Sectorscoop
Ondernemen in het Ambacht 2004
drs. D. Snel Zoetermeer, januari 2004
ISBN: 90-371-0910-1 Bestelnummer: A200312 Prijs: € 40,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
Sam env a tting : Hoo fd l ijn en va n d e sec to r sc oop am ba ch t
5
1
Inl ei din g
7
2
He t N ed er l an d se amb ach t in 2 0 02 , 2 00 3 e n 2 0 04
11
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Kenmerken van het ambacht Classificatie van het ambacht Kerngegevens van het ambacht in 2002 Belang van het ambacht binnen de Nederlandse economie Algemene trends voor het ambacht Algemene prognoses voor het ambacht voor 2003 en 2004
11 11 12 15 16 19
3
D e d ee l se c t o r en v a n h e t N e d e r l an d s e a mb ac h t
23
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Voedingsmiddelen- en overig productieambacht Metaal- en meubelambacht Bouwambacht Installatieambacht Handels- en reparatieambacht Dienstverlenend ambacht
23 26 29 32 35 39
4
O n d e rn em en i n ee n l aa g c o n ju n c t u u r
45
4.1 4.2
Verschillende typen van conjunctuurcycli Het soort recessie in Nederland en de mogelijke reactie van MKB-bedrijven Merkbare verslechtering van economische indicatoren volgens MKB- en ambachtelijke ondernemers Beoordeling van de gang van zaken door de ondernemer Aanpassing van bedrijfsbeleid wegens conjunctuurverwachtingen Welke reacties op de conjunctuur zijn er? Verwachtingen over beginjaar conjunctuurverbetering Conclusies
45
4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
46 47 50 52 53 54 55
B ij la g e n I II
Statistische afbakening van de deelsectoren Begrippenlijst
57 59
3
Samenvatting: Hoofdlijnen van de sectorscoop ambacht Het ambacht herstelt na omzetdaling in 2003 Het ambachtelijke bedrijfsleven is vorig jaar geconfronteerd met een omzetdaling. Naar verwachting zal voor het ambacht de omzet in 2003 met 2% in volume afgenomen zijn. Het verwachte herstel in 2004 voor het totale particuliere bedrijfsleven zal zich in het ambacht minder sterk manifesteren. Het ambacht is meer op het binnenland georienteerd, waardoor minder geprofiteerd wordt van de verwachte exportgroei. De werkgelegenheid in het ambacht toont evenwel dezelfde ontwikkeling als die in het totale bedrijfsleven. Het dienstverlenend ambacht zal in 2004 de gunstigste ontwikkeling in omzetvolume laten zien met een groei van 2%. De consument blijkt, ondanks dat het besteedbare inkomen sterk onder druk komt te staan, een grote behoefte te hebben aan het zich laten ‘verwennen’, hetgeen een positief effect heeft op de vraag naar diensten van persoonlijke dienstverleners zoals schoonheidsverzorgers, kappers en voetverzorgers. Naast het dienstverlenend ambacht zijn de prognoses voor het metaal- en meubelambacht, het voedingsmiddelen- en overig productieambacht, en het installatieambacht gunstig met een groei in het omzetvolume van respectievelijk 1%, 1,25% en 1,75%. In 2004 is er bij deze deelsectoren van het ambacht duidelijk een verbetering te zien door de aantrekkende wereldhandel, waardoor de investeringsbereid bij de klanten weer groter wordt. Alleen het handels- en reparatieambacht zal in 2004 te maken hebben met een verdere omzetafname van 0,5%. De autobranche heeft een groot gewicht in de ontwikkeling van deze deelsector. Werkgelegenheid neemt ook in het ambacht af In het ambacht zijn in totaal ongeveer 165.000 ondernemingen actief met een werkgelegenheid van ruim 426.000 arbeidsjaren. Dat komt overeen met respectievelijk 29% van alle ondernemingen en 10% van de werkgelegenheid in het particuliere bedrijfsleven. Het verschil tussen beide percentages illustreert het overwegend kleinschalige karakter van dit deel van het bedrijfsleven. De werkgelegenheid in het Nederlandse bedrijfsleven zal als gevolg van de verslechterde economische situatie zowel in 2003 als in 2004 afnemen. Voor 2003 wordt de daling geraamd op 3%. Ondanks de verwachte afzetverbeteringen zal de werkgelegenheid ook in 2004 nog afnemen, zij het minder sterk, namelijk met 0,75%. De ontwikkeling van de werkgelegenheid in het ambacht houdt nagenoeg gelijke tred met die van het totale bedrijfsleven. Binnen het ambacht lopen de werkgelegenheidsontwikkelingen tussen de deelsectoren echter sterk uiteen. In het voedingsmiddelen- en overig productieambacht, het metaalen meubelambacht en het handels- en reparatieambacht wordt voor 2003, met meer dan 3%, een flinke afname van de werkgelegenheid geraamd. Het metaal- en meubelambacht en het dienstverlenend ambacht laten in 2004 de gunstigste werkgelegenheid zien met een toename van 0,5%. Nog altijd is binnen het dienstverlenend ambacht sprake van een flinke toename van het aantal zelfstandigen.
5
Gevolgen recessie voelbaar in het ambacht Aan veel MKB-ondernemers is de verslechtering van de conjunctuur niet ongemerkt voorbijgegaan. Dit blijkt uit de negatieve verwachtingen voor 2003 met betrekking tot de ontwikkeling van omzet, werkgelegenheid en winst. In het ambacht is deze situatie niet anders. Ook zal naar verwachting in 2003, in vergelijking met eerdere jaren, de investeringsbereidheid afnemen. Naar bedrijfsonderdelen bezien zullen de investeringen in opleidingen intact blijven, zullen die in productvernieuwing enigermate worden aangetast en zal op die in informatisering (ICT en multimedia) duidelijk worden gekort. De investeringsbereidheid in ambacht loopt al achter bij die van het overige bedrijfsleven, en zal eveneens in 2003 nog meer afnemen. Elementen die daarbij een rol spelen, zijn de geringe financiële draagkracht en de daardoor beperkte ruimte om risico’s te nemen. De ambachtelijke ondernemer neemt een wat meer afwachtende houding in dan de gemiddelde ondernemer in het overige bedrijfsleven. De verwachtingen over het conjunctuurverloop hebben op slechts drie van de tien ambachtelijke bedrijven dusdanige invloed gehad, dat veranderingen in het voordien gevoerde bedrijfsbeleid werden aangebracht. Hoe conjunctuurgevoeliger een bedrijf is, hoe vaker dit leidt tot ingrijpen van de ondernemer. In het ambacht wordt al snel gekozen voor het niet verhogen van de tarieven, met als argumenten dat anders de klanten niet meer komen en er sterke concurrentie is van branchevreemde kanalen (bijvoorbeeld supermarkten).
6
1
Inleiding
Aanleiding Ambachtelijk ondernemerschap is in Nederland niet weg te denken. Een substantieel deel van de zelfstandige beroepsbevolking is te vinden in het ambacht. Enkele honderdduizenden werknemers hebben een baan bij een kleine bakkerij, een meubel- of instrumentmakerij, een kappers- of schildersbedrijf, enzovoorts. Evenals de andere sectoren in het bedrijfsleven maakt het ambacht moeilijke tijden door. Ondersteuning van de ondernemer, adviseurs en beleidsmakers door het evalueren van branche- en sectorgerichte ontwikkelingen in het recente verleden, het signaleren van actuele trends en het bieden van prognoses voor de korte termijn zijn in deze situatie onmisbaar. De Sectorscoop geeft deze ondersteuning. De rapportage 'Ondernemen in het Ambacht 2004' schetst een actueel beeld van het ambacht in Nederland. Natuurlijk is het niet mogelijk om in één rapport alle facetten van het ambacht te belichten. Deel I van deze sectorscoop spitst zich dan ook toe op een aantal centrale onderwerpen. In deel II wordt het thema 'ondernemen in een laagconjunctuur' uitgelicht. Leeswijzer Dit rapport bestaat uit twee delen. Deel I (de hoofdstukken 2 en 3) geeft inzicht in de structuur van het Nederlandse ambacht. Hoofdstuk 2 handelt over het totale ambacht en start met een beschrijving van de kenmerken en de classificatie van deze sector. Vervolgens worden de kerngegevens van het ambacht en het belang daarvan binnen de Nederlandse economie belicht. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de trends en prognoses voor de jaren 2003 en 2004. In hoofdstuk 3 wordt goeddeels de opbouw van hoofdstuk 2 gevolgd, zij het voor de zes binnen het ambacht te onderscheiden subsectoren: het voedingsmiddelen- en overig productieambacht, het metaal- en meubelambacht, het bouwambacht, het installatieambacht, het handels- en reparatieambacht en het dienstverlenend ambacht. Tegen de achtergrond van de huidige laagconjunctuur wordt in deel II van dit rapport ingegaan op de strategieën die het MKB en het ambacht hanteren als preventie voor, of in reactie op de bezuinigingsoperaties van consumenten. De bijlagen aan het eind van het rapport betreffen de onderwerpen: de statistische afbakening van het ambacht in zes subsectoren (I) en de definities van de gehanteerde begrippen (II). Herkomst van het cijfermateriaal Dit rapport bouwt onder meer voort op de informatie die eerder is gepubliceerd in het EIM-rapport 'Kleinschalig Ondernemen 2003' en geeft daar een sectorale verdieping aan. Het economische beeld in de Sectorscopen past op hoofdlijnen binnen het kader van de ramingen die het CPB in december 2004 in zijn CPB-Report 2003/4 heeft gepubliceerd. Uitgangspunt bij de ramingen zijn de gedetailleerde bedrijfstakkenprognoses die het Centraal Planbureau eerder aan EIM ter beschikking heeft gesteld, maar die door EIM aangepast zijn aan het actuele economische beeld zoals geschetst in het CPB-Report. Bij het maken van de prognoses door EIM is statistisch materiaal gebruikt dat is verschenen tot 22 december 2003.
7
DEEL I
9
2
Het Nederlandse ambacht in 2002, 2003 en 2004
2.1
Kenmerken van het ambacht Moderne ambachtelijke bedrijvigheid kenmerkt zich door kleinschaligheid, vakmanschap en ondernemerschap. Het ambachtelijk bedrijf levert vooral maatwerk, op verzoek van de consument of opdrachtgever. Omdat het om een grote verscheidenheid aan ambachtelijke diensten of producten kan gaan, is het niet eenvoudig een sluitende definitie van het ambacht te geven. Voor beleids- en onderzoeksdoeleinden is een operationele afbakening van het ambacht nodig. Het uitgangspunt is daarbij dat het niet primair de kernfunctie (bijvoorbeeld productie, distributie, dienstverlening) van het beroep of bedrijf is die bepaalt of er sprake is van ambacht, maar de wijze waarop het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend. Ook dan nog is de scheidslijn tussen ambachtelijke en niet-ambachtelijke voortbrenging moeilijk te trekken, en daarmee ook het onderscheid tussen ambachtelijke en niet-ambachtelijke ondernemingen. Dat komt doordat binnen één onderneming zowel ambachtelijke als niet-ambachtelijke activiteiten kunnen plaatsvinden. Het onderscheid is dus gradueel en niet absoluut.
2.2
Classificatie van het ambacht Als we het ambacht voor onderzoeksdoeleinden willen afbakenen, is de afbakening sterk afhankelijk van de vraag of de te analyseren gegevens direct van de in het onderzoek te betrekken ondernemingen worden verkregen, dan wel uit secundaire bronnen, waarvan het CBS de belangrijkste is. Op ondernemingsniveau is het namelijk eenvoudiger om aan de hand van objectieve criteria de mate van ambachtelijkheid van het bedrijf te bepalen. Dit soort branchespecifieke informatie wordt echter bij de datavergaring ten behoeve van de productie van de CBS-statistieken niet meegenomen. Om aan deze statistieken toch informatie over het ambacht te kunnen ontlenen, is door EIM een afbakening van het ambacht ontwikkeld die bedoeld is voor onderzoeksdoeleinden op mesoniveau. De afbakening, die zeker niet compromisloos is, is tot stand gekomen in samenspraak met de voor het ambacht belangrijkste organisaties. De afbakening is gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 1993 (SBI ‘93) van het CBS en, op een enkele uitzondering na, gedefinieerd op het niveau van bedrijfsgroepen (3 digits). In deze sectorale rapportage worden binnen het ambacht de volgende deelsectoren onderscheiden: 1 2 3 4 5 6
voedingsmiddelen- en overig productieambacht metaal- en meubelambacht bouwambacht installatieambacht handels- en reparatieambacht dienstverlenend ambacht.
Tot deze deelsectoren worden bedrijven gerekend met minder dan 10 werkzame personen.
11
Tot het voedingsmiddelen- en overig productieambacht worden kleinschalige productiebedrijven in onder andere de brood- en banketbranche, de ijsbereidingsbranche, de textiel-, kleding- en lederbranche, de houtbranche en de bouwmaterialenbranche gerekend. Tot het metaal- en meubelambacht worden gerekend kleinschalige industriële bedrijven in onder andere de meubelmakersbranche, de metaalbewerking, de machinebouw, de carrosseriebouw en het instrumenten- en optische bedrijf. Het bouwambacht omvat het gehele kleinbedrijf in de bouwnijverheid. Hieronder vallen kleine aannemers op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw, en gespecialiseerde aannemers zoals het metselbedrijf, het stukadoorsbedrijf, het schildersbedrijf en het tegelzettersbedrijf. Ook het klussenbedrijf wordt tot het bouwambacht gerekend. Het installatieambacht omvat het gehele kleinbedrijf in de bouwinstallatie, waaronder loodgietersbedrijven, centraleverwarmingsbedrijven, isolatiebedrijven en elektriciens. Het handels- en reparatieambacht bestaat uit bedrijven uit de personenautobranche (zoals garagebedrijven en benzinestations), het slagersbedrijf, de poeliersbranche, de visbranche, de tweewielerbranche, de naaimachinebranche, de schoenherstellersbranche en de optiekbranche. Tot het dienstverlenend ambacht worden gerekend bedrijven in het schoonmaakbedrijf, wasserijen, fotoateliers, kappers, voetverzorgers en andere bedrijven gericht op persoonlijke verzorging. Een gedetailleerd overzicht van de branches binnen deze sectoren is opgenomen in bijlage I. Op basis van de afbakening is door EIM een gegevensbestand ontwikkeld, waarmee het mogelijk is informatie te produceren over het ambacht en zijn hoofdgroepen. De paragrafen waarin een macro-/mesobeeld van het ambacht wordt geschetst, zijn op deze informatie gebaseerd.
2.3
Kerngegevens van het ambacht in 2002 In het Nederlandse ambacht zijn in totaal ongeveer 165.000 ondernemingen actief, met een gezamenlijke omzet van ruim 43 miljard euro in 2002. Hiervan komt zo’n 5% voor rekening van exportactiviteiten. De bruto toegevoegde waarde bedraagt zo’n 14 miljard euro. Het ambacht is goed voor een totaal arbeidsvolume van ruim 426.000 arbeidsjaren. Gemiddeld bedraagt de arbeidsproductiviteit in het ambacht, uitgedrukt in de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar, ongeveer 33.000 euro.
12
tabel 1
voedingsmiddelen- en overig productie-
kerngegevens van het ambacht in 2002
ondernemin-
werkgelegen-
bruto toege-
arbeids-
gen per
heid
omzet
exportomzet
voegde waarde
producti-
31-12-2002
(arbeidsjaren)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
viteit (€)
13.570
58.700
5.060
720
1.890
32.200
metaal- en meubelambacht
13.870
54.210
4.760
770
1.740
32.110
bouwambacht
56.250
122.230
10.060
70
4.790
39.170
9.670
35.440
2.630
30
1.050
29.520
handels- en reparatieambacht
31.510
78.340
17.170
500
2.640
33.650
dienstverlenend ambacht
40.550
77.660
3.560
180
1.880
24.190
165.430
426.590
43.230
2.280
13.980
32.770
ambacht
installatieambacht
totaal
Bron: CBS, bewerking EIM.
Bouwambacht grootste deelsector binnen het ambacht Van alle deelsectoren heeft het bouwambacht binnen het ambacht het grootste aandeel in de werkgelegenheid. In deze deelsector zijn ook de meeste ondernemingen actief en is de bijdrage aan de bruto toegevoegde waarde van het ambacht het grootst. Het handels- en reparatieambacht is de deelsector met de hoogste omzet, maar door het grote volume handelsinkopen is het aandeel in de toegevoegde waarde aanzienlijk beperkter. Door de hoge arbeidsintensiteit is de toegevoegde waarde in het dienstverlenend ambacht ten opzichte van de gerealiseerde omzet het hoogst. Het ambacht is duidelijk op de binnenlandse markt georiënteerd. De exportomzet van het ambacht komt voornamelijk voor rekening van de deelsectoren voedingsmiddelenen overig productieambacht en metaal- en meubelambacht. Kleinschaligheid in het dienstverlenend ambacht Bijna de helft van de werkgelegenheid in het ambacht bestaat uit zelfstandigen. Hieronder worden bedrijfshoofden en meewerkende gezinsleden gerekend. In figuur 1 is te zien dat met name in het dienstverlenend ambacht veel zelfstandigen actief zijn in verhouding tot het aantal werknemers. Dit heeft te maken met de kleinschaligheid waarop in deze deelsector wordt geopereerd. Er zijn hier veel eenmanszaken actief, denk hierbij aan bijvoorbeeld kappers, voetverzorgers en schoonheidsverzorgers, die vaak zonder personeel werken. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de producerende ambachten (voedingsmiddelen- en overig productieambacht en metaal- en meubelambacht), waar overwegend met personeel gewerkt wordt.
13
figuur 1
aandeel werknemers en zelfstandigen per deelsector in het ambacht, 2002 totaal
dienstverlenend ambacht
handels- en reparatieambacht
installatieambacht
bouwambacht
metaal- en meubelambacht
voedingsmiddelen- en overig productieambacht 0%
10%
20%
30%
werknemers
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
zelfstandigen
Bron: CBS, bewerking EIM.
Tussen de deelsectoren loopt het exploitatiebeeld sterk uiteen Nederlandse ambachtelijke bedrijven realiseerden in 2002 een winst vóór belastingen van 19% van de brutoproductie. De belangrijkste kosten worden gevormd door de grond- en hulpstoffen (36%), gevolgd door de arbeidskosten met 22% (zie tabel 2). Tussen de deelsectoren loopt de exploitatiestructuur sterk uiteen. In het bouwambacht en in het dienstverlenend ambacht is het winstpercentage hoger dan in de andere deelsectoren, met een winst vóór belastingen van respectievelijk 25 en 22%. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de winstcijfers een aanmerkelijk deel opgeslagen is voor de beloning van de zelfstandigen en meewerkende gezinsleden, die juist in deze deelsectoren een belangrijk deel van de werkgelegenheid vormen. Dit heeft te maken met een verschil in rechtsvorm, te weten meer bedrijven als eenmanszaak en VOF’s ten opzichte van BV’s. De uiteindelijke winstgevendheid zal hierdoor bij deze deelsectoren in vergelijking met de andere deelsectoren lager uitkomen. In de producerende ambachten en in het installatieambacht vormen de grond- en hulpstoffen de belangrijkste kostenpost. Bij het bouwambacht, het handels- en reparatieambacht en het dienstverlenend ambacht komt het arbeidsintensieve karakter van het productieproces bij deze deelsectoren tot uiting door het belang van de loonsom in de totale kosten. Het ‘overig verbruik’ maakt bij de twee laatstgenoemde deelsectoren eveneens een groot deel uit van de kosten uit. Onder deze kosten vallen onder meer administratie- en verkoopkosten.
14
tabel 2
totaal
exploitatiestructuur van het ambacht in 2002 voedingsmiddelen-
metaal- en
handels- en
dienst-
en overig productie-
meubel-
bouw-
installatie-
reparatie-
verlenend
ambacht
ambacht
ambacht
ambacht
ambacht
ambacht
brutoproductie
100
100
100
100
100
100
100
bedrijfskosten
81
86
90
75
91
82
78
36
42
44
39
51
20
20
2
1
1
4
1
3
3
- overig verbruik
14
13
14
10
10
23
21
- loonsom
22
22
24
21
27
26
22
- afschrijvingen
5
6
6
2
2
7
10
- rente
1
1
1
0
1
3
1
0
1
1
0
0
0
1
0
0
0
0
0
1
1
19
14
10
25
9
17
22
waarvan: - grond- en hulpstoffen - energie
- saldo indirecte belastingen en subsidies saldo bijzondere baten en lasten winst voor belastingen
Bron: CBS, bewerking EIM.
2.4
Belang van het ambacht binnen de Nederlandse economie In deze paragraaf wordt het ambacht vergeleken met andere sectoren in het Nederlandse bedrijfsleven: de industrie, de bouwnijverheid, de groothandel, de detailhandel en de commerciële diensten. Het ambacht is terug te vinden in al deze sectoren, met uitzondering van de groothandel. De slager wordt bijvoorbeeld zowel tot het ambacht als tot de detailhandel gerekend, een ambachtelijke meubelmaker valt formeel onder de industrie, en een kapper onder de dienstensector. Plaats in het particuliere bedrijfsleven In tabel 3 wordt de sector ambacht op een aantal kerngegevens vergeleken met de overige sectoren. tabel 3
particulier bedrijfsleven
intersectorale vergelijking 2002
onderne-
werkzame
bruto toege-
arbeids-
mingen per
personen
omzet
brutowinst
exportomzet
voegde waarde
producti-
31-12-2002
(arbeidsjaren)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
viteit (€)
567.440
4.346.980
900.170
582.830
260.460
251.400
57.830
- ambacht
165.430
426.590
43.230
29.730
2.280
13.980
32.770
- industrie
45.790
813.610
238.800
211.420
130.330
60.810
74.740
- bouw
74.250
474.470
66.700
65.350
960
22.550
47.530
- groothandel
55.950
486.950
252.270
58.110
87.130
30.370
62.370
waarbinnen:*
- detailhandel - commerciële diensten
83.340
476.500
75.650
26.340
3.490
16.380
34.390
290.650
2.101.760
233.710
222.440
32.660
120.910
57.530
* Sectoren tellen niet bij elkaar op. De commerciële diensten en het ambacht overlappen deels de overige sectoren. Bron: CBS, EIM.
15
In het Nederlandse ambacht zijn ruim 165.000 ondernemingen actief. Dit komt overeen met zo’n 30% van het totale aantal ondernemingen in het Nederlandse bedrijfsleven. Doordat het ambachtelijk bedrijf relatief kleinschalig opereert, ligt het aandeel in de totale werkgelegenheid met 10% aanmerkelijk lager (zie figuur 2). De werkgelegenheid in het ambacht bedroeg in 2002 ruim 426.000 arbeidsjaren. Het ambachtsaandeel in de omzet, brutowinst en bruto toegevoegde waarde bedraagt zo’n 5 tot 6%. Dit lagere percentage is het gevolg van de relatief hoge arbeidsintensiteit in vergelijking met de rest van het bedrijfsleven. Het arbeidsintensieve karakter komt bovendien mede tot uiting in de lagere arbeidsproductiviteit, de bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar. figuur 2
aandeel van het ambacht in het totale particuliere bedrijfsleven in 2002
ondernemingen per 31-12-2002
werkgelegenheid in arbeidsjaren
omzet 5%
10% 29%
71% 95%
90% brutowinst
bruto toegevoegde waarde
5%
95%
6%
94%
Bron: CBS, EIM.
2.5
Algemene trends voor het ambacht Doorzettende schaalverkleining en netwerkeconomie De schaalverkleining in het ambacht zet zich door, zij het minder sterk dan in voorgaande jaren. Dit is het gevolg van een nog altijd toenemend aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp‘ers): geschoolde vakkrachten die voor zichzelf beginnen. Was het in voorgaande jaren vooral door een economisch gunstig klimaat dat werknemers het risico durfden te nemen, nu is een deel van de startende zzp’ers uit noodzaak zelfstandig gaan werken. Doordat de werkloosheid toeneemt en de kans op een andere baan vermindert gaat men op zoek naar andere mogelijkheden, bijvoorbeeld door voor zichzelf te beginnen. Voor werkgevers is het werken met zzp’ers in een periode dat het economisch gezien minder voor de wind gaat, aantrekkelijk omdat dit het bedrijf een grotere flexibiliteit geeft in perioden van overcapaciteit. Zij kunnen voor het opvangen van pieken in de werkzaamheden zzp’ers inhuren, en hun vaste bezetting daardoor naar ver-
16
houding kleiner houden. Om van deze flexibiliteit te kunnen profiteren moeten zij wél beschikken over een netwerk van relaties die zij kunnen benaderen als er meer werk is dan de vaste bezetting aan kan. Zo is ook in het ambacht de ontwikkeling zichtbaar van een markt- naar een netwerkeconomie. ‘Ken uw plicht en recht’ Met name in het kleinbedrijf blijken ondernemers vaak onvoldoende op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, vooral op het gebied van het consumentenrecht. Zij weten vaak niet welke wettelijke rechten consumenten kunnen doen gelden tegenover de directe leverancier van het product dat zij hebben gekocht: velen denken ten onrechte dat zij als verkoper na het verstrijken van de fabrieksgarantie geen verdere garantieverplichtingen hebben. In opleidingen en bijvoorbeeld voorlichting door brancheorganisaties is meer aandacht voor dit onderwerp wenselijk. Tekort aan vakbekwaam personeel een structureel probleem De problemen bij de personeelswerving uit de tijd van de hoogconjunctuur zijn door de toegenomen werkloosheid inmiddels sterk verminderd. Niettemin blijft een ‘harde kern’ van moeilijk vervulbare vacatures bestaan, met name in branches waar veel technisch geschoolde werknemers aanwezig zijn. In het ambacht is dat bovengemiddeld vaak het geval; reden om de aandacht niet te laten verslappen als het gaat om vakpromotie en activiteiten ter waarborging van voldoende instroom in de opleidingen. Daarnaast is te verwachten dat een herlevende bedrijvigheid onmiddellijk weer voor nieuwe personeelsvoorzieningsproblemen zal leiden. En zéker in het ambacht, waar branches om schaarse vakmensen concurreren met elkaar, met de industrie en met reparatie- en onderhoudsafdelingen binnen andersoortige bedrijven. Ambachtelijke branches nemen bij de strijd om die vakmensen vaak niet de voorste posities in. De kleinschaligheid van bedrijven en branches en het daaruit voortvloeiende geld- en capaciteitsgebrek maken profileren moeilijk. De instroom in de opleidingen wordt bovendien negatief beïnvloed door het feit dat algemeen vormend onderwijs bij ouders en leerlingen hoger staat aangeschreven, en beroepsgericht onderwijs geldt als tweede keuze. Ook afgezien hiervan dreigt op langere termijn een dalende instroom van vakmensen: het aantal jongeren vermindert, en de keuze voor ‘techniek’ blijft achter. Demografische ontwikkelingen met gevolgen voor het ambacht Demografische ontwikkelingen zorgen al op betrekkelijk korte termijn voor ingrijpende veranderingen op de consumentenmarkt. Ook ambachtelijke ondernemers krijgen te maken met de gevolgen daarvan. Het gaat behalve om de al in de vorige paragraaf genoemde vermindering van het aantal jongeren ook om het toenemende aandeel consumenten met een andere (dan de Nederlandse) cultuur als achtergrond, en om een met de pensionering van de naoorlogse geboortegolf snel toenemend aantal ouderenmet-veel-vrije-tijd. Die ontwikkelingen beïnvloeden de vraag naar producten en diensten, maar ook het aanbod: in veel culturen is voor jezelf beginnen als economische keuze vanzelfsprekender dan in de huidige Nederlandse. Ambachtelijke ondernemers krijgen derhalve met klanten te maken die andere producten en diensten van hen vragen, maar ook met nieuwe concurrenten die die producten voor een deel zelf aanbieden. De vergrijzing is ook onder de ambachtelijke ondernemers zichtbaar. Bedrijfsopvolging c.q. bedrijfsoverdracht wordt een steeds belangrijker issue.
17
Het ambacht en de digitale toekomst Het ambacht krijgt steeds meer te maken met de mogelijkheden van ontwikkelingen op het gebied van automatisering. Het ambacht staat voor de opgave om moderne technologie te vertalen naar voor de eigen bedrijvigheid geschikte toepassingen. Dit houdt niet in dat het ambachtelijke werk c.q. karakter verdwijnt. Het gaat hierbij om instrumenten die in het verlengde van de arm en hersenen liggen, waardoor het werk gemakkelijker en efficiënter kan worden, en er met meer precisie gewerkt kan worden. De machine blijft evenwel een verlengstuk in het werkproces. Het ambachtelijk kleinbedrijf is bezig aan een inhaalslag op ICT-gebied. Dat zorgt voor een nieuwe tweedeling in voorlopers en achterblijvers, en ook voor nieuwe dilemma’s. Het kleinbedrijf, en zeker het ambacht, heeft tot nu toe achtergelopen bij bezit en gebruik van computers. Als voornaamste redenen zijn hiervoor aan te wijzen dat zij te duur zijn in aanschaf en beheer, dat sommige software alleen bruikbaar is voor grote bedrijven, en dat automatisering onvoldoende meerwaarde oplevert, gegeven de aard en de omvang van de bedrijfsprocessen. Investeringen in ICT blijven voor de kleine, ambachtelijke ondernemers moeilijke beslissingen waarbij zij ondersteuning goed kunnen gebruiken. De aanwezigheid in het ambacht van een contingent primair vakgeoriënteerde ‘digibeten’ zet potentieel een flinke groep bedrijven op achterstand. Ook hier is plaats voor het bevorderen van een inhaalslag van de kant van branche- en andere organisaties voor het bedrijfsleven. Hierbij valt de kanttekening te maken dat de kloof tussen voor- en achterhoede deels een generatiekloof is, die via bedrijfsopvolging vanzelf gedicht wordt. Opleidingsinfrastructuur staat op de helling De opleidingsinfrastructuur gaat in de komende jaren veranderen. Het aantal kwalificaties in het beroepsonderwijs wordt ingeperkt. In plaats van specifieke vakmatige kwalificaties komen er competentieprofielen. Gevolg is dat delen van de diverse beroepsopleidingen meer algemeen van aard worden, en dat er pas in de laatste fase sprake zal zijn van specialisatie. Zo zullen in opleidingen algemene ondernemersvaardigheden gecombineerd gaan worden, evenals bijvoorbeeld hygiëneaspecten. Enerzijds geeft dit de mogelijkheid om ondernemers op te leiden voor een breder werkterrein. Daardoor kijken zij makkelijker over de grenzen van een specialisatie heen, waardoor zij meer openstaan voor nieuwe combinaties en formules. Een voorbeeld is de combinatie van verschillende vormen van uiterlijke verzorging onder één dak. Anderzijds dreigt voor branches het branchespecifieke onder te sneeuwen. Eén competentieprofiel voor uiterlijke verzorging leidt tot de vraag of men ook nog ‘gewoon’ als kapper, schoonheidsspecialiste of pedicure de opleiding kan voltooien. Brancheorganisaties: meer diensten voor leden De kernactiviteit van brancheorganisaties is van oudsher vooral collectieve belangenbehartiging: zorgen dat de stem van de leden wordt gehoord en dat ernaar wordt geluisterd in de gremia waar besluiten worden genomen die voor de leden van belang zijn. De laatste tijd komt echter een sterker wordend accent te liggen op dienstverlening aan individuele leden. Naast het verzorgen van mantelcontracten, algemene leveringsvoorwaarden, het ontwikkelen van een klachtenrecht en collectieve inkoop (bijvoorbeeld verzekeringen), biedt de organisatie ook individuele diensten zoals juridische dienstverlening. De eisen die aan brancheorganisaties gesteld worden, nemen daardoor flink toe. Dat stelt veel brancheorganisaties in het ambacht voor problemen: hun personele bezetting is vaak te klein om op al die terreinen expertise in huis te hebben. Oplossingen liggen in samenwerking of zelfs fusie met andere brancheorganisaties, zodat een (virtuele of reë-
18
le) organisatie tot stand komt van voldoende omvang om de gewenste diensten toch te kunnen leveren.
2.6
Algemene prognoses voor het ambacht voor 2003 en 2004 In deze paragraaf worden de prognoses gepresenteerd voor het ambacht in 2003 en 2004. Totaal bedrijfsleven De ontwikkeling van de Nederlandse economie blijft achter bij het gemiddelde van de Europese Unie. De belangrijkste oorzaak is gelegen in de verslechterde concurrentiepositie van het exporterende bedrijfsleven. Dit is het gevolg van hogere kostenstijgingen dan elders, met name van de arbeidskosten. Dit jaar en volgend jaar zal de export wereldwijd weer gaan aantrekken. Wel zal de groei van de Nederlandse export bij de mondiale ontwikkeling achterblijven. Dit is onder meer het gevolg van de eveneens trage ontwikkeling in de voor het Nederlandse bedrijfsleven zo belangrijke Duitsland. Een bijkomende negatieve factor voor de Nederlandse exportontwikkeling is de hoge wisselkoers van de euro tegenover de dollar. Voor 2003 wordt uitgegaan van een lichte krimp van de Nederlandse economie, gevolgd door een voorzichtig herstel in 2004. Het herstel wordt ingezet door een groei van de export. De groei van de consumptieve bestedingen en de groei van de investeringen c.q. uitgaven door het bedrijfsleven laten een meer afwachtende houding zien en zullen pas in 2004 een licht herstel te zien geven. Mede door een afnemende koopkracht als gevolg van stijgende ziektekostenpremies en oplopende werkloosheid zal de consument zich in 2003 nog uiterst terughoudend opstellen bij duurzame aankopen, zoals bij de aanschaf van auto’s en meubels. De consumptieve uitgaven zullen in de jaren 2003 en 2004 betrekkelijk stabiel blijven. Dit jaar zal een deel van de gedeblokkeerde spaarloontegoeden aangewend worden voor consumptie. Gunstig is eveneens de lage rente. Per saldo zal het Nederlandse particuliere bedrijfsleven zich, met een reële omzetgroei van 1,75%, in 2004 licht herstellen (zie tabel 4). Herstel in ambacht blijft achter Evenals bij het totale particuliere bedrijfsleven, zal ook in het ambacht het omzetvolume in 2003 afnemen. Het verwachte herstel in 2004 zal zich in het ambacht minder sterk manifesteren, onder invloed van de ongunstige ontwikkeling in het handels- en reparatieambacht. Daarentegen laat het dienstverlenend ambacht een bovengemiddelde omzetgroei zien, met name doordat de consument nog steeds meer besteedt aan ‘het zichzelf verwennen’. Dit komt tot uitdrukking in de vraag naar diensten op het gebied van de uiterlijke verzorging.
19
tabel 4
prognose van het volumeontwikkeling van de omzet van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2003
2004
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-1,25
1,75
- ambacht
-2,00
0,50
- industrie
-0,75
3,00
- bouw
-2,25
1,00
- groothandel
-1,25
2,00
- detailhandel
-2,50
0,00
- commerciële diensten
-1,50
1,25
waarbinnen:
Bron: CPB, bewerking EIM.
tabel 5
prognose van de prijsontwikkeling van de omzet van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2003
2004
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
0,75
0,75
waarbinnen: - ambacht
0,75
1,50
- industrie
-1,25
-0,50
- bouw
1,75
2,00
- groothandel
1,00
0,50
- detailhandel
0,75
0,75
- commerciële diensten
1,75
2,00
Bron: CPB, bewerking EIM.
tabel 6
prognose van de waardeontwikkeling van de omzet van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2003
2004
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-0,75
2,50
- ambacht
-1,25
1,75
- industrie
-2,00
2,50
waarbinnen:
- bouw
-0,25
3,00
- groothandel
-0,25
2,50
- detailhandel
-1,75
0,50
0,25
3,25
- commerciële diensten Bron: CPB, bewerking EIM.
20
Ook ambacht verliest werkgelegenheid De werkgelegenheid in het Nederlandse bedrijfsleven zal als gevolg van de verslechterde economische situatie zowel in 2003 als in 2004 afnemen (zie tabel 7). Voor 2003 wordt de daling geraamd op 3%. In 2002 bleef de werkgelegenheid nog vrij stabiel. Dit had te maken met de krappe arbeidsmarkt die voor die tijd heerste. Men had veel moeite moeten doen om personeel te krijgen, en met het oog op een naderend herstel was men meer geneigd om het personeel te behouden. Nu het herstel langer uitblijft, is men genoodzaakt het personeelsbestand aan de productie aan te passen. Ondanks de verwachte afzetverbeteringen zal de werkgelegenheid ook in 2004 nog afnemen, zij het minder sterk, namelijk met 0,75%. Ondernemers zullen niet direct snel het personeelsbestand uitbreiden. Het economisch herstel zal eerst duidelijke vormen moeten aannemen. De ontwikkeling van de werkgelegenheid in het ambacht houdt nagenoeg gelijke tred met die van het totale bedrijfsleven. Binnen het ambacht lopen de ontwikkelingen tussen de deelsectoren echter sterk uiteen. In de ‘producerende’ ambachten (het voedingsmiddelen- en overig productieambacht en het metaal- en meubelambacht) is sprake van een forse afname van de werkgelegenheid. Het dienstverlenend ambacht zal naar verwachting, analoog aan de toenemende bedrijfsactiviteiten, de gunstigste werkgelegenheidsgroei te zien geven, met een groei van 0,5% in 2004. Nog altijd is hier sprake van een flinke toename van het aantal ondernemingen (zelfstandigen). Voor het metaal- en meubelambacht wordt eenzelfde herstel verwacht. tabel 7
prognose van de werkgelegenheidsontwikkeling (arbeidsjaren) van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2003
2004
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-3,00
-0,75
- ambacht
-2,75
-0,50
- industrie
-4,25
0,25
- bouw
-3,00
-0,50
- groothandel
-2,00
-0,50
- detailhandel
-3,50
-1,75
- commerciële diensten
-2,25
-0,25
waarbinnen:
Bron: CPB, bewerking EIM.
Winstpositie van het ambacht blijft zich verbeteren In 2003 zal de winstpositie van het Nederlandse bedrijfsleven, door de ongunstige omzetontwikkeling, iets verslechteren. Voor 2004 wordt door een te verwachten toenemende bedrijvigheid en een gematigde kostenontwikkeling een sterkere toename van de winst voorzien. In 2003 is de winstgroei in het ambacht bovengemiddeld met een groei van 0,25%. In 2004 blijft de winstgroei met 3,25% iets bij het gemiddelde achter. Binnen het ambacht is in 2004 de sterkste winstverbetering te zien in het metaal- en meubelambacht, het bouwambacht en het dienstverlenend ambacht. In de ‘producerende’ ambachten is een winstgroei te zien in 2004, terwijl in het handels- en reparatieambacht zowel in 2003 als 2004 sprake is van een verslechtering van de winstsituatie. Ook het installatieambacht kent in 2004 een teruggang van de winst.
21
tabel 8
prognose van de winstontwikkeling van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2003
2004
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-1,25
5,00
- ambacht
0,25
3,25
- industrie
-4,25
4,75
1,25
3,50
- groothandel
-1,00
2,50
- detailhandel
-6,50
-2,25
1,00
7,00
waarbinnen:
- bouw
- commerciële diensten Bron: CPB, bewerking EIM.
22
3
De deelsectoren van het Nederlandse ambacht
In dit hoofdstuk wordt uitvoerig aandacht besteed aan de deelsectoren waaruit het Nederlandse ambacht is opgebouwd. Dit gebeurt naar analogie van de beschrijving van het ambacht in zijn geheel. Per deelsector wordt achtereenvolgens ingegaan op de kerngegevens, de deelsectorspecifieke trends en de prognoses voor de deelsector voor de jaren 2003 en 2004.
3.1
Voedingsmiddelen- en overig productieambacht
3 . 1. 1 He t v oe din gsm id delen - en ove ri g p ro du c tieam ba ch t i n 20 02 In het voedingsmiddelen- en overig productieambacht zijn ruim 13.000 ondernemingen actief die in 2002 gezamenlijk een omzet realiseerden van 5 miljard euro. Meer dan de helft van deze omzet bestaat uit leveringen aan andere bedrijven. Een kwart bestaat uit consumptieve afzet, zoals bijvoorbeeld brood- en banketverkoop. Het voedingsmiddelen- en overig productieambacht is binnen het ambacht, evenals de andere producerende deelsector metaal- en meubelambacht, naar verhouding meer op de export gericht: ongeveer 14% van de omzet is afkomstig uit exportactiviteiten. Van de totale werkgelegenheid in het ambacht is zo’n 14% werkzaam in deze deelsector. tabel 9
kerngegevens voedingsmiddelen- en overig productieambacht
omschrijving
2002
aantal ondernemingen
13.570
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
58.700
omzet (in mln. euro)
5.060
waarvan: - export
720
- consumptiegoederen
1.280
- investeringsgoederen
170
- intermediaire leveringen
2.900
bruto toegevoegde waarde (in mln. euro)
1.890
winst vóór belastingen (in mln. euro)
620
investeringen (in mln. euro)
250
Bron: CBS, bewerking EIM.
Hierna wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen in enkele branches van het voedingsmiddelen- en overig productieambacht. Brood- en banketbakkersbranche Er wordt in Nederland steeds minder brood en banket geconsumeerd. Naast het feit dat de markt kleiner wordt, hebben de ambachtelijke brood- en banketbakkers te maken met voortdurend toenemende concurrentie van supermarkten en branchevreemde kanalen. De hedendaagse consument wil graag bij één winkel alle dagelijkse boodschappen in huis halen, en de supermarkt is daarvoor de aangewezen plaats. Verder wordt
23
directe consumptie een steeds belangrijkere markt. Dit betekent dat aangeschafte producten direct in de detailhandel, horecagelegenheid, instellingen of bedrijfskantines geconsumeerd worden. Daarnaast blijft de behoefte aan een variëteit van luxe artikelen toenemen. In een krimpende markt blijft de ambachtelijke broodbakker marktaandeel aan de supermarkt verliezen. De banketbakker weet het marktaandeel nog te handhaven. In de branche is een trend van schaalvergroting waar te nemen (om zo tot acceptabele kostprijzen te komen). Mede door problemen in de opvolging is de continuïteit van de brood- en banketbakkersbranche in gevaar. Grafische sector De grafische sector ondervindt de gevolgen van de stagnerende economie doordat opdrachtgevers uit het bedrijfsleven minder uitgeven aan reclame en verpakkingsdrukwerk. Veel bedrijven in de grafimediabranche staan onder druk doordat het algemene prijspeil in de sector laag is. Dit heeft te maken met het feit dat er sprake is van overcapaciteit. Deze overcapaciteit komt voor een groot deel voort uit de technologische ontwikkelingen. Nieuwe machines, die lang niet altijd in plaats van oude machines komen, brengen capaciteitsuitbreiding met zich mee. De investeringen die de toegenomen digitalisering van de branche met zich mee hebben gebracht kunnen moeilijk worden terugverdiend. Door de overcapaciteit in de branche kunnen de prijzen in een grafimediabedrijf moeilijk stijgen, terwijl de kosten wel hoger worden. Als de vraag niet toeneemt, zal sanering van de sector niet lang uit kunnen blijven. Textiel-, kleding- en lederbranche Door het gedaalde consumentenvertrouwen zijn de bestedingen aan textielwaren, kleding en lederproducten onder druk komen te staan, met als gevolg dat de binnenlandse omzet daalde. Daarentegen steeg de export, met name bij de textielbedrijven. Per saldo resulteerde een lichte volumestijging. De gevolgen van de minder gunstige ontwikkeling in het overige deel van de industrie zijn vooral te voelen in het bedrijfskledingsegment met een dalende vraag naar werkkleding en beschermende kleding. Mede door het wegvallen van enkele grootwinkelbedrijven als afnemer zijn meer bedrijven zich noodgedwongen op de buitenlandse markt gaan oriënteren. Houtbranche De houtbranche heeft in 2002 ondanks de teruglopende bouwactiviteiten een redelijk jaar doorgemaakt. Dit komt onder meer omdat de timmerindustrie niet alleen afhankelijk is van de nieuwbouw, maar ook meeprofiteert van de ontwikkeling van de Herstel en Verbouw. Hout is nog steeds een van de belangrijkste bouwmaterialen en op het gebied van kozijnen kan hout nog altijd uitstekend concurreren met alternatieve producten zoals kunststof en aluminium. Arbeidskrachten die met hout kunnen werken blijven schaars, vandaar dat delen van het bouwproces naar de industrie verschoven zijn. Het kant-en-klaar laten aanleveren van producten door de timmerindustrie is een succesvol concept gebleken. Er is een verandering in de samenstelling van de werkgelegenheid gaande. Het gebruik van geautomatiseerde CNC-machines is in de afgelopen jaren sterk gestegen. Dit betekent dat er steeds meer behoefte is aan allround houtbewerkers, die zowel traditioneel als op het gebied van CNC zijn geschoold.
24
3 . 1. 2 T re nds i n he t voe din gs mi ddele n - e n o ve rig p rod uc tieam bac h t Grenzen vervagen door ICT Door toegenomen computergebruik zijn technische barrières om actief te worden in delen van de grafische sector (ontwerp, prepress) lager geworden. Mede onder invloed van deze ontwikkelingen treden veranderingen op in de marktvraag (klanten komen bijvoorbeeld zelf al met allerlei ontwerpen). Voor complexere opdrachten ontwikkelt zich een vraag waarbij een klant zich kan wenden tot een grafimediabedrijf, dat de regiefunctie van de klant overneemt en als one-stop-shop fungeert. Daarbij wordt het voor grafimediabedrijven belangrijk om de komende jaren strategisch te bepalen welke technieken zij zelf willen kunnen gebruiken, en voor welke aanvullende technieken zij samenwerkingsverbanden willen aangaan. Afnemers stellen hoge eisen aan toelevering De textiel-, kleding- en lederbranche heeft te maken met de steeds hogere eisen die consumenten stellen aan snelle wisselingen van het assortiment. Modelijnen volgen elkaar steeds sneller op. Dit vereist een hoge leveringsfrequentie. Hoge eisen worden hiermee gesteld aan geautomatiseerde informatiestromen (EDI) tussen alle partijen. Om winst te blijven maken, en vraag en aanbod optimaal op elkaar af te stemmen, zal nog meer geïnvesteerd moeten worden in samenwerking. Marktontwikkelingen kunnen op die manier beter worden gevolgd en er kan op deze ontwikkelingen worden geanticipeerd. Toenemende hygiëne-eisen De regelgeving op het gebied van hygiëne en arbeidsomstandigheden wordt steeds strenger, evenals de handhaving van deze regels. Recente crises in de foodsector zoals de ‘Mond- en Klauwzeer-epidemie’, de ‘BSE-epidemie’, de ‘dioxine-crisis’ en de vogelpest, hebben ervoor gezorgd dat het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedingsmiddelen danig is geslonken. De foodsector heeft er dus alle belang bij om te laten zien dat zijn producten voldoen aan de eisen van overheid en afnemer. Alle bedrijven die levensmiddelen produceren, bewerken, transporten en/of opslaan zijn verplicht een zogenoemd HACCP-systeem (Hazard Analyses Critical Control Points) in te voeren en te onderhouden, of te werken volgens de hygiënecode. De criteria volgens dit systeem zijn ontwikkeld om de voedselveiligheid systematisch te beheersen en om voor de foodsector een norm en handvat te bieden: alle fasen in de bedrijfsvoering moeten volgens dit systeem in kaart gebracht en gecontroleerd worden. Bedrijfscertificatie volgens HACCP, de hygiënecode, is in opkomst. Schaalvergroting De kledingbranche heeft in de afgelopen jaren de omzetten zien stijgen, bij gelijkblijvende prijzen. Enerzijds was dit mogelijk door steeds goedkoper in te kopen, anderzijds door het inleveren van marge. Met aanhoudende kostenstijgingen en vergaande liberalisering van het internationale handelsverkeer waardoor inkopers internationaal gemakkelijker kunnen inkopen, is het stabiel houden van de prijzen op den duur niet vol te houden, zodat deze bedrijfstak zoekt naar efficiencymogelijkheden in de vorm van verdergaande samenwerking en integratie, zowel internationaal gezien als binnen de keten, waarmee nieuwe typen bedrijven ontstaan. Ook in het voedingsmiddelenambacht zet de schaalvergroting zich voort om mede een betere partij te vormen tegenover de aan afnemerszijde sterk groeiende winkelformules.
25
3 . 1. 3 P ro g nose s vo o r he t v oedi ngs mi ddele n - e n o verig p r od u ct ieam bac h t De reële omzetontwikkeling van het voedingsmiddelen- en overig productieambacht blijft in 2003 achter bij die van het totale ambacht. Voor 2003 wordt uitgegaan van daling van het omzetvolume met 2%. De consumptieve leveringen vertonen over het algemeen een stabiele ontwikkeling. De aantrekkende exportactiviteiten en herstel in de bedrijfsactiviteiten in het overige bedrijfsleven, zorgen ervoor dat in 2004 weer sprake is van een reële groei, met 1,25%. De werkgelegenheid in deze deelsector blijft bovengemiddeld dalen met respectievelijk 3,75% in 2003 en 1,25% in 2004. tabel 10
prognose voor het voedingsmiddelen- en overig productieambacht
omschrijving
2003
2004
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-2,00
1,25
0,25
0,50
omzetwaarde
-1,75
1,75
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-3,75
-1,25
winst
-1,50
2,50
prijsontwikkeling van de omzet
Bron: CPB, bewerking door EIM.
3.2
Metaal- en meubelambacht
3 . 2. 1 He t me taal - en me ub elam ba ch t in 2 00 2 Het metaal- en meubelambacht realiseerde in 2002 een omzet van bijna 4,8 miljard euro. Deze deelsector is vooral georiënteerd op het bedrijfsleven: van de totale omzet bestaat ruim driekwart uit toeleveringen aan het bedrijfsleven in de vorm van intermediaire leveringen en investeringsgoederen. Export in deze deelsector was goed voor 16% van de totale omzet. De bijna 14.000 ondernemingen die in deze deelsector actief zijn nemen circa 13% van de totale werkgelegenheid in het ambacht voor hun rekening, wat neerkomt op ruim 54.000 arbeidsjaren. tabel 11
kerngegevens metaal- en meubelambacht
omschrijving
2002
aantal ondernemingen
13.930
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
54.210
omzet (in mln. euro)
4.760
waarvan: - export
770
- consumptiegoederen
370
- investeringsgoederen
650
- intermediaire leveringen
2.960
bruto toegevoegde waarde (in mln. euro)
1.890
winst vóór belastingen (in mln. euro)
420
investeringen (in mln. euro)
180
Bron: CBS, bewerking EIM.
26
Metaalconstructiebedrijven De economische teruggang heeft ook negatieve gevolgen voor de metaalconstructiebedrijven. De afzet van de metaalconstructiebedrijven is voor een belangrijk deel afhankelijk van de ontwikkelingen in de utiliteitsbouw. De investeringen in bedrijfsgebouwen zijn in 2002 sterk onder druk komen te staan, wat mede geleid heeft tot een daling van de constructieactiviteiten. De daling van werkzaamheden heeft het probleem van een overspannen arbeidsmarkt ten dele weggenomen. Een grote zorg is het behouden van het vakmanschap. Enerzijds blijft de instroom de nodige aandacht vragen, anderzijds is het van belang dat het bij diverse bedrijven overtollig geworden personeel niet naar buiten de sector verdwijnt. Carrosseriebouw Ook in de carrosseriebouw wordt het beeld bepaald door de slechte conjunctuur. Na 2001, is in 2002 eveneens sprake van een omzetdaling. Het rendement is verder onder druk komen te staan door het oplopen van de loonkosten. Als gevolg van een toenemend verzuim zijn meer dure uitzendkrachten ingezet. Dit vergroot het al jaren achtervolgende probleem om deze kostenstijgingen volledig door te berekenen aan de afnemers, die een steeds grotere inkoopmacht vormen en die prijs zwaar laten meewegen in hun aankoopbeslissing. Op langere termijn zijn de vooruitzichten niet ongunstig. De vraag naar transport zal naar verwachting sterk toenemen. Meubelproductie De omzet in de meubelproductie nam het afgelopen jaar toe. De omzetgroei was echter beneden het inflatieniveau en omdat de bedrijfskosten gemiddeld zijn toegenomen, verslechterde het gemiddelde bedrijfsresultaat. Op de binnenlandse markt weten de Nederlandse meubelproducenten een redelijke omzetgroei te behalen, terwijl de export van meubels daalde. Om ook op de binnenlandse markt geen marktaandeel te verliezen aan import uit lagelonenlanden, kunnen meubelproducenten samenwerkingsverbanden met meubeldetaillisten aangaan. Consumenten waarderen een hoge servicegraad en een grote mate van productdifferentiatie of zelfs maatwerk. De hedendaagse meubelconsument ziet naast comfort en multifunctionaliteit graag een bepaalde lifestylegedachte terug in de aangeschafte meubels. Op basis van hun beleving van het interieur kunnen klanten in vier werelden ingedeeld worden: de rode, gele, blauwe en groene wereld. Hierin worden in de door het HBD-CBW ontwikkelde Klantenatlas, de volgende interieurstijlen een plaats gegeven: gezellig, modern, trendy, design, modern, klassiek, traditioneel klassiek. Om snel op de behoeften van de grillige consument te kunnen inspelen is communicatie van groot belang. Meubeldetaillisten, die de behoeften van de consument als geen ander kunnen inventariseren, kunnen als strategische partners voor meubelproducenten fungeren.
3 . 2. 2 T re nds i n he t m eta al - e n me ubela mba c ht Terugval in de economie vooral voelbaar in het metaal- en meubelambacht Door de terugvallende economie worden de investeringen in het bedrijfsleven en grote uitgaven van consumenten uitgesteld. Met name het metaal- en meubelambacht is gevoelig voor de gevolgen van conjuncturele schommelingen. De druk op het rendement wordt bij de bedrijven in deze deelsector opgevoerd: vooral onder de metaalconstructiebedrijven verhevigt de concurrentie in de vorm van prijsconcurrentie.
27
ICT-gebruik wordt steeds intensiever Automatisering neemt in alle geledingen van het productieproces toe. Door middel van EDI is het mogelijk door samenwerking een verticale keten te vormen van productie tot verkoop die efficiënter en doelmatiger loopt. Het biedt de mogelijkheid meer gebruik te maken van uitbestedingsmogelijkheden. Hierdoor wordt het mogelijk (delen van) producten volgens eigen specificatie op afstand te laten vervaardigen. Ook aan de consument kan door modulaire systemen de mogelijkheid gegeven worden een meubelstuk op maat te leveren. Vergaande automatisering in de vorm van robotisering begint eveneens plaats te vinden. Meer aandacht voor de arbeidsomstandigheden In diverse branches wordt het belang van een gezond beleid op het gebied van arbeidsomstandigheden steeds vaker bekrachtigd door middel van het afsluiten van arboconvenanten. Deze convenanten zijn gericht op het terugdringen van de fysieke en psychische belasting en het arbeidsverzuim. In een Plan van Aanpak worden activiteiten opgenomen, waartoe de werkgevers- en werknemerspartijen zich verplichten om vastgestelde doelen te realiseren. Voorbeelden van arboconvenanten in deze deelsector zijn het arboconvenant Mobiliteitsbranches en het Arboconvenant-Grafimedia. Dit jaar zal eveneens een arboconvenant voor de metaalbewerking tot stand komen. Hierin worden onder meer afspraken vastgelegd op het gebied van schadelijk geluid, oplosmiddelen en lasrook. Instroom blijft zorgelijk De tekorten aan vakbekwame krachten zijn door de laagconjunctuur sterk verminderd, maar niet verdwenen. De instroom in de opleidingen is de laatste jaren aanzienlijk verminderd. Verder kiezen minder leerlingen in het voortgezet onderwijs voor techniek, en meer voor een algemene opleiding. Dit betekent dat, zeker bij het aantrekken van de markt, de arbeidsvoorziening zorg baart. Om schoolgaanden al vroeg enthousiast te maken voor techniek, is voor de basisscholen het Verbredingsplan Techniek ontwikkeld. Meer flexibiliteit en snelheid van leveren Door afnemende toegankelijkheid van de stedelijke gebieden voor grote vrachtwagens en de vraag van de detailhandel naar kleinere hoeveelheden met een hoge beleveringsfrequentie is er een groeiende vraag naar kleine en wendbare vervoermiddelen. Op grond hiervan is de verwachting dat de trend in de richting van kleiner transportmaterieel zal doorzetten. Schaalvoordelen door samenwerking Evenals het voedingsmiddelen- en overig productieambacht, heeft ook het metaal- en meubelambacht te maken met inkoopconcentratie. Zo kopen de grote filiaalbedrijven in de meubelhandel toenemend internationaal in bij minder leveranciers. De meubelmakers moeten daardoor een groter assortiment en meer capaciteit kunnen bieden. Om hieraan tegemoet te kunnen komen moeten de bedrijven hun krachten bundelen en zoeken naar mogelijkheden om samen te werken met collega-bedrijven, waardoor zij wel kunnen voldoen aan de nieuwe eisen qua assortiment en capaciteit.
3 . 2. 3 P ro g nose s vo o r he t me taal - en me ubel amb ac h t De ontwikkeling in het metaal- en meubelambacht is in 2003 negatief. Deze sector levert voor een belangrijk deel aan andere bedrijven, vaak aan grote en internationaal opererende klanten en aan afnemers in de kapitaalgoederenindustrie. Deze afnemers hebben juist te maken met een negatieve economische ontwikkeling, waardoor investe-
28
ringen worden uitgesteld of in het geheel niet meer doorgaan. De bedrijven in het metaal- en meubelambacht ondervinden in toenemende mate concurrentie uit lagelonenlanden, vooral uit Centraal- en Oost-Europese landen. In 2004 zal naar verwachting de wereldeconomie weer wat aantrekken met als gevolg dat door deze positieve ontwikkeling de investeringsbereidheid bij de klanten weer groter zal worden (zie tabel 12). De reële omzetgroei zal dan ook bovengemiddeld zijn. tabel 12
prognose voor het metaal- en meubelambacht
omschrijving
2003
2004
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-3,00
1,00
0,00
1,25
omzetwaarde
-3,00
2,00
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-3,75
0,50
winst
-2,25
6,00
prijsontwikkeling van de omzet
Bron: CPB, bewerking door EIM.
3.3
Bouwambacht
3 . 3. 1 He t b ou wam bac h t i n 200 2 In tabel 13 staan de kerngegevens van het bouwambacht voor 2002. Het bouwambacht neemt binnen het ambacht het grootste deel van de werkgelegenheid voor zijn rekening: ruim 122.000 arbeidsjaren, bijna 30% van de totale werkgelegenheid in het ambacht. Deze deelsector heeft eveneens het grootste aandeel in het totaal aantal ondernemingen. Met ruim 56.000 ondernemingen is het bouwambacht goed voor een derde van het totaal. Hoewel de omzet lager uitvalt dan de gerealiseerde omzet in het handels- en reparatieambacht, is de bruto toegevoegde waarde aanmerkelijk hoger dan in de overige deelsectoren. De helft van de omzet komt voor rekening van intermediaire leveringen. Deze leveringen bestaan uit in onderaanneming uitgevoerde, veelal specialistische werkzaamheden, met name in de afbouw (schilderwerk, stucwerk, etc.). Daarnaast bestaat een groot deel van de omzet, 39%, uit het ‘leveren’ van investeringsgoederen, te weten utiliteitsbouw. tabel 13
kerngegevens bouwambacht
omschrijving
2002
aantal ondernemingen
56.250
werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in mln. euro)
122.230 10.060
waarvan: - export
70
- consumptiegoederen
200
- investeringsgoederen
3.930
- intermediaire leveringen
5.860
29
omschrijving
2002
bruto toegevoegde waarde (in mln. euro)
4.790
winst vóór belastingen (in mln. euro)
2.490
investeringen (in mln. euro)
640
Bron: CBS, bewerking EIM.
Daling nieuwbouwproductie In 2002 was opnieuw sprake van een daling van het bouwvolume ten opzichte van het voorgaande jaar. Zowel een daling van de nieuwbouw van woningen als de nieuwbouw in de utiliteitsbouw is hier debet aan. De vraag naar (nieuwe) woningen is nog steeds groot, echter de complexe procesgang, het afgeven van vergunningen, speelt een vertragende rol in de bouwproductie. Bestemmingsplanprocedures en veranderingen van de projectplannen als gevolg van een accentverschuiving naar binnenstedelijke locaties werken negatief op de vergunningverlening. In de utiliteitsbouw zijn de eerste gevolgen van de conjuncturele terugval te signaleren door uitstel of afstel van investeringsplannen in gebouwen. De onderhoudsmarkt van gebouwen blijft groeien, waarbij echter in 2002 wel sprake is van een teruglopend groeitempo. De onderhoudsmarkt is iets minder conjunctuurgevoelig dan de investeringen in gebouwen. Met name in een periode dat het minder goed gaat, is men toch meer geneigd om het noodzakelijke onderhoud goed te laten uitvoeren. Lichte groei bij Afbouwbedrijven De afwerkers van gebouwen, zoals schildersbedrijven, stukadoors en tegelzetbedrijven, hebben hun omzet in 2002 enigszins weten te vergroten. Deze bedrijven zijn voor het merendeel actief in de nog groeiende herstel- en verbouwmarkt. Afbouwbedrijven die meer op de nieuwbouwmarkt actief zijn, zoals de stukadoorsbedrijven, ondervinden de gevolgen van de teruggelopen nieuwbouwproductie. Ongeveer de helft van de omzet komt voor rekening van de particuliere sector, waarbij tussen de branches binnen de afbouwsector grote verschillen bestaan. Het schildersbedrijf is voor ruim 60% van zijn omzet afhankelijk van opdrachten van particulieren, terwijl dit bij stukadoors en vloeren wandbedrijven respectievelijk ruim 40 en 30% bedraagt.
3 . 3. 2 T re nds i n he t bo u wam bac h t Meer aandacht voor stedelijke vernieuwing Nieuwbouw van woningen ter uitbreiding van de woonvoorraad maakt nu nog ongeveer de helft van de totale bouwproductie uit. Dit aandeel in de bouwactiviteiten maakt steeds meer plaats voor vervanging, verbetering en onderhoud. Dit betekent echter niet dat de bouwproductie afneemt. Door de aandacht voor mode en luxe neemt de bouwproductie, met name door toename van de kwaliteit van de werkzaamheden, toe. Stedelijke vernieuwing en binnenstedelijke herstructurering zijn belangrijke trends die het beleid van overheden bepalen. Ook particulieren zullen naar verwachting blijven investeren in hun woningen. Door de conjuncturele terugval is het bedrijfsleven een stuk terughoudender geworden met investeringsplannen en zal het pas na een herstel van de bedrijvigheid weer denken aan nieuwbouw. Er is meer aandacht voor onderhoud, wat ook de komende jaren het geval zal zijn. Veel aandacht voor gezonder werken in de bouw Verbetering van de arbeidsomstandigheden in de bouw staat al jaren hoog op de agenda. Door een groot aantal technische en organisatorische maatregelen, beter en veiliger
30
materiaal en gereedschap, toegenomen gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en voorlichting en cursussen, is het aantal ongevallen in de afgelopen decennia sterk teruggelopen. Via voorlichting en bewustmaking zal een verdere daling bewerkstelligd moeten worden. In het Arboconvenant Bouw en in het Convenant Veiligheid en Gezondheid op de Werkplek zijn afspraken gemaakt om te zorgen voor verdere verbetering op het vlak van gezondheid. Zo wordt in het kader van het laatste Convenant een twintigtal arbeidsongeschikten, die dus ervaringsdeskundige zijn, omgeschoold tot arbovoorlichters. Nog altijd groei van het aantal zelfstandigen Binnen de totale werkgelegenheid in het bouwbedrijf is er nog altijd sprake van een toenemend aandeel van het aantal zelfstandigen. Nog steeds zijn er relatief veel werknemers die verder gaan als zelfstandige. Onder invloed van de minder gunstige afzetontwikkeling neemt de groei wel sterk af. In 2002 is het arbeidsvolume van zelfstandigen gegroeid met 1,25%. Voor 2003 wordt een lagere groei verwacht. De groei van het aantal zelfstandigen is ten koste gegaan van de ontwikkeling van de werkgelegenheid van werknemers, waarbij in 2002 zelfs sprake was van een lichte daling. Grote opdra chtgevers steeds vaker in zee met gespecialiseerde aannemers Grote opdrachtgevers, zoals woningcorporaties, hoofdaannemers en professionele beleggers in vastgoed doen steeds vaker zaken met marktpartijen die in staat zijn grotere contracten tegen scherpe tarieven aan te gaan. Om tegenwicht te kunnen bieden is het voor de overwegend kleinschalig werkende gespecialiseerde afbouwbedrijven van belang om een bepaalde schaalgrootte te bereiken, waarbij het aangaan van samenwerkingsverbanden een optie is Steeds meer projecten met bouwteams Projecten worden steeds vaker binnen bouwteams gerealiseerd. Als binnen bouwteams gewerkt wordt, brengt dat met zich mee dat de bouwbedrijven al in een vroeg stadium bij de planontwikkeling betrokken worden. De ‘ketenregisseur’ speelt hierin een belangrijke bepalende rol. Voor de gespecialiseerde aannemers liggen er daarom kansen door samenwerkingsverbanden aan te gaan met ketenregisseurs. Deze rol is overigens niet exclusief weggelegd voor grote bedrijven, ook kleinere bedrijven kunnen deze vervullen.
3 . 3. 3 P ro g nose s vo o r he t bo uwa mba ch t Het bouwambacht zal, na een daling in 2002, ook in 2003 nog te maken hebben met een productieafname. Dit komt voornamelijk door een daling van bouwactiviteiten in de utiliteitsbouw en een spreiding van werkzaamheden in de woningnieuwbouw, in afwachting van het aantrekken van de bouwmarkt. Ook voor de afwerkbedrijven zal de productieafname in de utiliteitsbouw en woningnieuwbouw een rem op de groei vormen. Hier staat wel een voortgaande groei van het herstel, de verbouw en het onderhoud van woningen en gebouwen tegenover. Voor 2004 zijn de verwachtingen omtrent de bouwactiviteiten iets positiever: er wordt weer een productietoename verwacht van 0,5%. De werkgelegenheid zal in dat jaar nog een daling van 1% te zien geven. Dit heeft gevolgen voor de winstontwikkeling. In het algemeen kunnen de bedrijven in het bouwambacht gunstige tarieven berekenen doordat prijsconcurrentie geen grote rol speelt. Een gunstig effect op de winstontwikkeling gaat uit van de afname van de werkgelegenheid, wat zich immers vertaalt in een toename van de arbeidsproductiviteit. Het aantal zelfstandigen stijgt nog steeds, zij het minder sterk dan in de afgelopen jaren. Dit komt mede tot uiting in de groeicijfers van
31
de winst in deze deelsector. Het looninkomen van werknemers die voor zichzelf beginnen wordt in hun nieuwe positie namelijk winstinkomen. tabel 14
prognose voor het bouwambacht
omschrijving
2003
2004
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-2,25
0,50
1,50
2,00
omzetwaarde
-0,75
2,50
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-2,75
-1,00
1,25
5,25
prijsontwikkeling van de omzet
winst Bron: CPB, bewerking door EIM.
3.4
Installatieambacht
3 . 4. 1 He t in s talla tieam ba ch t in 2 00 2 In het installatieambacht zijn ruim 9.400 ondernemingen actief, die goed zijn voor een werkgelegenheid van ruim 35.000 arbeidsjaren. In tabel 15 is te zien dat, evenals bij het bouwambacht, de omzet van het installatieambacht bestaat uit werkzaamheden in onderaanneming (intermediaire leveringen) (45%) en omzet uit investeringsgoederen (52%). tabel 15
kerngegevens installatieambacht
omschrijving
2002
aantal ondernemingen
9.430
werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in mln. euro)
35.440 2.630
waarvan: - export
30
- consumptiegoederen
60
- investeringsgoederen
1.170
- intermediaire leveringen
1.360
bruto toegevoegde waarde (in mln. euro)
1.050
winst vóór belastingen (in mln. euro)
510
investeringen (in mln. euro)
290
Bron: CBS, bewerking EIM.
De installatiebranche heeft in 2002, ondanks een tegenvallende bouwproductie in de nieuwbouw van woningen en andere gebouwen, toch een omzetstijging gerealiseerd. Deze stijging werd mogelijk door een nog altijd toenemende installatiecomponent in de bouw. In 2002 bedroeg het aandeel van de installatiesector in de totale bouwproductie ruim 26%. De toename is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de groei van de markt van onderhoud en groot onderhoud (renovatie, herstel en verbouw), een markt waarvan installatie een belangrijk deel uitmaakt.
32
Hierna wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen bij de belangrijkste categorieën installatiebedrijven. Elektrotechnisch installatiebedrijf Het elektrotechnisch installatiewerk is met een aandeel van bijna 40% het grootste segment binnen de installatiemarkt. Daling in de nieuwbouwproductie treft vooral de elektrotechnische branche. 85% van de omzet komt voor rekening van werkzaamheden voor de utiliteitsbouw en de industrie, sectoren waar de investeringen onder druk staan. Hoewel sterkstroomtoepassingen (algemeen licht en kracht) nog steeds het grootste deel van de productie vormen, worden zwakstroomtoepassingen steeds belangrijker (al ongeveer 40% van de omzet). Er is sprake van een stijgend uitrustingsniveau van woningen en utiliteitsgebouwen met installatiewerkzaamheden op gebieden als beveiliging, automatisering, domotica en telematica. Per saldo is daarmee de omzet vrijwel gelijk gebleven. De vakgebieden ICT en elektrotechniek integreren in toenemende mate en hierdoor wordt de concurrentie van allerlei branchevreemde partijen steeds heviger. Door deze ontwikkelingen wordt het voor elektrotechnische installatiebedrijven steeds belangrijker om te innoveren. Daarnaast moeten de bedrijven steeds klantgerichter gaan werken. Vaak zijn het namelijk niet meer de hoofdaannemers, maar de klanten zelf die de opdrachten vanuit bouwteams gaan vergeven. Goede samenwerkingsverbanden spelen een belangrijke rol om projecten te kunnen aannemen en uit te voeren. Centraleverwarmings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijf Bijna een kwart van de installatiemarkt komt voor rekening van centraleverwarmingsen luchtbehandelingswerk. De centraleverwarmings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijven ondervinden sterker dan de overige installatiebedrijven de gevolgen van de teruggang in de bouwproductie, doordat zij naar verhouding het meest op de nieuwbouw zijn georiënteerd. Het belang van de onderhoudsmarkt neemt hierdoor ook voor deze bedrijven toe. Belangrijk is wel dat de concurrentie voor de kleine bedrijven binnen de sector steeds heviger wordt. Grotere bedrijven gaan zich namelijk ook meer op de onderhoudsmarkt richten, naast de energiebedrijven die ook steeds actiever worden op de installatiemarkt. Loodgieters-, fitters- en sanitairinstallatiebedrijf De loodgietersbranche realiseerde in 2002 naar verhouding het gunstigste resultaat. Het loodgieters-, fitters- en sanitairinstallatiewerk, ongeveer een vijfde van de installatiewerkzaamheden, is voor een belangrijk deel afkomstig uit de onderhoudsmarkt. Nog altijd is er een grote vraag naar luxe badkamers, zowel in de nieuwbouw als bij bestaande bouw. Zonweringsinstallatiebedrijven De mooie zomers van de afgelopen jaren geven een impuls aan de vraag naar zonwering. Daarbij is er een vraag naar meer luxe in zonwering. De toenemende aandacht voor veiligheid levert eveneens een bijdrage aan de omzetstijging van de zonweringsbranche door een toename in de vraag naar rolluiken en roldeuren. De concurrentie vanuit andere kanalen is te overzien en doet zich voornamelijk voor in de onderkant van de markt in het doe-het-zelfsegment.
33
3 . 4. 2 T re nds i n he t i ns talla tieam ba ch t Branchevervaging en specialisatie Door verdergaande integratie van ICT en elektrotechniek worden de grenzen tussen de van oudsher gescheiden branches steeds vager. De werkterreinen van CV-installateurs, loodgieters en elektrotechnische installatiebedrijven overlappen steeds vaker en verder. Op het gebied van elektrotechniek zijn ook steeds vaker andere partijen actief, zoals bijvoorbeeld beveiligingsdiensten die beveiligingsinstallaties aanbrengen, ICT-bedrijven die de elektrotechniek voor hun rekening nemen. Op het gebied van de CV-installateur zijn de energiebedrijven actief, die naast energie ook installatie- en onderhoudsdiensten leveren. Tegenover de trend naar integratie van voorheen gescheiden specialismen staat in de installatiesector ook een omgekeerde trend naar opkomende of doorgroeiende nieuwe specialismen, met LCD-verlichting en beveiliging als voorbeelden van specialisatie in de elektrotechniek. Verandering rolpatroon De installateur komt altijd als een van de laatste in het bouwproces aan bod. In opdracht van de hoofdaannemer wordt het installatiewerk uitgevoerd. Steeds vaker wordt er nu in bouwteams gewerkt, waarbij de opdrachtgever (afnemer) zich rechtstreeks wendt tot de installateur. Van de installateur wordt dan vanuit deze ‘ketenomkering’ om een geheel andere rol gevraagd. De installateur zal zich meer moeten opstellen als dienstverlener. Nieuwe elektronicatoepassingen...... In kantoren wordt steeds meer elektronica toegepast ten behoeve van beveiliging en data- en telecommunicatie. Daarnaast worden mede door aangescherpte wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden allerlei voorzieningen getroffen om het ‘leefklimaat’ in gebouwen te verbeteren. Daarbij gaat het om vergaande gebouwbeheerssystemen. Enerzijds gaat het om comfortinstallaties voor verwarming, koeling (airconditioning), ventilatie en sanitair, anderzijds om procesgebonden installaties zoals koeling en luchtbehandeling voor industriële toepassingen, computer- en telecommunicatienetwerken, en beveiligingsinstallaties. ........als antwoord op nieuwe maatschappelijke trends Maatschappelijke ontwikkelingen zoals de vergrijzing van de bevolking, zorgen voor een toenemende vraag naar medische en comfortvoorzieningen met de bijbehorende installaties (zelfredzaamheid). Ook voor het toenemende thuis(tele)werken ontstaat er een toenemende vraag naar elektrotechnische voorzieningen, de zogenoemde ‘domotica’. Onder domotica worden naast kabel- en internetaansluitingen in alle vertrekken, ook op afstand bedienbare en op tijd instelbare rolluiken, garagedeuren, verwarming, verlichting, en videotoegangscontrole, inbraaksignalering en alarm verstaan. Kwaliteitsverbetering van het woonhuis De trend dat de consument steeds meer aandacht besteedt aan de kwaliteit van het wonen, zet zich nog altijd voort. Deze hang naar luxe vertaalt zich in een groeiende vraag naar luxe badkamers en meer comfort op het gebied van verwarming op de woningbouwmarkt.
34
Accent meer op de onderhoudsmarkt Doordat de nieuwbouw, zowel wat betreft woningen als utiliteitsbouw, blijft dalen, gaan met name de grotere installatiebedrijven hun werkterrein steeds meer verleggen naar de onderhoudsmarkt. Dit leidt tot grotere concurrentie voor de kleinere bedrijven die voor het merendeel op deze markt actief zijn. Duurzaam verwarmen Trends als duurzaam verwarmen bieden mogelijkheden voor het installatiebedrijf. Zo stijgt de populariteit van zonnepanelen en zonneboilers. Het overheidsbeleid, waardoor hiervoor subsidies beschikbaar komen, stimuleert deze ontwikkeling alleen maar.
3 . 4. 3 P ro g nose s vo o r he t i ns talla tiea mba c ht In tabel 16 zijn de prognoses gegeven voor het installatieambacht. In eerste instantie zal de ongunstige economische ontwikkeling voor de installatiebranche duidelijk voelbaar zijn. In 2003 is sprake van een reële omzetdaling met 3,25%. Dit heeft voornamelijk te maken met het uitstellen van investeringen en de terugval in de utiliteitsbouw. De installatiebranche reageert vertraagd op nieuwbouwontwikkelingen, doordat de installatiebedrijven in een latere fase van het bouwproces worden ingeschakeld. Daarom zal pas in 2004 het effect te zien zijn van de aantrekkende nieuwbouw van woningen in 2003. Daling van het bouwproductievolume heeft met name negatieve gevolgen voor de centraleverwarmings- en luchtbehandelingsbedrijven en de elektrotechnische-installatiebranche. De gawalo/s-bedrijven zullen met een minder sterke daling geconfronteerd worden doordat de onderhouds- en grootonderhoudsmarkten nog wel een groei vertonen. De markt voor het installatieambacht ontwikkelt zich positief door de nog altijd toenemende installatie-intensiteit in de bouwwerken. Voor 2004 wordt er een reële omzetstijging geraamd op 1,75%. De toenemende activiteiten in 2004 zullen er toe leiden dat de werkgelegenheid in deze deelsector weer licht zal toenemen. Nog altijd is de roep om vakkrachten erg groot. tabel 16
prognose voor het installatieambacht
omschrijving
2003
2004
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in %
-3,25
1,75
1,00
1,00
omzetwaarde
-2,50
2,75
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-3,50
0,25
3,75
-2,25
omzetvolume prijsontwikkeling van de omzet
winst Bron: CPB, bewerking door EIM.
3.5
Handels- en reparatieambacht
3 . 5. 1 He t ha nd els - e n re pa ra tiea mba ch t in 2 00 2 In het handels- en reparatieambacht waren in 2002 ruim 31.000 ondernemingen actief. Met een werkgelegenheid van ruim 78.000 arbeidsjaren levert deze deelsector na het bouwambacht de belangrijkste bijdrage aan de werkgelegenheid in het ambacht. Het handels- en reparatieambacht realiseert wel een beduidend hogere omzet dan de andere deelsectoren. Dit is vooral toe te schrijven aan de handelsactiviteiten. Een zeer groot
35
deel komt voor rekening van de verkoop van nieuwe en gebruikte auto’s. Wordt de inkoopwaarde buiten beschouwing gelaten, en wordt gekeken naar de toegevoegde waarde, dan komt deze deelsector, na het bouwambacht, op de tweede plaats met een bijdrage van 2,6 miljard euro. De lokale oriëntatie van deze sector komt tot uiting in het aandeel van de leveringen voor consumptief gebruik, namelijk 51% van de totale omzet. tabel 17
kerngegevens handels- en reparatieambacht
omschrijving
2002
aantal ondernemingen
31.450
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
78.340
omzet (in mln. euro)
17.170
waarvan: - export
500
- consumptiegoederen
8.820
- investeringsgoederen
690
- intermediaire leveringen
7.160
bruto toegevoegde waarde (in mln. euro)
2.640
winst vóór belastingen (in mln. euro)
820
investeringen (in mln. euro)
430
Bron: CBS, bewerking EIM.
Hierna wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen bij enkele belangrijke branches binnen het handels- en reparatieambacht. Garage- en rijwiel- en bromfietsreparatiebedrijf Bij de autobedrijven hebben de merkgebonden dealers veruit het grootste deel van de markt in handen. Deze bedrijven verkopen veel nieuwe auto’s, maar ook onderhoud is een belangrijke markt. In 2002 zijn de verkopen van zowel nieuwe als gebruikte auto’s ten opzichte van 2001 gedaald, hoewel minder dan verwacht. Door afschaffing van subsidie op energiezuinige auto’s was aan het eind van het jaar sprake van een run op deze auto’s. De onderhoudsmarkt loopt door de toenemende kwaliteit van nieuwe auto’s al jaren terug, zodat de totale omzet van deze sector een negatieve ontwikkeling toonde. Met de toename van elektronica en allerlei luxe in de auto hebben de merkgebonden dealerbedrijven een belangrijke troef in handen met de goede toegang tot reserveonderdelen van het juiste type. Het is de bedoeling dat de nieuwe Europese regelgeving ervoor gaat zorgen dat alle bedrijven (en niet alleen de merkgebonden dealers) deze merkonderdelen makkelijk kunnen bestellen. Het is nog de vraag of deze maatregel effectief doorgevoerd zal worden en of de beoogde effecten bereikt zullen worden. De elektronica en luxe in de auto zijn verantwoordelijk voor een toename van het aantal kleine reparaties tussendoor. Dit heeft ook te maken met het feit dat de momenten van groot onderhoud verder uit elkaar komen te liggen door de toegenomen levensduur van de grotere onderdelen, zoals de motor. Verder is het toegenomen aantal leaseauto’s een belangrijke ontwikkeling voor de sector. Hierdoor ontstaat een grotere gestuurde schadestroom, maar deze markt is al grotendeels verdeeld. Het rijwiel- en bromfietsreparatiebedrijf heeft te maken met een kleine daling in het aantal verkochte fietsen. Door de forse stijging van de gemiddelde verkoopprijs is er sprake van een positieve omzetontwikkeling. De stijging van de verkoopprijs laat zich
36
verklaren door het belang dat de consument hecht aan een luxe fiets van een merk dat aanspreekt. Door deze ontwikkeling en de populariteit van de fiets doet de vakhandel goede zaken. De fiscale voordelen van het aanschaffen van een fiets via het werk versterken deze ontwikkeling nog eens. De fiets wordt dan ook steeds meer gebruikt als vervoermiddel voor woon-werkverkeer, hoewel hij nog hoofdzakelijk gebruikt wordt voor sportieve ontspanning. Optiekbedrijven De vraag naar optische artikelen blijft toenemen, onder meer als gevolg van de toenemende vergrijzing. Het aantal brildragers neemt jaarlijks met circa 100.000 personen toe. De afgelopen jaren tekent zich verder een duidelijke tweedeling in de marktvraag af. Mede onder invloed van grote bedrijven die tegen lage prijzen aanbieden, is er een groot prijsvechtersegment ontstaan. Aan de andere kant is er een duidelijke trend waarneembaar waarbij de modische aspecten van brillen veel aandacht krijgen. De hype die is ontstaan rond het brildragende idool Jamai is hier een typerend voorbeeld van. Door de toenemende concurrentie van grote bedrijven vindt steeds meer verdringing plaats. Zelfstandige bedrijven worden meer en meer opgekocht of gaan werken volgens een bepaalde franchiseformule. Bedrijven die zelfstandig willen blijven moeten goed nadenken over hun positionering, en vandaar ook dat het gebruik van bepaalde marketingformules steeds meer aan populariteit wint. Daarnaast worden ook samenwerkingsverbanden steeds belangrijker. Zo gaan optiekbedrijven steeds meer samenwerken met laserklinieken, waar men de ogen kan laten laseren. Schoenherstellers De markt van de schoenherstellers blijft onder druk staan. Enerzijds heeft de branche te maken met een afnemend aanbod door een grote vraag naar goedkopere schoenen die slecht reparabel zijn. Anderzijds is er een grotere vraag naar meer modische schoenen. De levenscycli van deze schoenen worden steeds korter in verband met de elkaar snel opvolgende modes, en worden dus ter reparatie aangeboden. In de branche is nog altijd een sanering gaande. Vooral oudere zelfstandigen hebben problemen met de opvolging. Daartegenover is een groeiende interesse te constateren van jonge ondernemers. Vanwege de daling van het aantal ondernemingen wordt de situatie voor de overlevende bedrijven beter. Mede door het aanbieden van fullservice schoenreparatie, stomerij, kledingreparatie en sleutelduplicatie houden de bedrijven zich staande. Een eventuele ophanden zijnde verhoging van de BTW zal het rendement van de schoenherstellersbranche sterk onder druk zetten. De schoenhersteller zal om zich niet helemaal uit de markt te prijzen de verhoging niet geheel weten door te berekenen. Slagers, poeliers en visspeciaalzaken De totale bestedingen aan vlees en vleesproducten zijn in 2002 licht toegenomen, ondanks de verschillende crises (BSE, MKZ, vogelpest). De slagerijspeciaalzaak blijft nog altijd terrein verliezen aan de supermarkten. Het aantal slagers blijft afnemen. In supermarkten hebben slagerijafdelingen in grote mate plaatsgemaakt voor zelfbediening. Deels door personeelsgebrek, maar ook als gevolg van de verruiming van de openingstijden hebben veel supermarkten ervoor gekozen de producten verpakt in de schappen te leggen. De uitgaven aan pluimveevlees blijven toenemen. De consument heeft vertrouwen in het product, wat blijkt uit de consumptie in de eerste helft van 2003. De vogelpest heeft in eerste instantie geleid tot een daling van de verkopen, met name als gevolg van de verstoring van de distributie. Daarna is de consumptie weer aangetrokken. De poe-
37
lier blijft aandeel verliezen aan de supermarkt. De branche kent sinds 1 juli 2003 een nieuwe Hygiënecode voor het Poeliersbedrijf, waarmee de bedrijfsprocessen nog beter beheerst kunnen worden, en kan zodoende een veilig product leveren. Met uitzondering van gebakken vis, namen de bestedingen aan alle productgroepen onder de verse vis toe. In volume gemeten, was echter sprake van een daling. Ook hier ondervindt de speciaalzaak een toenemende concurrentie van de supermarkt, die vaker verse vis verkoopt dankzij het gemak van de one-stop-shop mogelijkheid.
3 . 5. 2 T re nds i n he t han dels - en re paratieam bac h t Consument stelt hogere eisen aan kwaliteit en comfort De consument heeft een toenemende kritische opstelling bij de aankoop van het product en verlangt een goed advies en service. Ook worden hogere eisen gesteld aan comfort. Een fiets moet plezierig rijden in diverse omstandigheden (automatische verlichting, comfortabele vering), evenals de auto, die de nodige ruimte, klimaatsbeheersingsmogelijkheden e.d. moet bieden. Meer vraag naar kwalitatief goede gemaksproducten De supermarkten spelen sterk in op de trend van gemak. In de eerste plaats zijn bij de supermarkt in de regel betere parkeermogelijkheden dan bij het ambachtelijke bedrijf. De supermarkt biedt daarnaast een breed assortiment aan, waarin de consument in één keer bediend kan worden. De vraag naar kant-en-klaarmaaltijden kent een sterke groei. De consument geeft aan behoefte te hebben aan kwalitatief goede en verse maaltijden, een trend waar bijvoorbeeld juist de slager op in kan spelen. Ook hier ondervindt de slager in toenemende mate concurrentie van de supermarkt doordat deze ook steeds meer kwalitatief sterk verbeterde kant-en-klaarmaaltijden aanbiedt. Het gemaksaspect speelt vooral een belangrijke rol bij de huishoudens met tweeverdieners, die grote waarde aan hun vrije tijd hechten. Zij besteden daarom vaker werkzaamheden uit. Bovendien heeft deze groep meer te besteden, zodat deze extra uitgaven geen obstakel vormen. Vooral het consumentverzorgend ambacht (handels- en reparatie- en dienstverlenend ambacht) zal hiervan structureel een positieve invloed ondervinden. Dure imago speelt het ambachtelijk bedrijf parten in prijzenslag Er is tussen supermarkten een ware prijzenslag aan de gang om de consument in de winkel te krijgen. Juist in een periode waarin een aanslag wordt gepleegd op de portemonnee van de consument, ondervindt het ambachtelijk bedrijf de gevolgen van deze concurrentiestrijd. Het ambachtelijk bedrijf kampt met het dure imago dat dit type bedrijf toegedicht wordt: het is handmatig, dus hoge arbeidskosten, dus dure producten.
3 . 5. 3 P ro g nose s vo o r he t han dels - en rep ara ti eam bac h t De ontwikkeling van het handels- en reparatieambacht is in 2003 en 2004 vrij stabiel. In 2003 zal het omzetvolume naar verwachting in lijn met het ambachtsgemiddelde afnemen met 1,75%. In 2004 blijft deze deelsector, met een volume’groei’ van -0,5%, flink achter bij de ontwikkeling van het totale ambacht (1,75%). De autobranche heeft een groot gewicht in de ontwikkeling van deze deelsector. Door een dalend consumentenvertrouwen, oplopende werkloosheid en allerlei lastenverzwaringen, zullen de aankopen in 2003 verder onder druk komen te staan. Als gevolg van een licht economisch herstel zal de omzetdaling in 2004 geringer zijn dan die in 2003. Tussen branches lopen de ontwikkelingen uiteen: zo zal de optiekbranche profiteren van de verdergaande vergrijzing, terwijl branches als poeliers en slagers verder terrein zullen verliezen aan de
38
supermarkten. Het marktaandeel van deze branches zal steeds verder afnemen door het verdwijnen van vestigingspunten. De werkgelegenheid zal zowel in 2003 als in 2004 naar verwachting afnemen, met respectievelijk 2,25% en 1%. tabel 18
prognose voor het handels- en reparatieambacht
omschrijving
2003
2004
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume prijsontwikkeling van de omzet
-1,75
-0,50
0,75
1,50
omzetwaarde
-1
1,00
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-2,25
-1,00
winst
-2,75
-2,25
Bron: CPB, bewerking door EIM.
3.6
Dienstverlenend ambacht
3 . 6. 1 He t die ns tve rlen en d a mba ch t in 2 00 2 Na het bouwambacht, zijn de meeste ondernemingen te vinden in het dienstverlenend ambacht, namelijk ongeveer een kwart van het totaal, met ruim 40.000 ondernemingen. In tabel is verder te zien dat de activiteiten van het deze deelsector, in omzet gemeten, gelijkelijk verdeeld zijn over de zakelijke en de consumentenmarkt. De activiteiten bestaan in hoofdzaak uit diensten die rechtstreeks aan consumenten worden geleverd, zoals de dienstverlening van kappers, schoonheidsverzorgers en voetverzorgers, en diensten die geleverd worden aan het bedrijfsleven, waarvoor vooral de schoonmaakbedrijven en textielreinigingsbedrijven verantwoordelijk zijn. De hoge arbeidsintensiteit komt tot uitdrukking in de bruto toegevoegde waarde die het dienstverlenend ambacht realiseert, namelijk 53% van de omzet tegenover 32% voor het ambacht als totaal. Dit hoge cijfer komt mede tot stand door het ontbreken van handelsinkopen. De hoge arbeidsintensiteit komt eveneens tot uitdrukking in de arbeidsproductiviteit, die aanzienlijk lager is dan in de andere deelsectoren, doordat het gebruik van machines in het ‘productieproces’ vrij beperkt is en ook grondstoffen maar een beperkt deel van het eindproduct vormen. Het dienstverlenend ambacht is goed voor een werkgelegenheid van ruim 77.000 arbeidsjaren en komt met het handels- en reparatieambacht, na het bouwambacht, op de tweede plaats wat de omvang van de werkgelegenheid betreft. tabel 19
kerngegevens dienstverlenend ambacht
omschrijving
2002
aantal ondernemingen
40.550
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
77.660
omzet (in mln. euro)
3.560
waarvan: - export - consumptiegoederen
180 1.650
39
omschrijving - investeringsgoederen
2002 50
- intermediaire leveringen
1.680
bruto toegevoegde waarde (in mln. euro)
1.880
winst vóór belastingen (in mln. euro)
730
investeringen (in mln. euro)
230
Bron: CBS, bewerking EIM.
Schoonmaak- en glazenwassersbedrijven De markt voor het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf is na jaren van groei nu te typeren als een redelijk stabiele markt. Ook zijn de perspectieven gunstig, alleen de ontwikkeling van stijgende kosten moet in deze economische situatie goed in de gaten gehouden worden. Veel schoonmaakbedrijven hanteren tegenwoordig een specialisatiestrategie (zoals bijvoorbeeld het richten op de particuliere markt), terwijl een andere grote groep schoonmaakbedrijven juist een diversificatiestrategie voert. Deze laatste groep bedrijven gaat vaak ook andere facilitaire diensten verzorgen, zoals het vervangen van lampen, het verzorgen van planten, catering en receptie. Verder is de markt voor particuliere schoonmaakdiensten groeiende, mede onder invloed van het toenemende aantal tweeverdieners. Er is behoefte aan personeel. Om aan de vraag naar schoonmaakdiensten te kunnen voldoen, wordt gekeken in hoeverre dagschoonmaak tot de mogelijkheden behoort, waarbij het bestaande potentieel aan mensen eveneens ingezet kan worden. Om de positie op de arbeidsmarkt te versterken en om de relatie met de opdrachtgever te verbeteren is een imagocampagne gestart onder het motto ‘De Schoonmaker maakt het mogelijk’. Textielreinigingsbedrijven De textielreinigingsbedrijven blijven onder druk staan. De traditionele markt van particulieren ondervindt de gevolgen van de slechte economische situatie. Een dalend consumentenvertrouwen en een afname van het besteedbaar inkomen hebben de vraag naar textielreiniging doen afnemen. De zakelijke markt ontwikkelt zich nog altijd positief. Met name bedrijven die zich weten te onderscheiden en die hun klanten extra’s bieden zoals bijvoorbeeld textielveredeling tegen vlekken, weten goede resultaten te boeken. De sanering die al jaren aan de gang is, zet zich nog steeds voort. Veelal grotere bedrijven zullen naar verwachting overblijven. Milieueisen verhogen de toetredingsdrempel voor potentiële nieuwkomers, maar bedreigen ook de continuïteit van de bestaande bedrijven, die niet de benodigde investeringen kunnen plegen. De grotere regiobedrijven richten zich steeds meer op de zakelijke markt. De bedrijven kunnen door de omzetdaling de kostentoename onvoldoende goedmaken. Door middel van (verdergaande) schaalvergroting, of door juist te kiezen voor specialisatie, wordt getracht het rendement te verbeteren. Een knelpunt om meer efficiency te bereiken is dat investeringen in automatisering en apparatuur noodzakelijk zijn, waarvoor echter de middelen veelal ontbreken. Kappers en schoonheidsspecialisten De vraag naar kappers- en schoonheidsverzorgingsdiensten heeft zich in 2002 gunstig ontwikkeld. Er is nog altijd een toenemende aandacht voor de uiterlijke verzorging. De kappers kennen een sterke groei in de vraag naar het kleuren van het haar. Ook haarverlengingen (haarextensies) zijn in trek. Met name in de kappersbranche is sprake van een sterke toename van het aantal ondernemingen. Om als kapper of als schoonheids-
40
verzorger te starten zijn nauwelijks investeringen nodig en de combinatie om ‘het er bij te doen’ is gemakkelijk (naast de zorgplicht). Bovendien is in deze sector de trend zichtbaar van toename van de participatie van vrouwen in het arbeidsproces en een toename van herintreding. Binnen de kappersbranche is sprake van een tweedeling. Aan de ene kant zullen er de kleine bedrijven zijn, met name bestaande kappers die ‘het er bij doen’ en het als tweede inkomen zien. Deze kappers hoeven geen groei en willen geen tijd en geld spenderen aan verbetering van de bedrijfsvoering. Daartegenover zullen er grote, professioneel opererende bedrijven zijn. De kleinere kappers die professioneel willen opereren zullen in toenemende mate aansluiting zoeken bij een samenwerkingsverband. De middelgrote ondernemingen zullen óf doorgroeien tot een grotere ondernemingen, óf terugvallen tot een kleinere onderneming.
3 . 6. 2 T re nds i n he t dien stve rlen en d a mba c ht Hevige strijd om de consumenteneuro vanuit andere ‘verwen’sectoren De trend van zorg voor het eigen lichaam zet zich nogal altijd voort: er is een toenemende aandacht voor gezondheid en uiterlijk. Ontspanning en ‘onthaasting’ zijn belangrijke motieven voor bijvoorbeeld een bezoek aan de schoonheidsspecialist. De persoonlijke dienstverleners vinden echter in een tijd dat het besteedbaar inkomen van de consument zwaar onder druk komt te staan, steeds meer concurrentie van andere ‘verwen’sectoren, zoals vakanties, zonnebanken, etc. Met name kappers, schoonheidsverzorgers en textielreinigers zullen hun toegevoegde waarde nadrukkelijker moeten profileren. Consument eist grotere flexibiliteit van de dienstverlener Er is steeds meer vraag van consumentenzijde om buiten de reguliere openingstijden gebruik te maken van de dienstenaanbieders. Steeds meer kappers spelen hierop in door buiten de reguliere openingstijden hun diensten aan te bieden. Nieuwe formules en winkelconcepten ontstaan om aan de veranderende consumentenwensen tegemoet te komen. Hierbij zal het wenselijk zijn dat er meer wordt samengewerkt om tot schaalvergroting te komen. Door verbreding van het aanbod, bijvoorbeeld door uitbreiding met diensten als visagie, huidverzorging en verkoop van verzorgingsproducten, en met specialisatie kan men meer aan de wensen tegemoetkomen. Ook in de textielreiniging tracht men in te spelen op de vraag naar diensten op maat door het vergroten van het aantal inname- en afgiftepunten, bijvoorbeeld in de vorm van onbemande systemen. Meer behoefte aan ‘kunnen kiezen’ door transparantie en zichtbaarheid De consument stelt steeds meer eisen aan kwaliteit, en wil ook kunnen kiezen op kwaliteit. Dit houdt in dat de kwaliteit van het product/dienst(verleningsproces) zichtbaar moet worden gemaakt. In het dienstverlenende deel van het ambacht komt dat neer op het inzichtelijk maken, transparantie aanbrengen, van het dienstverleningsproces. Het proces wordt door middel van een certificatie van een stempel voorzien wat een waarborg biedt voor een wijze van werken. De vraag naar bedrijfscertificatie in het dienstverlenend ambacht neemt daarom toe. In 2003 is er de mogelijkheid tot bedrijfscertificatie in de textielreiniging, rietdekken en voetverzorging. Voor 2004 staat voor nog een zestal ambachtelijke branches de mogelijkheid tot bedrijfscertificatie op het programma. Groot personeelstekort schoonmaak- en kappersbedrijven In de schoonmaak- en de kappersbranche hebben de bedrijven grote problemen om vacatures te vervullen. In de schoonmaakbranche komen bedrijven die zich richten op
41
de particuliere markt moeilijk aan geschikt personeel, dat behalve dat het de juiste vaardigheden en motivatie moet hebben, aan een aantal criteria moet voldoen om onder de Regeling Schoonmaakdiensten voor Particulieren te vallen, een instrument om langdurig werklozen weer aan een baan te helpen. Juist die regels bleken belemmerend te werken. Per 1 januari jl. is de regeling verruimd, zodat er meer huishoudelijke hulpen beschikbaar zijn gekomen. Mede om nieuwe mensen voor de branche te interesseren is eind 2002 een imagocampagne van start gegaan om meer waardering voor de schoonmaker te kweken. In 2001 is voor de kappersbranche een arboconvenant afgesloten waarin onder meer doelstellingen geformuleerd zijn om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en zo het kappersvak aantrekkelijker te maken. Het accent komt vooral te liggen op minder belasting van het bewegingsapparaat en minder chemische belasting.
3 . 6. 3 P ro g nose s vo o r he t die ns tve rlen en d a mba ch t Binnen het ambacht is het dienstverlenend ambacht een van de deelsectoren met de meest positieve ontwikkeling. Niettemin is in 2003, met name door de minder gunstige situatie in de zakelijke markt, sprake van een volumedaling van de omzet. In 2004 zal het omzetvolume met een groei van 2% weer aantrekken. Dit is met name het gevolg van een inzettend herstel van de zakelijke markt. De zakelijke afnemers krijgen te maken met toenemende bedrijfsactiviteiten, en zullen de zakelijke dienstverleners weer vaker inschakelen. De werkgelegenheid zal in eerste instantie nog dalen. Met name de op de zakelijke markt georiënteerde bedrijven zullen hun capaciteit aan de dalende vraag in 2003 aanpassen. In 2004 zal zowel de toename van de activiteiten in de consumentenmarkt als die in de zakelijke markt zorgen voor een bescheiden groei van de werkgelegenheid. tabel 20
prognose voor het dienstverlenend ambacht
omschrijving
2003
2004
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetvolume
-1,25
2,00
1,00
1,75
omzetwaarde
-0,25
3,75
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-1,25
0,50
0,50
4,75
prijsontwikkeling van de omzet
winst Bron: CPB, bewerking door EIM.
42
DEEL II
43
4
Ondernemen in een laagconjunctuur
In de EIM-publicatie ‘Ondernemen in het Ambacht 2002’ (januari 2002) is ingegaan op de vraag of, en zo ja in welke opzichten, MKB-ondernemers de conjunctuur ervaren en welke maatregelen zij in dat verband nemen. De meting vond plaats door enquêtering van het EIM-Beleidspanel in mei 2001. Toentertijd was de groei van de economie al aan het teruglopen; twee jaar later, in begin 2003, zijn dezelfde ondernemers wederom benaderd met vragen over de beoordeling van de economische situatie in het eigen bedrijf 1 en in hun sectoren als geheel . Het panel bevatte in 2003 1.490 bedrijven uit het particuliere bedrijfsleven met minder dan 100 werkzame personen. De onderzoeksuitkomsten zijn herwogen, zodat representativiteit naar sector en ondernemingsgrootte verzekerd wordt. De onderzoeksuitkomsten illustreren hoe de MKB-ondernemer zich opstelt in tijden van neergaande conjunctuur en geven het antwoord op vragen als: − Hoe heeft de verslechterde conjunctuur doorgewerkt op de verwachtingen van de ondernemers in het MKB? − Welke gevolgen heeft de verslechterde conjunctuur gehad voor een aantal investeringscategorieën? − Wanneer verwacht het MKB dat de conjunctuur weer ten positieve zal omslaan? Paragraaf 4.1 geeft inzicht in de verschillende soorten conjunctuurcycli die worden onderscheiden. In de daaropvolgende paragrafen wordt ingegaan op de mate waarin MKB-ondernemers in het algemeen, en detaillisten in het bijzonder, reageren op de conjunctuur zoals deze door de ondernemer wordt ervaren, op het beeld van de positie van het eigen bedrijf ten opzichte van die van concurrenten en op de toekomstverwachtingen.
4.1
Verschillende typen van conjunctuurcycli Er worden in de economische literatuur vijf typen conjunctuurcycli onderscheiden. De oorzaken van de conjunctuurbeweging worden daarbij vooral gezocht in fluctuaties van: − de natuur (bijvoorbeeld bij agrarische producten); − kosten, prijzen, marges en van voorraadcycli; − investeringen; − bedrijfsexterne factoren, zoals monetair beleid of verschuivingen aan de vraagzijde. In volgorde van toenemende duur van een complete cyclus, zijn de volgende varianten te onderscheiden. Cobweb Er ontstaat een spinnenwebachtig patroon van vraag en aanbod, dat veroorzaakt wordt door het naijlen van de omvang van het produceren van agrarische producten, maar ook van vee en vlees, ten opzichte van de marktprijzen. Een autonome verstoring van het evenwicht tussen vraag en aanbod leidt tot een cyclus van aanpassingen. 1
De onderzoeksperiode liep van 10 februari tot 17 maart 2003, net voor het uitbreken van de oorlog in Irak.
45
Grotere vraag bijvoorbeeld genereert hogere marktprijzen; deze leiden tot het kiezen voor vergrote productie, die echter pas met enige vertraging op de markt komt. Vervolgens dalen de marktprijzen door het grotere aanbod en gaat (met enige vertraging) de op de markt gebrachte productie omlaag. Vervolgens stijgen de marktprijzen etc. etc. De cobweb-cyclus is kortdurend, van enkele maanden tot een jaar. Kitchin Door beslissingen van ondernemers inzake voorraden gereed product, wordt een conjunctuurgolf van ca. 3 jaar veroorzaakt. Voorraden kunnen toe- of afnemen vanwege uiteenlopende motieven zoals: de wens om de bezetting van de productiecapaciteit stabiel te houden, ongeacht de variatie in de afzet; het willen bereiken van lagere productiekosten per charge; het voorkomen van ‘nee-verkopen’ door onvoldoende voorraad bij pieken in de vraag (transactiemotief); het vooruitlopen op verwachte prijsfluctuaties (speculatiemotief). Juglar Achteraf gezien zijn te hoge investeringen - tijdens de hoogconjunctuur - in vaste bedrijfsmiddelen en bedrijfsuitgaven voor outillage en technische infrastructuur de oorzaak van de investeringscyclus. Het aanpassen van de productiecapaciteit en het afbouwen van de overinvesteringen duren rond 10 jaar. Kuznets De Kuznets is een vastgoedcyclus die geënt is op de ontwikkeling op de lange termijn. Het ontwikkelen van grote projecten, overbebouwing, acquisities en overnames en het uiteindelijk aanpassen van bebouwde meters aan de feitelijke behoefte leiden tot een cyclus van circa 20 jaar. Kondratief De lange golf van Kondratief bestrijkt een periode van rond 50 jaar. De drijvende krachten erachter zijn uitvindingen en daadwerkelijk toegepaste innovaties die het productieproces structureel en ingrijpend veranderen. De innovatie gebeurt schoksgewijze en niet geleidelijk; conjunctuuruitslagen zijn het onvermijdelijke gevolg. Vanwege de omvang van de diepte-investeringen zijn de effecten gespreid over vele jaren.
4.2
Het soort recessie in Nederland en de mogelijke reactie van MKBbedrijven De huidige recessie in Nederland lijkt op een ‘Juglar’, evenals die in begin jaren tachtig 1 en begin jaren negentig . Bijzonder is dat nu de rente laag is zonder dat dit tot stijgende investeringen leidt, dat de woningmarkt niet ineenstort en dat de werkgelegenheid betrekkelijk lang hoog bleef, alhoewel deze nu wel daalt. De effecten van de oorlog in Irak en de belemmeringen van goederen- en personenvervoer door SARS zijn incidentele versterkingen van de negatieve tendensen.
1
46
Niels Bosma, Jolanda Hessels en Maarten Overweel (april 2003), Mini-rapportage ‘Hoe reageren MKB-ondernemers op veranderingen in de conjunctuur?’, EIM.
Wat doen MKB-bedrijven? Verwacht mag worden dat een recessie zwakke bedrijven elimineert en sterke bedrijven tot aanpassingen van de ondernemingsstrategie aanzet. Instrumenten die kunnen wor1 den ingezet, zijn : − Kosten drukken; − Loonkosten beperken door uitstoot van arbeid; − Uitstel of afstel van investeringen in bedrijfsmiddelen; − Veranderingen in het geboden producten- en dienstenpakket; − Verandering van de organisatiestructuur en -omvang; − Innovatie. De mate waarin MKB-bedrijven reageren wordt bepaald door de conjunctuur zoals deze door de ondernemer wordt ervaren, door het beeld van de positie van het eigen bedrijf ten opzichte van die van concurrenten en door toekomstverwachtingen. In de navolgende paragrafen zullen de uitkomsten van het MKB-Beleidspanel van EIM nader worden toegelicht.
4.3
Merkbare verslechtering van economische indicatoren volgens MKB- en ambachtelijke ondernemers
4 . 3. 1 L age re o mz et - , we rk geleg en heid s - e n wi ns t ve rwac h ti ng De ontwikkeling van de omzet, werkgelegenheid en winstgevendheid is zowel wat 2002 als 2003 betreft niet erg positief volgens de MKB-ondernemers (tabel 21). Groeide de omzet in 2002 ten opzichte van 2001 nog bij 54% van de bedrijven, voor 2003 rekent nog maar 43% op een stijging. De werkgelegenheid groeide in 2002 bij 37% van de bedrijven; voor 2003 is het verwachte percentage bedrijven met groeiende werkgelegenheid teruggelopen tot slechts 23. Voor de winstgevendheid geldt een vergelijkbaar beeld. Het percentage bedrijven met winstverbetering daalde van 50 in 2002 (t.o.v. 2001) tot 40 in 2003 (t.o.v. 2002). tabel 21
ontwikkeling van oordeel c.q. verwachting van MKB-ondernemers over omzet, werkgelegenheid en winst in 2001-2003
oordeel
werkgele-
werkgele-
omzet
omzet
genheid
genheid
winst
winst
2002/2001
2003/2002
2002/2001
2003/2002
2002/2001
2003/2002
in % van het aantal MKB-bedrijven stijging
54
43
37
23
50
40
onveranderd
18
33
39
53
22
38
daling
26
23
24
23
27
21
1
2
1
1
2
1
100
100
100
100
100
100
weet niet totaal
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
1
P.A. Geroski en P. Gregg (1997), ‘Coping with recession’, Cambridge University Press.
47
In grote lijnen volgt het ambacht het beeld van het totale MKB. In 2002 realiseerde nog de helft van de bedrijven een hogere omzet dan in het voorgaande jaar. Voor 2003 voorziet 40% een hogere omzet. tabel 22
ontwikkeling van oordeel c.q. verwachting van ambachtelijke ondernemers over omzet, werkgelegenheid en winst in 2001-2003
oordeel
werkgele-
werkgele-
omzet
omzet
genheid
genheid
winst
winst
2002/2001
2003/2002
2002/2001
2003/2002
2002/2001
2003/2002
in % van het aantal ambachtelijke bedrijven stijging
50
41
29
21
48
38
onveranderd
21
36
51
61
26
41
daling
27
21
20
17
25
20
2
2
1
1
1
100
100
100
100
100
weet niet totaal
100
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
Per saldo blijken de omzetperspectieven voor zowel het MKB als het ambacht voor 2003 positief te zijn. Wanneer echter ook wordt gekeken naar de verandering van de huidige omzetverwachtingen ten opzichte van een halfjaar eerder, dan blijkt dat er van een duidelijke verslechtering sprake is. Dit geldt ook voor een derde van de bedrijven die in 2003 een omzetstijging verwachten (figuur 3). Het ambacht geeft vrijwel hetzelfde beeld te zien (figuur 4). figuur 3
verandering van het omzetperspectief in vergelijking met een half jaar geleden per groep MKB-ondernemers die een stijgende, gelijke of dalende omzet in 2003 verwachten
20 18 16
% bedrijven
14 12 10 8 6 4 2 0 stijging
gelijk
daling
beter
zelfde
slechter
verwachte omzetgroei 2003
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
48
figuur 4
verandering van het omzetperspectief in vergelijking met een half jaar geleden per groep ambachtelijke bedrijven die een stijgende, gelijke of dalende omzet in 2003 verwachten
20 18 16
% bedrijven
14 12 10 8 6 4 2 0 stijging
gelijk
daling
beter
zelfde
slechter
verwachte omzetgroei 2003
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
4 . 3. 2 I nve s terin gen lo pe n te rug De beoordeling van de conjunctuur door MKB-ondernemers kan ook afgeleid worden uit de investeringsbereidheid. Evenals in 2001 heeft in 2002 78% van de bedrijven geinvesteerd. Voor 2003 zijn de vooruitzichten duidelijk minder: 62% van de ondernemingen zal gedurende 2003 gaan investeren, terwijl dit voor 8% nog onzeker is. In de jaren 2001-2003 neemt het percentage bedrijven met groeiende investeringen af van 38 tot 32, terwijl het percentage bedrijven met dalende investeringen fors omhoog gaat (van 27 naar 38). Het aantal bedrijven dat in de loop van de drie jaren weinig of niet investeert, is echter niet groot (tabel 23). tabel 23
aantal jaren met investeringen in periode 2001-2003
aantal jaren
% ondernemingen
0
7
1
16
2
28
3
49
totaal
100
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
De investeringsbereidheid ligt in het ambacht duidelijk lager. Mede door de kleinschaligheid en grotere financiële risico’s is men voorzichtiger met het plegen van investeringen. In de afgelopen jaren werd door tweederde van de bedrijven geïnvesteerd. Voor 2003 is de verwachting dat nog maar de helft zal investeren, tegenover 62% van het totale MKB. Slechts 15% van de ambachtelijke bedrijven zal in 2003 meer investeren dan in het voorgaande jaar.
49
In tabel 24 worden de bedrijfsonderdelen die met teruglopende investeringen kampen, aangegeven. De conclusie uit deze tabel is: de opleidingen blijven intact, de productvernieuwing komt bij de MKB-bedrijven enigermate in het gedrang, terwijl op de informatisering duidelijk wordt gekort. tabel 24
bedrijfsonderdelen met teruglopende investeringen in periode 2002-2003, de situatie bij alle MKB-bedrijven en bij het ambachtelijke bedrijf % bedrijven met investeringen in: 2002
2003
bedrijfsonderdeel
MKB
productvernieuwing
50
48
46
46
opleidingen
76
53
77
61
ICT, multimedia
68
56
53
50
ambacht
MKB
ambacht
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
Bij investeringen door MKB-ondernemers moet overwegend aan overzienbare bedragen gedacht worden. Bijna de helft van alle per jaar bestede bedragen ligt beneden 50.000 euro per onderneming; driekwart van de investeringen komt niet boven 250.000 euro uit.
4.4
Beoordeling van de gang van zaken door de ondernemer De gang van zaken in het eigen bedrijf en in de eigen sector is door de ondernemers in de jaren 2001 en 2003 beoordeeld door rapportcijfers (1-10) te geven (tabel 25). In tabel 25 valt op dat: − de gemiddelde rapportcijfers met 2001 als meetjaar voor zowel het eigen bedrijf als de eigen sector steeds hoger liggen dan met 2003 als meetjaar; − de gemiddelde rapportcijfers met 2003 als meetjaar significant dalen van 2002 op 2003 voor zowel het eigen bedrijf als de eigen sector; − in totaliteit bezien vanuit beide meetjaren de gemiddelde rapportcijfers scherp ge1 daald zijn: van 7,2 naar 6,6 in 2003 (eigen bedrijf) en van 6,6 naar 5,7 (eigen sector). Illustratief voor de negatievere kijk van MKB-ondernemers op de economie is dat het oordeel over 2002, daarbij terugkijkend vanuit het meetjaar 2003, nadrukkelijk lager uitvalt dan de verwachting voor hetzelfde jaar 2002, vooruitkijkend vanuit het meetjaar 2001.
1
50
Veranderingen van de jaartotalen met meer dan 1/10 punt zijn statistisch gezien significant.
tabel 25
gemiddelde rapportcijfers van MKB-ondernemers over het eigen bedrijf en de eigen sector in de periode 2001-2003
jaar waarin
over eigen
over eigen
over eigen
over eigen
over eigen
over eigen
oordeel is
bedrijf in
bedrijf in
bedrijf in
sector in
sector in
sector in
gegeven
2001
2002
2003
2001
2002
2003
2001
7,2
7,2
6,6
6,6
2003
6,7
6,6
6,0
5,7
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003 en 2001)
Rapportcijfers per specifieke sector Het teruglopen van de gemiddelde tevredenheid over de economische resultaten blijkt in diverse sectoren voor te komen. Teruggang in 2003 ten opzichte van 2002 zien wij in de sectoren bouw, detailhandel en logiesverzorgende bedrijven. Dit geldt zowel voor het eigen bedrijf als de eigen sector. De sectoren groothandel, transport, industrie, fi1 nanciële diensten en verhuur blijven vrijwel onveranderd (tabel 26). Vergeleken met 2001 zijn de verschillen nog markanter: zo zijn de gemiddelde scores met betrekking tot 2003 over de gehele linie 1 tot 2 volle punten lager dan die voor 2001. Zoals altijd is het oordeel over het eigen bedrijf gunstiger dan dat over de desbetreffende sector als geheel. De meeste ondernemers taxeren zichzelf immers als bovengemiddeld. tabel 26
gemiddelde rapportcijfers van MKB-ondernemers per specifieke sector over eigen bedrijf en sector in periode 2002-2003 over eigen
over eigen
over eigen
over eigen
bedrijf in 2002
bedrijf in 2003
sector in 2002
sector in 2003
industrie
6,6
6,6
5,6
5,6
bouw
6,8
6,3
6,3
5,6
motorbrandstoffen
6,7
6,5
6,0
5,7
groothandel
6,7
6,6
6,0
5,8
detailhandel
6,8
6,5
6,2
5,8
logiesverstrekking
6,8
6,5
6,0
5,8
vervoer
6,7
6,4
5,5
5,4
financiële diensten
6,6
6,5
5,8
5,7
verhuur
6,7
6,8
5,9
5,8
overige dienstverlening
6,9
6,9
6,3
6,2
totaal
6,7
6,6
6,0
5,7
sector
handel in voertuigen,
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
1
Veranderingen met meer dan circa 2/10 punt per sector zijn statistisch gezien significant.
51
4.5
Aanpassing van bedrijfsbeleid wegens conjunctuurverwachtingen Bijna 40% van alle ondernemers verandert bedrijfsbeleid Leiden conjunctuurverwachtingen tot beleidsingrepen door de ondernemer? In 2001 antwoordde 35% van de ondernemers bevestigend op deze vraag. In de dienstensector was dat 27%, in de andere sectoren varieerde het percentage van 39 tot 46. In 2003 geeft 38% van alle ondernemers aan dat de conjunctuur tot ander bedrijfsbeleid leidt. Binnen het ambacht ligt dit percentage op 32. De mate van conjunctuurgevoeligheid van de eigen sector speelt hierbij een belangrijke rol; meer conjunctuurgevoeligheid leidt vaker tot ingrijpen van de ondernemer (figuur 5). figuur 5
% MKB- en ambachtelijke bedrijven met verandering in bedrijfsbeleid en de mate van conjunctuurgevoeligheid van de eigen sector
70
60
% bedrijven met verandering
50
40
30
20
10
0 helemaal niet
niet zo
enigszins
MKB-ondernemers
tamelijk
zeer
ambacht conjunctuurgevoeligheid
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
Preventieve acties Voorbereid zijn op de verwachte gevolgen van een slechtere conjunctuur (51% van alle bedrijven) is voor bijna driekwart van die groep naar eigen beleving (tamelijk) goed uitgepakt. In het ambacht ligt dit percentage op 66. De meest voorkomende preventieve acties waren de volgende. Backoffice: − Flexibiliseren van kosten c.q. overhead drukken − Gedeeltelijke inzet van uitzendkrachten in plaats van vast personeel − Investeren in automatisering van het productieproces − Scherpere inkoopcondities en debiteurenbewaking − Voorraadbeheersing − Vormen van een financiële buffer (liquiditeiten). Frontoffice: − Nieuwe markten zoeken − Risico’s spreiden.
52
4.6
Welke reacties op de conjunctuur zijn er? De reacties van MKB-ondernemers op de verslechtering van de conjunctuur vallen grosso modo in vijf strategieën onder te brengen. 1 De narigheid zonder meer ondergaan. Dat gebeurt soms uit kracht, wanneer men meent dat de weerstand van het eigen bedrijf groter is dan die van de concurrenten. Vaker is het een kwestie van het ontbreken van alternatief bedrijfsbeleid en wordt de beleggerswijsheid ‘als je geschoren wordt, moet je niet bewegen’ toegepast. 2 Efficiency verbeteren. De efficiency van de huidige bedrijfsopzet en van het benaderen van de bestaande marktrelaties staat centraal. Het trimmen van kosten wordt vooral gerealiseerd door middel van uitstel of afstel van investeringen, het niet vervullen van vacatures en het verminderen van de overhead. Verhoging van de arbeidsproductiviteit behoort eveneens tot de mogelijkheden. 3 Marketing-mix veranderen. De verandering in de inzet van de P’s in de marketing moet de nodige ruimte voor verbetering van de afzet garanderen. Vooral prijs en promotie/positionering worden genoemd. Andere marktsegmentatie en het aanpassen van bestaande producten zijn ook vaak als middel tot herstel ingezet. Soms kiest men een andere vestigingsplaats in Nederland of in het buitenland. 4 Product-marktcombinaties vernieuwen. Een zeer ingrijpende en tegelijk niet vaak gerealiseerde reactie op de verslechtering van de conjunctuur is de innovatie van productie en/of afzetmarkten. Op de kortere termijn zijn de mogelijkheden voor ingrijpende koersveranderingen van een bedrijf echter beperkt, zeker bij stagnerende afzetperspectieven. 5 Samenwerken In slechtere tijden vinden ondernemers het soms zeer verstandig gebruik te maken van de sterke kanten van andere partners door samen te werken, te fuseren, bedrijfsonderdelen te verkopen om geld vrij te maken voor nieuwe activiteiten, zich te laten overnemen enz. Dergelijke acties zijn strategisch van aard en hebben meestal vergaande consequenties. Specifieke acties inzetten De uitdrukkelijke vraag aan MKB-ondernemers naar het gebruik van een aantal specifieke actiepunten levert de volgende resultaten op (tabel 27). Op investeringen wordt vaak gekort. Zowel aan de inkoopkant (voorraden) als aan de verkoopkant (e-commerce) wordt ook betrekkelijk veel gedaan. Ten opzichte van de meting in 2001 is samenwerking (met behoud van juridische zelfstandigheid) minder opportuun geworden (16% tegen 20% in 2001), overnames zijn daarentegen populairder geworden (8% tegen 6% in 2001). Als in tabel 27 wordt gekeken naar de voorgenomen strategieën waar de acties onder vallen, dan is de strategie ‘efficiency verbeteren’ het meest ‘populair’. Bij het ambachtelijk bedrijf worden, meer dan bij het overige bedrijfsleven, ook kostprijsverhogingen in veel gevallen niet (geheel) doorberekend. Dit heeft te maken met feit dat de ambachtelijke ondernemer vaker meer productgericht bezig is, en te weinig als ondernemer. Hij is bang zijn klanten te verliezen en stelt prijsverhogingen uit, met name in een situatie dat de klant meer op z’n portemonnee let. Ook concurrentie, bijvoorbeeld vanuit supermarkten, dwingt slagers, poeliers, vishandels hun prijzen zo laag mogelijk te houden.
53
tabel 27
door MKB- en ambachtelijke ondernemers voorgenomen veranderingen in het bedrijfsbeleid in 2003 als reactie op neergaande conjunctuur % bedrijven
actie
MKB
ambacht
strategie
minder investeren
27
26
efficiency verbeteren
tarieven niet verhogen
25
32
marketing-mix veranderen
voorraadbeheersing intensiveren
23
21
efficiency verbeteren
(meer) e-commerce
20
17
product-marktcombinaties vernieuwen
extern samenwerken
16
14
samenwerken
overnemen
8
5
samenwerken
fuseren
4
3
samenwerken
overgenomen worden
4
4
samenwerken
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
4.7
Verwachtingen over beginjaar conjunctuurverbetering Rond driekwart van de MKB-ondernemers heeft een concrete verwachting over het merkbaar verbeteren van de conjunctuur. De oorlog in Irak was ten tijde van de meting nog niet begonnen, maar wel voorspelbaar. In een aantal gevallen wordt het antwoord op de vraag naar het jaar van omslag dan ook niet of voorwaardelijk beantwoord. Voorzover een jaar wordt genoemd, blijkt in 2003 dat zowel ruim 60% van de MKB- als ambachtelijke ondernemers verwacht dat de conjunctuurverbetering uiterlijk in 2004 plaatsvindt. Bijna 20% denkt echter dat pas over ten minste 3 jaar verbetering optreedt. In het ambacht levert dit vrijwel het zelfde beeld op. Ten opzichte van de panelmeting in 2001 zijn de sentimenten duidelijk negatiever geworden (figuur 6). Toentertijd dacht circa 75% van de ondernemers, dat conjunctuurherstel over ten hoogste 3 jaar (dat wil zeggen uiterlijk in 2004) zou inzetten; dat percentage is nu gedaald tot iets meer dan 60.
54
figuur 6
verwacht verbeteringsjaar van de conjunctuur uitgedrukt in cumulatief % MKB-ondernemers en ambachtelijke ondernemers
120
100
cumulatief % ondernemers
80
60
40
20
0 2003
2004
meting 2001 MKB
2005
meting 2003 MKB
2006
2007 of later
meting 2003 dienstverlening
verbetering uiterlijk in
Bron: MKB-Beleidspanel van EIM (2003).
4.8
Conclusies −
−
−
Aan veel MKB-ondernemers is de verslechtering van de conjunctuur niet ongemerkt voorbijgegaan. Dit blijkt uit de negatieve verwachtingen voor 2003 met betrekking tot de ontwikkeling van omzet, werkgelegenheid en winst. In het ambacht is deze situatie niet anders. Ook in de beoordeling door het MKB over de periode 2001 tot en met 2003 van de gang van zaken in eigen bedrijf en sector is de neergaande tendens terug te vinden. Ook zal naar verwachting in 2003, in vergelijking met eerdere jaren, de investeringsbereidheid afnemen. Naar bedrijfsonderdelen bezien zullen de investeringen in opleidingen intact blijven, zullen die in productvernieuwing enigermate worden aangetast en zal op die in informatisering (ICT en multimedia) duidelijk worden gekort. De investeringsbereidheid in het ambacht loopt al achter bij die van het overige bedrijfsleven, en zal eveneens in 2003 nog meer afnemen. Elementen die daarbij een rol spelen, zijn de geringe financiële draagkracht en de daardoor beperkte ruimte om risico’s te nemen. De ambachtelijke ondernemer neemt een wat meer afwachtende houding in dan de gemiddelde ondernemer in het overige bedrijfsleven. De verwachtingen over het conjunctuurverloop hebben op slechts vier van de tien MKB-bedrijven (in het ambacht drie van de tien) dusdanige invloed gehad, dat veranderingen in het voordien gevoerde bedrijfsbeleid werden aangebracht. De druk om veranderingen door te voeren stijgt min of meer evenredig met de ondernemersperceptie van de conjunctuurgevoeligheid van het bedrijf en de sector.
55
−
−
56
Voorzover het bedrijfsbeleid wél verandert, gebeurt dat vooral door binnen de onderneming naar kostenverlaging te streven (efficiencystrategie). Verkleinen van de werkgelegenheid, uitstel of afstel van investeringen of simpelweg ‘de kaasschaafmethode’ zijn daarbij populair. Betrekkelijk weinig bedrijven zoeken de oplossing vooral aan de afzetkant. Intensivering van de marktbewerking en het doorvoeren van product- en/of marktinnovaties komen vooral voor in bedrijven die zonder de recessie vaak ook al deze weg zouden hebben gekozen. In het ambacht wordt al snel gekozen voor het niet verhogen van de tarieven, met als argumenten dat anders de klanten niet meer komen en er sterke concurrentie is van branchevreemde kanalen (bijvoorbeeld supermarkten) Ruim 60% van zowel de MKB- als de ambachtelijke ondernemers verwacht dat de conjunctuurverbetering of -omslag uiterlijk in 2004 zal plaatshebben. In verband met de toen (begin 2003) aanstaande oorlog in Irak hebben sommige ondernemers de vraag over dit onderwerp niet of voorwaardelijk beantwoord.
Bijlage I Statistische afbakening van de deelsectoren VOEDINGSMIDDELEN- EN OVERIG PRODUCTIEAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) SBI ‘93 15.52 Bereiding van consumptie-ijs 15.81, 15.82 Brood-, banket-, beschuit- en koekfabrieken 17.1 Spinnerijen 17.2 Weverijen 17.3 Textielveredeling 17.4, 17.6 Textielwaren- en gebreide en gehaakte stoffenindustrie 17.5 Vloerkleden- en tapijtenindustrie 17.7 Gebreide en gehaakte artikelenindustrie 18.1, 18.2 Kledingindustrie (incl. lederen kleding) 19.1 Leerlooierijen 19.2 Lederwarenindustrie 19.3 Schoenindustrie 20.1, 20.2, 20.5 Primaire houtbewerking 20.3 Vervaardiging van timmerwerk 20.4 Vervaardiging van houten emballage 22.2 Drukkerijen en aanverwante activiteiten 22.3 Reproductie van opgenomen media 26.1 Glas- en glaswerkindustrie 26.2, 26.3 Keramische productenindustrie 26.4 Vervaardiging van producten voor de bouw uit gebakken klei 26.5 Cement- en kalkindustrie 26.6 Vervaardiging van producten van cement en kalk 26.7 Natuursteenbewerking 26.8 Overige minerale productenindustrie METAAL- EN MEUBELAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 28.1 Vervaardiging van metalen constructiewerken 28.2 Vervaardiging van metalen tanks en reservoirs e.d. 28.3 Stoomketelindustrie 28.4 Smeed-, pers-, stamp- en profielwalsbedrijven 28.5 Oppervlaktebehandelingsbedrijven 28.6 Vervaardiging van scharen, bestek en gereedschap 28.7 Overige metaalproductenindustrie 29.1 Vervaardiging van motoren, pompen en tandwielen 29.2 Vervaardiging van ovens, transportwerktuigen, klimaatregeling en overige machines voor algemeen gebruik 29.3 Landbouwmachine-industrie 29.5 Vervaardiging van machines voor industrieel gebruik 29.6 Wapen- en munitie-industrie 30.0 Kantoormachine-industrie 33.1 Tandtechnische bedrijven, medische en orthopedische apparatenindustrie 33.5 Uurwerkindustrie 34.2 Carrosserie- en aanhangwagenfabrieken 34.3 Auto-onderdelenindustrie
57
35.1 35.4 36.1 36.2 36.3 36.4 36.5 36.6 37
Scheepsbouw- en reparatiewerven Rijwiel- en motorrijwielindustrie Meubelindustrie Vervaardiging van sieraden Muziekinstrumentenindustrie Sportartikelenindustrie Spellen- en speelgoedindustrie Overige industrie Voorbereiding tot recycling
BOUWAMBACHT 45.1 45.2 45.4
(ondernemingen tot 10 werkzame personen) Aannemersbedrijven van sloop-, grondverzet- en proefboorwerken Burgerlijke en utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw Afwerken van gebouwen
INSTALLATIEAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 45.3 Installatiebedrijven HANDELS- EN REPARATIEAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 50.1 Handel in en reparatie van auto’s 50.2 Carrosserie- en schadeherstel 50.3 Handel in auto-onderdelen en -accessoires 50.4 Handel in en reparatie van motorfietsen 50.5 Benzineservicestations 52.221 Detailhandel in vlees en vleeswaren 52.482 Detailhandel in optische artikelen 52.485 Detailhandel in rijwielen 52.7 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto’s en motoren) DIENSTVERLENEND AMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 74.7 Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d. 74.811 Fotografie 93.0 Overige dienstverlening
58
Bijlage II Begrippenlijst Afzet
Afzetprijs Afzet consumptiegoederen en -diensten
Afzet investeringsgoederen
Arbeidsproductiviteit
De afzet is gelijk aan de omzet, verminderd met de inkoopwaarde van de handelsomzet. In het algemeen is dit gelijk aan de tegen verkoopprijzen berekende marktwaarde van goederen en diensten (van binnenlandse herkomst). Een uitzondering hierop vormt de handelsafzet. Deze handelsafzet is gedefinieerd als de waarde van de zogenoemde handelsmarge, die is berekend als het verschil tussen de handelsomzet en de inkoopwaarde van de handelsomzet. Dit is het prijsniveau van de afzet. De leveringen van goederen en diensten aan particuliere gezinshuishoudingen, die door de ontvangers niet worden aangewend voor productieve doeleinden. De verkoop van goederen met een lange levensduur voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt, met uitzondering van die van woningen, eveneens tot de consumptieve afzet gerekend. Deze afzetcategorie heeft betrekking op goederen die door de ontvanger worden aangewend in het productieproces. Het verschil met intermediaire goederen en diensten is dat deze goederen meerdere malen ingezet kunnen worden. Deze goederen worden aan de kapitaalgoederenvoorraad van de afnemer toegevoegd. Deze goederen moeten een levensduur van langer dan 1 jaar hebben. Deze wordt gevormd door het quotiënt van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten en het arbeidsvolume. De arbeidsproductiviteit is dus de productie per arbeidsjaar.
Arbeidsvolume
Het arbeidsvolume omvat het gemiddelde aantal werkenden (inclusief zelfstandigen en medewerkende gezinsleden), uitgedrukt in arbeidsjaren (dus gecorrigeerd voor parttime). Bij zelfstandigen en medewerkende gezinsleden wordt verondersteld dat de feitelijke werktijd de gemiddelde werktijd van een voltijder is.
Brutoloonkosten
Deze post heeft betrekking op de beloning voor de als werknemer in de onderneming bewezen diensten. Het heeft niet alleen betrekking op periodieke betalingen, maar ook op aanvullingen hierop. De post heeft ook betrekking op de beloning van directeuren van NV’s en BV’s. Niet inbegrepen zijn het loon van zelfstandigen en betalingen aan medewerkende gezinsleden die niet in de loonlijst zijn opgenomen. Een belangrijk onderdeel van deze post bestaat uit de sociale lasten werkgevers. Het betreft hier zowel de wettelijke sociale lasten als contractuele sociale lasten. De overhevelingstoeslag die m.i.v. 1 januari 1990 door de werkgevers betaald wordt, is vooralsnog tot de wettelijke sociale lasten gerekend.
Brutoproductie
Dit is de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk.
Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten = productie Bruto Toegevoegde Waarde marktprijzen
Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en de waarde van het verbruik in het productieproces, verminderd met de indirecte belastingen en vermeerderd met de prijsverlagende subsidies. Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en het verbruik in het productieproces. In deze post zijn de indirecte belastingen begrepen.
59
Export
Grootbedrijf Intermediaire leveringen Kleinbedrijf Loonvoet Middenbedrijf Omzet
Verbruik in het productieproces
Winst uit onderneming
60
De verkoopwaarde van goederen en diensten die gefactureerd zijn naar het buitenland. De goederen zijn gewaardeerd tegen zg. free on board prijzen. Dit houdt in dat de exportprijzen berekend zijn inclusief de vervoers- en handelsmarges tot aan de grens. Export in deze publicatie betreft zowel de directe (=zelf gefactureerde) als de indirecte (=via intermediairs lopende) export. Onderneming met ten minste 100 werkzame personen. Afzet van goederen en diensten die door de afnemer direct in het productieproces kunnen worden verbruikt. Dit verbruik is eenmalig. Onderneming met minder dan 10 werkzame personen. Dit zijn de brutoloonkosten per werknemer. Onderneming met 10 of meer werknemers en minder dan 100 werkzame personen. De verkoopwaarde van goederen en diensten (exclusief BTW), alsmede de waarde van de zelfvervaardigde producten voor eigen gebruik. Deze post wordt niet in de Nationale Rekeningen gehanteerd. Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend de grondstoffen, de halffabrikaten en de brandstoffen die, gedurende de periode waarover de toegevoegde waarde berekend wordt, in de bedrijven verbruikt zijn. Verder wordt tot het verbruik gerekend de aanwending van diverse materialen en diensten, zoals emballage, kantoorbehoeften e.d., alsmede de diensten geleverd door vervoersbedrijven, accountants, juristen e.d. Ten slotte vallen ook de huren onder het verbruik in het productieproces. Het resultaat dat voortvloeit uit de uitoefening van het bedrijf. Het bevat de winst en het ondernemersloon (toegerekend loon zelfstandigen en meewerkende gezinsleden).
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in drie reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports, Strategische Verkenningen en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-enondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200311 A200310 A200309
5-2-2004 5-2-2004 22-1-2004
A200308 A200307 A200306 A200305 A200304
20-1-2004 17-12-2003 10-12-2003 30-10-2003 15-10-2003
A200303 A200302
15-9-2003 1-7-2003
A200301 A200215
17-6-2003 23-4-2003
A200214 A200213 A200212 A200211 A200210 A200209 A200208 A200207 A200206
26-3-2003 1-4-2003 21-3-2003 26-3-2003 18-3-2003 14-3-2003 11-3-2003 6-3-2003 10-12-2002
A200205 A200204 A200203 A200202 A200201 A200118 A200117 A200116
6-12-2002 1-10-2002 26-9-2002 10-10-2002 29-7-2002 16-5-2002 7-3-2002 28-3-2002
A200115 A200114 A200113
13-3-2002 8-3-2002 14-2-2002
A200112
7-3-2002
A200111 A200110 A200109
23-1-2002 17-1-2002 22-1-2002
Ondernemen in de Industrie 2004 Ondernemen in de Diensten 2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004 Kansrijker door samenwerking Ondernemen in de Groothandel 2004 De innovativiteit van de Nederlandse industrie, 1998-2000 Grenzen aan verantwoordelijkheid; Begeleiding en reïntegratie van zieke werknemers in het MKB Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2002 Entrepreneurship in the Netherlands; Knowledge transfer: developing high-tech ventures Kleinschalig Ondernemen 2003 Arbeidsomstandigheden en verzuim in het midden- en kleinbedrijf Ondernemen in de Diensten 2003 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - Editie 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2003 Ondernemen in de Groothandel 2003 Hoe slim zijn jonge ondernemingen? De kortste route naar een kennisrijk MKB Ondernemen in de Industrie 2003 Ondernemen in het Ambacht 2003 De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002 Entrepreneurship Under Pressure ZZP'ers in de tijd gevolgd Het belang van importeren voor het MKB Kleinschalig Ondernemen 2002 Het midden- en kleinbedrijf in de jaren 2003-2006 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2001 De kracht van het idee De innovativiteit van de Nederlandse industrie - Editie 2001: Ontwikkelingen in de tijd The Long Road to the Entrepreneurial Society Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000 Voor wie niet altijd 'Kleinduimpje' in ondernemersland wil blijven Entrepreneurship in the Netherlands; Innovative Entrepreneurship: New Policy Challenges! Waarom investeren jonge bedrijven? Stimulering van het MKB Ondernemen in de Diensten 2002
61
A200108 A200107
62
22-1-2002 9-1-2002
Ondernemen in de Detailhandel 2002 Ondernemen in de Groothandel 2002