aanpak polarisering en radicalisering
aanpak polarisatie en radicalisering Op weg naar een succesvolle start
veiligheid door samenwerking
De Stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is een initiatief van het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Verbond van Verzekeraars, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad van Hoofdcommissarissen.
aanpak polarisatie en radicalisering
aanpak fietsendiefstal in gemeenten
aanpak fietsendiefstal in gemeenten
aanpak polarisatie en radicalisering een stappenplan voor verkennen en ontwikkelen van een aanpak en voor het verzamelen en verwerken van informatie
aanpak polarisatie en radicalisering
Inhoud
Voorwoord
6
1
Introductie
8
2 3 4 5
Blok I: Inhoudelijke achtergrondvragen Wat is polarisatie? Wat is radicalisering? Wat zijn zogenoemde ‘Lonsdale-jongeren’? Waar kan ik meer informatie vinden over deze onderwerpen?
17 18 20 27 30
6 7 8 9 10
Blok II: Verkennen van nut en noodzaak en mogelijke contouren van een aanpak Hoe verken ik de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanpak? Wat wil ik waarom aanpakken? Wie kan binnen de gemeente fungeren als probleemeigenaar? Wat is de rol van de gemeente in relatie tot politie, RID en AIVD? Welke hoofdcomponenten bevat een aanpak?
33 34 36 38 40 42
11 12 13 14 15 16 17 18
Blok III: Het omgaan met informatie Wat wil ik met de verzamelde informatie (kunnen) doen? Waarover wil ik informatie verzamelen? Wat voor signalen kan ik tegenkomen? Waar kan ik de relevante informatie vinden en hoe wil ik die verzamelen? Wie kan de informatie aanleveren? Zijn partners bereid informatie te geven? Hoe registreer ik de informatie? Hoe registreer ik persoonsgegevens?
45 46 48 50 54 56 58 59 60
aanpak polarisatie en radicalisering
19 20 21
Blok IV: Hoe te reageren op de verzamelde informatie Hoe duid ik informatie? Wat kan ik doen in reactie op signalen? Welke overwegingen zijn belangrijk voordat ik intervenieer?
65 66 69 73
22 23 24
Blok V: Organisatorische aspecten Hoe en waar organiseer ik het? Welke capaciteit is ervoor nodig? Samengevat: welke stappen kan ik volgen?
75 76 80 82
aanpak polarisatie en radicalisering
Voorwoord
Voor u ligt de notitie Starten met een aanpak van polarisatie en radicalisering. De ondertitel maakt duidelijk wat het hoofddoel van deze publicatie is: een stappenplan voor het ontwikkelen van een aanpak en voor het omgaan met informatie. Mogelijk dat u bestuurder bent van een gemeente, of een ambtenaar die op dit dossier werkt of moet gaan werken. Mogelijk bent u werkzaam in het jongerenwerk, op een school, bij de politie of in een beroep waar u te maken kunt krijgen met polarisatie en/of radicalisering. In elk van deze gevallen kan deze notitie waardevolle handvatten bieden. Gemeenten vormen de directe doelgroep, maar ook voor de partners van de gemeenten is het belangrijk om kennis te nemen van de afwegingen, keuzes en dilemma’s waarvoor een gemeente bij de aanpak van dit thema staat. Uiteindelijk zit de kracht van een aanpak in de samenwerking tussen de partners, met een sterke regierol van de gemeente. De gemeente moet eigen activiteiten ondernemen, maar (vooral) ook partners ondersteunen bij hun aanpak. Het stappenplan is geschreven vanuit het standpunt dat iedere gemeente zelf moet nadenken in hoeverre polarisatie en radicalisering spelen in de eigen regio. Niet in iedere gemeente zijn er per definitie problemen. Het stappenplan is ook niet geschreven vanuit het vertrekpunt dat iedere gemeente deze problemen op eenzelfde wijze moet aanpakken. Per gemeente zullen specifieke vraagstukken spelen: die ene groep jongeren, die ene organisatie, die enkele specifieke incidenten. Het stappenplan beoogt gemeenten te helpen bij het komen tot maatwerk. Maatwerk in het verkennen van het nut en de noodzaak van een aanpak. Maatwerk in de wijze waarop gemeenten omgaan met de te betrekken partners. En maatwerk in het verzamelen en verwerken van informatie als basis voor een eventuele aanpak. Het stappenplan is ontwikkeld door het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement, in opdracht van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Het stappenplan is zoveel mogelijk gebaseerd op praktijkervaringen en op vragen die bij gemeenten leven. Enerzijds gaat het hierbij om praktijkervaringen van gemeenten die al langere tijd werken met een aanpak van polarisatie en radicalisering. Anderzijds gaat het om praktijkervaringen en vragen van gemeenten die nadenken over een start, én gemeenten die net de eerste stappen hebben gezet. Voor zowel de starters als de gevorderden geldt dat zij in hun zoektocht zijn aangelopen tegen inhoudelijke, organisatorische, juridische, bestuurlijke en ethische vraagstukken. In veel gevallen betreft het vraagstukken en dilemma’s die zich, in verschillende verschijningsvormen, voordoen bij iedere gemeente die start of wil starten met een aanpak.
aanpak polarisatie en radicalisering
Andere gemeenten kunnen hun voordeel doen met deze ervaringen. In de basis moet dit stappenplan gemeenten op weg helpen. In sommige gevallen laat het stappenplan zien dat de gemeente en partnerorganisaties bepaalde punten verder moeten ontwikkelen dan zij vooraf dachten. In andere gevallen biedt het stappenplan handvatten om een (dreigende) impasse in de aanpak te doorbreken. Beide effecten zijn waardevol. Wij danken alle lokale en nationale partners die hebben meegewerkt aan deze publicatie.
aanpak polarisatie en radicalisering
Introductie hoofdstuk 1
1.1 Aanleiding
Na de moord op Theo van Gogh heeft Nederland moeten wennen aan het idee dat zich in – of eigenlijk buiten – de Nederlandse samenleving ‘radicalen’ bevonden. In de periode die hierop volgde is steeds meer inzicht verkregen in radicalisering en de onderliggende processen en kenmerken. De inspanningen waren vooral gericht op het in beeld brengen van mogelijke radicalisering. Veel gemeenten vragen zich momenteel af of radicalisering zich ook bij hen afspeelt en of zij actie moeten ondernemen. Enkele gemeenten – zoals Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, maar ook andere – zijn verder in hun ontwikkeling en verzamelen signalen van mogelijke radicalisering. Deze gemeenten doen steeds meer ervaring op in het ontwikkelen en toepassen van interventies in reactie op de verzamelde signalen. Voor de gemiddelde gemeente is radicalisering echter nog een onbekend thema. In de regel beschikken gemeenten (logischerwijs) over weinig kennis over radicalisering. Het is voor vele een ongrijpbaar onderwerp. Veel gemeenten hebben vragen over dit onderwerp. Wat is radicalisering precies? Hoe kun je het herkennen en wat kun je er tegen doen? Kun je er überhaupt iets tegen doen als gemeente? Wat kan een kleine gemeente doen? Hoe kunnen problemen worden benoemd en hoe kan stigmatisering worden voorkomen? Waar ligt de grens tussen noodzakelijke alertheid en contraproductieve achterdocht? Het betreft wezenlijke vragen waarop geen eenvoudige antwoorden bestaan. Het zijn wel vragen waar de gemeente iets mee moet. Om te beginnen kan een gemeente de verschillende betrokken partijen bij elkaar brengen. Samen kan worden nagegaan of er binnen de betreffende gemeente ‘iets’ met het onderwerp radicalisering moet worden gedaan. Radicalisering is een onderwerp dat gemengde emoties en reacties oproept. Het bevindt zich als onderwerp op de grens tussen zaken die enerzijds behoren tot het werkterrein van politie, justitie en inlichtingendiensten en anderzijds tot belangrijke gemeentelijke beleidsterreinen als integratie, onderwijs, welzijn en werkgelegenheid. Het onderwerp polarisatie is minder omstreden. De zorgen over verslechterende verhoudingen tussen allochtonen en autochtonen, en moslims en niet-moslims, evenals fenomenen als discriminatie en racisme zijn belangrijke en actuele maatschappelijke vraagstukken.
aanpak polarisatie en radicalisering
Gelijke kansen op de arbeidsmarkt is ook zo’n maatschappelijk aandachtspunt. Deze vraag stukken kunnen een relatie hebben met radicalisering en dan vooral als mogelijke factoren in het ontstaan van radicalisering. Radicalisering heeft in ieder geval voor een deel te maken met het gevoel van maatschappelijke ongelijkheid, het wij-zij denken, en het nemen en creëren van afstand tussen groepen. Wanneer dergelijke factoren worden gecombineerd met een aanbod van radicaal gedachtegoed, ontstaan er risico’s. Hoewel radicalisering en polarisatie niet los kunnen worden gezien van nationale – en zelfs internationale – ontwikkelingen, ligt de focus van deze notitie op het lokale niveau. Op lokaal niveau komt het complex aan factoren en invloeden al dan niet tot uiting in de perceptie en het handelen van individuen en organisaties. Pas wanneer deze in kaart zijn gebracht, kan een gemeentebestuur voor de juiste aanpak kiezen. Is het nodig om het bestaande beleid aan te vullen of aan te scherpen? Is het nodig om, naast algemeen beleid dat zich richt op de sociale cohesie in de samenleving, meer specifiek beleid ter voorkoming van polarisatie en radicalisering te ontwikkelen? In de nota Lokale en justitiële aanpak van radicalisme en radicalisering (2005) roept de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gemeenten op om na te denken over de eigen rol en over de mogelijkheid om meer gericht informatie over dit onderwerp te verzamelen. De minister schrijft: (…) Lokale bestuurders, uitkeringsinstanties, onderwijsinstellingen, maatschappelijk werk en buurtwerk kunnen waarnemen dat personen of groepen mogelijk radicaliseren. Daarbij gaat het niet alleen om haatzaaiende preken en discriminerende uitlatingen in de moskee, op videobanden en geluidscassettes en via het internet, maar ook om wat er in club- en buurthuizen, uitgaansgelegenheden en op sportmanifestaties gebeurt. Belangrijk voor allen is dat de relevante partners, diensten en organisaties de signalen weten te herkennen en dat ze weten wat ze ermee kunnen doen. 1 (…) De ervaring leert dat het op orde hebben van de signalering – het organiseren van de informatiekanalen – een cruciale bijdrage levert aan doeltreffend beleid. Daarbij hoort ook dat de informatieverwerking op orde is. Signalen moeten niet alleen op de bestemde plek komen, ze moeten daar ook worden opgepikt en beoordeeld. Vervolgens moet een keuze worden gemaakt uit de in te zetten instrumenten en moet worden gewaarborgd dat die inzet ook effectief plaatsvindt. 2
In de praktijk blijkt dat het moeilijk is om als gemeente met dit onderwerp aan de slag te gaan. Om gemeenten op weg te helpen heeft het CCV het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement gevraagd om dit stappenplan te schrijven. Het stappenplan bevat geen uitgebreide verhandeling over de complexe onderwerpen radicalisering en polarisatie en de verhoudingen hiertussen. Wel bevat deze notitie basishandvatten die gemeenten op weg kunnen helpen. Er wordt stilgestaan bij het opbouwen van een informatiepositie op het 1 BZK, Lokale en justitiële aanpak radicalisme en radicalisering, p. 3, 4 BZK, Lokale en justitiële aanpak radicalisme en radicalisering, p. 3, 4
10
aanpak polarisatie en radicalisering
gebied van radicalisering en polarisatie. Daarnaast worden de benodigde stappen op weg naar een aanpak beschreven. De daadwerkelijke invulling en uitvoering blijft maatwerk en behoeft de inzet van aanvullende capaciteit en expertise op lokaal niveau. De suggesties en aandachtspunten die in dit stappenplan zijn opgenomen zijn gebaseerd op praktijkervaringen. Ook na het doorlopen van dit stappenplan zullen gemeenten nog vragen hebben. Iedere stap binnen de ontwikkeling van aanpak, roept nieuwe vragen op. Ieder signaal dat binnenkomt, roept nieuwe vragen op. Dat is niet erg. Iedere functionaris die op dit terrein werkzaam is, moet zijn eigen bewustwordingsproces doormaken. Iedere gemeente moet zelf ervaren hoe lastig het is om een signaal goed te duiden en hoe lastig het kan zijn om tot interventies te komen. Iedere gemeente moet echter ook ervaren hoe eenvoudig het soms is. Bijvoorbeeld door enkel een plek te creëren waar signalen kunnen worden afgegeven. Hierdoor kunnen vragen of zorgen bij de juiste ambtenaar of welzijnwerker worden neergelegd. Wanneer een dergelijke plek er niet is, blijven mensen onnodig met hun vragen en zorgen zitten. Het gaat er soms alleen maar om dat iemand met gezag kan zeggen: “Je hoeft je geen zorgen te maken.” Het is belangrijk dat gemeenten bij het lezen van deze publicatie in het achterhoofd houden dat het gaat om de lokale werkelijkheid. Niet ieder probleem of vraagstuk speelt in iedere gemeente en moet worden aangepakt. Voor iedere gemeente geldt dat er naast algemene risico’s ook meer specifieke vraagstukken kunnen spelen. Een specifieke vraagstuk kan bijvoorbeeld zijn dat het niet lukt om goede contacten te leggen met de Turkse of Marokkaanse gemeenschap. Of dat er zorgen zijn over een groepje ogenschijnlijk extreemrechtse jongeren. Een algemeen vraagstuk betreft de sociale cohesie maar ook het risico van radicalisering via internet. Dit stappenplan sluit aan bij de eerder opgestelde handreiking van de VNG 3 over signalering van radicalisering en bij de notitie over interventiestrategieën bij polarisatie en radicalisering die op dit moment wordt ontwikkeld door SGBO. In de volgende paragraaf gaan wij in op het doel en de doelgroep van deze publicatie. In paragraaf 1.5 volgt de leeswijzer. In de paragrafen 1.3 en 1.4 staan de risico’s van polarisatie en radicalisering en de mogelijke vooroordelen over de aanpak hiervan centraal. Deze onderwerpen worden al in dit introductiehoofdstuk behandeld, omdat het onderwerpen zijn die de noodzakelijke context geven bij het lezen van de rest van deze publicatie. 1.2 Doel en doelgroep
Deze publicatie biedt een stappenplan voor het systematisch doorlopen van vraagstukken die bepalend zijn voor de uiteindelijke vraag of, en zo ja hoe, een gemeente vorm en inhoud kan geven aan een aanpak van radicalisering en polarisatie. Het stappenplan en de hierin geboden handvatten kunnen worden benut voor: - het verkennen van nut en noodzaak van een aanpak; - het voeren van de eerste interne gesprekken tussen direct betrokken ambtenaren; - het voorbereiden van bestuurlijk overleg;
VNG en Radar, Radicalisme signaleren en aanpakken, 2006
aanpak polarisatie en radicalisering
11
- het verkennen van nut en noodzaak van aanvullende inspanningen rond informatie verzameling- en analyse; - het opstellen van een plan van aanpak; - het kritisch bezien van bestaande plannen van aanpak en de huidige werkwijze; - het opstarten van eerste activiteiten. De notitie is gericht op gemeenten die nadenken over – of net begonnen zijn met – het verzamelen van informatie over polarisatie en/of radicalisering. Enkele gemeenten zijn ver gevorderd in het opzetten van een informatiehuishouding, een informatieschakelpunt of een meldpunt. Ook voor hen zijn de inzichten in deze publicatie nuttig. 1.3 Risico’s van polarisatie en radicalisering
Waarom wordt er zoveel aandacht besteed aan de onderwerpen polarisatie en radicalisering? Dit is een veelgehoorde vraag. Het blijkt in de praktijk moeilijk om duidelijk te maken welke daadwerkelijke risico’s (los van terrorisme als mogelijke extreme uitingsvorm) er zijn. Daarom geven wij in deze paragraaf voorbeelden van dergelijke risico’s. Verderop in deze notitie worden de begrippen polarisatie en radicalisering toegelicht. Risico’s van polarisatie
De AIVD laat geen twijfel bestaan over het risico van polarisatie. De dienst schrijft in zijn jaarverslag over 2005 het volgende: De grootste dreiging voor de Nederlandse democratische rechtsorde is momenteel het bestaan van een breed sociaal-maatschappelijk probleem waar, in een sfeer van frustratie over de Nederlandse ‘multiculturele’ samenleving, zowel van autochtone als van allochtone zijde interetnische confrontaties worden uitgelokt. Aanhoudende interetnische confrontaties kunnen op termijn de cohesie in de Nederlandse samenleving bedreigen.’ 4
Wanneer de gevoelsmatige – en soms letterlijke – afstand tussen groepen toeneemt, kan dit leiden tot onverschilligheid ten aanzien van het welzijn van de andere groep. In meer extreme gevallen kunnen negatieve beelden en emoties onder invloed van incidenten resulteren in een afkeer van leden van de andere groep. 5 Beide ontwikkelingen kunnen drempelverlagend werken voor handelingen als discriminatie of, in het uiterste geval, geweld. Polarisatie brengt risico’s voor de sociale veiligheid met zich mee. Risico’s voor de feitelijke persoonlijke veiligheid en/of voor de persoonlijke veiligheidsbeleving als gevolg van menselijk handelen. Dit kan betrekking hebben op tal van situaties die voortkomen uit de verhoudingen tussen groepen, zoals pesten, discriminatie, vandalisme, intimidatie, racisme en geweld. Hoewel dit gedrag lang niet altijd strafbaar is, vergroot het vaak wel het onveiligheidsgevoel.
AIVD, Jaarverslag 2005, 2006, p. 50 Schuyt, C.J.M., ‘De omweg van onverschilligheid’, in Nijboer J.A. (red.), Criminaliteit als politiek probleem, Arnhem: Gouda Quint, 1993, p. 29-34
12
aanpak polarisatie en radicalisering
Hierbij gaat het om risico’s op samenlevingsniveau die tot uiting komen in risico’s voor individuen binnen de samenleving. Het risico van conflicten neemt toe naarmate incidenten en uitingen over en weer door groepen worden geïnterpreteerd als uitdagingen. Discriminerende uitingen of racistische graffiti kunnen bedoeld zijn en/of opgevat worden als provocatie. Daarmee kunnen ze aanleiding zijn voor een tegenactie. Het belangrijkste risico is dat de provocatie leidt tot een escalatiespiraal, waarbij de incidenten steeds zwaardere vormen aannemen. De daders van het ene incident zijn de slachtoffers van het volgende. Naarmate de polarisatie ernstiger vormen aanneemt, bestaat het risico dat een groep wordt afgerekend op het gedrag van individuen uit die groep en dat zich brede wraakacties voordoen.
Wanneer polarisatie plaatsvindt, resulteren kleine incidenten vaker en sneller in grootschaligere confrontaties. Onder invloed van een – mogelijk kleinschalig – incident komen de sluimerende spanningen tussen bevolkingsgroepen tot uiting. Risico’s van radicalisering
De risico’s van radicalisme en radicalisering zijn gelegen in de mate waarin het gedachtegoed wordt verwezenlijkt en de mate waarin individuen en groepen worden beïnvloed door dit gedachtegoed. Op samenlevingsniveau zijn zowel directe als indirecte risico’s te onderkennen. Directe risico’s of dreigingen zijn: 6 Ministerie van Justitie, Radicalisme en radicalisering, 2005, p. 12-14
aanpak polarisatie en radicalisering
13
• het dreigen met en oproepen tot geweld; • het indirect oproepen tot en uitlokken van geweld (concrete uitingen van en oproepen tot haat en discriminatie van specifieke groepen); • het bedreigen van de open samenleving door uitingen van intolerantie en het scheppen van een risicovol klimaat voor specifieke groepen of personen; • het afwijzen van waarden en normen van de samenleving en het aanhangen van waarden die niet verenigbaar zijn met die van de Nederlandse samenleving; • anti-integratieve tendensen die de wederzijdse acceptatie en het samenleven in gevaar brengen. Individuen kunnen slachtoffer worden van fysiek of verbaal geweld of van discriminatie, uitsluiting en krenking door radicalen. Anderzijds geldt dat ook mensen die onterecht voor radicaal worden aangezien het slachtoffer kunnen worden van fysiek of verbaal geweld door ‘tegenstanders’. Radicalisme kan tot uiting komen in verschillende soorten incidenten, zoals bekladdingen, folderacties en demonstraties. Maar ook door ernstigere voorvallen zoals bedreigingen, bommeldingen, brandstichtingen en mishandelingen. In het uiterste geval kan radicalisme resulteren in moord of terroristische acties. Ook het onder druk zetten van mensen om zich af te zonderen van andere groepen of om niet deel te nemen aan het democratisch proces zijn voorbeelden van risico’s. Eigenrichting (het onderling handhaven van eigen regels, eventueel met geweld) is een ander risico. Radicalisering en radicalisme herbergen echter ook indirecte maatschappelijke risico’s. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om toenemende angst en het ontstaan van zorgen in de samenleving in reactie op (vermeende of feitelijke) radicalisering. Ook versterkt radicalisering het onbegrip en de wederzijdse onbekendheid tussen bevolkingsgroepen. Dit kan leiden tot toenemende intolerantie, onverdraagzaamheid en uiteindelijk tot polarisatie. 1.4 Vooroordelen
In contacten met gemeenten en andere partners blijkt dat er bepaalde vooroordelen zijn als het gaat om de aanpak van polarisatie en radicalisering. Deze vooroordelen zorgen ervoor dat in sommige gevallen niet verder wordt nagedacht over een mogelijke aanpak. In andere gevallen zorgen deze vooroordelen ervoor dat de ontwikkeling of uitvoering vastloopt omdat eventuele alternatieven niet worden herkend en niet worden benut. In het kladblok zijn enkele van de meest voorkomende vooroordelen benoemd. Dit wordt gevolgd door een reactie op de vooroordelen.
14
aanpak polarisatie en radicalisering
Welke vooroordelen zijn er over de aanpak van polarisatie en radicalisering? 1� Polarisatie en radicalisering zijn problemen die alleen in grote steden spelen 2� In mijn gemeente wonen weinig mensen van allochtone afkomst, dus zowel moslimradicalisering als rechtsradicalisering spelen hier niet 3� In mijn gemeente heb ik geen middelbaar of hoger onderwijs, dus veel mogelijke problemen gelden niet voor mijn gemeente 4� Het verzamelen van informatie betreft het aan elkaar koppelen van databestanden 5� Ik heb geen aanvullende werkafspraken nodig, omdat jongerenwerkers, docenten en politie al hun zorgen en mogelijke signalen reeds met de gemeente delen 6� Het verzamelen van informatie over polarisatie en radicalisering is iets heel nieuws voor de gemeente en vergt een complexe en grootschalige informatiehuishouding 7� Zonder persoonsgegevens te verwerken (registreren) kan ik niets doen 8� Als ik discriminatie aanpak en contacten intensiveer met minderhedenorganisaties pak ik radicalisering aan
Reacties op vooroordelen 1� Polarisatie en radicalisering kunnen ook spelen in kleinere gemeenten. Dit kan te maken hebben met algemene beeldvorming tussen bevolkingsgroepen over en weer, segregatie op school, discriminatie en incidenten in de horeca, incidenten rond specifieke personen en/of families, mogelijke radicalisering van een of meerdere personen, radicale uitingen, etc. De mate waarin iets speelt verschilt wel sterk van gemeente tot gemeente 2� Er kan sprake zijn van rechtsradicalisering of xenofobie zonder dat er mensen van allochtone afkomst in de gemeente wonen. Radicalisering kan ook plaatsvinden bij een enkel individu onafhankelijk van de grootte van de gemeenschap waar hij of zij deel van uit maakt 3� De eigen jeugd kan ook betrokken zijn bij zaken in relatie tot radicalisering en/of polarisatie in een andere gemeente (op scholen elders, door radicale sprekers buiten de gemeente te bezoeken, en dergelijke) 4� Het koppelen van databestanden is niet per definitie nodig. Het kan wel. Het gaat echter veel meer om ‘zachte’ informatie die vaak niet in systemen is vastgelegd 5� In de praktijk is het niet vanzelfsprekend dat jongerenwerkers, politie en andere eerstelijnswerkers signalen over mogelijke radicalisering doorgeven. Soms is er sprake van een vertrouwensband die mensen niet willen schaden. Soms is er sprake van onbekendheid met bijvoorbeeld de werkwijze van de politie en weten jongerenwerkers niet wat gemeente of politie met een doorgegeven signaal doen. Wederzijds vertrouwen speelt hierbij een belangrijke rol en vergt specifieke inspanningen. Bovendien is het de vraag of eerste lijnswerkers signalen kunnen herkennen 6� De gemeente is gewend informatie te verzamelen. Ook is de gemeente steeds meer gewend om in ‘ketens’ – en ook casusgericht – te werken. De basis voor een informatiehuishouding ligt er dus al. Wel zijn aanvullende afspraken en voorzieningen noodzakelijk waar het gaat om het omgaan met informatie over polarisatie en/of radicalisering 7� Ook zonder het registreren van persoonsgegevens kan een gemeente belangrijke stappen zetten. Dit levert wel beperkingen op (zie verder Blok III: omgaan met informatie) 8� Het aanpakken van discriminatie en het intensiveren van contacten met minderheden is per definitie goed. Hetzelfde geldt voor het versterken van sociale cohesie. Gerichte aanpak van radicalisering (vroegsignalering en repressie) is een ander werkveld
aanpak polarisatie en radicalisering
15
1.5 Opzet en leeswijzer
Dit stappenplan is opgebouwd uit een aantal vragen. Het betreft vragen die gemeenten die met dit onderwerp aan de slag willen gaan, zichzelf op enig moment moeten stellen. Elke vraag staat voor een inhoudelijke en/of procesmatige stap. Deze notitie geeft per vraag een aantal overwegingen en aandachtspunten. Deze basisinformatie stelt gemeenten in staat een en ander meer systematisch aan te pakken. Per vraag wordt eerst een aantal aandachtspunten in een kader weergegeven. Vervolgens volgt, waar nodig, een beknopte toelichting. De vragen zijn opgedeeld in vijf blokken: Blok I: Inhoudelijke achtergrondvragen • Wat is polarisatie? • Wat is radicalisering? • Wat zijn zogenoemde ‘Lonsdale-jongeren’? • Waar kan ik meer informatie vinden over deze onderwerpen? Blok II: Verkenning nut en noodzaak en mogelijke contouren van een aanpak • Hoe verken ik de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanpak? • Wat wil ik waarom aanpakken? • Wie kan binnen de gemeente fungeren als probleemeigenaar? • Wat is de rol van de gemeente in relatie tot politie, RID en AIVD? • Welke hoofdcomponenten bevat een aanpak? Blok III: Het omgaan met informatie • Wat wil ik met de verzamelde informatie (kunnen) doen? • Waarover wil ik informatie verzamelen? • Wat voor signalen kan ik tegenkomen? • Waar kan ik de relevante informatie vinden en hoe wil ik de informatie verzamelen? • Wie kan de informatie aanleveren? • Zijn partners bereid informatie te geven? • Hoe registreer ik de informatie? • Hoe registreer ik persoonsgegevens? Blok IV: Hoe te reageren op de verzamelde informatie • Hoe duid ik informatie? • Wat kan ik doen in reactie op signalen? • Welke overwegingen zijn belangrijk voordat ik intervenieer? Blok V: Organisatorische aspecten • Hoe en waar organiseer ik de aanpak? • Welke capaciteit is ervoor nodig? Samengevat: Welke stappen kan ik volgen?
aanpak polarisatie en radicalisering
Blok I: Inhoudelijke achtergrondvragen in deze publicatie is bewust gekozen voor het benoemen van zowel polarisatie als radicalisering. het betreft voor een deel dezelfde informatie en dezelfde partners. voordat begonnen kan worden met een mogelijke aanpak, is het noodzakelijk om te beschikken over enige basiskennis over deze verschijnselen. met deze basiskennis kunnen gemeenten zich verder verdiepen in de onderwerpen die voor hen relevant zijn (zie ook verdiepingssuggesties in hoofdstuk 5).
17
18
aanpak polarisatie en radicalisering
Wat is polarisatie? hoofdstuk 2
2.1 Wat is polarisatie? Wat is polarisatie? 1� Polarisatie is: ‘de verscherping van tegenstellingen tussen groepen in de samenleving die resulteert of kan resulteren in (een toename van) spanningen tussen deze groepen en in risico’s voor de sociale veiligheid’ 2� Sociale veiligheid staat voor de persoonlijke, fysieke veiligheid én de veiligheidsbeleving 3� De focus ligt op mogelijke polarisatie tussen groepen met een verschillende etnische achtergrond (afkomst), tussen autochtonen en allochtonen en tussen moslims en niet-moslims (geloof) 4� Het betreft toenemende afstand tussen groepen, segregatie, toenemende negatieve beeldvorming en een negatieve houding over en weer 5� Uitingen die kunnen duiden op polarisatie zijn: pesten, discriminatie, vandalisme, intimidatie, racisme en geweld 6� Afkomst en/of geloof kunnen een rol spelen als aanleiding of als factor die van invloed is op escalatie van een incident
Toelichting 7 8
Polarisatie betreft tegenstellingen op groepsniveau. De term ‘groep’ staat hier voor een verzameling mensen die zich op basis van bepaalde gedeelde eigenschappen onderscheidt van anderen binnen de samenleving. De grootte van de groep in kwestie is hierbij niet direct van belang. Onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen kan het onderscheidende kenmerk van een groep ‘verschuiven’. Zo kan op basis van het publieke debat op het ene moment het verschil in afkomst dominant zijn in het wij-zij denken. Op een ander moment kan religie (het moslim-zijn of het als zodanig worden aangesproken door anderen) de bepalende factor zijn. Ook kunnen spanningen die niets te maken hebben met het wel of niet moslim-zijn wel als zodanig worden ervaren door de betrokkenen. ‘Tegenstellingen’ impliceert méér dan het bestaan van verschillen tussen groepen. Sec het ‘verder van elkaar af komen te staan’ van groepen en het wegvallen van relaties tussen groepen Deze definitie is door het COT ontwikkeld ten behoeve van het COT onderzoek in Breda Deze toelichting is grotendeels gebaseerd op het hoofdstuk over polarisatie in COT, Tussen feiten, beelden en gevoelens: verslag van een verkennend onderzoek naar polarisatie en radicalisering in het politiedistrict Breda, Den Haag, 2006
aanpak polarisatie en radicalisering
19
is niet hetzelfde als polarisatie. Het gaat om verschillen in denkbeelden die leiden tot een negatieve houding ten opzichte van de andere groep – of gedragingen en uitingen die hieruit voortvloeien. De verscherping van tegenstellingen brengt een versterking van de negatieve houding met zich mee. Spanningen tussen groepen worden zichtbaar in handelingen van individuen en/of organisaties. Handelingen die wijzen op spanningen zijn handelingen die (bedoelde) negatieve consequenties hebben voor individuen die behoren tot een andere groep. De ernst van de negatieve consequenties verschilt sterk. Zo kunnen maatschappelijke spanningen tussen bevolkingsgroepen tot uiting komen in een toename van discriminatie of in een toename van het aantal geweldsincidenten tegen leden van de andere groep. Er is sprake van toegenomen spanningen tussen bevolkingsgroepen wanneer de kans op (en vrees voor) incidenten tussen individuen uit deze groepen structureel is toegenomen en incidenten meer structureel en meer frequent voorkomen. In veel gevallen beperken de uitingen van spanningen zich tot losse, individuele incidenten. Individuele incidenten tussen groepen zijn niet per definitie een teken van polarisatie. Eventuele polarisatie is zichtbaar in de mate waarin de tegenstellingen tussen de groepen van invloed is op het ontstaan en het verloop van conflicten.
20
aanpak polarisatie en radicalisering
Wat is radicalisering? hoofdstuk 3
Wat is radicalisering? 1� De AIVD definieert radicalisme als: het actief nastreven en/of ondersteunen van diep ingrijpende veranderingen in de samenleving, die een gevaar kunnen opleveren voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, eventueel met het hanteren van ondemocratische methodes, die afbreuk kunnen doen aan het functioneren van de democratische rechtsorde 2� Radicalisme komt voort uit een geesteshouding, die zich kenmerkt door een denken en doen dat wordt beheerst door een ideaal, een geloof, een doel of een belang dat alles overheerst 3� Radicalisering betreft de groeiende bereidheid zelf bovengenoemde veranderingen na te streven en/of te ondersteunen, dan wel om anderen daartoe aan te zetten. Het betreft een proces waarin individuen in toenemende mate overgaan op het gebruik van verreikende – eventueel ondemocratische – middelen 4� Drie centrale elementen van het radicaliseringsproces zijn: het individuele proces, de interpersoonlijke dynamiek en de invloed van omstandigheden
Toelichting 9 10
De dreiging van radicalisme en radicalisering gaat niet primair uit van het gedachtegoed, maar van de verwachting dat het gedachtegoed in de praktijk in toenemende mate het handelen beïnvloedt. Het gaat hierbij om handelingen met negatieve gevolgen voor individuen en voor de democratische rechtsorde. In het uiterste geval kan dit in geweld resulteren. Radicalisering betreft een ontwikkeling van denken naar doen. Een ideaal, ideologie of religie (het denken) beïnvloedt in toenemende mate de handelingen van individuen. De negatieve aspecten van deze handelingen voor anderen worden ondergeschikt verklaard aan, of gelegitimeerd vanuit dit ‘denken’. Radicalen aanvaarden verreikende persoonlijke of maatschappelijke consequenties van hun streven. Deze houding gaat gepaard met een ontoegankelijkheid voor een redelijk debat en een overtuigdheid van de eigen superioriteit. Hierbij hoort in veel gevallen een sterk gepolariseerd wereldbeeld. De tegenstellingen tussen de eigen groep en de andere groep worden zo zwaar mogelijk aangezet. Deze tegenstellingen beïnvloeden het handelen waarbij vergaande isolatie
AIVD, van Dawa tot Jihad, 2004, p.15 10 Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, Weerbaarheid en Integratiebeleid, 2005, p.5
aanpak polarisatie en radicalisering
21
van de andere groep (of de samenleving), ofwel het zoeken van de confrontatie (binnen of buiten de perken van de wet) met de andere groep centraal staat. Hoewel radicalisering door de moord op Theo van Gogh in eerste instantie gekoppeld werd aan terrorisme, is deze causaliteit ‘slechts’ eenrichtingsverkeer. Dat wil zeggen: alle terroristen zijn radicaal in hun opvattingen, maar omgekeerd geldt niet dat radicalen als vanzelfsprekend bereid zijn tot terroristische acties. Van de volledige bevolking is een beperkt deel vatbaar voor radicale opvattingen. Een klein deel daarvan is bereid de radicale opvattingen te propageren of actief te ondersteunen. En slechts een zeer beperkt aantal van deze actieve personen is bereid daadwerkelijk geweld toe te passen om de gewenste maatschappelijke en/of politieke verandering te realiseren. 11 Radicalisme en radicalisering kunnen van invloed zijn op zowel de verticale verhoudingen (de interacties tussen overheid en burgers) als de horizontale verhoudingen (de interacties tussen de burgers onderling) in de samenleving. In dat licht onderscheidt de AIVD drie vormen van radicalisme: 12 • Antidemocratisch radicalisme. Deze categorie is gericht op de totstandkoming van een andere staatsvorm dan de democratische rechtsstaat (bedreiging van verticale verhoudingen). Dit betreft het verkrijgen van een brede aanhang voor politieke doelstellingen die het einde van de democratische rechtsstaat inhouden. Ook gaat het om radicale ideeën die stellen dat iemand zich moet ontrekken aan de rechtsorde indien wet- en regelgeving strijdig zijn met de eigen opvattingen; • Ondemocratisch radicalisme. Deze categorie wordt gekenmerkt door de bereidheid om met ondemocratische, al dan niet gewelddadige middelen, specifieke politieke doelstellingen te bereiken; • Democratie belemmerend radicalisme. Dit type radicalisme heeft geen doelbewust anti- of ondemocratisch ‘programma’, maar kan het functioneren van de democratische rechtsorde ernstig belemmeren of ondermijnen, doordat de verhoudingen tussen burgers (de horizontale verhoudingen) onder druk worden gezet. In het kader van radicalisering lijkt de puberale zoektocht naar een identiteit en het afzetten tegen de oudere generatie een extremer karakter aan te nemen. Er is sprake van jongeren die – in hun zoektocht naar bijvoorbeeld zingeving – radicale opvattingen aannemen en vervolgens hun wil opleggen aan familieleden, vrienden of leerkrachten. Hoewel dit gedrag vaak zijn achtergrond heeft in de puberale ontwikkeling, gaat het hierbij wel om radicale uitingsvormen. Er is niet altijd sprake van radicalisering in de zin van het overnemen van een radicaal gedachtegoed, maar mogelijk wel van het gedrag waarmee radicalisering gepaard gaat. Deze uitingen maken dan deel uit van de jeugdproblematiek. ‘Dit wordt soms foutief in 11 Zie ook: R.W. Meertens, Y.R.A. Prins, B. Doosje, In iedereen schuilt een terrorist: een sociaal-psychologische analyse van terroristische sekten en aanslagen, 2006, p. 84-85; Gemeente Rotterdam / COT, Actieprogramma Meedoen of Achterblijven, 2005, p. 19-20. 12 Gebaseerd op AIVD, Van Dawa tot Jihad, 2004 en Ministerie van Justitie, Radicalisme en radicalisering, 2005
22
aanpak polarisatie en radicalisering
het kader van radicalisering geplaatst, terwijl een aanpak in het kader van jeugdproblematiek gewenst is.’ 13 3.2 Wat is moslimsradicalisering? Wat is moslimradicalisering? AIVD definieert radicale islam als: ‘het politiek-religieus streven om, desnoods met uiterste middelen, een samenleving tot stand te brengen die een zo zuiver mogelijke afspiegeling is van hetgeen men meent dat gesteld wordt in de oorspronkelijke bronnen van de islam Binnen de radicale islam kan men spreken van verschillende stromingen, die meer of minder ver gaan in hun doelstellingen ‘Verzet’ speelt een belangrijke rol: – verzet tegen de westerse politieke (en economische) overheersing – verzet tegen de westerse culturele overheersing en de ‘verderfelijke’ westerse levensstijl met de Sharia als alternatief. Dit gaat gepaard met prediking van (religieuze en culturele) intolerantie (takfir: verkettering en uitsluiting van andersgelovigen, onder wie ook ‘liberale’ moslims) en parallellisme (geheel of gedeeltelijk niet erkennen van de niet-islamitische overheid en streven naar autonome gebieden) – verzet tegen zowel de politieke als culturele dominantie van het Westen vanuit andere dan religieuze motieven. Het betreft hier de vormen van radicalisme die het moslim-zijn (de lotsverbondenheid van de moslims overal ter wereld) centraal stellen
Toelichting
Er bestaan verschillende soorten islamitisch radicalisme. Er is anti-integratief radicalisme dat zich richt op afkeer van de Nederlandse samenleving. En er is radicalisme dat zich expliciet richt op actieve strijd tegen de omgeving. 14 Daarnaast zijn er stromingen die zekere overeenkomsten vertonen met de radicale islam – bijvoorbeeld ultraorthodoxe stromingen – maar die niet dezelfde risico’s met zich meebrengen. Fundamentalisme is dan ook nadrukkelijk niet hetzelfde als radicalisme. 15 In plaats van de term radicale islam spreekt de AIVD ook over islamisme en een bijbehorende politieke agenda. In de uitvoering hiervan kan worden gekozen voor een gewelddadige of een niet-gewelddadige én democratische variant.
13 Ministerie van Vreemdelingenzaken en Integratie, Weerbaarheid en Integratiebeleid, 2005, p.6 14 AIVD, Saoedische invloeden in Nederland. Verbanden tussen salafitische missie, radicaliseringsprocessen en islamistisch terrorisme, juni 2004, p.6 15 Zie bijvoorbeeld: IMES, Strijders van eigen bodem: radicale en democratische moslims in Nederland, 2006
aanpak polarisatie en radicalisering
23
De tendens om zich te onttrekken aan het burgerlijk gezag is een belangrijk kenmerk van de radicale islam. Het is niet alleen een middel, maar ook een doel. Ideologisch kunnen daarbij in ieder geval drie doelstellingen onderscheiden worden, die ieder een aantasting van de democratische rechtsorde impliceren: 16 • vestiging van een autonome moslimgemeenschap (umma) en daarmee onttrekking van (het handelen van) moslims in seculiere staten aan het gezag van de overheid; • invoering van islamitisch recht (sharia) binnen die moslimgemeenschap; • vestiging van het kalifaat (een – wereldwijde – theocratie op basis van de Islam). Extremistische islamisten die geweld propageren tegen in hun ogen ‘vijanden van de islam’ worden jihadisten genoemd. Zij willen maatschappelijke en politieke veranderingen bewerkstelligen in overeenstemming met hun radicaalreligieuze (jihadistische) overtuigingen. Zij stellen de jihad, in de betekenis van de heilige oorlog, centraal in hun overtuiging. Jihadistische terroristen zijn diegenen die daadwerkelijk geweld gebruiken tegen ongewapende burgers. 17 Met name in de mate waarin het complotdenken centraal staat in de ideologie, onderscheidt de jihadbeweging zich van andere ultraorthodoxe of salafitische stromingen binnen de islam. De islam wordt in hun ogen voornamelijk bedreigd door vijandige krachten als Israël (‘de zionisten’) en het Westen. Maar ook door – de in hun ogen – afvallige moslims en ‘foute’ islamitische regimes. De oplossing wordt gezocht in een persoonlijke plicht van elke ‘goede’ moslim om permanent strijd te leveren ter verdediging van de islam waarbij geweld, waar ook ter wereld, geoorloofd is. 18 Er ontwikkelt zich een lokale Nederlandse variant van de radicale islam. Die leidt niet auto matisch tot een oriëntatie op religieus gelegitimeerd geweld, maar de drempel voor het propageren van de jihad wordt wel verlaagd. In deze context ontstaat aan het meest extreme uiteinde van het radicaliseringspectrum een proces dat wordt aangeduid als jihadisering. Dit is een proces waarbij moslimjongeren, vooral door leeftijdgenoten, worden gemotiveerd om zich in woord en daad in te zetten voor de gewelddadige jihad. Jihadisering geschiedt – net als autonome radicalisering – vooral van onderaf en voltrekt zich ongestructureerd. Het proces is tevens autonoom omdat het weliswaar wordt beïnvloed door externe factoren, zoals teksten van jihadistische ideologen, maar in principe een eigen lokale dynamiek heeft. Risico’s van radicalisering beperken zich niet tot risico’s van geweld. Radicalisering brengt ook risico’s met zich mee die de democratie belemmeren. Zo kan anti-integratief radicalisme gepaard gaan met allerhande negatieve gevolgen voor andere groepen in de samenleving. Anti‑integratief radicalisme kent drie subvormen, waarbij de tweede en derde vorm een verdergaande radicalisering van de eerste inhouden: 19 • isolationisme: het zich bewust in zeer sterke mate afzijdig houden van de samenleving (maatschappelijk en politiek); 16 Nota Radicalisme en radicalisering 17 AIVD, De gewelddadige jihad in Nederland, 2006, p. 11 18 AIVD, De gewelddadige jihad in Nederland, 2006, p. 23 19 Gebaseerd op AIVD, Van Dawa tot Jihad, 2004, p.18
24
aanpak polarisatie en radicalisering
• exclusivisme: het terugtrekken uit de samenleving, dat gepaard gaat met sterke discriminatoire uitingen naar de rest van de samenleving of groepen daarvan (verkettering, demonisering, samenzweringstheorieën, vijandsbeelden); • parallellisme: het terugtrekken uit de samenleving en het voorstaan van een parallelle samenleving binnen de omringende samenleving met parallelle machtsstructuren en eigenrichting. 3.3 Wat zijn radicaliseringshaarden? Wat zijn radicaliseringshaarden? Radicaliseringshaarden zijn organisaties, groepen of locaties, waar sprake is van activiteiten en uitingen die bijdragen aan verdergaande radicaliseringsprocessen bij individuen, welke kunnen uitmonden in terrorismegerelateerde activiteiten Bij radicaliseringshaarden is sprake van een voedingsbodem voor radicalisering De NCTb heeft een beleidskader ontwikkeld gericht op de aanpak van radicaliseringshaarden: – In het huidige beleidskader ligt het accent op radicaliseringshaarden van moslimradicalisering. Eenzelfde lijn kan echter gevolgd worden voor haarden van rechtsradicalisering) – De lokale aanpak vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. De nadruk ligt op de bestuurlijke boodschap richting de haard – Vooralsnog bevindt de aanpak van radicaliseringshaarden zich in een beginstadium
3.4 Wat is rechtsradicalisering? Wat is rechtsradicalisering? De AIVD benoemt drie vormen van extreemrechts: – vertegenwoordigers van het zogenoemde ‘burgerlijk extreem rechts’ die xenofobische en ultranationalistische opvattingen huldigen maar zich hebben gevoegd naar de democratische mores, deels gedwongen door wetgever en publieke opinie – neonazistische organisaties die zich openlijk antidemocratisch en racistisch opstellen en pogen hun doelstellingen met ondemocratische, buitenwettelijke middelen te verwezenlijken – ongeorganiseerde (groepen van) individuen en subculturen die zich, op velerlei manieren en al dan niet politiek gemotiveerd, bezighouden met het uitdragen van een extreem rechtse of racistische boodschap. Bij dit laatste valt te denken aan het plegen van racistisch geweld, extreem rechtse uitingen op het internet of het verspreiden van geluidsdragers met strafbare teksten
Toelichting
Voor rechtsradicalisering geldt dat de nagestreefde ‘ingrijpende maatschappelijke veranderingen’ vooral betrekking hebben op de horizontale dimensie, te weten de wijze van samenleven tussen mensen. Zij streven naar een samenleving gebaseerd op een extreemrechtse ideologie waarin geen ruimte is voor de volksvreemde en volksvijandige elementen. Bij sommige – meer fascistische – groepen zijn ingrijpende wijzigingen op de verticale dimensie echter wel degelijk een doel. Deze wijzigingen komen in sommige gevallen neer op een einde aan het pluralistisch karakter van de overheid en de samenleving.
aanpak polarisatie en radicalisering
25
In het algemeen heeft extreemrechts onder meer de volgende kenmerken: 20 • agressief nationalisme en/of etnocentrisme, dat zich uitdrukt in xenofobie en vreemdelingenhaat; • racisme, meestal gefundeerd op een biologisch getinte wereldbeschouwing, terugkerend in etnische/culturele discriminatie; • antisemitisme, dat zich vertaalt in een open of bedekte vijandelijke houding tegenover het joodse volk, alsmede in een relativering van nazi-misdaden uit het verleden; • autoritarisme, strevend naar een krachtige leidersfiguur en een sterke staat; • een anti-egalitaire maatschappijopvatting waarbinnen een hiërarchische ‘organische’ ordening domineert; • nadruk op de volksgemeenschap en de culturele homogeniteit daarvan; • een antipluralistische opvatting over politiek en samenleving, samenhangend met een wantrouwen tegen de democratie; • acceptatie van geweld als middel om sociale en politieke conflicten te beslechten; • een demagogische spreekstijl, waarbij politieke tegenstanders verbaal worden besmeurd; • absolutistische aanspraken op de waarheid, die maatschappelijke tolerantie sterk bemoeilijken. Georganiseerd extreemrechts 21 is niet populair in Nederland. De extreemrechtse partijen in Nederland zijn in sterke mate versplinterd. Er bestaan wel veel organisaties met een extreemnationalistische tot nazistische inslag, maar het totaal aantal aanhangers van deze groeperingen wordt geschat op enkele honderden, met slechts een kleine harde kern. 22 Het ministerie van Justitie spreekt van een aantal van (min of meer georganiseerde) neonazi’s van ‘nog geen honderd’. 23 Voor twee bekende neonaziverbanden (Racial Volunteer Force en Blood and Honour Nederland) schatten onderzoekers het aantal aanhangers op respectievelijk 70 en 220 en het aantal leden van de harde kern 25 en 30. 24 Aandachtspunt is wel dat deze organisaties actief aansluiting kunnen zoeken bij lokale extreem- georiënteerde jongeren groepjes. 25 De moord op Van Gogh heeft geleid tot een opleving van anti-islamitisch geweld.
20 Dit overzicht is afkomstig van de Zwitserse politicoloog Urs Altermatt en is gebaseerd op een artikel in de Neue Zürcher Zeitung. Dit overzicht wordt in discussies en publicaties vaak gebruikt. Zie bijvoorbeeld: Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland, Van vreemde smetten vrij?, Een quickscan naar rechts-extremisme onder jongeren in de Zaanstreek en Purmerend, (Zaandam, 2005). 21 De termen rechtsradicalisme en rechtsextremisme en extreemrechts zijn niet geheel synoniem. Aansluitend op andere publicaties en het dagelijks woordgebruik volgen wij in deze notitie de lijn om deze termen toch als synoniemen te gebruiken. Zie ook Van Donselaar, Monitor racisme en extremisme, cahier nr. 4, Het Lonsdalevraagstuk, 2005, p. 9. 22 Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden, Donselaar, J van. en P. Rodriguez, Monitor racisme en extreemrechts, zesde rapportage, 2004. 23 Ministerie van Justitie, Radicalisme en radicalisering, 19 augustus 2005 24 Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden, Donselaar, J. van. en P. Rodriguez (redactie), Monitor racisme en extremisme, zevende rapportage, 2006: p. 132 25 Huijgens, V., Lokale aanpak van rechtsextremisme onder jongeren, december 2004, p. 7.
26
aanpak polarisatie en radicalisering
voorbeelden van symbolen (bron: lonsdalenews.nl)
Voor een toelichting op deze en andere symbolen zie www.lonsdalenews.nl of www.lbr.nl
aanpak polarisatie en radicalisering
27
Wat zijn zogenoemde ‘Lonsdale-jongeren’? hoofdstuk 4
Wat zijn ‘Lonsdale-jongeren’? (Een deel van) de huidige generatie gabbers die gemiddeld tussen de 15 en 25 jaar oud is en elkaar vindt in liefde voor hardcore-house muziek, gelijke kledingstijl (oa de merken Lonsdale, Pitbull, Hooligan, bomber jacks, kisten met witte veters) en in het dragen van rechts-extremistische symbolen Er is nauwelijks sprake van rechts-extremistische ideologie of politieke motivatie Veel van deze jongeren kennen de werkelijke betekenis van de gehanteerde rechts-extremistische symbolen niet. De provocerende werking die van deze symbolen uitgaat is over het algemeen bekend, geaccepteerd en wordt vaak doelbewust opgezocht Deze jongeren(sub)cultuur manifesteert zich verspreid over het hele land maar concentreert zich vooral in kleinere steden en dorpen en op VMBO-scholen in het land De jongerengroepen hebben regelmatig connecties met criminaliteit en gebruiken drugs. Soms veroorzaken de jongeren openbare orde-verstoringen
Toelichting
Beeldbepalend binnen extreemrechts in Nederland is momenteel de jongerensubcultuur rond het kledingmerk Lonsdale. Het gaat om jongeren die op velerlei manieren een extreemrechtse of racistische boodschap uitdragen. Steeds meer autochtone jongeren maken gebruik van extreemrechtse symbolen om hun identiteit te benadrukken. Vooral jongeren die zich graag kleden in het merk Lonsdale, in de volksmond ‘Lonsdale-jongeren’ genoemd, zijn in de afgelopen anderhalf jaar onderwerp van maatschappelijke en politieke discussies. 26 27 Het kledingmerk zelf strijdt actief tegen discriminatie en tegen het negatieve imago. 28 Het gaat in de regel om ongeorganiseerde lokale groepen jongeren die in wisselende samenstellingen met elkaar omgaan (fluïde netwerken). De jongeren keren zich zelden of nooit buiten de eigen kring en zijn alleen in de eigen regio actief. 26 Brief van de minister van BZK aan de voorzitter van de Tweede Kamer, AIVD Vervolgonderzoek ‘Lonsdale’-jongeren, 17 januari 2006 27 In deze notitie gebruikt het COT de term ‘Lonsdalejongeren’ omdat dit de terminologie is die ook door de doelgroep van dit onderzoek (gemeenten) wordt gehanteerd. 28 zie www.lonsdale.nl
28
aanpak polarisatie en radicalisering
Het belang van het Nederlandse cultuurbehoud, onveiligheidsgevoelens en eigen-volk-eerstdenkbeelden zijn verklarende factoren voor het aannemen van een extreemrechtse houding door de jongeren. Het betreft jongeren die zich, zonder politiek georganiseerd te zijn, tegen buitenlanders keren en dit laten blijken door bepaalde stijlkenmerken. Zij hebben een rechtsextreme houding maar in de regel geen rechts-extremistische ideologie of sympathie. Het kabinet spreekt van een categorie jongeren die ‘nogal eens de theorie van de ouders in praktijk (lijkt) te brengen.’ 29 De sympathie van ouders voor rechtsradicale opvattingen van hun kinderen is echter niet onbegrensd en lijkt op te houden wanneer er sprake is van een openlijk neonazistische oriëntatie met symbolen als het hakenkruis. Maar ook hier zijn weer uitzonderingen op. 30 De jongeren halen hun ideeën verder van extreemrechtse internetsites. Op webfora wordt contact gelegd en gebeurtenissen als politieke uitspraken, incidenten en maatschappelijke ontwikkelingen uitgebreid besproken. Daarbij worden veel krachtige rechtsextremistische oneliners gebruikt. Er wordt niet zozeer een brede ideologie gehanteerd, als wel een algemene afwijzing van allochtonen. 31 Hoewel zij niet georganiseerd zijn in de klassieke zin van het woord, zijn zij wel virtueel georganiseerd. 32 In de zevende Monitor racisme en extremisme waarschuwen de onderzoekers voor toenemende activiteiten van extreemrechts op internet en benadrukken zij de noodzaak van een aanpak hiervan. De aanwezigheid van deze jeugdcultuur leidt in combinatie met bestaande jeugdculturen van allochtone jongeren tot risico’s. Vooral het rechts-extremistische vertoon is soms aanleiding voor confrontaties tussen beide groepen. Ook richten de jongeren soms vernielingen aan, bijvoorbeeld op joodse begraafplaatsen of bij moskeeën. Zowel de confrontaties als de ver nielingen vinden in veel gevallen plaats ‘onder invloed van alcohol en andere geestverruimende middelen’ en ‘kennen doorgaans dan ook geen planmatige opzet of gecoördineerde voor bereiding’. 33 Over de confrontaties schrijft de AIVD: “de confrontaties tussen gabbers en allochtone jongeren lijken toe te nemen waarbij agressie nu eens van de ene en dan weer van de andere zijde komt. De conflicten tussen gabbers en allochtone jongeren gaan doorgaans om macht; macht op straat, over meisjes, over het gebruik van openbare ruimten, over de dansruimte op grote feesten of over de toegang tot het jongerencentrum. Er lijkt sprake te zijn van een proces van actie en reactie waarbij nu eens de autochtone jongeren en dan weer de allochtone jongeren
29 Ministerie van Justitie, Radicalisme en radicalisering, 19 augustus 2005, p. 40 30 Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden, J. van Donselaar (redactie), Monitor racisme en extremisme, Cahier nr. 4, Het Lonsdalevraagstuk, Amsterdam, 2005, p. 20 31 Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden, Donselaar, J. van (redactie), Monitor racisme en extremisme, Cahier nr. 4, Het Lonsdalevraagstuk, 2005, p. 15. 32 Zie bijvoorbeeld: Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland, Van vreemde smetten vrij?, Een quickscan naar rechtsextremisme onder jongeren in de Zaanstreek en Purmerend, (Zaandam, 2005) 33 AIVD, ‘Lonsdale-jongeren’ in Nederland, Feiten en fictie van een vermeende rechts-extremistische subcultuur, Nr. 2381145/01, juli 2005, p. 4
aanpak polarisatie en radicalisering
29
een confrontatie uitlokken.” 34 Confrontaties kunnen zich voordoen op alle plaatsen waar de jongeren elkaar treffen: rond feesten, kermissen, in het uitgaansleven, etc. Voor veel Lonsdalers geldt overigens dat zij in hun dagelijks leven slechts beperkt of niet in aanraking komen met allochtonen. Vooral voor jongeren buiten de steden geldt dat zij pas op de middelbare school, vaak buiten het eigen dorp, voor het eerst intensief in aanraking komen met allochtone medeburgers. 35 Gabbers worden door gevestigde rechts-extremistische partijen over het algemeen niet als betrouwbare achterban gezien vanwege hun geringe politieke motivatie en hun overmatige alcohol- en drugsgebruik. Ook al verschillen harde kernleden en meelopers in ideologische binding, ook de meelopers kunnen bereid zijn tot verbaal en/of fysiek geweld tegen de andere groep. In de zevende Monitor racisme en extremisme stellen de onderzoekers dat de problemen rond wat zij noemen ‘extreemrechtse gabbers’ (de ‘Lonsdalers’) de laatste jaren sterk zijn toegenomen. 36 “Nog steeds gaat het om waarschijnlijk enkele duizenden meer of minder racistisch, rechts extremistisch georiënteerde jongeren. Bovendien vindt vanuit de extreemrechtse gabberscene radicalisering plaats: er zijn diverse neonazi groepen ontstaan die hun oorsprong vinden in kringen van extreemrechtse gabbers. In vergelijking met de Lonsdalers zijn deze groepen hechter georganiseerd en is er sprake van een uitgesproken extreemrechtse (lees: nationaalsocialistische) ideeënwereld, waarin het gebruik van geweld als gerechtvaardigd geldt. (…) Gezien de snelle groei van deze groepen, alsmede hun radicale en gewelddadige profilering, is deze ontwikkeling reden voor bezorgdheid.” 37 34 AIVD, ‘Lonsdale-jongeren’ in Nederland, Feiten en fictie van een vermeende rechts-extremistische subcultuur, Nr. 2381145/01, juli 2005, p. 8 35 Homan, M., Generatie Lonsdale: Extreemrechtse jongeren in Nederland, Houtekiet, 2006 36 Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden, Donselaar, J. van. en P. Rodriguez (redactie), Monitor racisme en extremisme, zevende rapportage, 2006: p. 133, 134 37 Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden, Donselaar, J. van. en P. Rodriguez (redactie), Monitor racisme en extremisme,
30
aanpak polarisatie en radicalisering
Waar kan ik meer informatie vinden over deze onderwerpen? hoofdstuk 5
Nota’s AIVD, Van Dawa tot Jihad: de diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde, 2004 AIVD, De gewelddadige Jihad in Nederland, 2006 AIVD, ‘Lonsdale-jongeren’ in Nederland: feiten en fictie van een vermeende rechts-exremistische subcultuur, 2005 AIVD, AIVD vervolgonderzoek ‘Lonsdale’-jongeren, 2006 Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Nota weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren, Maart 2005 Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Nota Weerbaarheid en Integratiebeleid, Preventie van radicalisering vanuit het perspectief van het integratiebeleid, augustus 2005 Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Tussenrapportage Weerbaarheid en integratiebeleid, augustus 2006 Ministerie van Justitie, Nota radicalisme en radicalisering, augustus 2005 Ministerie van BZK, De lokale en justitiële aanpak van radicalisme en radicalisering, september 2005 NCTb, Beleidskader aanpak radicaliseringshaarden, december 2005 Selectie van onderzoeken Anne Frank Stichting, Monitor Racisme en Extremisme, Cahier 4. Het Lonsdale vraagstuk, 2004 Anne Frank Stichting, Monitor Racisme en Extremisme, jaarlijks COT, Verkennend onderzoek naar radicalisering in Tilburg, 2006 COT, Tussen feiten, beelden en gevoelens: een verkennend onderzoek naar polarisatie en radicalisering in het politiedistrict Breda, 2006 FORUM, Interetnische spanningen: een draaiboek, 2003 FORUM, Moskeebrand in Helden. Evaluatie van de aanpak en lessen voor de toekomst, 2006 FORUM/Interventieteams, Vrijblijvendheid Voorbij, Eindrapportage Interventieteams 2005 – 2006, 2007 IMES, Strijders van eigen bodem: radicale en democratische moslims in Nederland, 2006 IMES, Processen van radicalisering: Waarom sommige Amsterdamse moslims radicaal worden, 2006 Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie, Monitor Rassendiscriminatie 2005, 2006
zevende rapportage, 2006: p. 133, 134
aanpak polarisatie en radicalisering
Selectie van websites www.aivd.nl/actueel_publicaties/aivd-publicaties www.forum.nl/interventieteams/index.html www.forum.nl/nsc www.hetccv.nl/dossiers/Samenleven_en_wonen/Radicalisering www.lbr.nl www.lonsdalenews.nl www.monitorracisme.nl www.radicaaljong.nl www.amsterdam.nl/wijamsterdammers
31
aanpak polarisatie en radicalisering
Blok II: Verkennen van nut en noodzaak en mogelijke contouren van een aanpak
33
34
aanpak polarisatie en radicalisering
Hoe verken ik de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanpak? hoofdstuk 6
Hoe verken ik de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanpak? Krijg eerst zicht op de stand van zaken in de eigen gemeente. Dit kan door deze zelf te verkennen (eventueel onder externe begeleiding) of te laten verkennen (bilaterale gesprekken gevolgd door groepsgesprek over ervaringen en beelden van functionarissen) Voer een verkennend onderzoek uit (of laat dit doen) en/of organiseer verkennende bijeenkomsten om een eerste beeld te krijgen van de stand van zaken in de gemeente. Begin met enkele verkennende bilaterale gesprekken, bijvoorbeeld met de politie Verzamel en lees de inhoudelijke sleuteldocumenten, zoals bestaande beleidsstukken, onderzoeken en actieprogramma’s Organiseer verkennende bijeenkomsten met interne partners over mogelijke vormen van aanpak. Betrek vervolgens ook externe partners Verken de mogelijkheid om met meerdere gemeenten gezamenlijk eventuele problematiek in kaart te brengen en/of aan te pakken
Toelichting
Het starten met het onderwerp polarisatie en radicalisering en het verkennen van de lokale situatie kost veel tijd en energie. De benodigde inspanningen worden vaak onderschat. Aandachtspunt hierbij is dat de gemeente en alle partners een eigen bewustwordingstraject door moeten maken. Op basis van bestaande literatuur, onderzoeken en actieplannen kan de trekker van het onder werp zich inlezen in de materie. Een belangrijke volgende stap is het voeren van verkennende gesprekken met collega’s over het onderwerp. Hoe leeft dit bij hen? Wat voor zaken komen zij tegen in het contact met derden? Welke incidenten hebben gespeeld in het verleden? Welke zorgen zijn er op dit moment? Ook in bestaande overleggremia – onder andere met de politie, maar ook binnen bijvoorbeeld het Veiligheidshuis – kan het onderwerp een eerste keer worden besproken. De eerste gesprekken zijn vooral bedoeld om na te gaan hoe de partners in deze gremia tegen de thema’s polarisatie en radicalisering aankijken. In aanvulling op deze eerste contacten kan de trekker van dit onderwerp starten met het organiseren van verkennende bijeenkomsten met interne partners. Bijvoorbeeld door het bij
aanpak polarisatie en radicalisering
35
elkaar brengen van ambtenaren welzijn, leerplichtambtenaren, wijkagenten en anderen. Het is verstandig om ook welzijnswerk en jongerenwerk te betrekken. Dit kan echter ook later in een separate bijeenkomst, zodat je als gemeente meer gericht het gesprek met hen kunt voeren op basis van vooraf vastgestelde gemeentelijke uitgangspunten. Door het organiseren van bijeenkomsten met specifieke doelgroepen en een bijeenkomst met meerdere partners, kan stap voor stap in beeld worden gebracht welke zaken spelen. Ook wordt zo inzichtelijk welke zaken mogelijk aanvullende aandacht behoeven. Door middel van de bijeenkomsten kan de lokale situatie in beeld worden gebracht en wordt gewerkt aan draagvlak. Samen verkennen de partners welke mogelijke activiteiten een rol kunnen spelen in de aanpak van de problematiek. In de verkenning kunnen ook slimme combinaties worden gezocht tussen verschillende doelgroepen. Een waardevolle bijeenkomst betreft een bijeenkomst tussen politiemensen en welzijnswerkers. Deze bijeenkomsten hebben namelijk een belangrijke functie in het kennis nemen van elkaars ziens- en werkwijze. Deze verschilt vaak sterk. Een mogelijkheid is om na eerste bilaterale gesprekken – en eventuele eerste bijeenkomsten – een verkennend onderzoek uit te (laten) voeren om de lokale werkelijkheid in beeld te brengen. Dit onderzoek kan antwoord geven op de vraag wat er lokaal speelt als het gaat om polarisatie en radicalisering. De omvang en diepte van een dergelijk onderzoek kunnen verschillen al naar gelang de behoefte. De onderzoeksresultaten kunnen worden benut voor (verdere) gesprekken met externe en interne partners. Dit kan een opmaat zijn naar een plan van aanpak. Wanneer blijkt dat de problematiek mogelijk gemeentegrensoverschrijdend is, kan de verdere verkenning ook in samenwerking met meerdere gemeenten worden opgepakt. Ook als er slechts beperkte capaciteit beschikbaar is, kan een dergelijke samenwerking uitkomst bieden. De keuze voor specifieke activiteiten is deels afhankelijk van de vraag of er capaciteit beschikbaar is om deze te verrichten. Daarnaast moeten het nut en de noodzaak van een aanpak worden ingezien. Als er bij de betrokken partners al draagvlak bestaat, is het makkelijker om sessies te organiseren om de problematiek in kaart te brengen. Wanneer dit draagvlak niet bestaat, verzanden dergelijke sessies vaak in (meer principiële) discussies over de noodzaak van een aanpak. De bovenstaande activiteiten, zoals het organiseren van bijeenkomsten met externe partners en/of het laten uitvoeren van een onderzoek, vereisen bestuurlijk draagvlak en een bestuurlijke opdracht. Op basis van de uitkomsten van de eerste eigen verkenning kan het bestuur nader worden geïnformeerd. Dit kan na een eerste bespreking met de burgemeester en vervolgens binnen het college van B&W of met enkele specifieke wethouders. Uitkomsten van bilaterale contacten en een overzicht van incidenten of vraagstukken kunnen worden benut om bestuurlijk draagvlak te creëren.
36
aanpak polarisatie en radicalisering
Wat wil ik waarom aanpakken? hoofdstuk 7
Wat wil ik waarom aanpakken? Geen aanpak alleen ‘omdat het moet’, daarvoor is het te ingrijpend Aanpak moet gebaseerd zijn op een geïdentificeerd risico of geïdentificeerde problematiek Ook kan het een reactie zijn op een brede maatschappelijke discussie. In dat geval wil een gemeente proactief zijn omdat de problematiek ook in de eigen gemeente kan voor- en opkomen De aanpak moet zoveel als mogelijk worden afgebakend. Belangrijke keuzes zijn: – In hoeverre en in welke mate richt de aanpak zich op het tegengaan van polarisatie, het tegengaan van radicalisering en/of het bestrijden van en reageren op terrorisme? – In hoeverre richt de aanpak zich op gerelateerde problematiek: beperkt de aanpak zich daartoe of is dit een onderdeel van een overkoepelende aanpak? – In hoeverre gaat het om preventie en/of repressie? – In hoeverre is het een gemeentelijke aanpak of een bredere aanpak?
Toelichting
Het is belangrijk om als gemeentebestuur na te denken over de vraag wat er eventueel moet worden aangepakt. Belangrijke vragen hierbij zijn: wat is het doel van de aanpak? Op wie of wat richt de aanpak zich? Gaat het om het versterken van de sociale cohesie, om specifieke activiteiten (bijvoorbeeld tegen discriminatie), om polarisatie en/of om radicalisering? Het antwoord op deze vragen is idealiter gebaseerd op een uitgevoerde probleemverkenning. Ook is het noodzakelijk om na te gaan welke mogelijk relevante activiteiten de gemeente en partners al ondernemen. Op basis van deze verkenning kan worden beoordeeld of aanvullende inspanningen noodzakelijk zijn of dat kan worden volstaan met het vergroten van de alertheid en de bewustwording. Voorkomen moet worden dat een gemeente een aanpak opzet ‘omdat het moet’ zonder een scherp beeld te hebben van de risico’s en vraagstukken. Een ongerichte aanpak maakt het moeilijk om het benodigde draagvlak bij interne en externe partners te creëren. Het besluit om een aanpak proactief op te zetten – ‘voor het geval dat’ – dient om deze reden wel onderbouwd te worden met argumenten. Er moet in ieder geval een relatie worden gelegd met mogelijke risico’s.
aanpak polarisatie en radicalisering
37
Hoe breder de problematiek waarop de aanpak zich richt, hoe meer middelen en capaciteit dit vergt. Het verbreden van de aanpak naar polarisatie en gerelateerde onderwerpen kan zorgen voor meer draagvlak. Een (te) smalle aanpak op radicalisering daarentegen leidt makkelijker tot weerstand, omdat dit thema bij enkele doelgroepen gevoelig ligt. Een bredere aanpak maakt ook dat meer onderwerpen hierin kunnen worden ondergebracht. Wel moet, ook binnen een brede aanpak, specifiek worden aangegeven welke maatregelen of acties op welke wijze bijdragen aan het tegengaan van polarisatie of radicalisering. Afhankelijk van de lokale vraagstukken is het verstandig om naast een meer algemene aanpak ook na te denken over een meer specifieke aanpak. Als er een specifiek radicaliseringprobleem bestaat, is het raadzaam om in de aanpak voor dit onderkende risico expliciet maatregelen te benoemen. Dit stelt de gemeente in staat om in een brede (vaak meer preventieve) aanpak ook de benodigde (veelal repressieve) maatregelen te treffen. Hiermee wordt voorkomen dat de focus van de aanpak lijdt onder de verbreding. Zowel radicalisering als polarisatie lenen zich voor een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. Voor de gemeente is een belangrijke rol weggelegd op het vlak van preventie: het wegnemen van de omstandigheden waaronder dergelijke problematiek (mede) ontstaat. Repressie is meer een taak voor de politie. Onder repressie valt echter ook strikte handhaving door de leerplichtambtenaar en door anderen die namens de gemeente handhavend kunnen optreden.
38
aanpak polarisatie en radicalisering
Wie kan binnen de gemeente fungeren als probleemeigenaar? hoofdstuk 8
Wie kan binnen de gemeente fungeren als probleemeigenaar? Het ligt het meest voor de hand dat de burgemeester dit dossier bestuurlijk ‘trekt’, in nauwe samenwerking met andere leden van het college van B&W die vanuit de eigen verantwoordelijkheid delen van het dossier beheren (zoals bijvoorbeeld de portefeuille ‘welzijn’) Het meest voor de hand ligt het ambtelijk beleggen van het dossier bij de afdeling Openbare Orde en Veiligheid / Integrale Veiligheid. Dit mede vanwege de structurele contacten tussen bestuur en politie Nauwe samenwerking met Welzijn, Maatschappelijke Ontwikkelingen, Onderwijs, Integratie, Diversiteit, etc. ligt voor de hand. Zij onderhouden contacten met de eigen verantwoordelijke wethouders, en hebben belangrijke contacten met actoren in de lokale gemeenschap Wanneer het dossier wordt neergelegd bij een andere afdeling/directie, dan dient in ieder geval nauw te worden samengewerkt met de afdeling OOV Sommige contacten met externe partners kunnen beter vanuit een andere afdeling/directie worden onderhouden dan vanuit de veiligheidshoek
Toelichting
Voorop staat dat een aanpak van polarisatie en/of radicalisering het hele college van burgemeester en wethouders aangaat. Een collegebreed draagvlak is gewenst. Voor specifieke activiteiten en interventies geldt dat deze binnen portefeuilles als Zorg, Welzijn, Onderwijs of Integratie vallen. In een ander geval kan het gaan om specifieke voorzieningen die bijvoorbeeld onder Ruimtelijke Ontwikkeling vallen. De burgemeester kan hierin een coördinerende rol vervullen (de bestuurlijk trekker). Vooral omdat de aanpak speelt op het grensvlak van maatschappelijke vraagstukken en meer specifieke veiligheidsvraagstukken. Het is belangrijk om partners van buiten de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OVV) te betrekken. Juist deze partners (en de gemeentelijke diensten die met hen samenwerken) zijn aan zet als het gaat om het oppikken van signalen en het uitvoeren van interventies. Ook zijn juist deze diensten ingericht om bepaalde acties te ondernemen die kunnen bijdragen aan het voorkomen – en eventueel tegengaan – van radicalisering. Zoals het voorkomen van uitval van school, het stimuleren van democratisch burgerschap en het stimuleren van participatie. Een mogelijkheid is ook om het onderwerp in zijn geheel primair bij een andere afdeling dan OOV neer te leggen, bijvoorbeeld bij Welzijn.
aanpak polarisatie en radicalisering
Daarnaast kunnen bepaalde specifieke doelgroepen worden afgeschrikt door het stempel ‘veiligheid’. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om scholen, jongerenwerkers maar ook moskeeën en maatschappelijke organisaties. Mede om deze reden dienen naast de afdeling Veiligheid ook verschillende andere afdelingen een belangrijke rol te spelen. Bijvoorbeeld bij het leggen van contacten en het bespreken van de thematiek met (beoogde) partners.
39
40
aanpak polarisatie en radicalisering
Wat is de rol van de gemeente in relatie tot politie, RID en AIVD? hoofdstuk 9
Wat is de rol van gemeente in relatie tot politie, RID en AIVD? De gemeente beschikt over veel informatie die relevant kan zijn voor het tegengaan van polarisatie en radicalisering Veel reguliere gemeentelijke taken hebben een (mogelijke) relatie met de vraagstukken rond polarisatie en radicalisering De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid en openbare orde op lokaal niveau Burgers en gemeentepersoneel (en partner organisaties) hebben mogelijk vragen, zorgen en angsten. De gemeente kan hierop reageren Er zijn veel aspecten van radicalisering die niet strafbaar zijn en die ook (nog) geen bedreiging van de democratische rechtsorde met zich meebrengen, maar die wel onwenselijk kunnen zijn. Politie, RID en AIVD hebben dan ook bij veel signalen niet direct een taak. De gemeente mogelijk wel Politie beschikt mogelijk over informatie die nuttig is voor de gemeente en vice versa. Dit vergt goede werkafspraken en een heldere rolverdeling Afstemming met politie en RID is noodzakelijk. Via politie en RID wordt indirect afgestemd met AIVD. Voorkomen moet worden dat interventies van gemeente het werk van politie, RID of AIVD verstoren. Organiseer een ‘check’
Toelichting
Bij het vaststellen van de gemeentelijke rol, moet ook gekeken worden naar de rol van andere partners zoals de politie en in het verlengde hiervan de Regionale Inlichtingen Dienst (RID) en de AIVD. Het verdient aanbeveling om in gesprek te gaan met de politie over polarisatie en radicalisering. Zowel gemeente als politie moeten van elkaar weten hoe zij tegen de problematiek aankijken en hoe zij dit plaatsen in de lokale werkelijkheid. De gemeente moet afspraken maken met de politie over hoe om te gaan met eventuele signalen van radicalisering. Met wie van de politie kan de gemeente afstemmen? Wie bij de politie is contactpersoon bij signalen over radicalisering en polarisatie? Hoe komt informatie van de wijkagent terecht bij de gemeente? Ook dient er verkend te worden of de gemeente op momenten kan ‘klankborden’ met de RID. Eventueel kan ook de AIVD gevraagd worden toelichting te geven op zaken. Dit alles op basis van goede afspraken met de politie.
aanpak polarisatie en radicalisering 41
In ieder geval moet de gemeente er zorg voor dragen dat signalen snel bij de politie komen. Zo kan de politie een eigen analyse uitvoeren en tot een beoordeling van de informatie komen. Het is aan de politie om signalen eventueel uit te zetten in de eigen kanalen richting RID en AIVD. Hiermee kan gegarandeerd worden dat er geen ongewenste verstoring van inlichtingenactiviteiten plaatsvindt door eventuele gemeentelijke acties.
42
aanpak polarisatie en radicalisering
Welke hoofdcomponenten bevat een aanpak? hoofdstuk 10
Welke hoofdcomponenten bevat een aanpak? Een algemene visie op en duiding van de problematiek: wat betekent het voor de eigen gemeente? (en dus: waar richt onze aanpak zich op?) Heldere bestuurlijke inbedding (collegebrede inzet) en ambtelijke borging (wie treedt op als trekker?) Heldere afbakening van thematiek Aandacht voor zowel preventieve en repressieve elementen, alsook voor bewustwording Concrete actiepunten en actiehouders: duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden De wijze van bredere agendering in bestaande relevante gremia Acties die in ieder geval op zichzelf waardevol zijn, zoals versterken informatiepositie en aanhalen contacten met maatschappelijke partners De wijze van betrekken van externe partners: duidelijke afspraken over de structuur van contacten Relatie actiepunten tot bestaand beleid en lopende projecten/trajecten in het kader van gerelateerde problematiek / beleidsvelden
Toelichting
Wanneer een gemeente zicht heeft op de zaken die lokaal spelen en heeft nagedacht over elementen van een gemeentelijke aanpak, kan een plan worden opgesteld. De invulling van de informatiehuishouding en de hieropvolgende aanpak is afhankelijk van de aard van de problematiek, maar ook van de al bestaande contacten en overlegvormen. Het is belangrijk om de aanpak te koppelen aan bestaande overlegverbanden of initiatieven die zich richten op gerelateerde problematiek. Een kernelement van de aanpak is het creëren van bewustwording van de problematiek. De betrokken actoren dienen gevoelig te worden voor de signalen die mogelijk wijzen op radicalisering of polarisatie. Bewustwording betekent dat partners vanuit een specifiek referentiekader naar het eigen werkveld kijken en zich bewust zijn van mogelijk afwijkingen van het normale (inclusief de ‘normale problemen’). Dit kan betekenen dat wat eerst simpel weg provocerend jongerengedrag leek, toch een basis blijkt te hebben in polarisatie of mogelijk toch wijst op radicalisering. Bijvoorbeeld omdat uit nieuwe informatie blijkt dat de jongeren in kwestie vanuit een diep ideologische overtuiging handelen. Het vergroten van de bewustwording kan plaatsvinden door middel van opleidingssessies en discussiesessies. Tijdens
aanpak polarisatie en radicalisering 43
deze bijeenkomsten kunnen partners spreken over de eigen ervaringen en discussiëren over de aanpak. Een ander kernelement betreft de mogelijk in te zetten interventies. In de afgelopen jaren is veel beleid ontwikkeld als het gaat om integratie en het bevorderen van verhoudingen tussen bevolkingsgroepen. Ook in het onderwijs en in het jeugdbeleid wordt traditioneel veel aandacht besteed aan het voorkomen van conflicten. Na de moord op Van Gogh zijn overheden begonnen met het ontwikkelen van specifiek beleid gericht op het voorkomen en tegengaan van radicalisering. Voor de moord waren interventies gericht op radicalisering vooral het werkterrein van veiligheids- en inlichtingendiensten en politie. Interetnische spanningen en overlast speelden als beleidsthema’s ook voor de moord. 38 Op lokaal niveau hebben verscheidene gemeenten actieprogramma’s op dit vlak ontwikkeld. Rotterdam (Meedoen of achterblijven) 39 en Amsterdam (Wij Amsterdammers) zijn hier koplopers in geweest. Inmiddels heeft Rotterdam in een trendrapportage gerapporteerd over de stand van zaken. De gemeente Amsterdam heeft, naast diverse voortgangsrapportages, een vervolgactieprogramma ontwikkeld (Wij Amsterdammers II: investeren in mensen en grenzen). Ook andere gemeenten hebben actieprogramma’s opgesteld die (deels) gericht zijn op radicalisering en polarisatie of op gerelateerde onderwerpen. De lokale programma’s combineren beleid en projecten die polarisatie, radicalisering en terrorisme moeten tegengaan. De gemeente Amsterdam formuleert in het tweede actieprogramma de actielijnen: 1) investeren in sociaal kapitaal, 2) het stellen van grenzen en eisen en 3) perspectief en kansen bieden. Deze actie programma’s kunnen als inspiratie dienen voor andere gemeenten. Inmiddels is Amsterdam gestart met het Platform Amsterdam Samen waar de uitvoering van Wij Amsterdammers is belegd. Ook kleinere gemeenten kunnen inspiratie opdoen omdat veel van de benoemde projecten los staan van de grootte van de gemeente. Veel gemeenten denken na over een mogelijke aanpak van radicalisering. Naast de actieplannen van verscheidene individuele gemeenten verschijnen er geleidelijk aan meer ‘hulpmiddelen’ voor gemeenten. Een voorbeeld hiervan is de eerder genoemde VNG-handreiking. Een ander voorbeeld, specifiek gericht op het jeugd- en jongerenwerk, betreft het NIZW-initiatief Radicaal Jong. Dit initiatief bestaat uit een brochure en een website 40 over uitingen en gedrag van jongeren die als radicaal kunnen worden gezien. Ze bevatten tips over hoe te handelen. De nadruk van de initiatieven ligt op preventie: het voorkomen van het ontstaan van een voedingsbodem voor radicalisering, bijvoorbeeld door middel van het tegengaan van discriminatie en het vergroten van de kennis over andere culturen bij bevolkingsgroepen.
38 Met betrekking tot multi-etnische spanningen kunnen gemeenten bijvoorbeeld terecht bij de Interventieteams die specifiek voor deze kwestie zijn opgericht en worden ondersteund door Forum Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. Zie www.forum.nl/interventieteams/index.html. Voor deskundigheidsbevordering op het onderwerp radicalisering kunnen gemeenten bijvoorbeeld terecht bij het Centrum voor Radicalisme en Extremisme Studies (CRES) (Universiteit van Amsterdam) 39 Ontwikkeld in samenwerking met het COT 40 Zie de website www.radicaaljong.nl, voor meer websites zie hoofdstuk 5 van dit stappenplan
44
aanpak polarisatie en radicalisering
Andere voorbeelden zijn dialoogbijeenkomsten, toneelstukken en andere culturele uitingen die worden ingezet om onderwerpen bespreekbaar te maken. Het beleid op nationaal niveau is neergelegd in een serie nota’s die is verschenen in 2005 (zie hoofdstuk 5 voor een overzicht van de nota’s). In deze nota’s staan drie actielijnen centraal: • isoleren van gevaarlijke radicale krachten, verstoring van radicalisering en het vroegtijdig onderkennen en belemmeren van radicale activiteiten; • vergroten van de weerbaarheid van groepen en individuen tegen radicalisme; • versterken van de binding van mensen aan de Nederlandse samenleving en meer in het algemeen aan de democratische rechtsstaat. De op nationaal niveau geformuleerde aanpak richt zich op verschillende doelgroepen: • op radicalen en hun omgeving, in het bijzonder door hen op andere gedachten te brengen, af te schrikken of uit te schakelen; • op de radicale daden of teksten, in het bijzonder door die daden of het uiten/verspreiden van die teksten onmogelijk te maken en door het verstoren of hinderen van activiteiten; • op degenen die geraakt worden door daden of uitingen van radicalisme, in het bijzonder door hen te beveiligen, beschermen, weerbaar te maken of te binden aan de samenleving. De acties en projecten moeten bijdragen aan vergroting van het democratisch besef, de burgerschapsvaardigheden en het eigen verantwoordelijkheidsgevoel van vooral jongeren die te maken hebben met kwaadaardige radicaliseringsinvloeden. Daarnaast heeft een deel van de projecten tot doel om bestuurders, professionals, sleutelfiguren, ouders en jongeren te ondersteunen bij het tijdig signaleren van en het adequaat omgaan met radicaliseringprocessen. Een ander deel van de activiteiten is gericht op het versterken van het sociale weefsel rondom de jongeren, zodat er minder gaten vallen waar radicale krachten op in kunnen springen.
aanpak polarisatie en radicalisering 45
Blok III: Het omgaan met informatie
46
aanpak polarisatie en radicalisering
Wat wil ik met de verzamelde informatie (kunnen) doen? hoofdstuk 11
Wat wil ik met de verzamelde informatie doen? Informatiepositie verbeteren: weten wat er speelt (Beginnende) polarisatie signaleren – Incidenten of trends signaleren – Radicale uitingen signaleren – Personen signaleren die mogelijk radicaliseren – Aanbod radicaal gedachtegoed signaleren – Organisaties signaleren waar mogelijk radicalisering plaatsvindt Interventies kunnen plegen gericht op uitingen Interventies kunnen plegen gericht op personen Interventies kunnen plegen gericht op organisatie Preventief beleid kunnen aanscherpen
Toelichting
Voordat een gemeente besluit om aanvullende inspanningen op het gebied van informatie verwerking te nemen, moet de zij vaststellen met welk doel deze informatie wordt verzameld. Dit moet geen doel op zich zijn. Ook is de informatie niet slechts een aanvulling op bijvoorbeeld de informatie van politie. Het idee is dat de gemeente zelf op basis van de informatie moet en wil handelen. De vragen die een gemeente zich hierbij kan stellen zijn: gaat het vooral om het versterken van de informatiepositie in het algemeen? Of wordt informatie verzameld om meer specifieke interventies mogelijk te maken? Dergelijke keuzes over het doel hebben implicaties voor de benodigde activiteiten en organisatie van de informatieverzameling en -verwerking. Belangrijk is de vraag of de gemeente de informatie wil verzamelen om zelf een beeld te krijgen. Op basis van dit beeld zou zij andere actoren – zoals jongerenwerkers, welzijnswerkers, maar ook politie – kunnen ondersteunen. Of wil de gemeente de informatie verzamelen om zelf ook interventies te kunnen plegen? Deze keuze beïnvloedt de noodzaak van bijvoorbeeld het registreren van persoonsgegevens. Als de gemeente zelf ook wil interveniëren, zal zij in sommige
aanpak polarisatie en radicalisering 47
gevallen persoonsgegevens nodig hebben. Zij dient immers te weten op wie de interventie betrekking moet hebben. Keuzes over het doel van de informatieverwerking hebben gevolgen voor de soort informatie die verlangd wordt. Hoe specifieker het doel van de informatie, hoe gedetailleerder en specifieker de informatie dient te zijn. Maar ook des te gevoeliger het verstrekken ervan aan derden ligt.
48
aanpak polarisatie en radicalisering
Waarover wil ik informatie verzamelen? hoofdstuk 12
Waarover wil ik informatie verzamelen? Polarisatie Radicalisering – Rechts, links of islamitisch Organisaties Personen Incidenten Uitingen Locaties Processen Trends Gevoelens/beeldvorming
Toelichting
Deze vraag is nauw verbonden aan de vorige vraag. Inhoudelijk kan de gemeente zich richten op zowel polarisatie als op radicalisering. Binnen radicalisering kan het weer gaan om verschillende oriëntaties. Nadat is bepaald over welke thema’s informatie verzameld gaat worden, kan worden besloten hoe gedetailleerd de gemeente zaken in beeld wil brengen. De gemeente kan zich richten op gebeurtenissen (die bijvoorbeeld ook in de media verschijnen) of meer specifiek op personen. Maar ook fenomenen kunnen inzichtelijk worden gemaakt. Bijvoorbeeld het proces dat allochtone jongeren zich steeds meer negatief opstellen ten opzichte van de Nederlandse maatschappij of het fenomeen van groeiende islamofobie. Het al bestaande beeld van de eigen gemeente speelt een belangrijke rol bij deze selectie. In gemeenten waar zich een vermeende radicaliseringhaard bevindt is het logisch om hier specifiek informatie over te verzamelen. In gemeenten waar voornamelijk problemen spelen over conflicten tussen groepen jongeren, is het belangrijk om vooral hierover informatie te verzamelen. Met andere woorden: de prioritering dient aan te sluiten bij de in de gemeente geldende situatie. Het gaat om de lokale werkelijkheid.
aanpak polarisatie en radicalisering 49
Bij het verzamelen van persoonsgegevens is het van belang om rekening te houden met de bepalingen in de Wet bescherming persoonsgegevens. Het verzamelen en verwerken van informatie over personen wordt door deze wet gelimiteerd (zie verder hoofdstuk 19: Hoe registreer ik persoonsgegevens?).
50
aanpak polarisatie en radicalisering
Wat voor signalen kan ik tegenkomen? hoofdstuk 13
In eigen onderzoek en in gesprekken met derden heeft het COT verscheidende signalen van mogelijke polarisatie en radicalisering geïdentificeerd. Voorbeelden hiervan zijn hieronder weergegeven. Het betreft signalen waarbij niet op voorhand vaststaat dat het gaat om polarisatie of radicalisering. Een signaal is dan ook ‘slechts’ een aanleiding om al dan niet verder te kijken en meer informatie te verzamelen. Voor andere voorbeelden zie ook de VNGhandreiking. Iedere gemeente die met dit onderwerp aan de slag wil, moet eerst zoveel mogelijk eigen voorbeelden boven tafel zien te krijgen. 13.1 Voorbeelden van mogelijke polarisatie Voorbeelden van mogelijke polarisatie Confrontatie multi-etnische jongerengroep met ‘Lonsdale’ jongeren uit de buurt Het huis van een gezin waarvan de twee kinderen zich openlijk rechts uitten, wordt bestookt met een brandbom. Dit was het directe gevolg van het loslaten van de hond door de twee kinderen op een multi-etnische jongerengroep. Incidenten in het voetbal In het amateurvoetbal in een gemeente doen zich regelmatig incidenten voor tussen de lokale, vrijwel volledig autochtone teams en elftallen met grotendeels allochtone spelers uit andere gemeenten. Wat begint met ruw spel en schelden over en weer leidt tot vechtpartijen en uiteindelijk tot het staken van een wedstrijd. De aanleiding voor deze confrontaties is soms het gedrag van vooral Marokkaanse spelers die fel reageren op onderlinge confrontaties in het veld. Een minstens zo belangrijke factor is het gedrag van de mensen langs de lijn die beledigende uitspraken doen richting de allochtone spelers. Schooljeugd gaat elkaar op station te lijf Een jongere van allochtone afkomst beledigt op de middelbare school een autochtone jongen door zijn bomberjack een ‘foute jas’ te noemen. Het incident escaleert tot een oproep het uit te vechten op het plaatselijke station. Daar vechten jongens met een Marokkaanse, Somalische en Turkse afkomst met autochtone jongens.
Zeker niet alle incidenten waarbij verschillende groepen zijn betrokken, duiden op polarisatie. Ook is niet ieder incident waarbij personen van een verschillende etnische afkomst betrokken zijn een interetnisch incident. Iemands afkomst en achtergrond kunnen wel een escalatiefactor zijn (bijvoorbeeld omdat tijdens een ruzie iemands afkomst wordt gebruikt om te provoceren dan wel te kwetsen), maar dit hoeft niet de oorzaak te zijn. Er zijn vaak eenvoudiger, niet aan afkomst gerelateerde oorzaken van incidenten. Zorgvuldige duiding is geboden alvorens conclusies te trekken over het interetnische karakter van een incident.
aanpak polarisatie en radicalisering 51
Polarisatie betekent dat er een meer structurele ontwikkeling plaatsvindt. Het gaat om verschillen in denkbeelden die leiden tot een negatieve houding ten opzichte van een andere groep. Daarbij worden deze verschillen zichtbaar en voelbaar in gedragingen en uitingen tegen die andere groep. Er moet dan ook niet lichtvaardig om worden gegaan met typeringen als ‘hier is sprake van polarisatie’. Dit zijn geen vrijblijvende constateringen. Ieder geval moet apart worden geduid voordat het in relatie kon worden gebracht met andere incidenten. Een valkuil is om incidenten onterecht te koppelen. Een andere valkuil is echter om onvoldoende oog te hebben voor eventuele achterliggende, meer structurele ontwikkelingen bij het duiden van een incident. 13.2 Voorbeelden van mogelijke moslimradicalisering Voorbeelden van mogelijke moslimradicalisering Jonge fanatieke bekeerling vermist Een autochtone jongere bekeert zich op jonge leeftijd tot de Islam en wordt in de loop der jaren steeds fanatieker in de beleving van zijn geloof. Naast het voeren van een Islamitische naam liet de jongen zich besnijden. De jongere gaf al enige tijd aan dat hij zodra hij achttien werd, zou vertrekken naar Irak om zich daar ‘op te blazen’. Kort nadat hij deze leeftijd bereikte, is hij verdwenen en als vermist opgegeven. Radicalisering in de gevangenis Een niet-praktiserende jongere met een Marokkaanse achtergrond hervindt tijdens zijn gevangenschap zijn geloof. Hij hanteert hierbij eigen interpretaties van religieuze teksten. Dit leidt tot een jihadistische opvatting van de Islam. Tegen het einde van zijn detentie bespreekt hij met een aantal andere moslimgedetineerden het aanvallen van vijanden van hun geloofsopvatting en het vernielen van homobars en coffeeshops Radicale groep? Ongeveer twintig jongeren sympathiseren met de jihadistische interpretatie van hun geloof. Zij vormen geen hechte groep maar komen op verscheidene locaties in de stad samen en kijken onder meer naar ‘radicale’ video’s. Onder hen zou zich één persoon bevinden die zich in toenemende mate isoleert van zowel moslims als niet-moslims.
Bovenstaande voorbeelden zijn relatief duidelijke signalen die wijzen op mogelijke radicalisering. In veel gevallen zijn de signalen niet zo duidelijk. Juist bij minder duidelijke signalen bestaat de valkuil van onderschatting dan wel overschatting. In alle gevallen is nadere duiding noodzakelijk en is zorgvuldigheid geboden. Voor de meeste signalen geldt dat deze door enkele functionarissen geassocieerd worden met radicalisering, terwijl andere functionarissen zullen aangeven hier ‘absoluut’ geen radicalisering in te zien. Dit geeft nogmaals duidelijk aan dat gebeurtenissen en gedragingen zeer verschillend kunnen worden – en worden – geïnterpreteerd. In het onderstaande overzicht zijn voorbeelden genoemd die een stuk minder duidelijk zijn maar illustratief zijn voor het type signalen dat je als gemeente kunt verwachten. Let wel: in elk van deze gevallen is de genoemde informatie onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er sprake is van radicalisering. Het overzicht maakt wel duidelijk hoe veelsoortig de informatie kan zijn en hoe lastig het is om het goed te duiden. Soms komt een signaal binnen dat slechts bestaat uit een blokje informatie dat mogelijk wijst op een kenmerk van radicalisering. In andere gevallen is het signaal complexer en is er ogenschijnlijk sprake van meerdere mogelijke
52
aanpak polarisatie en radicalisering
kenmerken. In alle gevallen is aanvullende informatie noodzakelijk en zijn er verscheidene alternatieve verklaringen anders dan radicalisering mogelijk: • enkele jongeren reageren positief op de aanslagen van 11 september 2001 en op de moord op Theo van Gogh; • een jongen probeert zijn vrienden te overtuigen dat “we het Westen moeten bestrijden”; • verscheidene jongeren weigeren in een fabriek dozen met alcoholische dranken te dragen omdat dit niet zou mogen in de islam (in het verlengde van het niet mogen nuttigen van alcohol). Nadat een buurtvader bereid was de dozen wel te tillen, hebben ook de jongeren dit alsnog gedaan; • een organisatie roept bezoekers/leden op om niet te stemmen, omdat de partijen “boodschappers van satan zijn”; • discussies en zelfs intimidatie nadat op school aandacht is besteed aan de holocaust; • een jongen gebruikt op een chatpagina een nickname die verwijst naar een strijdersnaam. Op de foto in zijn profiel staat de jongen afgebeeld met wapens; • een jongen houdt zich opeens meer bezig met Koranstudie. Hij zit ook op zelfverdediging; • een jongen verschijnt van de ene dag op de andere ineens in een djellaba en met een vlasbaardje op het werk; • twee jongeren verdwijnen een paar weken uit het buurthuis waar zij normaal komen. Zij komen uiteindelijk terug in traditioneel islamitische kleding en hebben hun baard laten staan. De jongens zouden naar Marokko of Turkije zijn geweest; • een jongen stopt folders in de brievenbussen in zijn flatgebouw waarin hij stelt dat nietmoslims slecht zijn en dat Allah niet-moslims zal straffen. Het betrof een jongen die recentelijk uit een inrichting was ontslagen. Dergelijke signalen kunnen ook worden doorgegeven zonder dat bijvoorbeeld de desbetreffende jongerenwerker of docent zorgen heeft over radicalisering. Na een correcte duiding op basis van specifieke expertise kan worden vastgesteld of het gaat om mogelijke radicalisering. 13.3 Voorbeelden van mogelijke rechtsradicalisering Voorbeelden van mogelijke rechtsradicalisering Jongere draagt actief rechtsradicale opvattingen uit Een jongere draagt bij herhaling zijn rechtsradicale opvattingen uit door tijdens zijn stage rechtsradicale flyers achter te laten op de leestafel van de stageverlenende organisatie en in zijn contact met een ambtenaar van de gemeente steeds zijn overtuigingen dwingend aan de orde te stellen Jongere uit zich overtuigd rechtsradicaal tegenover agenten Een jongen van 15, die wordt opgepakt voor een strafbaar feit in relatie tot overlast, uit zich in zijn politieverhoor zeer positief over het Duitse Nazi-verleden. Hij heeft een tatoeage van een hakenkruis op zijn arm. Twee weken later wordt hij gesignaleerd bij een demonstratie van rechts-extremisten Groep jongeren gebruikt rechtsradicale symboliek Een groep jongeren behangt de bouwkeet waar zij regelmatig rondhangen met nazi-vlaggen en extreemrechtse symbolen. Een van hen vertelt bij herhaling aan vrienden en kennissen dat hij vindt dat er een nieuwe Hitler moet komen, om de problemen ‘voor eens en voor altijd op te lossen’
aanpak polarisatie en radicalisering 53
Andere voorbeelden van mogelijke rechtsradicalisering of daadwerkelijk extreemrechts zijn: • mogelijke rechtsradicalisering als factor bij interetnische spanningen, bijvoorbeeld tijdens maatschappelijke hoog-risico momenten (zoals na de moord op Van Gogh); • reacties door derden op (echte of vermeende) rechtsextremisten (een jongen met een Lonsdale-jas die wordt lastig gevallen of in elkaar wordt geslagen door allochtone jongeren); • het thuis hebben van nazi-vlaggen; • schelden en kwetsen door individuen van allochtone burgers; • brengen Hitlergroet; • websites met hierop discriminerende of extreemrechtse uitingen; • clash extreemrechts en extreemlinks; • demonstraties (aangekondigd en onaangekondigd); • verspreiden van materiaal in de stad (flyers, posters, etc.); • graffiti (extreemrechtse symbolen); • geweld door individuen/groepen tegen individuen; • vandalisme (vernielingen op joodse begraafplaatsen, ruiten ingooien, etc.); • vermenging met voetbalhooliganisme; • herdenkingen (zoals de sterfdag van Rudolf Hess); • bijeenkomsten van extreemrechts; • concerten georganiseerd door extreemrechts binnen de gemeentegrenzen. 13.4 Voorbeeld van mogelijke radicalisering onder dierenrechtenactivisten Voorbeeld van dierenrechtenactivisme Demonstratie tegen handelaar in proefdieren door dierenactivisten. De eigenaar vernam van de demonstratie via zijn afnemers. Tijdens de demonstratie waren er 300-400 activisten uit Nederland, Frankrijk, Italië, België, Duitsland en Groot-Brittannië. Op de avond van de demonstratie werd er een ‘veganistisch’ feest georganiseerd in een door de gemeente gesubsidieerde locatie. Een deel van de activisten was op dit feest aanwezig. Tijdens het feest bracht een groep activisten een bezoek aan de wijk en de straat waar de eigenaar van de onderneming woonachtig was. Buurtbewoners kregen een flyer in de brievenbus waarmee de activisten de volgens hen onoorbare praktijken van de firma aan de kaak stelden. Tevens maakten zij lawaai en richtten zij kleine vernielingen aan. Ook werd er aangebeld bij de eigenaar. Op internet circuleren op fora van dierenrechten activisten foto’s van de eigenaar en zijn zoons die ook voor het bedrijf werken.
54
aanpak polarisatie en radicalisering
Waar kan ik de relevante informatie vinden en hoe wil ik die verzamelen? hoofdstuk 14
Waar kan ik relevante informatie vinden? Open bronnen (mediaberichtgeving, beleidsdocumentatie, onderzoeken). Vooral lokale berichtgeving levert belangrijke informatie op over de situatie in de gemeente Databases – Van Sociale Dienst, etc. – Van politie Monitors waarin de situatie in de gemeente inzichtelijk wordt gemaakt (bijvoorbeeld op het vlak van jongeren en drugs- en alcoholgebruik, veiligheidsmonitors, etc., maar ook specifieke enquêtes met betrekking tot de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen) Melders – Functionarissen – Burgers – Zie verder bij: ‘Wie kan de informatie aanleveren?’
Hoe wil ik informatie verzamelen? Belangrijke keuze: alleen ontvangen of zelf ook actief informatie halen? Periodiek ‘meten’: vragenlijsten uitzetten bij en/of gesprekken voeren met sleutelfunctionarissen? Algemene oproep aan gemeentelijke organisatie en partners om informatie door te geven? Afspraken maken met specifieke partners voor het aanleveren van signalen? Uitzetten van ‘lijstjes’ met indicatoren? Meldpunt voor gemeente en partners instellen en/of meldpunt voor burgers instellen? Zelf mediaberichtgeving actief volgen? Altijd: verifiëren van informatie
Toelichting
De informatieverzameling kan dus op verschillende manieren plaatsvinden. De daadwerkelijke informatieverzameling (waarover en hoe) wordt sterk beïnvloed door de binnen de gemeente beschikbare capaciteit. Daarnaast speelt de bereidheid van melders om informatie door te geven een rol. Het is zaak om structureel informatie te verzamelen. De wijze waarop informatie wordt verzameld kan op verschillende manieren worden ingevuld. Dit kan variëren van een
aanpak polarisatie en radicalisering 55
algemene oproep aan ambtenaren en partners om mogelijke signalen door te geven tot en met gedetailleerde afspraken over een op te zetten signaleringsstructuur. Een veelgehoorde wens van gemeenten betreft het kunnen beschikken over een lijst met indicatoren van mogelijke radicalisering. Het verspreiden van lijsten met ‘indicatoren’ brengt risico’s met zich mee. Gedacht kan worden aan stigmatisering of het gebruik van lijsten als ‘checklist’ waarbij niet meer zelf wordt nagedacht. Stigmatisering kan het gevolg zijn van het gebruik van indicatoren waarvan een deel ook van toepassing is op mensen die op een bepaalde wijze hun geloof beleven en uiten zonder dat sprake is van radicalisering (maar bijvoorbeeld wel van orthodoxie). In ieder geval dient een dergelijk instrument als een indicatorenlijst vergezeld te gaan van een handleiding over de wijze waarop de indicatoren gebruikt kunnen worden. Het gaat om dynamische fenomenen. Er is niet een standaard wijze van radicaliseren en dus zijn lang niet altijd dezelfde indicatoren van toepassing. Belangrijker nog is dat radicalisering aan verandering onderhevig is, bijvoorbeeld waar het gaat om uiterlijke kenmerken. Zo zijn er voorbeelden van jongeren die radicaliseerden en die gedurende die tijd moderne kleding droegen en niet voldeden aan het misplaatste beeld dat jongeren die radicaliseren ‘opeens’ kleding volgens religieuze standaarden gaan dragen.
56
aanpak polarisatie en radicalisering
Wie kan de informatie aanleveren? hoofdstuk 15
Wie kan de informatie aanleveren? Bestuurders Medewerkers diversiteit/integratie, leerplichtambtenaren Politie (wijkagenten en wijkteamchefs), eventueel RID en AIVD Bestaande zorg- en casusoverleggen (12+ netwerk, Veiligheidshuis, justitieel casusoverleg, etc.) (Jeugd)reclassering Meldpunten overlast Jongerenwerkers, welzijnswerkers, beheerders buurt- en wijkcentra Docenten en schoolleiders Burgers Maatschappelijke organisaties, religieuze/culturele organisaties
Toelichting
De vraag wie informatie kan aanleveren en wie ook daadwerkelijk wordt gevraagd om informatie door te geven is belangrijk. Niet iedereen moet op een zelfde manier deel uitmaken van de organisatie ter verzameling van informatie. Voor een deel van de hierboven genoemde partners geldt dat zij wel informatie kunnen aanleveren maar bijvoorbeeld niet standaard in een overleg hoeven te zitten waar de binnengekomen signalen worden besproken. Andere partners hebben juist vooral een rol bij het uitvoeren van eventuele interventies. Het gaat om mensen die direct in contact staan met de samenleving, en processen van radicalisering, of incidenten in het kader van polarisatie zelf kunnen waarnemen. Voor de meeste mogelijke melders geldt dat zij handvatten nodig hebben met betrekking tot het soort verschijnselen waar zij op moeten letten. Bewustwording is belangrijker dan het hebben van indicatoren (zie hoofdstuk 14). Wel hebben betrokken partners behoefte aan meer kennis over het fenomeen radicalisering en de wijze waarop zij hiermee in aanraking kunnen komen. Dit is wat anders dan het verspreiden van ‘lijstjes’. Bij sommige groepen moet actief worden geïnvesteerd in de meldingsbereidheid, aangezien deze bij hen lager is dan bij andere melders. Denk hierbij bijvoorbeeld aan religieuze/culturele organisaties, maar soms ook jongerenwerkers. In de praktijk moet de partner die de meldingen
aanpak polarisatie en radicalisering 57
behandelt en ermee aan de slag gaat, bewijzen dat het vertrouwen in hem gerechtvaardigd is. Ook moet de gemeente in de praktijk de meerwaarde van het melden (en van de acties die hierop volgen) aantonen richting de partners. Communicatie is cruciaal. Aan alle potentiële melders moet duidelijk worden gecommuniceerd dat zij kunnen melden, en vervolgens ook wat zij dan kunnen melden én wat er vervolgens met die informatie wordt gedaan. Een eenduidig antwoord op deze vragen helpt bij het creëren van draagvlak. Hoe duidelijker de werking van de informatiehuishouding, hoe sneller mensen bereid zijn informatie te leveren. Het is belangrijk vooraf de vragen die bij potentiële melders leven te beantwoorden en eventuele zorgen weg te nemen. Burgers kunnen een belangrijke bron van informatie zijn, maar de vraag is of je hen deze mogelijkheid wil geven. Het verdient de aanbeveling om radicaliseringssignalen van burgers, via de politie te laten verlopen. Als er voor wordt gekozen dat burgers ook kunnen melden bij de gemeente, dient duidelijk aangegeven te worden wat zij dan bij de gemeente kunnen melden dat niet bij de politie gemeld wordt. Wel moet de gemeente uitstralen dat zij openstaat voor initiatieven van betrokken burgers en organisaties om een bijdrage te leveren. Het kan zijn dat een individuele burger de gemeente benaderd met een signaal en dat dit signaal zich niet leent voor een aanpak door de politie. Een voorbeeld hiervan is een burger die jongeren die dreigen te radicaliseren, wil betrekken bij bijvoorbeeld sportactiviteiten en daarvoor steun zoekt bij de gemeente. Afhankelijk van de lokale situatie, is het zaak om als gemeente goede contacten te onderhouden met de verscheidene (allochtone) gemeenschappen. Idealiter werken gemeenten en organisaties of individuen uit de gemeenschappen samen. Op basis van wederzijds vertrouwen en respect kunnen initiatieven worden ontplooid die radicalisering en polarisatie tegengaan. Ook deze gemeenschappen en individuen kunnen eventuele zorgen met de gemeente delen. In de praktijk is dit niet eenvoudig, maar het is absoluut niet onmogelijk. Een specifiek initiatief wat betreft de bijdrage van allochtone gemeenschappen aan het voor komen van polarisatie en interetnische spanningen betreft het project Netwerk Sociale Cohesie. In enkele steden is een dergelijk lokaal Netwerk Sociale Cohesie (dat wordt uitgevoerd door FORUM) opgericht of in ontwikkeling. 41 In deze lokale netwerken zitten vertegenwoordigers uit de (allochtone) gemeenschappen. Deze lokale netwerken signaleren en bespreken situaties die bedreigend zijn (of juist kansen bieden) voor de sociale cohesie. Ze stellen deze aan de orde binnen de gemeenschap en/of binnen de relevante instellingen en ondernemen passende actie. Het voornaamste doel van het netwerk is om een structurele ‘vinger aan de pols’ voor de lokale sociale cohesie te zijn. Aangezien netwerken een lokale basis hebben, wordt een verbinding gemaakt met de lokale overheid. Afhankelijk van de lokale omstandigheden, en in samenspraak met de netwerkleden, wordt de rol van de gemeente in zo’n netwerk nader bepaald. 42 41 In de volgende gemeenten wordt gewerkt met (of aan de ontwikkeling van) lokale netwerken: Amsterdam, Helmond, Breda, Den Bosch, Parkstad (Heerlen, Landgraaf en Kerkrade) en Den Haag 42 Deze passage is gebaseerd op de beschrijving van het Netwerk Sociale Cohesie door FORUM op de website www.forum.nl/nsc
58
aanpak polarisatie en radicalisering
Zijn partners bereid informatie te geven? hoofdstuk 16
Zijn partners bereid om informatie te geven? Alleen als duidelijk wordt gemaakt dat het niet gaat om verdachtmaking: adresseer eventuele ethische, gevoelsmatige en beroepsmatige bezwaren Alleen als duidelijk wordt gemaakt dat ook gewerkt wordt aan preventie Alleen als duidelijk is wat met de informatie wordt gedaan en hierover terugkoppeling plaatsvindt Alleen als er waarborgen zijn over de veiligheid: anonimiteit moet gegarandeerd kunnen worden Voorkom de nadruk op terrorisme: centraal staan maatschappelijke ontwikkelingen en risico’s Benadruk dat dit ook wordt gedaan om de melder van informatie indien nodig te helpen. Het opzetten van de informatiehuishouding schept de mogelijkheid om een vraag, zorg of angst neer te leggen
Toelichting
De bereidheid van melders voor het doorgeven van informatie is sterk afhankelijk van de achtergrond van de melder. Zo kan een melder goede of slechte ervaringen hebben met het doorgeven van gevoelige informatie aan derden (zoals aan de gemeente of aan de politie). Voor veel melders zal het gevoel van verdachtmaking dat gepaard kan gaan met het melden van signalen, een belangrijk obstakel zijn. Tegelijkertijd wijst de praktijk uit dat veel potentiële melders zoals welzijnswerkers en jongerenwerkers wel degelijk zorgen hebben over bepaalde ontwikkelingen. Ze hebben problemen met het melden door de vertrouwensband die zij met de doelgroep hebben. Tegelijkertijd willen hun zorgen delen, en verlangen ze naar ondersteuning bij het tegengaan van deze ontwikkelingen. Vanuit dit oogpunt is het dus zaak om bij het creëren van draagvlak onder melders zoveel mogelijk aan te sluiten bij de problematiek zoals deze wordt ervaren door de melder zelf. Maak duidelijk wat er met de informatie gebeurt en op welke wijze richting melder wordt teruggekoppeld. Melders dienen het nut van de melding te ervaren uit de afhandeling ervan. Ook het periodiek informeren van de melders over lopende zaken en trends kan de betrokkenheid en daarmee de meldingsbereidheid vergroten.
aanpak polarisatie en radicalisering 59
Hoe registreer ik de informatie? hoofdstuk 17
Hoe registreer ik de informatie? Verscheidene mogelijkheden: – in een apart registratiesysteem of – in een database die is gekoppeld met andere bestanden De wijze van registreren beïnvloedt het type informatie dat uit het systeem kan worden gehaald Informatie moet worden beveiligd Belangrijke overwegingen: – Wie kunnen mutaties aanbrengen en wie kan informatie lezen? – Wel of geen persoonsgegevens registreren? – Wel of geen interventies registreren: digitale dossiers bijhouden? Advies: houd alle acties en data bij (logboek) inclusief bestuurlijke afwegingen en besluiten
Toelichting
Zoals eerder aangegeven, is het niet noodzakelijk om digitale databases ‘te koppelen’. Toch kan dit interessante dwarsverbanden inzichtelijk maken. De toegevoegde waarde van deze optie weegt echter lang niet altijd op tegen het feit dat dergelijke koppelingen gevoelig liggen vanuit het oogpunt van registratie van persoonsgegevens. De registratie van dergelijke gegevens in de andere databases is immers gericht op een specifiek doel, zijnde een ander doel dan informatie over radicalisering of polarisatie. De wijze van registreren beïnvloedt in sterke mate het type informatie dat uit het systeem kan worden gehaald. Zo maakt het categoriseren van bepaalde soorten informatie het makkelijk om informatie over bepaalde onderwerpen snel terug te vinden. Maar het gebruik van classificeringen kan ook obstakels opwerpen. Als er geen eenduidige criteria zijn voor de wijze van classificeren, kunnen anderen dan degene die de informatie heeft ingevoerd, de informatie moeilijk terugvinden. Mede om deze reden is het aan te bevelen om slechts een beperkt aantal personen mutaties in de registratie door te laten voeren. Zo kan gegarandeerd worden dat (relatief) eenduidige criteria gehanteerd worden bij de invoer. Het verdient de aanbeveling om goed bij te houden waar welke informatie vandaan komt, en wat er vervolgens mee gebeurd is. Ook de afwegingen rond het geven van een vervolg dienen geregistreerd te worden. Zo kan op een later moment bijvoorbeeld na worden gegaan waarom al dan niet geïntervenieerd is.
60
aanpak polarisatie en radicalisering
Hoe registreer ik persoonsgegevens? hoofdstuk 18
Hoe registreer ik persoonsgegevens? Persoonsgegevens kunnen zowel gegevens over de melder als over diegene waarvan melding wordt gedaan betreffen Persoonsgegevens zijn beschermd onder de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Onder deze wet zijn bijzondere persoonsgegevens (zoals politieke of geloofsovertuiging) extra beschermd Het College van Bescherming Persoonsgegevens (CBP) houdt toezicht op de naleving van de Wbp. De mogelijkheid bestaat om de wijze van registratie van persoonsgegevens aan te melden bij het CBP Wanneer besloten wordt persoonsgegevens te registreren dient de gemeente aan te geven welke waarborgen zijn ingebouwd om misbruik te voorkomen en hoe dit bestuurlijk is belegd (meer dan alleen bij de burgemeester). Stel een privacyreglement of -protocol op Nadruk ligt op zorgvuldigheid en op de uitzondering: pas als het echt nodig is worden persoonsgegevens geregistreerd. Mogelijkheid: persoonsgegevens alleen registreren in het geval er een veiligheidsrisico bestaat Belangrijk: voorkom een ‘zwarte lijst’ van mogelijke radicalen
Toelichting
Het omgaan met persoonsgegevens is een gevoelige en complexe aangelegenheid. Een uitweg hieruit wordt geboden door de keuze om fenomenen te registreren in plaats van personen. Dit maakt het minder gevoelig (zeker waar het gaat om persoonsgegevens) maar beperkt tegelijkertijd de mogelijkheden om doelgericht te handelen. Registratie van alleen processen en ontwikkelingen maakt interveniëren moeilijk. Betrokken partners weten namelijk niet bij wie geïntervenieerd moet worden. Alleen de melder zelf kan in dat geval interveniëren. Hij of zij kan hierbij wel worden ondersteund door de gemeente of door derden. Ook dit kan een belangrijke functie zijn van een gemeentelijke aanpak. Geanonimiseerde cases kunnen wel besproken worden met partners in het kader van het ontwikkelen van een aanpak voor de specifieke situatie. De informatie die binnenkomt, is veelal zeer gevoelige informatie, en het publiekelijk bekend worden hiervan schaadt niet alleen de betreffende personen, maar ook de melders. Adequate beveiliging van de registratiesystemen is cruciaal.
aanpak polarisatie en radicalisering 61
De combinatie van informatie uit meerdere bronnen over individuele personen en hun gedragingen kan noodzakelijk zijn om een goed beeld van de radicaliserende persoon te krijgen. Voor deze combinatie van signalen dienen persoonsgegevens te worden geregistreerd. Dit kan een argument zijn om wel persoonsgegevens op te slaan. Aandachtspunt: als van een persoon de gegevens worden geregistreerd, kan deze persoon de gegevens in sommige gevallen opvragen. Dit betekent dat hij of zij ook inzicht kan krijgen in de gegevens van de melder (als deze geregistreerd zijn). Hiermee kan de veiligheid van de melder in het geding komen. Dit maakt de registratie van de persoonsgegevens van melders een gevoelig punt. De veiligheid van melders dient zoveel mogelijk voorop te staan. Ook het beheer van de gegevens moet inzichtelijk worden gemaakt. Wie is verantwoordelijk voor de beveiliging van gegevens en wie heeft met welke reden toegang tot de informatie? De wetgever stelt beperkingen aan het verwerken van persoonsgegevens door middel van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Enkele definities uit de Wbp (artikel 1): • persoonsgegeven: elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon; • verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens; • bestand: elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd is of verspreid is op een functioneel of geografisch bepaalde wijze, dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is en betrekking heeft op verschillende personen; • verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuurs orgaan dat, alleen of tezamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; • bewerker: degene die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen. Relevante bepalingen uit de Wbp zijn: • Artikel 6: Persoonsgegevens worden in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt. • Artikel 7: Persoonsgegevens worden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden verzameld. • Artikel 8: Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: – de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend; – de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; – de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of
62
aanpak polarisatie en radicalisering
– de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. • Artikel 9: Persoonsgegevens worden niet verder verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. De verantwoordelijke houdt in elk geval rekening met: – de verwantschap tussen het doel van de beoogde verwerking en het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen; – de aard van de betreffende gegevens; – de gevolgen van de beoogde verwerking voor de betrokkene; – de wijze waarop de gegevens zijn verkregen en – de mate waarin jegens de betrokkene wordt voorzien in passende waarborgen. – De verwerking van persoonsgegevens blijft achterwege voor zover een geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat. • Artikel 10 (lid 1): Persoonsgegevens worden niet langer bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkene te identificeren, dan noodzakelijk is voor de verwerkelijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt. • Artikel 11 (lid 1): Persoonsgegevens worden slechts verwerkt voor zover zij, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. • Artikel 13: De verantwoordelijke legt passende technische en organisatorische maatregelen ten uitvoer om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking (…) • Artikel 16: De verwerking van persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, alsmede persoonsgegevens betreffende het lidmaatschap van een vakvereniging is verboden behoudens het bepaalde in deze paragraaf. • Artikel 27 (lid 1): Een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt alvorens met de verwerking wordt aangevangen gemeld bij het College of de functionaris. 2. Een niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die voor de verwezenlijking van een doeleinde of van verscheidene samenhangende doeleinden bestemd is, wordt gemeld indien deze is onderworpen aan voorafgaand onderzoek. • Artikel 34 (lid 1): Indien persoonsgegevens worden verkregen op een andere wijze dan bedoeld in artikel 33, deelt de verantwoordelijke de betrokkene de informatie mede, bedoeld in het tweede en derde lid, tenzij deze al daarvan op de hoogte is: op het moment van vastlegging van hem betreffende gegevens, of wanneer de gegevens bestemd zijn om te worden verstrekt aan een derde, uiterlijk op het moment van de eerste verstrekking. (lid 2): De verantwoordelijke deelt de betrokkene zijn identiteit en de doeleinden van de verwerking mede. • Artikel 35: De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende
aanpak polarisatie en radicalisering 63
•
persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. Artikel 43: De verantwoordelijke kan de artikelen 9, eerste lid, 30, derde lid, 33, 34 en 35 buiten toepassing laten voor zover dit noodzakelijk is in het belang van: – de veiligheid van de staat; – de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten; – gewichtige economische en financiële belangen van de staat en andere openbare lichamen; – het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve van de belangen, bedoeld onder b en c, of; – de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.
Een gemeente heeft dus de mogelijkheid om persoonsgegevens te verzamelen en te verwerken wanneer hier een grond voor is vanuit het risico voor de openbare orde. Wel moet een gemeente duidelijk aan kunnen geven wie, waarom, welke informatie kan inzien en wat het doel is van het verwerken van deze informatie. Ook moet duidelijk zijn dat het verwerken van persoonsgegevens een uitzondering is. Ervaringen van gemeenten hebben inmiddels duidelijk gemaakt dat het zaak is om in een vroeg stadium na te denken over juridische aspecten rond de registratie van persoonsgegevens: 43 • de gemeente moet bepalen welke gegevens in het informatiepunt worden geregistreerd en of dat ook persoonsgegevens zijn. Bijzondere aandacht verdient het registreren van eventuele bijzondere gegevens (zoals over geloofsovertuiging); • de gemeente moet vaststellen wie de wettelijke verantwoordelijke is voor het verzamelen en verwerken van informatie; • vervolgens moet de gemeente het doel vaststellen ten behoeve waarvan het gegevens worden geregistreerd en verwerkt; • speciale aandacht verdienen de uitzonderingen die zijn genoemd in artikel 43 van de Wbp. De gemeente moet vaststellen in hoeverre een beroep kan worden gedaan of moet worden gedaan op deze uitzonderingen; • bij de verwerking van gegevens moet worden aangegeven hoe proportioneel het is om persoonsgegevens te verwerken in relatie tot het doel hiervan. Indien mogelijk moeten andere, minder ingrijpende middelen voorhanden zijn om de radicaliseringprocessen in kaart te brengen. Ook om deze reden is een nauwe samenwerking met de politie verstandig zodat indien nodig de politie kan beschikken over de persoonsgegevens in plaats van de gemeente; • de gemeente moet samen met de partners aandacht geven aan de bewaartermijn, de beveiliging en de mate waarin inlichtingen moeten worden verstrekt aan de personen van wie gegevens zijn verzameld en geregistreerd; • ook moet de gemeente vaststellen welke persoonsgegevens met welk doel zullen worden gedeeld met welke andere instanties zoals politie en andere diensten; • nadat bovenstaande zaken zijn besproken en er keuzes zijn gemaakt kan de gemeente contact opnemen met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) om hierover te spreken en om officieel melding te doen van de intentie tot het verwerken van persoonsgegevens. 43 Deze leerpunten zijn onder meer gebaseerd op een eerdere gedachtewisseling met medewerkers van de NCTb
64
aanpak polarisatie en radicalisering
Ook wanneer overwogen wordt om te volstaan met het registreren van informatie door en bij de politie moet rekening worden gehouden met de hiervoor geldende wet – en regelgeving. Het betreft meer specifieke regelgeving over politieregisters. In een dergelijk geval moeten er duidelijk afspraken worden gemaakt over de wijze waarop politie en gemeente informatie uitwisselen en welke beperkingen hiermee gepaard gaan. Gelet op de (in veel gevallen ook door de politie gewenste) regierol van de gemeente ligt het volstaan met registratie bij en door de politie niet voor de hand.
aanpak polarisatie en radicalisering 65
Blok IV: Hoe te reageren op de verzamelde informatie
66
aanpak polarisatie en radicalisering
Hoe duid ik informatie? hoofdstuk 19
Hoe organiseer ik het duiden van signalen? Zorg dat de feiten helder zijn. Deze het liefst ook expliciteren Duiden kan inzet van andere partners vergen dan die partners die de informatie hebben aangeleverd Signalen bespreken met meerdere partners kan nuttige inzichten opleveren. Dit kan ook geanonimiseerd Specifieke deskundigheid kan nodig zijn om de signalen te duiden. Dit kan inzet van deskundigen bij politie en RID vergen, maar bijvoorbeeld ook specifieke deskundigen op het gebied van de islam (of een specifiek land) of op het gebied van extreemrechts. Ook inzet vanuit andere kennisvelden zoals pedagogiek, psychologie, GGZ en dergelijke kan nodig zijn. Inzet van interne deskundigen kan nuttig zijn Eventueel deskundigen benaderen via gemeenten die verder zijn in hun aanpak. Hiermee verkrijgt men een soort second opinion in de duiding. Eventueel anonimiseren van informatie bij het voorleggen aan deskundigen Duiden kan plaatsvinden met of zonder aanwezigheid van de melder. Duiden dient los te worden gezien van interventies. Wel kunnen bij de duiding ideeën worden benoemd met betrekking tot interventies
Met welke aandachtspunten bij het duiden moet ik rekening houden? Duiding is complex Het grensvlak tussen gedragsstoornis, stoerdoenerij of radicalisering is lastig te bepalen Houd rekening met andere mogelijkheden Benut kennis over en inzicht in trends als hulpmiddel bij het duiden Houd eventuele kenmerken van radicalisering in het achterhoofd Aandachtspunten mogelijke radicalisering: intentie van handeling, achterliggend wereld- en maatschappijbeeld, aanwezigheid ideologische component, intensiteit van de handeling, frequentie (incidenteel of structureel) Let met name op eventuele veranderingen. Meerdere ‘meetmomenten’ zijn noodzakelijk Let bij polarisatie vooral op de intentie van de negatieve handeling. Komt deze voort uit een bepaalde tegenstelling in de samenleving of heeft het een andere oorzaak? Let op: niet ieder incident waarbij meerdere etniciteiten zijn betrokken, is een interetnisch conflict! Vaak zijn er hele banale oorzaken die losstaan van etniciteit of geloof
aanpak polarisatie en radicalisering 67
Toelichting
Wanneer informatie is binnengekomen, zal deze geduid moeten worden. Op de vraag wie de informatie kan duiden, zijn verscheidene antwoorden mogelijk. Vaak zal, vanwege de complexiteit van de materie, externe deskundigheid nodig zijn. De betrokkenheid van de melder van een signaal heeft voor- en nadelen. Enerzijds kunnen door de aanwezigheid van de melder vragen, die voortkomen uit het proces van duiden direct worden beantwoord. Ook kan de melder zijn voordeel doen met het kennisnemen van de analyse van het signaal door deskundigen. Anderzijds maakt de aanwezigheid van de melder dat het signaal minder makkelijk objectief – en mogelijk ook minder openlijk – besproken kan worden. Het binnenkrijgen van signalen is relatief eenvoudig in vergelijking met het duiden van informatie. Belangrijke aandachtspunten bij het duiden zijn: de intentie, de frequentie (incidenteel of structureel), de eventuele ideologische component, de inhoud van de ideologie (welke ideeën maken hier deel van uit), het achterliggende maatschappijbeeld/wereldbeeld (vooral aanwezige vijandbeelden of complot-denken) en de eventueel aanwezige verandering bij de persoon in kwestie. De duiding is sterk afhankelijk van de aard van het signaal. De uitdaging is om de juiste vragen te stellen. Zijn er symbolen of spreuken die verklaard kunnen worden (al dan niet met behulp van interne of externe deskundigen)? Zijn er specifieke dingen gezegd? Is specifieke terminologie gehanteerd? Is er schriftelijk materiaal aanwezig (boek, flyer, etc.)? Wordt er verwezen naar specifieke websites? Moet er tekst worden vertaald? Is er meer bekend over de specifieke organisatie of stroming in openbare bronnen? Gaat het om een specifieke spreker of leidersfiguur waarover meer informatie beschikbaar is? Zijn er eerder vergelijkbare signalen binnengekomen?
68
aanpak polarisatie en radicalisering
In ieder geval is het zaak om kritisch te blijven en om naast radicalisering en polarisatie aandacht te besteden aan mogelijke alternatieve verklaringen. Bij de meeste signalen zal het gaan om andere zaken dan om radicalisering. Bijvoorbeeld om een geïsoleerd incident dat niets te maken heeft met de etniciteit van de betrokken daders dan wel slachtoffers. Bij ieder signaal kan een gemeente zichzelf controlevragen stellen. Voorbeelden van controlevragen in het geval van mogelijke radicalisering zijn: • Kan de informatie duiden op handelingen die uit andere dan radicale motieven worden verricht maar die door de context echter wel als uitingen van radicalisme worden gezien? • Kan de informatie betrekking hebben op radicale symbolen, leuzen en redeneringen die worden geuit zonder dat dit gedachtegoed ook wordt gedeeld (bijvoorbeeld met als doel te provoceren)? • Kan de informatie betrekking hebben op gedragingen en uitingen die passen in radicale opvattingen maar die horen bij personen of groepen die de radicale opvattingen niet delen, maar wel bepaalde opvattingen daar mee gemeen hebben? • Kan de informatie betrekking hebben op gedragingen die voort kunnen komen uit een gedrags- of andere stoornis? • Kan het zo zijn dat de ideeën/beelden/opvattingen van de melder over de persoon of groep waarover hij meldt, zijn melding beïnvloeden (discriminatie door de melder)? De duiding kan plaatsvinden in een specifiek hiervoor ingesteld casusoverleg waaraan interne (gemeentelijke) en externe partners deelnemen (zoals de politie). De duiding kan ook (of aanvullend) worden ingebed in bestaande netwerken en overleggen zoals het Justitieel Casusoverleg of bestaande netwerken jeugd en veiligheid. Idealiter wordt het onderwerp polarisatie en radicalisering als aandachtspunt belegd bij meerdere bestaande netwerken en overleggremia. In aanvulling hierop kan een specifiek hiervoor ingesteld casusoverleg worden gestart. De essentie is om voor een individuele casus informatie en zienswijzen van verscheidene partners te bundelen en gezamenlijk na te denken over mogelijkheden van een aanpak. Vervolgens kan aanvullende duiding door deskundigen aan de orde zijn. Met bestaande netwerken moeten afspraken worden gemaakt over het doorgeven van signalen die in deze netwerken opkomen.
aanpak polarisatie en radicalisering 69
Wat kan ik doen in reactie op signalen? hoofdstuk 20
Verreweg het grootste deel van de initiatieven betreffen het voorkomen van radicalisering. Zelden is aangegeven wat er kan worden gedaan in reactie op daadwerkelijke (signalen van mogelijke) radicalisering. Wanneer signalen van radicalisering of polarisatie daadwerkelijk binnenkomen, dienen deze eerst te worden beoordeeld en te worden geverifieerd. Wanneer inderdaad blijkt dat het signaal polarisatie of radicalisering betreft, kan het noodzakelijk zijn een interventie uit te voeren. Wat kan ik doen in reactie op signalen? Het signaal doorgeven aan de politie zodat de politie een eigen inschatting en afweging kan maken Eventuele vragen beantwoorden of specifieke informatie aanleveren (bijvoorbeeld beschrijving van bepaalde termen of informatie over bepaalde stromingen of organisaties) Vervolgvragen stellen om een beter beeld te krijgen van de situatie Andere partners vragen om gerichte informatie Vragen meegeven aan de melder, zodat deze weet waarop hij of zij kan letten in de verdere ontwikkeling van het signaal Signalen bespreken met betrokken partners Inzet deskundigen om het signaal te duiden Met deskundigen nadenken over mogelijke interventies
Toelichting
Een deel van deze reacties is er op gericht om de informatie over het betreffende signaal aan te vullen. Door vragen te stellen aan de melder of bij andere mogelijke melders die in contact zijn geweest met de betreffende persoon of groep). Zo wordt een beter beeld gevormd over de betekenis van het signaal. Pas wanneer deze stappen zijn gezet, kunnen partners nadenken over mogelijke interventies. In sommige gevallen zal snel worden besloten om het signaal door te spelen aan de politie. Dit vanwege de serieuze aard van het signaal en bijbehorende risico’s. Wanneer een signaal wordt overgedragen aan de politie, is het voor de gemeentelijke informatiehuishouding zaak om zicht te blijven houden op het signaal en wat de politie ermee doet. Dit komt voort uit de verplichting ten opzichte van de melder. De gemeente moet aan de melder kunnen laten zien
70
aanpak polarisatie en radicalisering
wat er met zijn melding gebeurd is (als het gaat om persoonsgegevens die niet vallen onder een uitzondering in de WBP). Maar ook omdat de politie soms andere afwegingen maakt dan de gemeente. Een andere mogelijkheid is om te besluiten om alle signalen (uit voorzorg) door te geven aan de politie. Een signaal waarop de politie niet reageert, kan voor de gemeente wel degelijk mogelijkheden bieden voor een interventie. Het is dus van belang ook na overdracht van het signaal de afhandeling af te stemmen. Voor interventies in reactie op polarisatie geldt hetzelfde. Ook die kunnen zich richten op zowel mensen die effecten ondervinden van polarisatie alsook op mensen die actief bijdragen aan de polarisatie. Interventies op polarisatie zijn over het algemeen breder dan die op radicalisering. Het gaat vaker om interventies op groepen en op breed gedeelde gevoelens binnen de gemeente. Interventies op polarisatie raken sterk aan de maatschappelijke discussies over de wijze waarop mensen samenleven. Ook gaat het om het in contact brengen van groepen. Hierbij gaat het niet alleen om groepen jongeren, maar soms ook om gehele bevolkingsgroepen die in een gemeente samenleven. Bij de aanpak van polarisatie ligt hiermee een belangrijke uitdaging in het aanpakken van breder gedeelde gevoelens. Het interveniëren op individuen is hierbij minder effectief. Lokale overheden hebben nog weinig ervaring opgedaan met het reageren op signalen van mogelijke radicalisering. Veel gemeenten zitten in de fase waarin zij zich afvragen of zij ook acties moeten ondernemen en of het probleem zich ook bij hen afspeelt. Enkele gemeenten zijn verder in hun ontwikkeling en verzamelen signalen van mogelijke radicalisering. Deze en andere gemeenten zullen steeds meer ervaring opdoen in het ontwikkelen en toepassen van interventies. In veel gevallen kunnen de betrokken partners gebruik maken van bestaande instrumenten die soms op onderdelen aangepast moeten worden. Denk daarbij aan instrumenten in het jeugd- en welzijnswerk, op scholen, etc. De interventies kunnen gericht zijn op: • diegene die mogelijk radicaliseert; • mensen die nadelige effecten ondervinden van het handelen van deze persoon; • de direct betrokken functionarissen/professionals in zijn of haar omgeving; • een bepaalde locatie waar de radicalisering zou plaatsvinden; • de specifieke uiting (het verwijderen van flyers of graffiti bijvoorbeeld). Voorbeelden van interventies zijn: • het simpelweg beantwoorden van vragen en toelichten van termen; • het in contact brengen van melders met deskundigen die hun vragen kunnen beantwoorden; • het aanspreken en betrekken van ouders op het gedrag van hun kinderen; • het inzetten van een coach (bijvoorbeeld gericht op het leren omgaan met veronderstelde discriminatie); • het helpen van een persoon bij het vinden van een stage of een baan (aandachtspunt is de wijze waarop een eventuele stage- of werkgever wordt geïnformeerd over de aanleiding en de achtergrond);
aanpak polarisatie en radicalisering 71
• het verwijderen van radicale uitingen (zoals graffiti of posters); • het doorgeven van signalen aan andere meldpunten zoals het Meldpunt Discriminatie Internet of aan een antidiscriminatiebureau; • het steunen van een bestuur bij het tegengaan van radicale invloeden in de eigen organisatie (let op de risico’s van zichtbare, openlijke ondersteuning, dit kan een averechts effect hebben); • het bieden van ondersteuning aan personen die jongeren actief helpen om niet te radicaliseren (bijvoorbeeld door middel van lessen); • het aanreiken van tegenargumenten aan functionarissen die geconfronteerd worden met mogelijk radicaliserende personen en met hen de discussie aan willen gaan; • het gericht aanbieden van cursussen en opleidingen (bijvoorbeeld inhoudelijk of wat betreft vaardigheden zoals het omgaan met interetnische conflicten); • het verschaffen van materiaal met gematigder inhoud (bijvoorbeeld aan een groep waarbinnen een of meerdere individuen vooral radicaler gedachtegoed verspreiden); • het verbieden van bijeenkomsten, demonstraties of manifestaties (binnen de wettelijke mogelijkheden en met inachtneming van mogelijke onbedoelde negatieve effecten); • het stopzetten van (in)directe ondersteuning van bijeenkomsten waar radicaal gedachtegoed wordt verspreid (bijvoorbeeld door directe of indirecte subsidiëring). Ook, of misschien wel juist, buiten de overheid zijn en worden veel initiatieven genomen om radicalisering te voorkomen. Ook worden pogingen gedaan om te reageren op signalen van mogelijke radicalisering. Vanuit de islamitische organisaties zijn verscheidene initiatieven genomen. Vooral gericht op het voorkomen radicale uitingen binnen hun organisatie of om te voorkomen dat rekruteurs actief worden. Een voorbeeld hiervan is het initiatief van elf Turkse moskeeën in Rotterdam en omgeving. Die gaven begin 2006 aan scherper te gaan letten op
72
aanpak polarisatie en radicalisering
mogelijke radicalisering bij hun achterban. 44 Onder de vlag van koepelorganisatie Diyanet hebben zij een actieplan opgesteld waarin expliciet elke vorm van terreur wordt afgewezen. Andere initiatieven betreffen het Protocol voorkomen extremisme (september 2005) dat is ondertekend door het moskeebestuurders van de Aya Sofya moskee en het bestuur van het Amsterdamse stadsdeel De Baarsjes. 45 Een ander voorbeeld is een moskee die preken op band opneemt, teksten van sprekers vooraf officieel goed wil keuren en personen die op enig moment radicale ideeën uiten, aanspreekt en indien nodig de toegang ontzegt. Los van het werk van overheden, geldt ook dat deradicalisering, bewust en onbewust, waar schijnlijk dagelijks plaatsvindt. Vele personen hebben invloed op het leven en de ideeën- en gevoelswereld van individuen. Ook van die individuen die vatbaar zijn voor radicalisering of die zich in een radicaliseringsproces bevinden. De activiteiten van personen in de omgeving kunnen – mits het radicaliseringsproces niet te ver is gevorderd – bijdragen aan deradicalisering van de persoon in kwestie. Het gaat om bijvoorbeeld een gesprek tussen docent en leerling, interventies van oplettende vrienden en familieleden of activiteiten van geestelijken of van welzijnswerkers. Deze activiteiten zullen in de meeste gevallen niet expliciet gericht zijn op deradicalisering maar volgen uit oprechte zorgen voor het welzijn van de desbetreffende persoon. In andere gevallen herkennen personen dat iemand in hun omgeving radicaliseert en treden daar bewust tegen op. Een grote uitdaging is het bieden van ondersteuning – direct of indirect via derden – van personen die willen deradicaliseren. Die uit een groep willen stappen of het vaak zorgvuldig opgebouwde radicale imago van zich af willen werpen.
44 http://www.ikonrtv.nl/kerknieuws/nieuws.asp?oId=8177 45 http://www.baarsjes.amsterdam.nl/asp/get.asp?xdl=../views/baarsjes/xdl/Page&ItmIdt=00001299&SitIdt=00000002&VarIdt=0 0000001
aanpak polarisatie en radicalisering 73
Welke overwegingen zijn belangrijk voordat ik intervenieer? hoofdstuk 21
Waar moet ik op letten voordat ik intervenieer? Interventies kunnen op verschillende aspecten en doelgroepen gericht zijn: personen, organisaties, locaties, aanbod gedachtegoed, etc Let op mogelijk onbedoelde effecten Ga per signaal nagaan welke mogelijke doelgroepen er zijn: – persoon die mogelijk radicaliseert – zijn/haar omgeving – de melder (weerbaarheid verhogen) – de locatie waar eventuele ongewenste handelingen plaatsvinden – de verspreider van eventueel radicaal gedachtegoed (op internet, drukker van een boek, verspreider folder, etc.) – derden die in aanraking komen met bijvoorbeeld een radicale spreker (jongeren die bijeenkomsten bezoeken) – anderen in de omgeving van de mogelijk radicaliserende persoon (bijvoorbeeld andere leerlingen in een klas)
Toelichting
Bij de uitvoer van interventies moeten gemeente en betrokken partners aandacht hebben voor de bredere impact van dergelijke interventies. Vooral bij interventies op individuen waarvan het vermoeden bestaat dat zij radicaliseren. De interventie kan het onbedoelde effect hebben dat de persoon alleen al door de benoeming als ‘radicaal’ verder of sneller radicaliseert. De betreffende persoon kan in de interventie een bevestiging zien van de negatieve houding van de overheid ten opzichte van mensen die het betreffende gedachtegoed aanhangen. Deze bevestiging kan hem of haar sterken in het geloof een ander – radicaal – pad te moeten kiezen. Interventies kunnen ook politiek gevoelig liggen. Het aanbieden van activiteiten aan jongeren, die problemen veroorzaken in het kader van polarisatie, kan worden gezien als het belonen van het overlastveroorzakende gedrag. Dit zijn afwegingen die ook spelen bij andere vormen van overlast, maar dienen ook op dit onderwerp gemaakt te worden.
aanpak polarisatie en radicalisering 75
Blok V: Organisatorische aspecten
76
aanpak polarisatie en radicalisering
Hoe en waar organiseer ik het? hoofdstuk 22
Hoe organiseer ik de aanpak? Taken en functies beleggen: – monitoren ontwikkelingen – verzamelen informatie – meldpunt – analyse/duiden/wegen informatie – bieden van ondersteuning en advies – verkennen en vaststellen interventies – uitvoeren interventies – overleg met partners Binnen de gemeente of bij de politie? Alle functies op één plaats of op meerdere plekken? Projectstructuur of meer permanent onderbrengen? Binnen vaste structuur onderbrengen of in nieuw organisatieonderdeel? Beleggen onder de noemer veiligheid of bij welzijn/integratie? Een portefeuillehouder benoemen Borging van ondersteuning door externe ‘radicaliseringsexperts’
Toelichting
Een van de meest cruciale aspecten van het omgaan met informatie, is het organiseren van een netwerkstructuur. Het organiseren van het proces van verzamelen, analyseren en duiden van informatie en het vervolgens komen tot benodigde activiteiten/interventies. Een informatiehuishouding of informatiepunt kan verschillende functies hebben. Voorbeelden hiervan zijn: • de kennisfunctie (expertise opbouwen); • de signalerings- en monitoringsfunctie (gericht informatie verzamelen over vooraf benoemde onderwerpen); • de analysefunctie (het duiden van informatie en het organiseren hiervan);
aanpak polarisatie en radicalisering 77
• de ondersteunende en adviesfunctie (het ondersteunen van diegenen die te maken krijgen met (potentiële) radicalisering en het formuleren van mogelijke activiteiten en interventies in reactie op signalen). 46 Hoe meer functies benoemd worden, hoe meer capaciteit vrijgemaakt zal moeten worden. Een belangrijke vraag is of de centrale plek voor informatie binnen de gemeente of bijvoor beeld bij de politie moet worden ondergebracht. Nadeel van het beleggen van de informatie huishouding bij de politie is het feit dat meldingsbereidheid van gemeentelijke partners lager kan zijn. De nadruk op de strafrechtelijke kant ligt gevoelig. Voordeel van het onderbrengen bij de politie is het aansluiten bij de daar aanwezige expertise en de mogelijkheid van het verzamelen van meer informatie. In de praktijk zijn er echter veel signalen waarmee de politie feitelijk weinig kan omdat deze veelal betrekking hebben op eerdere stadia van mogelijke radicalisering. Een ander vraagstuk is of het onderwerp als dossier bij een bestaand organisatieonderdeel wordt belegd of dat een separate afdeling/unit wordt gevormd. Het onderwerp kan worden belegd bij een of twee functionarissen of bij een projectgroep. In ieder geval moet duidelijk zijn wie, welke taak heeft. Zijn de mensen die informatie verzamelen ook verantwoordelijk voor het (laten) duiden hiervan? En voor het (tot stand brengen of coördineren van) interventies? Een en ander hangt af van de aard en omvang van de risico’s in de eigen gemeente. In ieder geval dient gewerkt te worden aan een netwerk van betrokken functionarissen binnen en buiten de gemeente. Deze functionarissen blijven bij de eigen instelling werken, maar hebben als het ware een extra taak. Het is dan van belang dat het overleg en de afstemming tussen deze partners goed belegd is. In hun overleg kunnen zij een gezamenlijk beeld creëren van de problematiek. Het beleggen van de informatiefunctie binnen structuren heeft als voordeel dat er niet al teveel nadruk op het onderwerp radicalisering wordt gelegd. Een ‘nieuw onderdeel’ heeft juist als voordeel dat specifiek aandacht wordt gegeven aan radicalisering en polarisatie. Hierdoor is het zeker dat er binnen de gemeente voldoende capaciteit en middelen voorhanden zijn. Er wordt voorkomen dat dit onderwerp ondergesneeuwd raakt door andere onderwerpen die de aandacht vragen. Er dient aandacht te worden besteed aan de vormgeving van het netwerk van actoren, en de rolverdeling. Meerdere partners binnen en buiten de gemeente hebben een rol en hun verantwoordelijkheden kunnen overlappen. Vanuit dat oogpunt is het noodzakelijk vast te leggen wie waarvoor verantwoordelijk is, wie welke acties zal uitvoeren, etc. Hierbij dient ook ingegaan te worden op de wijze waarop de contacten met externe partners worden vorm gegeven. Zo dient onder andere voorkomen te worden dat de activiteiten andere trajecten, van bijvoorbeeld de AIVD, verstoren.
46 Zie bijvoorbeeld het beleidskader van de gemeente Amsterdam
78
aanpak polarisatie en radicalisering
Bij de meeste gemeenten is de benodigde specifieke expertise op het vlak van polarisatie en radicalisering niet aanwezig. Om deze reden dient externe ondersteuning voorhanden te zijn. De complexiteit van de materie maakt dat specifieke expertise nodig kan zijn voor het duiden van individuele signalen. Daarbij kan gedacht worden aan onderzoekers op het vlak van rechtsextremisme of radicale islam, arabisten, maar ook sociologen (vooral bij polarisatie). De werkprocessen moeten zo inzichtelijk mogelijk worden gemaakt. Hoe lopen informatie stromen? Wie ziet welke informatie? Hoe worden gegevens opgeslagen en beveiligd? Hoe wordt er geduid? Een mogelijkheid is om een protocol op te stellen over het omgaan met informatie en over andere aspecten van de werkwijze. Dit is belangrijk voor onder meer het CBP wat betreft het omgaan met persoonsgegevens (als hiertoe wordt besloten). Een bijkomend voordeel is dat nieuwe medewerkers wegwijs gemaakt kunnen worden in deze werkwijze. Een ander belangrijk voordeel is dat de gemeente zo aan partners duidelijk kan maken wat er met de informatie gebeurt. Dit vergroot de meldingsbereidheid van partners. Op basis van bovenstaande overwegingen kunnen keuzes worden gemaakt met betrekking tot de vormgeving van de informatiehuishouding. Hieronder volgen een voorzet voor een mogelijke minimale organisatiestructuur en een voorzet voor een maximale organisatiestructuur. Deze variëren van het beleggen van het onderwerp bij een functionaris (een soort vertrouwens functie) tot het inrichten van een specifieke afdeling met meerdere functionarissen. Minimale variant Informatiehuishouding als project inrichten en periodiek bezien of het project moet worden voortgezet Het project bestaat uit een portefeuillehouder en ten minste een contactpersoon bij de politie en een collega binnen de gemeente De portefeuillehouder is afkomstig uit een bestaand (multidisciplinair) veiligheidsoverleg Aan de portefeuillehouder kunnen signalen worden doorgegeven Een beperkt aantal partners is betrokken (welzijns - en jongerenwerk, politie, gemeente). Voor overige partners geldt mogelijkheid van het doorgeven van signalen (alertheid) Regelmatige afstemming tussen gemeente en politie Focus op een beperkt aantal onderwerpen: radicalisering of polarisatie, incidenten of trends, etc Maak basisafspraken over de registratie van signalen en beveiliging van gegevens Periodiek informeren verantwoordelijk bestuurder
aanpak polarisatie en radicalisering 79
Maximale variant Permanente organisatiestructuur met eigen ‘team’, unit, afdeling Uitgewerkte en geïmplementeerde signalerings- en monitoringsstructuur: – Zoveel mogelijk partners zijn betrokken als potentiële melder. Elk van de betrokken partners wijst een eigen contactpersoon aan. Tussen de partners vindt periodiek overleg plaats. Met de politie vindt bilateraal overleg plaats – Partners zijn getraind en worden periodiek geïnformeerd over voor hen relevante ontwikkelingen. Er zijn bewustwordingsbijeenkomsten voor (nieuwe) medewerkers – Een mogelijk onderdeel van de signaleringsstructuur is een datasysteem waarin koppelingen zijn aangebracht tussen systemen van relevante partners – Informatieverwerking vindt plaats op basis van een opgesteld protocol dat voldoet aan eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens en waarin afspraken zijn vastgelegd over terugkoppeling richting melders – Ook maatschappelijke/religieuze instellingen en scholen zijn betrokken Een structureel casusoverleg met partners waarin de eerste duiding van signalen en trends plaatsvindt. Hiertoe zijn afspraken gemaakt Periodiek vindt overleg plaats met de verantwoordelijk bestuurder Het team heeft toegang tot een netwerk van experts Gericht op zowel incidenten als trends, zowel signalen al periodieke ‘metingen’ bij sleutelfunctionarissen en zowel radicalisering als polarisatie
80
aanpak polarisatie en radicalisering
Welke capaciteit is ervoor nodig? hoofdstuk 23
Benodigde capaciteit Dit is afhankelijk van de toegekende taken en functies In sommige gevallen gaat het alleen om benoemde portefeuillehouders/ contactpersonen binnen bestaande netwerken Medewerkers kunnen specifiek op het onderwerp worden ingezet, vooral in de opstartfase Door middel van bijvoorbeeld districtelijke of regionale samenwerking kan schaarse capaciteit worden gebundeld De inzet van externe deskundigen is op momenten noodzakelijk. Dit geldt vooral voor de duiding van signalen en voor het nadenken over (en uitvoeren van) benodigde interventies
Toelichting
De benodigde capaciteit is sterk afhankelijk van de antwoorden op de eerdere vragen. Zo is meer capaciteit nodig wanneer gekozen wordt voor uitbreiding van het soort problemen waarover informatie verzameld wordt. Een vraag die ook vaak gesteld wordt is: hoeveel signalen kan ik verwachten? En dus: hoeveel tijd heb ik nodig om deze af te handelen? Dit is zeer afhankelijk van de specifieke situatie in de eigen gemeente, maar ook van het draagvlak dat is gecreëerd onder melders. Plat gezegd: als melders vertrouwen hebben in de informatiehuishouding, dragen zij meer meldingen aan en is dus meer capaciteit noodzakelijk. De vraag of portefeuillehouders worden ingezet, of dat medewerkers specifiek op het onderwerp worden ingezet, is sterk afhankelijk van de gevoelde noodzaak om deze problematiek aan te pakken. Vooral ook het beeld van de gemeente is hierbij van belang. Als het duidelijk is dat de problematiek speelt, dient te worden gekozen voor een stevigere invulling van het team dat met de informatiehuishouding aan de slag gaat. Dit vergroot de mogelijkheden om expertise op het onderwerp op te bouwen. Deze expertise is weer nodig om melders te kunnen ondersteunen en te begeleiden. Kleinere gemeenten kunnen zich beter bij regionale samenwerkingsverbanden aansluiten en een regionaal georganiseerde informatiehuishouding opzetten. Een belangrijk argument hierbij is het feit dat een kleine gemeente er vanuit kan gaan dat per gemeente over een langere periode slechts enkele radicaliseringsignalen binnen zullen komen. Dit betekent dat elk van
aanpak polarisatie en radicalisering 81
de gemeenten niet afzonderlijk de benodigde expertise hoeft op te bouwen op het vlak van radicalisering. Vooral deze expertisefunctie kan regionaal belegd worden. De expertise kan door gemeentefunctionarissen van de kleinere gemeenten ingeroepen worden wanneer zij zorgen hebben over een signaal. Wanneer wordt gekozen voor een regionale of districtelijke structuur, is het wel zaak om in iedere gemeente een functionaris aan te wijzen die als portefeuillehouder dient. Deze functionaris dient als aanspreekpunt voor de eigen gemeente en kan bijvoorbeeld de meldingen uit de eigen gemeente aannemen. De noodzaak van het betrekken van externe expertise dient bij het opzetten van een informatiehuishouding in beschouwing te worden genomen. Er dient in ieder geval nagedacht te worden wie een dergelijke rol zou kunnen vervullen. In sommige gevallen kan dit de eigen RID zijn of de AIVD (zelden direct richting gemeenten, maar wel via de RID). Maar in voorkomende gevallen zullen ook daadwerkelijk externe experts – bijvoorbeeld onderzoekers of academici – een rol vervullen. Hierbij dient de gemeente zich te realiseren dat experts op het gebied van radicalisering schaars zijn. Er zijn slechts enkele instituten en individuele deskundigen die beschikken over dergelijke kennis. Het kan om deze reden nuttig zijn om een opleidingssessie te laten verzorgen door dergelijke experts. Zo kan hun expertise aan de medewerkers van de informatiehuishouding wordt overgedragen, en kunnen zij vervolgens zelf de overwegingen maken. Het aantal signalen dat zo serieus is dat externe expertise noodzakelijk is – die niet al geleverd is door bijvoorbeeld de AIVD (over bepaalde aandachtslocaties) – is relatief gering. Het betreft hier vooral signalen waarop de gemeente zelf wil interveniëren en een externe toets nodig heeft met betrekking tot de aard van het signaal, alsmede advies behoeft over mogelijk effectieve interventiemethoden.
82
aanpak polarisatie en radicalisering
Samengevat: welke stappen kan ik volgen? hoofdstuk 24
In deze notitie zijn veel verschillende, onderling gerelateerde, onderwerpen besproken. Tezamen vormen de behandelde vraagstukken een stappenplan voor de gemeente en de partnerorganisaties. De gemeente kan dit stappenplan benutten voor het eigen plan van aanpak. Voor de uitwerking van elk van deze stappen verwijzen wij naar het bijbehorende inhoudelijke hoofdstuk. Inhoudelijke verkenning
• Start met een eerste inhoudelijke verdieping op de onderwerpen polarisatie en radicalisering. • Verzamel en lees bestaande informatie over deze onderwerpen. Verkennen nut, noodzaak en contouren van een aanpak
• Voer een verkenning uit naar het nut en de noodzaak en identificeer de eerste contouren van een eventuele aanpak. • Verken de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanpak. Breng hiertoe (in ieder geval op hoofdlijnen) lokale feiten, beelden en gevoelens in beeld en verken de zienswijze van en het draagvlak bij interne en (enkele) externe partners waaronder de politie. • Stel eerst ambtelijk en daarna bestuurlijk vast of er een aanpak nodig is, en stel vast wat, waarom moet worden aangepakt. • Benoem een ‘probleemeigenaar’ binnen de gemeente: de bestuurlijk en ambtelijk trekker. • Stel vast wat de rol en taakverdeling is tussen gemeente, politie en andere externe partners. • Stel vast op welke wijze afstemming en samenwerking plaats moet vinden. • Stel bestuurlijk vast wat de hoofdcomponenten van de aanpak zijn. Verzamelen en verwerken informatie
• Stel vast wat de plaats is van de informatieverzameling en -verwerking binnen de aanpak en wat het doel hiervan is. • Stel vast over welke onderwerpen informatie moet worden verzameld. • Benut voorbeelden van bestaande signalen voor de eigen bewustwording en de bewustwording van anderen. • Breng in kaart en stel vast welke informatiebronnen kunnen en moeten worden benut. • Stel vast op welke wijze de (initiele) informatieverzameling en -verwerking plaatsvindt.
aanpak polarisatie en radicalisering 83
• Benoem initiële partners (binnen en buiten de gemeente) voor het verzamelen van informatie en het nadenken over interventies en betrek deze vanaf de start. • Draag er zorg voor dat de juiste randvoorwaarden worden gecreëerd voor partners zodat zij bereid zijn informatie te geven. • Stel vast op welke wijze informatie wordt geregistreerd en leg dit vast in een protocol. Benut bestaande protocollen als input. • Stel vast of, en zo ja hoe, persoonsgegevens worden verwerkt, inclusief de bijbehorende randvoorwaarden. Leg ook dit vast in het protocol. Reageren op informatie
• Stel vast op welke wijze duiding van signalen en informatie plaatsvindt (inclusief het benutten van specifieke benodigde expertise). • Inventariseer mogelijkheden voor het reageren op signalen en organiseer de samenwerking tussen hierbij betrokken partners. • Stel de waarborgen vast die interventies mogelijk maken en waardoor onbedoelde effecten zoveel mogelijk worden voorkomen. Organisatievorm
• Stel vast wat de organisatievorm wordt: binnen (of buiten) de gemeente, alleen of in samenwerking met andere gemeenten, binnen de bestaande organisatie of binnen een nieuw organisatieonderdeel. • Stel vast wat de benodigde capaciteit is en oormerk deze als zodanig.
84
aanpak polarisatie en radicalisering
colofon
Uitgave Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Jaarbeursplein 17, 3521 AN Utrecht Postbus 14069, 3508 SC Utrecht Servicedesk (030) 751 67 77
[email protected] www.hetccv.nl Auteurs Drs. M. Zannoni, Drs. B. Naaijkens (COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement)
Eindredactie Mariska Kruijff, Tekstbureau Alfa, Amsterdam Ontwerp en vormgeving Vorm Vijf, Den Haag Foto's Inge van Mill, Den Haag Druk Artoos, Rijswijk ISBN 9789077845127 © 2007 het CCV
aanpak polarisering en radicalisering
aanpak polarisatie en radicalisering Op weg naar een succesvolle start
veiligheid door samenwerking
De Stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid is een initiatief van het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Verbond van Verzekeraars, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Raad van Hoofdcommissarissen.