Gemeente Den Haag
de gemeenteraad
rm-2014.214 –BSD/2014.896 RIS 278115 070 - 353 2080
2 12 november 2014 Hoofdlijnenbrief preventie polarisatie, radicalisering en jihadisme 2015-2019 1. Inleiding In deze brief wordt op hoofdlijnen aangegeven hoe het college de komende vier jaar invulling wil geven aan de Haagse aanpak op het gebied van de preventie van polarisatie, radicalisering en jihadisme (voor definities zie bijlage 1). De afgelopen maanden is de problematiek rondom het jihadisme voortdurend in het nieuws geweest. Ook aan een internationale stad als Den Haag gaat deze ontwikkeling niet voorbij. Haagse jongeren zijn gaan deelnemen aan de gewapende strijd in Syrië. De jihad oefent nog steeds aantrekkingskracht uit. Er zijn ook al mensen teruggekomen uit Syrië. Het is nog niet duidelijk hoe zij hun ervaringen gaan verwerken. Mede tegen deze achtergrond heeft de NCTV het dreigingsniveau in Nederland verhoogd naar substantieel, het een na hoogste van de vier dreigingsniveaus. Deze dreiging houdt vooralsnog aan. De Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland maken aannemelijk dat de groep die bereid is in Nederland geweld te gebruiken groeit. Dat heeft zowel het rijk als onze gemeente aanleiding gegeven het beleid te intensiveren. De intensivering van het rijksbeleid is beschreven in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (augustus 2014). De gemeentelijke inzet wordt in deze hoofdlijnenbrief geschetst. Belangrijke opmerking vooraf is dat we goed in het oog moeten houden wat de impact van onze aanpak is op het functioneren van onze samenleving. We hebben te maken met een ernstig probleem. Maar ook over een probleem dat zich vooralsnog beperkt tot een kleine groep mensen. In bijlage 2 presenteren wij de actuele cijfers die een stabiel beeld opleveren. Een geradicaliseerde enkeling kan enorme schade toebrengen. Dat beseft dit college terdege en we zetten alles op alles om dat te voorkomen. De stad loopt echter nog meer schade op als bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgezet en iedereen in de ander een bedreiging gaat zien.
BSD/2014.896
Als we toelaten dat onze samenleving zich laat leiden door wantrouwen, angst en haat hebben we verloren wat we juist willen beschermen: een samenleving met vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en wederzijds respect. Zowel het rijk als onze gemeente zien de aanpak van radicalisering en jihadisme niet als een exclusief veiligheidsprobleem. Het antwoord op radicalisering en jihadisme kan niet alleen bestaan uit repressie. De gemeentelijke taak in de Nederlandse aanpak bestaat vooral uit preventie en een persoonsgerichte aanpak van teruggekeerde en tegengehouden jihadisten. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen algemene preventie (het voorkomen van uitsluiting en wegnemen van de achterliggende oorzaken van radicalisering) en specifieke preventie (maatwerk gericht op aanwijsbare personen en risicogroepen). De algemene preventie ligt in eerste instantie op de weg van het integratiebeleid. De lange termijn-oplossingen om radicalisering en jihadisme te voorkomen zullen moeten komen van onderwijs, werkloosheidsbestrijding, participatie en emancipatie. Het is van groot belang dat hierbij de juiste toon wordt aangeslagen. Dat betekent erkenning dat het leeuwendeel van de moslims niet onze tegenstander maar juist onze bondgenoot is bij de aanpak van radicalisering en jihadisme en dat moslims - ook als ze orthodox zijn - volwaardige burgers van onze stad zijn. Het college brengt binnenkort een hoofdlijnenbrief over integratie uit, waarin deze algemene preventie nader wordt uitgewerkt. De specifieke preventie en de persoonsgerichte aanpak zijn het aandachtsgebied van het veiligheidsbeleid en komen in deze hoofdlijnenbrief aan de orde. Recent heeft de CU/SGP de discussienota “Voorwaarden voor Vrede” uitgebracht, met 10 voorstellen tegen radicalisering en 33 vragen aan het college. Een groot aantal raads- en statenfracties van het CDA heeft het pamflet “Vrijheid is een verantwoordelijkheid” gepubliceerd. Veel van de gedachten in die twee stukken spreken het college aan. Dat is in deze hoofdlijnenbrief terug te vinden. Het college reageert binnenkort afzonderlijk op de vragen van CU/SGP. 2. Prioriteiten voor de komende jaren Den Haag voert al meerdere jaren samen met het rijk een actief beleid tegen polarisatie en radicalisering. Preventie van polarisatie en radicalisering vormen een onderdeel van het gemeentelijk veiligheidsbeleid met als primair doel het beperken van risico’s voor de samenleving. Het preventiebeleid krijgt vorm in het gemeentelijk Informatiepunt Preventie Polarisatie en Radicalisering (IPPR) van de gemeente, dat onderdeel uitmaakt van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid. De prioriteiten worden voor een belangrijk deel bepaald door actuele ontwikkelingen. Vanuit onze primaire verantwoordelijkheid voor preventie en nazorg is onze inzet complementair aan die van het rijk, zoals beschreven in het recente Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Het Actieprogramma van 2014 is een belangrijke stap vooruit. Er spreekt een sterk urgentiebesef uit. Het rijk neemt zelf een leidende rol. Er komen meer mogelijkheden om propagandisten, ronselaars, (potentiële) jihadgangers en terugkeerders effectief aan te pakken. Er wordt een aanzet gegeven voor de aanpak van jihadistische propaganda via het internet. Dat is allemaal winst. Belangrijk is ook de evenwichtige presentatie van het probleem en het heldere onderscheid dat wordt gemaakt tussen de kleine groep jihadistische extremisten en de grote groep “mainstream moslims”. Onze inzet richt zich de komende jaren op de volgende speerpunten: 1. Verdere versterking van de signaleringsfunctie. Signaleringsnetwerken in stadsdelen en wijken Al vanaf de start van het radicaliseringsbeleid, in 2007, is in Den Haag begonnen met het opbouwen van signaleringsnetwerken in stadsdelen en wijken. Deze netwerken bestaan uit eerstelijns professionals en kaderleden van migrantenorganisaties. Allemaal personen die contacten hebben tot in de haarvaten van de wijk en als geen ander weten wat daar speelt. Belangrijkste functie van deze signaleringsnetwerken is dat zij relevante ontwikkelingen, zoals spanningen tussen bevolkingsgroepen, tijdig herkennen en duiden, zodat effectieve maatregelen kunnen worden genomen gericht op de-escalatie waarbij zo nodig wordt opgeschaald volgens korte lijnen.
2
BSD/2014.896
Deze manier van werken is een van de kernpunten van onze aanpak en sluit nauw aan bij de gebiedsgerichte aanpak zoals beschreven in het Integraal Veiligheidsplan 2015-2018 (RIS 276268). Sleutelbegrippen in die aanpak zijn actief participeren en verbinden. De gemeente (OOV, OCW en vooral ook DPZ/stadsdelen en wijken) staat middenin stadsdeel- en wijknetwerken en werkt daarin nauw samen met professionele instellingen, maatschappelijke organisaties en individuele burgers. Onze medewerkers wachten niet af, maar zoeken zelf op pro-actieve wijze contact met de partners in de wijken. Daarbij is het onze inzet om de dynamiek en de creativiteit binnen die netwerken optimaal te benutten om problemen zo mogelijk te voorkomen en zo nodig slagvaardig aan te pakken. Punt van aandacht is dat de samenleving voortdurend in beweging is en dus bewaakt moet worden dat de kaderleden in de signaleringsnetwerken alle relevante geledingen van de gemeenschappen bereiken. In een permanente dialoog met groepen en organisaties met een relevante achterban worden signalen besproken en oplossingen gezocht voor gevaren van uitsluiting en radicalisering. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de diensten OCW (integratie) en DPZ (stadsdelen en wijken). Deskundigheidsbevordering van eerstelijnswerkers Eind dit jaar zullen ruim 1000 eerstelijns professionals een oriëntatieprogramma hebben gevolgd waarin zij bewust worden gemaakt van de ernst en de omvang van de problematiek, worden geïnformeerd over de achtergronden van radicalisering en jihadisme, leren hoe zij signaleren van (beginnende) radicalisering kunnen herkennen en bij wie zij met die signaleren terecht kunnen. Het aanreiken van handelingsperspectieven is een belangrijk onderdeel van de oriëntatie: wat kun je als eerstelijnsprofessional wel doen en wat vooral niet. De animo voor de oriëntatiebijeenkomsten is sterk toegenomen sinds de jihadproblematiek in Den Haag manifest is geworden. Vooral scholen hebben een sterke kennis- en ondersteuningsbehoefte aangegeven. In eerste instantie de scholen voor voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger beroepsonderwijs, maar inmiddels ook bassischolen. Op 15 oktober 2014 heeft een oriëntatiebijeenkomst plaatsgevonden voor het primair onderwijs. Aan de scholen voor primair onderwijs wordt een specifiek aanbod gedaan, onder meer bestaand uit een tweedaagse training uit te voeren door het Haags Centrum voor Onderwijsadvies en de Universiteit Leiden. Deze maand ontvangen de scholen een brief over scholings- en trainingsmogelijkheden op het gebied van radicalisering, waarbij mede aandacht wordt geschonken aan vroegsignalering en preventie. Daarnaast hebben ook medewerkers van diverse gemeentelijke diensten, de politie, corporaties en welzijnsinstellingen deelgenomen aan oriëntatiebijeenkomsten. Voor professionals die betrokken zijn bij casusbehandeling is een gerichte meerdaagse training ontwikkeld. De komende vier jaar wordt hiermee doorgegaan. Het college onderkent dat ook onder bewoners en algemene vrijwilligersorganisaties behoefte bestaat aan informatie en handelingsperspectieven. Bezien wordt hoe daarop het best kan worden ingespeeld. 2. Versterking maatschappelijke weerbaarheid. Hierbij gaat het om vroegsignalering en –interventie gericht op jongeren die (extra) gevoelig zijn voor jihadistisch gedachtengoed en om het scheppen van een klimaat waarin ruimte is voor tegengeluid. Onderwijs over burgerschap en democratische waarden Onderwijs is vitaal voor het versterken van weerbaarheid van jongeren. Terecht wijzen ook het CDA en de CU/SGP in hun discussiestukken op de spilpositie van de school. Op school wordt jongeren bijgebracht wat de basiswaarden van onze samenleving zijn. Ze leren er zelfstandig na te denken, te argumenteren, positie te kiezen. De komende jaren wordt intensief overlegd met scholen en onderwijsinstellingen over de rol die zij kunnen vervullen en wat zij daarvoor nodig hebben.
3
BSD/2014.896
Tegengeluid uit de gemeenschappen zelf Het is belangrijk dat binnen de samenleving een tegengeluid te horen is. CDA en CU/SGP wijzen daar ook op. Er worden sleutelfiguren geworven en getraind met als opdracht om de maatschappelijke discussie te stimuleren en zo nodig aan te jagen. Die discussie kan specifiek over jihadisme gaan, maar ook over onderliggende problematiek, zoals parallelle samenlevingen, spanning tussen de eisen die de Nederlandse samenleving stelt en de eisen die voortvloeien uit de levensovertuiging. Het ligt, zoals CU/SGP terecht aangeeft, niet op de weg van de overheid om zich uit te spreken over wat een correcte uitleg van de islam is, maar het is goed dat moslims zelf daarover met elkaar in gesprek gaan. De sleutelfiguren zijn geen spreekbuis van de gemeente: onafhankelijkheid is juist een voorwaarde om te kunnen functioneren. Het zijn “verbinders” die in staat zijn gevoelige zaken bespreekbaar te maken binnen de gemeenschappen en aan de overheid over te brengen wat die gemeenschappen dwars zit. Inzet is dat sleutelfiguren ook een ‘buddyfunctie’ gaan vervullen voor jongeren die dreigen te radicaliseren. Dit jaar nog wordt gestart met de werving en training van een eerste lichting sleutelfiguren, in volgende jaren wordt daarmee doorgegaan. Initiatieven vanuit de gemeenschappen gericht op het stimuleren van een tegengeluid worden actief ondersteund, ook vanuit het Integratiebeleid. Religieuze organisaties en vrouwenorganisaties Bijzondere aandacht zal worden gegeven aan de positie van religieuze organisaties. De bestaande contacten met deze organisaties worden geïntensiveerd. Waar mogelijk en nuttig wordt samenwerking gezocht. CU/SGP wijst erop dat het belangrijk is dat de aanpak specifieke aandacht schenkt aan vrouwen. Vrouwen spelen een cruciale rol in het gezin en bij de opvoeding. Daarom is vanaf de start van de gemeentelijke aanpak van radicalisering veel aandacht geschonken aan het betrekken van de groep moeilijk bereikbare (‘verborgen’) vrouwen. Die lijn trekken we de komende jaren door. In het preventiebeleid blijven we bijzondere aandacht schenken aan meisjes, nu gebleken is dat ook zij vatbaar zijn voor ronselpraktijken. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de Diensten OCW (integratie) en DPZ (stadsdelen en wijken). Bekeerlingen Binnen de groep jihadisten vergen de bekeerlingen een bijzondere aparte benadering. De komende periode wordt zo’n aanpak voor hen ontwikkeld, met gebruikmaking van kennis en ervaring uit andere steden en landen. 3. Persoonsgerichte aanpak Aanpak via het Veiligheidshuis Sinds maart 2014 wordt een persoonsgerichte aanpak aangeboden aan potentiële, tegengehouden en teruggekeerde Syriëgangers via het Veiligheidshuis Haaglanden. Door casuïstiekbespreking op één plek, met één voorzitter en één informatiecoördinator, is een eenduidige werkwijze ontstaan en kan een verbinding worden gelegd tussen casussen uit verschillende gemeenten. In het Veiligheidshuis wordt voor iedere afzonderlijke persoon een individueel plan van aanpak opgesteld dat moet leiden tot de versterking van zijn of haar positie op meerdere leefgebieden zodat zij geen gevaar (meer) vormen voor de samenleving of voor zichzelf. Vaste partners van het casusoverleg zijn de gemeente(n), politie, NCTV, het Crisis Interventie Team van het Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming. Elke partner kan een casus aanmelden. Het Veiligheidshuis Haaglanden opereert in een regionale structuur. Doordat dezelfde medewerkers deelnemen aan casusoverleggen van verschillende gemeenten worden verbanden ontdekt die tot dan toe niet waren opgevallen. Voorbeelden van dergelijke verbanden zijn een gemeenschappelijke werkgever, contacten tussen de vrouwen van verschillende uitreizigers of relaties tussen activiteiten en personen in verschillende gemeenten.
4
BSD/2014.896
Begeleiding van ouders en partners van uitreizigers Een ander aspect van de persoonsgerichte aanpak is de begeleiding van ouders en partners van uitreizigers, met informatie over ondersteuningsmogelijkheden, onder meer door lotgenotengespreksgroepen. 4. Samenwerking als sleutel voor succes De aanpak van radicalisering en jihadisme is zeer arbeidsintensief en vraagt om een brede gemeentelijke inzet. De samenwerking tussen de gemeentelijke Diensten BSD, OCW, SZW en DPZ wordt daartoe versterkt. Onder meer rondom het thema maatschappelijke weerbaarheid. Met name op dit terrein zijn er veel raakvlakken tussen algemene en specifieke preventie en tussen de inzet vanuit het integratiebeleid, de stadsdelen en IPPR. Inzet is dat de Diensten OCW, DPZ en BZ hun activiteiten op deze terreinen op elkaar afstemmen en afspraken maken over de onderlinge taakverdeling en over gezamenlijke financiering van activiteiten. 5. Kennisontwikkeling Op veel punten is onze kennis nog niet toereikend. Op dit moment is onvoldoende duidelijk waarom mensen radicaliseren, hoe radicaliseringsprocessen verlopen, en wat voor soort interventies de meeste kans op succes bieden. Vragen waarmee ook andere overheden worstelen, in en buiten Nederland. De eenheid IPPR zal de functie op zich nemen van kennismakelaar om vragen vanuit het veld te koppelen aan kennis en expertise die aanwezig is bij wetenschappers en consultants. Om dat optimaal te kunnen doen zal IPPR contacten leggen en versterken met universiteiten en kennisinstituten. Ook zal actief worden deelgenomen aan kennisuitwisseling via internationale netwerken. Ook de Ministeries van V en J en BZK zijn op dit vlak actief. De relaties zijn nauw en goed. 6. Punten van overleg met het rijk Over het algemeen kan het college zich vinden in de lijn die het rijk heeft uitgezet in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Dat betekent echter niet dat de daarin gepresenteerde aanpak ook voldoende is. Over een aantal punten die in de opvatting van het college cruciaal zijn voor een effectieve aanpak is nader overleg met het rijk nodig. De twee belangrijksten daarvan zijn de aanpak van terugkeerders en de financiering van de aanpak. Aanpak terugkeerders In de huidige situatie worden gemeenten verantwoordelijk gesteld voor de opvang van terugkeerders. Die verantwoordelijkheid kunnen gemeenten nu niet voldoende waarmaken. Dat heeft te maken met een gebrek aan specifieke kennis maar vooral ook met gebrek aan instrumentarium: Het vaststellen en behandelen van (oorlogs)trauma’s vergt specifieke kennis die niet op alle plaatsen aanwezig is. Er zijn geen instrumenten om mensen aan te pakken die hulp weigeren: de hele nazorg staat of valt nu met vrijwillige medewerking van de betrokken terugkeerder die op elk moment in proces kan besluiten om af te haken zonder dat dit enige consequentie heeft. Het college vindt dat medewerking aan (professioneel uitgevoerde en gevalideerde) deradicaliseringsprogramma’s zo nodig moet kunnen worden afgedwongen en voelt zich daarbij gesteund door de passages over deradicalisering in de stukken van CDA en CU/SGP. Er zijn geen duidelijke eindtermen afgesproken voor de begeleiding die via het Veiligheidshuis wordt geboden. Wat doen we met mensen die ‘uitbehandeld’ zijn en waarmee geen voortgang wordt geboekt, of met mensen die ‘onbehandelbaar’ zijn? Als besloten wordt de behandeling op die grond te stoppen, wat gebeurt er dan en wie is dan verantwoordelijk?
5
BSD/2014.896
6
Het college vindt dat teruggekeerde en tegengehouden jihadgangers meteen na hun terugkeer of hun tegenhouding moeten worden gescreend door een gespecialiseerde gedragskundige, desnoods tegen hun wil. Doel daarvan is het maken van een goede en verantwoorde inschatting van de mate waarin zij een gevaar vormen voor der samenleving of voor zichzelf zodat op basis daarvan een gericht behandelingsplan kan worden gemaakt. Betrokkene blijft een rijksverantwoordelijkheid indien en voor zolang hij als gevaarlijk wordt aangemerkt en kan zo nodig worden gedwongen tot deelname aan een deradicaliseringsprogramma. De beslissing om dwangbehandeling op te leggen en/of betrokkene in zijn bewegingsvrijheid te beperken kan door de rechter worden getoetst. Pas als vast staat dat iemand geen gevaar (meer) vormt gaat hij in een gemeente wonen en wordt daar opgevangen/begeleid. Daarbij kan besloten worden hem te huisvesten in een andere gemeente dan die waar hij voor de uitreis woonde, als het gevaar bestaat dat hij weer in een jihadistenkring gaat verkeren. Gezien de betrekkelijk kleine aantallen terugkeerders is centrale opvang doelmatiger en doeltreffender. Concentratie bij één instelling bevordert ook de kwaliteit en de toetsbaarheid van gevolgde procedures en methodieken. In een recent overleg met de Ministers van V en J, BZK en SZW is toegezegd dat het rijk zich op deze suggestie zal beraden. Financiering De kosten verbonden aan de uitvoering van de (bestaande en nieuwe) activiteiten die in deze hoofdlijnenbrief zijn beschreven bedragen € 460.000,00 per jaar. Zij komen ten laste van het programma openbare orde en veiligheid. Hierin zijn de middelen die via het Coalitieakkoord beschikbaar zijn gesteld (€ 300.000,00 per jaar gedurende vier jaar) verdisconteerd. Zo nodig spreken we het rijk in de toekomst aan op medefinanciering van de aanpak. We hebben te maken met een nieuw, onvoorzien probleem. De gekozen aanpak legt veel druk op een klein aantal gemeenten. Gezamenlijke financiering van het beleid door rijk en gemeenten is op zijn plaats, waarbij het Ministerie van SZW de kosten van preventie medefinanciert en het Ministerie van V en J de persoonsgerichte aanpak. 7. Hoe gaan we verder? De Commissie Bestuur wordt uitdrukkelijk uitgenodigd om in alle fasen van het proces met het college mee te denken, zodat we tot een Haagse aanpak kunnen komen die breed wordt gedragen en relevante kennis uit stad en samenleving meeneemt. Bij de verdere uitwerking van deze hoofdlijnenbrief zal dan ook nauw contact worden gehouden met de commissie Bestuur om nieuwe ontwikkelingen te bespreken, de voortgang van de uitvoering te volgen en zo nodig nieuwe accenten te leggen. Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester, mw. A.W.H. Bertram
J.J. van Aartsen
BSD/2014.896
BIJLAGE 1 Definities1: Polarisatie is de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving die kan resulteren in spanningen tussen deze groepen en toename van de segregatie langs etnische en religieuze lijnen. Radicalisering is de bereidheid om diep ingrijpende veranderingen in de samenleving (eventueel op ondemocratische wijze) na te streven, te ondersteunen of anderen daartoe aan te zetten. Ingrijpende veranderingen zijn ontwikkelingen die een gevaar kunnen opleveren voor de democratische rechtsorde (doel), vaak met ondemocratische methoden (middel) die afbreuk doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde (effect).
Definities2: Jihad: een islamitische term, in de islamitische traditie meestal uitgelegd als “een inspanning voor een verdienstelijk doel”. Het heeft in eerste aanleg een ethische betekenis: de mens heeft de goddelijke opdracht zich in te spannen tegen het kwaad in zichzelf. Een tweede betekenis is het zich inspannen in het belang van de islam en de geloofsgemeenschap. Een derde betekenis is die van een gewapende strijd. Jihadisme: een ideologische stroming binnen de politieke islam die op basis van een specifieke invulling van de salafistische leer en op basis van het gedachtengoed van Sayyid Qutb door middel van een gewapende strijd (jihad) streeft naar een mondiale heerschappij van de islam en de heroprichting van de Islamitische Staat (kalifaat).
1 2
Definities ontleend aan: Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007-2011, Ministerie BZK Ontleend aan: Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, Ministeries V&J en SZW, augustus 2014
7
BSD/2014.896
8
Bijlage 2: Actuele cijfers (peildatum 1.11.2014 in vergelijking met 30 juni 2014)
Uitreizigers
Vermoedelijk overleden Terugkeerders Mensen van wie we weten dat ze plannen hebben (gehad) om uit te reizen Tegengehouden op moment van uitreizen
Per 01-11-2014 Meerderjari g 32 (waarvan 4 vrouwen)
8 mannen 5 mannen 7 mannen
Eerder dan op moment van uitreizen na interventie gestopt Paspoort gesignaleerd/ingetrokken/verv allen Harde kern (propagandisten)
10 tot 30 regisseurs en activisten
Eerste schil (sympathisanten)
Enkele tientallen vaste volgers
Gearresteerd
9
Minde rjarig 1
geen 1 9 meisjes
Per 30-06-2014 Meerder jarig 32 (waarvan 4 vrouwen) 7 mannen 7 mannen
Minde rjarig 1
geen
3
9 meisje s 3
Tussen 15 en 20 9
Tussen 15 en 20 0
10 tot 30 regisseurs en activisten Enkele tientallen vaste volgers 4