Signalerings- en Adviespunt Radicalisering Aanvullend advies bij het advies Preventie radicalisering begint bij inclusief jeugdbeleid
Inhoud Adviesvraag en conclusie ........................................................................................................................................ 3 Inleiding ................................................................................................................................................................... 5 1.
Het aansluiten bij de bestaande zorgstructuur is een insluitende benadering................................................ 7
2.
Een casusoverleg SAR leidt tot een onbeheersbare structuur....................................................................... 9
3.
Een casusoverleg SAR past niet bij een strategie van insluitende benadering............................................ 10
4.
De middelen voor het “platform kennis en trends” moeten ingezet worden voor kennisontsluiting,
afgestemd op de vragen van de doelgroep. .......................................................................................................... 11
2
Adviesvraag en conclusie Met dit advies voldoet Saluti aan het verzoek van het college om te adviseren over het “Plan van Aanpak Gemeentelijk Signalerings- en Adviespunt radicalisering (SAR)”. 1 Dit advies moet gezien worden als aanvullend op de eerdere adviezen van Saluti over preventie radicalisering .
Saluti stelt zich in dit advies de volgende vragen: •
Is het opzetten van een SAR de beste manier om aan de door de gemeente zelf geformuleerde belangen (samenleving enerzijds en individu anderzijds) tegemoet te komen?
•
Is het opzetten van een SAR de beste manier om invulling te geven aan de mogelijkheden die het Rijksbeleid biedt?
Daarbij komen de volgende punten aan de orde:
1.
Het aansluiten bij de bestaande zorgstructuur is een insluitende benadering.
2.
Een casusoverleg SAR leidt tot een onbeheersbare structuur.
3.
Een casusoverleg SAR past niet bij een strategie van insluitende benadering.
4.
De middelen voor het “platform kennis en trends” moeten ingezet worden voor kennisontsluiting, afgestemd op de vragen van de doelgroep.
Conclusies •
Is het opzetten van een SAR de beste manier om aan de door de gemeente zelf geformuleerde belangen (samenleving enerzijds en individu anderzijds) tegemoet te komen?
Saluti is van mening dat het meer in het belang van het individu is om voor de signalering en behandeling van radicalisering aan te sluiten bij de bestaande zorgstructuren. Saluti ontraadt de gemeente daarom ten sterkste een casusoverleg SAR in te stellen. Signalen die een indicatie zijn voor de veiligheid van de samenleving moeten via de bestaande (zorg)structuren) bij politie en/of AIVD terechtkomen. Een apart casusoverleg SAR is hiervoor niet nodig en staat daarnaast door zijn ongewenste stigmatisering een insluitende benadering van preventie radicalisering in de weg. •
Is het opzetten van een SAR de beste manier om invulling te geven aan de mogelijkheden die het Rijksbeleid biedt?
Saluti is van mening dat een casusoverleg SAR geen insluitende strategie is en daarom niet past bij de doelstellingen van het Rijksbeleid. Saluti is positief over het onderdeel 'platform kennis en trends'. Dat past wel bij het Rijksbeleid en ook bij de doelen van de gemeente zelf. Daarbij beveelt Saluti de gemeente aan om vooral
1
⇒
Utrecht is van ons allemaal. Kort advies van Saluti over de nota Aanpak Radicalisering en Terrorisme (juni 2006)
⇒
Preventie radicalisering begint bij inclusief jeugdbeleid (oktober 2007)
3
aan te sluiten bij bestaande kennisnetwerken en met het platform name in te zetten op het ontsluiten van kennis en het ondersteunen van de lokale vraag.
4
Inleiding
Rijksbeleid
In het Actieplan polarisatie en radicalisering 2007-2011 legt het Rijk het primaat voor de aanpak van polarisatie en radicalisering bij de lokale overheid. Hoofddoelstellingen van het Rijksbeleid zijn: •
Voorkomen van polarisatie en radicalisering door het insluiten van mensen die dreigen af te glijden of zich af te keren van de Nederlandse samenleving en de democratische rechtsorde.
•
Vroegtijdig signaleren van processen van radicalisering en ontwikkelen van een adequate aanpak.
•
Uitsluiten van mensen die duidelijk grenzen hebben overschreden en hun invloed op anderen beperken (repressie).
De manier waarop gemeenten hun taak kunnen invullen is open.
Invulling gemeente Utrecht
De eerste stap waarmee de gemeente Utrecht invulling wil geven aan het Rijksbeleid is de oprichting van een Signalerings- en Adviespunt Radicalisering (SAR). Het doel van het SAR wordt door de gemeente geformuleerd als: "op een systematische manier alert zijn op signalen van polarisatie en radicalisering in de stad, om hierop – als het nodig is – tijdig, weldoordacht en proportioneel te kunnen reageren en bijsturen". De gemeente onderscheidt daarbij twee belangen: •
het belang van veiligheid van de samenleving, waarbij de vraag belangrijk is hoe de risico's van polarisatie en radicalisering voor de samenleving zoveel mogelijk beperkt kunnen worden;
•
het belang van het individu dat zich in de ban van een radicale denkwijze isoleert van de samenleving en daarmee zijn eigen toekomstmogelijkheden in de weg staat.
Saluti stelt zich in dit advies de volgende vragen: •
Is het opzetten van een SAR de beste manier om aan de door de gemeente zelf geformuleerde belangen (samenleving enerzijds en individu anderzijds) tegemoet te komen?
•
Is het opzetten van een SAR de beste manier om invulling te geven aan de mogelijkheden die het Rijksbeleid biedt?
5
6
1. Het aansluiten bij de bestaande zorgstructuur is een insluitende benadering.
Saluti is van mening dat signalen over jongeren het beste kunnen worden opgevangen in de bestaande zorgstructuren. Ernstig zorgwekkende signalen voor de veiligheid van de samenleving kunnen vanuit die structuur naar politie of AIVD doorgeleid worden.
Onderzoeker Jean Tillie van het IMES (Instituut voor Migratie en Etnische Studies) maakte in een inleiding tijdens het laatste debat van Saluti (31 oktober, aanbieding van het advies "Preventie radicalisering begint bij inclusief jeugdbeleid") het onderscheid duidelijk tussen radicale opvattingen en extremistische opvattingen. Cruciaal in dit onderscheid is de opvatting dat volgens extremisten geweld gelegitimeerd is voor het bereiken van je idealen. Voor radicale ideeën is naar zijn mening plaats in de democratie, al was het maar omdat 'meedoen aan de democratie besmettelijk is'. Voor extremistische opvattingen is geen plaats. Saluti heeft getoetst of in het Plan van Aanpak SAR dit onderscheid voldoende duidelijk gehanteerd is bij het nemen van maatregelen die radicalisering moeten voorkomen. Extremistische opvattingen kunnen bedreigend voor de samenleving zijn (belang 1 door de gemeente genoemd: veiligheid van de samenleving); radicale opvattingen zijn in eerste instantie bedreigend voor de ontwikkeling van een individu (belang 2: ontwikkeling van het individu) en mogelijk in de toekomst ook voor de samenleving.
Met het opzetten van een SAR wordt een nieuwe maatschappelijke structuur gebouwd rondom het verschijnsel radicalisering. Signalen van extremisme en van radicalisme worden daarbij op dezelfde wijze benaderd. Uiteraard is Saluti het eens met wethouder Van Eijk (Salutidebat 31 oktober) die aangeeft dat extremisme, hoe kleinschalig ook, vanwege de enorme impact die acties kunnen hebben zeker serieus genomen moet worden. Maar het extremisme lijkt (gelukkig) in Utrecht dermate kleinschalig aanwezig dat het zeker niet nodig is hele groepen jongeren vanuit die context te benaderen.
De aandacht wordt met het SAR echter wel gericht op deze brede groep jongeren en er wordt onvoldoende duidelijk onderscheid gemaakt tussen radicale, extreme (of criminele) signalen. Het zal daarnaast moeilijk zijn om te oordelen over alle gevallen tussen 'licht' en 'zwaar', en om in gelijke gevallen gelijk te oordelen, omdat het ene 'gelijke' geval niet tot hetzelfde proces van radicalisering zal leiden. Ook daarom is de doelgroep van het SAR veel te breed.
Saluti verwacht dat het SAR zich met deze aanpak zal ontwikkelen tot een bureaucratische structuur waar veel jongeren in terecht zullen komen die er niet in thuishoren. Waar dit toe kan leiden wordt duidelijk aan de hand van de volgende gedachteoefening.
Er kunnen "zware" signalen zijn, in de richting van extremisme, over islamitische jongeren die zich terugtrekken van familie, school en vrienden, die haatdragende literatuur en ideeën verspreiden, betrokken zijn bij zeer intolerante groepen, en allerlei extremistische sites bezoeken, of over extreem rechtse jongeren die langdurig in neonazikringen verkeren, betrokken zijn bij gewelddadige incidenten, haatdragende literatuur verspreiden en extremistische sites bezoeken.
7
Signalen over deze personen worden door professionals en anderen die zich hiertoe verantwoordelijk voelen terecht doorverwezen naar politie en AIVD. Het gaat hier om veiligheid. Daarvoor zijn in Utrecht reeds uitstekende structuren bij politie en AIVD, zoals bijvoorbeeld het driehoeksoverleg en mogelijk het veiligheidshuis.
Er kunnen "lichte" signalen zijn over personen die Lonsdale kleding dragen, hun baard laten staan, radicale opvattingen verkondigen, de democratie ter discussie stellen, een vrouw geen hand willen geven, Nederland voor de Nederlanders willen behouden. Signalen die weliswaar verontrustend kunnen zijn, vooral in combinatie, en die wellicht zouden kunnen wijzen op radicale opvattingen, maar waarbij hoogstwaarschijnlijk zal worden geoordeeld dat deze personen geen gevaar voor de veiligheid opleveren. Het gaat hier om preventie radicalisering.
Saluti vraagt zich af of het nodig is om voor dergelijke ongelijksoortige signalen een aparte structuur in te richten? Volgens Saluti kan de gemeente vertrouwen op de steeds beter ingezette samenwerking tussen de verschillende actoren in de huidige zorgstructuur rondom jeugd en jongerenbeleid.
De betrokkenen waarvan dossiers zijn gevormd (en eventueel ook weer vernietigd), verliezen mogelijk nog verder het vertrouwen in de maatschappij. Het is dus de vraag of dossiervorming en signalering op deze wijze een bijdrage aan preventie radicalisering is. Daarnaast blijven de melders zitten met problemen als onbespreekbare onderwerpen in de les, hoe om te gaan met leerlingen die onsympathieke, radicale of verboden ideeën ventileren, wat te doen met ongewenst surfgedrag op scholen of in buurthuizen. Het is beter om de direct betrokkenen vaardigheden te bieden om wel de discussie in de klas aan te kunnen gaan in plaats van dat zij mogelijk radicaliserende jeugd het zwijgen opleggen. Elke discussie kan immers een waardevolle bijdrage zijn aan onze democratie en leert ook jongeren dat hun mening er toe doet.
Saluti ondersteunt de aanpak van het SAR dat mensen met vragen en zorgen over radicaliserende jongeren terecht moeten kunnen bij ondersteunende instanties. Saluti adviseerde eerder al om ook voor de opvang en bespreking van signalen van radicalisering aan te sluiten bij de bestaande zorgstructuren (Jeugd Advies Teams en Ouder Kind Centra; aanbeveling 3C, oktober 2007). Het gaat immers om de ontwikkeling van jongeren. Ook adviseerde Saluti (oktober 2007, aanbeveling 3C) om jongeren die in beeld komen juist niet te isoleren maar een netwerk om hen heen in gang te zetten. Daarbij doelt Saluti nadrukkelijk op een netwerk dat past bij zorgstructuren en preventie radicalisering, niet een netwerk dat past bij het onderwerp veiligheid.
De ontwikkelingen rondom het Amsterdams Onderwijsadviespunt Radicalisering zijn verhelderend. Dit adviespunt is onlangs opgeheven omdat er nauwelijks meldingen binnenkwamen. Uit een evaluatie van de gemeente Amsterdam blijkt dat radicalisering volgens scholen niet het grootste probleem is, maar eerder de verhoudingen 2 tussen bevolkingsgroepen; agressie en de algemene veiligheidssituatie . Op dit laatste vlak doen zich helaas
jaarlijks meerdere incidenten voor.
2
Eindevaluatie Amsterdams Onderwijsadviespunt Radicalisering, agendapunt 27 sept. 2007, Raadscommissie voor Algemene Zaken, Openbare Orde en Veiligheid, Amsterdam. Document opvraagbaar bij Saluti.
8
2.
Een casusoverleg SAR leidt tot een onbeheersbare structuur.
Saluti ziet veel bezwaren van morele, praktische en juridische aard rondom het casusoverleg. •
Saluti is principieel van mening dat als een persoon niet crimineel is en geen concrete bedreiging voor de samenleving vormt, er geen dossiervorming over deze persoon zou mogen plaatsvinden, vooral niet op basis van signalen van individuele melders. Het principe hoor/wederhoor ontbreekt ten enenmale; eenieder kan als melder optreden en de betrokkene weet niet dat van hem of haar een dossier wordt aangelegd. Het SAR hoeft die persoon niet te laten weten dat er van hem of haar een dossier bestaat; er is alleen een passieve meldplicht, op verzoek van de betrokkene.
•
Er is geen inzage in de inhoud van het dossier; de betrokkene weet niet wat voor dingen er over hem of haar bekend zijn of besproken worden. Elke vorm van dialoog ontbreekt, een dossier is onmiddellijk een stempel van afkeuring.
•
Saluti is van mening dat er onder potentiële melders vooralsnog onvoldoende expertise bestaat om signalen van radicalisering op hun waarde te kunnen schatten of in de juiste context te kunnen plaatsen. Onder autochtonen / niet-moslims, ook onder professionals als docenten, buurtwerkers en maatschappelijk werkers is de kennis van de islam bijvoorbeeld dermate beperkt dat Saluti ook bij de inschattingscapaciteit van deze professionals een vraagteken stelt. In het recente advies (oktober 2007) geeft Saluti ook aan dat bijvoorbeeld bij de politie verschillen in achtergrond leiden tot een verschillende inschatting van veiligheidsrisico's (en dat het daarom van groot belang is dat de politie in een wijk divers is samengesteld; aanbeveling 3D).
•
Hetzelfde bezwaar geldt voor de mogelijke leden van het casusoverleg; de deskundigheid waarover deze leden moeten beschikken wordt niet toegelicht – dat wekt weinig vertrouwen.
•
Het lijkt Saluti moeilijk te voorkomen dat burgers op basis van gebrekkige kennis gecombineerd met bijvoorbeeld onterechte angst, andere burgers zullen melden. Als iemand graag orthodox joodse, islamitische of Lonsdale kleding draagt en bijvoorbeeld voor zijn studie bepaalde websites bezoekt, kan dat al aanleiding zijn om gemeld te worden. Ook als de melding met de meest oprechte intenties gebeurt kan de dossiervorming en het gevoel van beschuldigd te worden (en dit wordt bijna altijd toch bekend) leiden tot grote persoonlijke schade.
•
Saluti heeft sterke twijfels bij de haalbaarheid en wenselijkheid van de werkwijze van het casusoverleg en bij de veiligheid van het privacyreglement. Op de eerste plaats ontbreekt in de organisatie van de werkwijze het 'vier ogen principe', dat interne controle organiseert en machts - of gegevensmisbruik voorkomt. Essentiële voorwaarden als een veiligheidsplan (hoe worden gegevens veilig bewaard: praktijk en details) of ICT beveiligingsplan (hoe zorg je dat niemand computergegevens kan kraken / bewerken) ontbreken. Dat is des te zorgelijker omdat het SAR vooruitlopend op de goedkeuring van college/raad alvast aan de slag is gegaan.
•
Een financiële paragraaf ontbreekt bij het plan van aanpak. Saluti verwacht dat de kosten de baten absoluut zullen overstijgen en pleit voor een zinvollere inzet van middelen.
9
3. Een casusoverleg SAR past niet bij een strategie van insluitende benadering. Op 18 oktober jongstleden vond een conferentie plaats van het SMN, het IOT en het SIO met als titel: Tegengaan radicalisering door versterking identiteit. Deze conferentie vormde de afsluiting van een gelijknamig project dat tot doel had: het vergroten van weerbaarheid onder jongeren uit etnische minderheden tegen radicalisering en het versterken van hun binding aan de Nederlandse samenleving. Qua onderwerp sloot de conferentie aan bij een belangrijke aanbeveling van Saluti uit het recente advies: "waardeer en ondersteun de kracht van meerdere deelidentiteiten" (aanbeveling 2, oktober 2007). Er werden diverse methodieken voor empowerment van jongeren gepresenteerd. Namens minister Vogelaar was directeur-generaal WWI (Wijken, Wonen en Integratie) Leon van Halder aanwezig. Ook hij benadrukte in zijn betoog het grote belang van een insluitende benadering van jongeren om radicalisering te voorkomen. Ook het Rijks- Actieplan polarisatie en radicalisering 2007 – 2011 benoemt nadrukkelijk het belang van de insluitende benadering.
Het labelen van jongeren als potentieel radicaliserend en het aanleggen van een dossier over mensen werkt volgens Saluti vrijwel zeker contraproductief: de wetenschap dat er over jou een dossier wordt aangelegd omdat je als risicovol, bedreigend of potentieel gevaarlijk wordt beschouwd, zal mensen eerder verder doen radicaliseren dan hun radicalisering tegengaan. 3 In het Plan van Aanpak SAR vindt Saluti opnieuw te weinig aandacht voor rechts radicalisme en te veel nadruk
op 'islamitisch radicalisme'. Ook in dit opzicht draagt het plan niet bij aan het insluiten van groepen, maar eerder aan het stigmatiseren van bepaalde groepen en het bevorderen van negatieve beeldvorming. Saluti gaf al in beide eerdere adviezen aan dat de gemeente álle vormen van radicalisering serieus moet nemen.
In overweging nemend dat het SAR zal leiden tot een onbeheersbare structuur, die niet past in een strategie gericht op insluiting, ontraadt Saluti de gemeente ten sterkste om het Sar – casusoverleg als nieuwe structuur in te stellen.
3
Zie hiervoor ook het advies van oktober, bladzijde 6, aanbeveling 3A en 3B en bladzijde 26 – 29.
10
4. De middelen voor het “platform kennis en trends” moeten ingezet worden voor kennisontsluiting, afgestemd op de vragen van de doelgroep.
Ouders, jongeren en professionals zijn op zoek naar kennis, informatie en ondersteuning bij het 4 ontwikkelen van de vaardigheid om om te gaan met radicaliserende kinderen of vrienden . Het
voorgestelde “Platform kennis en trends” kan hierbij een rol spelen.
Saluti adviseert de gemeente om met het “Platform Kennis en Trends” (de tweede peiler van het SAR) aan te sluiten bij bestaande kennisnetwerken en dit met name in te zetten om bestaande kennis te ontsluiten. Daarbij is het van groot belang om de bestaande zorgstructuren te versterken en te ondersteunen om ook het onderwerp radicalisering mee te nemen.
Zowel uit de gesprekken die Saluti in de stad voerde met jongeren en met professionals die met jongeren werken, als uit de evaluatie van het Amsterdams Onderwijsadviespunt Radicalisering blijkt dat radicalisering door alle betrokkenen niet als het grootste probleem wordt ervaren. Wel blijkt er een grote behoefte aan kennis en informatie te bestaan: •
onder moslimjongeren en hun ouders bijvoorbeeld over (stromingen in) de islam;
•
onder docenten en leerkrachten bijvoorbeeld over hoe om te gaan met onbespreekbare onderwerpen, homovijandigheid, discriminatie en xenofobie;
•
onder politie, buurtwerkers en opbouwwerkers bijvoorbeeld over hoe om te gaan met interetnische spanningen in de wijk.
Als professionals zoals docenten of buurtwerkers zich zorgen maken over bepaalde individuele jongeren, moeten zij gemakkelijk terecht kunnen bij de bestaande structuren, bijvoorbeeld via schoolartsen, Jeugd Advies Teams of Ouder Kind Centra. Ook bezorgde ouders of andere familieleden moeten hier laagdrempelig terecht kunnen. Deze structuren beschikken idealiter over de mogelijkheden om effectieve hulpverlening rondom een jongere in gang te zetten en bieden daarnaast kennis en informatie in het omgaan met dergelijke jongeren (of kunnen tenminste effectief en snel doorverwijzen).
Saluti vindt het hierbij raadzaam het wiel niet opnieuw uit te vinden. In Utrecht bestaan diverse instellingen die kennis verzamelen over maatschappelijke ontwikkelingen en problemen. Gerelateerd aan het onderwerp diversiteit en de multiculturele samenleving doen Forum, Alleato en de LOM samenwerkingsverbanden regelmatig onderzoek naar 'wat werkt' als het gaat om veiligheid, preventie radicalisering, het tegengaan van discriminatie, het voorkomen van interetnische spanningen in de stad en de onderwijsproblematiek. Uiteraard zijn niet alle problemen onderzocht (laat staan opgelost), maar wat er wel is aan kennis is weinig ontsloten – de professional aan de basis, jongeren, hun ouders, merken er heel weinig van.
In het Rijks Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007 – 2011 wordt de oprichting van een landelijke kennisbank aangekondigd die door de VNG en de landelijke overheid samen beheerd zal worden. Deze
4
Oktober 2007, aanbevelingen 3D, 3E, 6 en 7.
11
kennisbank kan door gemeenten ook geraadpleegd worden voor advies op maat en fungeert als een expertisecentrum. Ook op deze manier zal snel kennis vergroot worden. Ook deze kennis moet echter vooral op de goede plek terechtkomen.
Daar ligt naar de mening van Saluti de belangrijkste taak voor de gemeente en voor het platform kennis en trends: •
het verzamelen en ontsluiten van bestaande kennis
•
het in kaart brengen van de lokale vraag
•
het ondersteunen van projecten, scholing en training waar vanuit de praktijk behoefte aan is.
12
Colofon
Uitgave Saluti Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie Postbus 2158 3500 GD Utrecht
Internet www.utrecht.nl/saluti
[email protected]
Ambtelijk secretariaat Mieke van Gool (ambtelijk secretaris) (030) 286 5951
[email protected]
Bestellen advies Judith Zuidgeest (projectondersteuner) (030) 286 8217
[email protected]
Drukwerk DMO ReproService
Bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Saluti, Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie
november 2007
De huisstijl van Saluti is ontworpen door: De Hollandse Meesters www.hollandsemeesters.nl