Ondernemen in de Groothandel 2002 Sectorscoop
G. de Jong Zoetermeer, december 2001
ISBN: Bestelnummer: Prijs:
90-371-0832-6 A0107 ƒ 85,94 € 39,-
Dit onderzoek maakt deel uit van het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
2
Kenschets van de groothandel
7
2.1 2.2
Kenmerken van de groothandel Classificatie van de groothandel
7 8
3
Belang van de groothandel binnen de economie
9
3.1 3.2
Belang van de groothandel binnen de Nederlandse economie D e g r o o t h a n d e l i n i n t e r n a ti o n a a l p e r s p e c t i e f
9 10
4
Structuur van de groothandel in 2000
13
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
De groothandel in Nederland Groothandel in agrarische producten en levende dieren Groothandel in grondstoffen en halffabrikaten Groothandel in bouwmaterialen Groothandel in kapitaalgoederen Groothandel in consumptiegoederen food G r o o t h a n d e l i n c o n s u m p t i e g o e d e r e n n o n -f o o d
13 15 16 17 18 19 20
5
Trends
23
5.1 5.2
Veranderingen in de groothandel door conjunctuurverwachtingen Algemene trends in (subsectoren van) de groothandel
23 29
6
Prognoses voor 2001 en 2002
35
6.1 6.2
Algemene prognoses voor de groothandel Prognoses voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren Prognoses voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten P r o g n o s e s v o o r d e g r o o t h a n d e l i n b o u w m a t e ri al en Prognoses voor de groothandel in kapitaalgoederen Prognoses voor de groothandel in consumptiegoederen food P r o g n o s e s v o o r d e g r o o t h a n d e l i n consumptiegoederen n o n -f o o d
35
6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
37 37 38 38 39 40
Bijlagen I II III IV V
Statistische afbakening van de groothandel en subsectoren Kerngegevens per branche Begrippenlijst Publicatieschema ramingen EIM Eurotabellen
43 45 49 51 53
3
1
Inleiding
Aanleiding De betekenis van de groothandel voor zowel de binnenlandse distributie als de internationale handel is onomstreden. Toenemende concurrentie op binnen- en buitenlandse markten leidt onvermijdelijk tot zwaardere eisen aan het ondernemerschap in de groothandel. Ondersteuning van de ondernemer door het evalueren van branche- en sectorgerichte ontwikkelingen in het recente verleden, het signaleren van actuele trends en het bieden van prognoses voor de korte termijn, is daarbij onmisbaar. De sectorscoop kan deze ondersteuning geven. De rapportage ‘Ondernemen in de Groothandel 2002’ schetst een actueel beeld van de groothandel in Nederland. Natuurlijk is het niet mogelijk om in één rapport alle facetten van de groothandel te belichten. Deze sectorale rapportage spitst zich dan ook toe op een aantal centrale onderwerpen. Opbouw rapport Dit rapport start met een korte beschrijving, waarin de voornaamste kenmerken van de sector groothandel, alsmede de classificatie aan bod komen (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 komt de plaats van de groothandel in de nationale economie aan de orde. In datzelfde hoofdstuk wordt ook de Nederlandse groothandel op hoofdpunten vergeleken met die van andere landen van de Europese Unie. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de structuur van de groothandel. Geschetst wordt wat de bijdrage is van de sector als geheel en van de verschillende subsectoren, in termen van werkgelegenheid, kosten en andere indicatoren van de structuur en de prestaties van de sector. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een schets gegeven van de belangrijkste trends, die momenteel spelen in de groothandel. Eerst komt het oordeel van de ondernemers uit de groothandel over de conjuncturele ontwikkelingen aan bod. Daarna volgen de trends in de groothandel en de subsectoren. In hoofdstuk 6 komen de ontwikkelingen en vooruitzichten in 2001 en 2002 in (de subsectoren van) de groothandel ter sprake. De bijlagen bevatten de statistische afbakening van de groothandel in zes subsectoren (bijlage I), de kerngegevens per branche (bijlage II), definities van gehanteerde begrippen (bijlage III), een toelichting op de plaats van dit rapport binnen het totaal van de door EIM gepubliceerde ramingen (bijlage IV) en van een aantal tabellen een vertaling van guldens naar euro’s (bijlage V).
5
2
Kenschets van de groothandel
2.1
Kenmerken van de groothandel Definitie sector groothandel Tot de sector groothandel worden ondernemingen gerekend die voor eigen rekening en risico goederen verhandelen die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd, en die aan bedrijfsmatige afnemers (niet-eindverbruikers) worden afgeleverd. Functies van de groothandel De hoofdfunctie van de groothandel is het 'voortstuwen' van goederenstromen. Voorwaarden waaronder toeleveranciers kunnen en willen verkopen, worden door de groothandel getransformeerd tot voorwaarden waaronder afnemers kunnen en willen kopen. De groothandel biedt voor het vervullen van deze functie niet alleen een assortiment goederen aan, maar ook een pakket van materiële en immateriële bijbehorende diensten, zoals logistieke diensten, financiering, scholing en pre- en after-sales services. Marktpartijen van d e groothandel De plaats die de groothandel in het handels- en distributietraject inneemt en de daarmee samenhangende soorten leveranciers en afnemers zijn afhankelijk van de soorten producten waarin gehandeld wordt. Zo vormt de grondstoffengroothandel een schakel tussen oerproducenten en de verwerkende industrie. De consumptiegoederengroothandel daarentegen koopt in binnen- of buitenland bij de verwerkende industrie en/of bij de oerproducent (landbouwproducten) en verkoopt aan de detailhandel en aan grootverbruikers (horeca, ziekenhuizen, kantoren, e.d.). De groothandel in kapitaalgoederen wordt beleverd door (binnen- en buitenlandse) fabrikanten en importeurs en zet af aan alle bedrijfssectoren, van oerproducenten (landbouw) en verwerkende industrie tot aan de dienstensector (bijvoorbeeld kantoormachines aan de zakelijke dienstverlening). Typen groothandelsbedrijven Afhankelijk van de plaats waar de groothandel in- dan wel verkoopt en de specifieke product- en marktkennis die daarvoor nodig is, kunnen verschillende typen groothandelsbedrijven worden onderscheiden. − De importeur houdt zich voornamelijk bezig met de inkoop van goederen in het buitenland en de afzet daarvan op de Nederlandse markt, hetzij rechtstreeks aan de bedrijfsmatige eindafnemer, hetzij via binnenlandse handelsschakels. − Exporteurs zijn groothandelsbedrijven die gespecialiseerd zijn in het verkopen van producten aan afnemers in het buitenland. − Im- & exportbedrijven zijn zowel wat de inkoop als de verkoop van goederen betreft voor een belangrijk deel actief op buitenlandse markten. Als het de uitvoer van importgoederen betreft, is er sprake van wederexport. − Handelshuizen zijn handelsorganisaties die veelal uiteenlopende assortimentsgroepen voeren en die sterk gericht zijn op de internationale handel, al dan niet via Nederland. Het dienstenpakket is veelal sterk gediversificeerd. Grote handelshuizen hebben vestigingen over de gehele wereld. − De binnenlandse groothandel richt zich zowel wat de inkoop als de verkoop betreft voornamelijk op binnenlandse leveranciers (importeurs/fabrikanten) en afnemers.
7
− −
2.2
De grossier is eveneens sterk op de binnenlandse in- en verkoopmarkt georiënteerd, maar levert vooral aan detailhandel en grootverbruikers. In- en verkoopkantoren van buitenlandse productieondernemingen worden statistisch tot de sector groothandel gerekend omdat ze voor een belangrijk deel dezelfde functies vervullen als de Nederlandse groothandel en als zodanig ook als directe concurrenten worden gezien.
Classificatie van de groothandel De rol van de g r o o t h a n d e l De groothandel vervult als 'verkoper' een intermediaire functie als (inter)nationale toeleverancier van de industrie en de bouw. Naar de detailhandel toe en voor commerciële dienstverleners is de groothandel de schakel die gerede goederen en bijbehorende diensten levert. Aan de inkoopkant heeft de internationaal werkende groothandel, in zijn hoedanigheid van importeur, een extra functie: die van aanbrenger van nieuwe technologie via kapitaalgoederen. Daarmee ondersteunt de groothandel de innovatie van productie en dienstverlening door Nederland. Subsectoren in de groothandel Op basis van productverwantschap en de daaruit voortvloeiende verschillen in functies en functievervullende activiteiten, zijn binnen de sector groothandel 6 subsectoren onderscheiden. Deze zijn de groothandel in: 1 agrarische producten en levende dieren 2 grondstoffen en halffabrikaten 3 bouwmaterialen 4 kapitaalgoederen 5 consumptiegoederen food 6 consumptiegoederen non-food. In hoofdstuk 3, dat gaat over de vergelijking met andere sectoren van de economie en bij de internationale vergelijking, is de groep 'handelsbemiddeling' (SBI 511) soms bij de 'groothandel' inbegrepen. Ruim 4.300 ondernemingen, met een gekapitaliseerde jaaromzet van in totaal circa 15 miljard gulden in 2000, zijn met handelsbemiddeling als hoofdactiviteit actief. In bijlage I is per subsector aangegeven welke branches ertoe behoren. Daarbij is uitgegaan van de Standaard Bedrijfsindeling van het CBS. In bijlage II zijn, tot op het niveau van branches, gegevens over aantal bedrijven, werkgelegenheid en omzet opgenomen.
8
3
Belang van de groothandel binnen de economie
In dit hoofdstuk wordt de groothandel als geheel vergeleken met de andere sectoren van het particuliere bedrijfsleven. Vervolgens wordt de groothandel in internationaal perspectief geplaatst, door het op een aantal kenmerken vergelijken van Nederland met andere landen.
3.1
Belang van de groothandel binnen de Nederlandse economie Groothandel: hoge arbeidsproductiviteit Het particuliere bedrijfsleven is onderverdeeld in vijf sectoren, waarvan de groothandel er een is. In tabel 1 is de positie van de groothandel weergegeven ten opzichte van de industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de commerciële dienstverlening. Voor het jaar 2000 wordt tussen de sectoren een vergelijking gemaakt van het aantal ondernemingen, de werkgelegenheid, de omzet, de brutowinst, de export, de bruto toegevoegde waarde en de arbeidsproductiviteit. tabel 1
intersectorale vergelijking 2000
werkgelegen-
particulier bedrijfsleven*
bruto toeg e-
arbeids-
onderne-
heid
omzet
brutowinst
export
voegde waarde
producti-
mingen
(arbeidsjaren)
(ƒ mln.)
(ƒ mln.)
(ƒ mln.)
(ƒ mln.)
viteit (ƒ)
549.559
4.302.185
1.883.624
1.172.393
568.792
503.400
117.010
groothandel **
54.248
462.851
553.901
119.774
217.076
68.156
147.253
industrie
47.104
854.646
518.501
454.227
277.135
124.135
145.247
bouw
71.035
476.170
129.949
129.629
2.050
47.194
99.112
detailhandel
84.498
479.678
151.547
49.911
7.218
31.339
65.332
275.570
2.036.250
451.972
419.927
63.551
233.127
114.488
waarbinnen:
dienstverlening
*
Sectoren tellen niet bij elkaar op. De sector dienstverlening overlapt een deel van andere sectoren.
** Inclusief tussenpersonen. Bron: CBS; EIM.
Groothandel en handelsbemiddeling zijn een belangrijke economische factor. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is bovendien verhoudingsgewijs hoog, te weten ruim 147.000 gulden per mensjaar. De internatonale rol van de groothandel blijkt uit het gegeven dat 38% van de waarde van de Nederlandse export door groothandel en handelsbemiddeling tot stand komt. Ten slotte zorgt de groothandel voor maar liefst 29% van de omzet van het particuliere bedrijfsleven. De schaalgrootte van de groothandelssector is de laatste jaren stabiel; de gemiddelde onderneming heeft 9 à 10 werkzame personen. In figuur 1 wordt de betekenis van de groothandel ten opzichte van andere sectoren grafisch aangegeven. Met rond 10% van alle ondernemingen in het particuliere bedrijfsleven, is de groothandel goed voor 11% van de werkgelegenheid en voor zelfs 14% van de totale bruto toegevoegde waarde. Het gegeven dat de groothandel zelfs
9
29% van de omzetwaarde voor zijn rekening neemt, toont eveneens aan dat een grote geldstroom via de groothandelssector verloopt. figuur 1
aandeel van de groothandel in het totale particuliere bedrijfsleven in 2000
ondernemingen per 31-12-2000
werkgelegenheid in arbeidsjaren
omzet
11%
10%
29%
71% 89%
90% brutowinst
bruto toegevoegde waarde 10%
14%
86%
90%
Bron: CBS; EIM.
3.2
De groothandel in internationaal perspectief Nederlandse groothandel is relatief grootschalig In tabel 2 staat het aandeel van de Nederlandse groothandel binnen de totale groothandel van EU-landen, voor een aantal kerngegevens vermeld. De Nederlandse groothandel biedt werk aan 5% van de werknemers in de Europese (EU15) groothandel. Qua omzetwaarde is het aandeel zelfs meer dan 6%, terwijl het qua aantal bedrijven slechts 3% bedraagt. De Nederlandse groothandel heeft daarom een grootschalig karakter, zeker in vergelijking met landen als België en Italië (zie tabel 2). tabel 2
% aandeel van Nederland in de Europese groothandel (EU-15= 100)
land
aantal onderne-
aantal werkzame
mingen
personen
omzet
voegde waarde
Nederland
3,0
5,8
6,3
5,1
België
4,4
3,0
4,5
3,4
Duitsland
16,5
21,4
25,1
39,3
Frankrijk
9,2
13,8
14,5
11,3
Groot-Brittannië
12,4
15,1
17,8
13,5
Italië
26,4
13,2
11,4
10,4
Bron:
European Commission, DG Enterprise and KPMG / EIM / ENSR, Sixth Report of the European Observatory for SMEs, Brussels, 2000.
10
bruto toeg e-
Binnen een groep van 6 geselecteerde landen varieert de toegevoegde waarde per werkzame persoon, overwegend tussen ? 45.000 en ? 65.000; Duitsland springt eruit met bijna het dubbele. Nederlandse groothandel is exportgericht De exportgerichtheid van de groothandel is sterk ontwikkeld. Van de zelfstandige Nederlandse groothandelsondernemingen exporteert 57%. Van de export gaat 85% naar andere EU-landen (tabel 3). Dit illustreert tevens een zwak punt van Nederland: het openen van verder gelegen markten dan in de naburige landen. Een vergelijking met andere Europese landen laat overigens zien dat landen met een verhoudingsgewijs kleine oppervlakte (Liechtenstein, Luxemburg, Denemarken, België, Nederland) alleen al daardoor een grote exportgerichtheid tonen dan grotere landen. De Zuid-Europese landen (Griekenland, Italië, Spanje en Portugal) hebben ten opzichte van Noord-Europese landen een kleinschalige en omvangrijke binnenlandse distributiestructuur voor met name consumptiegoederen. De gemiddelde exportgerichtheid van de groothandelssector als totaal, is daardoor betrekkelijk gering. tabel 3
exportgerichtheid van de Europese groothandel
land
% exporterende bedrijven
% export naar EU-15 landen
Nederland
57
85
Oostenrijk
50
76
België
49
86
Denemarken
53
76
Finland
58
69
Frankrijk
39
58
Duitsland
56
76
Griekenland
32
81
IJsland
21
75
Ierland
46
85
Italië
27
71
Liechtenstein
74
66
Luxemburg
52
93
Noorwegen
23
78
Portugal
34
79
Spanje
40
75
Zweden
40
76
Zwitserland
39
72
Groot-Brittannië
29
74
totaal
43
77
Bron:
European Commission, DG Enterprise and KPMG / EIM / ENSR, Sixth Report of the European Observatory for SMEs, Brussels, 2000.
11
4
Structuur van de groothandel in 2000
In dit hoofdstuk wordt de algemene structuur van de Nederlandse groothandel beschreven. Daarna komt die van de zes deelsectoren (agrarische producten, grondstoffen en halffabrikaten, bouwmaterialen. kapitaalgoederen, consumptiegoederen food en non-foodconsumptiegoederen aan bod.
4.1
De groothandel in Nederland Toeleverende en distributieve functies voor het gehele bedrijfsleven Na jarenlange groei van het aantal groothandelsondernemingen, lijkt er nu een kentering te zijn. In 2000 is voor het eerst het percentage van de starters die de groothandel kiezen, gedaald. Met een waarde van 539 miljard gulden in 2000, ligt de groothandelsomzet circa 10% boven die in 1999 (tabel 4). De werkgelegenheid bedroeg in 2000 ruim 450.000 mensjaren; het aantal werkzame personen zal, rekening houdend met parttime medewerkers, rond het half miljoen liggen. De groothandel in kapitaalgoederen is de belangrijkste subsector. Meer dan 1/3 van de bruto toegevoegde waarde door de sector wordt gerealiseerd via handel in kapitaalgoederen. De handel in non-foodconsumptiegoederen is een goede tweede, met een aandeel van ruim 20%. Beide uitkomsten illustreren de toeleverende en distributieve functies die de groothandel vervult voor zowel de industrie, de bouwnijverheid, de dienstensector als de detailhandel. tabel 4
kerngegevens van de groothandel in 2000* werkgelegen-
ondernemi ngen
waarvan
bruto toeg e-
arbeids-
heid
omzet
export
voegde waarde
producti-
(arbeidsjaren)
(ƒ mln.)
(ƒ mln.)
(ƒ mln.)
viteit (ƒ)
agrarische producten
4.701
32.400
51.300
29.207
3.634
112.160
grondstoffen en halffabrikaten
8.394
69.179
95.081
32.965
9.992
144.441
bouwmaterialen
3.763
40.752
31.642
3.914
5.219
128.057
kapitaalgoederen
11.594
142.523
157.050
67.739
24.655
172.990
6.517
66.633
97.915
37.691
7.930
119.006
consumptiegoederen non-food
14.955
101.675
105.955
42.966
14.297
140.611
totaal
49.924
453.162
538.943
214.483
65.726
147.253
consumptiegoederen food
* De optelling van de cijfers in tabel 4 verschilt van het totaal dat in tabel 1 vermeld staat. De reden is dat bedrijven met als hoofdactiviteit handelsbemiddeling (SBI 511) niet in tabel 4 zijn opgenomen. Bron: CBS; bewerking EIM.
Deelsectoren verschillen in schaalgrootte De gemiddelde groothandelsonderneming heeft tegen de 10 werkzame personen in dienst, tezamen goed voor een arbeidsvolume van rond 9 mensjaren. De sectoren bouwmaterialen en kapitaalgoederen springen daaruit, met een betrekkelijk grote schaal van opereren. De omvangrijke, brede voorraadfunctie van de bouwmaterialengroothandel, respectievelijk de hoge eisen die aan kennis en technische kunde worden
13
gesteld in de kapitaalgoederengroothandel, zijn er de oorzaak van dat echt kleinschalig opereren daar in de praktijk naar verhouding weinig voorkomt. Bedrijfsresultaten liepen in 2000 terug Het bedrijfsresultaat (nettowinst voor belasting, inclusief saldo bijzondere baten en lasten) over 2000 van de groothandel als geheel bedroeg 4% (tabel 5). Daarmee was het 1 resultaat een halve procentpunt lager dan in 1999 . Verbijzonderd naar subsectoren, blijken bouwmaterialen, non-foodconsumptiegoederen en kapitaalgoederen het best te scoren op winstgevendheid. Zij doen dat zowel in procenten van de netto-omzet als in procenten van de handelsmarge. De brutoproductie is de waarde van de afzet plus het eventuele saldo van voorraadmutaties. Grosso modo is het gelijk aan de handelsomzet. Handelsomzet minus inkoopwaarde is de berekende brutomarge. Het bedrijfsresultaat omvat het saldo van incidentele baten en lasten en de winst voor belasting uit de normale bedrijfsvoering. De kostenstructuur van de verschillende subsectoren is een afspiegeling van de verrichte groothandelsfuncties, te weten: wereldwijde inkoop, voorraad houden, waardetoevoeging door diensten, distributie, kennis- en informatieoverdracht. De handelsmarge die uiteindelijk de kosten moet dragen, is vooral de resultante van de omloopsnelheid van de voorraden (grote snelheid gaat gepaard met lagere marges) en het volume van de verhandelde partijen (agrarische bulkproducten versus kapitaalgoederen). Arbeidskosten blijven hoog Vermeldenswaard is, dat het aandeel van de loonkosten in 2000 procentueel nauwelijks is gestegen en zodoende in de pas liep met de omzetontwikkeling. De arbeidskosten lopen uiteen van 37% van de totale exploitatiekosten (consumptiegoederen non-food) tot 48% (bouwmaterialen); het gemiddelde voor de sector als geheel bedroeg 41%.
1
14
Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001.
tabel 5
omschrijving
totaal
exploitatiestructuur van de groothandel in 2000 consumptie-
consumptie-
agrarische
grondstoffen en
bouw-
kapitaal-
goed eren
goed eren
producten
halffabrikaten
materialen
goederen
food
non-food
in % van de brutoproductie brutoproductie
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
brutowinst
21,6
12,2
18,0
23,4
27,2
14,2
26,9
bedrijfskosten
17,7
11,0
16,1
15,9
21,4
12,6
22,1
waarvan: −
grond- en hulpstoffen
0,9
0,2
0,8
0,3
1,7
0,2
0,9
−
energie
0,3
0,4
0,3
0,4
0,2
0,3
0,2
−
overig verbruik
8,1
4,6
6,3
6,1
9,5
5,6
12,3
−
loonsom
7,2
4,7
7,1
7,7
8,8
5,0
8,1
−
afschrijvingen
0,9
0,6
1,2
0,9
0,8
0,9
0,7
−
rente
0,2
0,4
0,0
0,5
0,1
0,3
0,3
−
saldo indirecte belastingen en 0,1
0,0
0,1
0,1
0,1
0,0
0,1
saldo bijzondere baten en lasten
0,1
0,2
0,3
0,0
0,2
0,2
-0,4
winst voor belasting
3,9
1,2
1,9
7,5
5,8
1,6
4,8
subsidies
Bron: CBS; bewerking EIM.
4.2
Groothandel in agrarische producten en levende dieren Ingrijpende gevolgen van BSE en varkenspest De groothandel in agrarische producten omvat o.a. granen, zaden, veevoer, bloemen en planten. Handel in land- en tuinproducten is wat de omzetwaarde betreft mede afhankelijk van prijsfluctuaties op de wereldmarkten en consumentenvoorkeuren in afzetlanden. Handel in levende dieren betreft vooral runderen en varkens; schapen en geiten zijn qua geldwaarde minder belangrijk. De gevolgen van BSE en varkenspest zijn ingrijpend geweest; dit geldt zowel voor de veeteelt, de exporterende en importerende handel, als voor de vleesverwerkende industrie en veevoederfabrikanten. De betekenis van export voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren is en blijft zeer groot; in 2000 werd van de omzetwaarde 57% geëxporteerd. Circa 30% gaat naar de verwerkende industrie en ruim 10% gaat richting detailhandel (tabel 6). De gemiddelde schaalgrootte van de ondernemingen is beperkt; omgerekend in fulltime medewerkers werken er rond 7 mensen per bedrijf. De bruto toegevoegde waarde bedoeg in 2000 ongeveer 7% van de omzet. 1 Het bedrijfsresultaat in 2000 (1,4%) is duidelijk slechter dan in 1999 (2,3%).
1
Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001.
15
tabel 6
kerngegevens groothandel in agrarische producten en levende dieren
omschrijving
2000
aantal ondernemingen
4.701
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
32.400
omzet (in ƒ mln.)
51.300
waarvan: −
export
−
consumptiegoederen
6.093
−
investeringsgoederen
1
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
29.207
15.998 3.634
winst voor belastingen (in ƒ mln.)
611
investeringen (in ƒ mln.)
562
Bron: CBS; bewerking EIM.
4.3
Groothandel in grondstoffen en halffabrikaten Kleinschalige bedrijfsvoering Intermediaire goederen zoals brandstoffen, minerale oliën, metalen, ertsen, ijzer- en metaalwaren, chemische producten, alsmede afval en schroot, behoren tot het werkterrein van de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten. Hier is de functie van wederexport belangrijk, naast de omvangrijke uitvoer van Nederlandse chemische producten. Op de binnenlandse markten is de functie van de groothandel vooral het toeleveren van intermediaire producten aan de industrie. De particuliere sector is van belang voor de afzet van brandstoffen. In tabel 7 is een aantal kerngegevens van de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten weergegeven. Met een werkgelegenheid van ruim acht mensjaren per onderneming is de groothandel betrekkelijk kleinschalig. Dat is overigens, gezien het specifieke karakter van de werkzaamheden – veel handel zonder onmiddellijke fysieke levering – niet vreemd. Ruim 1/3 deel van de omzet (33 miljard gulden) wordt geëxporteerd. Gegeven de directe export van grondstoffen en halffabrikaten door de Nederlandse industrie van 120 miljard gulden, is het exportaandeel van de groothandel dus bijna 22%. De bruto toegevoegde waarde van de groothandel lag op ruim 10% van de omzet. Het bedrijfsresultaat van 2,2% is beduidend lager dan in 19991, toen het 2,9% bedroeg. Dit komt mede door het grillige verloop van de prijzen op de wereldmarkten.
16
tabel 7
kerngegevens groothandel in grondstoffen en halffabrikaten
omschrijving aantal ondernemingen
2000 8.394
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
69.179
omzet (in ƒ mln.)
95.081
waarvan: −
export
32.965
−
consumptiegoederen
18.015
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
44.101
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
9.992
winst voor belastingen (in ƒ mln.)
1.780
investeringen (in ƒ mln.)
1.608
Bron: CBS; bewerking EIM.
4.4
Groothandel in bouwmaterialen ‘Just-i n -time’ leveringen werken schaalvergroting in de hand De groothandel in hout en andere bouwmaterialen is, met een werkgelegenheid van gemiddeld 11 fulltime equivalenten per bedrijf, naar verhouding grootschalig. Het oplossen van de logistieke problemen van de groothandel bij het ‘just-in-time’ leveren van materialen op de bouwplaats, vereist in toenemende mate schaalvergroting bij de handel. De functies van de groothandel in bouwmaterialen richten zich voor het overgrote deel op de binnenlandse markt. Intermediaire leveringen aan de bouwsector en aan timmerbedrijven domineren, maar de afzet aan de detailhandel (bouwmarkten) is eveneens belangrijk (tabel 8). Export is vanzelfsprekend van betrekkelijk geringe betekenis, omdat bouwmaterialen een relatief geringe waardedichtheid hebben en bovendien ‘gewichtig’ zijn. De winstgevendheid van de bouwmaterialengroothandel was in 2000 groot. De gang van zaken in de bouwnijverheid zowel bij grond-, weg- en waterbouw (GWW) als bij de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U) was voortreffelijk, en ook de omzet van de bouwmarkten liep hard. Met een winst van 7,5% van de omzetwaarde was het resultaat veel 1 beter dan in 1999 (4,7%).
1
Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001.
17
tabel 8
kerngegevens groothandel in bouwmaterialen
omschrijving aantal ondernemingen
2000 3.763
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
40.752
omzet (in ƒ mln.)
31.642
waarvan: −
export
3.914
−
consumptiegoederen
6.055
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
21.672
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
5.219
winst voor belastingen (in ƒ mln.)
2.382
investeringen (in ƒ mln.)
739
Bron: CBS; bewerking EIM.
4.5
Groothandel in kapitaalgoederen Intermediair bij technologische vernieuwing De groothandel in kapitaalgoederen omvat zowel leveringen aan de agrarische sector, de industrie en de bouwnijverheid als aan detailhandel en andere dienstverleners. Gereedschapswerktuigen en machines voor de bouw en voor industriële productie, landbouwmachines, -werktuigen en -tractoren vallen onder de noemer investeringsgoederen. Computers, kantoormachines en kantoormeubelen komen in alle sectoren terecht, met het bedrijfsleven en de particuliere consument als eindverbruiker. De functies van de groothandel in kapitaalgoederen zijn divers: het gehele scala van ontwerp tot turn-key oplevering van op de gebruiker toegesneden machines of werktuigen. Wat het in Nederland binnenbrengen van technologie voor de industrie betreft, is groothandelsimport maatgevend. Dat wordt geïllustreerd door het gegeven dat van de omzet van de Nederlandse kapitaalgoederenindustrie - 125 miljard gulden in 2000 zo’n 38 miljard gulden op de binnenlandse markt terechtkomt. De groothandel zet op de thuismarkt bijna 68 miljard gulden om. De groothandel in kapitaalgoederen biedt een breed dienstenpakket: wereldwijde import, assemblage, klantspecifieke afstelling, installeren, onderhoud en reparatie, maar ook training van bedienend personeel en (hulp bij) programmeren van robots. In tabel 9 staan de kerngegevens van de groothandel in kapitaalgoederen in 2000. De exportquote van ruim 43% is gelijk aan het gemiddelde van de totale groothandel. Het bedrijfsresultaat in 2000 is met 6% van de netto-omzet vrijwel gelijk aan het resul1 taat in 1999 . De bruto toegevoegde waarde is op zich groot (16% van de omzet), maar ligt ten opzichte van de handelsmarge van ruim 27% toch op het voor de groothandel gebruikelijke niveau van circa 0,6 x de marge.
1
18
Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001.
tabel 9
kerngegevens groothandel in kapitaalgoederen
omschrijving
2000
aantal ondernemingen
11.594
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
142.523
omzet (in ƒ mln.)
157.050
waarvan: −
export
67.739
−
consumptiegoederen
24.214
−
investeringsgoederen
65.096
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
0 24.655
winst voor belastingen (in ƒ mln.)
9.156
investeringen (in ƒ mln.)
1.950
Bron: CBS; bewerking EIM.
4.6
Groothandel in consumptiegoederen food Voortdurende druk van retailketens De groothandel in voedings- en genotmiddelen is zowel wat aantal bedrijven als behaalde omzet betreft een bijna stagnerende subsector. Door de enorme schaalvergroting en concentratie van inkoopmacht bij de detailhandel, is de functie van de zelfstandige groothandel met een breed ‘supermarktassortiment’ sterk onder druk komen te staan. Op de binnenlandse markt zijn de horecasector en bedrijfscatering groeiende afnemersgroepen voor de gespecialiseerde groothandel (o.a. drankengroothandel), maar ook in het supermarktkanaal zijn er kansen voor gespecialiseerde groothandelaren/importeurs. De kerngegevens van de groothandel in voedings- en genotmiddelen staan in tabel 10. Van de groothandelsomzet gaat tegen de 40% naar het buitenland, 1/3 deel gaat naar de detailhandel en ruim een kwart komt terecht bij de horeca en bij institutionele afnemers (instellingen en bedrijven). De winstgevendheid is, met minder dan 2% van de netto-omzet, teleurstellend. Dat geldt eens temeer wanneer gekeken wordt naar 1998 en 1999 toen het bedrijfsresul1 taat 2,6% bedroeg .
1
Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001.
19
tabel 10
kerngegevens groothandel in consumptiegoederen food
omschrijving aantal ondernemingen
2000 6.517
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
66.633
omzet (in ƒ mln.)
97.915
waarvan: −
export
37.691
−
consumptiegoederen
33.871
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
26.353
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
7.930
winst voor belastingen (in ƒ mln.)
1.613
investeringen (in ƒ mln.)
1.293
Bron: CBS; bewerking EIM.
4.7
Groothandel in consumptiegoederen non-food Gestage groei van omzet en winst De groothandel in non-foodconsumptiegoederen omvat o.a. kleding en schoeisel, consumentenelektronica, cosmetica, parfums en andere drogisterijartikelen en geneesmiddelen (vrij verkocht en uitsluitend op recept verkrijgbaar). Zowel de omzetgroei als de winstgevendheid voor deze subsector zijn in de afgelopen jaren bovengemiddeld geweest. De schaal van bedrijfsvoering is klein; het gemiddelde aantal arbeidsjaren per onderneming bedraagt nog geen 7 (tabel 11). Van de netto-omzet van 106 miljard gulden gaat 40% naar het buitenland, 46% naar de detailhandel en ruim 13% naar andere niet-eindgebruikers. In dat laatste geval gaat het onder meer om verf en behang, farmaceutica, medische en tandheelkundige instrumenten, laboratoriumbenodigdheden en schoonmaakmiddelen voor bedrijven en instellingen. Het bedrijfsresultaat bedroeg in 2000 een kleine 5% van de netto-omzet. Dat is meer 1 dan in de beide voorafgaande jaren, toen het rond 4% lag .
1
20
Statistisch Bulletin 21 (CBS), 31/5/2001.
tabel 11
kerngegevens groothandel in consumptiegoederen non-food
omschrijving
2000
aantal ondernemingen
14.955
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
101.675
omzet (in ƒ mln.)
105.955
waarvan: −
export
42.966
−
consumptiegoederen
48.946
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
14.043 14.297
winst voor belastingen (in ƒ mln.)
5.061
investeringen (in ƒ mln.)
1.493
Bron: CBS; bewerking EIM.
21
5
Trends
In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste trends die van invloed zijn op de groothandel worden besproken. Eerst wordt gekeken naar de conjuncturele ontwikkelingen en verwachtingen daaromtrent in het MKB. Vervolgens komen de sectorspecifieke trends aan de orde.
5.1
Veranderingen in de groothandel door conjunctuurverwachtingen
5.1.1 Inleiding Ondernemers in het MKB reageren niet alleen op feitelijke ontwikkelingen in hun sector, zij anticiperen ook op verwachte veranderingen. In het jaar 2001 zijn de meningen omtrent de richting die de conjunctuur opgaat, sterk verdeeld. Dat blijkt onder meer uit de periodieke CBS-metingen inzake het consumentenvertrouwen en het producentenvertrouwen in de industrie. Het MKB kent zijn eigen dynamiek. Waarschijnlijk heeft het MKB - althans zeker in de industrie - een van het grootbedrijf afwijkende conjunctuurcyclus. De beide cycli vallen in de tijd niet volledig samen en de amplitude van de conjunctuurcyclus (‘de uitslag naar 1 boven of naar beneden’) in het MKB is duidelijk groter dan in het grootbedrijf . Het peilen van het ondernemersklimaat in het MKB is met behulp van het MKB-panel van EIM uit te breiden tot alle sectoren van het particuliere bedrijfsleven. Dit panel bestaat in totaal uit circa 2.000 bedrijven in alle sectoren van het midden- en kleinbedrijf (ondernemingen met minder dan 100 werkzame personen), die periodiek meedoen aan korte telefonische onderzoeken van EIM. Medio 2001 is onderzocht hoe MKB-ondernemers: − de prestaties van het eigen bedrijf en de eigen sector waarderen, − hoe zij de conjunctuur ervaren, − welke toekomstverwachtingen zij inzake de conjunctuur hebben, en − welke ingrepen in het eigen bedrijf volgens hen nodig zijn of gaan worden. De resultaten van de groothandelssector worden in het navolgende onder de loep genomen en vergeleken met de perceptie van de conjunctuur door ondernemers in het MKB in de sectoren industrie, bouwnijverheid, detailhandel en commerciële diensten.
5.1.2 Bedrijfs- en sectorprestaties De beoordeling door de ondernemers van de economische ontwikkeling van hun eigen bedrijf en van de eigen sector in 2001, alsmede de verwachtingen dienaangaande voor 2002 zijn via rapportcijfers gemeten. Overschat de ondernemer zichzelf? Veel ondernemers verwachten dat het hun bedrijf beter zal vergaan dan de andere bedrijven in hun sector. Gemiddeld scoort het eigen bedrijf dan ook hoger dan de sector als geheel. Met andere woorden: de gemiddelde ondernemer ziet zijn eigen bedrijf als bovengemiddeld. Bij rond 40% van de bedrijven scoren eigen bedrijf en eigen sector 1
‘Conjunctuuronderzoek MKB Industrie’, Marjolein F. van Eekelen (CBS), in: Industriemonitor, november 2000 (CBS).
23
even hoog, maar in iets meer dan de helft van de gevallen heeft men voor het eigen bedrijf betere verwachtingen dan voor de sector waarin men werkt. Slechts circa 8% van de ondernemers beoordeelt de eigen prestaties als lager dan het sectorgemiddelde (tabel 12). tabel 12
verdeling van rapportcijfers voor de (verwachte) ontwikkeling inzake eigen bedrijf en eigen sector (in % per categorie)
rapportcijfer inzake
minder dan 6
6 t/m 7
meer dan 7
eigen bedrijf in 2001
6
51
43
eigen bedrijf in 2002
4
54
42
eigen sector in 2001
15
59
26
eigen sector in 2002
15
62
23
Bron: EIM MKB-panel (2001).
Detailhandel en dienstensector zijn het meest positief gestemd over o n twikkelingen Voor het eigen bedrijf is de totaalscore in 2002 dezelfde als in 2001, te weten gemiddeld 7,2. Voor de beoordeling van de eigen sector geldt eveneens dat 2002 en 2001 niet significant verschillen. Maar met een gemiddelde score van 6,6 komen zij wel op een duidelijk lager niveau uit dan de scores op bedrijfsniveau (tabel 13). Als we de verwachtingen voor het eigen bedrijf in 2002 vergelijken, valt op dat de beide handelssectoren en de dienstensector in 2002 een verbetering t.o.v. 2001 verwachten. In de groothandel is men heet meest optimistisch, terwijl in de bouw juist een verslechtering wordt verwacht. Wat het oordeel over de eigen sector betreft, blijkt dat de bouwbedrijven ook sectorbreed achteruitgang in 2002 voorzien. tabel 13
gemiddelde scores voor de verwachte ontwikkelingen, per sector voor 2001 en 2002 (1 = laag, 10 = hoog)
sector
eigen bedrijf 2001
eigen bedrijf 2002
eigen sector 2001
eigen sector 2002
groothandel
6,8
7,1
6,2
6,3
industrie
7,0
7,0
6,2
6,3
bouw
7,2
7,1
6,9
6,5
detailhandel
7,1
7,2
6,4
6,4
diensten
7,1
7,2
6,5
6,5
totaal MKB
7,2
7,2
6,6
6,6
Bron: EIM MKB-panel (2001).
5.1.3 Perceptie van het conjunctuurverloop Optimisten en pessimisten houden elkaar in evenwicht Op basis van de antwoorden op de vragen over het conjunctuurverloop zijn drie typen beoordeling van de ontwikkeling van de onderneming onderscheiden, namelijk: ondernemers die vooruitgang verwachten, ondernemers die stabiliteit verwachten en ondernemers die achteruitgang verwachten.
24
De verdeling over de drie typen is evenwichtig; stabiliteit wordt door 38% van de ondernemers verwacht, 29% verwacht vooruitgang en 33% voorziet achteruitgang (figuur 2). figuur 2
verdeling van bedrijven naar type
29% 33%
38%
vooruitgang
stabiliteit
achteruitgang
Bron: EIM MKB-panel (2001).
De verschillen tussen de sectoren zijn nauwelijks significant; alleen de industrie is duidelijk somberder over de conjunctuur gestemd dan de andere sectoren (figuur 3). Dit wordt geïllustreerd door de uitkomst dat er relatief veel industriële bedrijven zijn met negatieve verwachtingen en relatief weinig bedrijven met positieve verwachtingen. figuur 3
verdeling van sectoren naar type (in %)
17 27
26
39
42
24
30
40 42
37
vooruitgang stabiliteit achteruitgang
43
industrie
34
32
34
34
bouw
groothandel
detailhandel
diensten
Bron: EIM MKB-panel (2001).
Verwacht herstel laat volgens veel MKB -ondernemers op zich wachten De vraag naar het tijdstip waarop ten opzichte van 2001 een merkbare verbetering van de conjunctuur zichtbaar zal worden, levert zeer uiteenlopende verwachtingen op. Van
25
alle ondervraagden kan 47% geen concrete verwachting uitspreken. Bijna een kwart van het panel ziet een omslag al in 2002. Voor de overige 30% geldt dat veelal 2004 of zelfs 2005 wordt genoemd als omslagjaar (tabel 14). Er zijn daarbij geen grote verschillen tussen de sectoren te vinden, behoudens de uitkomst dat in de dienstensector wat vaker dan elders al in 2002 een verbetering wordt voorzien. tabel 14
verwacht jaar van verbetering van de conjunctuur
jaar
% ondernemers
% ondernemers met concrete verwac hting
2002
24
44
2003
9
17
2004
8
15
2005
6
12
2006
3
6
2007 of later
3
6
geen concrete verwachting
47
totaal
100
100
Bron: EIM MKB-panel (2001).
Actiebereidheid het grootst in groot- en detailhandel De conjunctuurverwachtingen van ondernemers vertalen zich bij 35% van de bedrijven met zekerheid of waarschijnlijkheid in direct daardoor in gang gezette veranderingen. Naar sector bezien, springen beide handelssectoren er positief uit wat de mate van actie nemen betreft en is de dienstensector de uitschieter als het gaat om het achterwege laten van acties naar aanleiding van de conjunctuurverwachting (tabel 15). tabel 15
ondernemers die bedrijfsbeleid gaan veranderen (% per sector)
sector
zeker wel
waarschijnlijk wel
totaal
groothandel
33
6
39
industrie
24
18
42
bouw
24
15
39
detailhandel
30
16
46
diensten
16
11
27
totaal MKB
22
13
35
Bron: EIM MKB-panel (2001).
Voorzover men veranderingen in het bedrijfsbeleid aanbrengt c.q. gaat aanbrengen, wordt niet al te lang gewacht. In rond 55% van de gevallen was men medio 2001 al daarmee bezig, in circa 16% werd nog in 2001 gestart met veranderingen en in 17% van de gevallen gebeurt dit in 2002. Zoals verwacht kan worden, gaan minder positieve verwachtingen over de conjunctuur samen met een sterkere drang om snel het bedrijfsbeleid aan te passen. Bedrijven die vooruitgang verwachten, gaan in 60% van de gevallen al in 2001 aan de slag, terwijl van bedrijven die ‘stabiliteit’ respectievelijk ‘achteruitgang’ verwachten 74% respectievelijk 83% in 2001 ingrijpt.
26
5.1.4 Hoe reageert de MKB-ondernemer? Aan de 35% van de ondernemers die vanwege de conjunctuur zeker of waarschijnlijk wel hun bedrijfsbeleid (gaan) veranderen, is gevraagd naar de aard van die veranderingen. Daarbij werd ingegaan op: − vacatures − aard en omvang van het personeelsbestand − productiecapaciteit en voorraden − investeringen − de marktoriëntatie van het bedrijf. Vacatures De verwachtingen inzake het verloop van het aantal vacatures zijn per saldo positief: − 43% van de MKB-ondernemingen verwacht meer vacatures, − 37% verwacht geen verandering, − 20% verwacht juist minder vacatures. Duidelijke uitschieters ten opzichte van deze gemiddelden zijn de beide handelssectoren. In de groothandel voorziet 71% van de bedrijven meer vacatures; in de detailhandel ziet 40% van de bedrijven juist minder vacatures komen (tabel 16). tabel 16
verwachtingen inzake aantal vacatures (in % per sector) gelijkblijvend aantal
sector
meer vacatures
vacatures
minder vacatures
groothandel
71
13
16
industrie
39
31
29
bouw
40
47
13
detailhandel
21
40
40
diensten
49
31
25
totaal MKB
43
37
20
Bron: EIM MKB-panel (2001).
Aard en omvang van het personeelsbestand De grootte van het personeelsbestand zal bij bijna de helft van de bedrijven per saldo toenemen; een daling wordt door slechts 14% van het panel verwacht: − 48% van de ondernemers verwacht een toename, − 38% verwacht een gelijkblijvende personeelsomvang, − 14% verwacht een afname. De groothandel, met 73% van de ondernemers die per saldo een toename verwachten, is duidelijk expansief. In de detailhandel, met 31% van de ondernemers die een afname van het personeelsbestand zien, is de uitschieter naar beneden. In de andere sectoren zijn de onderlinge verschillen gering en wijken de uitkomsten niet af van het MKBgemiddelde. De betekenis van parttime arbeid lijkt toe te nemen, ten nadele van het aantal fulltime krachten. In het bijzonder ondernemers in de groothandel, maar ook die in de dienstensector denken verhoudingsgewijs vaak meer parttime medewerkers aan te trekken. De industrie ziet relatief vaak meer fulltimers komen.
27
Productiecapaciteit en voorraden In alle sectoren wordt vrijwel in dezelfde mate ingegrepen in de productiecapaciteit: − 56% is voornemens de productiecapaciteit te gaan vergroten, − 36% brengt geen verandering aan, − 8% gaat juist verkleinen. Er zijn geen noemenswaardige verschillen tussen de sectoren als het gaat om verwachtingen over de productiecapaciteit. De omvang van de voorraden is, in de andere sectoren dan de dienstensector, een middel om het aanbod in lijn te brengen met fluctuaties in de vraag. Ook hier zijn verschillen tussen sectoren verwaarloosbaar, rekening houdende met het gegeven dat in de dienstensector geen voorraden aanwezig zijn: − 23% van de ondernemingen verwacht een grotere voorraad te krijgen, − 55% brengt geen verandering aan, − 22% verkleint de voorraden. Investeringen Het investeringsgedrag kan op twee manieren veranderen. Reeds geplande investeringen kunnen worden versneld dan wel uitgesteld of afgesteld, en investeringsbedragen kunnen worden vergroot dan wel verkleind. In totaal 24% van de bedrijven besluit tot uitstel of afstel van investeringen; daarentegen versnelt 30% van de bedrijven de investeringen juist (tabel 17). Wat de omvang van de investeringen betreft, blijkt dat in totaal 47% van de bedrijven een groter bedrag gaat besteden dan oorspronkelijk gepland was, en dat 29% het bedrag verlaagt. Opvallende afwijkingen van het gemiddelde beeld zijn alleen in de handel te vinden. De groothandel kiest wat vaker voor versnellen van investeringen, terwijl de detailhandel juist vaker voor uitstel kiest. Bij de overige sectoren treden geen verschillen op. tabel 17
investeringsgedrag als reactie op conjunctuurverwachtingen geen verandering
reactie
uitstel/afstel
kleiner bedrag
van tijdpad
versnellen
totaal
16
10
2
29
gelijk bedrag
3
18
2
24
groter bedrag
4
18
26
47
24
46
30
100
totaal Bron: EIM MKB-panel (2001).
Marktoriëntatie Veranderingen in de marktoriëntatie komen bij de ondervraagde bedrijven tot uitdrukking in het introduceren en intensiveren van e-commerce, exportactiviteiten en/of samenwerking. Het introduceren of intensiveren van het gebruik van e-commerce blijkt voor 54% van de bedrijven een middel om de gevolgen van de conjunctuur op te vangen. Voor circa 1/3 van de bedrijven is meer nadruk op export een optie. Vanzelfsprekend kiezen de industrie en de groothandel vaker deze weg en zijn de mogelijkheden voor export door de detailhandel en door een deel van de dienstensector van nature beperkt, zo niet afwezig.
28
Een voor de hand liggende oplossing voor het probleem van het opvangen van conjunctuurschommelingen is samenwerking zoeken met andere bedrijven. De mate waarin daarnaar gezocht wordt, is vrij beperkt. Samenwerking met behoud van de juridische zelfstandigheid is koploper, terwijl ingrijpendere samenwerkingsvormen minder vaak verkozen worden (tabel 18). tabel 18
samenwerkingsvormen als reactie op conjunctuurverwachtingen
voorgenomen actie samenwerking met behoud van juridische
% ondernemers 20
bijzonderheden vooral in groothandel en industrie
zelfstandigheid fusie
4
vooral in industrie en dienstensector
overnemen
6
-
overgenomen worden
5
komt in detailhandel weinig voor
geen enkele samenwerkingsvorm
56
nog niet vastgesteld
11
in groothandel slechts 33%
Bron: EIM MKB-panel (2001).
De aard van de voorgenomen acties wordt, behalve door voorkeuren, ook door externe omstandigheden begrensd. In de al extreem sterk geconcentreerde detailhandel zijn overnames minder waarschijnlijk, terwijl in de industrie en delen van de dienstensector schaalvoordelen juist wel haalbaar zijn.
5.2
Algemene trends in (subsectoren van) de groothandel Handels- en distributiefuncties worden aangepast In grote delen van de groothandel zijn gelijksoortige ontwikkelingen actueel. Deze trends zijn de volgende: − Hevige concurrentie, die uitmondt in concentratie en intensieve samenwerkingsvormen. − Streven naar kostenbeheersing door middel van het opvoeren van de arbeidsproductiviteit. − Voorwaartse integratie door de groothandel (in consumentengoederen) met de detailhandel. − Vergroting van het dienstenpakket met o.a. marketing en technisch advies (kapitaalgoederen) − Functieverbreding en intensivering van assortimentsvorming (m.b.v. e-commerce) en financiering van afnemers. − Optimalisering van de fysieke distributie door ICT-toepassingen. Internetgebruik door de groothandel is toegenomen Het internetgebruik is ook in de groothandel de laatste jaren sterk toegenomen Van de groothandelsbedrijven met 20 of meer werkzame personen doet circa 1/3 aan 1 e-business; bij bedrijven met 100 of meer werkzame personen is dat zelfs de helft . Een website komt bij 60% (voedings- en genotmiddelen) tot 75% (kapitaalgoederen) van de bedrijven in de diverse subsectoren voor. Informatie-uitwisseling zoals EDI is popu-
1
Bron: ITlogistiek (16 oktober 2001) .
29
lair; verkoop via internet komt bij 30-40% van de bedrijven met 20 of meer werkzame personen voor. De groothandel beperkt zich bij e-commerce vrijwel geheel tot het aanbieden van het huidige assortiment van producten aan de huidige klanten. Internetgebruik om nieuwe initiatieven te ontplooien is nog schaars. Afweging van logistieke voor- en nadelen van e-commerce Een kanttekening bij fysieke distributie ten behoeve van e-commerce is op haar plaats. De opmars van e-commerce leidt niet overal tot onvervalst gemak. Tegenover de wellicht lagere marketingkosten staan ook enkele nadelen. Een toenemend marktaandeel van e-commerce betekent voor de groothandel onder meer dat het gemiddelde noodzakelijke voorraadniveau stijgt, dat de per keer afgeleverde hoeveelheden gemiddeld dalen en dat het aantal benodigde voertuigbewegingen bij aflevering snel stijgt. Bovendien moet de groothandel zijn automatiseringssysteem (ook) voor de klant toegankelijk maken. Kortom, de strategische koers moet veranderen om succesvolle e-commerce mogelijk te maken.
‘... E-fulfilmentbedrijven hebben twee jaar na dato nog altijd weinig geleerd van de voor webwinkels rampzalig verlopen Kerst van 1999. Net als destijds in de Verenigde Staten, worden ook vandaag de dag veel goederen te laat of soms zelfs helemaal verkeerd bezorgd. De e-fulfilmentbedrijven in Nederland lijken allesbehalve klaar te zijn voor een snelle groei van het aantal online bestellingen. ...’ Bron: LogistiekKrant, 23 november 2001.
Markt vraagt om samen werking Samenwerking tussen partijen binnen een netwerk van relaties is een relatief nieuwe ontwikkeling in de groothandel. Het is een terrein waarop de groothandel nieuwe kansen heeft. De beweging richting samenwerking wordt enerzijds gevoed door het zelf zien van nieuwe commerciële mogelijkheden en anderzijds door externe noodzaak. Een voorbeeld van nieuwe mogelijkheden is de ontwikkeling dat toeleveranciers en producenten zich meer en meer concentreren op hun kernactiviteiten. Daarbij besteden ze aanverwante activiteiten uit, waarop de groothandel kan inspringen. Voor de groothandel zelf geldt dit soort overwegingen ook. Het door de groothandel uitbesteden van overslag en warehousing aan distributiecentra kan voordelen bieden zoals minder investeringen in voorraden, minder out-of-stock, hogere arbeidsproductiviteit en betere customer service. De voortdurend toenemende problemen met de bereikbaarheid over de weg van binnen- en buitenlandse bestemmingen maken de vraag ‘uitbesteden, ja of nee?’ extra actueel. Een voorbeeld van de externe noodzaak tot samenwerking is de concentratie van de vraag aan de afnemerszijde. De plaats van de groothandel in de distributiekolom wordt hierdoor in sommige gevallen aangetast, omdat de afnemers zich in georganiseerde vorm buiten de groothandel om direct tot de producent wenden. In de consumptiegoederensector worden ketenbewegingen vaak door de retailer geïnitieerd. Tegenover voordelen voor een of enkele schakels in de kolom kunnen elders nadelen ontstaan: noodzaak om de productie te reorganiseren, hogere omstelkosten vanwege snel wisselende kleine series of meer distributiebewegingen om hetzelfde volume te verplaatsen. De groothandel moet via veranderende activiteiten en dienstenpakketten aan de afnemer duidelijk maken dat uiteindelijk 'onder de streep' een betere eindverhouding tussen kosten en opbrengsten ontstaat mét de groothandel dan zónder de groothandel!
30
Arbeidsmarkt blijft knelpunt De verwachte groei van de groothandel heeft meer het karakter van mogelijke groei dan van vooraf verzekerde groei. De structurele schaarste aan gekwalificeerd personeel met zowel commerciële als technische bagage is in alle delen van de groothandel voelbaar. Personeelsgebrek zou kunnen leiden tot het niet kunnen uitvoeren van haalbare expansie van bestaande activiteiten of zelfs het achterwege moeten laten van vernieuwingen. Dit geldt zowel voor de kennisintensieve kapitaalgoederengroothandel als voor de groothandel in intermediaire en consumentengoederen, waar fysieke distributie meer prominent is. Voorwaartse integratie om afzet te verzekeren Dat de groothandel niet buitenspel behoeft te komen staan, komt voor een belangrijk deel door de mate van samenwerking die wordt gerealiseerd. Ook voor andere zaken dan het behouden van de marges door de groothandel bij een steeds machtigere wederpartij, kan samenwerking voor alle betrokkenen uiteindelijk een heel aantrekkelijk alternatief zijn. Een voorbeeld daarvan is de levensmiddelenbranche. De groothandel heeft, als reactie op uitschakelingstendensen, samen met foodretailers een scala van samenwerkingsformules gevonden, die hoge marges opleveren. Daarbij moet de groothandel zijn onmisbare rol richting toeleveranciers - collectievorming en marktkennis - en richting afnemers - efficiënte bundeling van goederenstromen en het bieden van een wereldwijd venster op de wereld - duidelijk voor het voetlicht brengen. Dit vereist overigens een aanhoudende inspanning op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) op individueel bedrijfsniveau. Een voorbeeld van actieve voorwaartse integratie is het opkopen van apotheken door de farmaceutische groothandel (de Nederlandse OPG), om zodoende groothandelsafzet te verzekeren. De Duitse farmaceutische groothandelsreus Gehe heeft voor ons land dezelfde plannen, aangetrokken door de groeiperspectieven van de vergrijzing en de deregulering van de geneesmiddelenverkoop in Nederland. Internationale handelaren specialiseren zich weer Met name de (elektro)technische groothandel en de foodgroothandel zijn in 2000 en 2001 betrokken geweest bij vooral internationale deelnemingen, overnames, maar ook bij het afstoten van activiteiten. Daarnaast waren de grote Nederlandse handelshuizen actief met het herstructureren van hun activiteiten. De ontwikkelingen wijzen erop dat ongebreidelde diversificatie passé is en dat én schaalvergroting én internationalisering alleen mogelijk blijven wanneer voor gespecialiseerde kernactiviteiten gekozen wordt. Groothandel kan zijn toegevoegde waarde opnieuw bewijzen Zowel commercieel als logistiek zijn er tendensen die de positie van de klassieke groothandelsschakel onder druk zetten. De machtsverhoudingen in de keten verschuiven steeds verder in de richting van de eindafnemer, zodat de groothandel puur marktvolger wordt. Stabiele formele structuren waarbinnen producent en handel opereren, worden steeds vaker vervangen door tijdelijke netwerken, die dwars door de traditionele ketens heen lopen. De groothandel kan zijn toegevoegde waarde aan zijn toeleveranciers en aan zijn afnemers bewijzen, door onmisbaar te zijn bij het realiseren van een of meer van de volgende vier punten. − Verminderen van de kosten, over de gehele kolom bekeken. − Versnellen van het aangaan en afhandelen van transacties.
31
− −
Verhogen c.q. bewaken van de kwaliteit van goederen. Nieuwe klantengroepen vinden c.q. bestaande groepen vergroten.
E-commerce goed toepasbaar in business-to-b u s i n e s s o m g e v i n g Het gebruikmaken van de mogelijkheden van e-commerce wordt door de groothandel op brede schaal in de praktijk gebracht. Vooral bij contacten tussen bedrijven zijn voordelen te behalen op het gebied van het uitwisselen van bedrijfs- en productinformatie, het reserveren en bestellen van producten, alsmede transactieafhandeling. Niet alleen de groothandel in snellopende consumentengoederen, maar ook die in landen tuinbouwproducten voor de export en voor bouwmaterialen kunnen elektronische ondersteuning van hun bedrijfsprocessen gebruiken. Uitbreiding EU is gunstig voor Nederlandse groothandel Afgezien van veranderende krachtsverhoudingen in het binnenland, zijn er voor de groothandel krachtige impulsen door de groei van de internationale handel. Liberalisering van de wereldhandel zal vergroting van handel en goederenverplaatsing tot gevolg hebben. De internationalisatie van productie verhoogt de omvang van goederenbewegingen. De grotere ondernemingen in de groothandel verplaatsen steeds vaker een deel van hun activiteiten richting het buitenland. Dat gebeurt onder andere naar OostEuropa en het Verre Oosten, zeker nu China ook tot de WTO is toegetreden. De komende uitbreiding van de EU tot uiteindelijk 28 landen werpt haar schaduw vooruit. Het verlanglijstje van EuroCommerce, de Europese belangenorganisatie voor handel 1 en distributie, richting het Belgische Voorzitterschap van de EU in 2001 , zet de wensen van de groothandel inzake toetreders tot de EU nog even op een rijtje. Daarbij wordt er onder meer op gewezen dat: − de Europese uitgangspunten in woord en daad moeten worden geïmplementeerd; − vrij verkeer van goederen en diensten volledig verzekerd moet blijven; − bestaande Europese overeenkomsten ook ten volle voor kandidaatlanden gelden; − er in principe geen overgangsperiode mag komen, dan wel dat er nauw omschreven kortdurende uitzonderingen mogelijk zijn; − de huidige mate van corruptie niet getolereerd kan worden. Al met al is de conclusie van EuroCommerce echter positief: ‘... successful integration of the Candidate Countries into the EU is, therefore, of paramount importance for EU traders ...’ De komende toetreding van 13 landen tot de huidige EU houdt in dat er een vergrote EU ontstaat die ’s werelds grootste exporteur is en de nummer 2 is wat import betreft. Twee kerncompetenties: kennis door informatisering en ketenvernieuwing Groothandelsfuncties kunnen worden ingedeeld in twee groepen, te weten universele en organisatieafhankelijke functies. Zeker door de opkomst van 'electronic commerce' is herijken van beide soorten groothandelsfuncties op bedrijfsniveau nodig. Veelvuldige toepassing van informatie- en communicatietechnologieën leidt ertoe dat de transactiestromen (in toenemende mate elektronisch afgewikkeld) en de goederenstromen (te allen tijde fysiek af te leveren) verder ontkoppeld worden. Daarmee staan zowel de po-
1
32
‘Priorities for the Commercial Sector for the Belgian Presidency of the EU’; 2nd semester 2001 (EuroCommerce, maart 2001).
sitie van Nederland als transito- of wederexportland voor goederen, als de positie van de Nederlandse groothandelaar als handelspartij in de waardeketen, ter discussie. Aandachtspunten voor de groothandelsagenda De strategische positie van de groothandel op de langere termijn steunt op drie pijlers, te weten: 1 Dominantie, dan wel ten minste onmisbaarheid in de keten. 2 Specifieke beroepskwalificaties die kenmerkend voor de groothandel zijn. 3 Europees of wereldwijd opereren. De algemene aandachtspunten voor de groothandel (in Europa) kunnen dan ook in de 1 navolgende 10 doelstellingen van EuroCommerce worden teruggevonden . − − − − − − − − − −
1
De ketenpositie versterken. Professionele werkers opleiden en behouden. Concurrerend kunnen opereren. De internationale handelspositie versterken. Een vergeleken met andere sectoren goed sociaal beleid voeren. Kwaliteitszorg, zowel richting intermediaire als finale afnemers. Up-to-date logistiek. Transport en lokale distributie aansturen. Vooroplopen in de 'information society'. Milieubewust opereren, bij voorkeur via zelfregulering.
'Manifesto of the Wholesale and International Trade Sector', uitgebracht door Eurocommerce in februari 1998.
33
6
Prognoses voor 2001 en 2002
6.1
Algemene prognoses voor de groothandel Versnelde teruggang sinds 11 september 2001 Het internationale handelsklimaat is sinds (en niet noodzakelijkerwijze door) de aanslagen in de VS verslechterd. Vooral de toegenomen mondiale onzekerheid bij zowel de consument als de producent, leidt tot uitstel of afstel van bestedingen en investeringen. De terughoudendheid is niet uitsluitend ‘psychologie’. Door stijgende risicopremies en extra afboeking op activa wordt het investeringsgedrag van bedrijven beredeneerbaar beïnvloed. De terughoudendheid van de consument uit zich vooral in daling van de vraag naar diensten, maar belemmering van luchtvracht leidt bijvoorbeeld ook tot feitelijk blokkeren van (een deel van) de buitenlandse particuliere vraag naar Nederlandse exportproducten. Volumegroei buitenlandse handel gehalveerd De volumegroei van de voor Nederland relevante wereldhandel in goederen zal, vergeleken met 2000, ongeveer gehalveerd worden, maar desondanks in 2002 met 3½ à 4% toenemen. Doordat de prijzen van invoer en uitvoer met ongeveer dezelfde percentages 1 dalen, zal de waarde van de import en export in euro’s echter nauwelijks groeien . Een kanttekening hierbij is dat de import en de export door Nederland nog altijd voor ruim 80% gericht zijn op de EU-landen. Mondiale onrust buiten de EU-grenzen behoeft dus niet blindelings te leiden tot overmatige somberheid in de groothandelssector. De groei op de binnenlandse markt zal vooral komen vanuit de particuliere consumptie. De investeringen door bedrijven, alsmede investeringen in woningen zullen naar verwachting in 2002 licht dalen. Herstel op zijn vroegst in de loop van 2002 Voor de groothandelssector als geheel verwacht EIM voor 2002 een aantrekken van de omzetgroei, en wel met 2¼% in volume (de ‘reële groei’) en met 3½% in geld gemeten (tabel 19). tabel 19
prognose van de omzet van de groothandel en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
3,50
3,25
groothandel
4,75
3,50
industrie
1,50
0,75
bouw
5,25
3,50
detailhandel
5,75
5,50
commerciële diensten
5,00
5,00
waarbinnen:
Bron: CPB; bewerking EIM.
1
Dit blijkt uit herziene ramingen voor 2001 en 2002 door het CPB, d.d.1-11-2001.
35
Als het gaat om de omzetwaarde, blijft de groei van de groothandel duidelijk achter bij de detailhandel en de dienstensector. De voor de groothandelsafzet zwaarwegendere stagnatie in de industrie drukt het groothandelsgemiddelde dan ook aanzienlijk. De toeneming van de werkgelegenheid zal met 1½% in 2002 voor groothandelsbegrippen beperkt blijven (tabel 20). tabel 20
prognose van de werkgelegenheidsontwikkeling (arbeidsjaren) van de groothandel en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
1,25
1,25
2,00
1,50
-0,25
-0,50
bouw
0,50
-0,25
detailhandel
2,25
2,00
commerciële diensten
3,00
2,75
waarbinnen: groothandel industrie
Bron: CPB; bewerking EIM.
De werkgelegenheidsgroei in de groothandel is bovengemiddeld. Ten opzichte van een volumegroei van de omzet van 2¼% leidt een werkgelegenheidsgroei van 1½% tot een kleine toeneming van de arbeidsproductiviteit. De winstdaling in 2001 wordt omgebogen tot een bescheiden plusje van ½% groei (tabel 21). Al met al zijn dit cijfers die schril afsteken bij de uitkomsten gedurende de grote expansie van de groothandel in de tweede helft van de jaren negentig. Van een sectorbrede stagnatie zal in 2002 echter geen sprake zijn; er is en er blijft groei, zij het dat er sprake is van een stapje terug. tabel 21
prognose van de winstontwikkeling van de groothandel en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
-0,50
0,75
groothandel
-1,25
0,50
industrie
-4,50
-1,25
3,00
2,75
-0,50
0,75
2,75
2,50
waarbinnen:
bouw detailhandel commerciële diensten Bron: CPB; bewerking EIM.
In vergelijking met andere sectoren scoort de groothandel bovengemiddeld wat omzetgroei en uitbreiding van de werkgelegenheid betreft. De winstgevendheid ontwikkelt
36
zich echter naar verhouding matig. Alleen de industrie komt tot slechtere uitkomsten dan de groothandel (zij het betere dan in 2001).
6.2
Prognoses voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren Sombere vooruitzichten De groothandel in agrarische producten (waaronder bloemen en planten) en levende dieren zal, evenals in 2001, enige volumedaling ondervinden (ruim 1%). In tabel 22 zijn enkele kerngegevens vermeld. De handel in levende dieren is de afgelopen tijd dramatisch verminderd. In 2001 daalde de waarde van de import met meer dan 1/3 en nam de exportwaarde met ¼ af. Voor 2001 wordt er geen verbetering verwacht. De handel in levende dieren steunt op twee pijlers: import/export en binnenlandse handel op veemarkten. BSE en de mkz-crisis hebben de internationale handel in evenhoevigen sterk belemmerd, waardoor (fysieke) veemarkten nauwelijks of geen overlevingskansen lijken te hebben. Elektronische handel kan wellicht een bijdrage aan een vervangend veilingsysteem bieden. De groothandel in bloemen en planten vreest, vanwege de veiligheidsmaatregelen naar aanleiding van de septemberramp in de VS, voor verlenging van de afhandelingsduur van luchtvracht bij export. De winstgevendheid van de groothandel zal in 2002 minder slecht verlopen dan in 2001; van een winstherstel is echter geen sprake. De wederom dalende werkgelegenheid illustreert dit nog eens. tabel 22
prognose voor de groothandel in agrarische producten
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar omzetwaarde
1,25
-0,25
omzetvolume
-1,50
-1,25
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
-0,75
-2,00
-13,50
-3,00
winst Bron: CPB; bewerking EIM.
6.3
Prognoses voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten Aantrekkende volumegroei De prognoses voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten zijn in tabel 23 vermeld. De groothandel in grondstoffen en halffabrikaten toont ten opzichte van 2001 een herstel van de volumegroei van 2½ naar 3½%. De geldomzet zal met 5% stijgen. Het verloop van de industriële productie en de buitenlandse vraag zijn richtinggevend voor de toeleverende groothandel. Voortgaande daling van de winst wordt met name voor de groothandel in chemische basis- en eindproducten evenals die voor staal voorzien. Export en wederexport zijn in 2002 de belangrijkste stimulansen voor de groothandelsomzet in deze sector. De binnenlandse afzet richting industrie lijkt, door de magere groei daar, een kleinere bijdrage te kunnen leveren. De winstgevendheid loopt in 2002 iets terug, zij het aanmerkelijk minder dan in 2001.
37
tabel 23
prognose voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar omzetwaarde
6,00
5,00
omzetvolume
2,50
3,50
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
3,25
2,75
-6,75
-1,00
winst Bron: CPB; bewerking EIM.
6.4
Prognoses voor de groothandel in bouwmaterialen Vooruitzichten blijven goed De groothandel in hout en bouwmaterialen zal in 2002 een volumegroei hebben van ruim één procent; dat is iets meer dan in 2001 (tabel 24). De groei van de geldwaarde van de omzet zal echter bijna halveren, van ruim 6% in 2001 tot ruim 3% in 2002. 1 De orderpositie in de bouwnijverheid is nog steeds goed . In de grond-, water- en wegenbouw (GWW) groeide de orderportefeuille voor 2002 sterk. In de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U) is de orderportefeuille gevuld met werk tot in de tweede helft van 2002. De woningbouw loopt wat terug, terwijl de utiliteitsbouw nog groei laat zien. Een aanzienlijk probleem bij vooral de nieuwbouw van woningen is het gebrek aan geschoolde bouwvakkers. Dit leidt ertoe dat het aantal woningen die daadwerkelijk gebouwd kunnen worden veel kleiner is dan het aantal woningen waarvoor een vergunning beschikbaar is. Aangezien de toeleverende groothandel uiteindelijk afhankelijk is van daadwerkelijk gebouwde woningen en niet van alleen administratief toegestane, is behoedzaamheid bij het hanteren van de prognoses uit tabel 24 op haar plaats. tabel 24
prognose voor de groothandel in bouwmaterialen
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar omzetwaarde
6,25
3,25
omzetvolume
0,50
1,25
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
1,25
0,25
winst
8,50
3,50
Bron: CPB; bewerking EIM.
6.5
Prognoses voor de groothandel in kapitaalgoederen Matige binnenlandse afzetgroei De groothandel in kapitaalgoederen trekt aan. Na de teleurstellende volumegroei met slechts ¾% in 2001, wordt in 2002 een toeneming met 1¾% voorzien (tabel 25). De waarde van de omzet groeit met 3%. De groei op buitenlandse markten zal daarbij groter zijn dan die op de binnenlandse markten. 1
38
Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB), oktober 2001.
De toelevering van computers en andere kantooruitrusting door de groothandel is afhankelijk van de onzekerheden inzake de groei in de andere sectoren van de economie. De consumentenmarkten zijn zowel qua prijs als volume in 2001 sterk achteruitgegaan; herstel zal tijd kosten. De afzet van landbouwmachines blijft problematisch door de verdergaande daling van het landbouwareaal. De technische groothandel heeft zijn afnemers vooral in de industrie en de bouw en is puur marktvolgend. De matige vooruitzichten voor de industrie wat omzet en investeringen betreft drukken dan ook de verwachte groei in de groothandel. Export door de kapitaalgoederengroothandel zal dit alles moeten compenseren. Op ondernemingsniveau vertaalt dit zich in de toenemende noodzaak om door acquisitie (fusie of overname) het gebrek aan autonome groei op te vangen. tabel 25
prognose voor de groothandel in kapitaalgoederen
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar omzetwaarde
4,00
3,00
omzetvolume
0,75
1,75
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
1,50
0,75
-1,75
-0,50
winst Bron: CPB; bewerking EIM.
6.6
Prognoses voor de groothandel in consumptiegoederen food Retailsector blijft druk uitoefenen In tabel 26 worden de prognoses voor de groothandel in consumptiegoederen food gepresenteerd. De groothandel in consumptiegoederen food blijft moeilijk lopen. De reële omzet daalt in 2002, evenals in 2001, met ¼%. De winstdaling in 2001 wordt omgezet in een stabilisatie in 2002. Dankzij enige prijsstijging neemt de omzetwaarde in 2002 met 1¼% toe; desondanks daalt de werkgelegenheid in dat jaar met 1%. Rekening houdende met de voor de groothandel groeiende afzetmarkten buiten de detailhandel, duidt dit op verdere integratie van de groothandelsfunctie door de geconcentreerde retailketens. Voor de horecagroothandel en andere groothandelaren die bedrijfsmatige afnemers hebben zijn de vooruitzichten dan ook beter dan voor de zelfstandige toeleveranciers aan de detailhandel. Het teruglopende aantal groothandelsondernemingen is er mede de oorzaak van dat de werkgelegenheid in arbeidsjaren gaat dalen. Het blijft teleurstellend dat de zelfstandige groothandel er klaarblijkelijk niet in slaagt om de kansen, die door consumententrends zoals veilige voedingsmiddelen, voorbewerkte versproducten en ‘multiculturele smaakverbreding’ ontstaan, in klinkende munt om te zetten.
39
tabel 26
prognose voor de groothandel in consumptiegoederen food
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar omzetwaarde
3,25
1,25
omzetvolume
-0,25
-0,25
0,25
-1,00
-4,00
0,00
werkgelegenheid (arbeidsjaren) winst Bron: CPB; bewerking EIM.
6.7
Prognoses voor de groothandel in consumptiegoederen non-food Bestendig groeiende vraag De groothandel in non-foodconsumptiegoederen blijft bovengemiddeld presteren. De volumegroei zal in 2002 zo’n 5½% bedragen; de waarde van de omzet zal met zelfs 6½% toenemen (tabel 27). De segmenten wonen, consumentenelektronica, geneesmiddelen en drogisterijartikelen en cosmetica zijn daarbij belangrijke stimulansen. Behalve door een sterke en vrij stabiele consumentenvraag, heeft deze subsector voordelen van de intensieve samenwerking met de detailhandel. Achterwaartse integratie (drogisterijen), voorwaartse integratie (geneesmiddelen, consumentenelektronica) maar ook intensieve marktbewerking door importeurs en handelsagenten (wonen) werpen hun vrucht af. De verwachte groei van de werkgelegenheid met 5% is, ook voor groothandelsbegrippen, fors. De winstgroei in 2002 compenseert de achteruitgang in het voorafgaande jaar. tabel 27
prognose voor de groothandel in consumptiegoederen non-food
omschrijving
2001
2002
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar omzetwaarde
7,00
6,50
omzetvolume
3,75
5,50
werkgelegenheid (arbeidsjaren)
4,25
5,00
-1,75
1,50
winst Bron: CPB; bewerking EIM.
G r o o t h a n d e l i n c o n s u m p t i e g o e d e r e n n o n -food is best presterende subsector Bekijken wij de prestaties die in 2002 verwacht worden van de verschillende subsectoren, dan kan geconcludeerd worden dat ten opzichte van de sectorgemiddelden van 3,5% omzetgroei en 0,5% winstgroei: − de groothandel in agrarische producten en halffabrikaten, de kapitaalgoederengroothandel en de voedings- en genotmiddelengroothandel op beide aspecten onder het gemiddelde blijven; − de bouwmaterialengroothandel een ondergemiddelde omzetgroei paart met bovengemiddelde winstgroei;
40
− −
de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten juist bovengemiddelde omzetgroei en ondergemiddelde winstgroei behaalt; de groothandel in non-foodconsumptiegoederen bovengemiddeld presteert op beide fronten.
Dit alles speelt zich af tegen de achtergrond van de uitkomst dat de groothandelssector in 2002 wat omzetgroei en werkgelegenheidsontwikkeling betreft iets beter scoort dan de rest van het particuliere bedrijfsleven. De groei van de winst is echter minder dan in alle andere sectoren, met uitzondering van de industrie.
41
Bijlage I
Statistische afbakening van de groothandel en su bsectoren
subsector
SBI
agrarische producten en levende dieren
512
grondstoffen en halffabrikaten
515 (exclusief 5153), 517
bouwmaterialen
5153
kapitaalgoederen
50101, 50102, 50103, 50105, 50301, 50302, 50401, 516
consumptiegoederen food
513
consumptiegoederen non-food
514
Bron: CBS.
43
Bijlage II
Kerngegevens per branche
tabel 28
aantal bedrijven, werkzame personen en netto-omzet (1999)
SBI’s groothandel
aantal bedrij-
aantal werkzame
netto-omzet in
ven x 1.000
personen x 1.000
mld. gld.
512 t/m 517
Totaal
58,8
495,5
486,3
512 + 515
Grondstoffen
10,1
73,6
108,2
39,4
48,4
(exclusief 5153/54) 512
Landbouwproducten en dieren
6
51211 + 51212
Granen, zaai- en pootgoed
0,3
4,1
4,2
51213 t/m 51215
Veevoeders
0,5
2,2
5,9
51216 + 51218
Overige akkerbouwproducten
0,1
1
51217
Akkerbouwproducten algemeen
0,6
3,1
4
10,3
assortiment 5122
Bloemen en planten
2,6
24,1
15,3
5123
Levende dieren
1,7
4,5
7,6
5124 + 5125
Huiden, vellen, leder, tabak
0,1
0,5
1
5151
Brandstoffen, e.d.
0,6
6,4
21,1
5152
Metalen en metaalertsen
0,6
9
13,9
5153
Hout en bouwmaterialen
5,6
55,6
51531
Hout en plaatmateriaal
1
11,7
7,9
51532
Verf en verfwaren
0,3
3,5
1,6
51534
Zand en grind
0,3
1,9
1,9
51536
Sanitaire artikelen
0,3
3,4
2
51533 + 51535 +
Overige bouwmaterialen
1,8
13,6
51538
Bouwmaterialen algemeen assortiment
0,8
8,9
051541
IJzerwaren en metaalwaren
0,9
10,6
5,6
51542
Verwarmingsapparatuur
0,1
2
1,6
5155
Chemische producten
1,3
11,1
16,9
5156
Overige intermediaire goederen
0,3
2,5
2,5
5157
Afval en schroot
1,3
5,2
5,4
513, 514, 51715 +
Consumentengoederen
27,1
198,8
192,7
36
8,4
51537 7
5172 513
Voedings- en genotmiddelen
7,4
80,8
92,8
5131
Aardappelen, groente, fruit
1,4
17,2
19,8
5132
Vlees(waren), pluimvee, wild, e.d.
1,1
14,3
11,4
5133
Zuivel, eieren, spijsoliën, e.d.
0,6
6,2
11,2
5134
Dranken
0,9
5,7
7,7
5135
Tabaksproducten
0,1
2
6,3
45
SBI’s groothandel
aantal bedrij-
aantal werkzame
netto-omzet in
ven x 1.000
personen x 1.000
mld. gld.
5136
Suiker, chocolade en suikerwerk
0,2
1,4
1,2
5137
Koffie, thee, cacao, specerijen
0,1
1,6
0,8
5138
Overige voedings - en genotmiddelen
1,8
15,1
12,7
5139
Voedingsmiddelen alg. assortiment
1,1
17
21,4
5141 + 5142
Textiel, kleding, schoeisel
3,9
16,9
20,1
5141
Stoffen, fournituren, huishoudtextiel
0,5
1,8
1,5
51421
Bovenkleding
2,2
10,9
10,1
51422 t/m 51426
Overige textiel, schoenen
1,2
4,1
8,5
5143
Consumentenelektronica
1,7
12,2
11,2
5144
Glas, porselein en aardewerk
0,9
3,8
3,1
5145
Parfums en cosmetica
0,6
5,1
2,9
5146
Farmaceutische, medische producten
1,8
20,6
24
51461
Farmaceutische producten
0,6
10,7
17,9
51462
Medische instrumenten, e.d.
1,2
9,9
6
51471 t/m 51473
Sport- en kampeerartikelen
1,2
4,7
2,7
51474
Speelgoed
0,3
1,8
5,5
51475 t/m 51477
Optische en juweliersartikelen
0,8
3,2
3,3
51479
Huismeubilair
1,2
6,2
2,5
51481
Woningtextiel en vloerbede kking
0,6
3,7
2
51482
Huishoudelijke artikelen
0,3
2,5
1,5
51483 t/m 51485
Drukwerk, papierwaren
1,1
51486
Fietsen en bromfietsen
0,3
1,8
51715
Overige non-foodconsumentenartikelen
2,8
14,5
5172
Algemeen assortiment consumptie-
2,2
9
13,6
151,7
140,2
12
8 1,3 6 5,8
goederen
46
516
Machines, apparaten en toebehoren
5161
Gereedschapswerktuigen
0,7
5,3
2,5
5162
Machines voor de bouw
0,5
4
3,5
51641
Computers en randapparatuur
3,6
43,6
68,6
51642
Kantoormachines
0,5
9
17,3
51643
Kantoormeubels
0,4
4,3
2,3
16515
Machines voor de grafische industrie
0,2
2,1
1,5
51653
Intern transportmateriaal
0,4
5,5
2,8
51654
Machines voor warmte en koeltechniek
0,5
5,5
2,6
51655
Verbrandingsmotoren, pompen
0,3
5
3,2
51656
Appendages, technische toebehoren
1
13,8
6,2
51657
Elektromotoren, schakelkasten, e.d.
2
23
51658
Meet- en regelapparatuur
0,6
6,8
15,2 3,8
SBI’s groothandel 5163, 51652 +
aantal bedrij-
aantal werkzame
netto-omzet in
ven x 1.000
personen x 1.000
mld. gld.
Overige machines
1,7
14,4
6,5
5166
Landbouwmachines en tractoren
1,2
9,2
4,1
51711+51712+
Bedrijfsmeubelen, e.d.
1,5
9,3
4,9
Emballage
0,9
6,5
4,4
51659
51714 51713
Bron: CBS Statline 30-11-2001.
47
Bijlage III Afzet
Afzetprijs Afzet consumptiegoederen en -diensten
Afzet investeringsgoederen
Arbeidsproductiviteit
Begrippenlijst De afzet is gelijk aan de omzet, verminderd met de inkoopwaarde van de handelsomzet. In het algemeen is dit gelijk aan de tegen verkoopprijzen berekende marktwaarde van goederen en diensten (van binnenlandse herkomst). Een uitzondering hierop vormt de handelsafzet. Deze handelsafzet is gedefinieerd als de waarde van de zogenoemde handelsmarge, die is berekend als het verschil tussen de handelsomzet en de inkoopwaarde van de handelsomzet. Dit is het prijsniveau van de afzet. De leveringen van goederen en diensten aan particuliere gezinshuishoudingen, die door de ontvangers niet worden aangewend voor productieve doeleinden. De verkoop van goederen met een lange levensduur voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt, met uitzondering van die van woningen, eveneens tot de consumptieve afzet gerekend. Deze afzetcategorie heeft betrekking op goederen die door de ontvanger worden aangewend in het productieproces. Het verschil met intermediaire goederen en diensten is dat deze goederen meerdere malen ingezet kunnen worden. Deze goederen worden aan de kapitaalgoederenvoorraad van de afnemer toegevoegd. Deze goederen moeten een levensduur van langer dan één jaar hebben. Deze wordt gevormd door het quotiënt van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten en het arbeidsvolume. De arbeidsproductiviteit is dus de productie per arbeidsjaar.
Arbeidsvolume
Het arbeidsvolume omvat het gemiddelde aantal werkenden (inclusief zelfstandigen en medewerkende gezinsleden), uitgedrukt in arbeidsjaren (dus gecorrigeerd voor parttime). Bij zelfstandigen en medewerkende gezinsleden wordt verondersteld dat de feitelijke werktijd de gemiddelde werktijd van een voltijder is.
Brutoloonkosten
Deze post heeft betrekking op de beloning voor de als werknemer in de onderneming bewezen diensten. Het heeft niet alleen betrekking op periodieke betalingen, maar ook op aanvullingen hierop. De post heeft ook betrekking op de beloning van directeuren van N.V’s en B.V’s. Niet inbegrepen zijn het loon van zelfstandigen en betalingen aan medewerkende gezinsleden die niet in de loonlijst zijn opgenomen. Een belangrijk onderdeel van deze post bestaat uit de sociale lasten werkgevers. Het betreft hier zowel de wettelijke sociale lasten als contractuele sociale lasten. De overhevelingstoeslag die m.i.v. 1 januari 1990 door de werkgevers betaald wordt, is vooralsnog tot de wettelijke sociale lasten gerekend.
Brutoproductie
Dit is de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk.
Bruto Toegevoegde
Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en de waarde van het verbruik in het productieproces, verminderd met de indirecte belastingen en vermeerderd met de prijsverlagende subsidies. Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en het verbruik in het productieproces. In deze post zijn de indirecte belastingen begrepen.
Waarde tegen factorkosten = productie Bruto Toegevoegde Waarde marktprijzen
49
Export
Grootbedrijf Intermediaire leveringen Kleinbedrijf Loonvoet Middenbedrijf Omzet
Verbruik in het productieproces
Winst uit onderneming
50
De verkoopwaarde van goederen en diensten die gefactureerd zijn naar het buitenland. De goederen zijn gewaardeerd tegen zogeheten free on board prijzen. Dit houdt in dat de exportprijzen berekend zijn inclusief de vervoers- en handelsmarges tot aan de grens. Export in deze publicatie betreft zowel de directe (= zelf gefactureerde) als de indirecte (= via intermediairs lopende) export. Onderneming met ten minste 100 werkzame personen. Afzet van goederen en diensten die door de afnemer direct in het productieproces kunnen worden verbruikt. Dit verbruik is eenmalig. Onderneming met minder dan 10 werkzame personen. Dit zijn de brutoloonkosten per werknemer. Onderneming met 10 of meer werknemers en minder dan 100 werkzame personen. De verkoopwaarde van goederen en diensten (exclusief BTW), alsmede de waarde van de zelfvervaardigde producten voor eigen gebruik. Deze post wordt niet in de Nationale Rekeningen gehanteerd. Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend de grondstoffen, de halffabrikaten en de brandstoffen die, gedurende de periode waarover de toegevoegde waarde berekend wordt, in de bedrijven verbruikt zijn. Verder wordt tot het verbruik gerekend de aanwending van diverse materialen en diensten, zoals emballage, kantoorbehoeften, e.d., alsmede de diensten geleverd door vervoersbedrijven, accountants, juristen, e.d. Ten slotte vallen ook de huren onder het verbruik in het productieproces. Het resultaat dat voortvloeit uit de uitoefening van het bedrijf. Het bevat de winst en het ondernemersloon (toegerekend loon zelfstandigen en meewerkende gezinsleden).
Bijlage IV
Publicatieschema ramingen EIM Dit rapport bouwt onder meer voort op de informatie die eerder is gepubliceerd in de EIM-rapporten ‘Kleinschalig Ondernemen 2000’ en ‘Ondernemen in 2001’, en geeft daar voor de groothandel een sectorale verdieping aan. In de publicatie ‘Kleinschalig Ondernemen 2000’ wordt een beeld gegeven van de economische ontwikkeling in het particuliere bedrijfsleven, verdeeld naar grootteklassen, tegen de achtergrond van de macro-economische ontwikkeling die het Centraal Planbureau heeft gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan 2000. De relatie tussen de diverse publicaties is in figuur 4 weergegeven. figuur 4
Publicatieschema ramingen EIM
MKB-niveau voorjaarsramingen
MKB-niveau najaarsramingen
MKB-niveau nieuwjaarsramingen
Kleinschalig Ondernemen 2001
Ondernemen in 2002
Nieuwe inzichten voor 2002
Sectorale rapportages industrie
detailhandel
groothandel
diensten
ambacht
Bron: EIM, 2001.
51
Bijlage V
Eurotabellen tabel 1e
intersectorale vergelijking 2000 bruto toeg e-
arbeids-
Onderne-
werkgelegenheid
omzet
brutowinst
export
voegde waarde
producti-
mingen
(arbeidsjaren)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
viteit (€)
particulier bedrijfsleven*
549.559
4.302.185
854.751
532.009
258.107
228.433
53.097
groothandel **
54.248
462.851
251.349
54.351
98.505
30.928
66.820
industrie
47.104
854.646
235.285
206.119
125.758
56.330
65.910
bouw
71.035
476.170
58.968
58.823
930
21.416
44.975
detailhandel
84.498
479.678
68.769
22.649
3.275
14.221
29.646
275.570
2.036.250
205.096
190.555
28.838
105.788
51.952
waarbinnen:
dienstverlening
*
Sectoren tellen niet bij elkaar op. De sector dienstverlening overlapt een deel van andere sectoren.
** Inclusief tussenpersonen. Bron: CBS; EIM.
tabel 4e
kerngegevens van de groothandel in 2000* werkgelegen-
ondernemi ngen
waarvan
bruto toeg e-
arbeids-
heid
omzet
export
voegde waarde
producti-
(arbeidsjaren)
(€ mln.)
(€ mln.)
(€ mln.)
viteit (€)
agrarische producten
4.701
32.400
23.279
13.254
1.649
50.896
grondstoffen en halffabrikaten
8.394
69.179
43.146
14.959
4.534
65.544
Bouwmaterialen
3.763
40.752
14.359
1.776
2.368
58.110
Kapitaalgoederen
11.594
142.523
71.266
30.739
11.188
78.499
6.517
66.633
44.432
17.103
3.598
54.003
consumptiegoederen non-food
14.955
101.675
48.080
19.497
6.488
63.806
Totaal
49.924
453.162
244.562
97.328
29.825
66.820
consumptiegoederen food
* De optelling van de cijfers in tabel 4 verschilt van het totaal dat in tabel 1 vermeld staat. De reden is dat bedrijven met als hoofdactiviteit handelsbemiddeling (SBI 511) niet in tabel 4 zijn opgenomen. Bron: CBS; bewerking EI M.
53
tabel 6e
kerngegevens groothandel in agrarische producten en levende dieren
omschrijving
2000
aantal ondernemingen
4.701
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
32.400
omzet (in € mln.)
23.279
waarvan: −
Export
−
consumptiegoederen
2.765
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
13.254
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
7.260 1.649
winst voor belastingen (in € mln.)
277
investeringen (in € mln.)
255
Bron: CBS; bewerking EIM.
tabel 7e
kerngegevens groothandel in grondstoffen en halffabrikaten
omschrijving aantal ondernemingen
2000 8.394
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
69.179
omzet (in € mln.)
43.146
waarvan: −
export
−
consumptiegoederen
8.175
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
20.012 4.534
winst voor belastingen (in € mln.)
808
investeringen (in € mln.)
730
Bron: CBS; bewerking EIM.
54
14.959
tabel 8e
kerngegevens groothandel in bouwmaterialen
omschrijving aantal ondernemingen
2000 3.763
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
40.752
omzet (in € mln.)
14.359
waarvan: −
export
1.776
−
consumptiegoederen
2.748
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
9.834
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
2.368
winst voor belastingen (in € mln.)
1.081
investeringen (in € mln.)
335
Bron: CBS; bewerking EIM.
tabel 9e
kerngegevens groothandel in kapitaalgoederen
omschrijving
2000
aantal ondernemingen
11.594
werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
142.523 71.266
waarvan: −
export
30.739
−
consumptiegoederen
10.988
−
investeringsgoederen
29.539
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in € mln.) winst voor belastingen (in € mln.) investeringen (in € mln.)
0 11.188 4.155 885
Bron: CBS; bewerking EIM.
55
tabel 10e kerngegevens groothandel in consumptiegoederen food omschrijving aantal ondernemingen
2000 6.517
werkgelegenheid (in arbeidsjaren)
66.633
omzet (in € mln.)
44.432
waarvan: −
export
17.103
−
consumptiegoederen
15.370
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
11.958 3.598
winst voor belastingen (in € mln.)
732
investeringen (in € mln.)
587
Bron: CBS; bewerking EIM.
tabel 11e kerngegevens groothandel in consumptiegoederen non-food omschrijving
2000
aantal ondernemingen
14.955
werkgelegenheid (in arbeidsjaren) omzet (in € mln.)
101.675 48.080
waarvan: −
export
19.497
−
consumptiegoederen
22.211
−
investeringsgoederen
0
−
intermediaire leveringen
bruto toegevoegde waarde (in € mln.)
6.488
winst voor belastingen (in € mln.)
2.297
investeringen (in € mln.) Bron: CBS; bewerking EIM.
56
6.372
677