Sectorscoop
Ondernemen in het Ambacht 2001
drs. J.C. Borger drs. D. Snel
ISBN: 90-371-0794-X Prijs: ƒ 75,Bestelnummer: A0007
Dit onderzoek maakt deel uit van het Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
EIM is een onderzoeksbureau met 170 professionals. EIM verschaft beleidsgerichte en praktijkgerichte informatie van sociaal-economische aard voor en over alle sectoren van het bedrijfsleven en voor beleidsinstanties. EIM is gevestigd in Zoetermeer. Behalve op Nederland richt EIM zich ook op de Europese economie en op andere continenten. Voor meer informatie over EIM en wat EIM voor u kan betekenen, kunt u contact met ons opnemen. Adres: Postadres: Telefoon: Fax: Website:
Italiëlaan 33 Postbus 7001 2701 AA Zoetermeer 079 341 36 34 079 341 50 24 www.eim.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or texts as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoud
Voorwoord .............................................................................5 1
Inleiding..................................................................................7
2
Kenschets van het ambacht ..................................................9
2.1
Kenmerken van het ambacht .....................................................................9
2.2
Classificatie van het ambacht ...................................................................10
3
Belang van het ambacht binnen de economie...................13
4
Structuur van het ambacht en de subsectoren in 1999 .....17
4.1
Het ambacht in Nederland .......................................................................17
4.2
Het voedingsmiddelen- en overig productieambacht............................20
4.3
Het metaal- en meubelambacht ..............................................................21
4.4
Het bouwambacht.....................................................................................23
4.5
Het installatieambacht..............................................................................24
4.6
Het handel- en reparatieambacht............................................................25
4.7
Het dienstverlenend ambacht ..................................................................26
5
Trends voor 2000 en 2001 ...................................................29
5.1
Inleiding .....................................................................................................29
5.2
Algemene trends in het ambacht ............................................................29
5.2.1
Spanning op de arbeidsmarkt ..................................................................29
5.2.2
Groei van het internetgebruik .................................................................32
5.2.3
De klant wordt steeds veeleisender.........................................................34
5.2.4
Certificerings- en kwaliteitskeurmerken .................................................35
5.2.5
Zelfstandig ondernemerschap..................................................................35
5.2.6
De verzwakte infrastructuur van het ambacht .......................................36
5.3
Trends in de subsectoren van het ambacht.............................................38
5.3.1
Trends in het voedingsmiddelen- en overig productieambacht............38
5.3.2
Trends in het metaal- en meubelambacht ..............................................39
5.3.3
Trends in het bouwambacht ....................................................................40
5.3.4
Trends in het installatieambacht..............................................................42
5.3.5
Trends in het handel- en reparatieambacht ...........................................44
5.3.6
Trends in het dienstverlenend ambacht ..................................................45
6
Prognoses voor 2000 en 2001 .............................................49
6.1
Algemene prognoses voor het ambacht .................................................49
6.2
Prognoses voor het voedingsmiddelen- en overig productieambacht .50
6.3
Prognoses voor het metaal- en meubelambacht ....................................51
6.4
Prognoses voor het bouwambacht ..........................................................52
6.5
Prognoses voor het installatieambacht ...................................................53
6.6
Prognoses voor het handel- en reparatieambacht .................................54
6.7
Prognoses voor het dienstverlenend ambacht........................................55
Bijlagen 1
Statistische afbakening van het ambacht en de subsectoren ............ 57
2
Kerngegevens per branche.......................................................................61
3
Begrippenlijst.............................................................................................63
Voorwoord Hoe vergaat het momenteel het ambacht en wat is het verschiet? Deze vragen liggen voor in deze interessante sectorscoop, verricht door EIM. Het gaat redelijk met het ambacht. Weliswaar vlakt de groei in afzetontwikkeling en werkgelegenheidsontwikkeling wat af, maar de winstontwikkeling is behoorlijk. In bredere zin geeft deze sectorscoop aan dat er veel werk is te verrichten aan verdere modernisering binnen het ambacht. Op macroniveau zal het ambacht verder dienen te werken aan een sterk identiteitsprofiel teneinde knellende ambachtsvraagstukken als de moeilijk vervulbare vacatures aan te pakken. Het huidige zwakke identiteitsprofiel belemmert namelijk de werving van personeel. Ook op mesoniveau is het hard tijd om daaraan aansluitend modernisering van de opleidingsstructuur in het bijzonder en opbouw van digitale expertsystemen als pijlers van de branche-infrastructuur op te pakken. In dit verband is het van groot belang dat de aanstuurders van dergelijke ontwikkelingen, namelijk de brancheorganisaties, zorgen voor goede wervingskracht in de richting van nieuwe lichtingen ondernemers. Op bedrijfsniveau vormen versterking van financieel management gekoppeld aan continue verbetering van de bedrijfsvoering de kernpunten. Een woord van dank is op zijn plaats voor de samenstellers van deze sectorscoop. Het rapport is een duidelijke steun in de rug bij het werken aan verdere structuurverbetering in het ambacht.
drs. G. Roorda Hoofdbedrijfschap Ambachten onderzoek en ontwikkeling
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
5
6
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
1
Inleiding
De sectorale rapportage Ondernemen in het Ambacht 2001 schetst een actueel beeld van het ambacht in Nederland. Dit rapport bouwt onder meer voort op de informatie die eerder is gepubliceerd in de EIM-rapporten Kleinschalig Ondernemen 2000 en Ondernemen in 2001, en geeft daar voor het ambacht een sectorale verdieping aan. In de publicatie Kleinschalig Ondernemen 2000 wordt een beeld gegeven van de economische ontwikkeling in het particuliere bedrijfsleven, verdeeld naar grootteklassen, tegen de achtergrond van de macro-economische ontwikkeling die het Centraal Planbureau heeft gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan 2000. De relatie tussen de diverse publicaties is in figuur 1 weergegeven (voor 2000). Vanzelfsprekend is het niet mogelijk om in dit rapport alle facetten van het ambacht uitgebreid aan bod te laten komen. Deze sectorscoop spitst zich dan ook toe op een aantal centrale thema’s. Hoofdstuk 2 beschrijft in het kort het ambacht in Nederland en de zes subsectoren die daarbinnen worden onderscheiden. Hoofdstuk 3 gaat in op het belang van het ambacht voor de Nederlandse economie. Tevens wordt een vergelijking gemaakt met andere sectoren van het bedrijfsleven (industrie, bouw, groothandel, detailhandel, dienstverlening). In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de structuur van het ambacht in Nederland en van de daarbinnen onderscheiden subsectoren. Geschetst wordt wat de bijdrage is van iedere sector in termen van werkgelegenheid, afzet en kosten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op trends in het ambacht en de onderscheiden subsectoren binnen het ambacht, gevolgd door de prognoses op de korte termijn, in hoofdstuk 6. De bijlagen bevatten een statistische afbakening van het ambacht, kerngegevens van ambachtelijke branches en een overzicht van de gehanteerde begrippen.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
7
figuur 1
publicatieschema ramingen
MKB-niveau
MKB-niveau
MKB-niveau
voorjaarsramingen
najaarsramingen
nieuwjaarsramingen
Kleinschalig Ondernemen 2000
Ondernemen in 2001
Nieuwe inzichten voor 2001
Sectorscopen sectorniveau
8
industrie
detailhandel
groothandel
diensten
ambacht
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
2
Kenschets van het ambacht
2.1 Kenmerken van het ambacht Ambacht staat in het dagelijks taalgebruik vaak voor vakbekwaamheid, degelijkheid, echtheid en kwaliteit. Ook krijgt het woord ambacht soms een negatieve lading in de zin van achterhaalde, met uitsterven bedreigde beroepen. Het is niet zo vreemd dat er onduidelijkheid bestaat over de betekenis van het ambacht, aangezien het een groep moeilijk te duiden ondernemingen betreft. Activiteiten zoals detailhandel en groothandel zijn eenvoudig te definiëren op basis van hun functie binnen het voortbrengings- en distributieproces, en daarmee ook als sector af te bakenen. Het ambacht is moeilijker te omschrijven. Alle pogingen om het begrip inhoud te geven, eindigden tot nog toe bij beschrijvingen van wat als ambacht wordt beschouwd. Maar zo'n beschrijving staat nog ver af van een echte, bruikbare definitie. Twee essentiële kenmerken van het ambacht zijn: • kleinschaligheid; • handmatige aard van de productie. In deze kenmerken zijn opgesloten: zelfstandige bedrijfsuitoefening, deelname van de ondernemer aan planning, productieproces en verkoop, maatwerk van individuele aard en een groot aandeel van de factor arbeid. De destijds door het Hoofdbedrijfschap Ambachten ingestelde Werkgroep Onderzoekplan Ambachten omschreef in 1980 het ambacht in Nederland als 1 volgt : ‘In overwegende mate zelfstandige ondernemingen, behorende tot het midden- en kleinbedrijf, die producerende, installerende, reparerende en dienstverlenende functies verrichten, met het doel te voorzien in de vraag naar behoeftebevredigingsmiddelen van individuele aard.’ Voor beleids- en onderzoeksdoeleinden is een operationele afbakening van het ambacht nodig. Het uitgangspunt is daarbij dat het niet primair de kernfunctie (bijvoorbeeld productie, distributie, dienstverlening) van het beroep of bedrijf is, die bepaalt of er sprake is van ambacht, maar de wijze waarop het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend. Ook dan nog is de scheidslijn tussen ambachtelijke en niet-ambachtelijke voortbrenging moeilijk te trekken en daarmee ook het onderscheid tussen ambachtelijke en niet-ambachtelijke ondernemingen. Dat komt doordat binnen één onderneming zowel ambachtelijke als niet-ambachtelijke activiteiten kunnen plaatsvinden. Het onderscheid is dus gradueel en niet absoluut. De consequentie hiervan is dat er op mesoniveau onderscheid kan worden gemaakt tussen branches die als geheel ambachtelijk zijn aan te merken en 1
HBA, Hoofdlijnen van een datasysteem voor ambacht en kleine nijverheid, Den Haag, 1980, blz. 13.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
9
branches die dit gedeeltelijk zijn. De geheel ambachtelijke branches, zoals de kappersbranche en de schoenherstellersbranche, zijn als doelgroep van beleid en object van onderzoek relatief eenvoudig te identificeren en te benaderen. Veel moeilijker ligt dat bij de gedeeltelijk ambachtelijke branches.
2.2 Classificatie van het ambacht Als we het ambacht voor onderzoeksdoeleinden willen afbakenen, is de afbakening sterk afhankelijk van de vraag of de te analyseren gegevens direct van de in het onderzoek te betrekken ondernemingen worden verkregen, dan wel uit secundaire bronnen, waarvan het CBS de belangrijkste is. Op ondernemingsniveau is het namelijk eenvoudiger om aan de hand van objectieve criteria de mate van ambachtelijkheid van het bedrijf te bepalen. Dit soort branchespecifieke informatie wordt echter bij de datavergaring ten behoeve van de productie van de CBS-statistieken niet meegenomen. Om aan deze statistieken toch informatie over het ambacht te kunnen ontlenen, is door EIM een afbakening van het ambacht ontwikkeld, die bedoeld is voor onderzoeksdoeleinden op mesoniveau. De afbakening, die zeker niet compromisloos is, is totstandgekomen in samenspraak met de voor het ambacht belangrijkste organisaties, te weten het Ministerie van Economische Zaken, het Hoofdbedrijfschap Ambachten en de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf (tegenwoordig Raad voor het Zelfstandig Ondernemerschap, RZO). De afbakening is gebaseerd op de Standaard Bedrijfsindeling 1993 (SBI ‘93) van het CBS en, op een enkele uitzondering na, gedefinieerd op het niveau van bedrijfsgroepen (3 digits). In deze sectorale rapportage worden binnen het ambacht de volgende subsectoren onderscheiden: 1. voedingsmiddelen- en overig productieambacht 2. metaal- en meubelambacht 3. bouwambacht 4. installatieambacht 5. handel- en reparatieambacht 6. dienstverlenend ambacht. Tot het voedingsmiddelen- en overig productieambacht worden kleinschalige productiebedrijven met minder dan 10 werkzame personen gerekend in onder andere de brood- en banketbranche, de ijsbereidingsbranche, de textiel-, kleding- en lederbranche, de houtbranche en de bouwmaterialenbranche. Tot het metaal- en meubelambacht worden kleinschalige industriële bedrijven met minder dan 10 werkzame personen gerekend in onder andere de meubelmakersbranche, de metaalbewerking, de machinebouw, de carrosseriebouw en het instrumenten- en optische bedrijf.
10
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Het bouwambacht omvat alle bedrijven in de bouwnijverheid met minder dan 10 werkzame personen, dus het gehele kleinbedrijf in de bouwnijverheid. Hieronder vallen kleine aannemers op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw, en gespecialiseerde aannemers zoals het metselbedrijf, het stukadoorsbedrijf, het schildersbedrijf en het tegelzettersbedrijf. Ook het klussenbedrijf wordt tot het bouwambacht gerekend. Het installatieambacht omvat het gehele kleinbedrijf (ondernemingen tot 10 werkzame personen) in de bouwinstallatie, waaronder loodgietersbedrijven, centraleverwarmingsbedrijven, isolatiebedrijven en elektriciens. Het handel- en reparatieambacht bestaat uit bedrijven met minder dan 10 werkzame personen uit de personenautobranche (zoals garagebedrijven en benzinestations), het slagersbedrijf, de poeliersbranche, de visbranche, de tweewielerbranche, de naaimachinebranche, de schoenherstellersbranche en de optiekbranche. Tot het dienstverlenend ambacht worden bedrijven met minder dan 10 werkzame personen gerekend in het schoonmaakbedrijf, wasserijen, fotoateliers, kappers, voetverzorgers en andere bedrijven gericht op persoonlijke verzorging. Een gedetailleerd overzicht van de branches binnen deze sectoren is in de bijlage opgenomen. Op basis van de afbakening is door EIM een gegevensbestand ontwikkeld, waarmee het mogelijk is informatie te produceren over het ambacht en zijn hoofdgroepen. De hoofdstukken 3 en 4, waarin een macro-/ mesobeeld van het ambacht wordt geschetst, zijn op deze informatie gebaseerd.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
11
12
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
3
Belang van het ambacht binnen de economie
In dit hoofdstuk wordt het ambacht vergeleken met andere sectoren in het Nederlandse bedrijfsleven: de industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel, de groothandel en de commerciële dienstverlening. Het ambacht is terug te vinden in al deze sectoren, met uitzondering van de groothandel. Een optiekbedrijf wordt bijvoorbeeld zowel tot het ambacht als tot de detailhandel gerekend, een ambachtelijke meubelmaker valt onder de industrie, en een kapper onder de dienstverlenende sector. Plaats in het particuliere bedrijfsleven In tabel 1 wordt de sector ambacht op een aantal kerngegevens vergeleken met de overige sectoren. tabel 1
intersectorale vergelijking in 1999 productie (bruto toegeonderne-
werkzame
voegde
arbeidspro-
mingen
personen
afzet
waarde)
export
ductiviteit
aantal
aantal
x ƒ mln.
x ƒ mln.
x ƒ mln.
xƒ
545.482
4.947.824
1.043.501
463.747
266.918
110.064
ambacht
163.482
466.354
61.158
28.548
3.183
68.909
industrie
49.333
908.981
400.109
117.636
208.153
135.909
bouw
67.449
456.385
114.847
43.198
1.562
97.020
groothandel
60.262
463.489
106.516
63.298
23.492
146.990
detailhandel
89.067
656.158
46.788
29.855
0
63.444
279.371
2.462.812
375.241
209.761
33.711
104.805
omschrijving particulier bedrijfsleven* waarbinnen:
dienstverlening *
Vanwege het met de andere sectoren overlappende karakter van het ambacht tellen de cijfers van de deelsectoren niet op tot het totaal van het particuliere bedrijfsleven. De sectoren exclusief ambacht tellen wèl op tot dit totaal. Bron: CBS, bewerking EIM.
Het ambacht speelt een belangrijke rol in de dynamiek van het Nederlandse bedrijfsleven. Ruim 163.000 ondernemingen waren in 1999 actief in het ambacht, wat neerkomt op 30% van het totale aantal ondernemingen in het particuliere bedrijfsleven (zie figuur 2). De werkgelegenheid bedroeg bijna 470.000 werkzame personen. De kleinschaligheid van het ambacht blijkt wel uit het aandeel in de totale werkgelegenheid van bijna 10%. Verder was het ambacht in 1999 goed voor een afzet van ruim 61 miljard gulden. Dit is bijna
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
13
6% van het totaal van het particuliere bedrijfsleven (ruim 1.000 miljard gulden). De ambachtelijke productie (bruto toegevoegde waarde) bedroeg ruim 28 miljard gulden, en is daarmee eveneens goed voor zo’n 6% van het particuliere bedrijfsleven. Het aandeel van het ambacht in de nationale export is met een aandeel van 1,2% (ruim 3 miljard gulden) betrekkelijk gering. Overigens past hierbij wel een kanttekening. Het productieambacht levert veelvuldig toe aan grotere, exporterende ondernemingen in de industrie. Daarmee is de rol van het ambacht op exportgebied groter dan in tabel 1 en figuur 2 zichtbaar is. Ten slotte blijkt de arbeidsproductiviteit in het ambacht met ruim 68.000 gulden per arbeidsjaar beduidend lager te liggen dan die voor het totale particuliere bedrijfsleven (ruim 110.000 gulden). Dit is een logisch gevolg van het arbeidsintensieve karakter van ambachtelijke productie. figuur 2
aandeel van het ambacht in het particuliere bedrijfsleven in 1999: ondernemingen, werkgelegenheid, afzet, export en productie, in procenten
ondernemingen
30%
werkzame personen
70%
afzet
9,4%
90,6%
export
1,2%
98,8%
5,9%
94,1%
bruto toegevoegde 6,2% waarde
93,8%
Prognose afzet en werkgelegenheid In tabel 2 staat de prognose van de afzetontwikkeling van het particuliere bedrijfsleven in 2000 en 2001 vermeld.
14
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 2
prognose van de afzetontwikkeling van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2000
2001
particulier bedrijfsleven
5,7
5,0
ambacht
3,7
3,0
industrie
5,7
5,2
bouw
5,0
3,1
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar waarbinnen:
groothandel
6,8
5,6
detailhandel
3,0
3,3
dienstverlening
5,8
5,2
Bron: CPB, bewerking EIM.
De gunstige economische ontwikkeling in 1999 zal zich ook in de komende jaren voortzetten, vooral door de verder aantrekkende wereldhandel. Voor 2000 en 2001 wordt voor het particuliere bedrijfsleven een afzetgroei verwacht van respectievelijk 5,7 en 5,0%, gestimuleerd door een krachtige groei van de export. Het ambacht blijft hierbij duidelijk achter. Dit heeft te maken met een sterkere gerichtheid op de binnenlandse consumptie, die echter door verzadiging minder sterk groeit. Het metaal- en meubelambacht zal als toeleverancier van grotere, exporterende industriële bedrijven, een sterkere afzetgroei bereiken dan het op de binnenlandse consumptie gerichte handel- en reparatieambacht. Dat de consument wel meer te besteden heeft en kiest voor luxe, persoonlijke verzorging en aandacht heeft voor de gezondheid, komt tot uiting in een flinke afzetgroei bij het dienstverlenend ambacht (kappers, schoonheidsverzorging, voetverzorging, e.d.). In tabel 3 is de prognose van de werkgelegenheidsontwikkeling voor het particuliere bedrijfsleven en een aantal sectoren gegeven. tabel 3
prognose van de werkgelegenheidsontwikkeling van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2000
particulier bedrijfsleven
3,3
2001
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar 2,9
waarbinnen: ambacht
1,5
1,0
industrie
1,5
1,5
bouw
2,7
1,4
groothandel
5,6
4,3
detailhandel
2,4
2,6
dienstverlening
3,9
3,4
Bron: CPB, bewerking EIM.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
15
De werkgelegenheid neemt in de komende jaren nog steeds in omvang toe. Het arbeidsaanbod blijft daarbij echter achter. Het aantal openstaande vacatures in het bedrijfsleven zal naar ongekende hoogte groeien. Het ambacht weet naar verhouding minder arbeidskrachten te trekken dan het overige bedrijfsleven. De groot- en detailhandel en de dienstverlening leveren de grootste bijdrage aan de werkgelegenheidsgroei. Ten opzichte van de groei van het totale particuliere bedrijfsleven, van respectievelijk 3,3 en 2,9% in 2000 en 2001, neemt de werkgelegenheid in het ambacht met respectievelijk 1,5 en 1,0% beduidend minder sterk toe. Prognose winstgevendheid Zowel in 2000 als in 2001 verbetert de winstsituatie van het totale particuliere bedrijfsleven. Dit wordt mogelijk gemaakt door de voortgaande groei van de economie. In 2000 wordt de winstgroei nog enigszins getemperd door een toename van de verbruikskosten en een stijging van de loonkosten. De winstgroei voor 2000 wordt geraamd op 3,8%. Voor 2001 wordt een winstgroei verwacht met 7%, mogelijk gemaakt door een voortgaande groei van de economie en iets geringere stijging van de loonkosten. De winstontwikkeling van het ambacht steekt hier met een groei van bijna 9% in 2000 en bijna 12% in 2001 gunstig tegen af. tabel 4
prognose van de winstontwikkeling van het ambacht en andere sectoren in de nationale economie
omschrijving
2000
2001
mutatie in % ten opzichte van voorgaand jaar particulier bedrijfsleven
3,8
7,0
ambacht
8,8
11,7
industrie
0
6,1
waarbinnen:
bouw
12,9
20,3
groothandel
6,4
6,4
detailhandel
0,7
1,0
dienstverlening
3,8
6,4
Bron: CPB, bewerking EIM.
Binnen het ambacht loopt de winstgroei sterk uiteen. Vooral in het bouwambacht, maar ook in het metaal- en meubelambacht, het installatieambacht en het dienstverlenend ambacht, neemt de winst sterk toe. Hierbij dient een kanttekening geplaatst te worden, dat, vooral in de bouw, de winst vooral positief beïnvloed wordt door de toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel. De loonkosten ‘verdwijnen’ daardoor in de winst (= de beloning van de ondernemer). De ontwikkeling in het voedingsmiddelen- en overig ambacht en in het handel- en reparatieambacht is aanzienlijk minder positief. In het voedingsmiddelen- en overig ambacht is zelfs sprake van een teruggang van de winstgevendheid.
16
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
4
Structuur van het ambacht en de subsectoren in 1999
4.1 Het ambacht in Nederland In tabel 5 zijn de kerngegevens van het ambacht, uitgesplitst naar deelsectoren, over 1999 weergegeven. In het Nederlandse ambacht zijn in totaal ruim 163.000 ondernemingen actief, met een gezamenlijke omzet van zo’n 100 miljard gulden in 1999. Hiervan komt 3,1 miljard voor rekening van de export. Het ambacht is goed voor een werkgelegenheid van ruim 414.000 arbeidsjaren. Gemiddeld bedraagt de arbeidsproductiviteit in het ambacht, uitgedrukt in de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten per arbeidsjaar, bijna 69.000 gulden. tabel 5
kerngegevens van het ambacht in 1999 productie (bruto onderne-
arbeids-
mingen
volume
toege-
arbeids-
voegde
produc-
afzet
omzet
export
waarde)
tiviteit
x ƒ mln.
x ƒ mln.
x ƒ mln.
x ƒ mln.
xƒ
10.154
15.404
1.561
4.644
arbeidsomschrijving
aantal
jaren
voedingsmiddelen- en overig productieambacht
13.381
52.372
88.677
metaal- en meubelambacht
14.896
38.951
9.007
12.256
1.490
3.596
92.333
bouwambacht
48.871
109.735
19.626
19.730
94
8.440
76.912
10.351
36.482
6.025
6.124
13
2.369
64.924
38.565
105.076
11.354
49.055
0
6.689
63.658
installatieambacht handel- en reparatieambacht dienstverlenend ambacht totaal
37.418
71.670
4.991
5.210
25
2.810
39.206
163.482
414.286
61.158
107.779
3.183
28.548
68.909
Bron: CBS, bewerking EIM.
Het handel- en reparatieambacht neemt van de omzet veruit het belangrijkste deel voor haar rekening. Samen met het bouwambacht is deze subsector goed voor ongeveer de helft van de werkgelegenheid in het ambacht. Tussen de subsectoren zijn grote verschillen in het belang van handelsinkopen en de in-
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
17
kopen van grond- en hulpstoffen. De bruto toegevoegde waarde levert daarom een reëler beeld van de betekenis van de onderscheiden subsectoren. Het bouwambacht realiseert de hoogste bruto toegevoegde waarde omdat hier nauwelijks sprake is van handelsomzet. Directe export door het ambacht gebeurt slechts op kleine schaal. Slechts in de subsectoren voedingsmiddelen- en overig productieambacht en het metaal- en meubelambacht operen bedrijven op de buitenlandse markt. In de overige subsectoren speelt export geen enkele rol. Samenstelling van het arbeidsvolume In tabel 6 is te zien dat bijna de helft van de werkgelegenheid in het ambacht bestaat uit zelfstandigen. In deze tabel zijn tot deze categorie ook meewerkende gezinsleden gerekend. In het dienstverlenend ambacht wordt verhoudingsgewijs op zeer kleine schaal geopereerd. Zelfstandigen en meewerkende gezinsleden maken in deze subsector bijna twee derde van het arbeidsvolume uit. Dit uit zich bijvoorbeeld in het grote aantal zelfstandig werkende kappers, schoonheidsverzorgers en voetverzorgers. In het metaal- en meubelambacht is daarentegen het aandeel van werknemers, met 72%, hoog. tabel 6
aandeel werknemers en zelfstandigen per deelsector in het ambacht, 1999
omschrijving
werknemers
zelfstandigen
totaal
in % van het totaal voedingsmiddelen- en overig ambacht
56
44
100
metaal- en meubelambacht
72
28
100
bouwambacht
50
50
100
installatieambacht
56
44
100
handel- en reparatieambacht
57
43
100
dienstverlenend ambacht
37
63
100
totaal
52
48
100
Bron: CBS, bewerking EIM.
Winstpositie In 1999 boekte het Nederlandse ambacht een winst vóór belastingen van ruim 12 miljard gulden. Dit komt neer op circa 20% van de brutoproductie. Tussen de deelsectoren binnen het ambacht loopt dit percentage sterk uiteen. In het dienstverlenend ambacht is de winst vóór belastingen het hoogst (26% van de brutoproductie). In het metaal- en meubelambacht is deze het laagst met 12% (zie tabel 7). In de fiscale winst voor belastingen is het inkomen van zelfstandigen en meewerkende gezinsleden inbegrepen. Wordt het toegerekende loon van zelfstandigen en meewerkende gezinsleden op de winst vóór belastingen in mindering gebracht, dan blijkt de uiteindelijke winstgevendheid licht negatief te zijn (-3% van de brutoproductie). Vooral in het dienstverlenend ambacht krijgt
18
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
de winstpositie vanwege het grote aantal zelfstandigen een geheel ander beeld. Na aftrek van het toegerekende loon voor zelfstandigen en meewerkende gezinsleden komt de winst in deze subsector uit op –11%. Ook het bouw- en het installatieambacht laten, na aftrek van het toegerekende loon, een negatief resultaat zien. In het metaal- en meubelambacht, waar naar verhouding minder toegerekend loon in mindering wordt gebracht, wordt uiteindelijk het gunstigste resultaat bereikt. tabel 7
exploitatiestructuur van het ambacht in 1999 voedingsmiddelen en
omschrijving
totaal
overig
metaal en
productie
meubel
handel en dienstbouw
installatie reparatie
verlenend
in % van de brutoproductie brutoproductie
100
100
100
100
100
100
100
bedrijfskosten
83
83
88
84
86
78
74
37
45
43
45
48
12
21
2
2
2
1
0
3
3
bruik
15
15
14
11
12
26
16
• loonsom
waarvan: grond- en hulpstoffen • energie • overig ver23
21
22
22
21
28
22
• afschrijvingen
5
5
5
4
4
6
7
• rente
1
1
1
1
1
2
1
-1
-7
0
0
0
1
4
0
1
1
0
0
0
0
17
17
12
16
14
22
26
20
15
8
22
17
22
37
-3
2
4
-6
-3
0
-11
• saldo indir. belastingen en subsidies saldo bijzondere baten en lasten winst vóór belastingen waarvan: • toegerekend loon nettowinst
Bron: CBS, bewerking EIM.
Kostenstructuur Uit tabel 7 blijkt dat de exploitatiestructuren van de zes subsectoren binnen het ambacht sterk van elkaar verschillen. De verschillen zijn grotendeels toe te schrijven aan de aard van de activiteiten in de desbetreffende subsectoren. Zo maken de grond- en hulpstoffen in het handel- en reparatieambacht en het
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
19
dienstverlenend ambacht maar een gering deel uit van de totale kosten. De kosten worden in deze subsectoren dan ook grotendeels gevormd door loonkosten. Als ook het toegerekende loon van zelfstandigen hierin betrokken wordt, komen deze kosten zelfs uit op aandelen van 49% en 59% van de brutoproductie. Voor het totale ambacht komen deze loonkosten uit op 43%. De kostenpost ‘overig gebruik’ is relatief hoog in de subsectoren handel- en reparatieambacht en dienstverlenend ambacht. Dit komt voornamelijk voor rekening van de hoge administratie- en verkoopkosten.
4.2 Het voedingsmiddelen- en overig productieambacht In tabel 8 staan de kerngegevens van het voedingsmiddelen- en overig productieambacht vermeld. De ruim 13.000 ondernemingen in deze subsector realiseerden in 1999 een afzetwaarde van ruim 10 miljard gulden. Zo’n 1,5 miljard gulden is afkomstig van exportactiviteiten (circa 15% van de totale afzetwaarde). Het belangrijkste deel van de afzet komt voor rekening van intermediaire leveringen, meer dan de helft van de afzetwaarde. Dit betreffen toeleveringen aan andere bedrijven. De consumptieve leveringen zijn goed voor ruim een kwart van de afzet. De werkgelegenheid in deze subsector bedroeg in 1999 ruim 52.000 arbeidsjaren. tabel 8
kerngegevens voedingsmiddelen- en overig productieambacht
omschrijving
1999
aantal ondernemingen
13.381
werkgelegenheid in arbeidsjaren
52.372
afzet (in ƒ mln.)
10.154
(100%)
• export
1.561
(15%)
• consumptiegoederen
2.801
(28%)
• investeringsgoederen
96
(1%)
• intermediaire leveringen
5.697
(56%)
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
4.644
winst vóór belastingen (in ƒ mln.)
1.726
waarvan:
investeringen (in ƒ mln.)
924
Bron: CBS, bewerking EIM.
Hierna wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen in enkele branches van het voedingsmiddelen- en overig productieambacht. Voor een gedetailleerde beschrijving van de ontwikkelingen per branche verwijzen wij naar andere publi1 caties . 1
20
Zie Hoofdbedrijfschap Ambachten, Jaarboek Ambacht 1999-2000, Voorburg, waarin wordt ingegaan op de ontwikkelingen in een groot aantal branches.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Binnen de voedingsmiddelenambachten is in 1999 in z’n totaliteit sprake van een lichte omzetdaling. Dit heeft te maken met een veranderend bestedingspatroon bij de consument bij een voortdurende hoge welvaartssituatie. De consument kiest steeds meer voor luxeartikelen, terwijl de uitgaven aan primaire levensbehoeften in belang afnemen. De brood- en banketbranche wordt geconfronteerd met een licht dalend broodverbruik per hoofd van de bevolking, maar de trend naar meer gemaksvoeding en tussendoortjes zorgt voor een positief effect op de vraag naar bakwarenproducten. De branche verliest nog altijd marktaandeel aan de supermarkten. De ijsbereidersbranche heeft ook te maken met toenemende concurrentie van branchevreemde kanalen. De omzet in deze branche heeft zich in 1999 gunstig ontwikkeld dankzij een goede zomer. De consument vraagt om kwalitatief beter ijs en is bereid daar meer geld voor te betalen. De grafische sector zag de omzet stijgen, hoewel minder sterk dan in de voorgaande jaren. Snelle technologische ontwikkelingen hebben een grote impact op de werkzaamheden. De digitalisering legt een zware druk op de branche om de werknemers om te scholen. In z’n totaliteit, mede als gevolg van de gunstige conjunctuur, blijft de werkgelegenheid in de grafische sector vrij stabiel. De textiel-, kleding- en lederbranche laat in 1999, evenals in 1998, een positieve afzetontwikkeling zien. De bedrijven weten zich staande te houden door vergaande arbeidsverdeling, waarbij productie veelal in Azië, Turkije, NoordAfrika en Oost-Europa plaatsvindt, of door zich te richten op het segment bedrijfs- en maatkleding en afwerking van importen. De houtbranche (met name timmerfabrieken en werkplaatsen) levert voornamelijk aan de aannemingsbedrijven in de bouw, de emballage-industrie en de meubelindustrie. De gunstige bouwmarkt heeft een positief effect op de afzet van de timmerbedrijven. Steeds meer verschuiven werkzaamheden in de nieuwbouw naar de ‘voorfase’: de kozijnen, deuren, etc. worden prefab aangeleverd.
4.3 Het metaal- en meubelambacht In tabel 9 staan de kerngegevens van het metaal- en meubelambacht vermeld. Het metaal- en meubelambacht realiseerde in 1999 een afzetwaarde van 9 miljard gulden. Evenals bij het voedingsmiddelen- en overig productieambacht komt ook bij het metaal- en meubelambacht het merendeel van de afzet voor rekening van leveringen aan het bedrijfsleven (55% van de afzet). Consumptiegoederen zijn van ondergeschikt belang, met een aandeel van slechts 5%. Export neemt binnen dit ambacht met 17% een relatief belangrijke plaats in. De werkgelegenheid bedroeg in het metaal- en meubelambacht in 1999 bijna 39.000 arbeidsjaren.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
21
tabel 9
kerngegevens metaal- en meubelambacht
omschrijving
1999
aantal ondernemingen
14.896
werkgelegenheid in arbeidsjaren
38.951
afzet (in ƒ mln.)
9.007
(100%)
waarvan: • export
1.490
(17%)
• consumptiegoederen
434
(5%)
• investeringsgoederen
2.112
(23%)
• intermediaire leveringen
4.970
(55%)
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
3.596
winst vóór belastingen (in ƒ mln.)
1.170
investeringen (in ƒ mln.)
709
Bron: CBS, bewerking EIM.
De metaalconstructiebedrijven zijn sterk conjunctuur gevoelig omdat een belangrijk deel van de vraag afkomstig is van producten van investeringsgoederen. Ook de bouw is een belangrijke opdrachtgever. Toename van bedrijfsinvesteringen en de gunstige bouwontwikkeling hebben de omzet van de metaalconstructiebedrijven in 1999 positief beïnvloed. De keuze voor staalconstructie, met name kleinere bedrijfshallen en magazijnen, wordt bovendien gunstig beïnvloed door het tekort aan bouwvakkers. Door de grote onderlinge concurrentie en toenemende concurrentie uit Oost-Europese landen, staat het rendement onder druk. Door lage marges zijn de rendementen in het carrosseriebouwbedrijf niet altijd bevredigend. Enige schaalvergroting is opgetreden om de kosten te kunnen drukken en toch internationaal concurrerende prijzen te kunnen berekenen. De branche heeft de omzet in 1999 zien groeien, met name door een sterk groeiende vraag naar kleiner transportmateriaal als gevolg van meer behoefte aan flexibiliteit. De jachtbouw realiseert een belangrijk deel van de omzet uit export, vooral in het topsegment van zeer grote en luxe jachten. De vraag hiernaar ontwikkelt zich uitermate gunstig. De meubelmakers profiteren van de toenemende bestedingen van de consument aan het vergroten van het woongenot. De uitgaven aan meubels en woninginrichting zijn in 1999 flink gestegen. De concurrentie uit het buitenland, met name vanuit lagelonenlanden als Azië en Oost-Europa, wordt steeds groter. Als antwoord hierop vindt er een trend plaats van arbeidsverdeling door het chassis in deze landen te laten vervaardigen, maar de afwerking zelf uit te voeren, om zo ook snel aan de wensen van de klanten te kunnen voldoen.
22
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
4.4 Het bouwambacht In tabel 10 staan de kerngegevens voor bouwambacht in 1999. De totale afzet van het bouwambacht bedroeg bijna 20 miljard gulden. De afzet bestaat voor het grootste deel uit intermediaire leveringen (in onderaanneming uitgevoerde, veelal gespecialiseerde werkzaamheden, met name in de afbouw) en de productie van investeringsgoederen (met name utiliteitsbouw), en wordt nagenoeg volledig op de Nederlandse markt gerealiseerd. Zo’n 10% van de afzet komt voor rekening van werkzaamheden voor ‘burgerklanten’. Het bouwambacht is met een arbeidsvolume van bijna 110.00 arbeidsjaren goed voor ruim een kwart van de totale werkgelegenheid in het ambacht. tabel 10
kerngegevens bouwambacht
omschrijving aantal ondernemingen werkgelegenheid in arbeidsjaren afzet (in ƒ mln.)
1999 48.871 109.735 19.626
(100%)
waarvan: • export
94
(0%)
• consumptiegoederen
2.160
(11%)
• investeringsgoederen
9.035
(47%)
• intermediaire leveringen
8.337
(42%)
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
8.440
winst vóór belastingen (in ƒ mln.)
3.179
investeringen (in ƒ mln.)
866
Bron: CBS, bewerking EIM.
Het bouwambacht heeft in 1999 een hoge groei gerealiseerd. Dit komt voor een deel door overloop uit 1998. Door de slechte weersomstandigheden in 1998 werd een deel van de werkzaamheden uitgesteld tot 1999. De groei kwam in 1999 vooral uit de utiliteitsnieuwbouw voort, door toegenomen investeringen door de handel, horeca en de dienstensector. Ook het onderhoud aan utiliteitsbouw nam flink toe. Door de toegenomen welvaart besteden particulieren steeds meer aandacht aan woningverbetering door onderhoud of door woningen te renoveren of te verbouwen. De totale woningnieuwbouw is in 1999 stabiel gebleven, wat vooral te danken is aan extra woningbouw in de buitengebieden. Er is sprake van een verschuiving van onderhoudswerk naar verbouwwerkzaamheden. De groei van de omzet van de afwerkers van gebouwen bleef enigszins achter bij de gemiddelde omzetgroei in de bouwnijverheid. Bij deze deelsector neemt onderhoud een belangrijker positie in. De stukadoors en metselbedrijven, meer gericht op nieuwbouwprojecten, profiteerden van de gunstige bouwproductieontwikkeling. De schilders, meer gericht op onderhoudswerkzaamheden, zagen de afzet slechts licht groeien.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
23
De werkgelegenheid in het bouwambacht groeit fors. Het merendeel van de toename komt voor rekening van de groei van het aantal zelfstandigen, de zogenoemde ‘zelfstandigen zonder personeel’. Zo neemt nog altijd het aantal klussenbedrijven flink toe, maar ook in andere branches binnen het bouwambacht is een toename van het aantal zelfstandigen te constateren.
4.5 Het installatieambacht In tabel 11 staan enkele kerngegevens van het installatieambacht. Het installatieambacht realiseerde in 1999 een afzet van ongeveer 6 miljard gulden, waarvan het merendeel voor rekening kwam van werkzaamheden in onderaanneming (intermediaire leveringen). De consumentenmarkt neemt echter in belang toe. Het installatieambacht was in 1999 goed voor een arbeidsvolume van ruim 36.000 arbeidsjaren. tabel 11
kerngegevens installatieambacht
omschrijving
1999
aantal ondernemingen
10.351
werkgelegenheid in arbeidsjaren
36.482
afzet (in ƒ mln.)
6.025
(100%)
13
(0%)
• consumptiegoederen
609
(10%)
• investeringsgoederen
250
(4%)
• intermediaire leveringen
5.153
(86%)
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
2.369
waarvan: • export
winst vóór belastingen (in ƒ mln.)
817
investeringen (in ƒ mln.)
291
Bron: CBS, bewerking EIM.
Het installatieambacht heeft in 1999 goed kunnen profiteren van de positieve ontwikkeling op de nieuwbouwmarkten. Hoewel de nieuwbouw van woningen stagneerde, hebben de bedrijven in het installatieambacht toch een groei op deze markt kunnen boeken. Het installatiewerk maakt een steeds groter deel uit van de bouwproductie. Er is steeds meer behoefte aan kwalitatief hoogwaardiger woningen. Dit betekent onder meer dat er hogere eisen gesteld worden aan klimaatbeheersing, beveiliging, telecommunicatie en datatransport. Daarnaast hebben de bedrijven in het installatieambacht kunnen profiteren van de aanzienlijke toename van de investeringen in gebouwen door het bedrijfsleven. Voor de elektrotechnische installatiebedrijven is procesautomatisering de belangrijkste groeimarkt.
24
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
De verschillende ‘installatiebranches’ zullen steeds meer in elkaar vervlechten, waarbij wel de nodige specialisaties zullen blijven bestaan. Omdat de technische complexiteit van en de veiligheidsvoorschriften voor montage van de apparatuur toenemen, ondervinden deze branches weinig concurrentie vanuit het doe-het-zelfcircuit of van beunhazen. De werkgelegenheid in het installatieambacht is in 1999 nog gestegen. De werving van voldoende vakbekwame krachten is echter een groot probleem, wat inmiddels leidt tot het niet kunnen uitvoeren van opdrachten en plegen van acquisitie.
4.6 Het handel- en reparatieambacht In tabel 12 zijn de kerngegevens van deze subsector weergegeven. In het handel- en reparatieambacht waren in 1999 meer dan 38.000 bedrijven actief. De subsector handel- en reparatieambacht realiseert de hoogste omzet binnen het ambacht. Een zeer groot deel hiervan komt voor rekening van de verkoop van nieuwe en gebruikte auto’s. Wordt de inkoopwaarde van de detailhandelsomzet buiten beschouwing gelaten, dan komt het handel- en reparatieambacht binnen het ambacht op een tweede plaats, achter het bouwambacht, met een afzet van ruim 11 miljard gulden. Het grootste deel van de afzet (76%) bestaat uit de leveringen van consumptiegoederen, rechtstreeks aan de consument. Met name branches die duurzame, luxe, consumptiegoederen leveren, profiteren van de toegenomen consumptieve bestedingen in 1999, in tegenstelling tot de op voedingsmiddelen gerichte branches waar sprake is van een reële omzetdaling. Het handel- en reparatieambacht komt met een werkgelegenheid van ruim 105.000 arbeidsjaren wat werkgelegenheid betreft, eveneens achter de subsector bouw, op de tweede plaats binnen het ambacht. tabel 12
kerngegevens handel- en reparatieambacht
omschrijving aantal ondernemingen werkgelegenheid in arbeidsjaren afzet (in ƒ mln.)
1999 38.565 105.076 11.354
(100%)
waarvan: • export • consumptiegoederen • investeringsgoederen
0
(0%)
8.629
(76%)
350
(3%)
• intermediaire leveringen
2.376
(21%)
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
6.689
winst vóór belastingen (in ƒ mln.)
2.452
investeringen (in ƒ mln.)
2.183
Bron: CBS, bewerking EIM.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
25
Voor de autobranche was 1999 een goed jaar. De verkopen zijn in de afgelopen twee jaar tot recordhoogte gestegen. Het gunstige economische klimaat, maar ook het uitbrengen van nieuwe automodellen, hebben hieraan bijgedragen. Door de gestegen huizenprijzen en vermogenswinsten op de aandelenmarkt heeft de consument meer geld beschikbaar of kan het lenen om een nieuwe auto aan te schaffen. Het onderhoud loopt steeds verder terug vanwege de geringere reparatiegevoeligheid. De inkomsten uit deze activiteiten leveren echter nog steeds de grootste bijdrage aan de brutowinst, omdat marges op verkopen relatief laag zijn. De slagers- en poeliersbranche wordt nog steeds geconfronteerd met een daling van het aantal ondernemingen, en verliest nog altijd terrein aan de supermarkt. De consument is op zoek naar gemak, en voorverpakte producten nemen daarmee een steeds groter aandeel in de verkoop van vlees en vleesproducten. Ook de visspeciaalzaak ziet het marktaandeel van de supermarkt steeds meer toenemen. In de ambulante handel is de omzetdaling grotendeels toe te schrijven aan de warenmarkten, die vaak te maken hebben met teruglopende bezoekersaantallen en wijzigingen in locaties en bereikbaarheid. De rijwielbranche heeft in 1999 de omzet flink zien stijgen. Dit komt niet alleen door een toename van het aantal verkochte fietsen, maar ook door de toegenomen verkopen van nieuwe, duurdere fietsen. Zowel het schoenherstellersbedrijf als het naaimachinebedrijf zien het aantal vestigingspunten steeds verder afnemen. Hoewel in beide branches de omzet zowel in 1998 als in 1999 weer enigszins steeg, staat het rendement onder druk. Vooral in het naaimachinebedrijf teren veel ondernemingen in op het eigen vermogen. De toegenomen koopkracht van de consument en de behoefte aan gemak hebben een negatieve invloed op het zelf vervaardigen van kleding. Versterkt door de toegenomen koopkracht, wordt er ook veel nieuw schoeisel gekocht. Daarnaast worden er ook meer duurdere kwaliteitsschoenen verkocht, wat juist weer een positief effect heeft op de reparatieomzet. Het optiekbedrijf realiseerde in 1999 een omzetstijging van 6%. Als gevolg van de vergrijzing groeit het aantal brilgebruikers. Er is sprake van een toename van circa 100.000 gebruikers per jaar. Ook het aantal personen met meer dan één bril neemt toe. De optiekbranche ondervindt problemen bij het vervullen van vacatures, de krapte van de arbeidsmarkt is duidelijk merkbaar.
4.7 Het dienstverlenend ambacht In tabel 13 zijn de kerngegevens van deze subsector weergegeven. Het dienstverlenend ambacht realiseerde in 1999 een afzet van bijna 5 miljard gulden. Het merendeel van de diensten wordt rechtstreeks aan consumenten geleverd, zoals die van kappers, schoonheidsverzorgers, e.d. Ruim een derde van de afzet komt voor rekening van leveringen aan het bedrijfsleven, waarvoor vooral de schoonmaakbedrijven, wasserijen en fotoateliers verantwoordelijk zijn.
26
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Het dienstverlenend ambacht is goed voor een werkgelegenheid van bijna 72.000 arbeidsjaren. Een aanzienlijk deel hiervan wordt ingevuld door zelfstandigen en meewerkende gezinsleden. tabel 13
kerngegevens dienstverlenend ambacht
omschrijving
1999
aantal ondernemingen
37.418
werkgelegenheid in arbeidsjaren
71.670
afzet (in ƒ mln.)
4.991
(100%)
waarvan: • export • consumptiegoederen • investeringsgoederen
25
(1%)
3.097
(62%)
53
(1%)
• intermediaire leveringen
1.816
(36%)
bruto toegevoegde waarde (in ƒ mln.)
2.810
winst vóór belastingen (in ƒ mln.)
1.291
investeringen (in ƒ mln.)
1.054
Bron: CBS, bewerking EIM.
Het dienstverlenend ambacht heeft in 1999 goed kunnen profiteren van de gunstige economische ontwikkeling. Enerzijds heeft het consumentgerichte deel een goed jaar doorgemaakt door de toegenomen bestedingsruimte van de consument. Het gemaks- en het tijdsaspect bij tweeverdieners vormen een belangrijk motief om meer kleding en textiel te laten reinigen. Toenemende persoonlijke aandacht en ontstressing dragen bij aan een groeiende omzet bij de persoonlijke verzorgers. De vraag naar voetverzorging wordt daarnaast positief beïnvloed door een groeiend aantal ouderen, een categorie die bovendien meer te besteden heeft. Ook het meer op de zakelijke markt georiënteerde deel van het dienstverlenend ambacht, de schoonmaakbedrijven en wasserijen, heeft in het vaarwater van de gunstige conjuncturele situatie in het bedrijfsleven zijn omzet weten te verbeteren. Steeds vaker profileren de schoonmaakbedrijven zich als hoofdaannemer voor een pakket facilitaire diensten, waar ook catering, beveiliging en receptiediensten, afvalbeheer en andere diensten deel van kunnen uitmaken. Doordat opdrachtgevers steeds meer aandacht hebben voor kwaliteit, weten de schoonmaakbedrijven door betere prijszetting hun rendementspositie te verbeteren. De zakelijke markt voor de textielreinigingsbedrijven groeit doordat bedrijfskleding bij steeds meer bedrijven ingevoerd wordt. Deze kleding wordt in toenemende mate ter reiniging aan het textielreinigingsbedrijf aangeboden. Hoewel de omzet van de vakfotografen eveneens gestegen is, is het rendement bij deze bedrijven flink onder druk komen te staan. Dit is gevolg van enorme investeringen die sommige bedrijven door de digitalisering hebben moeten plegen.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
27
28
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
5
Trends voor 2000 en 2001
5.1 Inleiding De gegevens in dit hoofdstuk zijn grotendeels gebaseerd op het MKBBeleidspanel van EIM. Ieder kwartaal voert EIM een telefonische enquête uit onder 2.500 MKB-ondernemers in Nederland. Daarmee worden de relevante maatschappelijke ontwikkelingen, de mate waarin de MKB-ondernemers gevolgen ondervinden van deze ontwikkelingen en de acties die zij naar aanleiding daarvan ondernemen, gepeild. 1
Uit de tien relevante maatschappelijke ontwikkelingen van vorig jaar zijn nu drie ontwikkelingen geselecteerd en uitgediept. Deze zijn: • toenemende krapte op de arbeidsmarkt; • groei van het internetgebruik; • de klant wordt steeds veeleisender. Daarnaast wordt nog een drietal algemene trends beschreven die zich in het 2 ambacht in het algemeen voordoen . In paragraaf 5.2 wordt op deze trends ingegaan. Daarbij wordt de situatie in het ambacht vergeleken met die in het MKB. Paragraaf 5.3 gaat vervolgens in op ontwikkelingen in de afzonderlijke subsectoren van het ambacht. Deze gegevens zijn hoofdzakelijk gebaseerd op deskresearch en inzichten van branchedeskundigen.
5.2 Algemene trends in het ambacht 5.2.1 Spanning op de arbeidsmarkt Nederland kent toenemende spanning op de arbeidsmarkt. Het aantal openstaande vacatures is in de afgelopen paar jaar sterk gegroeid. Eind 1999 waren het er volgens het CBS 168.000. Eerder in 1999 bleek 54% van de vacatures langdurig open te staan: de maatstaf voor ‘moeilijk vervulbaar’. Het aandeel moeilijk vervulbare vacatures heeft hiermee een recordhoogte bereikt. In de bouw komen ze het meest voor: volgens de bouwwerkgevers is bijna 3 driekwart van hun vacatures moeilijk te vervullen . Maar ook in de industrie, de handel en de dienstensector gaat het om grote aantallen. De concurrentie om schaarse werknemers binnen te halen en te houden wordt door deze ontwikkeling steeds scherper. Werkgevers betalen extra, en bieden aanvullende secundaire arbeidsvoorwaarden en faciliteiten. Als zij dan nog 1 2 3
Zie Sectorscoop Ondernemen in het Ambacht 2000, EIM, 1999. Deze trends zijn een weerslag van gesprekken met sector- en branchedeskundigen. NRC Handelsblad, 11 augustus 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
29
niet slagen, werven zij ook in het buitenland: automonteurs uit Polen, programmeurs uit India, machineoperators uit Ierland en Duitsland, lassers uit het Verenigd Koninkrijk en verpleegsters uit de Philippijnen. Verder laat men overwerken, leent personeel in of besteedt werk uit, en investeert in arbeidsbesparende techniek. In uiterste instantie reduceert men de acquisitie en zet groeiplannen op een laag pitje. Volgens een door EIM in 2000 verrichte peiling in het MKB geeft ongeveer de helft van de bedrijven aan dat nieuwe werknemers nu hogere eisen stellen dan vorig jaar. Eén op de vier betaalt extra om te voorkomen dat werknemers vertrekken. Kennelijk hebben deze maatregelen succes: slechts één op de zeven geeft aan dat het verloop in het afgelopen jaar is toegenomen. Daarentegen zeggen vier op de tien bedrijven dat zij in hun groei worden belemmerd doordat zij geen personeel kunnen vinden. tabel 14
mening van MKB’ers over de krapte op de arbeidsmarkt (in % van het totaal aantal MKB-ondernemingen)
ambacht
industrie
groot-
detail-
bouw handel
handel
diensten
MKB
Stelling: ‘Om te voorkomen dat mijn personeel overstapt naar een andere bedrijf, moet ik hen meer salaris bieden.’ mee eens
21
21
25
37
34
25
26
niet mee eens/mee oneens
14
11
15
14
26
13
13
mee oneens
44
49
46
38
36
41
43
weet niet/wnz
21
18
14
11
4
20
18
Stelling: ‘Ik word belemmerd in mijn streven naar groei van mijn bedrijf, omdat ik geen personeel kan vinden.’ mee eens
36
43
50
43
41
31
36
4
2
8
4
8
9
7
mee oneens
41
42
30
42
48
40
41
weet niet/wnz
20
14
12
11
2
20
17
niet mee eens/mee oneens
Stelling: ‘De eisen die nieuw personeel stelt ten aanzien van salaris en secundaire arbeidsvoorwaarden, zijn in vergelijking met vorig jaar toegenomen.’ mee eens
44
50
48
57
49
46
49
4
1
7
12
9
4
4
mee oneens
24
32
21
9
22
20
20
weet niet/wnz
28
17
25
22
20
30
27
niet mee eens/mee oneens
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
30
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 15
ontwikkeling verloop van personeel in afgelopen jaar (in procenten van het totaal aantal MKB-ondernemingen)
ambacht
groot-
detail-
industrie bouw handel
handel
diensten
MKB
9
21
9
21
13
13
14
geen toename van verloop
74
67
79
68
83
69
69
weet niet/wil niet zeggen
17
13
12
11
4
18
16
toename van verloop
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
De meest genoemde maatregelen om deze knelpunten op te lossen, zijn efficiënter werken (72%), werk uitbesteden (51%), personeel inlenen en meer aan bijscholing doen (beide 48%). Per sector zijn er duidelijke verschillen in de beantwoording van deze vragen. Overwerken wordt in de industrie het meest genoemd. Minder offertes uitbrengen is een maatregel die bedrijven in de industrie èn in de bouw nemen. Bij het inlenen van personeel is de bouw koploper. tabel 16
maatregelen die MKB’ers nemen om knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen (in % van het totaal aantal MKB-ondernemingen met knelpunten) detail-
handel
handel
ambacht
industrie
diensten
MKB
73
72
65
60
66
84
72
uitbesteden
47
55
62
36
33
48
51
personeel inlenen
47
48
64
33
37
45
48
scholen
50
44
44
36
47
52
48
leerlingen in dienst nemen meer overwerken
53
57
54
44
37
48
42
46
56
48
43
16
43
40
meer automatiseren
32
47
30
56
30
42
39
groeiplannen uitstellen
49
45
49
36
45
36
37
minder offertes uitbrengen
46
53
52
21
22
39
35
anders
10
11
5
19
14
8
17
efficiënter werken
bouw
groot-
werkzaamheden
werknemers meer laten
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
Zoals hierboven al aangegeven, is de personeelsschaarste een algemeen probleem dat niet alleen in het ambacht speelt. Vacatures in het ambacht zijn daarentegen in het algemeen moeilijker te vervullen omdat werkgevers in het ambacht zoeken naar vakbekwame werknemers met een technische achtergrond, welke bij uitstek schaars zijn. De ambachten zijn daarbij in concurrentie met andere branches in onder meer de industrie en de dienstverlening, die vaak een betere betaling en carrièreperspectief kunnen bieden. Het sterke punt van de
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
31
ambachtelijke onderneming is in dit verband de veelzijdige arbeidsinhoud en de mogelijkheid om een allround vakmanschap te ontwikkelen. In het ambacht worden uiteenlopende maatregelen genomen om de personeelskrapte op te vangen. Efficiënter werken (73%) is daarbij de belangrijkste maatregel. Een andere maatregel is het in dienst nemen van leerlingen. Deze maatregel wordt in het ambacht vaker genomen (53%) dan in het totale MKB (42%). Het in dienst nemen van leerlingen wordt echter steeds meer bemoeilijkt door de dalende instroom in opleidingen, waarover meer in paragraaf 5.2.6. Een andere belangrijke maatregel, die nog net iets vaker in het ambacht voorkomt dan in het MKB, is het bijscholen van de werknemers (50%). In het ambacht zijn relatief minder mogelijkheden om werk uit te besteden. Het enige overgebleven alternatief is dan vaak het uitstellen van groeiplannen. Dit gebeurt in het ambacht veel vaker (49%) dan in het totale MKB (37%). Verder spelen de ambachtelijke bedrijven in op collectieve acties die gericht zijn op het verbeteren van het imago van de sector en op het opleiden van nieuwe vakmensen. 5.2.2 Groei van het internetgebruik In het predigitale tijdperk (i-Economie) zetten fabrikanten de toon. De groothandel zorgde voor een efficiënte distributie naar de detailhandel. De detailhandel bracht op haar beurt de producten aan de man door een optimale marketingmix. De concurrentie tussen fabrikanten speelde zich af in de winkel. De consument koos uit het zichtbare aanbod op basis van aanvullende informatie van de detaillist, die hiervoor zwaar leunde op de fabrikant en zijn marketinginspanning. In het digitale tijdperk (e-Economie) is hieraan een omgekeerde beweging toegevoegd. Door de massa internetaansluitingen is de consument als eerste aan zet. De consument heeft nu macht door de gratis verkregen kennis via het net en plaatst zijn bestelling bij de beste webwinkel die de bestelling weer doorsluist aan de fabrikant. De fabrikant schakelt een logistiek agent in voor de distributie. Hoever de macht van de consument in deze al gaat, wordt geïllustreerd door http://www.letsbuyit.com/, een inkoopcombinatie van consumenten, waarbij geldt hoe meer belangstellenden, hoe lager de prijs. Letsbuyit is geen business-to-consumer (B2C) meer, maar consumer-to-business (C2B). Het mag duidelijk zijn dat de zojuist beschreven ketenomkering en machtsverschuiving gevolgen hebben voor de interne en externe bedrijfsprocessen bij alle betrokkenen: fabrikant, toeleverancier, groothandel, agent, distributeur en detailhandel. Ondernemers zullen bijvoorbeeld thuis moeten raken in een omgeving die gekenmerkt wordt door: - desintegratie van de bedrijfskolom als gevolg van lagere interactiekosten; - betere marktwerking door meer transparantie; - belang van intellectueel eigendom boven belang van kapitaal;
32
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
-
toenemende meeropbrengst bij grotere schaal; 1 snelle marktpenetratie .
De mate van internetgebruik binnen het ambacht is laag in vergelijking tot het MKB: 65% van de bedrijven beschikt over een internetaansluiting en 33% daarvan heeft een eigen website. In het MKB is dit 77% respectievelijk 45%. Wel is de automatiseringsgraad en het internetgebruik in het ambacht in het laatste jaar in een stroomversnelling geraakt. Om het computergebruik in het ambacht te bevorderen, heeft het Hoofdbedrijfschap Ambachten, in samenwerking met het Hoofdbedrijfschap Detailhandel, een ambitieus stimuleringsprogramma ICT opgezet. De aanpak bestaat in grote lijnen uit actieplannen per branche en een aantal generieke activiteiten om die brancheactieplannen te ondersteunen en te faciliteren. tabel 17
internetgebruik in het ambacht ambacht
beschikt over internet-aansluiting
65
bedrijven met een eigen website
21
gebruik internet: verstrekken info producten/diensten
34
daadwerkelijke verkoop producten/diensten
10
daadwerkelijke aankoop producten/diensten
29
on line verrichten van betalingen
20
on line ontvangen van betalingen
15
zoeken en ontvangen info
59
e-mail
57
interne communicatie
8
bankieren
31
privégebruik
41
nauwelijks gebruik van internet
4
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
Het internet wordt binnen het ambacht vooral gebruikt voor het verstrekken van informatie over producten/diensten, het zoeken en ontvangen van informatie, e-mailen en voor privégebruik. Verder verricht 30% van de internetgebruikers betalingen on line, en wordt door 45% van de internetgebruikers aankopen via internet gedaan. Van verkoop van producten/diensten via internet is binnen het ambacht nog weinig sprake, slechts 16% van de internetgebruikers biedt deze mogelijkheid aan. Als belangrijkste reden wordt hiervoor genoemd dat men het niet vindt passen bij het product en/of de dienst die aangeboden wordt.
1
Detailhandel in de e-Economie, Trendrapport 2000, HBD, juni 2000.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
33
Internet kan een potentiële bedreiging vormen voor het ambacht, men ziet zich namelijk geconfronteerd met branche- en sectorvreemde concurrenten uit binnen- en buitenland. Daarbij reageert men in het algemeen afwachtend waardoor strategische kansen worden gemist. 1
5.2.3 De klant wordt steeds veeleisender
Bedrijven ondervinden sterk de gevolgen van toenemende eisen van de klant. Waar traditioneel het bedrijfsleven bepaalde welke producten en diensten de klant kon kiezen, gaat die dat steeds meer zelf bepalen. De toenemende aandacht voor de klant weerspiegelt zich dan ook in een grotere pluriformiteit van het productaanbod. De consumentenvraag wordt steeds meer divers. Hieraan liggen meerdere oorzaken ten grondslag, zoals veranderingen in de leeftijdsopbouw (vergrijzing), een groter aandeel allochtonen, kleinere huishoudens, meer tweeverdieners, toenemend individualisme en grotere inkomensverschillen. Daarnaast spelen de ontwikkelingen op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en internet een rol. Deze sterk gedifferentieerde consumentenbehoefte vraagt om een steeds breder en/of creatiever producten- en dienstenaanbod. Standaardproducten en -diensten voldoen niet meer, waardoor er wordt aangepast aan de wensen van de klant. De strategie van bedrijven wordt door het aanpassen van dienstverlening, automatisering, logistieke processen, openingstijden, accommodatie, horecastructuur, etc., en niet te vergeten het product, er volledig op afgestemd. We zien een aantal processen veranderen, zoals ontwikkeling van meer producten op maat, uitbreiding van het assortiment, samenwerking en netwerkvorming. Ook het professionaliseren van personeel en organisatie en het dienstenpakket adequaat definiëren zijn enkele belangrijke maatregelen. In tabel 18 is te zien dat in het ambacht, meer dan in het gehele MKB, wordt ervaren dat de klant steeds hogere eisen stelt (80% in het ambacht, 75% in het totale MKB). Slechts 2% van het ambacht geeft aan vaak niet te kunnen voldoen aan de eisen van de klant (zie tabel 19). tabel 18
stelling: ‘De klant stelt steeds hogere eisen’ (in % van het totale aantal MKBondernemingen) groot-
detail-
handel
handel
ambacht
industrie
bouw
ja
80
78
79
84
nee
20
22
21
16
0
0
0
0
weet niet/wnz
diensten
MKB
83
73
75
17
26
24
0
1
1
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
1
34
M. Clement, De klant centraal, in: R. Vogels (samensteller), Megatrends en de effecten voor het MKB, Stichting Teleac/NOT, Utrecht, 1997.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 19
mate waarin niet aan de eisen van een klant kan worden voldaan (in % van het totale aantal MKB-ondernemingen) groot-
detail-
handel
handel
ambacht
industrie
bouw
diensten
MKB
nooit
29
28
34
2
16
27
25
enkele keer
69
70
63
92
84
71
71
vaak
2
2
weet niet/wnz
0
0
3
5
0
2
3
0
1
0
0
Bron: MKB-Beleidspanel, EIM, 2000.
5.2.4 Certificerings- en kwaliteitskeurmerken In 1996 zijn de vakbekwaamheidseisen bij de meeste branches komen te vervallen. Per 1 januari 2001 komt daar nog bij dat de eisen aan algemene ondernemersvaardigheden ook komen te vervallen. Het is echter belangrijk voor het imago van het ambacht dat de kwaliteit van de producten en dienstverlening hiervan geen nadelige gevolgen zal ondervinden. Daarnaast worden steeds hogere eisen gesteld aan veiligheid, milieu en Arbo. Om een professionele beroepsuitoefening te bevorderen en te ondersteunen, zijn daarom inmiddels erkenningsregelingen opgetuigd in een groot aantal branches. Deze aandacht voor erkenningsregelingen is mede gericht op het verbeteren van het imago van het ambacht. De erkenningsregelingen werken onder andere goed bij het afwerkingsbedrijf - dat stukadoors-, schilders- en natuursteenbedrijven omvat - en in de optiek. In een aantal branches echter is het invoeren van erkenningsregelingen nog niet echt van de grond gekomen. Bijvoorbeeld in de schoenherstellersbranche, de naaimachinebranche en de consumptie-ijsbereidersbranche. In andere branches, bijvoorbeeld in de tandtechnische branche, is men nog bezig met het opzetten van een erkenningsregeling. Het invoeren van erkenningsregelingen kan, door het profileren van de vakbekwaamheid en imagoverbetering, de vraag vergroten. De keerzijde van de erkenningsregelingen is dat het de ambachtelijke ondernemer voor hoge investeringskosten plaatst. De toenemende milieu- en arbomaatregelen dwingen de ondernemers eveneens tot hoge investeringen. 5.2.5 Zelfstandig ondernemerschap Er is een positieve, doch enigszins afzwakkende, trend waar te nemen in het aantal Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP’ers) in het ambacht. Het aandeel ZZP’ers neemt continu toe, maar de hausse is voorbij. Door de economische situatie is de vraag uitermate gunstig en kunnen veel bestaande bedrijven het werk nauwelijks aan. Ook vervallen per 1 januari 2001 de vestigingseisen voor
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
35
de meeste branches. Een en ander maakt zelfstandig ondernemerschap makkelijker, maar resulteert in de praktijk vaak in minder goede bedrijfsvoorbereiding. Er kunnen meer problemen ontstaan in de startfase of in de periode daarna wanneer starters zich onvoldoende rekenschap geven van de eisen die de markt maar ook de regelgeving stellen aan de uitoefening van een bedrijf. Vooral in de bouw en in de kappersbranche komen veel ZZP’ers voor. Het effect van het toenemend aantal ZZP’ers op de branche is verschillend. Bij het kappersbedrijf ervaren de zittende bedrijven de ZZP’ers als een bedreiging voor de prijszetting en voor het imago, terwijl ZZP’ers in de bouw de zittende bedrijven juist meer flexibiliteit geven. In de wet- en regelgeving is het begrip ZZP’er nog niet scherp gedefinieerd en hangt het in tussen ondernemer- en werknemerschap. Het kan bijvoorbeeld gaan om personen die in een afhankelijke positie van hun ex-werkgever verkeren, personen die wel als zelfstandige functioneren maar voor de wet op werknemersverzekeringen toch als werknemer in dienstverband worden beschouwd, en om freelancers. De beoordeling van de zelfstandigheid is in al deze situaties onzeker en leidt tot verwarrende situaties op het gebied van sociale zekerheid en fiscale zaken. In de bouw bijvoorbeeld dragen ZZP’ers geen sociale premies af terwijl zij wel van de sociale voorzieningen profiteren. Het draagvlak voor collectieve voorzieningen komt zo onder druk te staan. Zo wordt in antwoord op deze situatie in de schildersbranche door het Bedrijfschap een heffing opgelegd, waardoor ook ZZP’ers moeten bijdragen aan het niveau van de collectieve voorzieningen. 5.2.6 De verzwakte infrastructuur van het ambacht De tendens is dat steeds hogere eisen worden gesteld door overheid, bank en klant. Relaties worden steeds zakelijker, en vakkundigheid en ondernemerschap steeds belangrijker. Werd er vroeger in het ambacht in de relatie met de klant meer op vertrouwensbasis gewerkt, tegenwoordig is de relatie meer op ‘aantoonbaarheid’ en op contracten gebaseerd. In het ambacht schieten de managementvaardigheden in het algemeen tekort om effectief met deze nieuwe situatie om te kunnen gaan. In het ambacht breekt wel het besef door dat er iets moet gebeuren. Hiertoe worden daarom zogenoemde Bran1 checodes ingevoerd . Uit onderstaande tabel blijkt dat in de voetverzorging de meeste bedrijven een Branchecode in hun bezit hebben. Het certificaat wordt pas toegekend na het volgen van de Code-training Verder wordt de bereidheid tot het volgen van bijscholing groter. Zo is participatie in bijvoorbeeld het Managementprogramma, welke geëntameerd wordt door het HBA, groot. 1
36
De Branchecodes, ontwikkeld door het Hoofdbedrijfschap Ambachten, geven branchespecifieke inhoud aan de huidige algemene inzichten en eisen aan de bedrijfsvoering, met name met betrekking tot hygiëne, de arbeidsomstandigheden en het milieu. Door het volgen van de Code-training, waarbij geleerd is om de praktijk aan de Code te spiegelen en om een plan van aanpak te ontwikkelen om verbeteringen door te voeren, komt men in het bezit van een trainingscertificaat.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
tabel 20
Branchecodes in omloop, situatie april 2000
branche glas-in-lood glazenwassers goud- en zilversmeden kappers
aantal bedrijven
aantal Branchecodes in omloop
in %
170
55
32
3.130
1.160
37
1.520
170
17
12.310
1.300
10
keramiek & aardewerk
500
65
13
schoonheidsverzorging
7.910
4.500
56
textielreiniging
620
85
13
voetverzorging
6.630
5.000
75
Bron: HBA, 2000.
De interesse voor een baan in het ambacht neemt steeds meer af. Dat is onder andere te zien aan de instroom in het betreffende onderwijs. Het aantal nieuwe aanmeldingen is zeer gering. Daar is een aantal oorzaken voor aan te wijzen. Zo ging vroeger bijvoorbeeld de uitoefening van een ambacht automatisch over van vader op zoon, terwijl dat tegenwoordig eerder uitzondering dan regel is. Daarnaast ligt het accent in de Nederlandse scholing in het algemeen meer op brede inzetbaarheid en intellectuele vaardigheden, en minder op specialistische handvaardigheden. Het gevolg van deze ontwikkelingen is dat de kwaliteit en het voortbestaan van het bestaande onderwijs onder druk komen te staan. Ambachtelijke vaardigheden moeten in het algemeen vroeg in een mensenleven worden aangeleerd. Op latere leeftijd blijkt het in het algemeen niet meer mogelijk om vaardigheden voor bijvoorbeeld horlogereparatie aan te leren. In een krappe arbeidsmarkt heeft het ambacht (kleine branches met weinig financiële middelen) bovendien niet de mogelijkheden die grotere branches hebben op het gebied van beloning, en om met grootschalige imago- en promotiecampagnes mensen aan te trekken. Het vinden van geschikte werknemers is daarmee nog moeilijker dan in andere sectoren. De kennisinfrastructuur van het ambacht verzwakt door een enigszins afnemend lidmaatschap van brancheorganisaties. De ondernemer heeft steeds minder de behoefte om zich te organiseren omdat de dienstverlening vaak niet direct op de individuele ondernemer gericht is. Voorts worden aan de brancheorganisatie steeds hogere eisen gesteld in de vorm van uitgebreidere en betere dienstverlening en ondervindt zij in haar dienstverlening toenemende concurrentie van accountants, adviseurs en samenwerkingsverbanden die de ondernemer op een groot aantal terreinen terzijde kunnen staan. Er is wel een verschuiving gaande binnen de brancheorganisatie van collectieve belangenbehartiging naar individuele dienstverlening. Deze taakverschuiving, die tot een herdefiniëring van de taken van de brancheorganisatie leidt, moet meer worden toegesneden op de achterban. Het is daarvoor nodig dat brancheorganisaties zich duidelijker profileren, hun dienstenpakket uitbreiden en
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
37
hun toegevoegde waarde helder maken naar de klant (=ondernemer). Daarbij kan samenwerking met product-, bedrijfschap en andere brancheorganisaties een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke inkoop van verzekeringen of het aanbieden van trainingen. De specifieke branchekennis en -inkleuring is hierbij de unieke waarde van de brancheorganisatie. Vooral de kleinere organisaties die niet zelf aan de hedendaagse eisen kunnen voldoen, zullen hierin hun weg moeten zoeken, anders zal hun functie en dus hun voortbestaan in het geding komen.
5.3 Trends in de subsectoren van het ambacht 5.3.1 Trends in het voedingsmiddelen- en overig productieambacht Luxe en gemak In het algemeen is er sprake van een trend naar producten die onderscheidend zijn ten opzichte van soortgelijke producten. Deze ontwikkeling naar productdifferentiatie heeft te maken met de stijgende welvaart en wordt mede gevoed door de introductie van nieuwe technologieën die producenten in staat stellen om een groot aantal varianten van standaardproducten op de markt te brengen. Dit biedt kansen voor het ambacht en resulteert onder andere in een verbreding van het assortiment van bakkers en ijsbereiders met luxe brood- en ijssoorten, op kledinggebied bijvoorbeeld een verruiming van het merkkledingaanbod, van luxe keramiekartikelen en van glas-in-loodramen in de jaren vijftig- en zestigstijl. Voor sommige van deze producten wordt verdere samenwerking in de fase van het productontwerp en ter ondersteuning van het productieproces - bijvoorbeeld voor aanpassing en omstelling van het productieproces - in toenemende mate belangrijk. De vraag naar ‘gewone’ producten als bijvoorbeeld brood staat juist onder druk door deze ontwikkelingen en heeft te kampen met een dalend omzetvolume. Mede door het toenemend aantal tweeverdieners stijgt de laatste jaren tevens de vraag naar kant-en-klare voedingsmiddelen. Deze zijn bij de supermarkt of de speciaalzaak te verkrijgen en snel te bereiden. Daarnaast is er een trend om meer tussendoor te gaan eten en drinken. De markt voor deze producten groeit eveneens, maar is tevens grillig en imagogevoelig. Bij de consument is in toenemende mate belangstelling voor de ontwikkeling van producten die een gezondheidsbevorderende werking hebben en de natuurlijke weerstand bevorderen. Daarom gelden hier hoge eisen op het gebied van marktverkenning en -bewerking, wil men kunnen profiteren van de groeiende vraag. Branchevervaging Het aantal nieuwe afzetkanalen neemt toe. Een voorbeeld hiervan is de verkoop van een steeds groter assortiment levensmiddelen bij tankstations. Een ander nieuw kanaal is de komst van grootschalige detailhandelsvestigingen in
38
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
de periferie van grote steden, mogelijk gemaakt door het verdwijnen van wettelijke belemmeringen. Daarnaast wordt het in toenemende mate mogelijk om via internet de dagelijkse boodschappen te doen, al is het nog niet duidelijk in hoeverre dit afzetkanaal zal concurreren met de traditionele kanalen. Door branchevervaging neemt de concurrentie toe en komt de rentabiliteit onder druk te staan. In de bakkersbranche leidt dit tot een daling van het aantal bakkerijen. Het aantal vestigingspunten echter neemt minder snel af omdat de vrijkomende winkels door andere bakkers worden overgenomen en als verkooppunt dienst blijven doen, dit verschijnsel wordt ‘filialisering’ genoemd. Zodoende kunnen omzet en de schaal van productie voor bestaande bakkers worden vergroot en kan de winst op peil worden gehouden. Ook in de grafische sector leidt de opkomst van nieuwe media en nieuwe technologieën naast de traditionele druk, tot branchevervaging en toenemende concurrentie. Daarnaast zal in de toekomst naar verwachting een verschuiving plaatsvinden van uitbesteding naar zelf doen van eigen drukwerk. Dit is met name het gevolg van ICT-ontwikkelingen op het gebied van geavanceerde en goedkope printers, van digitalisering en van voortschrijdende integratie van computers en kantoorapparatuur. Het gevolg is dat de rendementen onder druk staan. Investeren in technologie en in vakbekwaamheid van het personeel speelt daarom een belangrijke rol bij het creëren van toegevoegde waarde in het grafisch bedrijf. Een andere benadering van de klant is noodzakelijk waarbij het meedenken en het zoeken naar oplossingen voorop staan. Samenwerking met andere mediaspecialisten is daarbij een belangrijke strategie. 5.3.2 Trends in het metaal- en meubelambacht Luxe consumentenproducten De consument besteedt meer aan de woning en de woninginrichting, en heeft meer aandacht voor het woongenot. De trend is dat de consument een voorkeur heeft voor modern meubeldesign en toepassing van andere materialen daarbij zoals hout, metaal, glas en kunststoffen. Dit stelt andere eisen aan het productieproces, vraagt om efficiënte toeleveringsrelaties met specialisten in die materialen en leidt tot specialisatie in de productie van meubelen. Ook hier wordt samenwerking tussen ontwerpers en producenten onderling steeds belangrijker. Toenemend inkoopaandeel bij de meubel-, metaal- en machine-industrie, waaraan de sector toelevert De trend naar toenemend uitbesteden binnen de industrie zet verder door. Het gevolg hiervan is dat de toeleveranciers opschuiven in de waardeketen. Behalve gespecialiseerde bewerkingen, processen en technologieën biedt de leverancier in toenemende mate complete modules aan, en ondersteunt zij bij
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
39
de ontwikkeling daarvan. Daarnaast levert het bedrijf het product af op het gewenste tijdstip en op de gewenste locatie. Bedrijven in het ambacht zullen doorgaans een niche-strategie blijven volgen om te overleven door zich verder te bekwamen op een gespecialiseerd product of proces. De algemene trend naar flexibele productiesystemen en kortere omsteltijden van machines leidt tot méér toepassing van ICT in machinesystemen. Dit vraagt weer om een verdere heroriëntatie op de samenwerking binnen de keten. Toenemende buitenlandse concurrentie Groeiende concurrentie van Oost-Europese en Aziatische bedrijven op markten voor onderdelen en halffabrikaten in metaal, carrosserie- en machinebouw en voor meubels, vormen een bedreiging voor de branche. In 1999 overtrof bijvoorbeeld de waarde van de meubelimporten in de EU voor het eerst die van de exporten. De voordelen van het Nederlandse ambacht zitten met name in de kennisintensieve productie: in innovativiteit en in flexibiliteit van product en proces. Dit leidt in sommige gevallen tot een internationale arbeidsverdeling, zo worden bijvoorbeeld chassis in het buitenland vervaardigd, maar op maat afgewerkt in Nederland. 5.3.3 Trends in het bouwambacht Hogere eisen aan ondernemerschap In 2000 zullen alle deelmarkten in de bouwsector bijdragen aan de groei van de bouwsector als geheel. Per saldo zal de groei in de bouwsector in 2001 afzwakken. Er is in 2001 geen verder groei van de werkgelegenheid in de bouwnijverheid voorzien. Wijzigingen in de markt, de onzekerheid over wat de toekomst brengen zal, toepassing van nieuwe methoden en technieken, en de voorschriften op het gebied van milieuregelgeving, veiligheid, gezondheid en afvalverwerking stellen steeds hogere eisen aan het ondernemerschap in de bouw. De ondernemer in de bouw zal in toenemende mate aandacht moeten besteden aan de vraag in de markt en aan de eigen positie in het bouwproces. Een weloverwogen strategie wordt daarbij steeds belangrijker. Een belangrijke trend daarbij is de toevoeging van waarde door dienstverlening in de voorbereidingsfase. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in projectontwikkeling, in het aangaan van meer samenwerking of het aanbieden van nieuwe vormen van onderhoud aan de klant. Verschuiving van nieuwbouw naar onderhoud en verbouw Op de onderhoudsmarkt van gebouwen zet de groei duidelijk door en biedt daarmee veel kansen voor het bouwambacht, dat veel sterker dan de grote bouwbedrijven van deze markt afhankelijk is. Op deze markt treffen we ook het klussenbedrijf aan, dat in en om het huis onderhoudswerkzaamheden,
40
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
kleine verbouwingen en reparaties verricht. De groei van de vraag naar onderhoud en verbouw is zo sterk toegenomen, dat de wachtlijsten op zullen lopen tot enkele maanden. De belangrijkste oorzaken van de groei van de onderhoudsmarkt, zijn de groei en de veroudering van de gebouwenvoorraad in Nederland, maar ook de toenemende aandacht voor de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Dientengevolge wordt steeds meer geld gestoken in de technische en functionele instandhouding van woningen en gebouwen. Corporaties en gemeenten hebben bijvoorbeeld al extra inspanningen aangekondigd voor herstel en verbouw van woningen. Verder speelt de economische groei een belangrijke rol omdat die de noodzakelijke financiële ruimte geeft bij opdrachtgevers voor herstel en verbouw van woningen en gebouwen. Daarnaast zet de trend door tot verdergaande uitbesteding van het onderhoud door eigenaars van bouwbedrijven. Vooral woningcorporaties en eigenaars van bedrijfsgebouwen neigen er steeds meer toe om de eigen onderhoudsdiensten te beperken. Bij een gelijkblijvende onderhoudsinspanning groeit daardoor de onderhoudsmarkt de komende jaren. Het aandeel van de herstel- en verbouw in de woningbouwproductie groeit hierdoor gestaag. Verschuiving binnen het bouwproces naar de voorfase Met name door het personeelstekort, maar ook door technologische ontwikkelingen, worden bouwdelen steeds vaker uit de werkplaats betrokken. Slechts de montage geschiedt dan op de bouwplaats. De rol van toeleveranciers neemt hierdoor verder toe. Voorbeelden van prefab bouwonderdelen zijn kozijnen, inclusief kant-en-klaarglas, deuren, complete daken en gevelelementen zoals binnenwanden. Door de schaarste aan metselaars is men momenteel bezig gemetselde gevels prefab te fabriceren maar het is nog maar de vraag of dit zal doorzetten. Wensen van de klant worden belangrijker Door de steeds kritischer houding van de klant, is het van belang dat de ondernemer openstaat voor de klant en deze vroeger in het hele proces betrekt. De kritische klant wil zelf kunnen beslissen welke tegels of welke keuken in zijn huis worden geplaatst. Van de ondernemer wordt steeds meer verwacht dat hij daarbij als adviseur optreedt. Duurzaam bouwen In toenemende mate krijgt het bouwambacht te maken met voorschriften op het gebied van milieuvriendelijk bouwen. Zo is het overheidsbeleid bijvoorbeeld gericht op een grote mate van vervanging van primaire door secundaire grondstoffen. Door hergebruik van secundaire materialen wordt namelijk bespaard op de totale behoefte aan grondstoffen, zoals onder andere door toepassing van granulaten in wegfunderingen en hoogovenslakken in cementproductie. Materiaal wordt door dit beleid in toenemende mate geselecteerd
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
41
op ‘recyclebaarheid’. Verder zijn er nog verschillende verwijderingsmaatregelen voor schadelijk afval, bijvoorbeeld asbestverwijdering, waarmee rekening dient te worden gehouden in de bouw. Zo mogen alleen nog gecertificeerde bedrijven bepaalde soorten afval verwijderen, zelfs als het gaat om eenvoudige verwijderingsactiviteiten. Sterke groei van het aantal kleine ondernemers In de bouw is de toename van het aantal ZZP’ers zeer groot. Het gaat hier onder meer om stratenmakers, schilders en stukadoors. Deze ZZP’ers hebben meestal lange tijd voor een baas gewerkt, maar grijpen de kans om voor zichzelf te beginnen nu de bouw in een hoogconjunctuur is beland. Zij vormen een geduchte concurrentie voor de kleinere bouwbedrijven, mede omdat ZZP’ers relatief lagere kosten hebben. 5.3.4 Trends in het installatieambacht Toename installatiewerk in de bouwproductie en industrie Het installatieaandeel in de bouwkosten neemt verder toe door de uitbreiding van toepassingen van elektronica op een groot aantal gebieden: • in ‘intelligente’ gebouwen wordt elektronica toegepast ten behoeve van beveiliging, data- en telecommunicatie, klimaat en programmering en besturing van de voorzieningen (gebouwbeheerssystemen); • in de industrie vindt verdergaande automatisering plaats ten behoeve van integratie van processen, geavanceerde procesbesturing en bewaking op afstand met het belangrijkste doel om kostenbesparingen te realiseren; • elektronische thuisvoorzieningen betreffen installaties ten behoeve van medische en comfortvoorzieningen voor de ouder wordende bevolking (zelfredzaamheid), en voor het toenemende thuis(tele)werken, de zogenaamde ‘domotica’; • moderne infrastructuur betreft nieuwe vindingen op het gebied van bijvoorbeeld tunnelbouw, de elektronische snelweg, het glasvezelnet, verkeerscontrolesystemen en tolheffing. Dit laat onverlet dat de markt voor draad- en kabelnetwerken krimpt met de opkomst van draadloze communicatietechnieken. Dit vereist flexibiliteit van de ondernemer om zich aan te passen aan de markt en de veranderende technische mogelijkheden. De stijgende vraag krijgt mede een impuls vanuit wetgeving omtrent energiegebruik, de Energie Prestatie Norm, en de Arbo-wetgeving. Deze wetgeving stelt hoge eisen aan gebouwen en werkplekken waarop de installateur met diverse diensten in kan spelen. Doordat installaties steeds gecompliceerder worden, is het opleiden een belangrijke voorwaarde om de kennis up-to-date te houden en te verdiepen.
42
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Prefab wordt belangrijker Om de installatie op de bouwplaats te vergemakkelijken en de schaarste aan installateurs op te vangen, werken fabrikanten, installateurs en opdrachtgevers in toenemende mate samen om nieuwe installatietechnieken te ontwikkelen die zoveel mogelijk prefab kunnen worden geplaatst. Groeiend aantal specialisaties Door het groeiend aantal toepassingen van elektronica ontwikkelen zich nieuwe specialisaties binnen de elektrotechnische installatiebranche. Voorbeelden daarvan zijn procesbesturing, beveiligingsinstallaties, infrastructuur, domotica en ICT. Door deze technologische ontwikkeling - en gestimuleerd door de vraag naar kwaliteit - kent de branche een relatief groot aantal erkenningsregelingen voor uiteenlopende specialisaties zoals sterkstroom, telematica en centrale-antenne-inrichtingen. Omdat de klant een totaalpakket vraagt aan installatiediensten, worden ook de kleinere installateurs uitgedaagd om strategische allianties aan te gaan met elkaar, en met grotere bedrijven. Deze allianties moeten elkaar aanvullen, zoals bijvoorbeeld een installatiebedrijf met een energiebedrijf of met een detailhandelsbedrijf. De liberalisering van de energiemarkt speelt hierbij eveneens een belangrijke rol. Onderhoud en renovatie in de lift De ontwikkelingen binnen het installatieambacht hangen sterk samen met die in de bouwnijverheid. Onderhoud en renovatie zijn in de bouwnijverheid de belangrijkste trends. Voor het installatieambacht betekent dit bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe systemen en de aanpassing van bestaande systemen. Het loodgieters-, fitters-, en sanitairinstallatiebedrijf bijvoorbeeld kan zijn positie in onderhoud verder uitbouwen door in te spelen op de wensen van de klant met onder andere abonnementen, vaste contracten en goede serviceverlening. De adviesfunctie wordt belangrijker Het belang van advies en goede service, in aanvulling op de technische kwaliteiten van de installateur, neemt toe. Dit geldt zowel voor de consumentenmarkt maar zeker ook voor de zakelijke markt. Op de zakelijke markt begeeft de elektrotechnische installateur zich meer en meer op het werkterrein van advies- en ingenieursbureaus door, naast het installeren zelf, ook het ontwerp, advies en beheer (onderhoud) aan te bieden. Er wordt in toenemende mate van de installateur verwacht dat hij met de klant meedenkt en deze adviseert bij het zoeken naar oplossingen.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
43
5.3.5 Trends in het handel- en reparatieambacht Meer vraag naar duurdere, luxe- en gemaksproducten De groeiende consumentenvoorkeur voor gemaks- en kant-en-klaarproducten biedt nieuwe kansen voor speciaalzaken in vlees- en visproducten in het handel- en reparatieambacht, zoals slagers, poeliers en visspeciaalzaken. In de optiekbranche en de rijwielhandel is het vooral de grotere vraag naar duurdere merken, modieuze producten, zoals bijvoorbeeld gekleurde contactlenzen, en kwaliteit die de specialisten in deze branches verruimde mogelijkheden biedt. Deze ontwikkelingen dwingen de specialisten in deze subsector tot aanpassingen in het assortimentsbeleid en de serviceverlening. Een breder en dieper assortiment moet de klant de gewenste ruimere keuzemogelijkheden garanderen. Het dienstenpakket wordt verder uitgebreid met advies voor de klant en meer aandacht voor aftersales. Dit kan overigens nieuwe investeringen met zich meebrengen in winkelruimte, in presentatie en in koel- en bereidingsfaciliteiten. Profilering van het bedrijf en maatwerk voor de klant staan daarbij voorop. Toenemende concurrentie van grote ketens De huidige concentratietendens naar grootschalige ketenformules raakt vooral de rijwiel- en de autobranche. Bekende voorbeelden in dit verband zijn Halfords en Kwik Fit. Verder zetten de grote supermarkten vooral druk op de openingstijden van de specialisten in de detailhandelssfeer, in casu visspeciaalzaken, poeliers, slagers, optiek en rijwielhandel. Met name bij de slagers is er sprake van een felle concurrentie die leidt tot een relatief sterke daling van het aantal kleinere ondernemingen. In de rijwielbranche wordt deze vooral veroorzaakt door het ontbreken van opvolgers (de ‘stille sanering’). Hierdoor wordt filiaalvorming bij de grotere ondernemingen in deze branches in de hand gewerkt. Minder vliegende winkels en zwartwerkers in de rijwielmarkt In de rijwielhandel wordt de distributie vertroebeld door ‘vliegende winkels’ en zwartwerkers, maar beide verschijnselen zullen de komende jaren afnemen. De ‘vliegende winkels’ - de verkoop van grote partijen fietsen tegen afbraakprijzen in sporthallen, horecagelegenheden, enz. - worden in toenemende mate op juridische gronden bestreden. Ook de strengere controle op framenummers en aanprijzingen dragen hieraan in positieve zin bij. Verder is per 1 januari 2000 het lage BTW-tarief (6%) ingevoerd voor de reparatie van fietsen. Dit verkleint het tariefverschil tussen zwartwerken en ‘gefactureerd’ werken, en zal het zwartwerken minder aantrekkelijk maken. Industriële massaproducten hebben steeds minder behoefte aan reparatie De markt voor reparaties zal de komende jaren substantieel afnemen. Dit komt doordat veel massaproducten niet alleen steeds goedkoper worden,
44
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
maar ook hun levenscyclus wordt korter. Producten worden daardoor eerder vervangen dan gerepareerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor kleding, die een snel wisselend modebeeld kent, en voor goedkope kwartshorloges. De uurwerken kledingherstellers zien hierdoor hun omzet dalen. Bovendien zijn met name de elektronische consumentenproducten eenvoudig te repareren door simpelweg een module te vervangen. Daarnaast leiden de technologische verbeteringen ertoe dat massaproducten minder snel aan reparatie toe zijn. Een goed voorbeeld daarvan is de auto. Zowel de onderhoudsintervallen nemen af - de grote beurt is nu niet meer, zoals in de jaren zeventig, na 10.000 km maar pas na 45.000 km vereist - maar ook voor ander onderhoud hoeft de auto minder vaak naar de garage. ‘Duurzaamheid’ geeft impuls aan reparatie Aan de andere kant - tengevolge van de groeiende vraag naar kwaliteit wordt de levensduur van duurzame consumptiegoederen verlengd - ontstaat een groeiende vraag naar onderhoud en reparatie. Het gaat hierbij zowel om een herwaardering van dure en exclusieve consumptiegoederen, die onderhoud en renovatie nodig hebben, als om milieueffecten en verlenging van de gebruiksduur van producten uit dien hoofde. In het eerste geval gaat het bijvoorbeeld om glas-in-loodramen of oldtimers. Milieu-overwegingen omvatten bijvoorbeeld het beoordelen op aanwezigheid en gebruik van schadelijke stoffen, de mogelijkheid om materiaal te hergebruiken en de kosten van verwijdering. Overheden stimuleren deze trend door middel van verwijderingsbijdragen, milieuheffingen en subsidies, wat het gedrag van consumenten in de gewenste richting kan sturen. 5.3.6 Trends in het dienstverlenend ambacht Toenemende vraag naar persoonlijke verzorging Het dienstverlenend ambacht profiteert van de toenemende vraag naar persoonlijke verzorging. Deze vraag wordt gestimuleerd door het gunstige economische klimaat en de toenemende aandacht voor gezondheid en uiterlijk. Met name door verschijnselen als individualisering en stress in onze maatschappij, neemt de behoefte aan persoonlijke aandacht en ‘een moment voor jezelf’ toe. Zo zijn ontspanning en ‘onthaasting’ belangrijke motieven voor een bezoek aan de schoonheidsspecialist. Ondernemers spelen hierop in door het aspect gezondheid in hun marketing te benadrukken. Daarnaast is de BTW-verlaging per 1 januari 2000 naar het lage tarief een unieke kans voor de kappersbranche om de tarieven van haarbehandelingen te verlagen zonder dat dit ten koste gaat van de winstgevendheid. De klant vraagt om kwaliteitsgaranties De klant stelt steeds hogere eisen aan de dienstverlening en vraagt kwaliteitsgaranties van de ondernemer in de persoonlijke verzorging. De klant is echter
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
45
bereid om voor goede kwaliteit een prijs te betalen. Erkenningsregelingen als bijvoorbeeld de ‘Master of Hair’ (de certificering wordt uitgevoerd door KIWA) in de kappersbranche zijn opgetuigd om de ondernemer steeds meer neer te zetten als een vakkundig professional. Variatie en specialisatie in persoonlijke verzorging De toenemende vraag naar persoonlijke verzorging wordt steeds gevarieerder en het belang van doelgroepen zoals allochtonen, mannen en ouderen wordt groter. Zo gaan mannen steeds vaker naar de kapper of naar de schoonheidsspecialist. Voor de bewoners van verpleeg- of verzorgingstehuizen, maar ook voor de alleenwonende oudere, kunnen bijvoorbeeld textielreinigingsbedrijven veel gemak opleveren. Specialistische behandelingen worden steeds belangrijker in de persoonlijke verzorging. Maar er is ook sprake van snel wisselende modes, bijvoorbeeld in de kappersbranche, wat hoge eisen stelt aan de kennis en vaardigheden. In het algemeen werkt deze ontwikkeling specialisatie naar type behandeling en doelgroep in de hand. De nadruk zal daarbij steeds meer liggen op het ‘verwen’-aspect en aandacht voor jezelf, waarbij de rol van bijvoorbeeld de kapper verschuift van het knippen sec richting persoonlijk adviseur die ontspanning biedt. Daarnaast, om het rendement te verbeteren, wordt de productverkoop een steeds belangrijker deel van de bedrijfsvoering van persoonlijke verzorgers. Herintredende kappers De kappersbranche kende lange tijd een grote uitstoot van oudere werknemers die vanwege relatief hoge loonkosten werden vervangen door jongere werknemers. Vervolgens ontstond er, door een toenemend aantal zelfstandigen, een toenemende prijsconcurrentie die de rendementen onder druk zette. Uit recent onderzoek blijkt dat de uitstoot van oudere werknemers de laatste jaren sterk is afgenomen. Omdat echter de vraag naar personeel toeneemt, wordt de uitstoot van oudere werknemers nu middels een CAO nog verder teruggedrongen en is tevens een herintredingstraject ingezet dat opleiding bevat. Daarnaast zal de BTW-verlaging het zwartwerken minder aantrekkelijk moeten maken. Herstel van de markt voor schoonmaakwerk Door de toenemende vraag naar schoonmaakwerk kunnen de schoonmaakbedrijven meer vragen voor hun diensten, wat hun marges positief beïnvloedt. Knelpunten in de loonsfeer of met betrekking tot aanbestedingsprocedures worden hierdoor minder voelbaar. De markt voor particuliere schoonmaak, vooral ontstaan door de subsidieregeling hiervoor, heeft in principe een enorme potentie. De groei van deze markt voor ‘domestic services’ zet echter (nog) niet door. Dit wordt vooral veroorzaakt door de belangrijkste voorwaarde die aan deze subsidieregeling is ver-
46
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
bonden, namelijk dat een langdurig werkloze wordt ingezet voor de uitvoering van dit werk. In de praktijk zijn langdurig werklozen moeilijk te vinden, dan wel te activeren. Minder samenwerking in de facilitaire dienstverlening Het multiserviceconcept doet onder de huidige marktomstandigheden weinig opgeld. De aanbieders van beveiligingsdiensten, catering en schoonmaak trekken zich in toenemende mate terug op hun corebusiness. De belangrijkste reden hiervoor is gelegen in de concurrentie van deze bedrijfstakken op de arbeidsmarkt, zij vissen namelijk uit dezelfde vijver. Het schoonmaakbedrijf, met lonen dicht tegen het minimumloon aan, bevindt zich daarbij in een relatief zwakke positie ten opzichte van de andere dienstverleners.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
47
48
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
6
Prognoses voor 2000 en 2001
6.1 Algemene prognoses voor het ambacht Het ambacht profiteert van de gunstige economische ontwikkeling en weet in vergelijking met voorgaande jaren in 2000 en 2001 een sterkere groei te realiseren. De reële omzetstijging zal respectievelijk 2,6 en 2,3% bedragen. De afzetgroei blijft echter beduidend achter bij die van het totale particuliere bedrijfsleven. Voor het metaal- en meubelambacht en het dienstverlenend ambacht worden voor beide jaren de grootste afzetstijgingen geraamd. tabel 21
algemene prognose voor het ambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
5,1
4,7
• volume
2,6
2,3
afzetvolume
3,7
3,0
loonkosten
4,9
3,0
• loonvoet
4,6
4,1
verbruik (waarde)
6,7
5,7
winst
8,8
11,7
arbeidsvolume
1,5
1,0
Bron: CPB, bewerking door EIM.
De werkgelegenheid in het ambacht neemt in 2000 toe met ruim 1% (totale particuliere bedrijfsleven: ruim 3%). In 2001 zal de werkgelegenheid vrijwel gelijk blijven. Het ambacht heeft grote problemen om vakbekwaam personeel te trekken. Tussen de ambachtssectoren loopt de werkgelegenheidsontwikkeling sterk uiteen. In het voedingsmiddelen- en overig productieambacht en het handel- en reparatieambacht is zelfs sprake van een daling. Het dienstverlenend ambacht scoort met ruim plus 3% in beide jaren het hoogst. Aan de ontwikkelingen in het ambacht als geheel liggen de ontwikkelingen in de zes afzonderlijke subsectoren van het ambacht ten grondslag. Hierna worden de prognoses per subsector beschreven.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
49
6.2 Prognoses voor het voedingsmiddelen- en overig productieambacht Omzet De omzet van het voedingsmiddelen- en overig productieambacht zal in 2000 en 2001 met respectievelijk 3,7 en 4,8% toenemen. Gecorrigeerd voor prijsbewegingen blijft er in beide jaren een toename over van ruim 2,5%. Binnen het voedingsmiddelenambacht zal in het brood- en banketbakkersbedrijf een licht herstel optreden, met name in het luxesegment. Het gebruik van tussendoortjes door de consument biedt deze bedrijven mogelijkheden. De grafische sector zal in beide jaren profiteren van de verdere economische groei in het bedrijfsleven. Bij zowel het verpakkingsdrukwerk als het reclamedrukwerk is sprake van hoogconjunctuur. De bedrijven staan echter voor belangrijke strategische keuzes als gevolg van de digitalisering. De bestedingen aan kleding zullen zowel in 2000 als 2001 toenemen. De timmerbedrijven profiteren, als toeleverancier van aannemers in de bouw, van de gunstige bouwontwikkelingen. tabel 22
prognose voor het voedingsmiddelen- en overig productieambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
3,7
4,8
• volume
2,6
2,7
afzetvolume
2,3
2,3
loonkosten
2,8
3,5
• loonvoet
4,4
4,0
verbruik (waarde)
3,5
4,7
winst
-2,1
-1,0
arbeidsvolume
-0,7
-0,3
Bron: CPB, bewerking door EIM.
Werkgelegenheid en winst De werkgelegenheid in het voedingsmiddelen- en overig productieambacht zal in 2000 afnemen met bijna 1%. In 2001 zal het arbeidsvolume verder dalen. Dit wordt veroorzaakt door het niet kunnen vervullen van vacatures. Door het vaak ontbreken van financiële middelen bij de kleinere bedrijven om arbeidsbesparende investeringen te plegen, krijgen zij steeds meer problemen in de productiesfeer. De winst in het voedingsmiddelen- en overig productieambacht wordt vooral gedrukt door stijging van de loonvoet, als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt.
50
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
6.3 Prognoses voor het metaal- en meubelambacht Omzet De omzet van het metaal- en meubelambacht zal zowel in 2000 als in 2001 flink stijgen door het aantrekken van de investeringen, de groei van de export en de grote vraag naar duurzame consumptiegoederen. De omzet groeit in 2000 met ruim 8%. In 2001 zal de groei, met 7,5%, op vrijwel hetzelfde hoge niveau liggen. De las- en constructiebedrijven zien zich door de krapte op de arbeidsmarkt genoodzaakt zich meer op de binnenlandse markt te richten. Dit heeft het gevaar in zich van een vergroting van de afhankelijkheid van de nationale conjunctuur. De vraag naar flexibilisering in de transportsector zal voor het carrosseriebouwbedrijf leiden tot een grotere vraag naar kleine en wendbare vervoermiddelen. Voorwaarde voor de branche is wel, dat om de sterke (internationale) concurrentie tegemoet te kunnen treden, gezocht moet worden in kostenefficiency. Dit kan onder meer bereikt worden door schaalvoordelen via samenwerking. De aanhoudende gunstige koopkracht bij de consument, zal de vraag naar meubelen (verder) doen toenemen, vooral met een voorkeur voor modern design. tabel 23
prognose voor het metaal- en meubelambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
8,1
7,5
• volume
5,5
5,0
afzetvolume
5,5
5,0
loonkosten
5,6
4,9
• loonvoet
4,3
4,0
verbruik (waarde)
9,1
8,1
winst
7,2
10,8
arbeidsvolume
2,1
1,8
Bron: CPB, bewerking door EIM.
Werkgelegenheid en winst De werkgelegenheid in het metaal- en meubelambacht zal in 2000 en 2001 stijgen met circa 2%. Gezien de voorziene productiestijging zal het nog moeilijker worden om aan vakmensen te komen. De verwachting is dat er meer arbeidsbesparende investeringen gepleegd zullen worden, waardoor de arbeidsproductiviteit extra zal stijgen.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
51
6.4 Prognoses voor het bouwambacht Omzet De omzet van het bouwambacht zal in 2000 7,5% hoger uitvallen dan in 1999. Dit wordt vooral veroorzaakt door de vergaande kwaliteitsverhoging in de nieuwbouw van woningen. Het stukadoorsbedrijf zal ook profiteren van een toenemende vraag naar luxe stucwerk in de nieuwbouw van utiliteitsbouwwerken. Het aantal nieuw te bouwen woningen blijft gelijk aan dat van 1999. In 2001 zal de groei iets terugvallen naar ruim 6%. In de komende jaren wordt vooral van de renovatie van naoorlogse wijken een toename van bouwactiviteiten verwacht. De schildersbranche verwacht vooral in 2001 te profiteren van de BTW-verlaging die op 1 januari 2000 van kracht is geworden. tabel 24
prognose voor het bouwambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
7,5
6,1
• volume
4,5
3,1
afzetvolume
4,5
3,1
loonkosten
4,7
0,9
• loonvoet
4,7
4,2
verbruik (waarde) winst arbeidsvolume
7,7
5,3
16,8
19,8
2,4
1,4
Bron: CPB, bewerking door EIM.
Werkgelegenheid en winst De werkgelegenheid zal in 2000 toenemen met 2,4%. Het merendeel van deze groei komt voor rekening van de toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel. In 2001 zal de groei met 1,4% iets lager liggen. Steeds meer werknemers gaan als zelfstandig ondernemer werken, wat tot gevolg heeft dat in 2001 zelfs het aantal werknemers zal dalen. De behoefte aan personeel blijft groot. De vacatures zullen ook in de komende jaren nauwelijks te vervullen zijn, wat tot uitvoeringsproblemen kan gaan leiden. In 2000 en 2001 zullen de winsten als gevolg van de gunstige omzetontwikkeling fors toenemen, met 16,8% in 2000 en 19,8% in 2001. Dit wordt versterkt door de verandering van de samenstelling van de werkgelegenheid in het bouwambacht. Zelfstandigen ontvangen hun inkomen uit winst, in tegenstelling tot werknemers die hun inkomsten ontvangen in de vorm van loon. Het winstinkomen neemt hierdoor als inkomstenbron in belang toe ten opzichte van het looninkomen.
52
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
6.5 Prognoses voor het installatieambacht Omzet Het installatieambacht ziet de omzet in 2000 met ruim 8% toenemen, en profiteert hiermee van de gunstige ontwikkeling van de bouwproductie. Daarnaast zal het aandeel van installatiewerk in de bouwproductie gestaag toenemen. In gebouwen zal vooral behoefte zijn aan integratie en het programmeerbaar en bestuurbaar maken van de diverse elektronicavoorzieningen. Groei ligt er ook op het vlak van de vraag naar elektrotechnische ‘thuisvoorzieningen’ voor het thuiswerken en de zelfredzaamheid van ouderen (domotica). Voor 2001 wordt een iets gematigder groei verwacht. Dit heeft te maken met een minder sterke groei van de nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen. tabel 25
prognose voor het installatieambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
8,4
6,6
• volume
5,4
3,5
afzetvolume loonkosten
5,4
3,5
10,3
6,6
• loonvoet
4,7
4,2
verbruik (waarde)
8,0
5,7
winst
7,1
10,7
arbeidsvolume
3,5
1,6
Bron: CPB, bewerking door EIM.
Werkgelegenheid en winst De werkgelegenheid zal in 2000 en 2001 toenemen met respectievelijk 3,5 en 1,6%. De toename van de werkgelegenheid komt voor een belangrijk deel, zij het iets minder sterk dan bij het bouwambacht, voor rekening van een stijging van het aantal zelfstandigen. De krapte op de arbeidsmarkt en de toename van het aantal voor zichzelf gaan werkende werknemers, leidt er in 2001 zelfs toe dat, evenals in het bouwambacht, het aantal werknemers zal afnemen. De winst ontwikkelt zich in 2000 vooral onder de positieve bouwontwikkeling gunstig met een stijging van 7,1%. In 2001 is de winstgroei met bijna 11% aanzienlijk sterker. Dit wordt veroorzaakt door de forse toename van het aantal zelfstandigen. Een bijdrage aan de winstgroei zal ook geleverd worden door een margeverbetering.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
53
6.6 Prognoses voor het handel- en reparatieambacht Omzet In het handel- en reparatieambacht zal de groei van de omzet in 2000 en 2001 lager zijn dan in de overige ambachtelijke subsectoren. De groei van de activiteiten, gecorrigeerd voor prijsontwikkelingen bedraagt in 2000 0,3%. In 2001 ligt de groei met 0,4% nauwelijks hoger. De groei in 2001 valt wat hoger uit door de toenemende bestedingsmogelijkheden van de consument. Tussen de verschillende activiteiten in deze subsector lopen de ontwikkelingen sterk uiteen. De autoverkopen blijven hoog door de gunstige economische ontwikkeling en door vervroegde aankopen in verband met de BTW-verhoging in 2001. In 2001 zal er extra stimulans uitgaan van de zeer sterk toenemende gezinsinkomens, onder invloed van de invoering van het nieuwe belastingstelsel. Ook de optiekbranche en de rijwielbranche profiteren van de toenemende koopkracht van de consument. Het aantal brildragers zal, als gevolg van de vergrijzing, blijven toenemen. Ook voor de rijwielbranche heeft de vergrijzing een positief effect op de omzetontwikkeling. Deze groep consumenten wordt steeds koopkrachtiger en heeft meer behoefte aan kwaliteit. Verlaging van het BTW-tarief op fietsreparaties zal eveneens bijdrage aan gunstige omzetontwikkeling. Deze maatregel is ook van toepassing op schoenreparaties. De slagers, poeliers en visspeciaalzaken verliezen nog altijd terrein aan branchevreemde kanalen. tabel 26
prognose voor het handel- en reparatieambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
2,9
2,5
• volume
0,3
0,4
afzetvolume
0,6
0,5
loonkosten
3,2
1,8
• loonvoet
4,6
4,1
verbruik (waarde)
3,9
3,6
winst
0,4
1,9
-0,5
-0,9
arbeidsvolume Bron: CPB, bewerking door EIM.
Werkgelegenheid en winst Het arbeidsvolume neemt in het handel- en reparatieambacht in 2000 en 2001 licht af, met respectievelijk 0,5 en 0,9%. Vooral in de reparatiesector bestaan er grote zorgen over de beperkte instroom van leerlingen in de opleidingen, tegenover de verwachte toenemende vraag naar vakbekwaam personeel.
54
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Voor het gehele handel- en reparatieambacht geldt dat de winst in 2000 enigszins onder druk komt te staan. Dit heeft voor een belangrijk deel te maken met de meer dan evenredige stijging van de loonkosten. De winstgroei bij het garagebedrijf zal in 2000 iets minder gunstig zijn dan in het uitermate florissante jaar 1999. Er zal vooral een forse prijsdruk bestaan op de grote voorraad gebruikte auto’s. De winstgroei bij de slagers en poeliers zal matig zijn door de scherpe concurrentie met de supermarkten. Toenemende consumptieve bestedingen hebben een gunstig effect op de winstontwikkeling in 2001.
6.7 Prognoses voor het dienstverlenend ambacht Omzet Het dienstverlenend ambacht profiteert ook in 2000 en 2001 van de gunstige economische ontwikkeling. Consumenten hebben steeds meer te besteden en zullen dit aanwenden voor luxe. Vergrijzing, toename van het aantal tweeverdieners en een grotere bestedingsruimte blijven zorgen voor een toenemende vraag. De trends van ‘het jezelf laten verwennen’ en het ‘onthaasten’ zullen zich voortzetten. De zakelijke markt (schoonmaak, wasserijen) trekt verder aan, mede door de toenemende vraag naar kwaliteitsdienstverlening, vooral in 2000. Door het verder aantrekken van de economische activiteit in de bedrijvensector trekt ook het omzetvolume enigszins aan. Voor zowel 2000 als voor 2001 wordt een omzetstijging van rond 8% voorzien. Gecorrigeerd voor prijsontwikkelingen, blijft er een reële groei over van ruim 5%. tabel 27
prognose voor het dienstverlenend ambacht
omschrijving
2000
2001
mutaties t.o.v. het voorgaande jaar in % omzetwaarde
8,3
7,9
• volume
5,2
5,4
afzetvolume
5,2
5,4
loonkosten
6,3
5,7
• loonvoet
4,6
4,2
verbruik (waarde)
9,7
8,7
winst
7,6
8,8
arbeidsvolume
3,3
3,2
Bron: CPB, bewerking door EIM.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
55
Werkgelegenheid en winst De verwachting is dat zowel in 2000 als in 2001 de werkgelegenheid in het dienstenambacht, met ruim 3%, naar verhouding flink toeneemt. De winststijging ontwikkelt zich eveneens positief. Met name in 2000 wordt de winstontwikkeling nog negatief beïnvloed door de hogere contractloonstijging en energieprijsstijgingen, vooral in de schoonmaak- en textielreinigingsbranche. De stijging van de personeelskosten wordt tevens veroorzaakt door hogere wervingskosten en een toenemend verloop van medewerkers. De kappersbranche maakt echter een zorgelijke ontwikkeling door. In deze branche groeit nog altijd het aantal ondernemingen sterk. De groei bestaat vooral uit op parttimebasis werkende kappers. De rendementen komen in deze branche verder onder druk te staan doordat veelal geconcurreerd wordt op prijs. De branche heeft echter de kans te profiteren van de BTW-tariefverlaging. De klant is bereid te betalen voor kwaliteit. Om te kunnen investeren in kwaliteit, en dus over de benodigde investeringsruimte daarvoor te beschikken, zullen tarieven gehanteerd moeten worden die zijn vastgesteld op basis van de reële kostprijs.
56
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Bijlage 1: Statistische afbakening van het ambacht en de subsectoren
VOEDINGSMIDDELEN- EN OVERIG PRODUCTIEAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) SBI ‘93 15.52 15.81, 15.82 17.1 17.2 17.3 17.4, 17.6 17.5 17.7 18.1, 18.2 19.1 19.2 19.3 20.1, 20.2, 20.5 20.3 20.4 22.2 22.3 26.1 26.2, 26.3 26.4 26.5 26.6 26.7 26.8
Bereiding van consumptie-ijs Brood-, banket-, beschuit- en koekfabrieken Spinnerijen Weverijen Textielveredeling Textielwaren- en gebreide en gehaakte stoffenindustrie Vloerkleden- en tapijtenindustrie Gebreide en gehaakte artikelenindustrie Kledingindustrie (incl. lederen kleding) Leerlooierijen Lederwarenindustrie Schoenindustrie Primaire houtbewerking Vervaardiging van timmerwerk Vervaardiging van houten emballage Drukkerijen en aanverwante activiteiten Reproductie van opgenomen media Glas- en glaswerkindustrie Keramische productenindustrie Vervaardiging van producten voor de bouw uit gebakken klei Cement- en kalkindustrie Vervaardiging van producten van cement en kalk Natuursteenbewerking Overige minerale productenindustrie
METAAL- EN MEUBELAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 28.1 28.2 28.3 28.4 28.5 28.6 28.7 29.1
Vervaardiging van metalen constructiewerken Vervaardiging van metalen tanks en reservoirs e.d. Stoomketelindustrie Smeed-, pers-, stamp- en profielwalsbedrijven Oppervlaktebehandelingsbedrijven Vervaardiging van scharen, bestek en gereedschap Overige metaalproductenindustrie Vervaardiging van motoren, pompen en tandwielen
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
57
29.2 29.3 29.5 29.6 30.0 33.1 33.5 34.2 34.3 35.1 35.4 36.1 36.2 36.3 36.4 36.5 36.6 37
Vervaardiging van ovens, transportwerktuigen, klimaatregeling en overige machines voor algemeen gebruik Landbouwmachine-industrie Vervaardiging van machines voor industrieel gebruik Wapen- en munitie-industrie Kantoormachine-industrie Tandtechnische bedrijven, medische en orthopedische apparatenindustrie Uurwerkindustrie Carrosserie- en aanhangwagenfabrieken Auto-onderdelenindustrie Scheepsbouw- en reparatiewerven Rijwiel- en motorrijwielindustrie Meubelindustrie Vervaardiging van sieraden Muziekinstrumentenindustrie Sportartikelenindustrie Spellen- en speelgoedindustrie Overige industrie Voorbereiding tot recycling
BOUWAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 45.1 45.2 45.4
Aannemersbedrijven van sloop-, grondverzet- en proefboorwerken Burgerlijke en utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw Afwerken van gebouwen
INSTALLATIEAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 45.3
Installatiebedrijven
HANDEL EN REPARATIEAMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 50.1 50.2 50.3 50.4 50.5 52.221 52.482 52.485 52.7
58
Handel in en reparatie van auto’s Carrosserie- en schadeherstel Handel in auto-onderdelen en -accessoires Handel in en reparatie van motorfietsen Benzineservicestations Detailhandel in vlees en vleeswaren Detailhandel in optische artikelen Detailhandel in rijwielen Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto’s en motoren)
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
DIENSTVERLENEND AMBACHT (ondernemingen tot 10 werkzame personen) 74.7 74.811 93.0
Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d. Fotografie Overige dienstverlening
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
59
60
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Bijlage 2: Kerngegevens per branche
SBI
branche*
aantal onder-
brancheomzet
aantal werk-
nemingen
1999
zame perso-
per 1-1-1999
(x ƒ 1 mln.)
nen 1999
1552, 55303
consumptie-ijsbereidingsbedrijf
585
225
4.650
1581, 158201
brood- en banketbakkersbedrijf
3.155
4.200
21.000
181 182
confectiekledingbedrijf
1.940
2.400
13.600
665**
20301
timmerfabriek- en werkplaats
1.570
7.800
222
grafisch bedrijf
4.732
13.900
55.000
261202, 51533
vlakglasbedrijf
475
1.900
6.370
261201
glas-in-loodbedrijf
231
73
570
2621
fijnkeramisch bedrijf
670
120
1.840
2670
natuursteenbedrijf
518
652
2.967
2611, 2615,
2811, 285202
las- en constructiebedrijf
33101
tandtechnisch laboratoriumbe-
1.940***
3.150
17.500
980
634
5.510
151
134
1.300
drijf 331021
orthopedisch schoentechnisch bedrijf
34201, 34202
carrosseriebouwbedrijf
658
1.310
7.360
3512, 513901,
watersportbedrijf
3.860
2.800
14.700
361101, 36122,
houten-
1.110
720
4.250
3613, 3614
meubelmakersbedrijf***
51472, 51712, 52486, 61204, 92644
362202, 5273
goud- en zilversmidsbedrijf
750
143
1.630
3630, 527491
muziekinstrumentmakersbedrijf
703
154
1.420
19.773
52.700
153.000
4521111
aannemersbedrijf in de burgerlijke en utiliteitsbouw
4522
dakdekkersbedrijf
1.905
2.980
17.400
45232
straatmakersbedrijf
1.460
1.080
9.000
452531
gespecialiseerd metselbedrijf
1.500
820
7.800
elektrotechnisch installatiebe-
4.005
8.900
54.000
3.977
4.600
28.500
1.858
5.000
24.500
4531
drijf 45331
loodgieters-, fitters- en sanitairinstallatiebedrijf
45332
centrale verwarmings- en luchtbehandelingsinstallatiebedrijf
453401
zonweringsinstallatiebedrijf
1.035
755
4.790
4541
stukadoorsbedrijf
1.779
1.535
10.000
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
61
vervolg aantal onder-
brancheomzet
aantal werk-
nemingen
1999
zame perso-
per 1-1-1999
(x ƒ 1 mln.)
nen 1999
SBI
branche*
454301
tegelzettersbedrijf
815
255
2.500
454304, 454305
vloerleggers- en terrazzobedrijf
453
500
2.500
454305
parketbedrijf
615
570
2.850
4544
schildersbedrijf
501032, 501042,
autoreparatiebedrijf
5.535
4.800
34.000
13.509
51.100
81.700
3.552
3.535
24.000
315
133
860
501043, 501044, 50202, 50203, 50303 52221
slagersbedrijf
52458
naai- en breimachinebedrijf
52482
optiekbedrijf
1.065
1.400
6.900
52485, 527401
rijwiel- en bromfietsreparatie-
3.644
1.800
8.470
bedrijf 5271
schoenherstellersbedrijf
1.266
243
3.055
527391
uurwerkreparatiebedrijf
470
145
1.175
527493
kledingreparatiebedrijf
661
20
?
748111
fotografisch bedrijf
1.060
255
2.160
7477011, 747012
schoonmaak- en glazenwassers-
5.598
4.250
188.000
247
101
2.510
bedrijf 747013
schoorsteenvegersbedrijf
93012
textielreinigingsbedrijf
93021
kappersbedrijf
930221 930222 * ** ***
625
325
4.620
12.173
2.000
35.800
schoonheidsverzorgingsbedrijf
7.875
230
7.300
voetverzorgingsbedrijf
6.726
65
6.300
Met uitzondering van enkele met name genoemde branches gaat het om de gehele branche. Ondernemingen met minder dan 100 werkzame personen. Ondernemingen met minder dan 20 werkzame personen.
62
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Bijlage 3:
Begrippenlijst
Afzet De afzet is gelijk aan de omzet, verminderd met de inkoopwaarde van de handelsomzet. In het algemeen is dit gelijk aan de tegen verkoopprijzen berekende marktwaarde van goederen en diensten (van binnenlandse herkomst). Een uitzondering hierop vormt de handelsafzet. Deze handelsafzet is gedefinieerd als de waarde van de zogenoemde handelsmarge, die is berekend als het verschil tussen de handelsomzet en de inkoopwaarde van de handelsomzet. Afzetprijs Dit is het prijsniveau van de afzet. Afzet consumptiegoederen en -diensten De leveringen van goederen en diensten aan particuliere gezinshuishoudingen, die door de ontvangers niet worden aangewend voor productieve doeleinden. De verkoop van goederen met een lange levensduur voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt, met uitzondering van die van woningen, eveneens tot de consumptieve afzet gerekend. Afzet investeringsgoederen Deze afzetcategorie heeft betrekking op goederen die door de ontvanger worden aangewend in het productieproces. Het verschil met intermediaire goederen en diensten is dat deze goederen meerdere malen ingezet kunnen worden. Deze goederen worden aan de kapitaalgoederenvoorraad van de afnemer toegevoegd. Deze goederen moeten een levensduur van langer dan één jaar hebben. Arbeidsproductiviteit Deze wordt gevormd door het quotiënt van de bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten en het arbeidsvolume. De arbeidsproductiviteit is dus de productie per arbeidsjaar. Arbeidsvolume Het arbeidsvolume omvat het gemiddelde aantal werkenden (inclusief zelfstandigen en medewerkende gezinsleden), uitgedrukt in arbeidsjaren (dus gecorrigeerd voor parttime). Bij zelfstandigen en medewerkende gezinsleden wordt verondersteld dat de feitelijke werktijd de gemiddelde werktijd van een voltijder is.
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
63
Brutoloonkosten Deze post heeft betrekking op de beloning voor de als werknemer in de onderneming bewezen diensten. Het heeft niet alleen betrekking op periodieke betalingen, maar ook op aanvullingen hierop. De post heeft ook betrekking op de beloning van directeuren van N.V.’s en B.V.’s. Niet inbegrepen zijn het loon van zelfstandigen en betalingen aan medewerkende gezinsleden die niet in de loonlijst zijn opgenomen. Een belangrijk onderdeel van deze post bestaat uit de sociale lasten voor werkgevers. Het betreft hier zowel de wettelijke sociale lasten als de contractuele sociale lasten. De overhevelingstoeslag die m.i.v. 1 januari 1990 door de werkgevers betaald wordt, is vooralsnog tot de wettelijke sociale lasten gerekend. Brutoproductie Dit is de marktwaarde van de afzet, vermeerderd met de waarde van de aan de voorraden toegevoegde hoeveelheden gereed product en onderhanden werk. Bruto Toegevoegde Waarde tegen factorkosten = productie Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en de waarde van het verbruik in het productieproces, verminderd met de indirecte belastingen en vermeerderd met de prijsverlagende subsidies. Bruto Toegevoegde Waarde tegen marktprijzen Deze wordt gevormd door het verschil tussen de brutoproductie en het verbruik in het productieproces. In deze post zijn de indirecte belastingen begrepen. Export De verkoopwaarde van goederen en diensten die gefactureerd zijn naar het buitenland. De goederen zijn gewaardeerd tegen zgn. free on board prijzen. Dit houdt in dat de exportprijzen berekend zijn inclusief de vervoers- en handelsmarges tot aan de grens. Export in deze publicatie betreft zowel de directe (=zelf gefactureerde) als de indirecte (=via intermediairs lopende) export. Grootbedrijf Onderneming met ten minste 100 werkzame personen. Intermediaire leveringen Afzet van goederen en diensten die door de afnemer direct in het productieproces kunnen worden verbruikt. Dit verbruik is eenmalig.
64
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
Kleinbedrijf Onderneming met minder dan 10 werkzame personen. Loonvoet Dit zijn de brutoloonkosten per werknemer. Middenbedrijf Onderneming met 10 of meer werknemers en minder dan 100 werkzame personen. Omzet De verkoopwaarde van goederen en diensten (exclusief BTW), alsmede de waarde van de zelfvervaardigde producten voor eigen gebruik. Deze post wordt niet in de Nationale Rekeningen gehanteerd. Verbruik in het productieproces Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend de grondstoffen, de halffabrikaten en de brandstoffen die, gedurende de periode waarover de toegevoegde waarde berekend wordt, in de bedrijven verbruikt zijn. Verder wordt tot het verbruik gerekend de aanwending van diverse materialen en diensten, zoals emballage, kantoorbehoeften, e.d., alsmede de diensten geleverd door vervoersbedrijven, accountants, juristen, e.d. Ten slotte vallen ook de huren onder het verbruik in het productieproces. Winst uit onderneming Het resultaat dat voortvloeit uit de uitoefening van het bedrijf. Het bevat de winst en het ondernemersloon (toegerekend loon zelfstandigen en meewerkende gezinsleden).
EIM Onderzoek voor Bedrijf & Beleid
65