaruit hij het domein van Hertoginnedal overschouwde. Hij was gewoon dat er naar hem geluisterd werd, niet dat zijn toehoorders in gedachten verzonken waren. ‘Mhm’, antwoordde Jozef automatisch op de herhaling van de vraag. ‘Doen, als je het mij vraagt, maar weet we wat je precies wil doen ?’ ‘Natuurlijk, Jozef’, antwoordde Packa, ‘roep onmiddellijk E.J. en Jarvis er bij, we gaan rock & rollen !’. Nu keek Jozef wel op. ‘En mag ik vragen wat je van plan bent, Brecht ?’, zei hij op een ernstiger toon. De vorige keren dat zijn minister de term rock & roll in de mond had genomen, dateerde van tijdens de verkiezingscampagne, waar Rami campagneleider was en hij communicatieverantwoordelijke. Met deze interne slogan waren ze in een heftige en gedreven maar zeer toffe campagne door het kiesarrondissement van Packa gerold, de plaatselijke oude partijbonzen ruimschoots achter zich latend. Degene die er nog het meest plezier aan had gehad, was Packa zelf. ‘Aha, nu heb ik je aandacht’, antwoordde Packa. ‘Nee, zorg maar dat je van die terroristen verlost geraakt, dat is voor jou de eerste prioriteit. Maar blijf als je kan even als ik E.J. en Jarvis mijn plannen uiteenzet. Ik weet dat je ertegen zal zijn, maar een mens moet soms gokken om te winnen’. ‘O.k.’, zei Jozef, ik laat ze halen en hij verliet het salon om zijn medewerkers te laten zoeken. Ze dienden wel haast te maken, want binnen tien minuten zou de sessie hervatten. Te veel tijd tussen de sessies verhoogt de kans op nieuwe coalities, dus … * ** Jarvis wandelde met Hannele langs de brede vijvers op het domein toen de vraag van Jozef hem bereikte. Hij zag de toestand niet zo rooskleurig in en had met Hannele geprobeerd te overleggen. Zij had er op gestaan om buiten wat frisse lucht te happen. Ze kon niet goed tegen lucht, vervuild met pretentie en eigenwaan, zo had ze het uitgedrukt. Het had Jarvis even doen glimlachen. De lucht boven Hertoginnedal was open getrokken en het beloofde een mooie dag te worden. Het bleef echter koud en de wind bleef ijzig waaien. De storm van de laatste dagen had ook op het kasteeldomein schade aangericht. Her en der lagen afgewaaide takken en gebladerte. Jarvis en Hannele liepen dicht tegen elkaar aan, een beetje gebogen tegen de druk van de wind in. Zo haastte ze zich terug naar het hoofdgebouw. ‘Mag ik mee naar binnen, Jarvis ?’, vroeg ze bibberend. Ze verbleef te lang in Brussel waardoor ze niet meer zo bestand was tegen het gure winterweer in het Noorden, had ze eens gezegd. Misschien had ze wel gelijk. 176
‘Van mij mag je, maar ik weet niet of mijn minister het op prijs zal stellen dat je mee binnengaat in zijn salon voor de vergadering’, zei Jarvis. Ze trok een gespeelde pruillip. ‘Dan wacht ik wel buiten de ruimte’, zei ze kort. ‘Wil je minister niet dat je bereikbaar bent ?’, vroeg Jarvis. ‘Hij kan me bellen’, zei ze nonchalant, ‘maar hij heeft thuis ook wat politieke probleempjes. Ik dank dat hij aan de telefoon hangt met de thuisbasis’. ‘Ze zijn allemaal dezelfde’, voegde Jarvis er aan toe, terwijl hij de deur van de ingang naar het kasteel galant openhield en er aan toevoegde ‘schoonheid voor wijsheid, Hannele’. ‘Wat doe je met schoonheid én wijsheid ?’, had ze hem ad rem geantwoord. Jarvis had enkel een brede glimlach in haar richting teruggezonden. ‘Ah, Jarvis, kom vlug binnen’, riep Jozef van boven. ‘De dame zal even buiten moeten wachten’, voegde hij er met een blik op Hannele aan toe. ‘Geen probleem’, antwoordde ze en Jarvis spurtte naar boven. E.J. was er al en Packa was op een groot blad papier enkele schetsen aan het maken. ‘Beste mensen, we weten allemaal hoe we er voorstaan. In de vergaderzaal in de priorij gaat het in de verkeerde richting’, zei Packa. ‘We gaan ingrijpen. Dit is wat we gaan doen’, en hij zette in korte bewoordingen zijn plan uiteen. ‘Oeps’, zei E.J. en ze verschoot van kleur. Jozef trok subtiel zijn wenkbrauwen op maar wie hem kende zag aan de kloppende ader langs zijn slapen dat zijn brein op topsnelheid werkte en alle opties overliep. ‘Amaai’, zei Jarvis, ‘daar zou ik zelfs niet aan durven denken’. ‘Welkom in de reële wereld’, had Packa geantwoord. * ** ‘Hoe gaat het met je ?’, zei de oudere ondervrager tegen zijn jongere collega. Beide zaten in een anonieme wagen die geparkeerd was aan de drukke Vorstlaan. Door gebrek aan manschappen waren ze toegevoegd aan de bewaking van Hertoginnedal. Ze dienden het verkeer op de Vorstlaan in het oog te houden en elke verdachte beweging te melden aan de dispatching. Met al die hoge ministers en staatssecretarissen samen, durfden ze blijkbaar geen risico te nemen. Als ze natuurlijk iets op de priorij konden laten neerstorten, Zaventem was niet zo ver af, stonden ze echter machteloos. Het was echter rustig. Na de drukte van de ochtendpiek was de Vorstlaan overgegaan naar haar dagelijkse stramien als snelle toegang tot de chiquere delen van Brussel, ondermeer naar het Terkamerenbos en de ‘Boulevard des Ambassades’, langs de Franklin Rooseveldlaan. ‘Het gaat’, antwoordde de jongeman rustig. ‘Ik zag er tegen op, maar deze nieuwe opdracht, op een totaal andere plaats, zegt me niet zo veel. Mijn gedachten zitten toch elders’. Voorbij de wagen stoof een snelle motorrijder, met een lederen crosspak aan, veel te snel voorbij. ‘Die heeft geluk dat we niet staan flitsen’, zei de oudere man. ‘Ja, die hing tegen de 120 aan’, schat ik’, antwoordde de jongere. Zot gewoon, mensen die op deze manier met hun leven spelen’. * ** 177
In de grote vergaderzaal van de priorij schoven de ministers zenuwachtig terug achter de grote tafel. De pauze had de onderlinge relaties geen goed gedaan. Her en der was zelfs een bitsig woord gevallen. ‘Collega’s’, begon Packa de tweede zitting, ‘ we hebben de visie gehoord van alle lidstaten die het woord vroegen en de situatie is – hij liet zijn tong even rollen – die van een tegenstelling tussen een aantal landen, als U het mij toestaat, tussen de grotere landen, met misschien ook grotere belangen …’ ‘Oei, dat was een steek onder water die kon tellen’, dacht Jarvis, maar hij zag dat niemand rond de tafel reageerde blijkbaar omdat men nog beduchter was om wat ging komen. ‘ ‘… maar ook grotere verantwoordelijkheden hebben in dit interne debat. We moeten ons, en daarvoor zijn we hier samen, afvragen wat de eindbelangen zijn van de verschillende landen op het einde van de rit, wanneer bepaalde standaarden geleid hebben tot meer veiligheid op de netwerken’. Zijn woorden hadden niet het gewenste effect. De groten bleven onbewogen en ongenaakbaar voor zich uit kijken, terwijl de kleinere landen hun belangen en het groter belang afwogen en allianties zochten met hun ogen. De groepsdynamica van een sessie tussen ministers levert waardevolle informatie over het functioneren van de mens. Jarvis wist dat Packa een nobele poging aan het doen was om de meubels te redden, maar dat de hulp van elders zou moeten komen. Hij keek naar Hannele, maar ze ontweek zijn blik. ‘Wat zou …’, dacht hij tot hij plots enkele medewerkers voorzichtig naar hun trillende mobiele telefoons zag grijpen en vlug de zaal zag verlaten. Aha, het eerste deel van het plan Packa werkt, nu afwachten wat de gevolgen kunnen zijn. Hoog aangelopen kwamen enkele medewerkers terug de zaal binnen en ze begonnen briefjes te schrijven die ze hun ministers toeschoven. Toen die lazen wat op de papiertjes stond, begonnen ook hun wenkbrauwen te fronsen. De Duitse minister was de eerste die het woord vroeg. Packa onderbrak er zijn speech voor en vroeg hem wat er gaande was. ‘Het spijt me, mijnheer de voorzitter, maar mijn eerste minister vraagt mij dringend hem terug te bellen. Mag ik U vragen de vergadering even te schorsen ?’ Zijn vraag werd onmiddellijk bijgetreden door verschillende andere ministers. In groep verlieten zij de zaal. Packa kondigde met een fijne glimlach aan de vergadering voor twintig minuten op te schorten, maar benadrukte dat hij daarna verder wilde gaan en … resultaten wilde boeken. Nieuwsgierig verliet ook de rest van de zaal hun plaatsen. ‘Jarvis’, zei Packa, ‘meng je even tussen de verschillende delegaties en breng mij op de hoogte van de meeste reacties’. Daarna stond hij op en wandelde hij naar de tolken, om een babbeltje te slaan. * ** ‘Jozef’, er is opnieuw een fax binnengekomen. Mani Neri wil de baby ruilen tegen enkel de schijfjes. Er staat ook iets in over een interventie van hoger uit. Ik begrijp er niets meer van’, zei Vandrijfheuvel hijgend, omdat hij al lopend bleef telefoneren.
178
YES !’, riep Jozef uit, wat enkele medewerkers vreemd deed opkijken. ‘Heb je al meer informatie, regel de ruil zo snel mogelijk’. ‘Ze stellen zelf voor om 17.00u de ruil te laten doorgaan aan het trammuseum’, zei Vandrijfheuvel. ‘Het trammuseum … trammuseum, dat is hier vlakbij’, zei Jozef. ‘Dat is inderdaad vlakbij Hertoginnedal, de Vorstlaan verder afrijden en dan links richting Brussel centrum’, beaamde Vandrijfheuvel. ‘Zorg dat alles op de schijfjes gekopieerd is en laat ze klaarmaken voor de ruil. Zorg voor discrete aanwezigheid van politie rondom. Niets mag de ruil verhinderen. Daarna gaan we er achteraan. Eerst moet die baby in veiligheid gebracht worden. Oeps, ik krijg verschillende andere oproepen binnen. Ik bel je straks terug’, zei Jozef terwijl ook hij het op een looppas zette. ‘Met Jozef’, zei hij terwijl hij half struikelend op het doorschakelknopje van zijn GSM drukte. ‘Jozef, Jarvis hier. De ministers komen weer binnen. E.J. heeft haar werk gedaan. We kunnen hier vuurwerk verwachten’, zei Jarvis. ‘Ik kom. Ik ben er binnen enkele minuten’, hijgde nu ook Jozef en hij versnelde nog zijn pas. * ** Packa zag aan de donderwolken op de gezichten van de tenoren en de verschrikking op het gelaat van sommige van hun medewerkers dat de boodschap was aangekomen. Onrustig schoven de ministers terug aan de lange ovalen onderhandelingstafels. Hij nam echter zelf het woord. ‘Beste collega’s, ik verneem zojuist met U dat er spelletjes worden gespeeld aan deze tafel, waar ik n iet gelukkig mee ben. De internationale pers heeft zojuist een mededeling gesignaleerd over deze bijeenkomst waarvan de inhoud was dat op deze vergadering standaarden voor de veiligheid van internet zouden worden vastgelegd die gesloten zijn, waar wereldspelers van worden uitgesloten, endie de geslotenheid van het ‘Europese fort’ zoals genoemd bevestigen. Dit plaatst ons in een moeilijke positie. Open of gesloten standaarden, de vraag is zelfs niet meer relevant. Wat de wereld zich momenteel afvraagt is of we de stereotypes die vandaag leven in stand willen houden. Van de Britten, excuseer collega voor de uitdrukking wordt de perceptie weergegeven dat ze de slippendragers van de VS zouden zijn …’. Hierop veerde de Britse telecommunicatieminister stijf op en vroeg nadrukkelijk het woord. Packa negeerde zijn vraag en deed met zijn hand teken dat zijn beurt kwam. Hij vervolgde : ‘Aan de Fransen verwijt men dat de bescherming van de markt en het vasthouden aan in de jaren tachtig functionele en nieuwe technologie de innovatie heeft afgeremd …’. De aimabele franse minister verslikte zich bijna in zich koffie en greep ook proestend naar zijn microfoon. Packa blokkeerde vanuit de voorzitterstoel zijn microfoon, tot woede van de hoogwaardigheidsbekleder.
179
‘Ook aan de andere landen’, vervolgde hij, ‘ zoals Duitsland en Italië wordt een dergelijke kortzichtige visie vaak verweten …’. De Duitse en Italiaanse Ministers, die tegenover elkaar zaten aan de tafel, wipten bijna tegelijkertijd op van hun stoel en begonnen heftig te tikken op de tafel. ‘Maar het is aan ons’, zo vervolgde Packa, ‘om aan te tonen dat niets van dit allen waar is. Ik excuseer mij indien ik straffe taal heb gebruikt, maar Europa mag geen huis zijn waar de bewoners nukkig op hun kamertje blijven zitten. Als iedereen zijn steentje bijdraagt kunnen we één groot slot op de voordeur van het Europese huis plaatsen om te verhinderen dat ongewenste bezoekers er binnen dringen en oneigenlijk gebruik maken van onze netwerken. Het zou toch te gek zijn dat we elk onze eigen sleutel tot de voordeur hebben waarop vijftien verschillende sloten moeten zitten en waar we enkel binnen geraken indien we alle sleutels samenleggen …’ Jarvis had de indruk dat de oorspornkelijke woede van de meeste ministers was afgezwakt en zelfs de franse minister, die in een franse colère was geslopen, luisterde aandachtig naar de redenering van Packa. ‘Daarom zou ik het volgende willen voorstellen, collega’s, om nu in conclaaf te gaan over de basistekst, zonder adviseurs …’. Packa zag een aantal ministers verschrikt opkijken. ‘… en onszelf de verplichting opleggen om binnen de twee uur met een platformtekst naar voor te komen die onze bekommernissen opsomt, maar ook een duidelijke open oplossing voorstelt. Nu was het buigen of barsten. Indien men nu collectief zijn voorstel afschoot was dit topoverleg kapot, dan zouden ze nog urenlang vergaderen om het nergens over eens te worden en slechts na een lange nacht een door uitputting getekende nietszeggende verklaring optekenen. Het was doodstil. De franse minister maakte de eerste beweging. ‘Ik wil het proberen’, zei hij, ‘maar wil mij duidelijk beperken tot een politieke tekst waar AL onze bekommernissen in opgenomen zijn en een open conclusie. De kans bestaat dat ik nog even met het Elyssee zal moeten verifiëren of de oplossing voor iedereen aanvaardbaar is, maar dat neem ik er bij. De ministers van enkele kleinere landen, blij dat hen een uitweg uit de impasse werd geboden, knikten instemmend. Hier was Packa een excellent psycholoog. Hij liet een dwingende, bijna hypnotiserende blik over de vergadering glijden, van persoon naar persoon, elk net voldoende aandacht gevend om de indruk te wekken dat hun mening telt en van doorslaggevend belang kan zijn. Jarvis zat op het puntje van zijn stoel. Vanuit zijn ooghoeken viel zijn blik op die van Hannele en hun blikken kruisten. Even toch. Met een ruk keek Hannele terug weg. Jarvis was te gespannen om er bij stil te staan. De Duitse minister liet een zware zucht horen en wilde zich omdraaien om de mening van zijn adviseurs te krijgen. Zijn Oostenrijkse collega stootte hem echter aan en er was een kort overleg. De Engelsman keek Packa langer in de ogen, even leek het om een mentaal stukje armworstelen te gaan. Dan knikte de flegmatieke Brit langzaam. ‘I’ll give it a shot16’, zei hij traag. 16
Ik zal het proberen
180
‘Yes’, dacht Jarvis. De meerderheid is er door, de anderen kunnen niet anders dan volgen. Zo was het. Tergend langzaam bevestigden de verschillende ministers hun vertrouwen in het voorstel. ‘Ik dank U voor het vertrouwen’, zei Packa, ‘mag ik dan nu vragen dat alle adviseurs de vergaderruimte verlaten. We hebben heel wat werk voor de boeg. De deadline is strikt. We hebben geen tijd te verliezen’. Met zichtbaar ongenoegen verlieten de meeste adviseurs de zaal, hun minister vlug nog de nodige aandachtspunten influisterend. Packa keek en zag dat het goed was. Ook Jarvis pakte zijn spullen bijeen en draaide zich om, om de zaal te verlaten. ‘Jij niet’, zei Packa, ‘ik heb mijn adviseur nodig’. Jarvis keek hem vreemd aan en wilde terug achter zijn minister plaatsnemen. ‘Hier niet’, zei Packa, ‘hier naast mij, vooraan’. Jarvis gehoorzaamde. Vanachter de onderhandelingstafel volgde de Finse minister het tafereel met argusogen.
181
67 De wind was opnieuw in kracht toegenomen boven Brussel. In de rand, waar ze niet gehinderd door de vele gebouwen lang kon doorrollen, veroorzaakte ze hevige windstoten, die een voetganger konden verrassen en uit zijn evenwicht konden brengen. De politiediensten waren in opperste staat van paraatheid. Jozef en Vandrijfheuvel hadden plaatsgenomen bij de commandant van de overdracht. Er stond een koerier klaar met de schijfjes en een medische hulp voor de baby. Of voor anderen, indien er geschoten zou worden. De ontvoerders hadden een GSM-nummer gevraagd van de politiediensten en zouden daarlangs hun instructies doorgeven. Het berichtje liet niet lang op zich wachten. ‘Laat de schijfjes door een koerier met een fluorescerende jas in een zwarte rugzak naar het trammuseum brengen. Geen politie in de buurt. Daar zullen we verdere instructies geven’. Een kwartier later was de politieman, gekleed zoals gevraagd ter plaatse. Hij zag echter niemand. Alleen de wind gierde onrustig door de bomen. Een tweede instructie kwam snel. ‘Ga terug naar de Vorstlaan en wacht aan het kruispunt met de grote invalsweg naar Brussel. Snel, je hebt hiervoor drie minuten. De politieman begon naar de opgegeven plaats te lopen. Op het kruispunt zag hij opnieuw niets opvallends. Het gewone, doordeweekse verkeer van en naar Brussel. De ontvoerders speelden met hun voeten’, dacht Jozef, en hij begon in de commandopost zenuwachtig van de ene voet op de andere te staan. Het leek een banale aanrijding te zijn. Een jongeman met een oude Ford remde onverhoeds net voor het kruispunt, waarop een achterligger die te laat remde, met het geluid van ruw ingedrukt staal op hem inreed. Glas spatte naar alle kanten. Er was enkel blikschade, niet eens zo erg. Beide bestuurders stapten uit. Drie geuniformiseerde agenten stapten uit een wagen die voor het kruispunt geparkeerd stond en terwijl één van hen met de bestuurders ging praten, gingen beide anderen het verkeer omleidden. Het ongeval blokkeerde een verkeersas in één richting, vanuit Brussel. Om het verkeer de deblokkeren, lieten ze echter de auto’s uit de dwarsstraat, de Vorstlaan door, terwijl de tweede het verkeer naar Brussel toe tegenhield. De politieman stond nog steeds hijgend aan het kruispunt te wachten, maar hij verwonderde zich over de situatie. ‘Dit is toch onlogisch !’, zo blokkeert men het verkeer in plaats van het weer vlot te maken. Vanuit de richting van het hinterland kwam een kleine gesloten bestelwagen aanrijden, die voor de politieman stopte. Ook achter hem hoorde hij geronk. Hij werd ingesloten tussen een motor, die vanop het voetpad was komen aanrijden en de motor. Voor hij wist wat er gebeurde keek hij in de loop van een blinkend pistool. * **
182
Jarvis schoof zenuwachtig op en neer op zijn stoel, vooraan naast de minister. Nu de adviseurs uit de onderhandelingsruimte geweerd waren, was de sfeer vrijer, minder formeel, maar ook minder ingehouden. De Nederlandse staatssecretaris had zich niet meer ingehouden en had met een fikse uithaal naar de beschermingsdrang van de Engelsen, zijn collega, die tegenover hem zat, stevig op zijn nummer gezet. Packa greep nog niet in. De alliantie van de groten stond onder druk en diende zich meer en meer te verdedigen. De kleinere landen leken hun zelfvertrouwen herwonnen te hebben en sloten zich zoals ze eerst hadden afgesproken de rangen. Je zag de franse minister twijfelen. In de pauze had Packa hem vlijmscherp voor de keuze gesteld. Ofwel de oppositie laten varen en een gemeenschappelijk, open voorstel goedkeuren, ofwel het risico lopen om enerzijds de gesloten standaarden van een andere grote lidstaat in de maag gesplitst te krijgen – en met de Britse voorsprong op dit vlak was dit niet onmogelijk – en tweemaal te verliezen. Tegen de Duitser en de Italiaan had hij ongeveer hetzelfde gezegd, maar dat was een detail. Allen hadden echter schrik van de Europese Commissie, de boeman die via zijn Commissaris voor concurrentie lidstaten of ondernemingen zware boetes konden opleggen indien ze de principes van de vrije concurrentie niet respecteerden. Indien nodig kon Packa die aap nog uit zijn mouw halen. De Finse minister was merkwaardig stil. Was hij door het verdwijnen van zijn medewerkster zijn zelfvertrouwen kwijt ? Het kon, dacht Packa, hij had het nog gezien. Jarvis diende af en toe zijn GSM-toestel, dat onbedaarlijk lag te trillen, af te zetten. Het was EJ, die blijkbaar brandde van nieuwsgierigheid en via kleine tekstberichtjes op de hoogte wilde blijven van de toestand aan de andere zijde van de deur. Op hetzelfde moment was hij, op aanwijzing van Packa, een consensustekst aan het schrijven, die Packa aan de vergadering zou voorleggen. De verklaring had de gekende vorm : in antwoord op, blablabla, met het oog op, blablabla, overwegende dat, blablabla, terwijl, blablabla, daarom vraagt men aan de lidstaten – en nu werd het belangrijk – “Tegen het eind van het daarop volgende jaar duidelijke stappen voorwaarts te zetten inzake effectieve en uitwisselbare veiligheidsoplossingen, gebaseerd op erkende standaarden waar mogelijk – die bij voorkeur open standaarden zijn – met het oog op de introductie van afdoende veiligheidsmaatregelen voor de netwerken”. Een gedrocht, vond Jarvis, maar Packa leek de wendingen en spitsvondigheden van de diplomatieke taal aardig onder de knie te hebben. De vergadering luisterde toch aandachtig en knikte op de meeste punten instemmend wanneer Packa zijn tekstvoorstel voorlas. Ook de Fransman en de Duitser. De Engelsman leek minder overtuigd. ‘a tough cookie’17, zoals ze zelf zeggen. Plots vroeg de Finse Minister het woord. * **
17
letterlijk : een hard koekje, in de betekenis van ‘een moeilijk persoon’
183
‘De zak’, schreeuwde de motorrijder vanachter de gesloten helm met reflecterend vizier, maar zonder de reactie van de politieman af te wachten, griste de kleine motorrijder het uit zijn handen. ‘De baby !’, antwoordde de politieman schreeuwend terug in een poging om terug greep te krijgen over de situatie. Hij maakte een beweging in de richting van de motor, maar werd gestopt door het blinkende pistool. De zijdeur van de kleine bestelwagen was echter al open en een man met een masker op van de Leuvense politicus Louis Tobback stak hem ruw een maxi cosy met daarin een goed ingegespte pakje in de handen. Het geheel duurde maar enkele seconden. In die tijd had de motorrijder de rugzak over geopend. De schuifdeur van de bestelwagen stond nog steeds open en de man met het masker hield hem onder schot. De motorrijder vloekte toen hij in de zak slechts één schijfje ontdekte. ‘Eerst de baby, dan het tweede schijfje’, zei de politieman moedig. Een beweging van het hoofd van de motorrijder was voldoende om de man met het masker uit te doen stappen en de politieman en het mandje met de baby ruw in de bestelwagen te sleuren. De deur sloot zich en de wagen vertrok met gierende banden. De motorrijder volgde de bestelwagen. De bestelwagen maakte zich klaar om over de middenberm van de Vorstlaan te rijden, om zo in sneltreinvaart de snelle uitvalsweg vanuit Brussel naar de autosnelweg te nemen. Door het ongeval en het gestuntel van de twee verkeersagenten was de uitvalsweg vanuit Brussel geblokkeerd en zouden ze vrij baan hebben. Dat was echter buiten de waard gerekend. Vanuit het hinterland kwam een groep van zes in het zwart geklede motorrijders aangereden, die in tegengestelde richting de Vorstlaan opreden en de plaats waar de bestelwagen wilde draaien blokkeerden. Drie van hen plaatsten zich met hun motoren voor de plaats om te draaien en hielden hun wapens in aanslag. De chauffeur van de wagen vloekte en gaf gas bij. ‘Wat gebeurt er ?’, riep Jozef tegen de commandant. ‘Alles is onder controle’, antwoordde deze gespannen, we leiden ze af van hun vluchtweg en zullen ze langs de vorstlaan tot stilstand brengen. ‘Maar, dat is in de richting van Hertoginnedal !’, schreeuwde Jozef. ‘Ja, en ?’, antwoordde de man, terwijl hij gespannen de radiocommunicatie volgde. Zijn adjunct gaf de motorrijders de nodige aanwijzingen. ‘Daar is een buitenlandse ministerraad aan de gang’, riep Jozef. ‘Shit, riep de politieman,waarom wist ik dat niet ?’. Jozef kon de man wel een klap geven. De wagen probeert nog steeds over de middenberm te rijden, maar wordt door onze motorrijders gedwongen op die rijbaan verder te rijden, meldde de adjunct als samenvatting op de radioberichten tussen de motorrijders. Jozef greep naar zijn GSM en belde Guy op. ‘Jaa’, antwoordde een slaperige Guy, die waarschijnlijk op de achterbank van de ministeriële wagen een uiltje lag te knappen. ‘Guy, Jozef hier. Er loopt iets mis met de overdracht van de baby, de ontvoerders komen langs de vorstlaan jullie richting uit’, zei Jozef. 184
Guy had maar een half woord nodig om klaarwakker te worden en hoewel hij niets wist van het gebeuren, had hij snel zicht op de situatie. ‘Ik kijk wat ik kan doen’, zei hij en hij slingerde zich in de bestuurdersstoel en startte de zware wagen. De bewakers aan de poorten openden snel de hekkens voor de aanstormende BMW. Guy zag in een flits de kleine bestelwagen achter een motorfiets zich beukend tegen de middenberm aan grote snelheid in zijn richting komen. In een instincitieve reactie joeg hij de zware wagen plankgas over de baan en plaatste die strategisch in het midden van de rijweg. Zelf dook hij in één beweging achter zijn stuur weg. De motorfiets slaagde er al slippend half in de middenberm in om langs de wagen te glippen, achtervolgd door twee gemotoriseerde agenten, maar de bestuurder van de bestelwagen ging op zijn rem staan en tekende gitzwarte strepen op het asfalt. Enkele van de vier achtervolgende agenten vuurden op de remmende wagen. Waarschijnlijk was één van de kogels raak, want plots trok de bestelwagen, nog steeds tegen aanzienlijke snelheid naar links, raakte de boordsteen van de middenberm en kantelde. De wagen schoof schokkend en trillend een tiental meter verder door het groen van de middenberm om tegen een stevige boom tot stilstand te komen. ‘Mijn God’, riep Jozef toen hij in de commandokamer het relaas van de geslipte bestelwagen vernam. ‘De baby en de agent, kijk vlug of ze ongedeerd zijn’; Behoedzaam naderden de agenten die van hun motoren waren afgestapt het wrak van de wagen. De bestuurder was er uit geslingerd en was op het andere rijvak terechtgekomen. Hij was zwaargewond maar leefde blijkbaar nog. In de gesloten bestelwagen was alles duister. * ** De Finse minister begon met het vertwijfelde voorstel om geen Europese, maar een standaard van een ander continent te nemen. Packa, die al langer in de gaten had dat de Fin – omwille van welke reden dan ook – met iets verveeld zat, greep onmiddellijk in. ‘Mijn beste collega’, zei hij, ‘neem mij niet kwalijk, maar Uw voorstel komt na de inhoudelijke discussie. Ik zal niet toestaan dat het bereikte akkoord, waarvoor we nog even op de tekst dienen te werken – terug ter discussie wordt gebracht. Ik denk dat ik Uw bekommernis begrijp, en ik weet dat sommige collega’s onder druk staan van verschillende belangen …’, en hij keek de Fin recht in de ogen. Die draaide zijn hoofd weg, maar de dwingende ogen van Packa deden hem snel terug opkijken. Hij had zijn kaart gespeeld. Meer kon hij niet doen. Op het laatste ogenblik had hij van zijn minister van economische zaken en van zijn premier de opdracht gekregen het akkoord te blokkeren ten voordele van een nieuwe buitenlandse standaard, waar Finnen aan meewerkten, maar het was te laat. Hij kon niet ongeschonden een bocht van 180 ° maken, maar hij kon ook niet zonder opmerking de vergadering op de dringende vraag attent maken. Packa had hem door.
185
‘… daarom stel ik voor, beste collega, dat we een formulering zoeken voor uw opmerking en deze bij de overwegingen voegen. Daar staat het op zijn plaats en kan U de buitenwacht bevestiging geven van Uw interventie.’ Goed, veel onderhandelingsruimte had de Fin niet. Het leek een fair voorstel en meer zou hij toch niet kunnen krijgen.. Met een kort knikje bezegelde hij de overeenkomst. ‘O.k.’, zei Packa, en hij keek opnieuw rond. Nog ongelukkigen ? De collega-ministers keken nieuwsgierig rond. Van buiten waren enkele geluiden tot in de vergaderzaal doorgedrongen. Sirenes in de verte, het drukke weg- en weergeloop net buiten de priorij en het geluid van een wagen die sterk accelereerde op de oprijlaan waardoor het grind in het rond spatte. Net toen Packa aan de lezing van de eindversie van de tekst wilde beginnen, werd de deur van de vergaderzaal ruw opengegooid en kwamen verschillende veiligheidsmensen binnengestormd, recht naar hun minister. ‘Buiten is er een veiligheidsprobleem’, riep de Belgische vertegenwoordiger. ‘Er is geen onmiddellijk gevaar, blijft U allen rustig’. In de ogen van de ministers stond echter schrik geschreven. * ** ‘Opgelet, de boel gaat ontploffen’, schreeuwde een van de agenten., die kleine vlammetjes zag lekken vanonder het verwrongen metaal. De agenten stopten om de wagen te benaderen. Ze konden niets zien van de andere inzittenden, de agent, de tweede ontvoerder of de baby. Plots bewoog de achterste deur van de bestelwagen. Een dof geklop weerklonk tegen het metaal en met een ruk vloog de deur open. Door een ongelofelijk toeval klom de agent moeilijk vanwege de vele verwondingen uit het wrak. Zijn voet sleepte een beetje en was doordrenkt met brandstof. Een agent kwam toegesneld om hem van het wrak weg te trekken en dekking te zoeken. De vlammen likten reeds aan het dak. Tussen het knetteren van de vlammetjes door klonk plots een luid geschrei. De man draaide zich om en wilde terug naar het wrak.. Hij spartelde met alle kracht die nog in zijn verwonde lichaam aanwezig was tegen de agenten die hem wegtrokken. ‘Het kindje’, schreeuwde hij hees, het is nog binnen. Een steekvlam schoot door het dak omhoog.
186
68 Vanuit het niets sprong een schim lenig tussen de brokstukken en de gemotoriseerde agenten in. De agenten, die hun gewonde collega in veiligheid brachten, probeerden de man nog tegen te houden. Tevergeefs. Hij rende naar het rokende wrak toe en dook in de openstaande kofferruimte. Uit de gescheurde benzinetank druppelde van langsom meer brandstof. Boven de plas vormde zich een dampwolk, een fata morgana, met een waterachtige schijn die de vuurhaard leek te willen bedekken. Vanuit de wagen steeg een dikke, vette rook op. Iedereen hield de adem in. Niemand durfde dichter te gaan. Na enkele seconden, meer kan het niet geweest zijn, kwam het hoofd van de man terug tevoorschijn, beroet en geschaafd, terwijl hij halsstarrig aan iets probeerde te trekken. Vrijwel onmiddellijk verdween zijn hoofd terug in de vrachtruimte. Daarop volgde een kleine knal. Iedereen drukte zich plat tegen de grond, wachtend op de grote knal die kon volgen. * ** E.J., die de veiligheidsmensen naar binnen gevolgd was en die in contact stond met Jozef, bracht Packa op de hoogte. De minister stond was ietwat uit zijn lood geslagen door de plotse interventie. Enkele seconden tevoren had hij nog een perfecte psychologische controle over de situatie, maar nu leek hij overgeleverd aan de genade van de elementen. Na hun eerste schrik kwamen de ministers vanachter hun tafels vandaan en gingen ze bij elkaar staan. Hoezeer hun veiligheidsmensen hen ook van het tegendeel probeerden te overtuigen – een groep ministers is moeilijker te beschermen dan één individu – negeerden ze de aanwijzingen van de veiligheidsverantwoordelijken. Het gaf hen de illusie controle te hebben over de situatie. De adviseurs, die in één van de ruimtes in de nabijheid van de vergaderzaal samen zaten, waren naar beneden en naar buiten gestormd, waar ze vanop afstand het gebeuren gadesloegen. ‘Jozef , wat gebeurt er ?’, vroeg EJ via de GSM aan haar vriend. ‘Ik weet het niet’, antwoordde Jozef, ‘maar het ziet er niet goed uit. De baby is nog in de wagen’. * ** Op de eerste knal volgde niet onmiddellijk een tweede. De man in het wrak probeerde nog steeds – de baby ? – los te maken uit het wrak. Het enige wat ze zagen was dat het rokende en gensterende voertuig bewoog, waaruit de afleidden dat de man iets probeerde los te rukken wat vastzat. Nog steeds steeg een angstig geschrei op uit het wrak. 187
Plots verscheen het hoofd van de man terug uit de vrachtruimte. Hij leek vermoeid en bevangen door de rook. Met een uiterste inspanning klom hij uit de ruimte met een pakketje in zijn armen. Het gehuil ging verder. Het pakketje bewoog. De agenten probeerden dichterbij te komen, maar hun overste maande hen voorzichtigheid aan. De vlammen, gevoed door de wind, wakkerden nog verder aan. De man geraakte uit het wrak en kroop op handen en voeten, met in één arm het bundeltje met het kindje van de rokende overblijfselen van de wagen vandaan. Hij hoestte erg, probeerde overeind te komen, maar struikelde. Met zijn andere arm beschermde hij de baby. Toen hij weer overeind kwam en probeerde op te staan, volgde een grote knal. De man viel voorover op de grond, terwijl hij zijn armen schermend voor zich hield, als om de baby te beschermen. Iedereen drukte zich plat tegen de grond. Brokstukken vlogen in het rond en uit de wagen sloegen de vlammen hoog op. * ** Ook op Hertoginnedal drukte iedereen zich verschrikt tegen de grond, toen het geluid hen bereikte. ‘Jozef, wat gebeurt er ? Weet je iets ?’, schreeuwde E.J. in haar GSM. Jozef antwoordde echter niet.
188
69 ‘Hij is een held’, zei E.J. toen ze dezelfde avond in de salons van het kasteel van Hertoginnedal de gebeurtenissen overliepen. ‘Hij was een held’, corrigeerde Packa cynisch, terwijl hij zich, sigaar en brandy in de hand, dichter bij het brandende haardvuur nestelde. De beheerder van het kasteel trok zich, nadat hij zich verzekerd had dat niemand iets te kort kwam, bescheiden terug. ‘Ik hoorde dat hij Aids had’, voegde Jozef toe. ‘Ja, de arme drommel’, beaamde E.J.. ‘Nu heeft hij niets meer, nu is hij dood’, zei Packa. ‘Gedood door een rondvliegend stuk staal’, zei Jozef, ‘in een poging om de baby te redden van de vrouw die hem de ziekte heeft bezorgd’. ‘Een mens zit vreemd in elkaar’, bevestigde Packa.. ‘De baby leeft, en zal niets aan dit alles overhouden’, zei E.J stil, ‘misschien is dit de les die we hieruit kunnen trekken’. ‘Het is een martelaar’, zei Jozef. ‘De martelaar van Hertoginnedal ?’, suggereerde een eveneens mijmerende Packa. Jozef staarde bezorgd naar de sterke brandy in zijn glas. Hij had gelijk gehad. De dreiging was niet over afgewend en de gebeurtenissen hadden een noodlottige afloop gekend. De politieman en de baby waren lichtgewond, wat gezien de omstandigheden een mirakel mag genoemd worden. Stilaan konden ze zich een beeld vormen van het gebeurde. Tijdens de crash waren de baby en de agent naar voor geslingerd tegen de wand van de bestuurderszetel en tegen de tweede ontvoerder. Die had de klap opgevangen en was in het wrak gebleven. De bestuurder was er uit geslingerd en was zwaargewond. Men had de man nog niet kunnen ondervragen. Ook het draagmandje van de baby had de schok opgevangen. Het mandje was echter klemgeraakt tussen de verwrongen wand van de wagen en het lichaam van de ontvoerder. De jonge man moet een bijna onmenselijke inspanning geleverd hebben om het mandje van onder de ontvoerder te halen. Wat drijft iemand om tegen beter weten in een brandende wagen in te gaan ? Jozef kon er niet op antwoorden. Niemand waarschijnlijk. ‘En, tevreden over het bereikte akkoord ?’, vroeg Jozef aan Packa ? Packa staarde in de dansende vlammen en walste het glas met zijn handen. ‘Ja’, antwoordde hij, ‘ik ben tevreden, maar ik had het liever op een andere manier bereikt. Na de ontploffing zijn mijn collega’s terug rond de tafel gaan zitten en niemand had nog veel zin om te palaberen. Er is nog nooit zo snel een definitieve tekst tot stand gekomen, geloof ik’. ‘Vanavond waren de collega’s blijkbaar meer in vorm’, zei E.J., ‘maar daar hebben dit ongelofelijke decor en het uitgelezen diner waarschijnlijk meer aan gedaan’. Packa begon zowaar te glimlachen. ‘Ja’, zei hij, ‘een mens moet zijn wereld kennen’. ‘Verdorie, Jozef, waarom heb je mij niet vroeger op de hoogte gebracht van wat er zich buiten afspeelde ?’, zei Packa plots. ‘Iemand heeft mij ooit gezegd dat je niet alles dient te zeggen aan je bazen of je medewerkers. Elk zijn geheimpje, zijn kleine waarheid. Ik vond niet dat je het diende te weten. Niemand kon ook vermoeden dat alles in Hertoginnedal zou eindigen’, antwoordde Jozef. ‘Hmm’, antwoordde Packa, ‘ontwaar ik daar een spoor van kritiek ?’. ‘Hij die het schoentje past…’, begon Jozef. 189
‘Verdomme, Jozef, ben je nog altijd boos over mijn stunt met Delfosse’, zei Packa. ‘Nee, maar nog altijd een beetje geschokt in mijn vertrouwen’, speelde Jozef de bal terug, goed wetende dat het al lang vergeten was. Packa wist dat hij Jozef kon vertrouwen en het vertrouwen was wederzijds. Dat betekent dat ze elkaar alles konden vertellen. De onverbloemde kritiek van Jozef had Packa al enkele keren met beide voeten terug op de grond gezet. ‘Wat doen we nog ?’, vroeg E.J. ‘Naar huis zeker ?’, antwoordde Jozef. ‘Waar is de kleine Jarvis ?”, vroeg Packa. ‘Reeds vertrokken, ik heb een chauffeur hem naar huis laten brengen. Hij heeft het ook verdiend’, zei Jozef. ‘Is je wagen niet te veel beschadigd ?’, vroeg E.J. aan Packa. ‘Nee, nee’, zei Packa. ‘Guy heeft de wagen dwars gezet over de Vorstlaan, maar de wagen heeft hem nooit geraakt. Na de crash van de andere wagen heeft hij hem snel teruggereden.’. ‘Je bent dus enkel wat rubber kwijt’, zuchtte Jozef. Ja, dat klopt’, antwoordde Packa. ‘maar dat is slechts een kleine prijs voor wat gebeurd is’.. Niemand antwoordde.
190
70 De wind die de laatste dagen over het land was geraasd, was uiteindelijk toch gaan liggen. Her en der lagen nog getuigen van de wervelwind : afgebroken takken van bomen, bladeren. De natuur leek haar wonden te likken en zich te willen herstellen van de voorbije beproeving. Inde bossen aan de Brusselse rand herleefde de natuur. Een aantal dieren, die blijkbaar voor het natuurgeweld waren weggekropen, staken hun kopje terug op en gingen ijverig, en waarschijnlijk met een hongerige maag op zoek naar voedsel. Op het domein van Hertoginnedal was alles stil en rustig. Hoewel het kasteel en de priorij ook gebruikt werden voor andere gelegenheden dan enkel politieke topontmoetingen, was alles er stil en rustig. In enkele kamers brandde licht, waarschijnlijk was de beheerder er aan het rondwandelen, of de conciërge. Op het domein bewoog bijna niets. Ook op de Vorstlaan was er weinig verkeer. Een schril contrast met de spitsuren, waarbij kilometerslange files het automobilisten bijna onmogelijk maakten om de stad te verlaten. Af en toe zoemde een wagen voorbij. Een eenzame motorrijder reed langzaam voorbij het domein, draaide over de middenberm en stopte op een plaats die gemarkeerd werd door grimmige zwarte rubberen strepen op het wegdek. Het waren onderbroken strepen, alsof een elektronisch brein de wielen van een wagen wanhopig onder de slipgrens probeerden te houden, maar waarbij de huidige stand van de technologie hiertoe niet in staat bleek. Zelfs niet door de band verschillende malen per seconde op doorslippen te controleren. De motorrijder stopte aan de kant. Niemand lette er op. Even leek hij te twijfelen, maar na even rondkijken en zien dat er niemand in de buurt was, besloot de motorrijder zijn helm af te zetten. Van onder de crosshelm met reflecterend vizier kwamen een aantal lange lokken prachtig zwart haar tevoorschijn. Een jong gezicht met harde trekken werd zichtbaar. De jonge vrouw trilde. Niet van de koude, maar van de emotie. Een hand ging voorzichtig onder het lederen pak en haalden een verkreukelde bloem tevoorschijn. Een witte roos. Zonder af te stappen legde ze de roos in de berm, terwijl ze zich dure eden zwoer. Daarna zette ze snel haar helm terug op, trok aan de gashendel om de motor te laten spinnen en stak deze balancerend met de ontkoppelingshendel in gedurfd tegen een hoog aantal toeren in eerste versnelling. De motor sputterde slechts met enkele mechanische knikjes tegen en klom eens de raderen in elkaar schoven snel hoog in de toeren. De motorrijder schakelde behendig naar boven, zo snel accelererend dat de voorband het wegdek nauwelijks raakte. Ze keek niet meer achterom. De witte roos glinsterde in het zwakke avondlicht. Ergens tussen Bilbao en Brussel, 23 februari 2002
191
Epiloog ‘Dus je doet het ?’, vroeg Packa enthousiast aan de jonge vrouw, die met een steunkraag om de hals wat onwennig in het salon van een Brugs restaurant zat. Angelina Michiels knikte voorzichtig, voor zover het steunverband het toeliet, maar haar ogen straalden. ‘Daar moeten we op klinken’, stelde E.J. voor en ze liet de kelner weten dat de vooraf bestelde fles champagne kon aanrukken. Jozef zat rustig achterovergezakt in een diepe salonzetel en zag dat het goed was. E.J. deelde handig de gevulde glazen rond en Packa ging voor de gelegenheid staan. ‘Vooreerst zou ik willen klinken’, zei Packa, ‘op het nieuwe lid van ons kabinet. Juffrouw Michiels, werken op een kabinet betekent lange dagen, weinig betaald, geen erkenning, noch van de baas, noch van buiten uit en bovenal veel problemen en frustraties. Toch ben ik blij dat iemand met durf en met duidelijke kwaliteiten, kiest om vanuit een kabinet, tot nader order de beleidsvoorbereidende cel voor een minister, de gemeenschap te dienen en hiervoor een paar jaar van haar jonge leven wil opofferen. Dank hiervoor en welkom’. ‘Je klinkt als een slechte verkoper’, wierp E.J. op, die niet wilde dat Packa zou wegzinken in een politieke speech, die veel te lang zou aanslepen. Maar Packa was het niet van plan. Hij boog zich voorover naar Angelina en kuste haar zacht – om de gehavende spieren niet meer te belasten – op de wang. ‘Gezondheid, zou ik zeggen’, ging hij verder, op ons, op ons werk, op onze inzet. Zonder jullie zou ik niet zijn wie ik nu ben’. ‘Daar drinken we op’, zei Jozef en hij boog zich naar voor om de het nieuwe kabinetslid eveneens te feliciteren. ‘Ten tweede’, begon Packa, waarop E.J. er tussen gooide dat er hopelijk maar twee punten waren, ‘wil ik toasten op het politieke akkoord dat vandaag in de formele raad van de Ministers van Telecommunicatie werd bekrachtigd.’ Jullie allemaal’, ging hij verder, ‘lagen hiervan aan de basis, waarvoor dank’. ‘Prosit en tot nog eens’, grapte Jozef, wat hem een scheve blik van Packa opleverde. ‘Jullie zijn niet eens in staat om jullie te gedragen’, zuchtte Packa, die de hints wel had begrepen. ‘Enfin, hier laat ik het bij’. ‘Waarom doen jullie dit toch ? Waarom blijven jullie zo gemotiveerd, tegen beter weten in, ondanks tegenslagen en tegenkanting in, zo gemotiveerd jullie werk doen’, zei Angelina bewonderend. ‘Omdat, mijn beste Angelina’, zei Packa, ‘We geen andere plicht hebben dan voor onze dromen te vechten. Ik wil ook niemand anders aan mijn zijde die niet bereid is dit te doen’, besloot hij. Iedereen zweeg wijselijk, maar je kon er een eed op doen dat iedereen glimlachte.
192