Gemeentelijke aanpak Polarisatie en Radicalisering In de visie van KplusV volgt de gemeentelijke aanpak op polarisatie en radicalisering de beleidscyclus, waarbij we onderscheid maken in drie fasen: de eerste fase 'bezinning op de
Fase III borging in staand beleid
Wat is dat probleem?
Is er een maatschappelijk probleem? Zo ja, wat is dat probleem?
Fase II kogel is door de kerk
Fase I bezinning op problematiek
problematiek', fase twee 'de kogel is door de kerk' en fase 3 'borging in staand beleid'.
Welke rol neem je als gemeente in het aanpakken van het probleem?
Wie heeft er last van?
Wie is probleem eigenaar?
(Her)Formuleren beleidsplan
Monitoring resultaten
Bestuurlijke borging
Uitvoeren
Organisatorisch e borging
Product borging
Fase 1 'bezinning op het probleem' Is er een Probleem? De eerste vraag die de gemeente zich moet stellen is of er sprake is van een probleem. Zijn er signalen van mogelijke processen van polarisatie en radicalisering? Deze signalen kunnen bij de gemeente binnenkomen door bijvoorbeeld meldingen van welzijnswerk of onderwijsinstellingen, signalen van de politie, aandacht in de (lokale) media voor criminaliteit of spanningen in wijken en buurten. De gemeente kan op haar beurt ook haar oor te luister leggen bij de partijen als buurthuizen, maatschappelijk werk, politie, jeugdwerk en onderwijsinstellingen. Daarnaast zijn er ook gemeenten die onderzoek (laten) uitvoeren. Dit met als doel om vooral inzicht te krijgen in de mogelijke processen en waar zich deze voor kunnen doen.
Pagina 1
Tot slot speelt bij deze vraag ook een rol wat de veronderstellingen zijn ten aanzien van de oorzaken van de problematiek in uw gemeente. Dit kan per situatie verschillend zijn en vereist het nauwkeurig uitvragen bij de betrokken actoren van hun perceptie van de problematiek en de oorzaken daarvan. Los daarvan bestaat er inmiddels een brede consensus dat de oorzaken van deze processen grofweg te maken hebben met: het beschikbaar zijn van een voedingsbodem voor polarisatie en radicalisering: zoals te weinig inzicht in andere culturen, de gezinssituatie, de sociale context zoals vriendengroepen en school; de weerbaarheid van de jongeren tegen polarisatie en radicalisering: zoals reflectie op eigen identiteit, het vormen van een eigen mening over maatschappelijke trends en gebeurtenissen, het zich kunnen verplaatsen in een ander; het aanbod van radicaal gedachtegoed: zoals op internet, tv, de kranten en in andere media. Wie is probleemeigenaar? Bij het krijgen van inzicht in de problematiek speelt ook de vraag wie er 'last' van heeft en wie de probleemeigenaar is. Deze vragen zijn van belang om vast te stellen in hoeverre er van een maatschappelijk probleem sprake is en of de gemeente de meest geëigende partij is om op te treden. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de probleemeigenaar degene is die het dichtst bij de oplossing staat. Daarbij kan overigens wel ondersteuning geboden worden vanuit andere partijen. Welke rol neem je als gemeente: uitvoering of regie? Afhankelijk van de probleemeigenaren en het inzicht in de problematiek bepaal je als gemeente je rol in het oplossen van de problematiek. Vanuit de ervaringen met het opzetten van nieuwe beleidsterreinen is het logisch dat de overheid/gemeente bij een nieuw beleidsonderwerp het initiatief neemt en de uitvoering naar zich toetrekt. Als in een gemeente inmiddels veel is ondernomen, rijst de vraag in hoeverre de gemeente de rol kan veranderen van uitvoerder naar regisseur. In de projecten uit de afgelopen jaren is een faseverschil te zien tussen gemeenten. Een aantal grote gemeenten zoals Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht zijn inmiddels minimaal zes jaar actief met het beleidsonderwerp polarisatie en radicalisering. In de beginfase van dit nieuwe beleidsterrein lag bij deze gemeenten vooral de rol in de uitvoering, partijen bij elkaar brengen, en acties ontwikkelen. Nu - na 6 jaar - gaat de gemeente steeds meer toe naar een regiefunctie. Het blijkt dat als een betrokken gemeente optreedt als regisseur dit succesvol kan zijn. Daarbij moet de gemeente niet alleen een opdracht geven, maar voortdurende actief zijn bij het bij elkaar brengen en houden van partijen en groepen.
Fase 2 'de kogel is door de kerk' Formuleren van het beleidsplan/uitvoeringsplan/actieplan Bij het formuleren van het beleidsprogramma, uitvoeringsplan of actieplan is het goed om zicht te hebben op de problematiek en de oorzaken van de problematiek. Alleen als er zicht is op de oorzaken van de problematiek, is er ook zicht op de aangrijpingspunten. Inmiddels zijn er steeds meer inzichten in de processen van polarisatie en radicalisering en in succesvolle interventies op de aangrijpingspunten (zie hiervoor ook het handelingskader op www.polarisatie-radicalisering.nl). Hou bij het formuleren van het plan – onder meer- rekening met de volgende aspecten:
Pagina 2
bestuurlijk en ambtelijk draagvlak;; wees duidelijk over de urgentie (nut en noodzaak); maak vooraf een actorenanalyse en betrek deze bij het opstellen van het plan; denk vooraf na over de mogelijke risico's in de uitvoering en stel daarvoor maatregelen op. Uitvoeren beleidsplan/uitvoeringsplan/actieplan Bij het uitvoeren van het beleidsprogramma, het uitvoeringsplan of het actieplan beschrijven we een aantal succesfactoren: 1. Werk samen met het maatschappelijk middenveld Samenwerking in de uitvoering is van groot belang in de projecten. Vrijwel alle projecten, behoudens enkele onderzoeksprojecten, zijn projecten waarin wordt samengewerkt tussen overheden, welzijnsorganisaties, onderwijsorganisaties en organisaties van doelgroepen (zelforganisaties en religieuze organisaties). Denk daarbij aan de volgende partijen: onderwijs, jeugd, welzijnsbeleid binnen de gemeentelijke organisatie; welzijnsinstellingen, jeugdzorginstellingen, maatschappelijk werk, onderwijs; zelforganisaties, organisaties van de doelgroep. Hou er daarbij rekening mee dat de samenwerking niet altijd soepel verloopt. Soms moet er veel tijd en energie geïnvesteerd worden in deelname van onderwijsinstellingen en organisaties van doelgroepen. Vooral als de termen polarisatie en radicalisering als stigmatiserend worden ervaren, verloopt de samenwerking moeizaam. Overigens is het aansluiten bij bestaande netwerken lonend. Als kan worden aangesloten bij bestaande samenwerkingsvormen en bestaande contacten, dan kan draagvlakvorming sneller verlopen en kan sneller met de uitvoering worden gestart. Dat geldt zowel voor de samenwerking met onder meer hulpverleningsinstellingen als samenwerking met doelgroeporganisaties. Daarom is het van belang dat gemeenten ook buiten projecten om en los van concrete aanleidingen contacten onderhouden en bouwen aan netwerken. 2. Pas een interventiemix toe Succesvolle gemeentelijke projecten bestaan veelal uit een zogenaamde interventiemix. Afhankelijk van de fase waar het uitvoeringsprogramma staat is er meer of minder nadruk op bijvoorbeeld onderzoek als interventie of op acties gericht op de doelgroep, zoals trainingen en workshops. Bij de meeste gemeenten is onderstaand overzicht van interventies aangetroffen.
Pagina 3
Onderzoek • Probleemverkennend onderzoek • Actieonderzoek • Evaluatieonderzoek Signaleringsnetwerk • Meldpunt • Gemeentelijke informatiehuishouding • Casusoverleg
Communicatie professionals • Trainingen eerstelijnswerkers / professionals • kennisuitwisseling proffesionals door trainingen, workshops, netwerkoverleg Interventies doelgroep • Tentoonstellingen • Onderwijs- en lespaketten • Inzet van peers in educatie projecten • Ontmoetingen met ex-radicalen of ontmoetingen tussen doelgroepen • Debatavonden • Weerbaarheidstrainingen • Actief aan de slag: internet TV maken, radiospots, kranten maken • Gezinsmanagement • Inrichten steun- en informatiepunt voor de doelgroep
Hierbij is onderscheid te maken naar doelgroep(en) en naar type interventie. Daarbij noemen wij de eerste drie interventietypes (onderzoek, signaleringsnetwerk en communicatie professionals) de zogenaamde 'voorwaarden'-scheppende instrumenten. Het is van belang dat er een informatiestructuur ontstaat en een netwerk tussen de verschillende actoren betrokken bij het onderwerp. Voor het kunnen melden van incidenten zijn bijvoorbeeld trainingen nodig voor eerstelijnswerkers om zich bewust te worden van signalen van polarisatie en radicalisering, het weten waar en hoe een dergelijk signaal gemeld kan worden en welk handelingsperspectief je hebt als eerstelijnswerker. Als deze zogenaamde 'voorwaarden' op orde zijn is het mogelijk om door te pakken naar interventies op de doelgroep zelf. Daarbij zijn er diverse interventies mogelijk, zoals het trainen van jongeren om ze weerbaarder te maken, het organiseren van debatavonden met jongeren of juist met ouders, het organiseren van een tentoonstelling over het omgaan met verschillen, het geven van een lespakket op school etc. 3. Bereik je doelgroep Naast bestuurders en professionals bestaat de doelgroep van beleids-, uitvoerings- en actieplannen uit jongeren. In sommige gevallen gaat het om jeugd van de basisschool en in sommige andere gevallen om jongeren van boven de 18 of zelfs jongvolwassenen. De bulk van de doelgroep is te vinden in de leeftijdsgroep 12-18 jaar. Hou bij het ontwikkelen en opzetten van een interventie gericht op jongeren rekening met de volgende succes- en faalfactoren: Sluit aan bij beleving en interesse van jongeren; dit geldt voor de inhoud van wat je als gemeente aanbiedt, de wijze waarop je het aanbiedt en voor degenen die met de jongeren aan de slag gaan. Wat betreft de inhoud is in een aantal projecten gebleken dat inhoud ontwikkeld voor basisschool en voortgezet onderwijs te moeilijk is voor het basisonderwijs en niet aansluit bij leerlingen in het voortgezet onderwijs.
Pagina 4
Van de educatieve methoden blijkt de interactieve methode de jongeren het meest aan te spreken. Uit de praktijk blijkt dat het werkt als jongeren zelf materiaal voor bijvoorbeeld tentoonstellingen of media ontwikkelen. Voorbeelden zijn het maken van toneelvoorstellingen, tentoonstellingen, films en beoefening van sport. Onderwijsvormen waarbij de boodschap wordt gebracht door peers (jongeren uit de doelgroep die zelf worden getraind om de inhoud te communiceren) blijken effectief te zijn doordat de boodschap meer indruk maakt dan wanneer de vertrouwde leerkracht de boodschap brengt. Zo'n ervaringsdeskundige is bijvoorbeeld een ex-radicaal. Het persoonlijke verhaal maakt veel indruk, ook als dit verteld wordt door een 'vreemde van de andere kant'. Zo werd het persoonlijk verhaal van een man die het concentratiekamp had overleefd als indrukwekkend en aansprekend ervaren. Monitoren en bijstellen De uitvoering van het programma moet gemonitord worden en van tijd tot tijd geëvalueerd. Alleen als er structurele monitoring van de voortgang (inspanningen, resultaten en effecten) uitgevoerd wordt, kan er geleerd worden voor de toekomst. Daarnaast is het monitoren een tussentijds sturingsinstrument. Alleen in die projecten die expliciet hadden gemaakt wat het resultaat en het bereik van de projecten moest zijn, werd hierop nadrukkelijk gemonitord en maakte dit het mogelijk om tijdig bij te sturen wanneer het project niet de beoogde resultaten lijkt te behalen.
Fase 3 'borging in staand beleid' Tot slot is het na monitoring en evaluatie van belang om te bekijken in hoeverre het beleidsprogramma/uitvoeringsplan bijgesteld moet worden. Daarnaast is het na afloop van het programma belangrijk om de opgebouwde netwerken te borgen. Hierbij maken we onderscheid in bestuurlijke, organisatorische en productborging. De borging is overigens afhankelijk van de mate waarin de problematiek nog actueel is, en je voor je gemeente in de aanpak nog een rol weggelegd ziet. Een succesfactor voor een goede organisatorische en bestuurlijke borging blijkt de aansluiting van het onderwerp polarisatie en radicalisering naar bredere thema's zoals sociale veiligheid, welzijn in wijken, welzijn op school, onderwijs etc. Daarmee is de thematiek minder afhankelijk van het politieke klimaat en de veranderingen van de politieke aansturing. Een succesfactor voor productborging, is dat je vooraf nadenkt over welke partij belang kan hebben bij het blijven uitvoeren van het ontwikkelde product (zoals een onderwijspakket, of een trainingsmethodiek) en het door te ontwikkelen. Zo zijn de geïnvesteerde tijd en financiën niet weggegooid, maar impulsen geweest om het op te starten. Denk daarbij niet alleen aan maatschappelijke partners, maar ook aan het bedrijfsleven. Meer informatie? KplusV heeft ruime kennis en ervaring met gemeentelijk veiligheids-, welzijns- en jeugdbeleid. Wilt u weten hoe KplusV u kan ondersteunen bij de aanpak van polarisatie en radicalisering in uw gemeente, neem dan contact op met Henry Potman of Viola van Guldener.
Pagina 5