Sectorscoop
Ondernemen in de Groothandel 2001
G. de Jong J.M. van der Zwan
ISBN: 90-371-0797-4 Prijs: ƒ 75,Bestelnummer: A0010
Dit onderzoek maakt deel uit van het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
EIM is een onderzoeksbureau met 170 professionals. EIM verschaft beleidsgerichte en praktijkgerichte informatie van sociaal-economische aard voor en over alle sectoren van het bedrijfsleven en voor beleidsinstanties. EIM is gevestigd in Zoetermeer. Behalve op Nederland richt EIM zich ook op de Europese economie en op andere continenten. Voor meer informatie over EIM en wat EIM voor u kan betekenen, kunt u contact met ons opnemen. Adres:
Italiëlaan 33
Postadres:
Postbus 7001 2701 AA Zoetermeer
Telefoon:
079 341 36 34
Fax:
079 341 50 24
Website:
www.eim.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or texts as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoud
Voorwoord .............................................................................5 1
Inleiding..................................................................................7
2
Kenschets van de groothandel..............................................9
2.1
Kenmerken van de groothandel ................................................................9
2.2
Classificatie van de groothandel ..............................................................10
3
Belang van de groothandel binnen de economie..............13
3.1
Belang van de groothandel binnen de Nederlandse economie ............13
3.2
De groothandel in internationaal perspectief ........................................17
4
Structuur van de groothandel en de subsectoren in 1999....19
4.1
Kerngegevens van de sector.....................................................................19
4.2
Ondernemingen ........................................................................................19
4.3
Werkgelegenheid......................................................................................20
4.4
Omzet.........................................................................................................23
4.5
Marges en bedrijfsresultaten ...................................................................25
4.6
Afzetkanalen .............................................................................................26
4.7
Export en import .......................................................................................27
4.8
Investeringen .............................................................................................28
4.9
Kosten en prestaties..................................................................................29
4.10
Voorraadfunctie ........................................................................................31
4.11
Financiële structuur...................................................................................32
4.12
Concentratie en kolomverhoudingen......................................................33
5
Trends ...................................................................................35
5.1
Inleiding .....................................................................................................35
5.2
Algemene trends in de groothandel .......................................................35
5.2.1
Groei van het internetgebruik .................................................................35
5.2.2
Toenemende krapte op de arbeidsmarkt................................................38
5.2.3
De klant wordt steeds veeleisender.........................................................41
5.3
Trends in de subsectoren van de groothandel........................................43
6
Prognoses voor 2000 en 2001 .............................................47
6.1
Algemene prognose voor de groothandel..............................................47
6.2
Prognose voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren......................................................................................48
6.3
Prognose voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten ......48
6.4
Prognose voor de groothandel in bouwmaterialen ...............................49
6.5
Prognose voor de groothandel in kapitaalgoederen .............................50
6.6
Prognose voor de groothandel in consumptiegoederen food ..............50
6.7
Prognose voor de groothandel in consumptiegoederen non-food ......50
Bijlagen 1
Statistische afbakening van de groothandel en de subsectoren ...........53
2
Begrippenlijst.............................................................................................55
Voorwoord
Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de ondernemer in de groothandel. Dit vakmanschap is, getuige de groei van groothandel en internationale handel, in Nederland sterk verankerd. De integratie van informatie- en communicatietechnologie versterkt dit versnelde proces van een steeds verdergaande professionalisering. E-commerce maakt het daarbij mogelijk om steeds sneller in te spelen op de (specifieke) vragen uit de markt. Wat de economische vooruitzichten betreft: we zijn voorzichtig optimistisch. Of we al onze doelstellingen kunnen realiseren, wordt mede bepaald door het beschikbaar zijn van goed geschoolde medewerkers. Het feit dat we in de afgelopen jaren een forse groei hebben gezien van de werkgelegenheid in onze bedrijfssector, illustreert dat we op dit gebied onze huidige en nieuwe medewerkers een uitdagend toekomstperspectief kunnen bieden. We moeten natuurlijk ook op dit gebied alert blijven. EIM-cijfers signaleren trends. Zij geven aan dat een dynamische bedrijfstak druk bezig is zijn concurrentiepositie op internationale markten verder te versterken. Dat is en blijft de echte uitdaging.
P. Slagmulder Voorzitter Nederlands Verbond van de Groothandel
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
5
6
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
1
Inleiding
De sectorale rapportage Ondernemen in de Groothandel 2001 schetst een actueel beeld van de groothandel in Nederland. Natuurlijk is het niet mogelijk om in één rapport alle facetten van de groothandel te belichten. De sectorale rapportage spitst zich dan ook toe op een aantal centrale onderwerpen. Dit rapport bouwt onder meer voort op de informatie die eerder is gepubliceerd in de EIM-rapporten Kleinschalig Ondernemen 2000 en Ondernemen in 2001, en geeft daar voor de groothandel een sectorale verdieping aan. In de publicatie Kleinschalig Ondernemen 2000 wordt een beeld gegeven van de economische ontwikkeling in het particuliere bedrijfsleven, verdeeld naar grootteklassen, tegen de achtergrond van de macro-economische ontwikkeling die het Centraal Planbureau heeft gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan 2000. De relatie tussen de diverse publicaties is in figuur 1 weergegeven (voor 2000). Leeswijzer Door de groothandel kunnen verschillende functies, voor uiteenlopende partijen in binnen- en buitenland worden vervuld. Hoofdstuk 2 gaat in op de verscheidenheid in bedrijfstypen en geeft de hoofdkenmerken van de sector weer. In hoofdstuk 3 komt de plaats van de groothandel in de nationale economie aan bod. In datzelfde hoofdstuk wordt ook de Nederlandse groothandel op hoofdpunten vergeleken met die van andere landen van de Europese Unie. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de structuur van de groothandel. Geschetst wordt wat de bijdrage is van de sector als geheel en van de verschillende subsectoren, in termen van werkgelegenheid, afzet, kosten en andere indicatoren van de structuur en prestaties van de sector. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 een schets gegeven van opvattingen en gedrag inzake ICT, de krappe arbeidsmarkt en de relatie met de klant. Tevens worden de belangrijkste andere trends in de groothandel besproken. In hoofdstuk 6 komen de ontwikkelingen en vooruitzichten in 2000 en 2001 in (de subsectoren van) de groothandel ter sprake. De bijlagen bevatten een verdeling van de groothandel in vijf subsectoren (bijlage 1) en definities van gehanteerde begrippen (bijlage 2).
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
7
figuur 1
publicatieschema ramingen
MKB-niveau
MKB-niveau
MKB-niveau
voorjaarsramingen
najaarsramingen
nieuwjaarsramingen
Kleinschalig Ondernemen 2000
Ondernemen in 2001
Nieuwe inzichten voor 2001
Sectorscopen sectorniveau
8
industrie
detailhandel
groothandel
diensten
ambacht
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
2
Kenschets van de groothandel
2.1 Kenmerken van de groothandel Definitie sector groothandel Tot de sector groothandel worden ondernemingen gerekend die voor eigen rekening en risico goederen verhandelen die • buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd, en • aan bedrijfsmatige afnemers (niet-eindverbruikers) worden afgeleverd. Functies van de groothandel De hoofdfunctie van de groothandel is het 'voortstuwen' van goederenstromen. Voorwaarden waaronder toeleveranciers kunnen en willen verkopen, worden door de groothandel getransformeerd tot voorwaarden waaronder afnemers kunnen en willen kopen. De groothandel biedt voor het vervullen van deze functie niet alleen een assortiment goederen aan, maar ook een pakket van materiële en immateriële bijbehorende diensten, zoals logistieke diensten, financiering, scholing en preen aftersales services. Marktpartijen van de groothandel De plaats die de groothandel in het handels- en distributietraject inneemt en de daarmee samenhangende soorten leveranciers en afnemers zijn afhankelijk van de soorten producten waarin gehandeld wordt. Zo vormt de grondstoffengroothandel een schakel tussen oerproducenten en de verwerkende industrie. De consumptiegoederengroothandel daarentegen koopt in binnen- of buitenland bij de verwerkende industrie en/of bij de oerproducent (landbouwproducten) en verkoopt aan de detailhandel en aan grootverbruikers (horeca, ziekenhuizen, kantoren e.d.). De groothandel in kapitaalgoederen wordt beleverd door (binnen- en buitenlandse) fabrikanten en importeurs en zet af aan alle bedrijfssectoren, van oerproducenten (landbouw) en verwerkende industrie tot aan de dienstensector (bijvoorbeeld kantoormachines aan de zakelijke dienstverlening). Typen groothandelsbedrijven Afhankelijk van de plaats waar de groothandel in- dan wel verkoopt en de specifieke product- en marktkennis die daarvoor nodig is, kunnen verschillende typen groothandelsbedrijven worden onderscheiden. • De importeur houdt zich voornamelijk bezig met de inkoop van goederen in het buitenland en de afzet daarvan op de Nederlandse markt, hetzij rechtstreeks aan de bedrijfsmatige eindafnemer, hetzij via binnenlandse handelsschakels.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
9
• Exporteurs zijn groothandelsbedrijven die gespecialiseerd zijn in het verkopen van producten aan afnemers in het buitenland. • Im- & exportbedrijven zijn zowel wat de inkoop als de verkoop van goederen betreft voor een belangrijk deel actief op buitenlandse markten. Als het de uitvoer van importgoederen betreft, dan is er sprake van wederexport. • Handelshuizen zijn handelsorganisaties die veelal uiteenlopende assortimentsgroepen voeren en die sterk gericht zijn op de internationale handel, al dan niet via Nederland. Het dienstenpakket is veelal sterk gediversificeerd. Grote handelshuizen hebben vestigingen over de gehele wereld. • De binnenlandse groothandel richt zich zowel wat de inkoop als de verkoop betreft voornamelijk op binnenlandse leveranciers (importeurs/fabrikanten) en afnemers. • De grossier is eveneens sterk op de binnenlandse in- en verkoopmarkt georiënteerd, maar levert vooral aan detailhandel en grootverbruikers. • In- en verkoopkantoren van buitenlandse productieondernemingen worden statistisch tot de sector groothandel gerekend omdat ze voor een belangrijk deel dezelfde functies vervullen als de Nederlandse groothandel en als zodanig ook als directe concurrenten worden gezien.
2.2 Classificatie van de groothandel De rol van de groothandel De groothandel vervult als 'verkoper' een intermediaire functie als (inter)nationale toeleverancier van de industrie en de bouw. Naar de detailhandel toe en voor commerciële dienstverleners is de groothandel de schakel die gerede goederen en bijbehorende diensten levert. Aan de inkoopkant heeft de internationaal werkende groothandel, in zijn hoedanigheid van importeur, een extra functie: die van aanbrenger van nieuwe technologie via kapitaalgoederen. Daarmee ondersteunt de groothandel de innovatie van productie en dienstverlening door Nederland. Subsectoren in de groothandel Op basis van productverwantschap en de daaruit voortvloeiende verschillen in functies en functievervullende activiteiten, zijn binnen de sector groothandel zes subsectoren onderscheiden. Deze zijn de groothandel in: 1. agrarische producten en levende dieren 2. grondstoffen en halffabrikaten 3. bouwmaterialen 4. kapitaalgoederen 5. consumptiegoederen food 6. consumptiegoederen non-food.
10
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
In het hoofdstuk over de vergelijking met andere sectoren van de economie en bij de internationale vergelijking, is de groep 'handelsbemiddeling' (SBI 511) bij de 'groothandel' inbegrepen. Rond 3.900 ondernemingen, met een gekapitaliseerde jaaromzet van in totaal circa 15 miljard gulden in 2000, zijn met handelsbemiddeling als hoofdactiviteit actief.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
11
12
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
3
Belang van de groothandel binnen de economie
3.1 Belang van de groothandel binnen de Nederlandse economie Groothandel: hoge arbeidsproductiviteit Het particuliere bedrijfsleven is onderverdeeld in vijf sectoren, waarvan de groothandel er een is. In tabel 1 is de positie van de groothandel weergegeven ten opzichte van de industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de commerciële dienstverlening. Voor het jaar 1999 wordt tussen de sectoren een vergelijking gemaakt van het aantal ondernemingen, het arbeidsvolume, de omzet, de brutowinst, de export, de bruto toegevoegde waarde en de arbeidsproductiviteit. tabel 1
intersectorale vergelijking 1999 bruto toegewerk-
bruto-
w.v. via
voegde
arbeids-
onder-
zame
omzet
winst
export
waarde
produc-
nemin-
per-
(in mln.
(in mln.
(in mln.
(in mln.
tiviteit
gen
sonen
gld.)
gld.)
gld.)
gld.)
(in gld.)
particulier bedrijfsleven
545.500 4.947.900
1.668.500 1.043.400
267.000
463.750
110.100 147.000
waarvan: groothandel*
60.300
463.500
512.000
106.500
23.500
63.300
detailhandel
89.100
656.20
142.300
46.800
0
29.900
63.400
industrie
49.300
909.000
456.900
400.100
208.200
117.600
135.900
bouwnijverheid
67.400
456.400
116.200
114.800
1.600
43.200
97.000
279.400 2.462.800
441.100
375.200
33.700
209.800
104.800
commerciële diensten
* Groothandel inclusief tussenpersonen. Bron: CBS, EIM.
De groothandel neemt, met ruim 9% van de werkgelegenheid, ruim 13% van de nationale bruto toegevoegde waarde voor zijn rekening. De gemiddelde arbeidsproductiviteit is bovendien verhoudingsgewijs hoog, te weten 147.000 gulden per mensjaar. De schaalgrootte van de groothandelssector is de laatste jaren stabiel; de gemiddelde onderneming heeft 7 à 8 werkzame personen. In tabel 2 zijn de aandelen van kleine, middelgrote en grote ondernemingen in aantal ondernemingen en omzet aangegeven. Ten opzichte van 1998 is het aandeel van het MKB in de totale sectoromzet met 0,4 procentpunt toegenomen.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
13
tabel 2
aantal ondernemingen en omzet in de groothandel, verdeeld naar grootteklasse 1999
grootteklasse
(werkzame personen)
% ondernemingen
% omzet
kleinbedrijf
(<10)
86,4
middenbedrijf
(10 t/m 99)
12,8
45,6
grootbedrijf
(100 +)
0,8
30,7
totaal
100
23,7
100
Bron: EIM.
Groothandel: een grote en intensieve investeerder De investeringen zijn in alle sectoren van het bedrijfsleven in 1999 op een hoger niveau uitgekomen dan in 1998. De groothandelssector investeerde in 1999 voor ruim 20 miljard gulden, voor 2000 wordt gerekend op een stijging met rond 10% tot ruim 22 miljard gulden (zie tabel 3). Wanneer dit bedrag afgezet wordt tegen de werkgelegenheid en de bruto toegevoegde waarde, dan blijkt de investeringsdrang groot te zijn. De snelle informatisering, de opkomst van internethandel, internationalisering van handelsactiviteiten, complexere logistieke systemen en - last but not least voorbereidingen op de euro, zullen daaraan hebben bijgedragen. Een kleine vergelijking van vier sectoren benadrukt de intensiteit van investeren in de groothandel. De investeringen als percentage van de bruto toegevoegde waarde illustreren de marktdynamiek in de sectoren. Investeringen in % van de bruto toegevoegde waarde (1999): • detailhandel 52% • groothandel 33% • commerciële dienstensector 20% • industrie 19%. De detailhandelsinvesteringen zijn naar verhouding groot, mede vanwege inspanningen voor e-commerce en de kostbare overstap van de gulden naar de euro. De groothandel scoort ook hoog. Bovendien is daar het bedrag aan investeringen per mensjaar, met gemiddeld 49.000 gulden, groter dan in alle andere sectoren.
14
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 3
investeringen in de groothandel en andere sectoren (in miljoenen guldens), 1999 en 2000 1999
particulier bedrijfsleven
2000
99.550
106.600
waarvan: groothandel
20.700
22.200
detailhandel
15.450
16.350
industrie
21.800
24.600
commerciële dienstverlening
41.600
43.450
Prognoses voor de groothandel en andere sectoren in 2000 en 2001 De ontwikkeling van de bruto toegevoegde waarde (zie tabel 4) is in de groothandel aanzienlijk voorspoediger verlopen dan in andere sectoren. Zowel in 2000 als in 2001 is de groei ruim boven het gemiddelde van het particuliere bedrijfsleven. De sterke groei van de wereldhandel - zowel van import als van export van goederen - met 10 of meer procent per jaar leidt ertoe, dat de internationaal opererende groothandelsbedrijven op buitenlandse markten veel sterker groeien dan op de binnenlandse markt mogelijk is. tabel 4
prognoses voor de ontwikkeling van de bruto toegevoegde waarde van de groothandel en de andere sectoren van het particuliere bedrijfsleven, 2000-2001 2000 MKB
2001 GB
totaal
MKB
GB
totaal
% mutatie t.o.v. voorafgaand jaar afzetvolume particulier bedrijfsleven
4,25
6
5,25
3,75
5
4,5
groothandel*
7
7
7
5,5
5,25
5,5
industrie
3,5
5,5
4,75
3
4,5
4
bouwnijverheid
4,75
5
5
2,75
2,5
2,75
waarvan:
detailhandel
2,25
2,75
2,5
2,5
3
2,75
commerciële diensten
3,75
6,75
5,5
3,754
5,75
5,25
* Inclusief tussenpersonen. Bron: CPB, EIM.
De groei van de werkgelegenheid vertoont een gelijkaardig beeld (zie de tabellen 5 en 6). De groei van het aantal werkzame personen beloopt in 2000 en 2001 in totaal zo’n 10%, dat wil zeggen ruim 46.000 personen in 2 jaar (tabel 6). Dit alles vindt plaats tegen de achtergrond van een nog steeds krapper wordende arbeidsmarkt. De groothandel neemt, met een aandeel van 15% in de groei van de totale werkgelegenheid in het particuliere bedrijfsleven, een meer dan proportioneel deel daarvan voor zijn rekening.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
15
tabel 5
prognoses voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in arbeidsjaren in de groothandel en de andere sectoren van het particuliere bedrijfsleven, 2000-2001 2000 MKB
2001 GB
totaal
MKB
GB
totaal
% mutatie t.o.v. voorafgaand jaar afzetvolume particulier bedrijfsleven
3
3,25
3
2,5
2,5
2,5
groothandel
6
5,75
6
4
4
4
industrie
1,25
1,25
1,25
1
1,25
1
waarvan:
bouwnijverheid
2,5
0,25
2,5
1,25
0,75
1,25
detailhandel
2
2,25
2
2,25
2,5
2,25
commerciële diensten
2,25
4
3,75
3
3,25
3
Bron: CPB, EIM.
tabel 6
prognoses voor de ontwikkeling van het aantal werkzame personen (x 1.000) in de groothandel en de andere sectoren van het particuliere bedrijfsleven, 2000-2001 2000 MKB
2001 GB
totaal
MKB
GB
totaal
mutatie t.o.v. voorafgaand jaar particulier bedrijfsleven afzetvolume
84,1
80,2
164,4
75,1
72,2
147,3
19,7
6,7
26,4
15,1
5,2
20,3
6,1
7,1
13,3
6
7,7
13,7
waarvan: groothandel industrie bouwnijverheid
9,3
3
12,3
5,6
1,3
6,9
detailhandel
8,7
6,5
15,2
10,8
7,6
18,3
40,3
56,9
97,2
37,6
50,4
commerciële diensten
88
Bron: CPB, EIM.
De winsten in de groothandelssector (zie tabel 7) ontwikkelen zich conform de groei van de toegevoegde waarde. Zowel in 2000 als in 2001 wordt gerekend op een jaarlijkse winstgroei van 6½%. Daarmee wordt impliciet aangegeven dat de kosten ‘in de pas’ zullen lopen bij de afzetgroei (handelsmarge) en de omzetgroei.
16
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 7
prognoses voor de ontwikkeling van de winst uit de onderneming van de groothandel en de andere sectoren van het particuliere bedrijfsleven, 2000-2001 2000 MKB
2001 GB
totaal
MKB
GB
totaal
% mutatie t.o.v. voorafgaand jaar particulier bedrijfsleven afzetvolume
4,25
2,75
3,75
6,25
7,5
7
waarvan: groothandel
6,5
industrie
2
bouwnijverheid
6,5
6,5
6
6,5
-1,25
6
0
3,25
7,5
6
13
12,25
15,25
18,75
25,25
detailhandel
1,25
-,75
0,75
1,25
,25
commerciële diensten
3
4,5
3,75
6
6,75
20,25 1 6,5
Bron: CPB, EIM.
3.2 De groothandel in internationaal perspectief De Nederlandse groothandel biedt werk aan 5% van de werknemers in de Europese (EU-15) groothandel. Qua omzetwaarde is het aandeel zelfs meer dan 6%. tabel 8
% aandeel van Nederland in de Europese groothandel (EU-15 = 100)
land
aantal
aantal werkzame
ondernemingen
personen
bruto toegeomzet
voegde waarde
Nederland
3,0
5,8
6,3
5,1
België
4,4
3,0
4,5
3,4
Duitsland
16,5
21,4
25,1
39,3
Frankrijk
9,2
13,8
14,5
11,3
Groot-Brittannië
12,4
15,1
17,8
13,5
Italië
26,4
13,2
11,4
10,4
Bron:
European Commission, DG Enterprise and KPMG/EIM/ENSR, Sixth Report of the European Observatory for SMEs, Brussels, 2000.
Binnen een groep van 6 geselecteerde landen varieert de toegevoegde waarde per werkzame persoon, overwegend tussen € 45000 en € 65.000; Duitsland springt eruit met bijna het dubbele. Het belang van de handelssector - internationale handel plus binnenlandse groothandel plus detailhandel - is op zich groot. Dit geldt ook ten opzichte van andere sectoren. Het aandeel van die drie handelssectoren (‘Commerce’) is, zoals blijkt uit de Website van EuroCommerce, op Europees niveau als volgt (zie figuur 2).
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
17
figuur 2
economisch belang van de handelssectoren in de EU-15*
* http://www.eurocommerce.be. Bron: EuroCommerce (2000).
18
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
4
Structuur van de groothandel en de subsectoren in 1999
4.1 Kerngegevens van de sector De belangrijkste structuurgegevens over de groothandel in 1999 zijn in tabel 9 gegeven. In het vervolg van dit hoofdstuk zullen de verschillende onderdelen nader besproken worden. tabel 9
kerngegevens van de groothandel in 1999 bruto onder-
groothandel in: agrarische producten
toege-
arbeids-
voegde
produc-
waarde
tiviteit
ne-
arbeids-
handels-
mingen
volume omzet
marge
aantal
aantal
x ƒ mln. x ƒ mln. x ƒ mln.
5.321
x ƒ mln.
31.502
export
48.325
6.448
3.192
3.715
x ƒ 1.000 118
grondstoffen en halffabrikaten
9.667
63.651
78.402
14.939
4.383
9.784
154
bouwmaterialen
3.967
33.743
29.492
6.504
705
4.235
126
kapitaalgoederen
15.046
43.373
7.119
23.979
179
133.711 159.616*
consumptiegoederen food
6.824
60.702
89.232
10.897
2.766
7.202
119
15.554
98.116
93.095
20.854
4.749
12.130
124
consumptiegoederen non-food groothandel totaal
56.379
421.426 498.162** 103.015
22.914
61.045
145
MKB
55.890
331.768 343.549
68.387
17.817
42.505
139
489
121.573 154.613
34.628
5.097
18.540
161
grootbedrijf
* Exclusief motorvoertuigen: ƒ 117.275 mln. ** Exclusief motorvoertuigen: ƒ 455.821 mln. Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
4.2 Ondernemingen Stijgend aantal bedrijven Het aantal ondernemingen in de groothandel steeg in het jaar 1999 per saldo met ruim 4.000. In 1999 waren er ruim 56.000 actieve bedrijven (zie figuur 3). De groei deed zich vooral in het MKB voor. Het aandeel van het kleinbedrijf bleef traditioneel veruit dominant. Al jarenlang wordt de groothandel gekenmerkt door een grote bedrijfsdynamiek. Er vindt ten opzichte van andere sectoren een grote in- en uitstroom van ingeschreven bedrijven plaats. Ook is het aantal overnames in de groothandel beduidend hoger dan in andere sectoren. Dit komt onder andere doordat de groothandel als geen andere sector
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
19
beïnvloed wordt door ontwikkelingen van enerzijds (internationale) handelspolitiek en anderzijds van logistieke en distributietechnische aard. Dit is er mede de oorzaak van dat er een constante herwaardering en innovatie plaatsvindt van de functies van de groothandel. figuur 3
aantal ondernemingen in de groothandel per subsector, 1999
agrarische producten
grondstoffen en halffabrikaten
bouwmaterialen
kapitaalgoederen
consumptiegoederen food
consumptiegoederen non-food
0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
16.000
18.000
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
4.3 Werkgelegenheid Bescheiden groei van werkgelegenheid in 1999 De werkgelegenheid uitgedrukt in arbeidsjaren - het arbeidsvolume - nam in 1999 toe met 4¾% tot ruim 421.000 (tabel 10). Het aantal werkzame personen steeg met circa 17.000. Tegen de achtergrond van een nettogroei van het aantal ondernemingen met zo’n 8%, was de groei van de werkgelegenheid minder dan proportioneel. Voor 2000 wordt een groei van het arbeidsvolume van 5½% verwacht.
20
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 10
ontwikkeling van de werkgelegenheid (aantal arbeidsjaren) in de groothandel per subsector, 1998-2000
groothandel in: agrarische producten en levende dieren
1998 29.956
1999 31.502
2000 31.795
grondstoffen en halffabrikaten
60.441
63.651
68.856
bouwmaterialen
31.693
33.743
35.782
kapitaalgoederen
127.511
133.711
142.896
consumptiegoederen food
59.749
60.702
61.642
consumptiegoederen non-food
92.918
98.116
103.542
402.269
421.426
444.514
groothandel totaal Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
Groei van werkgelegenheid in alle subsectoren De groei van het arbeidsvolume varieert in de subsectoren: • In de consumptiegoederen non-food bedroeg de groei in 1999 en 2000 gemiddeld 5½%. • In de consumptiegoederen food, waar de omzetgroei al jaren gering is, bedroeg de groei van het arbeidsvolume slechts iets meer dan 1%. Ook in de groothandel in agrarische producten en levende dieren was de groei in de jaren 1999 en 2000 relatief bescheiden (gemiddeld 3%). • In de overige subsectoren - kapitaalgoederen, bouwmaterialen, grondstoffen en halffabrikaten - groeide het arbeidsvolume bovenmodaal, en wel met 5½-6¾% per jaar. De groei van de werkgelegenheid in 1999 met per saldo ruim 19.000 arbeidsjaren, kwam voor een derde voor rekening van de kapitaalgoederengroothandel (de grootste subsector) en voor een kwart voor rekening van de groothandel consumptiegoederen non-food.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
21
figuur 4
werkgelegenheid (aantal werkzame personen) in de groothandel per subsector, 1999
agrarische producten
grondstoffen en halffabrikaten
bouwmaterialen
kapitaalgoederen
consumptiegoederen food
consumptiegoederen nonfood 0
20.000
40.000
60.000
80.000
100.000
120.000
140.000
160.000
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
Aantal vacatures stijgt vrijwel niet meer De gunstige conjunctuur in de jaren negentig ging gepaard met een betrekkelijk hoog niveau van vacatures. De grote vraag naar specifiek commercieel en technisch geschoold personeel door de verhoudingsgewijs kennisintensieve kapitaalgoederengroothandel is daar vermoedelijk sterk debet aan. Het aantal vacatures zoals dat per kwartaal door het CBS gepeild wordt, lag eind 1993 op gemiddeld zo'n 3.500 stuks. Sindsdien steeg het vacatureniveau tot 10.000 eind 1997. Ook in 1998 en 1999 bleef het aantal vacatures zeer sterk doorgroeien tot gemiddeld 16.000, maar in 2000 steeg het aantal nog maar nauwelijks. Op de arbeidsmarkt concurreert de groothandel vooral met de detailhandel en de industrie. In 2000 waren er gemiddeld 35 vacatures per 1.000 groothandelsbanen. De klaarblijkelijk sterke groei van de spanning op de arbeidsmarkt voor gekwalificeerd groothandelspersoneel is er vermoedelijk mede debet aan dat de feitelijke groei van werkgelegenheid in de sector belemmerd wordt.
22
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
figuur 5
ontwikkeling van het aantal vacatures in de groothandel per kwartaal, 1997-2000
2000-2 2000-1 1999-4 1999-3 1999-2 1999-1 1998-4 1998-3 1998-2 1998-1 1997-4 1997-3 1997-2 1997-1 0
2.000
4.000
6.000
8.000
10.000
12.000
14.000
16.000
18.000
Bron: CBS.
4.4 Omzet Grote volumegroei De groothandelsomzet in 1999 bedroeg 498 miljard gulden (456 miljard gulden exclusief groothandel in motorvoertuigen). Daarmee groeide de omzetwaarde ten opzichte van 1998 (436 miljard gulden exclusief motorvoertuigen) met 4½%. De omzetgroei bestaat (behalve bij handel in energiedragers) overwegend uit volumegroei; de afzetprijzen zijn in 1999 niet veel gestegen. Op de buitenlandse markten was er meer groei dan op de binnenlandse. De groothandelsexport groeide in 1999 met naar schatting 4-5%, terwijl de importen zelfs met circa 6% toenamen. Aandeel kapitaalgoederengroothandel blijft groot Omdat de omzetgroei in de groothandel in de meeste subsectoren beduidend is, verandert de samenstelling van de sectoromzet slechts langzaam. De groei van het aandeel van de kapitaalgoederengroothandel is in 1998 gestopt. Momenteel bedraagt het aandeel circa een kwart, en inclusief motorvoertuigen zelfs meer dan 30% (zie figuur 6).
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
23
figuur 6
procentuele verdeling van de omzet in de groothandel per subsector, 1999
consumptiegoederen non-food 19%
agrarische producten 10%
grondstoffen en halffabrikaten 16%
consumptiegoederen food 18%
bouwmaterialen 6%
kapitaalgoederen 31%
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
Omzetgroei varieert sterk Binnen de groothandel varieerde de groei van de omzet aanzienlijk (zie tabel 11). In 1999 toonden de groothandel in consumptiegoederen food (0,2% daling) en die in agrarische producten (0,4% stijging) geen noemenswaardige mutatie. In de overige subsectoren liep de groei uiteen van ruim 5½% tot iets meer dan 8%.
24
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 11
omzetgroei 1998-1999
groothandel in:
omzetgroei in %
agrarische producten en levende dieren
0,4
grondstoffen en halffabrikaten
6,5
bouwmaterialen
8,1
kapitaalgoederen
5,6
consumptiegoederen food
0,2
consumptiegoederen non-food
7,0
groothandel totaal
4,4
4.5 Marges en bedrijfsresultaten De gerealiseerde brutomarge in de groothandel bedroeg in 1998 volgens het CBS1 19,2%. In 1999 bedroeg de marge, exclusief handel in nieuwe motorvoertuigen, een kleine procentpunt meer dan in het jaar daarvoor: 20,1% (20,7% inclusief motorvoertuigen). Per subsector varieert de marge ruim rond dit gemiddelde. Factoren zoals omloopsnelheid, ruimte- en vermogensbeslag en de aard en omvang van het noodzakelijke, begeleidende dienstenpakket bepalen uiteindelijk in hoge mate de gerealiseerde marge. tabel 12
brutowinstmarge (in % van de omzet) in de groothandel per subsector, 1999
groothandel in:
1999
agrarische producten
13,3
grondstoffen en halffabrikaten
19,1
bouwmaterialen
22,1
kapitaalgoederen
27,2
consumptiegoederen food
12,2
consumptiegoederen non-food
22,4
groothandel totaal
20,7
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
Uit de verdeling van de totale geldwaarde van de brutomarge van de sector over de verschillende subsectoren blijkt dat kapitaalgoederen een meer dan proportionele bijdrage leveren (zie figuur 7). Het is de resultante van een grote omzet met een relatief hoge brutomarge.
1
CBS, Kerncijfers Groothandel 2000, 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
25
figuur 7
procentuele verdeling van de brutowinst in de groothandel per subsector, 1999 agrarische producten 6%
consumptiegoederen non-food 20%
grondstoffen en halffabrikaten 15%
bouwmaterialen 6%
consumptiegoederen food 11%
kapitaalgoederen 42%
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
4.6 Afzetkanalen Intermediaire functie steeds belangrijker De handelsmarge van de groothandel wordt voor bijna een kwart via export verkregen (zie tabel 13). Van de binnenlands gerealiseerde marge wordt ¾ door afzet van investeringsgoederen en door intermediaire transacties verkregen, ¼ wordt door de detailhandel opgebracht. De verdeling over de verschillende afzetcategorieën is - over de jaren heen stabiel gebleken, ondanks dat exportmarkten gemiddeld harder groeiden dan binnenlandse markten.
26
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 13
verdeling van de afzet van de sector groothandel naar afnemerscategorieën, 1999
groothandel in:
export
consumptie investeringen intermediair
totaal
agrarische producten
50
8
.
42
100
grondstoffen en halffabrikaten
29
12
.
58
100
bouwmaterialen
11
17
.
72
100
kapitaalgoederen
16
9
56
19
100
consumptiegoederen food
25
31
.
44
100
consumptiegoederen non-food
23
41
.
36
100
groothandel totaal
22
19
24
36
100
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
4.7 Export en import Export door groothandel ligt in 1999 boven de 110 miljard gulden De waarde van de groothandelsexport is in 1999 gestegen tot naar schatting 110-115 miljard gulden. De exportomzet van bedrijven met 10 of meer werknemers - samen goed voor 76% van de sectoromzet - bedroeg in 1999 ongeveer 97 miljard gulden. Vervolgens is verondersteld dat het kleinbedrijf (minder dan 10 werkzame personen) ook exportomzet realiseert, zij het in relatief mindere mate dan middelgrote en grote bedrijven. Het groothandelsexportpakket steunt vooral op kapitaalgoederen, non-food consumptiegoederen en grondstoffen & halffabrikaten (zie figuur 8). Daarnaast was de groothandel in 1999 goed voor transito-export ten bedrage van 23-25 miljard gulden.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
27
figuur 8
procentuele verdeling van de export in de groothandel per subsector, 1999 agrarische producten 14%
consumptiegoederen non-food 21%
grondstoffen en halffabrikaten 19% consumptiegoederen food 12%
bouwmaterialen 3%
kapitaalgoederen 31%
Bron: CBS, raming en bewerking EIM.
Import door groothandel stijgt tot meer dan 130 miljard gulden De waarde van de groothandelsimport is in 1999 gestegen tot naar schatting 130-135 miljard gulden. De inkopen in het buitenland door bedrijven met 10 of meer werknemers - samen goed voor 76% van de sectoromzet - bedroeg in 1999 ongeveer 120 miljard gulden. Ten slotte is verondersteld dat het kleinbedrijf (minder dan 10 werkzame personen) ook importeert, zij het in relatief mindere mate dan middelgrote en grote bedrijven. Daarnaast was de groothandel in 1999 goed voor transito-import ten bedrage van circa 25 miljard gulden. Het importpakket bestaat overwegend uit kapitaalgoederen, non-food consumptiegoederen en grondstoffen.
4.8 Investeringen Stabiele investeringen De omvang van de investeringssom is een graadmeter voor het vertrouwen van het bedrijfsleven in de economie. De totale investeringssom in de groothandel bedroeg in de jaren 1999 en 2000 naar schatting respectievelijk 20,7 en 22,2 miljard gulden (zie tabel 3).
28
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Het gros van de groothandelsinvesteringen - tegen de 40% - wordt besteed aan 'grond en gebouwen' voor huisvesting van opslag, overslag en diensten. De tweede belangrijke investeringscategorie is in vrijwel alle subsectoren transport, met een aandeel van rond 25%. Intern transport scoort daarbij vooral hoog in de foodsector. Investeringsbereidheid neemt toe Ondanks het stabiele beeld van de investeringssom, is het percentage investerende bedrijven gestegen. In 1993 werd door 59% van de groothandelsondernemingen geïnvesteerd; in de jaren 1994-1998 is dat percentage toegenomen tot circa 62; in 1999 bedroeg het echter 59%1 Ingrijpende veranderingen in de logistieke en communicatie-infrastructuren en de inspanningen om het millenniumprobleem voor te zijn, hebben in belangrijke mate aan de groei van investeringen bijgedragen.
4.9 Kosten en prestaties Bedrijfsresultaat loopt iets terug t.o.v. 1998 Over de gehele groothandel bezien, is het bedrijfsresultaat in 1999 ten opzichte van 1998 iets teruggelopen, en wel van 4,5%2 tot 4,3% (zie tabel 14). De loonkosten voor eigen en ingeleend personeel bedroegen 7,0% van de omzet, dat wil zeggen 42% van de exploitatiekosten (zie tabel 15). In de verschillende subsectoren varieert de post ‘loonkosten’ van ruim 4 (agrarische producten) tot rond 9% (kapitaalgoederen) van de omzet. Het bedrijfsresultaat, gemeten in procenten van de omzet, valt in de subsectoren ‘agrarische producten en levende dieren’ en ‘consumptiegoederen food’ naar verhouding tegen. De zeer geringe omzetstijging respectievelijk omzetdaling in 1999 bij beide subsectoren (zie tabel 11) zijn daar voornamelijk debet aan. Loonkosten stijgen Het aandeel van personeelskosten stijgt relatief. In 1999 bedroegen ze 42% van de exploitatiekosten, terwijl dat percentage in voorafgaande jaren overwegend minder dan 40 bedroeg.
1 2
Bron: ERBO Brancheboek 1999, januari 2000. CBS, Kerncijfers Groothandel 2000, 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
29
20,7 16,6 4,1 0,2 4,3
brutowinst
exploitatiekosten
bedrijfsresultaat
overige baten en lasten (saldo)
resultaat voor belastingen
6,5 100,0
-1,0 6,2 100,0
afschrijvingen
30
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
3,0
51,5
52,8
(netto) betaalde rente
39,0
producten
overige kosten
totaal
4,9
0,2
4,7
14,4
19,1
80,9
100,0
halffabrikaten
grondstoffen en
agrarische
42,0
groothandel
totale
personeelskosten
omschrijving
tabel 15
2,4
0,1
2,3
11,0
13,3
86,7
100,0
producten
agrarische
4,2
0,3
3,9
18,1
22,1
77,9
100,0
materialen
bouw-
4,9
0,1
4,8
22,3
27,2
72,8
100,0
goederen
kapitaal-
100,0
8,8
1,4
45,9
43,9
halffabrikaten
grondstoffen en
100,0
7,1
2,0
42,4
48,4
materialen
bouw-
samenstelling exploitatiekosten (incl. afschrijvingen) groothandel totaal en per subsector, 1999 (in %)
79,3
inkoopwaarde
Bron: CBS.
100,0
groothandel
totale
resultatenrekening groothandel totaal en per subsector, 1999
netto-omzet
omschrijving
tabel 14
100,0
8,9
2,8
42,4
46,0
goederen food
consumptie-
5,0
0,5
4,4
18,0
22,4
77,6
100,0
non-food
consumptiegoederen
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
100,0
4,7
-6,2
60,6
40,9
goederen
kapitaal-
2,7
0,0
2,7
9,5
12,2
87,8
100,0
goederen food
consumptie-
Brutowinstprestaties in subsectoren hebben kleine bandbreedte Tussen de subsectoren bestaan er aanmerkelijke verschillen in de samenstelling van de exploitatiekosten. Deze zijn vooral toe te schrijven aan de verschillen in voorraadniveau, dienstenintensiteit en de distributiestructuur waarin men opereert. Wat omzetprestaties en - vooral - brutowinstbijdragen betreft, blijkt grotere eenvormigheid. In tabel 16 staan de omzetprestaties en winstprestaties voor de verschillende subsectoren vermeld. Vergeleken met de aanzienlijke verschillen in handelsmarge tussen subsectoren (variërend van 13 tot 27%), liggen de brutowinstbedragen per arbeidsjaar redelijk dicht bij elkaar, te weten tussen circa 180.000 en 240.000 gulden. De groothandel in kapitaalgoederen springt eruit met een bedrag van meer dan 3 ton per mensjaar; de relatief hoge kosten maken een dergelijke handelsmarge echter ook nodig. tabel 16
financiële kengetallen in de groothandel totaal en per subsector, 1999 omzet per
groothandel in:
brutowinst per
werkzame
omzet per
werkzame
brutowinst per
persoon
arbeidsjaar
persoon
arbeidsjaar (x ƒ 1.000,-)
(x mln. gld.)
(x mln. gld.)
(x ƒ 1.000,-)
agrarische producten
1,4
1,5
192
205
grondstoffen en halffabrikaten
1,1
1,2
218
235
bouwmaterialen
0,8
0,9
178
193
kapitaalgoederen
1,1
1,2
302
324
consumptiegoederen food
1,4
1,5
167
180
consumptiegoederen non-food
0,9
0,9
197
213
groothandel totaal
1,1
1,2
227
244
Bron: CBS; raming en bewerking EIM.
4.10 Voorraadfunctie Omloopsnelheid van voorraad bedraagt 10 De waarde van de voorraden - exclusief motorvoertuigen - in de groothandel bedroeg in 1998 rond 35 miljard gulden (8% van de omzet). Gegeven de omzetstijgingen in 1999 en 2000 van in totaal ruim 11%, zal de waarde van de groothandelsvoorraad momenteel op een niveau van 39 miljard gulden liggen. De omloopsnelheid van de voorraad is - na het 'dal' in 1992 met een waarde van 8,8 - flink gestegen. Dit komt tot uitdrukking in de daling van de voorraadtermijn. In 1992 bedroeg deze nog 41 dagen, maar in 1999 was de om-
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
31
loopsnelheid van de voorraad opgelopen tot 10, met een voorraadtermijn van 36 dagen. Deze ontwikkeling weerspiegelt het verloop van de conjunctuur. Waarschijnlijk is de verkorting van de voorraadtermijn nog groter wanneer wordt afgezien van de tegeneffecten van het steeds vaker hanteren van 'value added logistics' (VAL). Activiteiten zoals assemblage, veredeling en eenvoudige handelingen in het eindstadium van het productieproces van de toeleverancier winnen aan belang. Zij maken deel uit van de brede scala van mogelijke behandelingen die de groothandelsvoorraad kan ondergaan. Wanneer de groothandel meerdere activiteiten gaat verrichten, kan dit uiteraard reden zijn om de voorraad langer binnen het bedrijf te houden. Toenemend vermogensbeslag door voorraden gaat dan overwegend gepaard met handhaven of zelfs verbeteren van de brutohandelsmarge. De verschillende subsectoren lopen uiteen qua voorraadniveau en qua voorraadtermijn. Producten die snel bederven hebben doorgaans een korte voorraadtermijn. Zo blijven agrarische producten en consumptiegoederen food gemiddeld maximaal zo'n 5 weken in de groothandel. Aan de andere kant staan de groothandel in bouwmaterialen en de groothandel in consumptiegoederen non-food, waar producten pas na 50-60 dagen uitgaan. Naar schatting de helft van de waarde van de voorraden zit bij de kapitaalgoederengroothandel.
4.11 Financiële structuur De financiële structuur van de groothandelssector wordt weergegeven door de financiële gegevens van bijna 34.000 rechtspersonen in de groothandel, die samen goed zijn voor ruim driekwart van de sectoromzet (tabel 17). De rentabiliteit (nettoresultaat/eigen vermogen) is in 1998 sterk gestegen; de andere kengetallen laten geen wezenlijke veranderingen zien.
32
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 17
financiële structuur van de sector groothandel (rechtspersonen), 1990, 1994-1998
omschrijving
eenheid
1990
1994
1995
1996
1997
1998
bestandsgegevens aantal ondernemingen
x 1.000
16,3
21,4
29,6
29,7
31,8
33,6
omzet
mld. gld.
269,3
304,7
282,1
300,3
325,1
330,0
vaste activa
mld. gld.
57,0
98,2
59,8
56,2
60,6
64,9
- (im)materiële
mld. gld.
24,1
26,7
27,0
29,2
28,5
31,1
- financiële
mld. gld.
32,9
71,6
32,8
27,0
32,1
33,5
vlottende activa
mld. gld.
85,8
116,6
97,5
103,1
111,7
115,1
- vorderingen
mld. gld.
48,4
69,4
52,4
55,9
64,1
65,7
- liquide middelen
mld. gld.
12,2
17,7
17,2
19,2
17,5
19,0
eigen vermogen
mld. gld.
47,6
70,8
63,1
64,8
67,8
70,1
vreemd vermogen
mld. gld.
95,3
144,0
94,3
94,4
107,1
108,8
- vreemd vermogen lang
mld. gld.
30,7
53,6
25,4
22,1
28,4
25,9
- vreemd vermogen kort
mld. gld.
64,6
90,5
68,9
72,3
78,7
82,9
- rentabiliteita
%
14,3
13,9
12,7
12,8
14,3
19,1
- solvabiliteitb
%
33,3
33,0
40,1
40,7
38,8
39,2
activa
passiva
kengetallen
- current ratioc d
- quick ratio
1,33
1,29
1,42
1,43
1,42
1,39
0,94
0,96
1,01
1,04
1,04
1,02
- omloopsnelheid totaal vermogene - debiteurentermijnf
1,88 dagen
39,0
1,42 44,9
1,79 42,6
1,89 43,0
1,86 41,8
1,84 41,5
a (Nettoresultaat/eigen vermogen) x 100%. b (Eigen vermogen/totaal vermogen) x 100%. c Vlottende activa/vreemd vermogen kort. d (Vlottende activa-/-voorraden) /vreemd vermogen kort. e Omzet/totaal vermogen. f (Debiteuren/omzet) x 365. Bron: CBS.
4.12 Concentratie en kolomverhoudingen Aantal overnames liep terug Het aantal transacties van bedrijven, gericht op acquisitie en samenwerking in de groothandel, was in 1999 circa 13% kleiner dan in 19981. Daarmee liep het aandeel van de groothandel in het totale aantal fusies, overnames en meerderheidsdeelnemingen in Nederland terug van ruim 8% van de transacties in 1998 tot minder dan 6% in 1999. Voor het totale bedrijfsleven was er sprake 1
Compendium Nederlands Bedrijfsleven 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
33
van een forse stijging van het aantal transacties, en wel met 19% tot 1.216 stuks. De grensoverschrijdende samenwerking in de groothandel vindt vooral richting buitenland plaats. Overnames door buitenlandse bedrijven van Nederlandse groothandelaren zijn betrekkelijk zeldzaam. De acquisities op mondiaal vlak gebeuren overwegend door de handelshuizen (conglomeraten) en technische handelsondernemingen. Op binnenlands en EU-terrein zijn vooral de foodgroothandel en de technische groothandel actief. Een blik op de aard en omvang van transacties in de groothandel toont onder meer het volgende. • Veel overgenomen bedrijven zijn betrekkelijk overzienbaar van omvang. Daarmee in lijn is het gegeven dat overnames van ten opzichte van de overnemende partij kleinere bedrijven momenteel veruit favoriet zijn boven fusies, vrijere vormen van samenwerking en financiële participatie. • Acquisities zijn sterk meelopend met de conjunctuurbeweging. Het aantal transacties was maximaal aan het begin van de jaren negentig, liep terug in 1993 en 1994 en trekt weer aan in de jaren nadien. De introductie van de euro lijkt de fusiekoorts ook aangewakkerd te hebben. Acquisities in de groothandel hebben uiteenlopende achtergronden: • functies verbijzonderen • intensiveren van lopende activiteiten • internationalisering • afzetkanalen toevoegen. Een belangrijke gemeenschappelijke achtergrond van verschillende varianten van ondernemingsconcentratie is het zoeken naar schaalvoordelen c.q. het elimineren van vermijdbare schaalnadelen.
34
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
5
Trends
5.1 Inleiding De gegevens in dit hoofdstuk zijn grotendeels gebaseerd op uitkomsten van het MKB-Beleidspanel van EIM. Ieder kwartaal voert EIM een telefonische enquête uit onder 2.500 MKB-ondernemers in Nederland. Daarmee worden de relevantie van sociale en economische ontwikkelingen, de mate waarin de ondernemers de gevolgen daarvan ondervinden en de acties die zij naar aanleiding uiteindelijk in gang zetten, gepeild. Uit tien belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die in de vorige editie van Ondernemen in de groothandel aan de orde zijn gesteld1, worden er dit jaar drie geselecteerd en uitgediept. Deze zijn: • groei van het internetgebruik • toenemende krapte op de arbeidsmarkt • de klant wordt steeds veeleisender. In paragraaf 5.2 wordt de stand van zaken in de groothandel op deze drie terreinen nagegaan. In paragraaf 5.3 komen andere maatgevende trends die in (delen van) de groothandel spelen, aan de orde.
5.2 Algemene trends in de groothandel 5.2.1 Groei van het internetgebruik Beschrijving In het predigitale tijdperk (i-Economie) zetten fabrikanten de toon. De groothandel zorgde voor een efficiënte distributie naar de detailhandel, industrie en andere sectoren. De detailhandel bracht op zijn beurt de producten aan de man door een optimale marketingmix. De concurrentie tussen fabrikanten speelde zich af in de winkel. De consument koos uit het zichtbare aanbod op basis van aanvullende informatie van de detaillist, die hiervoor zwaar leunde op de fabrikant en zijn marketinginspanning. In het digitale tijdperk (e-Economie) is hieraan een omgekeerde beweging toegevoegd. Door de massa internetaansluitingen is de consument als eerste aan zet. De consument heeft nu macht door de gratis verkregen kennis via het net en plaatst zijn bestelling bij de beste webwinkel die de bestelling weer doorsluist aan de fabrikant. De fabrikant schakelt een logistiek agent in voor de distributie. Hoever de macht van de consument in deze al gaat, wordt geïllustreerd door www.letsbuyit.com, een inkoopcombinatie van consumenten,
1
EIM, Sectorscoop Ondernemen in de Groothandel 2000, 1999.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
35
waarbij geldt: hoe meer belangstellenden, hoe lager de prijs. Letsbuyit is geen business-to-consumer (B2C) meer, maar consumer-to-business (C2B). Het mag duidelijk zijn dat de zojuist beschreven ketenomkering en machtsverschuiving gevolgen hebben voor de interne en externe bedrijfsprocessen bij alle betrokkenen: fabrikant, toeleverancier, groothandel, handelsagent, distributeur en detailhandel. Ondernemers zullen bijvoorbeeld thuis moeten raken in een omgeving die gekenmerkt wordt door: • Desintegratie van de bedrijfskolom als gevolg van lagere interactiekosten. • Druk op marges en verkoopprijzen, vanwege toenemende doorzichtigheid van het (Europese) aanbod. • Belang van intellectueel eigendom gaat zwaarder wegen dan belang van kapitaal. • Toenemende meeropbrengst bij grotere schaal van (virtueel dan wel reëel) opereren. • Opkomst van tijdelijke netwerken in plaats van formele structuren, dwars door traditionele ketens heen. • Snelle marktpenetratie en kortere levenscycli van producten en diensten. Groothandel Medio 2000 heeft 85% van de MKB-panelleden een internetaansluiting en 51% (60% van die 85%) tevens een eigen website. De penetratie van internet 1 is groot. Vergeleken met eerdere CBS-cijfers , die betrekking hadden op de situatie eind 1998 (50% van de groothandel had internet) en de toentertijd uitgesproken verwachting voor eind 2000 (65%), scoort het panel hoog (zie tabel 18). Een vergelijkbare situatie is er wat e-commerce betreft. De bevindingen inzake de groothandel van het CBS (peiling in 1998), van Twijnstra Gudde2 (peiling in 1999) en van Cap Gemini Ernst & Young3 (peiling in 2000) zijn de volgende. • Naar verwachting zal eind 2000 bijna 20% van de bedrijven met 5 of meer werkzame personen, elektronische orders/opdrachten krijgen (CBS). • Eind 1999 doet een derde van de middelgrote en grote groothandelsbedrijven aan enige vorm van e-commerce in brede zin (Twijnstra Gudde). Kostenreductie door snellere transacties en verbeterde klantenservice zijn de belangrijkste gerealiseerde doelstellingen. • Midden 2000 doet bijna 25% van de groothandelssector aan enige vorm van e-commerce in brede zin (Cap Gemini Ernst&Young). Het EIM-beleidspanel laat zien dat er behalve van de obligate ‘etalagefunctie’ ook sprake is van relatief veel daadwerkelijke elektronische verkooptransacties, al dan niet vergezeld van on line betalingen.
1 2 3
36
CBS-Webmagazine, november 1999. E-commerce bij de groothandel, januari 2000. E-commerce en de Groothandel, oktober 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 18
internetgebruik in het MKB groot-
detail-
handel
handel
ambacht
industrie
diensten
bouw totaal
65
70
85
54
81
69
77
33
45
60
32
43
26
45
beschikt over internetaansluiting w.v. bedrijven met een eigen website
gebruik internet (in procenten van bedrijven met internet): verstrekken info producten/diensten
53
61
77
39
56
50
57
16
26
34
25
25
2
24
45
48
49
46
52
41
46
30
27
45
22
37
33
35
betalingen
23
23
30
13
27
27
26
zoeken en ontvangen info
91
92
87
92
95
90
93
e-mail
87
91
95
84
95
88
94
interne communicatie
12
21
34
9
22
13
22
elektronisch bankieren
47
2
49
51
53
47
50
privé-gebruik
63
66
64
68
72
65
72
6
1
0
4
1
7
1
daadwerkelijke verkoop producten/diensten daadwerkelijke aankoop producten/diensten online verrichten van betalingen online ontvangen van
nauwelijks gebruik van internet
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
Het totale beeld sluit aan bij het al jarenlang vaste gegeven dat de groothandel in de voorhoede loopt bij automatisering en daarop gebaseerde informatisering. Gevraagd naar redenen waarom men internet niet gebruikt voor daadwerkelijke verkoop van goederen of diensten, antwoordden veel ondernemers dat de benodigde kennis ontbrak (zie tabel 19). Deze belemmering lijkt op voorhand oplosbaar, omdat het geen principieel ‘nee’ betreft. In andere sectoren overheerst juist het argument dat de desbetreffende producten niet geschikt zijn voor e-commerce. Deze laatste opvatting vindt in de groothandel vrijwel geen aanhang. Zowel in de distribuerende groothandel (consumentengoederen in food en non-food) als in de toeleverende segmenten (investeringsgoederen, grondstoffen en halffabrikaten en bouwmaterialen) zijn e-commercetoepassingen immers zinvol.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
37
tabel 19
% MKB-ondernemingen met belemmeringen van toepassing van e-commerce (nietgebruikers = 100)
belemmering
groothandel
totale MKB
-
1
hebben de kennis niet
27
5
zien er geen voordeel in
12
6
vertrouwen de techniek niet
0
4
het is onveilig
-
2
weinig wet- en regelgeving op dat gebied
-
1
onze klanten zitten niet op internet
5
8
past niet bij ons product/onze dienst
8
32
58
37
-
4
het is te duur
anders weet niet Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2000.
5.2.2 Toenemende krapte op de arbeidsmarkt Beschrijving Nederland kent toenemende spanning op de arbeidsmarkt. Het aantal openstaande vacatures is in de afgelopen paar jaar sterk gegroeid. Eind 1999 waren het er volgens het CBS 168.000. Eerder in 1999 bleek 54% van de vacatures langdurig open te staan: de maatstaf voor ‘moeilijk vervulbaar’. Het aandeel moeilijk vervulbare vacatures heeft hiermee een recordhoogte bereikt. In de bouw komen ze het meest voor; volgens de bouwwerkgevers is bijna driekwart van hun vacatures moeilijk te vervullen1. Maar ook in de industrie, de handel en de dienstensector gaat het om grote aantallen. De concurrentie om schaarse werknemers binnen te halen en te houden wordt door deze ontwikkeling steeds scherper. Werkgevers betalen extra, en bieden aanvullende secundaire arbeidsvoorwaarden en faciliteiten. Als zij dan nog niet slagen, werven zij ook in het buitenland: automonteurs uit Polen, programmeurs uit India, machineoperators uit Ierland en Duitsland, lassers uit het Verenigd Koninkrijk en verpleegsters uit de Filippijnen. Verder laat men overwerken, leent personeel in of besteedt werk uit, en investeert in arbeidsbesparende techniek. In uiterste instantie reduceert men de acquisitie en zet groeiplannen op een laag pitje. Volgens een door EIM in 2000 verrichte peiling in het MKB geeft ongeveer de helft van de bedrijven aan dat nieuwe werknemers nu hogere eisen stellen dan vorig jaar. Een op de vier betaalt extra om te voorkomen dat werknemers vertrekken. Kennelijk hebben deze maatregelen succes: slechts één op de zeven geeft aan dat het verloop in het afgelopen jaar is toegenomen. Daarente-
1
38
NRC Handelsblad, 11 augustus 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
gen zeggen vier op de tien bedrijven dat zij in hun groei worden belemmerd doordat zij geen personeel kunnen vinden. Groothandel De groothandel concurreert op de arbeidsmarkt vooral met de industrie en de detailhandel, zeker voor specifieke kennisfuncties. Macro-economische prognoses van groei en expansieplannen van ondernemers worden uiteindelijk begrensd door de factor ‘voldoende en gekwalificeerde mensen kunnen krijgen’. Gezien de huidige krapte op arbeidsmarkt zijn de volgende punten dan ook vaak actueel: • Lukt het behouden van huidige personeel (+ de prijs ervoor betalen)? • Moeten groeiplannen en -kansen noodgedwongen in de ‘ijskast’ worden gezet? • Stelt nieuw aan te trekken personeel duidelijk merkbaar hogere eisen inzake arbeidsvoorwaarden dan vorig jaar? De reacties op de drie voorgelegde stellingen in de verschillende sectoren, staan in tabel 20 vermeld. Daaruit blijkt dat de groothandel, in vergelijking met andere sectoren, veel arbeidsmarktproblemen heeft. tabel 20
mening van MKB-ondernemers over de krapte op de arbeidsmarkt (in % van het totale aantal ondernemingen per sector) totale am-
indu-
groot-
detail-
bacht
strie
handel
handel
bedrijfsdiensten
bouw leven
Stelling: ‘Om te voorkomen dat mijn personeel overstapt naar een ander bedrijf, moet ik hen meer salaris bieden’ mee eens
21
21
37
34
25
25
26
niet mee eens/mee oneens
14
11
14
26
13
15
13
mee oneens
44
49
38
36
41
46
43
weet niet
21
18
11
4
20
14
18
Stelling: ‘Ik word belemmerd in mijn streven naar groei van mijn bedrijf, omdat ik geen personeel kan vinden’ mee eens niet mee eens/mee oneens
36
43
43
41
31
50
36
4
2
4
8
9
8
7
mee oneens
41
42
42
48
40
30
41
weet niet
20
14
11
2
20
12
17
Stelling: ‘De eisen die nieuw personeel stelt ten aanzien van salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden, zijn in vergelijking met vorig jaar toegenomen’ mee eens niet mee eens/mee oneens
44
50
57
49
46
48
49
4
1
12
9
4
7
4
mee oneens
24
32
9
22
20
21
20
weet niet
28
17
22
20
30
25
27
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
39
De reacties op de stellingen worden nog eens bevestigd door de uitkomst dat in de groothandel verhoudingsgewijs vaak een toenemend verloop wordt gesignaleerd (zie tabel 21). tabel 21
ontwikkeling verloop van personeel in afgelopen jaar (in procenten van het totale aantal MKB-ondernemingen) totale am-
indu-
groot-
detail-
bacht
strie
handel
handel
9
21
21
13
13
9
14
geen toename van verloop
74
67
68
83
69
79
69
weet niet/wil niet zeggen
17
13
11
4
18
12
16
toename van verloop
bedrijfsdiensten
bouw leven
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2000.
Welke maatregelen nemen ondernemers om knelpunten op het gebied van arbeidsvoorziening weg te nemen? In de verschillende sectoren van de economie worden grosso modo dezelfde soorten maatregelen getroffen (zie tabel 22). De populairste maatregelen zijn: • efficiency van huidig personeel vergroten • werk uitbesteden • personeel inlenen • overwerken. Wat de groothandel betreft valt op dat ‘automatisering’ relatief vaak genoemd wordt. Dat duidt erop dat in de groothandel op structurele schaarste aan arbeid wordt gerekend en dat daarom een kapitaalintensievere productiewijze wordt verkozen. Het spiegelbeeld van deze uitkomst is dat in de groothandel in de praktijk minder mogelijkheden worden gezien voor efficiency (verder) verhogen, uitbesteden van werk of inlenen van personeel. Vanzelfsprekend zijn ‘groei uitstellen’ en ‘orders afwijzen’ de minst gezochte oplossingen voor arbeidsmarktproblemen, zeker in de groothandel.
40
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 22
maatregelen die MKB-ondernemers nemen om knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen (in % van het totale aantal MKB-ondernemingen met knelpunten) totale am-
indu-
groot-
detail-
bacht
strie
handel
handel
73
72
60
66
84
65
72
uitbesteden
47
55
36
33
48
62
51
personeel inlenen
47
48
33
37
45
64
48
50
44
36
47
52
44
48
maatregel efficiënter werken
bedrijfsdiensten
bouw leven
werkzaamheden
werknemers meer laten scholen leerlingen in dienst nemen
53
57
44
37
48
54
42
meer overwerken
46
56
43
16
43
48
40
meer automatiseren
32
47
56
30
42
30
39
groeiplannen uitstellen
49
45
36
45
36
49
37
minder offertes uitbrengen 46
53
21
22
39
52
35
anders
11
19
14
8
5
17
10
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2000.
De mate waarin de knelpunten actueel zijn, blijkt ook uit het aantal (langdurig) onvervulbare vacatures voor gekwalificeerd personeel. Bijna 40% van de groothandelsondernemingen ervaart een stijging van dat aantal, tegenover 23% van het MKB. Vooral de combinatie van technische en commerciële kwalificaties is veelgezocht en weinig gevonden. 5.2.3 De klant wordt steeds veeleisender1 Beschrijving Bedrijven ondervinden sterk de gevolgen van toenemende eisen van de klant. Waar traditioneel het bedrijfsleven bepaalde welke producten en diensten de klant kon kiezen, gaat die dat steeds meer zelf bepalen. De toenemende aandacht voor de klant weerspiegelt zich dan ook in een grotere pluriformiteit van het productaanbod. De consumentenvraag wordt steeds meer divers. Hieraan liggen meerdere oorzaken ten grondslag, zoals veranderingen in de leeftijdsopbouw (vergrijzing), een groter aandeel allochtonen, kleinere huishoudens, meer tweeverdieners, toenemend individualisme en grotere inkomensverschillen. Daarnaast spelen de ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en internet een rol.
1
M. Clement, ‘De klant centraal’, in: Vogels, R. (samensteller), Megatrends en de effecten voor het MKB, Stichting Teleac/NOT, Utrecht, 1997.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
41
Deze sterk gedifferentieerde consumentenbehoefte vraagt om een steeds breder en/of creatiever producten- en dienstenaanbod. Standaardproducten en -diensten voldoen niet meer, waardoor er wordt aangepast aan de wensen van de klant. De strategie van bedrijven wordt door het aanpassen van dienstverlening, automatisering, logistieke processen, openingstijden, accommodatie, horecastructuur etc. en niet te vergeten het product, er volledig op afgestemd. We zien een aantal processen veranderen zoals ontwikkeling van meer producten op maat, uitbreiding van het assortiment, samenwerking en netwerkvorming. Ook het professionaliseren van personeel en organisatie en het dienstenpakket adequaat definiëren zijn enkele belangrijke maatregelen. Groothandel De klant stelt steeds hogere eisen aan zijn toeleverancier van goederen en diensten. Met name de handelssectoren merken dat al jarenlang (zie tabel 23). Ketenomkering, geïntegreerde kwaliteitsbewaking van producent tot aan de gebruiker, internationalisering en schaalvergroting bij de afnemers, maken het voor het merendeel van de groothandel onvermijdelijk dat er, richting klant, aanpassingen komen. tabel 23
stelling: ‘De klant stelt steeds hogere eisen’ (in % van totale aantal MKBondernemingen) totale am-
indu-
groot-
detail-
bacht
strie
handel
handel
bedrijfsdiensten
bouw leven
ja
80
78
84
83
73
79
75
nee
20
22
16
17
26
21
24
0
0
0
0
1
0
1
weet niet
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2000.
De maatregelen die ondernemers treffen om beter op de klant in te spelen, zijn uiteenlopend van aard. De meest voorkomende zijn: 1. In de preventieve sfeer: • Interne kwaliteitszorg verbeteren door het instellen van regels c.q. het aanpassen van procedures, zodat klachten voorkomen worden. • Werkvoorbereiding en -uitvoering verbeteren door scholing van personeel. • Communicatie verbeteren, zodat de klant vooraf beter weet wat hij wel en niet kan of mag verwachten. • Meer automatisering en informatisering van bedrijfsprocessen, met behulp van ICT. 2. In de probleemoplossende sfeer: • Aandacht schenken aan wat de klant zegt. • Snel reageren en probleem oplossen.
42
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
De mate waarin men niet aan de eisen van de klant voldoet, zodat klachten ontstaan, is in de groothandel - naar de mening van de groothandel zelf - betrekkelijk groot (zie tabel 24). tabel 24
mate waarin niet aan de eisen van een klant kan worden voldaan (in % van totale aantal MKB-ondernemingen) totale am-
indu-
groot-
detailhandel
bedrijfs-
bacht
strie
handel
nooit
29
28
2
16
diensten 27
bouw leven 34
25
enkele keer
69
70
92
84
71
63
71
vaak
2
2
5
0
2
3
3
weet niet
0
0
1
0
0
0
Bron: EIM, MKB-Beleidspanel, 2000.
5.3 Trends in de subsectoren van de groothandel Handels- en distributiefuncties staan beide onder druk In grote delen van de groothandel zijn gelijksoortige ontwikkelingen actueel. Deze trends zijn de volgende: • hevige concurrentie, die uitmondt in concentratie en intensieve samenwerkingsvormen; • streven naar kostenbeheersing door middel van het opvoeren van de arbeidsproductiviteit; • voorwaartse integratie door de groothandel (in consumentengoederen) met de detailhandel; • vergroting van het dienstenpakket met o.a. marketing en technisch advies; • functieverbreding en -intensivering van assortimentsvorming (m.b.v. ecommerce) en financiering van afnemers; • optimalisering van de fysieke distributie door ICT-toepassingen. Een kanttekening bij fysieke distributie is op haar plaats. De opmars van ecommerce leidt niet overal tot onvervalst gemak. Een toenemend marktaandeel van e-commerce betekent voor de groothandel onder meer dat het gemiddelde noodzakelijke voorraadniveau stijgt, dat de per keer afgeleverde hoeveelheden gemiddeld dalen en dat het aantal benodigde voertuigbewegingen bij aflevering snel stijgt. Bovendien moet de groothandel zijn automatiseringssysteem (ook) voor de klant toegankelijk maken. Kortom, de strategische koers moet veranderen. Markt vraagt om samenwerking en specialismen Samenwerking tussen partijen binnen een netwerk van relaties is een relatief nieuwe ontwikkeling in de groothandel. Het is een terrein waarop de groot-
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
43
handel nieuwe kansen en uitdagingen heeft. De beweging richting samenwerking wordt enerzijds gevoed door het zelf zien van nieuwe commerciële mogelijkheden en anderzijds door externe noodzaak. Een voorbeeld van nieuwe mogelijkheden is de ontwikkeling dat toeleveranciers en producenten zich meer en meer concentreren op hun kernactiviteiten. Daarbij besteden ze aanverwante activiteiten uit, waarop de groothandel kan inspringen. Voor de groothandel zelf geldt dit soort overwegingen ook. Het door de groothandel uitbesteden van overslag en warehousing aan distributiecentra kan voordelen bieden zoals minder investeringen in voorraden, minder out-of-stock, hogere arbeidsproductiviteit en betere customer service. De voortdurend toenemende problemen met de bereikbaarheid over de weg van binnen- en buitenlandse bestemmingen maken de vraag ‘uitbesteden, ja of nee?’extra actueel. Een voorbeeld van de externe noodzaak tot samenwerking is de concentratie van de vraag aan de afnemerszijde. De plaats van de groothandel in de distributiekolom wordt hierdoor in sommige gevallen aangetast, omdat de afnemers zich in georganiseerde vorm buiten de groothandel om direct tot de producent wenden. In de consumptiegoederensector worden ketenbewegingen vaak door de retailer geïnitieerd. Bekende termen daarbij zijn: massa-individualisering, supply chain management, category management, EDI+EPOS en ECR. Tegenover voordelen voor één of enkele schakels in de kolom kunnen elders nadelen ontstaan: noodzaak om de productie te reorganiseren, hogere omstelkosten vanwege snel wisselende kleine series of meer distributiebewegingen om hetzelfde volume te verplaatsen. De groothandel moet via veranderende functies en dienstenpakketten aan de afnemer duidelijk maken dat uiteindelijk 'onder de streep' een betere eindverhouding tussen kosten en opbrengsten ontstaat mèt de groothandel dan zónder de groothandel! Samenwerking loont Dat de groothandel niet buitenspel behoeft te komen staan, komt voor een belangrijk deel door de mate van samenwerking die hij zoekt. Ook voor andere zaken dan het behouden van de marges door de groothandel bij een steeds machtiger wederpartij, kan samenwerking voor alle betrokkenen uiteindelijk een heel aantrekkelijk alternatief zijn. Een voorbeeld daarvan is de handel in de levensmiddelenbranche. De groothandel heeft hier, samen met foodretailers, een scala van samenwerkingsformules gevonden, die hoge marges opleveren. Daarbij moet de groothandel zijn onmisbare rol richting toeleveranciers - collectievorming en marktkennis - en richting afnemers - efficiënte bundeling van goederenstromen en het bieden van een wereldwijd venster op de wereld - duidelijk voor het voetlicht brengen. Dit vereist overigens een aanhoudende inspanning op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) op bedrijfsniveau.
44
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Groothandel kan zijn toegevoegde waarde opnieuw bewijzen Zowel commercieel als logistiek zijn er tendensen die de positie van de klassieke groothandelsschakel onder druk zetten. De machtsverhoudingen in de keten verschuiven steeds verder in de richting van de eindafnemer, zodat de groothandel puur ‘marktvolger’ wordt. Stabiele formele structuren waarbinnen producent en handel opereren, worden steeds vaker vervangen door tijdelijke netwerken, die dwars door de traditionele ketens heen lopen. De groothandel kan zijn toegevoegde waarde aan zijn toeleveranciers en aan zijn afnemers bewijzen door onmisbaar te zijn bij het realiseren van een of meer van de volgende vier punten: • verminderen van de kosten, over de gehele kolom bekeken (‘onder de streep’) • versnellen van het aangaan en afhandelen van transacties • verhogen c.q. bewaken van de kwaliteit van goederen • nieuwe klantengroepen vinden c.q. bestaande groepen vergroten. Internationale handel bloeit Afgezien van veranderende krachtsverhoudingen in het binnenland, zijn er voor de groothandel krachtige impulsen door de groei van de internationale handel. Liberalisering van de wereldhandel zal vergroting van handel en goederenverplaatsing tot gevolg hebben. De internationalisatie van productie verhoogt de goederenbewegingen. De grotere ondernemingen in de groothandel verplaatsen hun activiteiten meer en meer richting buitenland, onder andere naar Oost-Europa en het Verre Oosten, ondanks conjuncturele tegenslagen zoals in 1998. Een steeds vrijer wordende Europese en wereldmarkt maakt deze ontwikkeling mogelijk. Internationale handel en transitoverkeer zijn daarvan de exponenten voor de Nederlandse groothandel. Deze Europese en mondiale vrijhandel loopt niet altijd vlekkeloos. Problemen met importen uit Azië (quota en hoge heffingen), perikelen rond parallelhandel via Nederland en de beperkte toegang tot grensoverschrijdend verkeer die (kleinere) grossiers in de EU hebben, illustreren dat. De kerncompetenties: kennis door informatisering en ketenvernieuwing Groothandelsfuncties kunnen worden ingedeeld in twee groepen, te weten universele en organisatieafhankelijke functies. Zeker door de opkomst van 'electronic commerce' is herijken van beide soorten groothandelsfuncties op bedrijfsniveau nodig. Veelvuldige toepassing van informatie- en communicatietechnologieën leidt ertoe dat de transactiestromen (in toenemende mate elektronisch afgewikkeld) en de goederenstromen (te allen tijde fysiek af te leveren) verder ontkoppeld worden. Daarmee staan zowel de positie van Nederland als transito- of wederexportland, als de positie van de Nederlandse groothandelaar als partij in de waardeketen ter discussie.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
45
Sectoroverschrijdende functies winnen aan belang De strategische positie van de groothandel op de langere termijn steunt op drie pijlers, te weten: • dominantie, dan wel ten minste onmisbaarheid in de keten • specifieke beroepskwalificaties die kenmerkend voor de groothandel zijn, en • Europees of wereldwijd opereren. De algemene aandachtspunten voor de groothandel (in Europa) kunnen dan ook in de navolgende 10 doelstellingen van ‘Eurocommerce’ worden samengevat1. 1. de ketenpositie versterken 2. professionele werkers opleiden en behouden 3. concurrerend kunnen opereren 4. de internationale handelspositie versterken 5. een vergeleken met andere sectoren goed sociaal beleid voeren 6. kwaliteitszorg, zowel richting intermediaire als finale afnemers 7. up-to-date logistiek 8. transport en lokale distributie aansturen 9. vooroplopen in de 'information society' 10. milieubewust opereren, bij voorkeur via zelfregulering.
1
46
Manifesto of the Wholesale and International Trade Sector, uitgebracht door Eurocommerce in februari 1998.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
6
Prognoses voor 2000 en 2001
6.1 Algemene prognose voor de groothandel Economische groei blijf hoog De Nederlandse economie liep In 1999 voorspoedig; het Bruto Binnenlands Product (BBP) is met bijna 4% gegroeid. Momenteel is de schatting voor 2000 dat het BBP met ongeveer 4½% groeide, terwijl voor 2001 op ten minste 4% wordt gerekend. Deze ontwikkeling laat zich in de nabije toekomst bovendien vertalen in werkgelegenheidsgroei. De relevante wereldhandel is in 1999 met ruim 4% in volume gegroeid. Voor zowel 2000 als 2001 wordt een forse volumegroei verwacht, en wel van respectievelijk 9¾ en 8¾%. Perspectieven voor de groothandelssector zijn redelijk De groothandel groeit harder dan de totale economie. De omzet van de groothandel blijft fors toenemen, en wel van 4561 miljard gulden in 1999 tot 502 miljard gulden in 2000, dat wil zeggen met circa 10% in waarde. In het jaar 2001 zal een omzet van 540 miljard gulden bereikt zijn. De winstgevendheid zal zich daarbij enigszins herstellen. De loonkosten zorgen echter voor de belangrijkste kostenstijging. In tabel 25 zijn de vooruitzichten voor 2000 en 2001 voor de sector als geheel aangegeven, wat betreft omzetwaarde, winst en arbeidsvolume (het aantal mensjaren). tabel 25
algemene prognose voor de groothandel, exclusief motorvoertuigen (mutaties in % per jaar) 1999-2000
2000-2001
KB
MB
GB
totaal
10,0
10,2
9,2
9,9
7,8
7,5
7,5
7,6
winst
7,0
5,2
6,8
6,3
6,9
4,7
4,9
5,5
arbeidsvolume
5,4
5,6
5,3
5,5
3,9
3,9
4,0
3,9
omzetwaarde
KB
MB
GB
totaal
Bron: CPB; bewerking EIM.
Uit deze verwachtingen blijkt dat zowel in 2000 als in 2001 de omzetgroei fors is, maar dat de winsten minder stijgen dan de omzetwaarde. Dat geldt vooral voor middelgrote en grote bedrijven. De reële groei (volumegroei) bedraagt in 2000 en 2001 respectievelijk ruim 6 en ruim 5%. De groei van de werkgelegenheid is in alle drie grootteklassen vrijwel dezelfde. Over de gehele linie
1
Exclusief motorvoertuigen.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
47
geldt dat 2001 iets minder groei te zien geeft dan het jaar 2000, maar niettemin een goed groothandelsjaar belooft te worden. Voor alle subsectoren behalve bouwmaterialen, is export een belangrijke afzetcategorie (13 tot 40% van de afzet). De eind jaren negentig ontstane problemen op Aziatische, Russische en Zuid-Amerikaanse markten hebben de export naar die gebieden tijdelijk en/of gedeeltelijk geblokkeerd. De kansen voor (wereldwijde) importen vanuit die gebieden zijn echter tegelijkertijd toegenomen. De industrie, noch de groothandel trekken zich immers terug van eenmaal moeizaam veroverde posities in de desbetreffende landen. De directe buitenlandse investeringen vanuit Nederland richting crisisgebieden bleven onverminderd groot. Voor de jaren 2000 en 2001 wordt zowel voor importen als voor exporten uitgegaan van een (wereldwijde) marktgroei van 8-9%.
6.2 Prognose voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren De omzet van de groothandel in agrarische producten en levende dieren bedroeg in 1999 ruim 48 miljard gulden. Voor de jaren 2000 en 2001 wordt een bescheiden omzetgroei verwacht van circa 4½% per jaar. Nauwelijks stijgende of zelfs dalende EU- en wereldmarktprijzen voor landbouwproducten plus periodieke vraaguitval voor levende dieren (varkens, koeien) hebben aan de winstpositie van de groothandel in 1999 en in 2000 geen goed gedaan. tabel 26
prognose voor de groothandel in agrarische producten en levende dieren (mutaties in % per jaar) 1999-2000 KB
omzetwaarde winst arbeidsvolume
2000-2001 MB
GB
totaal
KB
MB
GB
totaal
4,0
5,0
3,8
4,5
4,6
4,6
3,9
4,4
-2,2
-7,2
-10,0
-4,1
4,4
0,5
0,4
3,2
1,5
1,1
0,1
0,9
1,3
1,2
4,0
0,3
Bron: CPB; bewerking EIM.
6.3 Prognose voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten De groothandel in grondstoffen en halffabrikaten opereert veelal bovenin de productiekolom, zodat als eerste wordt geprofiteerd van economisch herstel c.q. wordt geleden onder stagnatie. In 1999 was de omzet in de grondstoffenen halffabrikatengroothandel ruim 78 miljard gulden. Voor 2000 wordt op een toename van 13,5% gerekend, niet in de laatste plaats door stijgende energieprijzen. Het producentenvertrouwen in de industrie is een belangrijke indicator. De vertrouwensindex - een compositievariabele die het CBS berekent uit de ver-
48
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
wachte bedrijvigheid, de beoordeling van de orderpositie en het oordeel over het niveau van de voorraden gereed product - bleef in 1999 en 2000 hoog. Voor het jaar 2001 is de verwachte omzetgroei met rond 10% wederom groot. tabel 27
prognose voor de groothandel in grondstoffen en halffabrikaten (mutaties in % per jaar) 1999-2000
2000-2001
KB
MB
GB
totaal
KB
omzetwaarde
15,3
13,2
11,9
13,5
11,0
9,8
9,8
10,1
winst
13,3
11,3
9,8
11,9
9,6
8,2
11,6
9,5
9,7
7,8
7,3
8,2
6,3
5,0
4,7
5,3
arbeidsvolume
MB
GB
totaal
Bron: CPB; bewerking EIM.
6.4 Prognose voor de groothandel in bouwmaterialen De hout- en bouwmaterialengroothandel laat, dankzij groeiende bouwproductie en investeringen in infrastructuur en woningen, een aanzienlijke omzetgroei zien. In 1999 bedroeg de omzet bijna 30 miljard gulden. Voor 2000 en 2001 worden ruime groeipercentages verwacht (zie tabel 28). Een indicatie van de groei van de afzetmogelijkheden door de groothandel aan de bouwsector, is de goedgevulde orderportefeuille van architecten (de tijdsspanne tussen opdracht en bouw bedraagt circa 1¼ jaar). In 1999 groeide de orderportefeuille t.o.v. 1998 met circa 10%. Verleende bouwvergunningen zijn eveneens indicatief voor de gang van zaken in de groothandel. Vooral het aantal bouwvergunningen in de woningbouw nam in 1999 sterk toe (met circa 15%); in de utiliteitsbouw liep het aantal bouwvergunningen met 6% op. In 2000 was de waarde van de verleende bouwvergunningen voor woning- en utiliteitsbouw, met ruim 36 miljard gulden, zo'n 10% hoger dan in 19991. Tot slot ontwikkelt de DHZ-sector zich gestaag positief; de groothandel in hout- en bouwmaterialen volgt deze ontwikkeling. tabel 28
prognose voor de groothandel in bouwmaterialen (mutaties in % per jaar) 1999-2000
2000-2001
KB
MB
GB
totaal
KB
MB
11,0
10,2
10,2
10,5
10,0
9,8
9,7
9,9
winst
7,8
1,6
2,4
4,7
10,9
14,8
14,7
12,9
arbeidsvolume
6,5
5,9
5,7
6,0
4,7
4,7
4,5
4,6
omzetwaarde
GB
totaal
Bron: CPB; bewerking EIM.
1
CBS-Webmagazine, 18 juli 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
49
6.5 Prognose voor de groothandel in kapitaalgoederen De vooruitzichten voor de groothandel in kapitaalgoederen zijn redelijk. In 1999 bedroeg de omzet 117 miljard gulden (inclusief motorvoertuigen: 160 miljard gulden; in 2000 groeide de omzet zeer sterk, en wel met 13%. Voor 2001 wordt een omzetgroei van 7½% verwacht. tabel 29
prognose voor de groothandel in kapitaalgoederen (mutaties in % per jaar) 1999-2000
2000-2001
KB
MB
GB
totaal
12,8
13,7
11,5
13,0
7,6
7,6
7,4
winst
6,9
7,9
9,2
8,2
2,9
0,8
-0,1
0,9
arbeidsvolume
6,1
6,9
7,3
6,9
3,8
3,9
4,4
4,0
omzetwaarde
KB
MB
GB
totaal 7,5
Bron: CPB; bewerking EIM.
6.6 Prognose voor de groothandel in consumptiegoederen food In de groothandel in consumptiegoederen food blijkt beperkte groei standaard geworden te zijn. In 1999 bedroeg de omzet 89 miljard gulden. De omzetgroei in 2000 en 2001 is maar voor 2-2½% volumegroei. Gegeven de zeer kleine groei van de consumentenbestedingen aan food in de detailhandel in die beide jaren (circa 1%), zal de groei in de groothandel vooral bij institutionele afnemers in het binnenland en/of exportklanten moeten worden gezocht. tabel 30
prognose voor de groothandel in consumptiegoederen food (mutaties in % per jaar) 1999-2000 KB
omzetwaarde winst arbeidsvolume
2000-2001 MB
GB
totaal
KB
MB
GB
totaal
5,8
6,2
4,2
5,7
2,8
3,3
7,1
4,1
-2,8
-6,8
-8,8
-6,2
1,7
-1,2
9,7
1,9
1,7
2,0
0,4
1,5
0,0
0,2
3,7
0,7
Bron: CPB; bewerking EIM.
6.7 Prognose voor de groothandel in consumptiegoederen non-food De omzet van de groothandel in consumptiegoederen non-food bedroeg in 1999 rond 93 miljard gulden. Voor 2000 en 2001 wordt een omzetgroei van bijna 10% per jaar verwacht. Het grote consumentenvertrouwen in de conjunctuur is een indicator van de bereidheid tot aanschaf van 'grote aankopen', dat wil zeggen van duurzame consumptiegoederen. Dat verhindert niet dat de detailhandel (de afnemer van de groothandel) steeds hogere eisen stelt aan de groothandel (qua service, kwaliteit, informatie en levertijden) en tegelijkertijd steeds kleinere series bestelt. Op deze wijze verschuift de detailhandel de voorraadrisico's al langere tijd richting groothandel. In sommige deelmarkten, bijvoorbeeld de groothandel in huishoudelijke apparaten, zorgt de toenemende
50
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
druk op de marges in de gehele productiekolom ervoor dat de groothandel steeds vaker wordt uitgeschakeld c.q. overgeslagen. De druk op de marges is grotendeels het gevolg van toenemende (prijs)concurrentie vanuit het Verre Oosten en Oost-Europa. tabel 31
prognose voor de groothandel in consumptiegoederen non-food (mutaties in % per jaar) 1999-2000 KB
2000-2001 MB
GB
totaal
KB
MB
GB
totaal
omzetwaarde
9,6
10,5
8,8
9,9
9,2
10,2
9,4
9,8
winst
8,2
7,6
7,9
7,9
9,5
10,0
11,8
10,2
arbeidsvolume
5,2
6,1
4,8
5,5
5,2
6,0
4,6
5,5
Bron: CPB; bewerking EIM.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
51
52
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Bijlage 1: Statistische afbakening van de groothandel en de subsectoren
tabel 32
SBI-groepen in subsectoren
subsector
SBI
agrarische producten en levende dieren 512 grondstoffen & halffabrikaten
515 (exclusief 5153), 517
bouwmaterialen
5153
investeringsgoederen
50101, 50102, 50103, 50105, 50301, 50302, 50401, 516
(incl. motorvoertuigen) consumptiegoederen food
513
consumptiegoederen non-food
514
Bron: CBS.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
53
54
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Bijlage 2: Begrippenlijst
Afzet De afzet is gelijk aan de omzet, verminderd met de inkoopwaarde van de handelsomzet. In het algemeen is dit gelijk aan de tegen verkoopprijzen berekende marktwaarde van goederen en diensten (van binnenlandse herkomst). Een uitzondering hierop vormt de handelsafzet. Deze handelsafzet is gedefinieerd als de waarde van de zogenoemde handelsmarge, die is berekend als het verschil tussen de handelsomzet en de inkoopwaarde van de handelsomzet. Afzetprijs Dit is het prijsniveau van de afzet. Afzet consumptiegoederen en -diensten De leveringen van goederen en diensten aan particuliere gezinshuishoudingen, die door de ontvangers niet worden aangewend voor productieve doeleinden. De verkoop van goederen met een lange levensduur voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt, met uitzondering van woningen, eveneens tot de consumptieve afzet gerekend. Afzet investeringsgoederen Deze afzetcategorie heeft betrekking op goederen die door de ontvanger worden aangewend in het productieproces. Het verschil met intermediaire goederen en diensten is dat deze goederen meerdere malen ingezet kunnen worden. Deze goederen worden aan de kapitaalgoederenvoorraad van de afnemer toegevoegd. Deze goederen moeten een levensduur van langer dan 1 jaar hebben. Arbeidsproductiviteit Deze wordt gevormd door het quotiënt van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten en het arbeidsvolume. De arbeidsproductiviteit is dus de productie per arbeidsjaar. Arbeidsvolume Het arbeidsvolume omvat het gemiddelde aantal werkenden (inclusief zelfstandigen en medewerkende gezinsleden), uitgedrukt in arbeidsjaren (dus gecorrigeerd voor parttime). Bij zelfstandigen en medewerkende gezinsleden wordt verondersteld dat de feitelijke werktijd de gemiddelde werktijd van een voltijder is.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
55
Brutoloonkosten Deze post heeft betrekking op de beloning voor de als werknemer in de onderneming bewezen diensten. De post heeft niet alleen betrekking op periodieke betalingen maar ook op aanvullingen hierop. De post heeft ook betrekking op de beloning van directeuren van NV's en BV's. Niet inbegrepen zijn het loon van zelfstandigen en betalingen aan medewerkende gezinsleden die niet in de loonlijst zijn opgenomen. Een belangrijk onderdeel van deze post bestaat uit de sociale lasten werkgevers. Het betreft hier zowel de wettelijke sociale lasten als contractuele sociale lasten. De overhevelingstoeslag die m.i.v. 1 januari 1990 door de werkgevers betaald wordt, is vooralsnog tot de wettelijke sociale lasten gerekend. Brutoproductie Dit is de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk. Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten = productie Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en de waarde van het verbruik in het productieproces, verminderd met de indirecte belastingen en vermeerderd met de prijsverlagende subsidies. Bruto Toegevoegde Waarde tegen marktprijzen Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en het verbruik in het productieproces. In deze post zijn de indirecte belastingen begrepen. Export De verkoopwaarde van goederen en diensten die gefactureerd zijn naar het buitenland. De goederen zijn gewaardeerd tegen zogenaamde free-on-board prijzen. Dit houdt in dat de exportprijzen berekend zijn inclusief de vervoersen handelsmarges tot aan de grens. Export in deze publicatie betreft zowel de directe (= zelf gefactureerde) als de indirecte (= via intermediairs lopende) export. Grootbedrijf Onderneming met ten minste 100 werkzame personen. Intermediaire leveringen Afzet van goederen en diensten die door de afnemer direct in het productieproces kunnen worden verbruikt. Dit verbruik is eenmalig.
56
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Kleinbedrijf Onderneming met minder dan 10 werkzame personen. Loonvoet Dit zijn de brutoloonkosten per werknemer. Middenbedrijf Onderneming met 10 of meer werknemers en minder dan 100 werkzame personen. Omzet De verkoopwaarde van goederen en diensten (exclusief BTW), alsmede de waarde van de zelf vervaardigde producten voor eigen gebruik. Deze post wordt niet in de Nationale Rekeningen gehanteerd. Verbruik in het productieproces Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend grondstoffen, de halffabrikaten en de brandstoffen die, gedurende de periode waarover de toegevoegde waarde berekend wordt, in de bedrijven verbruikt zijn. Verder wordt tot het verbruik gerekend de aanwending van diverse materialen en diensten, zoals emballage, kantoorbehoeften e.d., alsmede de diensten geleverd door vervoersbedrijven, accountants, juristen e.d. Ten slotte vallen ook de huren onder het verbruik in het productieproces. Winst uit onderneming Het resultaat dat voortvloeit uit de uitoefening van het bedrijf. Het bevat de winst en het ondernemersloon (toegerekend loon zelfstandigen en meewerkende gezinsleden).
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
57