SCHOOLPLAN 2015-2019 VASTGESTELD DOOR COLLEGE VAN BESTUUR OP 24 APRIL 2015
Inhoudsopgave
2
1.
Inleiding
5
2.
Missie en Visie
7
2.1.
Mission Statement De Kleine Prins
7
2.2.
Kernwaarden
7
2.3.
Strategische beleidsagenda in ontwikkeling
8
2.4.
Opbrengsten
8
2.5.
Visie op opvoeden en leren
8
2.6.
Gevolgen voor de inrichting van het onderwijs
10
2.7.
Nauwe samenwerking tussen school en revalidatiecentrum
11
3.
Onderwijs: Goed onderwijs voor elke leerling is passend onderwijs voor elke leerling
15
3.1
Onderwijskundige vormgeving
15
3.1.1.
Wie is de leerling op Mytylschool De Trappenberg
15
3.1.2.
Praktisch, passend ern actief onderwijs
16
3.1.3.
Handelingsgericht en opbrengstgericht onderwijs
16
3.1.4.
Communicatie als basiskracht
17
3.1.5.
Een lerende organisatie
18
3.1.6.
Actieve betrokkenheid van de ouders
19
3.2.
Pedagogische- en didactische vormgeving
19
3.2.1.
Afdeling Speciaal Onderwijs (SO)
20
3.2.2.
Afdeling Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO)
24
3.2.2.1.
Organisatie van het VSO
24
3.2.2.2.
De afdeling VSO ZML/PRO
26
3.2.2.3.
Afdeling VSO Diplomagericht onderwijs (DGO)
34
3.2.2.4.
Afdeling Ernstig Meervoudig Beperkt onderwijs (EMB)
36
3.2.2.5.
Vormgeving uitstroom uit VSO
40
3.3.
Verzameling gegevens en analyse t.o.v. het strategisch beleidsplan
40
3.3.1
Kerndoelendekkend aanbod
40
3.3.1.1.
Afdeling SO
40
3.3.1.2.
Afdeling VSO-PRO/ZML
41
3.3.1.3.
Afdeling VSO-DGO
42
3.3.1.4.
Afdeling EMB (SO en VSO)
42
3.3.2.
(Leer)opbrengsten
42
3.3.2.1.
Inleiding op de sturing op opbrengsten
43
3.3.2.2.
Systeem van de Commissie van Begeleiding
46
3.3.2.3.
Organisatie en taken van de Commissie van Begeleiding
48
3.3.2.4.
Het ontwikkelingsperspectief (OPP)
48
3.3.2.5.
Monitors voor het volgen van de leerling
49
3.3.2.6.
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling SO
49
3.3.2.7.
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling VSO PRO/ZML
49
2
3.3.2.8
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling DGO
49
3.3.2.9.
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling EMB SO en VSO
49
3.3.2.10.
Ontwikkelingen met betrekking tot het leerlingvolgsysteem
49
3.3.3.
Uitstroomresultaten
50
3.3.3.1.
Algemene uitstroomgegevens op schoolniveau
50
3.3.3.2.
Afdeling SO
50
3.3.3.3.
Afdeling VSO-PRO/ZML
51
3.3.3.4.
Afdeling VSO-DGO
51
3.3.3.5.
Afdeling EMB (SO en VSO)
52
3.3.4.
Stimuleren van de veelzijdige ontwikkeling
52
3.3.4.1.
Inleiding
52
3.3.4.2.
Visie op de sociaal emotionele ontwikkeling
54
3.3.4.3.
Volgen van de sociaal emotionele ontwikkeling
55
3.3.5.
Optimale afstemming en overdracht naar vervolgopleiding, arbeid of dagbesteding
55
3.3.6.
De zorgstructuur is optimaal ontwikkeld
55
3.3.7.
Schoolondersteuningsprofiel
56
3.3.8.
ICT beleid
56
3.3.8.1.
Inleiding: Strategische visie op ICT
56
3.3.8.2.
Vormgeving ICT binnen de school
59
3.3.9.
Burgerschap
60
3.4.
Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018
60
4.
Organisatie: Sterke positie in 2017
63
4.1.
Organisatie
63
4.1.1.
Stichtingsniveau
63
4.1.2.
Schoolniveau
63
4.1.3.
Samenwerkingspartners
64
4.1.3.1.
Revalidatiecebntrum Merem De Trappenberg
64
4.1.3.2.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs
65
4.1.3.2.1.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs en de toelaatbaarheidscommissie
65
4.1.3.2.2.
Het toelaatbaarheidsadvies
65
4.1.3.2.3.
De toelatingsprocedure
66
4.1.3.2.4.
Comunicatie met de samenwerkingsverbanden van herkomst van de leerlingen
67
4.1.3.2.5.
Relatiebeheer
68
4.1.3.3.
Samenwerkingsverbanden passen onderwijs PO (Unita)en VO (Quinas)
68
4.2.
Verzameling gegevens en analyse
68
4.2.1.
Gestructureerd werken aan kwaliteitszorg
68
4.2.2.
Invoering van tevredenheidsonderzoeken onder ouders en medewerkers
70
4.2.3.
Audit n.a.v. kwaliteitsnorm (V)SO
71
4.2.4.
Onderwijsinspectie
71
4.2.5.
Ouder- en leerlingparticipatie
72
3
4.2.6.
Kwaliteitszorg op basis van kengetallen
73
4.2.7.
Administratie en verslaglegging
73
4.2.8.
Jaarcontract en managementrapportage
73
4.3.
Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018
74
5.
Profiel en Imago
75
5.1.
Verzameling gegevens en analyse
75
5.1.1.
Profilering van Mytylschool De Trappenberg
75
5.1.2.
PR en imagobeleid
75
5.2.
Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018
76
6.
Personeel: Van kapitaal belang
77
6.1.
Verzameling gegevens en analyse
77
6.1.1.
Ontwikkeling van integraal personeelsbeleid
77
6.1.2.
Taakbeleid binnen de school
77
6.1.3.
Organisatiecultuur binnen mytylschool De Trappenberg
77
6.1.4.
Sturen op personele kengetallen
80
6.1.5.
Formatiebeleid
81
6.1.6.
Afvloeiing
81
6.1.7.
ARBO beleid
81
6.2.
Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018
82
7.
Huisvesting: Schoolgebouwen met uitstraling
83
7.1.
Verzameling gegevens en analyse
83
7.1.1.
Op weg naar nieuwbouw in Hilversum
83
7.1.2.
Stand van zaken onderhoud
86
7.1.3.
Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI & E)
87
7.2.
Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018
87
8.
Financiën: Sturen met geld
88
8.1.
Verzameling gegevens en analyse
88
8.1.1.
Begroting, realisatie en verantwoording
88
8.1.2.
Scholing directie m.b.t. financiële deskundigheid
89
8.2.
Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018
89
9.
Meerjarenplanning 2014-2018 van alle strategische thema's
90
Bijlagen: Bijlage 1: Organogram van Mytylschool De Trappenberg
96
Bijlage 2: Plan van aanpak sociaal emotionele ontwikkeling
97
Bijlage 3: Bevindingen audit rapport 2013
99
Bijlage 4: EMB- uitstroomgegevens van schoolverlaters
104
Bijlage 5: Lijst met afkortingen
105
4
1. Inleiding Het vorige schoolplan van Mytylschool De Trappenberg is vastgesteld in 2012. Hierin werd uitgebreid ingegaan op de missie en visie van De Kleine Prins, zoals die vanuit het college van bestuur en het MT in samenspraak met de organisatie is ontwikkeld alsook op het kwaliteitsbeleid zoals dat vanaf 2012 wordt vormgegeven. Het strategisch beleid van De Kleine Prins is beschreven in het ‘Strategisch Beleidsplan 20132017’. Dit is vastgesteld in 2013. Het is richtinggevend voor de scholen en het schooloverstijgende bestuursbeleid. Het plan geeft aan waar we staan (de missie), waar we goed in zijn (de waarden), waar we over vier jaar willen ‘staan’ (de visie), hoe we de visie willen realiseren (de strategie) en hoe we het plannen (jaarplannen). In het strategisch beleidsplan ligt een sterke focus op opbrengsten op zes hoofddomeinen. In het najaar van 2013 heeft binnen Mytylschool De Trappenberg een uitgebreide evaluatie en analyse plaatsgevonden ten aanzien van de doelstellingen uit het strategisch beleidsplan. In algemene zin kan worden gesteld dat de gewenste strategische opbrengsten onvoldoende vertaald zijn in het schoolplan van Mytylschool De Trappenberg 2012-2016. Er is voor gekozen om tussentijds het schoolplan te herschrijven. De nieuwe beleidsperiode bestrijkt de jaren 2015-2019 en heeft daarmee aansluiting op het strategische beleidsplan 2013-2017. Dit schoolplan zal in de toekomst jaarlijks worden geactualiseerd. Om de omvang van dit schoolplan te beperken, wordt op sommige plaatsen verwezen naar beleidsdocumenten en protocollen die op school en/of het bestuursbureau beschikbaar zijn. Het schoolplan is gebaseerd op twee pijlers: Algemeen geldende hoofdlijnen van beleid De geldende hoofduitgangspunten voor alle scholen en de ambulante dienstverleningvan ‘De Kleine Prins, Stichting voor speciaal onderwijs en voorzieningen’ 1 met betrekking tot: de missie en visie; de strategische keuzes waaronder de eigen positionering in relatie met interne- en externe ontwikkelingen; het personeelsbeleid; het financieel- en materieel beleid waaronder beleid m.b.t. sponsoring en ICT; het kwaliteits- en veiligheidsbeleid. Er worden specifieke notities voor de verschillende beleidsterreinen periodiek op- en bijgesteld en door het college van bestuur aan de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) voorgelegd conform de WMS2.
1 2
Schoolspecifieke vormgeving van vooral het onderwijskundig beleid, de kwaliteitszorg, de zorgverbreding en de daarbij horende beleidsvoornemens op termijn. Binnen de afzonderlijke scholen van De Kleine Prins wordt binnen de algemene kaders in toenemende mate vorm gegeven aan de eigen beleidsruimte van de scholen en de ambulante begeleiding. Te denken valt aan informatie die verzameld wordt via leerlinggegevens, observaties, toetsen, in-, door- en uitstroomgegevens, gesprekken met ouders, vragenlijsten, functioneringsgesprekken, inspectieverslagen en dergelijke. Deze informatie is de bron voor de kwaliteitszorg. Er worden specifieke notities voor de verschillende beleidsterreinen periodiek op- en bijgesteld en door de directie aan de Medezeggenschapsraad (MR) voorgelegd conform de WMS.
Dit is de statutaire naam van de stichting d.d. 22 februari 2008. De reglementen voor de GMR en de MR zijn gebaseerd op de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS).
5
Dit schoolplan is tot stand gekomen op basis van de eigen beleidskeuzes die de directie en het team van Mytylschool De Trappenberg in samenwerking met de (Gemeenschappelijke) Medezeggenschapsraad op basis van een uitgebreide analyse (en een daarop gebaseerd kwaliteitsprofiel) hebben gemaakt gelet op de wettelijke regelgeving en de algemene bestuurlijke beleidskaders. Overal waar het beleid niet echt schoolspecifiek is, wordt het beleid voorgelegd aan de GMR. Binnen dit schoolplan wordt achtereenvolgens ingegaan op: Onderwijs: Goed onderwijs voor elke leerling is passend onderwijs voor elke leerling Organisatie: Sterke positie in 2017 Profiel en Imago: De prestatie gepresenteerd Personeel: Van kapitaal belang Huisvesting: Schoolgebouw met uitstraling Financiën: Sturen met geld Hiermee is een document ontstaan dat: de huidige- en de gewenste situatie beschrijft: richting geeft aan de activiteiten ter bewaking en bevordering van de kwaliteit van het aangeboden onderwijs; gemaakte afspraken voor alle betrokkenen vastlegt; de school in staat stelt om gericht het behalen van gewenste resultaten te evalueren; de school in staat stelt om zich te verantwoorden. Omwille van de leesbaarheid is er voor gekozen om in dit schoolplan enkel te spreken over "ouders". Hieronder wordt echter in alle gevallen ook "verzorgers" bedoeld. Ditzelfde merk ik graag op met betrekking tot de groepsleerkrachten en mentoren. Omwille van de leesbaarheid wordt steeds over leerkracht gesproken. Tenslotte geef ik graag aan dat binnen de school zowel orthopedagogen werken alsook psychologen. Soms worden deze onder een noemer benoemd met de term gedragsdeskundigen. Daarmee worden dus beide functies bedoeld. Binnen het onderwijs worden vele afkortingen gebruikt. In bijlage 5 is een lijst van afkortingen opgenomen met de betekenis daarvan, zodat voor iedereen de tekst van dit schoolplan goed te begrijpen is. Wij hopen hiermee een leesbaar document aan te bieden, dat voldoet aan de wettelijke plicht tot horizontale (stakeholders) en verticale (inspectie) verantwoordingsplicht. Het schoolplan is vastgesteld door het college van bestuur op 24 april 2015 nadat instemming is verkregen van de MR van de school op 20 april 2015 voor de schoolspecifieke onderdelen en van de GMR voor de bovenschoolse beleidsterreinen. Kees van Heesbeen Directeur a.i.
6
2. Missie en visie De missie van De Kleine Prins is opgesteld met ouders, medewerkers en externe stakeholders in een tweedaagse conferentie in 2005. Bij het opstellen van het strategisch beleid in 2013 is deze nog steeds geldig. Het geeft de ambitie en de richting aan waaraan wij de komende jaren binnen Mytylschool De Trappenberg, onderdeel van De Kleine Prins, verder willen werken. Alle medewerkers, leerlingen en ouders/verzorgers worden uitgenodigd en gestimuleerd om zich met deze missie te identificeren en van daaruit te handelen.
2.1. Mission statement De Kleine Prins Wij willen een grensverleggende, trendsettende, inspirerende kennisorganisatie zijn die haar aanbod flexibel heeft georganiseerd waardoor ouders en leerlingen met een lichamelijke of meervoudige handicap of een langdurige ziekte in de leeftijd van 4 tot 20 jaar zich aangesproken voelen. Ook willen wij dat elke school en elke medewerker zich volledig richt op het halen van een maximaal (leer)rendement voor ieder kind ongeacht zijn begaafdheid. Wij doen dit op basis van vraagsturing waarbij de ouder als samenwerkingspartner ondersteund wordt door het aanbieden van een totaalpakket waarmee leerlingen uit onze doelgroep op hun toekomst worden voorbereid. Wij werken hierbij samen met revalidatiecentra vanuit ‘één kind - één plan’ met een maximale participatie van ouders en een constante kritische blik op ons eigen handelen, waarbij wij tevens zorgen voor borging, verdieping en verspreiding van de aanwezige expertise op een planmatige wijze.
2.2. Kernwaarden Het mission statement omvat een aantal kernwaarden die De Kleine Prins als leidraad ziet voor haar activiteiten en voor haar beleid in de toekomst. Alle medewerkers op alle niveaus in de organisatie worden gestimuleerd – en aangespoord - om vanuit deze kernwaarden te handelen en elkaar daarop aan te spreken. Het eigen gedrag van medewerkers geldt steeds als voorbeeld voor leerlingen (en hun ouders). De kernwaarden bepalen voor een groot deel het imago en de ‘uitstraling’ van onze organisatie als geheel en van iedere school afzonderlijk. Binnen de kernwaarden staan de kenmerken van het handelen van De Kleine Prins centraal. Wij staan voor de volgende waarden: Passie Met passie werken we in het onderwijs Zorgvuldig Zorgvuldigheid streven we na bij alles wat we doen Daadkrachtig Geen woorden, maar daden als het erop aankomt Creatief Geen confectie, maar maatwerk Flexibel Inspelen op de veranderende omgevingsfactoren De bewegingen rond passend onderwijs vanaf 2008 hebben geleid tot aanscherping van de visie. Visievragen zoals ‘Waar gaan we heen in de toekomst?’ en ‘Waartoe ontwikkelen wij
7
ons?’ vragen om beantwoording. Met andere woorden wat is de stip op de horizon? De visie blijft meerdere jaren gericht op de kernwaarden. De stip op de horizon kan vanuit de kernwaarden per schooljaar een specifieke focus krijgen door een beperkt aantal kernwaarden op de voorgrond te plaatsen. Deze jaarlijkse focus wordt in samenspraak met de teamleiders, directieleden en het bestuur gekozen. We kiezen de komende jaren voor flexibel en daadkrachtig handelen gericht op maximale (leer)opbrengsten voor alle leerlingen.
2.3. Strategische beleidsagenda in ontwikkeling Alle teamleiders en directieleden werken in een of meerdere projectgroepen aan de uitwerking van de strategische agenda. De onderwerpen worden verder uitgewerkt in projectplannen waarin de opbrengsten (vertaald in doelstellingen) van het project zijn opgenomen. Het centrale motto voor De Kleine Prins is: kwalitatief hoogstaand speciaal onderwijs gericht op het bereiken van een zo maximaal mogelijk (leer)rendement voor iedere leerling. Vanuit de kernwaarden formuleren we: ‘De Kleine Prins creëert mogelijkheden’. De missie en de kernwaarden worden nu verder uitgewerkt in centrale doelstellingen waarin het thema terugkomt op de verschillende beleidsterreinen: onderwijs organisatie profiel en imago personeel huisvesting financiën.
2.4. Opbrengsten De doelstellingen van de strategische beleidsagenda zijn algemeen geformuleerd en worden na eerste vaststelling nader uitgewerkt en steeds zoveel mogelijk geconcretiseerd in te realiseren opbrengsten. Deze opbrengsten vormen de basis voor het nieuwe jaarplan. De doelstellingen kunnen worden opgevat als afspraken met het college van bestuur en zijn in die zin jaarcontracten met prestatiedoelen die jaarlijks tussen het cvb en de schooldirectie worden afgesloten. Daar waar mogelijk zijn bij de opbrengsten concrete indicatoren 3 en criteria geformuleerd. Over de uitvoering van de jaarcontracten rapporteren de scholen door middel van managementrapportages en die kunnen leiden tot een bijstelling van de jaarcontracten.
2.5. Visie op opvoeden en leren Vanaf 1994 is in Nederland adaptief onderwijs geïntroduceerd. Vanuit het psychologisch basismodel van adaptief onderwijs4 ontlenen we belangrijke kernbegrippen die nodig zijn om het leren goed te begrijpen en het onderwijs hierin goed vorm te geven. Professor en orthopedagoog Luc Stevens heeft veel onderzoek gedaan naar adaptief leren en adaptief De indicator geeft de manier aan waarop je een opbrengst meet (bijv. het inspectierapport); het criterium is de waarde waaraan de indicator moet voldoen (bijvoorbeeld ‘ruim voldoende’). 4 Ontleend aan Luc Stevens, 1994 3
8
onderwijs. Adaptief komt van het woord adaptatie dat “passend” of “erbij passend” betekent. Adaptief onderwijs gaat uit van wat de leerling aan kan en sluit daarbij aan. Binnen het basismodel van adaptief leren spelen drie kernwoorden een grote rol: relatie, competentie en autonomie. Ieder mens is gebouwd om zichzelf te ontwikkelen en heeft een natuurlijke behoefte aan relatie, autonomie en competentie Als in voldoende mate is voldaan aan de behoefte aan relatie (anderen waarderen mij en willen met mij omgaan’), aan de behoefte aan autonomie (‘ ik kan het zelf, hoewel niet altijd alleen’) en aan de behoefte aan competentie (‘ik geloof en heb plezier in mijn eigen kunnen’) is er welbevinden, motivatie, inzet en zin in leren. Schematisch ziet dat er als volgt uit.
Relatie Kinderen hebben behoefte aan relatie, zowel met hun leerkrachten als met andere kinderen. Ze willen het gevoel hebben erbij te horen, deel uit te maken van een gemeenschap. Hoewel in een gemeenschap conflicten zijn en men rekening moet houden met elkaar, voelt men zich er in principe veilig. Kinderen en volwassenen voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor een goede sfeer en als het lastig is, kan de leerling rekenen op de steun van zijn leraar. In onze school hebben volwassenen veel invloed op de kwaliteit van de relaties. Niet door op de voorgrond te treden, maar juist door vanaf de zijlijn beschikbaar te zijn. Luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het echt nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede voorbeeld zijn, uitdagen en ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden voor het ontstaan van goede relaties. Competentie Kinderen willen laten zien wat zij kunnen en zichzelf als effectief ervaren. Dat vraagt uitdaging. Dat kan alleen als het onderwijs is afgestemd op de mogelijkheden en (basis) behoeften van de leerling. Niet opletten, niet meedoen, onderpresteren, niet durven, het zijn vaak tekenen van afstemmingsproblemen. Een leerkracht die de ontwikkeling van haar leerlingen serieus neemt, biedt de leerling ruimte om passende leerdoelen voor zichzelf te formuleren en voor hem haalbare resultaten te boeken. Een combinatie van hoge (en reële) verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning, zijn een goede basis voor het ontwikkelen van een gevoel van competentie.
9
Autonomie Autonomie verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn. Kinderen willen het gevoel hebben de dingen zélf te kunnen doen. Zélf kunnen beslissen, zelf keuzes maken. Dat kan alleen in een omgeving waarin de eigenheid van het kind gerespecteerd wordt. Een kind is er voor zichzelf, niet voor zijn ouders of voor de school. Kinderen hebben al jong behoefte zich te onderscheiden, hun eigen keuzes te maken. Het pedagogische antwoord hierop is het bieden van veiligheid, ruimte, begeleiding en ondersteuning en het waarborgen van de verbondenheid met de ander. Individuele vrijheid is belangrijk en wordt gestimuleerd, maar altijd in relatie met de ander en met behoud van diens vrijheid en de verantwoordelijkheid van de leerkracht daarvoor. Autonomie verwijst altijd naar relatie.
2.6. Gevolgen voor de inrichting van het onderwijs Het scheppen van een pedagogisch klimaat is één van de hoofdtaken van de leerkracht/mentor. Dat vraagt aandacht voor de volgende elementen: * (Ortho)pedagogisch handelen: De manier van omgaan met kinderen (interactie), * Het (ortho)didactisch handelen (inhoud en instructie) en * De organisatie van het werken in de klas (klassenmanagement). Door gebruik te maken van de genoemde elementen kan de leraar tegemoet komen aan de basisbehoeften van leerlingen. Schematisch ontstaat dan het volgende beeld: Relatie
Competentie
Autonomie
Interactie
Ik laat aan elke leerling zien dat ik voor haar/hem waardering heb.
Ik zorg ervoor dat leerlingen het geloof in eigen kunnen niet verliezen.
Ik daag de kinderen uit tot zelfstandigheid. Ik ga na wat de leerwensen van de leerling zijn
Instructie
Ik maak duidelijk, dat ik begrijp dat leren en les krijgen moeilijk kan zijn. Ik spreek vertrouwen uit in het leervermogen van de leerling.
Ik overvraag noch "onder"vraag de leerlingen. Ik laat de leerlingen op hun eigen niveau werken en daag ze uit. Ik geef effectieve instructie.
Ik laat de leerlingen graag zelfinstructief materiaal gebruiken en als dat niet kan dan structureer ik leeren verwerkingsstof
Klassenmanagement
Door de inrichting van de klas zorg ik ervoor dat leerlingen met elkaar kunnen samenwerken.
Ik hecht aan het oordeel van de leerlingen over de materialen.
De inrichting van de klas is zodanig dat een leerling zich kan terugtrekken. Ik organiseer dat leerlingen ook buiten de klas kunnen leren.
10
De doelen en resultaten van het onderwijs leggen we vast in het ontwikkelingsperspectief, ofwel ontwikkelingsperspectiefplan (OPP). Er wordt gewerkt met verschillende leerroutes. Het onderwijsprogramma is aangepast aan de grote verschillen die bestaan binnen onze school tussen de verschillende leerstromen: EMB (SO en VSO), ZML (SO en VSO), SBO (SO), PrO (VSO), DGO (VMBO, HAVO en VWO), en tussen de verschillende niveaus binnen de leerstromen. Dit leidt tot verschillende arrangementen zoals het basisarrangement, het intensief- en het verdiept arrangement. De school begeleidt leerlingen bij hun ontwikkeling naar maximale zelfstandigheid met daarbij erkenning van de eigenheid van kinderen en jongeren met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking.
2.7. Nauwe samenwerking tussen school en revalidatieteam Mytylschool De Trappenberg en het revalidatieteam ‘mytylschool’ van revalidatiecentrum De Trappenberg-Merem willen leerlingen in staat stellen zich optimaal te ontwikkelen, zodat ze zo goed mogelijk deel kunnen nemen aan de maatschappij. Zij willen dit bereiken door onderwijs, opvoeding en revalidatie op elkaar af te stemmen en te integreren in een plan voor iedere leerling (één- kind één- plan). In onderwijs, opvoeding en revalidatie is de hulpvraag van de leerling en de ouders richtinggevend. Bij het beantwoorden van de hulpvraag vullen ouders, onderwijsgevenden en behandelaars elkaar aan. Ouders hebben als ervaringsdeskundigen en eindverantwoordelijken voor hun kind een centrale rol. De schooldirectie is verantwoordelijk voor de inhoud en organisatie van het onderwijs. De revalidatiearts is verantwoordelijk voor de inhoud en organisatie van het revalidatiebehandelplan. Beleidsmatige en organisatorische afstemming vindt plaats op het niveau van het management van school en centrum en teamleiding van het revalidatieteam. Inhoudelijke afstemming rond de leerlingen vindt plaats binnen de bestaande overlegstructuren, gemiddeld eens per 2 weken. Samenwerking tussen school en revalidatieteam vindt o.a. plaats tijdens het werken in therapieblokken. Tijdens deze blokken zijn therapeuten in de klas en wordt er interdisciplinair gewerkt aan de verschillende onderwijs- en revalidatiedoelen van de leerlingen. Vaak zijn de onderwijs en revalidatiedoelen overeenkomstig en is het belangrijk om in een functionele situatie met een leerling een nieuwe vaardigheid te oefenen. Bovendien wordt op deze wijze door een ieder op dezelfde manier aan een vaardigheid gewerkt en kan men ook optimaal leren van elkaars deskundigheid. Tevens kan er onderwijsondersteuning (OOS) zijn. De mytylschool maakt gedurende een aantal uren per week gebruik van onderwijsondersteuning door middel van fysiotherapie, hydrotherapie, ergotherapie, logopedie en maatschappelijk werk van het revalidatiecentrum. Deze disciplines werken ter ondersteuning van het onderwijsproces. Voor alle leerlingen in de EMB groepen alsook voor alle andere leerlingen die een revalidatieindicatie hebben wordt wenselijke informatie gerangschikt in het OPP alsook in het onderwijs revalidateplan, het ORP. Het OPP wordt tweemaal per jaar geëvalueerd, Het ORP eenmaal per jaar. Beide instrumenten worden met de ouders besproken. De onderstaande stappen geven de opbouw en de terugkerende cyclus van het een-kindeen-plan-traject samengevat weer: 1. Informatie ordenen: alle bestaande informatie wordt overzichtelijk geordend naar fysiek welzijn, zorgniveau, onderwijsniveau, therapieniveau, huidige dagindeling, thuis en op school, afwisseling rust en activiteiten, therapie, voorkeuren thuis en op school. Drie maanden na de planbespreking vindt er een tussenevaluatie plaats van de hoofddoelstelling, waaraan het hele team werkt. Zo lang de hoofddoelstelling niet behaald is, wordt deze eens in de drie maanden opnieuw geëvalueerd.
11
2. Bij de tweede keer dat de cyclus doorlopen wordt (na 1 jaar), vindt hier de evaluatie plaats van de hoofddoelstelling en disciplinedoelen van het afgelopen jaar. Het gaat hier om informatie van alle betrokkenen; ouders, leerkrachten, therapeuten, externe voorzieningen en derden. 3. Hulpvragen van alle betrokkenen, ontwikkelingsmogelijkheden en missende informatie worden hier geïnventariseerd, aangevuld en weergegeven. Waar willen we aan werken, waarom en hoeveel tijd neemt dit in beslag? 4. Bovenstaande gegevens wordt in een persoonsbeeld weergegeven. De zakelijke informatie wordt in een beknopte, persoonlijke samenvatting op papier gezet. 5. Tijdens interdisciplinair overleg met ouders wordt een hoofddoelstelling bepaald, waaraan een leerroute gekoppeld wordt (het domein waaraan de meeste aandacht besteed wordt) en aan welke extra doelstellingen gewerkt gaat worden. Er van uitgaande dat de meeste EMB-leerlingen aan maximaal 10 doelen per periode kunnen werken, wordt dit in onderling overleg vastgesteld. 6. Per discipline worden aan de leerdoelen activiteiten gekoppeld en vastgesteld hoeveel tijd per week nodig is voor verzorging/therapie/onderwijs en rust, om zo inzichtelijk te maken welk deel van de week effectief besteed kan worden aan onderwijs. Ook richting onderwijs/zorg inspectie. 7. Daarnaast wordt vastgesteld aan welke eisen het onderwijsprogramma moet voldoen om de leerling zo optimaal mogelijk tot zijn recht te laten komen. Taken behandelaars De meer specifieke medische revalidatiezorg, is in handen van het revalidatieteam. Afhankelijk van de actuele hulpvraag en de gesignaleerde problematiek van de leerling stelt de revalidatiearts een behandelteam samen. Het behandelteam bestaat standaard uit: revalidatiearts (ra) maatschappelijk werker (mw) orthopedagoog/psycholoog (pp) en kan verder bestaan uit: (kinder)fysiotherapeut (ft) ergotherapeut (et) logopedist (lo) muziektherapeut (mu) De behandelduur en inzet van de behandelaars zijn afhankelijk van: hulpvraag van het kind/de ouders aard en ernst van de problematiek mogelijkheden tot interventie Het accent van therapie en begeleiding bij deze leerlingen ligt voor een groot deel bij de voorwaardenscheppende activiteiten, het adviseren en instrueren van de omgeving van het kind en het begeleiden van aanvragen van voorzieningen.
12
Aan de hand van de verschillende domeinen worden de volgende taken genoemd: DISCIPLINE STOORNISSEN / FUNCTIES / ANATOMISCHE EIGENSCHAPPEN: voorkomen en behandelen van contracturen, o.a. door gebruik van lichaamsgebonden en niet-lichaamsgebonden orthesen
ft, et
signaleren, behandelen en adviseren over de omgang met en aanpak van zintuiglijke over- of onderregistratie
et, ft
opsporen, behandelen en adviseren van problemen op het gebied van het gehoor, stem en spraak
lo
normalisatie van spiertonus
ft, et, lo
optimaliseren ROM in gewrichten
ft
hulp bieden bij het ophoesten van vastzittend slijm
ft
signaleren van visusproblemen en adviseren hoe hiermee om te gaan
et, ft
ACTIVITEITEN, PARTICIPATIE: Bewegingsvaardigheden: adviseren over diverse voorzieningen en aanpassingen ten behoeve van het zelfstandig kunnen zitten, liggen, staan en zich zelfstandig kunnen verplaatsen
ft, et
training en begeleiding van houding en beweging ten behoeve van spel en ADL-zelfstandigheid
ft, et
training en begeleiding van transfers aan zowel het kind als ouders/begeleiders
ft, et
Leervaardigheden:
stimuleren van alertheid en gerichte aandacht
et, ft, lo
zoeken naar en aanbieden van geschikte spelmaterialen die (zelfstandig) gehanteerd kunnen worden
et, ft
adviezen geven over de diverse spel- en leermogelijkheden van het kind en over de wijze waarop dit kan worden aangeboden
et, ft
Communicatie:
onderzoeken en stimuleren van de taal- en communicatieve lo ontwikkeling: taalbegrip/productie, communicatieve functies, gebruik van verschillende communicatievormen
vergroten van de zelfstandigheid op het gebied van de communicatie
lo, et, ft
adviseren van het gebruik van communicatievormen en communicatiehulpmiddelen
lo, et
Indien van toepassing coördinatie van en deelname aan het COCP-programma
Allen
Persoonlijke verzorging:
stimuleren van participatie en zelfstandigheid in ADL-situaties
et, ft, lo
ouders adviseren over de verzorging van hun kind
et, ft, lo
ouders adviseren over hulpmiddelen die er zijn m.b.t. de ADL et, ft, lo We streven naar een zo veel mogelijk horizontaal geplande dagindeling voor deze leerlingen, passend binnen de organisatie van school en revalidatiecentrum.
13
Door dagelijks terugkerende activiteiten op dezelfde tijdstippen aan te bieden wordt het dagritme herkenbaar voor de leerlingen. Alle activiteiten worden zoveel mogelijk gevisualiseerd. Er worden dagritmekaarten gebruikt om het programma van de dag aan de kinderen duidelijk te maken en de communicatie wordt ondersteund door middel van gebaren, voorwerpen, plaatjes, foto’s, etc. Muziek is een goed middel gebleken bij de begroetings- en afscheidsrituelen. Er wordt gezorgd voor zo min mogelijk versnippering, d.w.z. het kind blijft zo veel mogelijk in de groep om daar te leren. Therapeuten werken zoveel mogelijk in de klas, voor zowel de individuele behandeling als de groepsbehandeling, afhankelijk van de doelstellingen en de klassensituatie van dat moment. Er is nauwe aansluiting bij wat er in de groep leeft en bij hoe de kinderen zich voelen. muziek, drama, bewegingsonderwijs en zwemmen zijn groepsactiviteiten met medewerking van de vakleerkrachten van de mytylschool. De vertrouwdheid van de situatie is hiermee gegarandeerd en er zijn zodoende meer bekende personen aanwezig. Wanneer de leerlingen pauze hebben om 10.30 uur en om 12.30 uur is er toezicht door ander personeel van de school. Er is een overdracht van de bijzonderheden van de kinderen naar degenen die toezicht houden.
De verzorging maakt een wezenlijk onderdeel uit van het onderwijs en staat in het rooster vermeld. Voor sommige leerlingen die een complexe verzorging vragen kan een beroep worden gedaan op een daartoe opgeleide (senior) klassenassistent of schoolverpleegkundige. In het geval van klinisch verblijvende kinderen kan - indien nodig- de verpleging ingeschakeld worden. Ik verwijs ook graag naar hoofdstuk 4.1.3.1. waar ook ingegaan wordt op de samenwerking met het revalidatiecentrum
14
3. Onderwijs:
Goed onderwijs voor elke leerling is passend onderwijs voor elke leerling
De missie en de kernwaarden die in het strategisch beleidsplan 2013-2017 zijn geformuleerd, dienen op de eerste plaats tot uiting te komen in het onderwijsbeleid. Alle andere beleidsonderdelen zijn daaraan ondergeschikt. Het gaat uiteindelijk om de kwaliteit van het onderwijs in de klas. Dit betekent dat Mytylschool De Trappenberg garant staat voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs en zich richt op optimale ontwikkeling van leerlingen. Iedere leerling kan zich in een veilige en uitdagende omgeving veelzijdig ontwikkelen; de zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheid van iedere leerling wordt gestimuleerd vanuit een houding van respect en aandacht voor elkaar. Door het onderwijs wat wordt aangeboden, wordt de leerling voorbereid op en begeleid naar zijn of haar vervolgplek. Soms is dat vervolgonderwijs, maar dat kan ook een arbeidsplaats zijn of een plaats binnen een dagbesteding. Het onderwijs staat centraal met nadrukkelijk waardering en aandacht voor verschillen tussen leerlingen en voor verscheidenheid in de samenleving. Kijkend naar de toekomst zal de vormgeving van het onderwijs gericht zijn op een goede afstemming met de uitstroombestemmingen van onze leerlingen. Het is een transitieproces waarin afstemming een grote rol speelt.
3.1. Onderwijskundige vormgeving 3.1.1. Wie is de leerling op mytylschool De Trappenberg? De leerlingen op Mytylschool De Trappenberg zijn kinderen in de leeftijd van 4 tot 20 jaar. Zij hebben een lichamelijke en/of meervoudige beperking die zo van invloed is op hun functioneren dat het regulier onderwijs onvoldoende aansluit bij hun (leer) mogelijkheden, of zij zijn langdurig ziek, waardoor ze maar een beperkt aantal lesuren kunnen meemaken. Leerlingen van 4 tot ongeveer 13 jaar bezoeken de afdeling speciaal onderwijs (SO). Leerlingen vanaf ongeveer 13 jaar tot 20 jaar bezoeken de afdeling voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Kenmerkend voor de leerlingen van De Trappenberg is, dat hun lichamelijke en/of meervoudige beperking van invloed is op alle aspecten van hun ontwikkeling. Voor leerlingen met een lichamelijke beperking betekent dit dat de lichamelijke beperking een "voorliggende" handicap is: een handicap waar op school in het algemeen en bij het leren in het bijzonder op verschillende manieren rekening mee gehouden moet worden. Bij de leerlingen met een meervoudige handicap is er sprake van een combinatie van beperkingen op lichamelijk en verstandelijk gebied. Deze leerlingen functioneren blijvend op een lager ontwikkelingsniveau, waarmee in de totale (school)begeleiding en de inrichting van het onderwijs rekening moet worden gehouden. Voor leerlingen met een langdurige ziekte geldt dat de ziekte voor een ho(o)g(er) verzuim zorgt en dat de leerlingen daardoor een (leer)achterstand kunnen hebben, waarmee in de inrichting van het onderwijs rekening moet worden gehouden. Soms is ook intensievere zorg (verpleegkundge dan wel geautoriseerde zorg) nodig. Veel van de leerlingen op De Trappenberg zijn ook revalidant bij het revalidatiecentrum De Trappenberg-Merem. Onderwijs en begeleiding vinden plaats in nauwe samenwerking met voornoemd revalidatiecentrum. Mytylschool De Trappenberg is een gespecialiseerde onderwijsinstelling, die onderwijs biedt aan kinderen en jongeren met speciale onderwijsvragen. Wij zorgen, samen met de ouders en ons netwerk, voor een steeds unieke aanpak, die de totale ontwikkeling van de leerlingen ondersteunt. Wij noemen onze werkwijze "totaal speciaal". Wij kiezen vanuit dit thema voor:
15
3.1.2. Praktisch, passend en actief onderwijs De leerling leert binnen Mytylschool De Trappenberg door te ervaren en te doen, op een manier die past bij zijn/haar ontwikkelingsmogelijkheden. Wij stellen samen met de leerling en met de ouders duidelijke motiverende doelen en we durven links of rechts af te slaan om samen die doelen te bereiken. We begeleiden de leerlingen in het halen van succes én in het tegenkomen van grenzen. Wij denken in mogelijkheden en streven erna dat beperkingen het onderwijs zo min mogelijk in de weg staan. Wij zijn een bedrijvige school, waarin de leerlingen, hun ouders, alle leerkrachten en begeleiders alsook de leidinggevenden actief betrokken zijn bij het realiseren van een geslaagde schooltijd. Een geslaagde schooltijd betekent voor ons dat de leerling steeds heeft kunnen laten zien wat hij/zij in huis heeft. Bovendien betekent het dat de leerling met plezier terugkijkt naar zijn schooltijd en vol vertrouwen vooruitkijkt naar zijn rol in de maatschappij.
3.1.3. Handelingsgericht en opbrengstgericht onderwijs5 Nadat binnen De Kleine Prins het strategisch beleidsplan 2013-2017 is vastgesteld is er op de thema's handelingsgericht- en opbrengstgericht werken een nieuwe focus gekomen. Hiervan springt in het oog dat het handelingsgericht werken nog niet expliciet als werkvorm is geïmplementeerd, maar dat impliciet wel aan veel kenmerken van het handelingsgericht werken gewerkt wordt. Handelingsgericht werken Handelingsgericht werken beoogt de kwaliteit van het onderwijs dat gegeven wordt en de begeleiding voor alle leerlingen die geboden wordt te verbeteren. Handelingsgericht werken is een manier van werken waarbij het omgaan met verschillen tussen leerlingen concreet wordt gemaakt. Ook is er aandacht voor de wijze waarop aangesloten kan worden bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Evenals bij opbrengstgericht werken gaat het ook bij handelingsgericht werken om een planmatige en cyclische werkwijze waarbij er aandacht is voor in ieder geval zeven uitgangspunten: 1.
De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal: wat heeft een leerling nodig om een bepaald doel te bereiken?
2.
Afstemming en wisselwerking: het gaat niet alleen om de leerling, maar om de leerling in wisselwerking met zijn omgeving.
3.
Het is de leraar die het doet! Leraren realiseren passend onderwijs en leveren daarmee een cruciale bijdrage aan de positieve ontwikkeling van leerlingen op het gebied van leren, werkhouding en sociaal emotioneel functioneren.
4.
Positieve aspecten van leerling, groep, leraar, school en ouders zijn van groot belang.
5.
Samenwerking tussen leraren, leerlingen, ouders en begeleiders is noodzakelijk om een effectieve aanpak te realiseren.
6.
Doelgericht werken: het team formuleert korte- en langetermijndoelen voor het leren, de werkhouding en het sociaal functioneren van alle leerlingen en evalueert deze in een cyclus van planmatig handelen.
5
Uit: "Opbrengstgericht leren, meer dan presteren, een integrale aanpak van OGW en HGW", onder redactie van Bram de Muynck e.a., Uitgeverij Coutinho, Bussum, 2013, pagina 13-19.
16
7.
De werkwijze is systematisch, stapsgewijs en transparant. Het is voor alle betrokkenen helder hoe de school wil werken en waarom. Er worden heldere afspraken gemaakt.
Opbrengstgericht werken Onder opbrengstgericht werken wordt doorgaans verstaan dat je als leraar de kwaliteit van het onderwijs kunt verbeteren door bij het analyseren van de resultaten planmatig en systematisch te werk te gaan. Je gaat eerst na welke doelen je wilt bereiken en op welke manier. Hierbij baseer je je op de groepskenmerken en bijvoorbeeld op de resultaten van de voorgaande jaren. Vervolgens bekijk je wat de resultaten van de leerlingen zijn en vergelijk je ze met de gestelde doelen. Er zijn verschillende termen in omloop. "Opbrengstgericht werken" is synoniem met "resultaatgericht werken". Ook wordt wel gesproken over "meetgestuurd-" of "datagestuurd onderwijs". De gegevens moeten verzameld worden met behulp van objectieve toetsen. Centraal staat dat het vooral gaat om systematisch en doelgericht te werken aan optimalisatie van de prestaties. Hierbij gaat het niet alleen om leeropbrensgten, maar ook om "zachtere informatie" als observaties en meetinstrumenten op sociaal emotioneel gebied. Onderstaand schema maakt duidelijk hoe de handelingsgerichte- en opbrengstgericht cyclus eruit ziet6:
3.1.4. Communicatie als basiskracht Communicatie is in onze leeromgeving van essentieel belang. Onze visie vraagt op het gebied van communicatie een extra inzet van iedereen. Bij het realiseren van het praktisch, passend en actief onderwijs zoals hiervoor beschreven voor al onze leerlingen op SO en VSO, is een bewuste communicatie nodig in alle mogelijke contacten. Deze basishouding noemen wij: totale communicatie. Totale communicatie is open, respectvol, oplossingsgericht, creatief en duidelijk. Ook de mondelinge en schriftelijke communicatie heeft als doel de optimale ontwikkeling van de leerling. 6
Ontleend aan deEen 1 zorgbewuste route, CED,communicatie Rotterdam
in alle mogelijke contacten. Dat noemen we: totale communicatie. 17
De leerling en iedereen om hem/haar heen In de totale communicatie staat de leerling centraal. Betrokken bij de communicatie zijn: ouders alle professionals in de klas: leerkracht, klassenassistent, zorgassistent, leraarondersteuner alle betrokkenen in de school: teamleiders, directeur, secretariaatmedewerkers, conciërges alle zorgprofessionals: orthopedagogen, de schoolarts en de revalidatiearts, therapeuten, schoolmaatschappelijk werkers en schoolverpleegkundigen samenwerkingsrelaties medeleerlingen. We willen hier extra onder de aandacht brengen dat ook onbeschreven, alledaagse communicatie Totaal Speciaal is. Elke dag stemmen we af op elkaar en op de leerling, op de vragen en de doelstellingen.
Wij werken op basis van Totale Communicatie; elke dag, in de hele school. Communicatie mét de leerling Totale Communicatie passen we vooral toe in onze communicatie met de leerling zelf. We zijn gespecialiseerd in het communiceren met kinderen met een lichamelijke en/of meervoudige beperking; wij weten dat in elk contact met deze leerling onze bewuste aandacht nodig is. In de praktijk betekent dit dat wij ons aanpassen aan de communicatiemogelijkheden van de leerling. Door alle mogelijke communicatiemiddelen te combineren komt de best mogelijke ontwikkeling dichterbij. Communicatie als middel voor sociaal maatschappelijke redzaamheid Op onze school leert de leerling communiceren met ‘de maatschappij’. Een zo goed mogelijke ontwikkeling van de communicatie zorgt ervoor, dat de leerling ‘sociaal maatschappelijk redzaam’ wordt/is. De uitdaging komt van twee kanten. Aan de ene kant stelt de huidige maatschappij hoge eisen aan het communiceren. Aan de andere kant hebben kinderen met een lichamelijke en/of meervoudige beperking, juist dóór die beperkingen minder kans op (succes)ervaring met communiceren in de ingewikkelde maatschappelijke omgeving. Zowel ‘de maatschappij’ als de leerlingen zelf hebben vaak een (zeer) beperkt begrip van wat er nodig is in deze complexe communicatie. Als school vervullen wij graag de rol van intermediair in het verbeteren van de communicatie tussen leerling en maatschappij. Wij vertalen de eisen van de maatschappij voor de leerling, maar ook andersom; wij vertalen de mogelijkheden van de leerling voor de maatschappij. Wij ondersteunen de leerling zich zodanig te presenteren, dat de maatschappij de leerling begrijpt. Zo komt uiteindelijk het begrip van twee kanten: leerling en maatschappij snappen beiden beter wat ze kunnen verwachten van elkaar en wat de communicatie succesvol maakt. In hoofdstuk 3.3.2.1. werken we nader uit welke overleg- en rapportagevormen we kennen binnen Mytylschool De Trappenberg.
3.1.5. Een lerende organisatie Wij werken samen in een lerende organisatie. We leren van en met elkaar, we streven naar persoonlijk meesterschap, we staan open voor nieuwe inzichten en innovaties, en houden ons handelen bespreekbaar. Dit vragen we van
18
onszelf, omdat we geloven dat we zo het klimaat scheppen waarin ook de leerlingen hun kwaliteiten optimaal kunnen ontwikkelen. Geen lerende leerling zonder lerend team. Totaal speciaal en iedereen in actie, dat leiden wij in goede banen met een gestructureerde schoolorganisatie. Daarbij hoort een geïntegreerd zorgaanbod, dat wij realiseren in nauwe samenwerking met het revalidatiecentrum. We werken in teams en commissies met heldere verantwoordelijkheden We werken vraaggericht en doelgericht aan de hand van ontwikkelingsperspectieven in het SO en in het VSO Het raamwerk van leerstromen (het onderwijsbouwplan) levert een doorgaande lijn in onderwijs en opvoeding. Hiervoor zijn minimum schoolstandaards en arrangementen vastgesteld De vorderingen van de leerlingen houden we bij in een leerlingvolgsysteem Zorg op maat - ter ondersteuning van het onderwijs - is planmatig georganiseerd, in samenwerking met de schoolarts en het revalidatiecentrum. We werken projectmatig aan vernieuwing en verdieping, opbouw van expertise en borging van kwaliteit. Deze structuren bieden ons de ruimte om aan alle leerlingen tegelijk de beste individuele aandacht te schenken.
3.1.6. Actieve betrokkenheid van de ouders De ouder vindt in ons een (ervarings)deskundige samenwerkingspartner bij de opvoeding en opleiding van zijn/haar kind. De ouder kan bij ons terecht met zijn/haar ervaringen, ideeën en vragen, kortom: met het verhaal van dit specifieke kind. De ouder mag rekenen op onze deskundigheid bij het maken van keuzes over alles wat met onderwijs te maken heeft. De ouder is voor ons een belangrijke specialist van het kind. De ouder levert een wezenlijke bijdrage aan een succesvolle schooltijd van het kind. Wij overleggen jaarlijks minimaal een keer met de ouder over de inrichting van het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Hierbij is van belang dat de school bepalend is, maar dat de ervaringsdeskundigheid van de ouder en van de leerling zelf er wezenlijk toe doet.
3.2. Pedagogische- en didactische vormgeving Op Mytylschool De Trappenberg werken we ontwikkelings- en uitstroomgericht. Als de leerling start op school dan wordt er binnen zes weken een ontwikkelingsperspectief (OPP) geformuleerd en de leerroute/leerstroom wordt gekozen. Daarmee wordt ook het streefniveau vastgesteld dat de leerling aan het eind van het leerjaar volgens de schoolstandaards moet behalen. Op Mytylschool De Trappenberg leren de leerlingen om te gaan met hun belemmering of beperking. Indien mogelijk proberen we de leerlingen terug te plaatsen naar een reguliere onderwijssetting. Onze leerlingen leren door te doen. Leerstof wordt aangeboden in een contextrijke leeromgeving. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor de didactische vormgeving. Vanwege de motorische beperkingen van veel van onze leerlingen is de leeromgeving zo aangepast dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn. Binnen de school passen we de omstandigheden aan en werken daarvoor samen met projectgroepen en therapeuten. Ook zijn aangepaste voorzieningen aanwezig, waaronder bijvoorbeeld aangepaste computers. Waar nodig leveren wij werk op maat, zodat de leerlingen in de didactische leeromgeving van onze school geen belemmeringen ondervinden bij het volgen van lessen. Daarbij gaan wij uit van mogelijkheden en niet van beperkingen.
19
Er wordt in kleine groepen (7-12 leerlingen) gewerkt, waarbij er ook de mogelijkheid is dat de leerkracht wordt ondersteund door een klassenassistent voor het begeleiden van leerlingen in verband met hun motorische beperking. Er wordt zorg gedragen voor een duidelijke uitleg van de lesstof en een taakgerichte werksfeer. Alle leerkrachten zijn in staat om op 2 á 3 niveaus te werken binnen de groep, zodat er ontwikkelings- dan wel uitstroomgericht kan worden gewerkt. Per groep kunnen leerlingen zitten met verschillende ontwikkelings/uitstroomperspectieven. De leerinhouden worden afgestemd op de onderwijsbehoeftes van de leerlingen. Ook de instructie wordt afgestemd op de behoefte van de leerlingen. De leerkracht is de spil van het geheel; de spin in het web. Hij verzorgt een groot gedeelte van het onderwijsaanbod. Hij verzamelt alle informatie van een leerling, zowel lesinhoudelijk als ten aanzien van gedrag en werkhouding, vanuit de verschillende (praktijk)vakken of vakken die door andere docenten worden gegeven en vanuit de eigen lessituatie. Daarnaast communiceert de mentor zowel in- als extern over de leerlingen, bewaakt de voortgang en draagt zorg voor de vormgeving van het principe van één kind, één plan (EKEP), waarmee de afstemming met het multidisciplinair team van het revalidatiecentrum wordt bedoeld. De leerkracht is verantwoordelijk voor de loopbaanbegeleiding gedurende de schoolperiode van de leerling en voert alle daarbij behorende taken uit. Op deze manier kan het lesprogramma per onderdeel en per leerdoel aan de leerling worden aangepast.
3.2.1. Afdeling Speciaalonderwijs (SO) In grote lijnen Het uitgangspunt bij de organisatie van het SO zijn de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. We starten met de deskundige verwachting van de ouders en de onderwijsprofessionals: wat verwachten we van deze leerling? Voor verschillende verwachtingen, voorzien we in verschillende leerlijnen. De leerlijnen vormen het bouwplan van het SO. De verwachtingen worden per leerling geformuleerd in het OPP. Het OPP bepaalt welke leerlijnen de leerling volgt. Het Ontwikkelingsperspectief per leerling Het ontwikkelingsperspectief geeft aan wat de school verwacht van de ontwikkeling van de leerling, bij het verlaten van de SO-afdeling. Wat is de deskundige inschatting van ouders en professionals over de ontwikkeling van de leerling op de leeftijd van 12 á 13 jaar? Bij de start op de afdeling SO wordt binnen 6 weken voor elke leerling een OPP vastgesteld. Dit doet de Commissie van Begeleiding na overleg met de ouders. Bij het formuleren van de einddoelen in het OPP houden wij rekening met bevorderende en belemmerende factoren. En ook met onze ervaring met onze Totaal Speciale aanpak. Alle betrokkenen tekenen voor het ontwikkelingsperspectief en werken gezamenlijk aan het in positieve zin realiseren van de verwachtingen. Het ontwikkelingsperspectief plaatst de leerling in een van de leerlijnen, met de daarbij behorende leerdoelen. Jaarlijks wordt het OPP van de leerling opnieuw vastgesteld om te bepalen of de ontwikkeling van de leerling nog steeds ‘op koers ligt’ of dat deze naar boven of beneden moet worden bijgesteld. De SO-afdeling kent de volgende ontwikkelingsperspectieven: 1. VSO EMB 2. VSO ZML/MG 3, VSO ZML 4. VSO praktijkschool 5. VSO VMBO 7. VSO HAVO
20
8. VSO VWO 9, VO PRO 10. VO VMBO 11. VO HAVO 12. VO VWO Afdeling Ernstig meervoudig beperkt speciaal onderwijs (EMB SO) 1. VSO EMB 2. VSO ZML/MG De ontwikkelingsperspectieven zijn gekoppeld aan de volgende streefniveaus (leerlijnen) zoals in onderstaand schema aangegeven:
Ontwikkelings perspectief
VSO-EMB7
Aanbod Onderbouw 4-6 jaar
Aanbod Middenbouw
6-8 jaar
8-10 jaar
Aanbod Bovenbouw 10-13 jaar
niveau 1
niveau 1 en 2
niveau 2 en 3
niveau 3 en 4
Streefniveau bij uitstroom 13 jaar Streefniveau bij uitstroom VSO (18-20 jaar) Ontwikkeling op de leerlijnen van het Planciuspakket: sociaal emotionele ontwikkeling, zelfredzaamheid, communicatie, sensomotorische ontwikkeling en spelontwikkeling/ taakontwikkeling (VSO).
ERVARINGSGERICHTE Plancius
Plancius
Plancius
plancius
DAGBESTEDING
leerlijnen
leerlijnen
leerlijnen
leerlijnen
plancius leerlijnen niveau 4/5
Voor de stroom ZML/MG Relatie tussen standaarden, arrangementen en uitstroomniveaus Minimum standaard
Intensief arrangement
Voldoende standaard
Basisarrangement
Gevorderde standaard
Verdiept arrangement
VSO ZML/(MG) Licht arbeidsmatige dagbesteding VSO ZML/(MG) Arbeidsmatige dagbesteding VSO ZML/(MG) of VSO praktijkschool/ VO PRO Arbeidsmatige dagbesteding of Beschermde of reguliere arbeid
Schoolstandaard - verdeling niveaus van de leerlijnen over de leerjaren 7
Niveaus gebaseerd op het basisarrangement
21
LEERJAAR
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LEEFTIJD
4-5 jaar
5-6 jaar
6-7 jaar
7-8 jaar
8-9 jaar
9-10 jaar
10-11 jaar
11-12 jaar
12-13 jaar
Gevorderde standaard
ZML 3
ZML 3/4
ZML 4/5
ZML 5/6
ZML 6/7
ZML 7/8
ZML 8
ZML 8/9
ZML 9
Voldoende standaard
ZML 1/2
ZML 2/3
ZML 3
ZML 3/4
ZML 4
ZML 4/5
ZML 5
ZML 5/6
ZML 6
Minimum standaard
Plancius 4/5
ZML 1
ZML 1/2
ZML 2
ZML 2
ZML 2
ZML 3
ZML 3
ZML 3
Standaarden technisch lezen op basis van beheerste AVI-niveaus Leerjaar 3 Leerjaar 4 Leerjaar 5 Leerjaar 6 Leerjaar 7 Gevorderd Voldoende Minimum
-
Start -
Start Start Start
M3 Start Start
M3-E3 Start Start
Leerjaar 8
Leerjaar 9
E3-M4 Start Start
≥ M4 ≤ M3 Start
Voor de stroom SBO Relatie tussen standaarden, arrangementen en uitstroomniveaus Minimum standaard Voldoende standaard Gevorderde standaard
Intensief arrangement Basisarrangement Verdiept arrangement
PRO VMBO BK VMBO GT of hoger
Indicatie uitstroomniveau Niveau
DLE
Leerrendement
Vervolgonderwijs
20 – 50%
Streefniveau school E4M5 (B5)
Van B4 tot E5
12 – 30
Van E5 tot E7
30 – 50
50 – 83%
E6B7
VMBO BK
Van E7 tot E8
50 – 60
83% - 100%
B8M8 E8
VMBO GT of hoger
PRO
(met of zonder LWOO)
Streefniveaus over de leerjaren LEERJAAR
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LEEFTIJD
4-5 jaar
5-6 jaar
6-7 jaar
7-8 jaar
8-9 jaar
9-10 jaar
10-11 jaar
11-12 jaar
12-13 jaar
Gevorderde standaard
M1/E1
M2/E2
M3/E3
M4
E5
M6E6
M7
B8M8
≥HAVO Voldoende standaard
E1
E2
M3/E3
M4
E4/M5 (B5) B5
E5
E6
E7
E8
M1
M2
M3
E3/M4 (B4)
M4/E4
M5
E5
M6
E6/B7
Minimum standaard
B1/M1
E1/M2 (B2)
E2/M3 (B3)
M3
M3/E3
E3/M4 (B4)
M4/E4
E4
E4/M5 (B5)
22
Voor technisch lezen liggen de streefniveaus over de leerjaren hoger. Zie onderstaande standaarden: Standaarden Technisch lezen op basis van beheerste AVI-niveaus (landelijke standaarden) Gevorderd Voldoende Minimum
Leerjaar 3 ≥ M3 M3 ≤ M3
Leerjaar 4 ≥ E4 E3-M4 ≥ M3
Leerjaar 5 ≥ M5 E4-M5 E3
Leerjaar 6 ≥ M6 E5-M6 E4
Leerjaar 7 ≥ M7 ≥ E6 E5
Leerjaar 8 ≥ Plus ≥ E7 E6
Leerjaar 9 ≥ Plus E6-E7
De doelstelling van ons onderwijs is leerlingen zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren op diverse gebieden, om hen op een volwaardige manier te laten participeren in de maatschappij. Binnen de SO afdeling ligt daarbij de nadruk op de brede ontwikkeling van de leerling. We brengen in beeld wat de mogelijkheden van de leerling zijn op verschillende gebieden, de ‘domeinen’. De domeinen8, zoals hieronder genoemd, worden eveneens door het revalidatiecentrum gehanteerd. De domeinen zijn: 1. Communicatie (in de breedst mogelijke zin, dus ook voor niet-sprekers) 2. Leren en het toepassen van kennis (de schoolse vaardigheden) 3. Algemene taken en eisen: leren, leren 4. Sociaal emotioneel functioneren 5. Zelfverzorging 6. Mobiliteit en bewegingsvaardigheden We werken doelgericht en planmatig aan de ontwikkeling van leerlingen, waarbij we ook rekening houden met specifieke kenmerken van het kind en de invloed van zijn handicap of ziekte op zijn ontwikkelingsmogelijkheden. Binnen de leerlijnen passen we de didactiek van het actief leren toe. De capaciteiten van de leerlingen in het SO zijn zeer divers. De doelgroep bestrijkt de gehele range van ontwikkelingsmogelijkheden van Planciusleerlijnen voor de Ernstig Meervoudige Beperkten tot en met leerlingen die de mogelijkheden hebben uit te stromen naar regulier PO of VO, of in ieder geval – op onze school of elders - de kerndoelen van het PO kunnen bereiken. De opbouw van de SO-afdeling Het SO bestaat uit reguliere SO groepen en EMB SO groepen. In de praktijk zijn de SO en VSO EMB groepen organisatorisch in een subafdeling bijeengebracht. In dit schoolplan worden de reguliere SO en de EMB SO groepen onder één noemer behandeld. De onderbouw Sommige leerlingen komen later bij ons op school, omdat zij hun schoolloopbaan begonnen zijn in het regulier onderwijs of op een SBO school, of een langere periode hebben gehad in de therapeutische peutergroepen. Ook zijn er leerlingen die eerst op kinderdagcentra zijn geweest en nu ‘schoolrijp’ worden geacht. Deze leerlingen stromen in een groep in afhankelijk van leeftijd en niveau.
8
Bron ICF-CY, ofwel International Classification of Functioning, Disability and Health for Children and Youth
23
De overgang van peuterspeelzaal/huis naar school is een belangrijke stap in het leven van een leerling. De meeste kinderen maken deze stap als ze 4 jaar oud zijn. Vier- en vijfjarigen stromen in de onderbouw in. In de onderbouw wordt een algemeen breed programma gevolgd via het thematisch werken met differentiatie naar ontwikkelingsperspectief van de individuele leerling. Er wordt integraal gewerkt. Dat betekent dat alle vak en vormingsgebieden via de domeinen aan de orde komen en er wordt aangesloten bij de belevingswereld van de leerling. In de onderbouw wordt nagegaan wat de sterke en zwakke kanten in de ontwikkeling van de leerling zijn en wat de snelheid is waarmee de leerling hetgeen aangeboden wordt oppikt. In deze bouw zal ook geprobeerd worden om de geremde ontwikkeling in de ruimte in te halen. Bewegingslessen zijn hiervoor van essentieel belang. Oriëntatie in de ruimte is een voorwaarde voor het rekenonderwijs en om de overstap te kunnen maken naar het platte vlak. Leerlingen met een lichamelijke beperking hebben vaak een forse achterstand op dit gebied. In de onderbouw wordt veel gebruik gemaakt van observaties. Bij de overgang naar de middenbouw zal een betrouwbaarder ontwikkelingsperspectief kunnen worden vastgesteld. De middenbouw De middenbouw is op onze school in twee fases verdeeld: de fase 6 - 8 jaar en de fase 8 – 10 jaar, omdat de jonge leerling in de middenbouw vaak nog veel therapie heeft en zich door therapieën nog anders kan ontwikkelen dan in eerste instantie verwacht wordt. Bovendien hebben leerlingen met veel therapie minder onderwijstijd. Verlenging van kleutertijd is niet aan de orde, maar verlenging van de tijd die gebruikt wordt voor het ‘aanvankelijke lezen’ en ‘aanvankelijk rekenen’ is door minder onderwijstijd terecht. Doelstelling van de middenbouw is het intensief trainen en uitbreiden van kennis en vaardigheden van de leerling. De nadruk ligt op de vakken met schoolse vaardigheden omdat de leerling voor het aanleren hiervan nu in de gevoelige leeftijd is. De bovenbouw Het doel van de bovenbouwperiode is het intensief trainen en uitbreiden van kennis en vaardigheden van de leerling. In de bovenbouw is het vaak duidelijker op welke onderdelen de leerling blijvend compensatie of ondersteuning nodig heeft. Ook weet men op welk gebied de leerling meer aan kan en een verdiept programma kan worden aangeboden. In de laatste twee jaren van de bovenbouw wordt duidelijk waar leerlingen naar uitstromen. Bij leerlingen die alsnog de overstap naar SBO of het regulier onderwijs kunnen maken, zal gewerkt worden naar aansluiting bij het vervolgonderwijs elders of naar een laatste jaar in het reguliere onderwijs. Leerlingen in de leerlijn SBO, werken vooral abstract (op papier). Voor de ZML-groepen wordt zoveel mogelijk de link gelegd naar de leefwereld van het kind. Handicapbeleving en -acceptatie van de handicap is bij leerlingen in de bovenbouw een issue. Voor alle leerlingen geldt: wat de leerling zelfstandig kan, moet de leerling ook zelfstandig doen. De didactiek van onze school, het actief leren, is daarop gericht.
3.2.2. Afdeling Voortgezet speciaal onderwijs (VSO) 3.2.2.1. Organisatie van het VSO Het VSO bestaat uit drie verschillende typen onderwijs, te weten het VSO ZML/PRO, het VSO diplomagericht onderwijs (DGO) en EMB VSO groepen. In de praktijk zijn de SO en VSO EMB groepen organisatorisch in een subafdeling bijeengebracht. In dit schoolplan worden alle VSO groepen onder een noemer behandeld.
24
In grote lijnen In het VSO (Voortgezet Speciaal Onderwijs) is het onderwijs gericht op het mogelijk maken van volwaardige participatie in de maatschappij. Dit doen we voor een brede groep leerlingen: van Ernstig Meervoudig Gehandicapten (EMB) tot en met leerlingen die in staat zijn een Havo of VWO diploma te behalen. In het onderwijs aan alle leerlingen komt handicapbeleving en -acceptatie aan bod. De leerling maakt zich eigen hoe hij/zij met dit lijf, deze lichamelijke mogelijkheden en met de eigen handicap een plaats in de maatschappij kan veroveren. Voor de meeste leerlingen is de revalidatie anders van aard, dan toen zij jonger waren. De revalidatie is nu niet meer gericht op terugkeer of ontwikkeling van vaardigheden. Revalidatie is vooral: onderhoud (tot behoud) van mogelijkheden. Het uitgangspunt bij de organisatie van het VSO zijn de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerling. We starten met de deskundige verwachting van de ouders en de onderwijsprofessionals: wat verwachten we van deze leerling? Voor verschillende verwachtingen, voorzien we in verschillende leerlijnen. De leerlijnen vormen het bouwplan van het VSO. De verwachtingen worden per leerling geformuleerd in het ontwikkelingsperspectief. Het ontwikkelingsperspectief plaatst de leerling in één van de leerlijnen. Het ontwikkelingsperspectief per leerling In de VSO-afdeling van de Mytylschool De Trappenberg wordt voor elke leerling binnen 6 weken na plaatsing een ontwikkelingsperspectief (OPP)vastgesteld. Het OPP geeft aan wat de uitstroombestemming is en wat daarvan de onderbouwing is. Het OPP wordt besproken en geëvalueerd door de Commissie van Begeleiding en in een op overeenstemming gericht overleg besproken met de ouders. De criteria om tot de uitstroombestemming te komen zijn: advies van de basisschool/het overdrachtsdocument van het SO, onafhankelijke toetsgegevens zoals de cito of de rekentoets; intelligentiegegevens, bevorderende en belemmerende factoren van de leerling die van invloed (kunnen) zijn op het onderwijsleerproces, methodeafhankelijke toetsgegevens, en het huidig functioneren van de leerling,. Van de uitstroombestemming wordt het leerrendement per periode geformuleerd en tussendoelen per leerjaar en planperiode opgesteld. Twee keer per jaar wordt een analyse van de opbrengsten gemaakt en gekeken of de leerling zich conform het OPP ontwikkelt. Wanneer een leerling zich niet conform het OPP ontwikkelt en doelen niet behaald wordt gekeken op welke manier het onderwijs moet worden aangepast. Pas wanneer het écht niet anders kan wordt het OPP naar beneden toe bijgesteld. Wanneer de leerling boven verwachting presteert wordt het OPP vanzelfsprekend naar boven toe bijgesteld. Het VSO van onze school kent de volgende uitstroomperspectieven. Afdeling Voortgezet Speciaal Onderwijs zeer moeilijk lerend en praktijkonderwijs (VSO ZML/PRO) A. Ervaringsgerichte dagbesteding B. Licht arbeidsmatige dagbesteding C. Arbeidsmatige dagbesteding D. Arbeidsmatige dagbesteding of beschermde arbeid E. Beschermde arbeid F. Vervolgopleiding of reguliere arbeid (Meer informatie over de leerlijnen wordt gegeven in hoofdstuk 3.2.2.2)
25
Afdeling Diplomagericht onderwijs (DGO) 1. HAVO 2. VWO 3. MBO entree 4. MBO niveau 2 5. MBO niveau 3 6. MBO niveau 4 7. HBO 8. WO 9. Arbeid (Meer informatie over de leerlijnen wordt gegeven in hoofdstuk 3.2.2.3) Afdeling Ernstig Meervoudig Beperkt voorgezet speciaal onderwijs (EMB VSO) 1. Ervaringsgerichte dagbesteding 2. Licht arbeidsmatige dagbesteding (Meer informatie over de leerlijnen wordt gegeven in hoofdstuk 3.2.2.4)
3.2.2.2 De afdeling VSO ZML en PrO In het VSO ZML en PRO willen we dat de leerling een zo hoog mogelijk cognitief en sociaal emotioneel niveau bereikt en dat de leerling zijn plek verovert als actief en sociaal lid van onze maatschappij. Een maatschappij waarin de leerling actief handelt, afspraken maakt, taken uitvoert en vrije tijd invult. Kortom een maatschappij, waarin de leerling zo zelfstandig mogelijk functioneert. Om dit doel te bereiken, werken we planmatig en doelgericht toe naar het vastgestelde streefniveau van de leerling. Dit streefniveau wordt per vak bepaald door het ontwikkelingsperspectief en het leerjaar. De afdeling kent twee leerstromen de leerstroom VSO ZML/MG en de leerstroom PrO. In het VSO ZML/MG en PrO worden leerroutes op diverse niveaus aangeboden. De leerroutes leiden op tot de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeid en vervolgonderwijs(PrO). Elke stroom heeft naast het basisarrangement een intensief en verdiept arrangement. Drie standaarden per leerstroom Binnen elke stroom onderscheiden we drie standaarden: De voldoende standaard: het niveau dat we met driekwart van de leerlingen willen bereiken. De minimum standaard: het niveau dat we minimaal willen bereiken bij de leerlingen die de voldoende standaard niet halen. De gevorderde standaard: het niveau van de best scorende kwart leerlingen. Zij krijgen extra leerstof aangeboden naast de basisstof, die gericht is op de voldoende standaard. Drie arrangementen per leerstroom Binnen elke stroom sluiten we met ons onderwijs aan op de verschillende standaarden. Dit doen we door het onderwijs aan te bieden in verschillende arrangementen: Basisarrangement: dit arrangement geldt voor alle leerlingen. Driekwart van de leerlingen heeft daar genoeg aan, een kwart van de leerlingen kan zelfs meer aan. Intensief arrangement: dit arrangement geldt voor leerlingen die niet voldoende hebben aan het basisarrangement. Zij krijgen een intensiever arrangement aangeboden. Dit geldt voor ongeveer een kwart van de leerlingen. Verdiept arrangement: dit arrangement is voor ongeveer een kwart van de leerlingen. Zij kunnen meer aan.
26
Verschillende arrangementen per leerling Veel van onze leerlingen zitten niet voor alle leergebieden/domeinen op hetzelfde niveau. Het is dus mogelijk dat een leerling voor verschillende leergebieden/ domeinen in verschillende arrangementen zit. Dit is o.a. in het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) terug te zien. Maar uiteindelijk gaat een leerling maar naar één bepaalde uitstroombestemming.
Standaarden bij de arrangementen VSO niveau ZML/MG van Mytylschool de Trappenberg met ingang van schooljaar 2014/2015 De school heeft de volgende standaarden vastgesteld: Schoolstandaard - verdeling niveaus van de leerlijnen over de leerjaren 9 Leerjaar 1 Gevorderd Voldoende Minimum
Leerjaar 2
9 6 3
Leerjaar 3
10 7 4
11 8 5
Leerjaar 4
Leerjaar 5
12 9 6
12 9 6
Leerjaar 6 12 9 6
Leerjaar 710 12 9 6
Koppeling naar regulier niveau Leerjaar 1 Gevorderd Voldoende Minimum
Leerjaar 2
E3 M2 peuter
Leerjaar 3
E3M4 E2 B2
M4 M3 M2
Leerjaar 4 E4 E3 M2
Leerjaar 5 E4 E3 M2
Leerjaar 6
Leerjaar 7
E4 E3 M2
E4 E3 M2
De leerjaren 5 en 6 zijn de afsluitingsjaren. Hierin wordt in de ZML-leerstroom de verworven kennis geborgd en wordt er naar een succesvolle uitstroom toegewerkt. De leerlijnen “leergebiedoverstijgend” en ”voorbereiding op dagbesteding en arbeid” hebben daarbij prioriteit. Relatie tussen standaarden, arrangementen en uitstroom Gevorderde standaard
Verdiept arrangement
Arbeidsmatige dagbesteding of Beschermde arbeid
Leerroute D
Voldoende standaard
Basis arrangement
Arbeidsmatige dagbesteding
Leerroute C
Minimum standaard
Intensief arrangement
Licht arbeidsmatige dagbesteding
Leerroute B
Standaarden bij de arrangementen VSO niveau PrO van Mytylschool de Trappenberg met ingang van schooljaar 2014/2015 De school heeft de volgende standaarden vastgesteld: Schoolstandaard - verdeling niveaus van de basisleerlijnen over de leerjaren Leerjaar 1 Gevorderd Voldoende Minimum
Niveau 13 Niveau 12 Niveau 9
Leerjaar 2 Niveau 13 Niveau 12 Niveau 10
Leerjaar 3 Niveau 14 Niveau 13 Niveau 11
Leerjaar 4 Niveau 14 Niveau 13 Niveau 12
Leerjaar 5 Niveau 15 Niveau 13 Niveau 12
Leerjaar 6
Leerjaar 7
Niveau 15 Niveau 13 Niveau 12
Niveau 15 Niveau 13 Niveau 12
Standaard is het minimum beheersingsniveau aan het eind van dat jaar. In leerjaar 7 zitten leerlingen die aan het eind van leerjaar 6 de doelen nog niet behaald hebben, waarvan de prognose is dat ze het niveau voor het gesteld uitstroomperspectief zullen behalen. 9
10
27
Koppeling naar regulier niveau Leerjaar 1 Gevorderd Voldoende Minimum
E6 E4 E3
Leerjaar 2
Leerjaar 3
E6 E4 E3M4
E7 M5 M4
Leerjaar 4 M8 – 1F E5 E4
Leerjaar 5 2F M6 E4
Leerjaar 6
Leerjaar 7
2F E6 E4
2F E6 E4
Relatie tussen standaarden, arrangementen en uitstroom Gevorderde standaard
Verdiept arrangement
Vrije bedrijf of vervolgopleiding
Leerroute F
Voldoende standaard
Basis arrangement
Beschermde arbeid
Leerroute E
Minimum standaard
Intensief arrangement
Beschermde arbeid of arbeidsmatige dagbesteding
Leerroute D
Planmatig werken met een kerndoeldekkend aanbod We werken volgens de herziene CED leerlijnen VSO, die kerndoeldekkend zijn. Leergebied specifieke gebieden: - Mondelinge taal en communicatie - Schriftelijke taal en lezen - Rekenen - Engels (PrO) - Culturele oriëntatie en creatieve expressie - Mens en maatschappij - Mens, natuur en techniek - Bewegen en sport Leergebied overstijgende gebieden: - Voorbereiding op dagbesteding en arbeid - Leergebied overstijgend o Leren leren o Leren taken uitvpoeren o Leren functioneren in sociale situaties Op basis van onderstaande gegevens brengen we in kaart welke streefdoelen aan het einde van het leerjaar behaald moeten worden. Dit wordt in het Ontwikkelingsperspectiefplan(OPP), beschreven en vastgesteld door de Commissie van Begeleiding (CvB). De conclusies uit dit overleg bepalen de inhoud van het groepsplan. De gegevens verzamelen we doormiddel van methodegebonden toetsen11, en methodeonafhankelijke toetsen12. observaties door de leerkracht. gesprekken waarin we samen met de leerling op de leerontwikkeling reflecteren. (voor meer informatie hierover zie ook hoofdstuk 3.3.2 over opbrengsten). Op deze manier werken we planmatig aan alle kerndoelen. We brengen regelmatig en met verschillende instrumenten in kaart waar de leerling staat, we formuleren telkens een ambitieniveau voor het volgende schooljaar en voor de uitstroom en we spreken maatregelen af die de leerling helpen om dit niveau te bereiken.
11 De methodengebonden toetsen worden in de leerstroom PrO al toegepast. In de leerstroom ZML/MG zal vanaf 2016 met methodegebonden toetsen gewerkt worden. 12 De methodeonafhankelijke Citotoetsen worden sinds 2014 in beiden leerstromen ingezet.
28
De opbouw van de afdeling VSO ZML en PRO De opbouw van het onderwijsaanbod is zo ingericht dat de doelen van de leergebied specifieke en de leergebied overstijgende doelen gefaseerd worden aangeboden. Het ontwikkelingsperspectief (OPP) is gekoppeld aan een uitstroomprofiel. In het document uitstroomprofielen staat per uitstroom de kennis en vaardigheden beschreven die een leerling moet hebben om in de betreffende richting te kunnen uitstromen. De onderbouw In de eerste twee leerjaren zit de leerling in de onderbouw. De overgang van het SO naar het VSO wordt gekenmerkt door een uitgebreide overdracht en heldere afspraken met ouders, leerling en de collega’s uit het SO onderwijs. In leerjaar 1 en 2 staat de leergebiedspecifieke leerstof centraal naast het werken aan leergebied overstijgende doelen. De ontwikkeling van de leerling in het SO wordt hierbij in het VSO voortgezet. Een ander belangrijk onderdeel van het onderwijs in de onderbouw (en middenbouw) zijn de praktijkvakken. Dit zijn techniek, zorgvakken (incl. koken), groenvoorziening, beeldende vorming, cultuureducatie en maatschappijleer. In deze vakken werken de leerlingen aan de kerndoelen van de leerlijnen “mens en maatschappij”, “mens, natuur en techniek” en “culturele oriëntatie en creatieve expressie”. De middenbouw De leerjaren drie en vier vormen de middenbouw. In de middenbouw staan net als in de onderbouw de leergebied specifieke vakken nog steeds centraal. De leergebied overstijgende doelen worden uitgebreid. In leerjaar drie starten de interne stages, gevolgd door de externe leerstages in leerjaar vier (of vijf). Tijdens het stage lopen, brengt de leerling de verworven kennis in de praktijk en worden voor het eerst de werknemersvaardigheden getraind. In leerjaar drie begint de oriëntatie op de uitstroom door het afnemen van een arbeidsinteressetest. De bovenbouw In de leerjaren 5 en 6 staan de leergebied overstijgende doelen centraal. De leergebied specifieke doelen worden onderhouden of verder ontwikkeld, gericht op wat de jongere nodig heeft voor de vervolgplek/uitstroombestemming. In de bovenbouw wordt een deel van de lessen gegeven binnen semiprofessionele leerwerkplekken waarbij “echte” diensten verleend worden aan klanten collega’s en mede leerlingen. (Zie ook informatie over de oefenmaatschappij hieronder). In de bovenbouw ligt de nadruk op de externe stages. Bij de externe stage onderscheiden we de leerstage de oriëntatie stage en de beroepsgerichte stage (PrO). In het verdiepte arrangement van de leerstroom PrO volgen de leerlingen in de bovenbouw een van de volgende trajecten: toeleiding MBO-opleiding of reguliere arbeid (focus op vakmanschap) behalen van een branchegericht certificaat behalen van een schoolcertificaat.
29
Uitstroomperspectieven VSO ZML en PrO: A. B. C. D. E. F.
ervaringsgerichte dagbesteding licht arbeidsmatige dagbesteding arbeidsmatige dagbesteding arbeidsmatige dagbesteding /beschermde arbeid beschermde arbeid vervolgopleiding/vrije bedrijf
Rapportages OntwikkelingsPerspectiefPlan (Voor informatie over het OPP verwijzen we naar de hoofdstukken 3.2.2.1 en 3.3.2 t/m 3.2.2.7) Onderwijsverslag In het onderwijsverslag kunnen de ouders en de leerlingen naast het algemeen beeld van de leerling ook per vak zien, welke tussendoelen van het streefniveau behaald zijn. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de verwachte uitstroom van de leerling en de recente ontwikkelingen m.b.t. wonen en vrije tijd. Portfolio Twee keer per jaar presenteren de leerlingen hun portfolio aan elkaar. In het portfolio wordt door de leerling en de leerkracht per vak op de gestelde leerdoelen gereflecteerd. (zie ook het hoofdstuk Portfolio – de leerling als eigenaar van het leerproces hieronder) OnderwijsRevalidatiePlan(ORP) In overleg met het revalidatiecentrum wordt jaarlijks voor iedere leerling met revalidatie het OnderwijsRevalidatiePlan (ORP) geformuleerd. Het ORP is het instrument om de afstemming tussen onderwijs, opvoeding en revalidatie te bereiken. (Voor meer informatie over het ORP verwijzen we naar het hoofdstuk Nauwe samenwerking tussen school- en revalidatiecentrum in dit schoolplan) Actief leren Actief leren staat centraal in het onderwijsleerproces van onze leerlingen. Kenmerkend voor de leerlingen uit het VSO ZML en PrO is dat zij vooral leren in de praktijk, door te ervaren en te doen. Dit heeft te maken met het feit dat deze leerlingen veelal moeite hebben met abstract denken en om zelfstandig de vertaalslag van geleerde zaken naar praktische situaties te maken. Daarom hebben we ons onderwijs zo ingericht, dat de leerlingen actief en in de praktijk leren. De leerlingen worden regelmatig uitgedaagd, om zelf initiatief te nemen en te handelen. Daarnaast wordt opgedane kennis met praktische opdrachten verbonden, waardoor het geleerde beter beklijft (functioneel leren).
30
Portfolio – de leerling als eigenaar van het leerproces De leerling wordt bij het vaststellen van de leerdoelen voor het portfolio betrokken. Hij bepaalt (binnen het kader van het groepsplan) de leerdoelen waaraan hij extra wil werken. De leerling is eigenaar van het portfolio en kiest ook zelf hoe hij de portfoliomappen wil vullen. Naast de beoordeling door de leerkracht beoordeelt de leerling ook zelf of een doel behaald is. Tijdens ingeroosterde reflectiemomenten geeft de leerling aan, wat hij bereikt heeft en vooral hoe het hem gelukt is. Ook dit wordt in het portfolio verwerkt. Hierdoor worden de leerlingen meer bewust van hun eigen leerproces. Voordat de portfolio’s mee naar huis gaan, presenteren de leerlingen hun resultaten aan elkaar en leggen zij nog een keer uit, met welke strategie zij de doelen behaald hebben. Dit geeft veel positieve bevestiging en motiveert de andere leerlingen. Activerend instructie geven Een belangrijk onderdeel in het onderwijs zijn de instructiemomenten. We geven instructie volgens een gefaseerd model. Hierbij wordt eerst de voorkennis geactiveerd en vervolgens het betreffende leerdoel benoemd. Daarna volgt de instructie hoe het leerdoel behaald kan worden en een oefenopdracht. Aan het eind van een les en van een traject wordt met de leerlingen op het leerdoel gereflecteerd. Het werken volgens een gefaseerd instructiemodel is nog een ontwikkelpunt en zal volgend schooljaar een hoge prioriteit krijgen. (zie ook hoofdstuk 9 meerjarenplanning 2015 - 2019) Probleemoplossend werken stimuleert het probleemoplossend denken Tijdens de lessen ontstaan regelmatig vragen bij de leerlingen. Ook lopen zij nog weleens tegen (praktische) obstakels aan. Het oplossen van deze uitdagingen is wederom een belangrijk onderdeel van ons onderwijs. We nemen de obstakels voor onze leerlingen niet weg, maar laten hen zelf uitzoeken hoe ze het probleem op kunnen lossen of een antwoord op hun vraag kunnen vinden. Daarbij bieden we zo veel ondersteuning als nodig. Als de leerling het probleem opgelost heeft geven we positieve bevestiging en reflecteren we samen met hem hoe hij dit gedaan heeft. Hierdoor stimuleren we de leerlingen om denk- en leerprocessen actief in te zetten. In de zo ingerichte leeromgeving ontwikkelt de leerling zelfvertrouwen. De leerlingen krijgen de mogelijkheid te ontdekken en te experimenteren. Ze mogen fouten maken. Ze leren faalangst te overwinnen en zelfstandig oplossingen te bedenken voor ontstane problemen. Actief leren in onze oefenmaatschappij Een deel van de lessen werken de leerlingen in een oefenmaatschappij die we speciaal hiervoor ingericht hebben. Deze oefenmaatschappij bestaat uit een aantal semiprofessionele leerwerkplekken waarbij “echte” diensten verleend worden. Er is dus een zekere noodzaak die de leerlingen uitdaagt tot actief handelen. We combineren de cognitieve vakken met echte werksituaties. In deze werksituaties oefenen de leerlingen de opgedane kennis in de praktijk. Daardoor beklijft de kennis en worden vaardigheden getraind en geborgd, zodat de leerling deze vaardigheden later ook daadwerkelijk toe kan passen. De leerlingen werken aan echte opdrachten, waar klanten, collega’s en medeleerlingen profijt van hebben. De leerling krijgt direct feedback op zijn handelen en wordt hierdoor extra gemotiveerd.
31
Hoe ziet onze oefenmaatschappij eruit?
De leeromgeving is echt, geen gespeelde situatie. De leerlingen krijgen feedback in de directe context. De leeromgeving is veilig. Leerlingen ervaren vrijheid om zelf te handelen. De leerlingen mogen fouten maken. Bij de inrichting van de leeromgeving is rekening gehouden met het niveau van de doelgroep zonder verlies van het serieuze karakter. Bij de inrichting is rekening gehouden met de lichamelijke handicap van de leerling. Materialen zijn bereikbaar, hanteerbaar, gecategoriseerd, etc.
De onderdelen van de oefenmaatschappij T-berg (leerjaar 3 t/m 6): De T-berg is een erkend horeca leerwerkbedrijf met dagelijks veel externe bezoekers. De leerlingen leren de werkomgeving in te richten (voorbereidend werk), producten op een hygiënische en nette manier klaar te maken, klanten te bedienen en af te rekenen. Naast sociaal-emotionele vaardigheden en werknemersvaardigheden wordt hier vooral aan de leergebieden rekenen en Nederlands mondelinge taal gewerkt. Werkbedrijf (leerjaar 5 en 6): Het werkbedrijf is een leerwerkplek waar de leerlingen opdrachten voor de school uitvoeren. Deze opdrachten hebben een arbeidsmatige karakter. Dit zijn m.n. magazijnbeheer, administratieve werkzaamheden en broodjesservice. De nadruk bij het werkbedrijf ligt naast de AVO leergebieden rekenen en Nederlands vooral bij de leerlijnen ‘leergebied overstijgend’ en ‘voorbereiding op dagbesteding en arbeid’. De leerlingen leren om met klanten te communiceren, de voorraad bij te houden, opdrachten te lezen en volgens een stappenplan te werken. Haptap (leerjaar 1 t/m 4): De Haptap is een kleine snackbar die door onze leerlingen gerund wordt. Twee keer in de week maken zij kleine snacks klaar die door andere leerlingen en collega’s besteld worden. De leerlingen werken hierbij volgens stappenplannen en moeten een aantal producten in een bepaalde tijd afmaken. Daarbij is de communicatie met elkaar en met de klanten essentieel. Daarnaast brengen de leerlingen hun opgedane kennis uit de leergebieden rekenen en Nederlands mondelinge taal in de praktijk. De meeste leerlingen maken in de Haptap voor het eerst kennis met het horecawerk. Schoolwinkel (leerjaar 1 t/m 4): In de schoolwinkel werken onze leerlingen veel achter de kassa. Daarnaast vullen ze de schappen en helpen ze de klanten. Buiten de dagelijkse openingstijden wordt de bestelling gedaan, wordt de kassa opgemaakt, worden artikelen geprijsd en folders gemaakt. Naast leergebied overstijgende doelen wordt hier aan de doelen uit de leergebieden rekenen, Nederlands mondelinge en schriftelijke taal en ICT gewerkt. Schoolkrant ‘de Trapper’ (leerjaar 1 t/m 4): De schoolkrant ‘de Trapper’ verschijnt vier keer per jaar; elke keer op een ander niveau passend bij de tussendoelen van de leerlingen die de schoolkrant deze keer maken. Om de schoolkrant met inhoud te vullen moeten de leerlingen interviews afnemen, artikelen schrijven en informatie verzamelen en samenvatten. De leerlingen werken projectmatig toe naar een mooi resultaat.
32
Hierbij zijn o.a. het afspreken van taken en werken volgens een tijdschema van belang om de deadline voor het verschijnen van de krant te halen. Interne en externe stages Onze school bereidt leerlingen voor op een toekomst na de schoolperiode. Voor toeleiding naar de maatschappij is vooral het aanleren van algemene (werknemers-) vaardigheden en competenties van belang. Om deze vaardigheden te kunnen ontwikkelen bieden wij de leerlingen interne en externe stages. Ook de stages zijn onderdeel van onze oefenmaatschappij. De stages bereiden de leerlingen voor op: vervolgvoorzieningen op het gebied van werken (arbeid, dagbesteding) deelname aan een plek binnen het (begeleid-) arbeidsproces Doel stages Vanaf het derde leerjaar lopen de leerlingen stage, zowel binnen als buiten de school. De meeste leerlingen beginnen in de middenbouw met een interne stage. Bij de bovenbouw ligt de nadruk op de externe stages. De doelen van de stage zijn: het inzicht geven in eigen grenzen en mogelijkheden het vergroten van eigenwaarde het opdoen van ervaring met een arbeidssituatie buiten de school het bevorderen van een geleidelijke overgang van school naar een vervolgvoorziening (dagbesteding, instelling) of (begeleide) werkplek. Interne stage De leerling wordt tijdens de interne stage door een stagebegeleider begeleid – direct of op afstand afhankelijk van het niveau van de leerling. Voorbeelden van interne stages zijn: Werken in de schoolbibliotheek, conciërgematige taken en administratie-, en receptiewerkzaamheden. Externe stage Bij externe stages onderhoudt de stagecoördinator contact met de stageverlenende instelling over de activiteiten, vorderingen en de begeleiding van de leerlingen. Bij de externe stage onderscheiden we: Leerstages: Tijdens de stageperiode maakt de leerling kennis met een werksituatie buiten de school. Hierbij staat het leren omgaan met een arbeidssituatie centraal. Oriëntatiestages: Deze stage biedt de leerling de mogelijkheid om zich te oriënteren op een eventuele vervolgvoorziening/(beschermde) werkplek met de mogelijkheid tot plaatsing. Beroepsgerichte stages: De stage richt zich op het aanleren van vaardigheden met betrekking tot een specifiek vak of beroep. In de leerstroom PrO zijn de externe stages een belangrijk onderdeel van het traject AKA (arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent). De leerlingen verrichten reguliere arbeid in MBO georiënteerde stage bedrijven. Praktijkvakken Een ander belangrijk onderdeel van ons onderwijs zijn de praktijkvakken. Naast de AVOvakken zoals Nederlands en rekenen, volgen de leerlingen in de onderbouw en middenbouw ook praktische vakken zoals techniek, zorgvakken (incl. koken), groenvoorziening, beeldende vorming, cultuureducatie en maatschappijleer. In deze vakken werken de leerlingen aan de
33
kerndoelen van de leerlijnen ‘mens en maatschappij’, ‘mens, natuur en techniek’ en ‘culturele oriëntatie en creatieve expressie’ In de praktijkvakken gaat het om algemene kennis, waarbij de leerling zijn horizon verbreedt en specifieke kennis waarbij hij zijn eigen interessegebieden en talenten ontdekt. Hierbij maken de leerlingen veelal voor het eerst kennis met een aantal praktische (basis)vaardigheden, die ze later steeds vaker zullen toepassen en uitbouwen. De ontwikkelgebieden van de bovenbouw “oriëntatie op wonen, werken, vrije tijd en burgerschap” sluiten hier goed op aan.
3.2.2.3. Afdeling VSO Diplomagericht onderwijs (DGO) Binnen de afdeling Diplomagericht onderwijs (DGO) wordt onderwijs op zowel het VMBO alsook op HAVO/VWO niveau aangeboden. De specifieke uitwerking van het onderwijs heeft in maart 2014 plaatsgevonden in een afdelingsplan. Dit is inmiddels vastgesteld. Op dit moment wordt het herijkt evenals het gehele onderwijsaanbod. Een en ander wordt in een strategisch plan DGO beschreven. Het VMBO-diploma Het VMBO traject duurt vier jaar op Mytylschool De Trappenberg. Met ingang van het schooljaar 2009-2010 is het VMBO van de Mytylschool De Trappenberg onder bepaalde omstandigheden de mogelijkheid gecreëerd voor leerlingen die dat nodig hebben om het VMBO niet in vier maar in eenvijfjarig VMBO traject te volgen. Het belangrijkste argument hiervoor was het feit dat wij sommige van onze leerlingen weliswaar met een diploma of deelcertificaten van school zagen komen, maar dat veel leerlingen onvoldoende toegerust waren op de overstap naar vervolgonderwijs en de ‘echte’ maatschappij. Zij misten na vier jaar nog enkele competenties die nodig zijn voor het zelfstandig functioneren op het gebied van arbeid, wonen en vrije tijd. De verantwoording voor deze bewuste afwijking van een regulier vierjarig traject, wordt bevestigd door het voorstel van de kerndoelen VSO (verwijzing naar SLO Kerndoelen VSO). In het uitstroomprofiel Vervolgonderwijs werken we aan een dubbele taakstelling: -
Enerzijds is het onderwijs gericht op het behalen van een regulier VMBO-diploma. Het onderwijsprogramma in dit uitstroomprofiel sluit aan op de leergebiedspecifieke kerndoelen van de onderbouw van het regulier voortgezet onderwijs, voor alle 7 leergebieden (Nederlands, Engels, wiskunde, mens en natuur, mens en maatschappij, kunst en cultuur, sport en bewegen). Voor de examenjaren gelden de eindtermen voor het regulier voortgezet onderwijs. De leerlingen moeten aan dezelfde eisen voldoen als leerlingen in het regulier onderwijs om een diploma te kunnen behalen.
-
Anderzijds heeft het VSO te maken met de kerndoelen van het VSO. De kerndoelen van het VSO zijn leergebiedoverstijgende kerndoelen en betreffen de volgende vier thema’s: leren leren, leren taken uitvoeren, leren functioneren in sociale situaties en ontwikkelen van een persoonlijk toekomstperspectief. Het speciaal onderwijs heeft de wettelijke taak om de VSO-kerndoelen uit te werken voor de doelgroep van de school. Het onderwijs in het uitstroomprofiel Vervolgonderwijs richt zich dus ook op de bevordering van de zelfredzaamheid van de leerling, het leren omgaan met de beperking en de ontwikkeling van de competenties op het gebied van arbeid, wonen, vrije tijd en burgerschap.
Speciaal én modern Onze VMBO-TL en HAVO/VWO-opleiding beantwoordt aan alle eisen voor modern onderwijs in een digitale leeromgeving, waarin van leerlingen veel zelfstandigheid en doelgerichtheid
34
wordt verwacht. De kans op een succesvolle doorstroom naar regulier onderwijs is daardoor veel groter. Uiteraard is de weg naar die zelfstandige en doelgerichte werkhouding op onze school een speciale. We organiseren ons onderwijs zodanig, dat iedere leerling aan zijn of haar doelen op die gebieden werkt waar zijn of haar talenten liggen. Iedere leerling heeft een eigen chromebook, laptop en/of tablet, en werkt in een elektronische leeromgeving. Leerlingen volgen via deze elektronische leeromgeving digitale lessen in beeld en geluid. Wij besteden veel aandacht aan vaardigheden zoals planmatig handelen, gericht zoeken naar bronnen en antwoorden, samenwerken en zelfdiscipline. Deze vaardigheden bevorderende zelfredzaamheid van de leerlingen. Wij leren leerlingen voor zichzelf opkomen en omgaan met eigen mogelijkheden en beperkingen. Wij bieden een veilige omgeving met een kleine, vertrouwde groep docenten. We geven minder klassikale lessen, maar iedere leerling heeft zijn of haar eigen mentor en rooster. Onze aanpak is behalve individueel ook sociaal gericht. Wij stimuleren leerlingen onderling samen te werken. Samen behalen zij resultaten van betere kwaliteit. VMBO in vogelvlucht De opleiding VMBO-TL bestaat uit vier leerjaren. Leerlingen die onderwijs volgen op de niveaus basis of kader halen uiteindelijk in 6 vakken KSE-examens. Deze examens zijn niet inwisselbaar voor een volledig VMBO-basis of –kaderdiploma, maar vormen een ‘sleuteldiploma’ voor toegang tot het MBO-onderwijs niveau 2 of 3. Het is de bedoeling dat de mogelijkheid om wel volledige VMBO-basis of –kader diploma’s in samenwerking met het regulier onderwijs wordt geboden vanaf het schooljaar 2016-2017. De VMBO-TL-examens worden als staatsexamen afgenomen en zijn wél inwisselbaar voor een volledig TL-diploma. Zie de paragraaf ‘Staatsexamens op bladzijde 28. Brugjaren Met behulp van Toets-it ontwikkelen de leerlingen hun computervaardigheden. Wanneer leerlingen dit programma met voldoende resultaat doorlopen, ontvangen zij het ‘Europees rijbewijs’(ECDL). Toets-it bestaat uit de volgende modules: - Theorie - Windows - Word - Excel - Access - PowerPoint - Internet - E-mail. Het vakkenpakket stemmen we af op de mogelijkheden van de leerling. Dit gebeurt in samenspraak met de ouders, de leerling en de mentor, maar voldoen wel aan de landelijke eisen. Het staatsexamen Leerlingen die de opleiding VMBO-TL volgen, gaan op voor het staatsexamen. Zij halen per vak een certificaat. Gekozen kan worden voor de sector economie of zorg en welzijn. Voor beide sectoren zijn de volgende onderdelen verplicht: Nederlands, Engels, Maatschappijleer 1 en een sectorwerkstuk over een relevant onderwerp binnen de gekozen sector. De rekentoets op niveau 2F is vanaf het schooljaar 2015-2016 ook verplicht. Daarnaast gelden de volgende mogelijkheden bij de sectoren: Economie: het vak economie, wiskunde en nog twee vakken in het vrije deel: Biologie, Aardrijkskunde, Geschiedenis of Maatschappijleer 2.
35
Zorg en Welzijn: Biologie (verplicht), één sectorkeuzevak: Aardrijkskunde, Maatschappijleer 2 of Wiskunde en nog twee vakken uit het vrije deel. Dat zijn de genoemde vakken bij de sectorkeuzevakken en daarnaast nog economie. Andere vakken worden binnen het DGO niet als examenvak aangeboden. Doorstromen, waar gaan onze leerlingen heen? Na het behalen van hun VMBO-TL diploma, kunnen de leerlingen doorstromen naar HAVO mits zij een extra vak gedaan hebben. Ook stromen zij door naar MBO onderwijs. Samenwerking met IVIO-school Voor het vak wiskundeVMBO TL werken we nauw samen met het IVIO (Instituut Voor Individuele Ontwikkeling). Onze leerlingen volgen het vak op onze school, maar worden in het examenjaardigitaal begeleid door eerste- en tweedegraads vakleerkrachten van het IVIO. Daarnaast krijgen de leerlingen begeleiding door onze eigen leerkrachten. De HAVO/VWO in vogelvlucht De HAVO- en VWO leerlingen stromen gedurende het gehele jaar in. Zij werken met de IVIOschool. Dat maakt het ons mogelijk om voor iedere leerling een passend pakket aan te bieden. De leerlingen volgen de vakken op onze school, maar krijgen digitaal begeleiding van eerste- en tweedegraads vakleerkrachten van het IVIO. Daarnaast krijgen de leerlingen begeleiding door onze eigen leerkrachten. De onderwijskundige verantwoordelijkheid ligt bij de IVIO@school. Buiten IVIO@school krijgen de leerlingen de vakken drama (sociale vaardigheden), lichamelijke opvoeding en mentorlessen waarin aandacht wordt besteed aan leren leren en het ontwikkelen van een toekomstperspectief. Het staatsexamen Leerlingen die de opleiding HAVO of VWO volgen, gaan op voor de staatsexamens. Wanneer leerlingen naar de bovenbouw gaan wordt een profiel gekozen. Wanneer leerlingen voor alle vakken in het profieldeel en de verplichte gemeenschappelijke vakken (Nederlands, Engels, Maatschappijleer 1 en de rekentoets op 3F hebben gehaald ontvangen zij een volledig HAVO of VWO diploma. Na de HAVO stromen de leerlingen uit naar het HBO. Na het VWO stromen leerlingen uit naar HBO of WO.
3.2.2.4. Afdeling Ernstig meervoudig beperkt onderwijs EMB (SO en VSO) Plek voor bijzondere leerlingen Een specifieke doelgroep binnen het onderwijs van de Mytylschool De Trappenberg vormen de EMB-leerlingen. Vanaf 1 augustus 2014 ontvangen de SO leerlingen en de VSO leerlingen binnen één (sub)afdeling onderwijs. De populatie EMB leerlingen loopt de afgelopen jaren terug qua omvang. Dat komt omdat ouders meer en meer kiezen voor een plek in een dagactiviteitencentrum, eventueel in combinatie met een woonvoorziening. Voor de EMB-VSO leerlingen is per maart 2014 een afdelingsplan opgesteld. Voor de EMB leerlingen is een speciaal onderwijs-behandelprogramma opgesteld. Dit wordt momenteel door het revalidatiecentrum herzien. Dit onderwijs-/behandelprogramma is een beschrijving van het onderwijs/behandel-aanbod voor kinderen die onderwijs volgen op mytylschool De Trappenberg en poliklinisch worden behandeld in revalidatiecentrum De Trappenberg en die tevens vallen onder de beschrijving ‘Ernstig Meervoudig Beperkt’(EMB).
36
Mytylschool De Trappenberg en het ’schoolteam’ van revalidatiecentrum De Trappenberg willen leerlingen in staat stellen zich optimaal te ontwikkelen, zodat ze zo goed mogelijk deel kunnen nemen aan de maatschappij. Zij willen dit bereiken door onderwijs, opvoeding en revalidatie op elkaar af te stemmen en te integreren in één plan voor ieder kind. Dit geldt in het bijzonder voor de groep EMB-leerlingen. Voor hen is het onderwijsprogramma van mytylschool De Trappenberg onlosmakelijk verweven met de revalidatiebehandeling. Het onderwijs-/behandelprogramma heeft tot doel het onderwijs, de opvoeding en de revalidatiebehandeling van deze kinderen binnen de instellingen te structureren, te sturen en inzichtelijk te maken voor teamleden, verwijzers, ouders en ouderorganisaties, zorgverzekeraars, onderwijsinspectie en andere betrokkenen. De functie van een onderwijsbehandelprogramma is: transparantie van het onderwijs-/behandelaanbod creëren het aanbod richten op de hulpvragen van ouders en leerling het aanbod afstemmen op de ketenpartners kwaliteitsbewaking en –verbetering van het onderwijs-/behandelproces bevorderen onderwijs-/behandelbeleid evalueren verantwoording afleggen over het onderwijs en de zorgverlening. Voor een uitgebreide beschrijving van dit onderwijsbehandelplan verwijzen we naar het EMBonderwijsbehandelplan. Beschrijving van de doelgroep De leerlingen voor wie dit onderwijsbehandelprogamma bestemd is:
hebben een plaats op de mytylschool; hebben een kalenderleeftijd t/m 13 jaar voor het SO en t/m 20 jaar voor het VSO; vallen onder de beschrijving “ernstig meervoudig beperkt (EMB)”.
Onderstaande aspecten zijn bepalend voor het niveau van functioneren van de EMBleerlingen. Deze aspecten beïnvloeden elkaar onderling. ONTWIKKELINGSLEEFTIJD
De ontwikkelingsleeftijd ligt onder de 36 maanden. Er is een significant verschil met de kalenderleeftijd.
INTELLIGENTIENIVEAU
Het IQ is minder dan 55. De leerling heeft een gestoorde aandachtsfunctie, zwakke zelfsturing en een geringe wendbaarheid van handelen. De leerling komt onvoldoende tot exploratie en toont weinig tot geen initiatief.
(SENSO)MOTORIEK
De leerling heeft motorische beperkingen op neurologische basis. De leerling heeft zintuiglijke beperkingen.
LICHAMELIJKE CONDITIE:
COMMUNICATIE:
De leerling vertoont niet meer dan een basale interactie met de omgeving. De leerling vertoont weinig of geen spraaktaalontwikkeling.
BELEVING:
De leerling heeft een lust-/onlustbeleving en er is een ontluikend zelfbesef.
De leerling heeft een (ernstige) lichamelijke beperking. De leerling is meestal zeer kwetsbaar in somatische zin.
37
RELATIE:
De leerling toont weinig initiatief tot het leggen van contacten met anderen. De leerling heeft weinig tot geen besef van sociale omgangsvormen. De leerling is sterk afhankelijk van de omgeving. De leerling heeft wel behoefte aan relatie; signalen moeten opgepikt worden door de omgeving.
Voorbeelden van hulpvragen van de ouders zijn: Ik wil dat mijn kind zich gelukkig voelt. Stimuleer mijn kind op motorisch, zintuiglijk en verstandelijk gebied. Hoe kan mijn kind zich beter uiten? Hoe kan mijn kind meer invloed uitoefenen op zijn eigen leven? Hoe bied ik hulp en verzorging bij praktisch alle activiteiten van het dagelijks leven, zoals eten, drinken, aan- en uitkleden? Uitstroom en eindtermen voor EMB-leerlingen Eindtermen voor onderwijs en revalidatie van de EMB-leerlingen op het SO: De activiteiten op het gebied van bewegen, leren, communicatie, persoonlijke verzorging, sociaal-emotioneel functioneren en dagbesteding zijn op een voor het kind optimaal niveau en het kind past dit binnen zijn/haar mogelijkheden toe in het dagelijks leven. Binnen de Plancius-leerlijn heeft de leerling een aantal stappen gemaakt en kan daarmee doorgaan op het VSO. De ouders stimuleren en ondersteunen hun kind op het gebied van bewegen, leren, communicatie, persoonlijke verzorging, sociaal-emotioneel functioneren en dagbesteding op passende wijze. De ouders zijn geïnformeerd en voldoende vaardig op het gebied van organiseren van de zorg rondom het kind en het opvoeden en verzorgen van het kind. Zo nodig zijn hulpmiddelen verstrekt of er zijn adviezen en informatie gegeven betreffende aanvraagprocedure. De ouders gaan adequaat om met de problemen die zij ervaren rond de zorg van hun kind en/of zoeken op tijd gerichte steun. De ouders hebben een reële verwachting van de toekomst en de mogelijkheden van hun kind. Vanaf de leeftijd van 13 jaar zal instroom plaatsvinden in het VSO. Voor deze leerlingen bij uitstek is het belangrijk dat de lijnen die zijn uitgezet zo min mogelijk onderbroken worden. Wanneer de leerlingen 18 jaar zijn kunnen ze vervolgbegeleiding vinden op een dagbesteding voor mensen met een meervoudige beperking. Onderwijsbehandelvisie EMB De visie van waaruit wij onderwijs en revalidatiebehandeling aan deze groep leerlingen geven, sluit aan bij onze centrale visie. Voor deze doelgroep specificeren we hier de volgende aspecten: Leerling centraal Wij sluiten continu aan bij de belevingswereld van de leerling. Respect voor het kind als uniek individu vormt de basis bij het verlenen van onderwijs en revalidatiezorg. Naast de gemeenschappelijke kenmerken die kinderen hebben, verschillen zij van elkaar in beleving, subjectieve ervaring, biografie en culturele achtergrond. Deze verschillen erkennen we als belangrijke factoren bij het vaststellen van het onderwijs-/behandelplan samen met de ouders en het kind.
38
Vraaggericht en afgestemd Wij streven naar maximale participatie van de EMB-leerling in het dagelijks leven, maximale zeggenschap en een goede kwaliteit van leven. Daarbij zijn de beperkingen die de leerling en/of de ouders in het dagelijks leven ervaren en hun wensen en behoeften het vertrekpunt voor de behandeling. Team en ouders stellen een gezamenlijke teamdoelstelling vast en daarvan afgeleide disciplinedoelen. Er vindt regelmatige afstemming en bijstelling van de doelen plaats. De instemming van alle betrokkenen met het opgestelde onderwijsbehandelplan is essentieel. Het onderwijs-/revalidatieteam en de ouders dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het realiseren van het onderwijs- en behandelplan. De leerling is - binnen zijn mogelijkheden - actief. Opvoedingssituatie De leerling bevindt zich de gehele week op school, daardoor is er net als bij alle leerlingen sprake van een ‘opvoedingssituatie’. De opvoeding van een EMB-kind verloopt niet vanzelfsprekend en is niet altijd gemakkelijk. Door de ernst van de beperkingen is er veel specifieke deskundigheid nodig en zijn er veel mensen bij de opvoeding betrokken. Dat maakt op zichzelf de opvoeding ook ingewikkeld. Gedeelde en goed afgestemde verantwoordelijkheid is van groot belang. Het contact tussen ouders, school- en revalidatieteam is daarbij essentieel. De ouders zijn en blijven eindverantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. De opvoeding vormt het kader waarbinnen onderwijs en revalidatie van het kind plaatsvinden. Relationele behoeften Ernstig meervoudig beperkte kinderen hebben dezelfde relationele behoeften als nietbeperkte kinderen. Wij erkennen deze behoeften en bouwen met het kind een veilige, persoonlijke relatie op. In de omgang met deze kinderen leggen wij niet de nadruk op hun beperkingen maar op het vergroten van hun mogelijkheden. Centrale rol ouders Ouders hebben als consultvragers en eindverantwoordelijken voor hun kind een centrale rol. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat ouders kwetsbaar zijn in hun ouderschap, zeker wanneer het niet goed gaat met hun kind. Wanneer ouders hulp zoeken voor hun kind, stellen zij hun kind bloot aan onderzoek, begeleiding en behandeling, en daarbij kunnen zij het gevoel hebben ook zichzelf bloot te stellen in hun rol van ouder. Als ouder kan je diep geraakt zijn, wanneer je aangesproken wordt op je manier van opvoeden. Alle betrokken teamleden/professionals zijn zich hiervan bewust en benaderen ouders respectvol en zorgvuldig. Structuur en voorspelbaarheid In onze visie zijn structuur en voorspelbaarheid wezenlijke zaken in de dagelijkse omgang met deze leerlingen. In de herkenbare, vertrouwde omgeving zijn zij in staat om kleine stappen te zetten in hun ontwikkeling. Het gegeven dat zij het geleerde niet uit zichzelf toepassen in een nieuwe situatie, maakt dat wij de vertrouwde klassensituatie als uitgangspunt nemen van al ons handelen met deze kinderen. Dit betekent: Structuur in het dagprogramma (regelmaat en routine en rust). Structuur in benadering (herhaling en herkenbaarheid). Steeds de bekende, vertrouwde manier van benaderen door zoveel mogelijk dezelfde mensen, biedt mogelijkheden voor contact en communicatie. Structuur in communicatie (eenduidigheid). Structuur in ruimte (omgevingsprikkels). Deze kinderen maken zich vaardigheden eigen binnen de functionele situatie. Een herkenbare, veilige ruimte en herkenbare materialen, bieden de leerling vertrouwdheid om van daaruit initiatief te nemen. Het individueel behandelen in de functionele situatie (en dus binnen de belevingswereld van het kind) zal over het algemeen sneller leiden tot het zich eigen maken van de aangereikte vaardigheden. Individuele behandeling buiten de groep vindt plaats op indicatie.
39
Structuur in onderwijsaanbod (gedoseerd). Er is een smalle marge tussen stimulatie en overstimulatie. Wij letten op de signalen van overstimulatie die het kind geeft. Structuur in het aanleren van vaardigheden (‘stap voor stap’). Wij gaan ervan uit dat de ontwikkeling van het kind in kleine stapjes vorm krijgt, binnen een realistisch verwachtingspatroon.
Bij het werken met deze kinderen gaan we uit van groepsbehandeling op locatie Paramedische dienst (PMD) van het revalidatiecentrum en/of in de groep. Indien wenselijk geven we voor sommige leerlingen individueel therapie. Naast de wettelijk vereiste bevoegdheden volgt het personeel van de EMB-groepen specifieke scholing om optimaal te kunnen afstemmen op de EMB-leerlingen. Mogelijke specialisaties zijn: opleiding Speciaal Onderwijs scholing met betrekking tot speciale methodieken werkbezoeken bij KDC’s: ideeën opdoen over materialen, inrichting van de ruimte, verzorging en registratie werkbezoeken bij ZML-scholen.
3.2.2.5.. Vormgeving uitstroom uit VSO Bij plaatsing van een leerling op een van de (sub)afdelingen van het VSO, wordt het OPP en de verwachte uitstroombestemming vastgesteld in overleg met de ouders en de leerling. Elke (sub)afdeling heeft een uitgewerkt plan, waarin is aangegeven op welke wijze naar de uitstroombestemming wordt gewerkt. De interne en externe stages zijn daar een belangrijk onderdeel van. Binnen de school zijn stagecoördinatoren of een decaan die de leerlingen begeleiden bij de (soms tussentijdse) transitie van school naar arbeidsplek of vervolgopleiding. Hierbij wordt een transitiedocument samengesteld om de vervolginstelling met alle nodige informatie over de leerling te voorzien. Zij hebben een groot netwerk van stagebedrijven om voor elke leerling maatwerk te kunnen leveren. Er wordt veel samengewerkt met andere scholen voor speciaal onderwijs en regulier onderwijs. Binnen de school is het stage- en uitstroombeleid in het najaar van 2013 beschreven in een apart beleidsplan en in 2014 herzien. Dit is vastgesteld. Wij volgen de leerling nog twee jaar nadat deze de school verlaten heeft. In het kader van de veranderende wetgeving (WMO, participatiewet) wordt het transitieproces steeds beter in kaart gebracht en wordt ook in toenemende mate gezorgd voor een goede afstemming.
3.3. Verzameling gegevens en analyse t.o.v. het strategisch beleidsplan 3.3.1. Kerndoelendekkend aanbod 3.3.1.1. Afdeling SO Voor alle kernvakken worden moderne reguliere en ZML methoden gebruikt. Per ontwikkelingsperspectief heeft de afdeling dit uitgewerkt in een overzicht, waardoor helder is met welk leerstofaanbod gewerkt moet worden. Binnen de afdeling is ook helder over welke methodes men op dit moment minder tevreden is en waarvan in de aankomende jaren een afweging gemaakt zal worden of de thans gebruikte methoden de afdeling voldoende in staat stellen het strategische doel dat minstens 80 % van de populatie bij methodeonafhankelijke toetsen voldoende scoort overeenkomstig het vastgestelde ontwikkelingsperspectief en de daarbij behorende leerroute. Thans is dat nog niet het geval. Wij verwijzen graag naar hoofdstuk 3.3.2.1. Bij het bezoek van de onderwijsinspectie in het kader van een vierjaarlijks onderzoek op 18 februari 2014 merkte de onderwijsinspectie ten aanzien van de leergebiedoverstijgende doelen het volgende op: "Het aanbod van de school op het gebied van de leergebiedoverstijgende kerndoelen is niet duidelijk. Er is wel aanbod maar dit bestaat uit een diversiteit aan leermiddelen en lijkt per groep te verschillen. De leraren volgen de
40
ontwikkeling van de leerlingen niet systematisch en het is niet duidelijk waar in elke leerroute naartoe wordt gewerkt. De school heeft geen standaarden geformuleerd voor de (eind)opbrengsten op deze gebieden". Ook dit aspect zal in de aankomende jaren worden meegenomen in de beleidsontwikkeling. Dit levert de volgende ontwikkelpunten op voor de aankomende jaren: 1. Actualiseren en verbeteren van de rekenmethode (pluspunt) 2. Actualiseren en verbeteren van de schrijfmethode 3. Actualiseren en verbeteren van de technisch leesmethode 4. bepalen van beredeneerd aanbod voor de leergebiedoverstijgende vormingsgebieden en het bepalen van standaarden hiervoor 5. Goede afstemming tussen de verschillende deelpopulaties in de afdeling (ZML/SBO/PO) 6. Voor alle vakgebieden worden de arrangementen verder uitgewerkt (koppeling kerndoelen aan leerstofinhouden en (gestandaardiseerde) groepsplannen.
3.3.1.2. Afdeling VSO ZML/PrO Binnen de afdeling VSO heeft men zowel voor de leerstroom ZML als voor de leerstroom PRO de standaards uitgewerkt voor elk ontwikkelingsperspectief. Sinds begin van het schooljaar 2014-2015 wordt in de afdeling VSO ZML/PrO met het nieuwe groepsplan gewerkt. Kern van dit groepsplan zijn de arrangementskaarten, waarin per vak de volgende planning genoteerd wordt: - Namen van de leerlingen geclusterd in instructiegroepen naar leerjaar en niveau - Intensief, basis of verdiept arrangement - Het minimale beheersingsniveau aan het eind van het leerjaar (streefniveau) - De leerlijnen en tussendoelen - Materialen, middelen en leerstof - Methodiek en instructie - Lestijd. Bij dit groepsplan worden de volgende bijlagen toegevoegd: 1. Overzicht speciale onderwijsbehoeftes 2. Halfjaarlijkse planning (inhoudelijke planning per week) 3. Lesrooster. Het groepsplan wordt proactief plannend ingericht. In groepsplanbesprekingen wordt samen met de teamleider en LC leerkracht/ beleidsmedewerker gekeken of het plan werkt, of de leerlingen goed ingedeeld zijn en of het de leerkracht helpt bij het inrichten van de lessen. In de leerstroom VSO PrO wordt met methodes gewerkt om de tussendoelen en het beoogde streefniveau te behalen. In de leerstroom VSO ZML worden nog nauwelijks methodes gebruikt. Hieraan wordt op dit moment met veel inzet gewerkt. Er zijn vakgroepen gevormd die voor de invoering van nieuwe methodes zorgen. In het najaar van 2015 wordt er met pilots gestart, om de methodes te testen. In 2016 worden de nieuwe methodes geimplementeerd. De leerresultaten noteren we in het leerlingvolgsystheem. We werken met de herziene CED leerlijnen VSO. Dit doen we kerndoeldekkend op alle leergebieden: - AVO leergebieden: Nederlands mondelinge en schriftelijke taal en rekenen - Mens en maatsschappij - Mens, natuur en techniek - Creatieve expressie en culturele educatie - Leergebiedoverstijgend: leren leren - Voorbereiding op dagbesteding en arbeid - ICT.
41
3.3.1.3. Afdeling VSO-DGO In het afdelingsplan van de afdeling VMBO/HAVO /VWO wordt ten aanzien van de leerstofplanning en de eraan gekoppelde leerlijnen het volgende opgemerkt: " Voor de examenjaren zijn uiteraard de eindtermen VMBO/HAVO/VWO die gelden voor het regulier voortgezet onderwijs, van toepassing. De leerlingen moeten aan dezelfde eisen voldoen als leerlingen in het regulier onderwijs om een diploma te kunnen behalen. Bovendien is met ingang van 2014 de verplichte rekentoets (voor VMBO niveau 2F) ingevoerd. Veel van onze leerlingen komen binnen met een laag niveau op rekengebied (groep 5 of 6 basisonderwijs). Regelmatig is dit inherent aan de beperking die de leerling heeft. Op het lesrooster is daarom voor alle leerlingen het vak rekenvaardigheden ingevoerd. Ook de HAVO en VWO leerlingen krijgen een rekentoets (resp 3F en 4F) Kwaliteitsverbetering zal vooral op de domeinen ‘leerlingzorg’, ‘onderwijsaanbod’ en ‘kwaliteitszorg’ vormkrijgen. Voor deze domeinen zijn deelplannen gemaakt op basis van kwaliteitskaarten die gebaseerd zijn op het inspectiekader. Voor elk vak- en vormingsgebied bestaat een specifieke uitwerking. In de aankomende jaren zal via de toetsresultaten duidelijk moeten worden of het leerstofaanbod, afkomstig uit reguliere methoden voor het voortgezet onderwijs, voldoende aansluit bij de ontwikkelingsperspectieven van de leerlingen. Omdat de uitstroom via reguliere examens plaatsvindt, kunnen aan de hand van de uitstroomgegevens ook uitspraken gedaan worden over het wenselijke leerstofaanbod. In de afdeling DGO wordt veel gewerkt met digitale lesmethoden en er wordt op de HAVO/VWO gebruik gemaakt van virtuele docenten die eerste- dan wel tweedegraads bevoegd zijn. Dit wordt op school vormegegeven via het zogenaamde leerplein. In de praktijk merken we dat leerlingen naast dit werken op eigen niveau ook behoefte hebben om "samen" te leren en ook hebben zij behoefte aan gerichte (effectieve) instructies. Hierop zal de komende jaren een tweesporenbeleid ontwikkeld worden, waarbij naast het IVIO aanbod ook een direct instructieaanbod zal ontstaan. Daar waar nodig worden eigen docenten opgeleid tot een tweedegraads niveau. Daarnaast is er een LoopbaanOriëntatie en -Begeleidingsplan (LOB) ontwikkeld. Hieraan is een specifieke activiteitenplanning gekoppeld voor 2015 en 2016.
3.3.1.4. Afdeling EMB (SO en VSO) De leerlingen volgen de Plancius leerlijn en een enkeling CED ZML1-3 leerlijnen. Binnen de afdeling wordt onderzocht of er ook methodisch gewerkt kan worden aan cognitieve vaardigheden. Daarbij wordt op dit moment ervaring opgedaan met de methode Fototaal t.b.v. het leesonderwijs. Op termijn wordt dit aanbod wellicht verder verbreed.
3.3.2. (leer)opbrengsten De beste graadmeter voor de kwaliteit van het aangeboden onderwijs zijn de leeropbrengsten van de leerlingen. In alle afdelingen, met uitzondering van de afdelingen EMB SO en VO, zijn toetskalenders ingevoerd. Tweemaal per jaar wordt door middel van methode-onafhankelijke toetsen gemeten wat het effect van het onderwijs is geweest (In het VSO DGO gebeurt dit eenmaal per jaar). Deze resultaten worden gemonitord door de Commissie van Begeleiding. Eenmaal per jaar worden alle leeropbrengsten samengebracht in een aparte rapportage. Deze rapportage geeft een overzicht van de leerlingkenmerken van alle leerlingen en legt een relatie naar de gemeten leeropbrengsten en uitstroomgegevens. Deze rapportage geeft een indruk van de leerresultaten op schoolniveau. Deze wordt aangeboden aan het bestuur van De Kleine Prins. Op deze manier worden de leeropbrengsten op vier niveaus gemonitord, te weten op leerling-, afdelings-, school- en stichtingsniveau.
42
3.3.2.1. Inleiding op de sturing op opbrengsten In de vormgeving van de jaarcyclus staat de sturing op opbrengsten centraal. Nadat het OPP is vastgesteld start het onderwijs in de klas. Alle leerlingen zitten in een bepaalde leerstroom waarvoor gestandaardiseerde arrangementen zijn geformuleerd. Na een periode van werken wordt via een systeem van toetsing gekeken wat het rendement van het onderwijs is geweest. Waar nodig vindt bijstelling plaats. Daarna wordt via het CvB gevolgd wat de opbrengsten zijn op leerling-, groeps- en afdelingsniveau. Deze cyclus wordt jaarlijks tweemaal doorlopen. Door de cyclus op deze wijze in te richten wordt PDCA-proof gewerkt. In het schema hieronder wordt dit cyclische- en planmatige proces zichtbaar gemaakt
De leeropbrengsten van de leerlingen vormen het uitgangspunt van de sturing die de CvB heeft. Om aan te geven wie bij de verschillende overleggen aanwezig zijn vanuit school en revalidatiecentrum, wat het doel van de verschillende overleggen is alsook de frequentie waarin alle overleggen worden ingepland, is navolgend schema opgenomen waarin dit in beeld wordt gebracht.
Leerlingbespreking in het kader van OPP/ Mentorgesprek DGO
OPP bespreking
aanwezig Teamleider (zit voor) Gedragsdeskundige Leerkracht
Doel overleg Voortgang leerlingen onderwijskundig OGW onderwerpen voor CVB
frequentie 2 x per jaar
Teamleider (zit voor) Gedragsdeskundige LC-leerkracht Leerkracht
OPP berspreken
2 x per jaar
43
Groepsplanbespreking
Opbrengstbespreking
RTO (revalidatieteam overleg)
CVB: Toelating & OGW13
CVB: zorg
aanwezig Leerkracht Teamleider (zit voor) LC-leerkracht en/of Gedragsdeskundige Directeur Teamleider
Revalidatiearts (zit voor) Fysiotherapeut Logopedist Ergotherapeut Maatschappelijk werk Gedragsdeskundige Teamleider (school kan info aanleveren per mail) Directeur Schoolarts Teamleider Gedragsdeskundige14 Directeur Schoolarts Revalidatiearts Teamleider Gedragsdeskundige Maatschappelijk werk
Doel overleg Bijstellen van de groepsplannen Indeling niveaugroepen Evaluatie opbrengsten op groeps- en afdelingsniveau n.a.v. toetsweken Afleiden van beleidsthema's Voortgang leerlingen paramedisch Onderwerpen voor CvB
frequentie 2x per jaar
OPP vastleggen, aansturen op opbrengsten
1x per 5 weken per afdeling De NMA15 leerlingen zijn een apart team 1x per 5 weken per afdeling De NMA leerlingen zijn een apart team
Multidisciplinair bespreken en aansturen op belangrijke onderwerpen uit RTO en leerlingenbespreking
2 x per jaar
1 x per 3 weken
Hierboven werden de verschillende overlegvormen behandeld, alsook wie daarbij aanwezig zijn, wat de taakstelling alsook de frequentie van de overleggen zijn. De basis van de opbrengststuring wordt gevonden in de toetsgegevens van methode-onafhankelijke toetsen. In de toetskalender die in elke afdeling bestaat, wordt beschreven welke toetsen wanneer worden afgenomen.
De revalidatiearts levert een schriftelijke bijdrage ten aanzien van de revalidatieindicatie. Dus het dossier moet voor de besluitvorming standaard naar de revalidatiearts toe. 14 Bij NMA is de gedragsdeskundige van het revalidatiecentrum betrokken. 15 NMA staat voor neuroMusculaire Aandoeningen 13
44
In het schema hieronder kan het verband tussen toetsmomenten en overlegvormen worden afgeleid.
Aug Sept
Okt
SO Groepsplan gereed Groepsplanbespreking
VSO-ZML Groepsplan gereed Groepsplanbespreking
VSO-PRO Groepsplan gereed Groepsplanbespreking
VSO-DGO Groepsplan gereed Groepsplanbespreking
Leerlingbespreking
Leerlingbespreking mentorgesprek
Leerlingbespreking mentorgesprek
Leerlingbespreking
16
17
Nov Dec Jan
Toetsen Analyse en bijstellen OPP OP voor niet revalidant
Toetsen + Analyse Onderwijsverslag + portfolio
Rapport KSE-examens Toetsen18 + Analyse Onderwijsverslag + portfolio
Feb
Groepsplan opstellen Did. plan OPP bespreking Tussenevaluatie in CvB Kindrapport Opbrengstgesprek Gesprek ouders n.a.v. toetsen Leerlingbespreking
OPP bespreking Tussenevaluatie in CvB Bijstellen OPP Opbrengstgesprek Groepsplan bijstellen Gesprek ouders n.a.v. toetsen en OPP Groepsplanbespreking
OPP bespreking Tussenevaluatie in CvB Bijstellen OPP Opbrengstgesprek Groepsplan bijstellen Gesprek ouders n.a.v. toetsen en OPP Groepsplanbespreking
toetsen
VAS toetsen leerjaar 1-3 toetsen
Maart
April Mei
toetsen
EMB SO en VSO Groepsplan gereed Leerling bespreking en hulpplannen invent. Leerling- en groepsplan bespreking
KSE Examens OPP-evaluatie Groepsplanbesprekingen en leerlingbesprekingen Mentorgesprek
OPP bespreking Tussenevaluatie in CvB Groepsplannen bijgesteld. Oudergesprek
Leerlingen scoren in LVS, Analyse en bijstellen OPP, handhaven hulpplannen Opbrengstgesprek Kindrapport (SO)/Portfolio (VSO) OP voor niet revalidant Groepsplan bijstellen Voortgangsgesprek ouders (+ OP)
Rapport KSE-examens
Leerling- en groepsplanbespreking
Mentorgesprek OPP evaluatie in CvB Examens VMBO Rekentoets KSE-examens
Leerlingen scoren in LVS
Mentorgesprek voor het vaststellen van portfoliodoelen Mentorgesprek voor het vaststellen van portfoliodoelen 18 PrO bovenbouw verdiept arrangement volgt het Summatief Toetsrooster van MBO Amersfoort. Dit gebeurt verspreid over het schooljaar. 16 17
45
Juni
juli
SO Did. ll bespreking OPP evaluatie in CvB =>groepsplan kindrapport
Opbrengstgesprek Gesprek ouders n.a.v. toetsen
VSO-ZML OPP bespreking OPP evaluatie in CvB Gesprek ouders n.a.v. toetsen en OPP Vaststellen OPP Onderwijsverslag + portfolio Opbrengstgesprek.
VSO-PRO OPP bespreking OPP evaluatie in CvB Gesprek ouders n.a.v. toetsen en OPP Vaststellen OPP Onderwijsverslag + portfolio Opbrengstgespr ek
VSO-DGO Rapport met oudergesprek
Opbrengstgesprek Examens HAVO/VWO GroepsoverZicht gereed volgend schooljaar
EMB SO en VSO OPPbespreking, handhaven hulpplannen, OPP evaluatie in CVB Kindrapport (SO)/Portfolio (VSO) Opbrengstgesprek Bespreken OPP met ouders (vaststellen) OPP in CVB vaststellen
3.3.2.2. Systeem van de Commissie van begeleiding (CvB) De kern van de CvB bestaat uit twee delen. De CvB toelating die zich vooral richt op alles wat met toelating, monitoring van opbrengsten, advisering rondom uitstroom, vaststelling van het OPP e.d. te maken heeft. Daarnaast opereert een CvB zorg die vooral gericht is op advisering en ondersteuning bij ernstige zorgvragen of bij het kiezen van extra interventies die nodig zijn om de ontwikkeling van de leerling zo maximaal mogelijk te ondersteunen. Dit geldt ten aanzien van de ondersteuning van de ouders. Binnen de afdelingen van de school wordt de leerstof aangeboden passend bij OPP en leerstroom van de leerling. Binnen elke leerstroom wordt via methode-(on)afhankelijke toetsing en/of observatiegegevens tweemaal per jaar gekeken wat het effect van het aangeboden onderwijs is geweest. Deze leerresultaten worden via groepsplanbesprekingen en leerlingbesprekingen tussentijds gevolgd. Nadat de toetsen zijn afgenomen wordt in elke afdeling tweemaal per jaar (in het DGO is dat eenmaal per jaar) het OPP van de leerling vergeleken met de resultaten. De eerste keer is dit een tussenevaluatie, de tweede keer een eindevaluatie gericht op de voorbereiding van een hernieuwde vaststelling van het OPP. Daarbij wordt vanuit het strategisch beleid van De Kleine Prins met betrekking tot de uitstroom een kwaliteitspercentage van 90 % aangehouden en bij de doorstroom een percentage van 80 % van alle leerlingen op groeps- afdelings- en schoolniveau. Ten aanzien van de EMB groepen wordt de genoemde vergelijking niet gemaakt aan de hand van methode-onafhankelijke toetsen maar wel op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Van de leerlingen die in behandeling zijn bij het revalidatiecentrum worden gegevens verzameld via het onderwijsrevalidatieplan (ORP). Deze gegevens worden betrokken bij het opstellen van het OPP en worden tevens betrokken in de evaluatie. Mochten alle gegevens aanleiding geven tot een intensiever overleg met betrekking tot de noodzakelijke zorg of de aanpassingen die nodig zijn in de ondersteunende apparatuur (b.v. rolstoel of ondersteunende communicatie), dan kan op aanvraag door het CvB een Individueel revalidant overleg (IRO) worden aangevraagd. De resultaten van de IRO worden verder weer via de CvB gevolgd. In het schema op de volgende pagina wordt schematisch weergegeven hoe de CvB opereert, waarbij de relatie tussen school en centrum tot uitdrukking wordt gebracht.
46
school
revalidatiecentrum
leerlingbespreking Groepsplanbespreking Opbrengstbespreking
Revalidatieteam overleg (RTO/ORP)
CVB: Toelating & OGW
CVB zorg
Individueel revalidant overleg (IRO)
47
3.3.2.3. Organisatie en taken van de commissie van begeleiding Hieronder worden de taken van de commissie van begeleiding wat breder uitgewerkt. Aangetekend moet worden dat er niet twee verschillende commissies zijn. Er is één commissie die in wisselende samenstellingen vormgeeft aan haar taken. Wekelijks komt de CvB bijeen in een vergadering van anderhalf uur. In het eerste deel wordt de agenda van de CvB -toelating afgewerkt. In het tweede deel schuift de revalidatiearts en de maatschappelijk werkende aan voor de expliciete zorgadvisering. De vergaderingen worden wekelijks rondom een afdeling georganiseerd. in week 1: Afdeling SO in week 2: afdeling VSO ZML-PRO in week 3: Afdeling DGO in week 4: Afdeling EMB in week 5: CvB met betrekking tot leerlingen met Neuro Musculaire Aandoeningen (NMA). Hier is in principe de gedragsdeskundige van het revalidatiecentrum aanwezig. De gedragsdeskundige van het revalidatiecentrum voert de onderwijskundige taken uit die voortkomen uit de werkzaamheden van de CvB. Daarna herhaalt zich de cyclus. Elk schooljaar zijn er acht cycli. Taken van de Commissie van begeleiding - Toelating 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Toelatingsbeslissingen Vaststellen OPP Monitoren van de handelingsplanning Evaluatie verlaten school Plaatsing in tussenvoorzieningen Kwaliteitsbewaking leeropbrengsten en leerlingenzorg Ontwikkelen zorgbeleid school
Taken van de commissie van begeleiding – Zorg 1. 2. 3. 4. 5.
Ondersteuning en advisering bij ernstige problemen en/of zorgen Afstemming met ondersteunende instanties Advisering naar ouders Leveren input aan management m.b.t. zorgbeleid school Vraagstukken inzake verzuim
3.3.2.4. Het Ontwikkelingsperspectief (OPP) Het Ontwikkelingsperspectief wordt vastgesteld vanuit de volgende leerlingkenmerken: Leerrendement van de leerling: De streefdoelen afgezet tegen de ontwikkelingsresultaten van leerlingen in de vakgerichte leergebieden; schriftelijke taal, mondelinge taal, rekenen. De streefdoelen afgezet tegen resultaten van leerlingen in de vakoverstijgende leergebieden; leren-leren en sociaal emotionele ontwikkeling. Toetsgegevens IQ en intelligentieprofiel: Het IQ is niet doorslaggevend, maar is in combinatie met het leerrendement een meewegende factor. Zelfredzaamheid van de leerling: de begeleidingsintensiteit die de leerling nodig heeft in verschillende situaties sociale redzaamheid communicatieve redzaamheid.
48
Interesse en betrokkenheid van de leerling Vanuit deze factoren wordt eerst een voorlopig en vervolgens een definitief uitstroomperspectief beschreven. Voor alle afdelingen binnen de school wordt een gestandaardiseerd format gehanteerd voor het OPP. Dit format heeft koppelingen met het leerlingvolgsysteem (LVS) ook zijn er criteria geformuleerd voor vaststelling van het OPP. Deze zijn in een aparte beleidsnotitie uitgewerkt.
3.3.2.5. Monitors voor het volgen van de leerling Binnen de school worden uniforme formats gebruikt om de vorderingen van de leerlingen per groep in kaart te brengen. Nadat de leerling bij de CvB bekend is wordt deze ingebracht in specifieke monitors van de CvB. In deze monitor worden de leerlingen per OPP gerangschikt, waardoor snel duidelijk is als er bij veel leerlingen aanpassingen zijn van het OPP. Dit is namelijk een indicatie voor de onderwijskwaliteit die geboden is. De CvB kent een monitor voor in/doorstroom en ook een voor nazorg.
3.3.2.6.
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling SO
Binnen de afdeling SO heeft men al verschillende jaren ervaring in het opbrengstgericht werken. Voor alle kernvakken is men in staat opbrengstgegevens op leerling- en groepsniveau te genereren. Men kan deze afzetten tegen de strategisch wenselijke percentages.
3.3.2.7.
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling VSOPRO/ZML
In de afdeling VSO ZML-PRO zijn in april 2014 voor de eerste keer toetsen afgenomen. In januari 2015 is dit voor de tweede maal gebeurd. De ontdekking was dat veel leerlingen meer bleken te beheersen dan verwacht werd. Nu ook in deze afdeling het opbrengstgericht werken is ingevoerd samen met een toetskalender is de verwachting dat, zeker als het methodisch aanbod verder uitgewerkt wordt, de opbrengsten van de leerlingen zullen stijgen.
3.3.2.8.
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling VSODGO
In de afdeling VSO DGO heeft men ook al geruime tijd ervaring met het meten van leeropbrengsten. Hiertoe zijn ook voldoende methode-onafhankelijke als methodegebonden toetsen beschikbaar. Het is belangrijk dat binnen deze afdeling keuzes gemaakt worden met betrekking tot vakkenpakketten die wel of niet worden aangeboden. ook in de manier waarop het onderwijs wordt geboden moet nog een ontwikkeling worden doorgemaakt.
3.3.2.9
Specifieke ontwikkelingen t.a.v. opbrengsten in de afdeling EMB (SO en VSO)
In de EMB groepen is ongeveer 95 % van de leerlingen niet toetsbaar. Dat komt enerzijds doordat zij te maken hebben met ernstige mobiliteitsproblemen alsook met problemen in het communiceren. Ook is duidelijk dat de cognitieve ontwikkeling niet een eerste prioriteit heeft, al komt ook hiervoor steeds meer aandacht. In deze afdeling vormen observatiegegevens een erg belangrijke informatiebron om te beoordelen of een leerling een ontwikkeling heeft doorgemaakt.
3.3.2.10. Ontwikkelingen met betrekking tot het leerlingvolgsysteem Mytylschool De Trappenberg gebruikt LVS 2000 (van Datacare) als leerlingvolgsysteem (LVS). Datacare heeft kenbaar gemaakt dat over twee jaar gestopt wordt met dit LVS. In het
49
schooljaar 2013-2014 heeft De Kleine Prins deelgenomen aan een innovatietraject met betrekking tot het LVS. Hierin participeerden Datacare en een aantal scholen van de kennisgroep Speciaal, een samenwerkende groep mytylscholen. Beoogd was een nieuw LVS wat integraal voor alle deelpopulaties in het mytylonderwijs gebruikt kon worden. Dit nieuwe systeem heet LOGOS. In het najaar van 2014 is De Kleine Prins uit dit project gestapt. Het gevolg hiervan is dat langs een andere weg op termijn gekomen moet worden tot de keuze van een LVS. Dit moet in de planvorming voor de aankomende jaren worden meegenomen. De Kleine Prins ontwerpt nu samen met andere stichtingen een programma van eisen voor een LVS.
3.3.3. Uitstroomresultaten Ten behoeve van de uitstroom is een specifiek beleid beschreven. Dit is volledig in de praktijk geïmplementeerd.
3.3.3.1. algemene uitstroomgegevens op schoolniveau Sinds vorig schooljaar worden de uitstroomresultaten van Mytylschool De Trappenberg jaarlijks in kaart gebracht. Deze zijn ook voor het eerst gepubliceerd in de schoolgidsen voor SO en VSO. Hieronder een weergave van de uistroom van de afgelopen jaren:
3.3.3.2. Afdeling SO Uitgestroomde leerlingen naar Voortgezet (speciaal) onderwijs 2011-2012 10 2012-2013 15 2013-2014 9 Uitstroom naar geslacht: 2011-2012 Man 4 Vrouw 6
2012-2013 7 8
2013-2014 8 1
Uitstroom naar leeftijd: 2011-2012 11 jaar 12 jaar 5 13 jaar 5
2012-2013 1 7 7
2013-2014
2012-2013
2013-2014
2 7
Uistroom naar IQ: IQ ≤ 35 IQ = 36-55 IQ = 56-69 IQ = 70-79 IQ = 80-89 IQ = 90-119 IQ ≥ 120 IQ = onbekend
2011-2012 2 6 1 1
8 2 3
3 2 3 1
1 1
50
uitstroom naar uitstroomniveau: 2011-2012 VSO ZML zorggroep VSO ZML dagbesteding VSO ZML arbeid VSO mytyl EMB VSO mytyl ZML/MG Mytyl PRO Mytyl VMBO BBL/KBL Mytyl VMBO GL/TL Mytyl HAVO/VWO Zorgvoorziening/behandelvoorziening PRO VMBO BBL/KBL regulier (evt. met LWOO) VMBO GKL/TL regulier (evt. met LWOO) Brugklas HAVO/VWO regulier HAVO regulier
2012-2013
2013-2014
2 3 2 1 1
1 9 1 2
3
1
1
1
1 2 1
1
3.3.3.3. Afdeling VSO-PRO/ZML Hieronder worden de gegevens van het schooljaar 2013-2014 weergegeven. Over voorgaande jaren zijn geen uitstroomgegevens bijeen gebracht. Inmiddels is een uitstroommonitor ingericht. OPP Uitstroom B: dagbesteding(met een licht arbeidsmatig karakter) Uitstroom C: dagbeseding (met een arbeidsmatig karakter) Uitstroom D: dagbesteding (met een arbeidmatig karakter) Uitstroom D: arbeid (beschermde arbeid) Uitstroom E: arbeid (vrije bedrijf)
Aantal leerlingen 1
Gerealiseerde uitstroom 3
3
3
4
319
2
Itstroom F: Vervolgopleiding
220
3.3.3.4. Afdeling VSO-DGO Slagingspercentages VMBO: Slagingspercentage 2011-2012 VMBO TL 100 % KSE 90 %
19 20
Slagingspercentage 2012-2013 100 % 80 %
Slagingspercentage 2013-2014 100 % 80 %
Een leerling met uitstroom D: anders Twee leerlingen met uitstroom E zijn uitgestroomd naar uitstroom F: vervolgopleiding
51
Wiskunde
Nederlands
Engels
Biologie
Economie
Geschidenis
Aardrijkskunde
Rekenen
Maatschappijlee r
Niveau einduitstroom VMBO TL:
1
1
1
0
1
1
1
1
0
2
0
0
0
1
1
0
0
7
0
5
5
2
7
2
4
7
1
0
3
3
0
0
0
3
0
0
Totaal aantal uitgestroomde leerlingen op dit niveau voor dit vak Aantal leerlingen met een onvoldoende CE Aantal lerlingen met een CE cijfer tussen 5,5 en 7 Aantal leerlingen met een CE cijfer tussen 7,1 en hoger
Uitstroom KSE: (er zijn maar van een jaar gegevens bekend, omdat er voorheen nog geen uitstroom was) In schooljaar 2013-2014 zijn 2 leerlingen (conform OPP) uitgestroomd naar een MBO niveau 2 opleiding Uitstroom IVIO (HAVO en VWO): Er is nog geen uitstroom geweest.
3.3.3.4 Afdeling EMB (SO en VSO) Uit de afdeling EMB SPO is de laatste twee jaar geen uitstroom geweest. Voor de EMB VSO groepen zijn alle leerlingen in de afgelopen jaren uitgestroomd naar dagbesteding. In bijlage 4 staat een overzicht vanaf 2009 t/m 2014. Daarin is tevens een beeld opgenomen met betrekking tot de bestendiging.
3.3.4. Stimuleren van de veelzijdige ontwikkeling/de sociaal emotionele ontwikkeling 3.3.4.1. Inleiding Binnen Mytylschool De Trappenberg staat niet enkel en alleen de cognitieve ontwikkeling van elke leerling centraal. Er bestaat ook veel aandacht voor de sociaal emotionele ontwikkeling. Ten aanzien van het laatstgenoemde ontwikkelingsgebied is een meerjarig traject gestart met het doel te komen tot een goed onderwijsaanbod om de sociaal emotionele ontwikkeling te stimuleren. Op dit moment worden er binnen de school diverse methoden gebruikt, maar de manier waarop dat gebeurt vertoont te weinig een doorgaande lijn. De manier waarop het thema behandeld wordt, kan schematisch als volgt worden weergegeven:
52
SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELING BINNEN MYTYLSCHOOL DE TRAPPENBERG
VOLGEN STUREN PLANNEN
AANBOD (curriculair)
-
-
Leefstijl RESEVO (seksualiteit/relatie) Stip Pest(en) Burgerschapsaspecten De Vreedzame school Ervaar het maar De Vijfwijzer Uitlokkaarten/Plancius
-
-
SCOL (indicator)/SEO Registratie OPP (CvB) Handicapbeleving LVS: sociaalemotionele ontwikkeling) en voor ZML-sociale competenties Planmatig handelen Normering (Wannmeer is het goed, wanneer zijn we tevreden?) Plancius
SOCIAALEMOTIONELE ONTWIKKELING
-
VISIE + DOELEN
-
Autonomie (kunnen leerlingen zelf keuzes maken) Sociale kennis Sociale houding Sociale vaardigheden Verbinding met algemene visie school
53
Wij hebben onze visie ten aanzien van de sociaal emotionele ontwikkeling inmiddels verwoord.
3.3.4.2.Visie op de sociaal emotionele ontwikkeling In het opbrengstgericht werken staan niet alleen de leerprestaties op de verschillende vakgebieden centraal, maar ook de sociale opbrengsten. Onder sociale opbrengsten verstaan we het leren van sociale vaardigheden. Vaak wordt er gesproken over de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind. De sociale en de emotionele ontwikkeling zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar, maar verdienen apart aandacht. De sociale ontwikkeling omvat het begrip krijgen voor andere mensen en het ontwikkelen van positief gedrag ten opzichte van de medemens. Het kind leert omgangsregels en vaardigheden zoals samenwerken, conflicten oplossen, planmatig een taak aanpakken en zelfredzaamheid. Om de gevoelens van anderen goed te begrijpen is de eigen emotionele ontwikkeling van het kind belangrijk. Tijdens de emotionele ontwikkeling leert het kind eigen emoties te herkennen en hier adequaat mee om te gaan. Door het verwerven van sociale competenties worden de leerprestaties van de leerlingen bevorderd en wordt er bijgedragen aan een positief en sociaal veilig klimaat op school. Het leren van sociale vaardigheden is voor de populatie leerlingen van de mytylschool extra belangrijk. Uit onderzoek21 is namelijk gebleken dat bij kinderen met een beperking problemen in het sociaal-emotioneel functioneren frequent voorkomen. Deze problemen kunnen een verschillend accent hebben. Bij sommige kinderen liggen de problemen vooral op het gebied van het sociaal gedrag en de sociale cognitie, bij andere kinderen gaat het vooral om problemen op het gebied van emotionele expressie, het begrijpen van emoties en de regulatie ervan. Een groot deel van de leerlingen populatie is bekend met de diagnose cebrale parese (CP). Ook bij deze diagnosegroep komen emotionele- en gedragsproblemen vaker voor22. Oorzaken hiervan kunnen liggen in de neurologische afwijkingen, maar ook in de sociale context waarin het kind opgroeit. Neurologische afwijkingen kunnen voor problemen op het gebied van gedrag en emotieregulatie zorgen. In de sociale context krijgen kinderen met CP vaker te maken met teleurstellingen (niet mee kunnen doen met leeftijdsgenootjes) en met afwijzing. Deze kinderen, maar ook de kinderen die langdurig ziek zijn, hebben bovendien vaak minder de gelegenheid om met leeftijdsgenoten om te gaan door praktische oorzaken (door ziekte niet op school kunnen zijn, ver van school wonen en minder vaak kunnen afspreken etc. ). Ook de handicap beleving van kinderen vraagt expliciete aandacht. Elke ontwikkelingsfase brengt voor zowel het kind als zijn ouders een eigen rouwproces met zich mee. Dit geldt meestal ook voor kinderen met een progressieve spierziekte. Ondersteuning bij het verwerkingsproces is vaak noodzakelijk. Het kind moet zijn handicap een plek geven in zijn totale identiteit. Tot slot heeft een deel van de mytylschool leerlingen naast motorische en/of verstandelijke beperkingen ook een autisme spectrum stoornis. De sociaal emotionele ontwikkeling van deze kinderen vraagt vanzelfsprekend om een specifieke begeleiding. Wat is onze visie op sociale opbrengsten?Er bestaat een verbinding met onze centrale visie op leren. In dat verband kan verwezen worden naar hetgeen is opgemerkt in hoofdstuk 2 in het algemeen en in hoofdstuk 2.5. in het bijzonder. De Kleine Prins werkt vanuit kernwaarden: Passie Zorgvuldigheid Creativiteit Daadkracht Flexibiliteit.
21 22
(Ammerman, van Hasselt, Hersen & Moore, 1989) (Bröring- Starre, Verheijden, 2010)
54
Alle medewerkers op alle niveau’s in de organisatie worden gestimuleerd en aangespoord om vanuit deze kernwaarden te handelen en elkaar daarop aan te spreken. Het eigen gedrag van medewerkers geldt steeds als voorbeeld voor leerlingen. Wij zijn een school zijn met een veilig pedagogisch klimaat en een effectief pedagogischdidactisch zorgsysteem, waar leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en zich thuis voelen. Wij werken aan: De sociaal-emotionele ontwikkeling om sociaal competent gedrag en persoonlijk welbevinden te bevorderen. De werkhouding om leermotivatie, taakbeleving en taakgerichtheid te bevorderen. Dit doen we vanuit de waarden van de Mytylschool De Trappenberg: passend, praktisch en actief. Onder ‘passend’ wordt verstaan dat het onderwijsaanbod wordt afgestemd op de behoefte van de leerling. Niet alle kinderen met beperkingen ondervinden immers dezelfde problemen op het domein van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Het aspect ‘prakisch’ houdt in dit verband in dat ‘praten over’ meestal niet voldoende is. Een grote groep leerlingen (met name de leerlingen met een verstandelijke beperking) leert door te ervaren en door te doen. Het actief bezig zijn met sociale vaardigheden is een voorwaarde.
3.3.4.3.Volgen van de sociaal emotionele ontwikkeling Voor het volgen van de sociaal emotionele ontwikkeling zijn inmiddels enkele instrumenten in de markt gekomen. Binnen De Kleine Prins is gekozen om de SCOL in te voeren als volginstrument ten aanzien van de sociaal emotionele ontwikkeling. SCOL staat voor Sociale Competentie ObservatieLijst. Het is een leerlingvolgsysteem voor de sociale competentie(s). Dit instrument wordt in de eerste helft van 2015 voor het eerst schoolbreed afgenomen. De vervolgplanning van het plan van aanpak ten aanzien van de sociaal emotionele ontwikkeling is in de meerjarenplanning van de school opgenomen. Het is vooral gericht op het invoeren van methodieken die ons in staat stellen gericht, methodisch en planmatig te werken aan het ontwikkelen van sociale competenties bij alle leerlingen.
3.3.5. Optimale afstemming en overdracht naar vervolgopleiding, arbeid of dagbesteding De voorbereiding op de uitstroom naar vervolgopleiding, arbeid of dagbesteding wordt binnen Mytylschool De Trappenberg vormgegeven via stages. Het stagebeleid is vastgelegd in een daarop toegespitste notitie. Deze notitie geeft een breed beeld van de wijze waarop de stages vormgegeven zijn, wie ten aanzien van de stages waarvoor verantwoordelijk is, welke instrumenten ten behoeve van het volgen van een stage gehanteerd worden en wat de verwachtingen van de stageinstellingen en de VSO school zijn. In het kader van de kwaliteitswetgeving VSO wordt eveneens beschreven dat de school een nazorgverplichting kent van twee jaren. Via de Commissie van Begeleiding zullen monitoren wij dit nadrukkelijk omdat de onderwijsinspectie ook "bestendiging" als kwaliteitsindicator heeft geïntroduceerd. Hierbij zal Mytylschool De Trappenberg kwantitatief moeten aantonen welk percentage van de leerlingen 2 jaar na het verlaten van de school nog steeds op de gerealiseerde uitstroombestemming aanwezig is. Binnen het uitstroombeleid wordt hier op dit moment al rekening mee gehouden.
3.3.6. de zorgstructuur is optimaal ontwikkeld Binnen Mytylschool De Trappenberg is de leerlingenzorgstructuur in een aparte notitie beschreven. Deze wordt regelmatig geactualiseerd. De leerlingenzorgstructuur is direct gekoppeld aan de kwaliteitszorg binnen de school. In dit verband ligt er een sterke koppeling met hoofdstuk 4.2.1. waar de kwaliteitszorg beschreven staat.
55
De leerlingenzorgstructuur wordt ook beschreven binnen het beleid rondom de Commissie van Begeleiding. Onderdeel daarvan is welke besprekingscycli in de school voorkomen. Denk daarbij aan de vergadering van de Commissie van Begeleiding, de leerlingenbespreking, de rapportvergaderingen, de opbrengstgerichte leerlingenbespreking, de rapporten en rapportenavonden en de verzuimregistratie. In de uitwerking van kwaliteitsbeleid en zorgstructuur is aandacht besteed aan de manier waarop de samenwerking met het revalidatiecentrum en andere externe organisaties vormgegeven is maar ook bijvoorbeeld aan de manier waarop de zorg ondersteunend aan het onderwijs ingezet wordt. Denk hierbij aan taken en rollen van bijvoorbeeld klassenassistenten, therapeuten, orthopedagoog en schoolverpleegkundigen.
3.3.7. Schoolondersteuningsprofiel Gezien het grote aantal samenwerkingsverbanden passend onderwijs die leverancier zijn van leerlingen voor Mytylschool De Trappenberg is het niet mogelijk om voor elk samenwerkingsverband een apart schoolondersteuningsprofiel te schrijven. Binnen De Kleine Prins is één schoolondersteuningsprofiel geschreven voor het SO en één voor het VSO in 2012. In april 2014 zijn beide schoolondersteuningsprofielen geactualiseerd en opnieuw vastgesteld. De gevolgen van passend onderwijs voor Mytylschool De Trappenberg zijn nog moeilijk in te schatten. De verwachting is dat door passend onderwijs het leerlingenaantal iets zal dalen. Dat is echter meer gebaseerd op de algemene verwachting dat door passend onderwijs de zorgbreedte in het regulier primair- en voortgezet onderwijs zal toenemen. Voor een grote groep leerlingen zal echter aangepast LG, LG/MG en/of LZK onderwijs noodzakelijk blijven in het aanbod.
3.3.8. ICT beleid 3.3.8.1. Inleiding: Strategische visie op ICT23 In Mytylschool De Trappenberg van de toekomst zal informatie- en communicatietechnologie (ICT) een belangrijke rol spelen. Om die reden zal de school blijven investeren in ICT. Uitgangspunt hierbij is dat ICT een hulpmiddel is om de onderwijskwaliteit te verhogen. Daarnaast wordt ICT ingezet voor vele andere beleidsvelden, zoals interne en externe communicatie, administratieve organisatie, leerlingvolgsystemen en kengetallen. Het ICT-beleid is daarom uitgewerkt vanuit zes uitgangspunten, waarvan de eerste vijf zijn afgeleid van de missie van onze organisatie: 1. De ouder is samenwerkingspartner in onderwijs en opvoeding. Ouders bepalen voor het grootste deel de toekomst van hun kind. De leerling maakt gebruik van allerlei voorzieningen op het terrein van onderwijs, zorg, wonen, vrije tijd enz. De school bereidt de leerling voor op de toekomst: leren, werken, wonen, vrije tijd enz. 2. De school is een netwerkorganisatie. De school heeft diverse samenwerkingsrelaties met allerlei organisaties die iets kunnen bieden op de terreinen genoemd onder 1: revalidatiecentra, zorgverleners, andere scholen voor voortgezet onderwijs, vervolgvoorzieningen- en opleidingen, ouderorganisaties enz. 3. Leerlingen worden op de toekomst voorbereid. Al het onderwijs is gericht op wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. 4. Kwaliteit en de kritische blik op eigen handelen staan hoog in het vaandel. Het is de vraag of we voldoende flexibel blijven als medewerkers én organisatie.
23
Bron: Strategisch Beleidsplan 2013-2017 van Stichting De Kleine Prins
56
5. Op een planmatige wijze zorgen voor borging, verdieping en verspreiding van de aanwezige expertise. Hiermee wordt bedoeld dat er gewerkt wordt volgens een plan. 6. ‘Het’ moet het gewoon doen! Dat wil zeggen ICT is net zo vanzelfsprekend als water uit de kraan en stroom uit het stopcontact. Op deze manier volgt ICT de beleidsmatige kant van de school en faciliteert het de bedrijfsdoelstellingen. In het ICT-beleidsplan 2010 - 2015 is beschreven over welke faciliteiten Mytylschool De Trappenberg idealiter over vijf jaar moet beschikken. Bij het vaststellen van de gewenste ICT-infrastructuur spelen de volgende aspecten een rol: processen informatie gegevensverzamelingen (databases) informatiesystemen en applicaties technische infrastructuur (computersystemen, netwerken) organisatie/aansturing (wie is waarvoor verantwoordelijk) beheerorganisatie: wie doet wat en hoe worden bijvoorbeeld externe leveranciers aangestuurd. Deze centrale doelstelling willen we bereiken door het realiseren van de volgende opbrengsten: Mytylschool De Trappenberg heeft ICT een prominente plek gegeven in de school en geïntegreerd in het onderwijsconcept. ICT werkt als een nutsvoorziening. Zowel de hardware als de software voorzieningen binnen Mytylschool De Trappenberg zijn op niveau conform het ICT beleidsplan 2010 - 2015. ICT als methodisch onderwijsondersteunend hulpmiddel is in het onderwijs geïntegreerd. Gebruikersvertegenwoordigers (leraar met taak ICT) worden extra gefaciliteerd. De gebruikersvertegenwoordigers overleggen periodiek met elkaar in Special Interest Groups (SIG’s). Binnen Mytylschool De Trappenberg is dit vormgegeven in de Projectgroep ICT De Trappenberg. Deze is in april 2015 van start gegaan. Onderwerpen die aanbod kunnen komen in deze groepen zijn: leerlingvolgsysteem, digitaal leren, digitale hulpmiddelen en toegankelijkheid. Er wordt een ICT-competentieprofiel opgesteld om medewerkers optimaal te kunnen scholen. Leerlingen die Mytylschool De Trappenberg verlaten zijn voorbereid op de 21ste eeuw Leerlingen van Mytylschool De Trappeberg groeien op in de 21 ste eeuw en maken gebruik van allerhande ‘ICT-tools’ en technologie: internet, social media, smartphones, tablets etc. Tevens is er sprake van een sterk mate van globalisering, ‘the world is a village’. Onder invloed van bovenstaande ontwikkelingen is de samenleving behoorlijk veranderd. Om hier op voorbereid te zijn, is er behoefte aan andere competenties dan voorheen. Dit vraagt om een andere manier van onderwijs en de vraag die we ons moeten stellen is: ‘hoe worden onze leerlingen succesvol in de 21e eeuw?’ De 21th century skills zijn te herleiden tot de volgende competenties: samenwerken probleemoplossend vermogen ict-geletterdheid creativiteit kritisch denken communiceren sociale en culturele vaardigheden.
57
Welke sociale en culturele vaardigheden worden bedoeld? Samenwerken In onze netwerksamenleving is alles met elkaar verbonden is. Er zijn steeds meer digitale middelen om (ook op afstand) met elkaar samen te werken. Denk aan smartphones en sociale media (Facebook, Snapchat, Twitter, LinkedIn). Probleemoplossend vermogen In onze netwerksamenleving is denken en doen steeds meer met elkaar verbonden. Voorheen werd er voor je gedacht en was deze vaardigheid slechts voor bepaalde groepen. Nu hangt succes af van je vaardigheid hierin, ieder op zijn eigen niveau. Ict-geletterdheid Vaardigheden om effectief en efficiënt gebruik te maken van technologie. Hierin komen ‘technologische geletterdheid’ en ‘informatievaardigheden’ samen. Creativiteit De vaardigheid creativiteit wordt belangrijker omdat kennis minder onderscheidend is (informatie/kennis is vrij beschikbaar via internet). Het gaat dus minder om de kennis die we bezitten maar meer om de vaardigheid om deze kennis succesvol in te zetten. Kritisch denken De vaardigheid om onafhankelijk van anderen een eigen visie of onderbouwde mening te formuleren wordt steeds belangrijker. Met name het aanbod van een grote hoeveelheid aan beschikbare informatie maakt dat we moeten leren bepalen wat waar is en wat niet. Communiceren De vaardigheid om effectief en efficiënt een boodschap over te brengen en te ontvangen verandert. Door technologie verliezen we een groot deel van de oorspronkelijke communicatie. Inhoud blijft over maar toon en non-verbaal verdwijnen door technologie. Dit gemis moet anderszins gecompenseerd worden. Technologie zorgt ervoor dat ons bereik steeds groter wordt. We kunnen communiceren (en publiceren) met de hele wereld, We moeten ons bewust zijn van de implicaties. Veel communicatie gaat naar iedereen met iedereen. Hoe volg je gesprekken als iedereen tegelijkertijd ‘praat’? Sociale en culturele vaardigheden We zijn in staat om met mensen van verschillende etnische, sociale, organisatorische en politieke achtergrond effectief samen te leren, werken en te leven. Onze netwerksamenleving brengt veel diversiteit met zich mee. Organisatorische- en landsgrenzen verdwijnen. De Kleine Prins brengt kennis, kunde en vaardigheden in de ‘Cloud’ en biedt onderwijs voor zijn leerlingen, anytime, anyplace, anywhere’. Het werken in de ‘Cloud’, het via internet op aanvraag beschikbaar stellen van hardware, software en gegevens, biedt grote kansen voor ons onderwijs. Voor het ontwikkelen van een toekomstbestendige digitale leeromgeving, die passend onderwijs mogelijk maakt, wordt onderwijs in de ‘Cloud’ ingezet. Deze leeromgeving zal moeten aansluiten bij de behoeften van leerlingen, ouders en leerkrachten. Op een rijtje: Een degelijke ondersteuning van het leer/ontwikkelproces. De inhoud wordt aangeboden in een didactische samenhang.
58
De didactische concepten zorgen voor een goede aansluiting bij bestaande methoden en curricula. De leerkracht zal daarbij de rol van arrangeur krijgen. Een modulair opgebouwd aanbod van digitaal lesmateriaal. Door te zorgen voor geborgd onderhoud en garanties op beschikbaarheid van het digitale lesmateriaal kunnen we voorzien in een duurzame ontwikkeling van digitale behoeften. Continuïteit door voldoende schaalgrootte, zodat ook de ICT-technische stabiliteit en duurzaamheid gewaarborgd zijn. Geen aparte, niet doordachte, losse interfaces meer. Leveranciers moeten in de praktijk werkende standaarden leveren.
3.3.8.2. Vormgeving ICT binnen de school Binnen Mytylschool De Trappenberg speelt ICT een belangrijke ondersteunende rol. Wij gebruiken een digitaal leerlingvolgsysteem (LVS 2000 van Datacare). Binnen de afdeling VSO DGO werken alle leerlingen binnen een elektronische leeromgeving (IVIO@School en DKPCloud (Cloudwise)). In de EMB VSO groepen wordt veel gewerkt via IPads. In veel groepen hebben digiborden het klassieke schoolbord vervangen. De leerlingadministratie is geheel gedigitaliseerd en heeft een koppeling met BRON. Daarnaast is ICT een vak dat in het VSO gegeven wordt. De doelstellingen liggen daarbij op het ICT vaardig maken van de leerlingen. Hierbij staan de modules van het Europees Computer Drivers License (Office pakket) centraal. Vanuit het bestuursbureau wordt de school ondersteund door de afdeling ICT. De rol van deze afdeling is vooral toegespitst op een goed werkende ICT infrastrauctuur. Onderzoek in het najaar van 2014 heeft aan het licht gebracht dat ten aanzien van deze technische ondersteuning nog ontwikkeling valt door te maken. inmiddels is een beleidsplan ICT opgesteld wat erin voorziet dat dit op korte termijn verbeteren zal. Coördinatie hiervan verloopt via een Projectgroep ICT die op stichtingsniveau actief is. Op termijn wordt dezxe wellicht omgevormd naar een stuurgroep ICT. Om binnen de school goede verbindingen te leggen met ICT als ondersteuning is in het voorjaar van 2015 op schoolniveau een projectgroep ICT ingericht. Deze projectgroep is gericht om ICT projecten die op schoolniveau worden uitgezet goed te coördineren. Lopende projecten op ICT gebied zijn: Aanschaf en implementatie van chromebooks in het VSO ZML/PRO (voor de leerlingen die de motorische- en cognitieve vaardigheid hebben om hiermee te werken) en voor vrijwel alle leerlingen uit de afdeling VSO DGO; Implementeren van IPads in het VSO EMB en VSO ZML; Uitbreiding gebruik van de digitale methodes Instruct en ABC digitaal; Werken met digiborden in de afdeling SO. In voorbereiding zijn: Aanschaf en implementatie van een nieuw digitaal LVS. Dit is noodzakelijk omdat LVS 2000 (Datacare)binnen afzienbare tijd niet meer ondersteund zal worden; Overschakeling op een digitaal leerlingenarchief; Aansluiting op het elektronisch patiëntendossier van het revalidatiecentrum; Onderzoek naar digitaal aangeboden methodieken voor Nederlands en rekenen/wiskunde voor het VSO ZML/PRO; Verdere versterking van digitaal lesmateriaal in alle afdelingen (inmiddels worden ongeveer 40 educatieve softwarepakketten gebruikt).
59
Hetgeen hierboven is geschetst rondom ICT is in hoge mate in ontwikkeling. Daarmee is niet alles wat geschetst is ook al realiteit. Samen met de afdeling ICT op stichtingsniveau willen we wel ICT op dit niveau in de school realiseren.
3.3.9. Burgerschap Kijkend naar het strategisch beleid van De Kleine Prins wordt ten aanzien van het vak burgerschap het volgende opgemerkt24: "Alle leerlingen die ingeschreven staan bij stichting De Kleine Prins zijn behalve leerling ook burger. Burger zijn impliceert dat onze leerlingen moeten leren hoe men zich als burger gedraagt; welke rollen en verantwoordelijkheden daarbij horen, maar ook welke processen daarbij een rol spelen”. Ook vanuit het wettelijk kader rust er een verplichting dat alle scholen per 1 augustus 2013 het vak burgerschap op een systematische- en methodische manier hebben opgenomen in het onderwijsaanbod. Binnen Mytylschool De Trappenberg worden onderdelen van burgerschap via algemene methoden behandeld. In het VSO ZML/PrO wordt aan de specifieke doelen van Burgerschap gewerkt in het vak Maatschappijleer (leerjaar 1-4) en Oriëntatie op Burgerschap (leerjaar 5 en 6) In de overige afdelingen is er momenteel nog geen sprake van een consistent geheel. Omdat de school momenteel een grote kwaliteitsslag maakt ten aanzien van opbrengstgericht werken zijn voor de korte termijn andere prioriteiten gesteld. Dit houdt in dat de verdere uitwerking van het vak burgerschap ingepland staat voor de schooljaren 2017-2018 en 2018-2019.
3.4. Keuze van veranderingsthema's voor de periode 2015-2019 Samengevat uit het voorgaande leiden we voor de aankomende jaren de hierna beschreven keuze van veranderingsthema's af: Op afdelingsniveau: Voor de afdeling SO 1. Verder uitwerken van de arrangementen Voor alle standaarden zijn de streefniveaus aangepast en de arrangementskaarten volledig gemaakt. Dit is verwerkt in bouwplannen. 2. Realiseren van een kerndoelendekkend aanbod: actualiseren en verbeteren van de rekenmethode (pluspunt) actualiseren en verbeteren van de schrijf- methode actualiseren en verbeteren van de technisch leesmethode Bepalen van een methodisch leerstofaanbod voor de leergebiedoverstijgende vakken. Goede afstemming tussen de verschillende deelpopulaties in de afdeling (ZML/SBO/PO);
Binnen de afdeling wil men voor het vak bewegingsonderwijs een goede koppeling realiseren aan de leerlijnen.
3. Binnen de afdeling SO wil men adequaat kunnen inspringen op moeilijk verstaanbaar gedrag en/of met gedrag wat voortkomt uit een laag sociaal emotioneel niveau.
24
Bron: Strategisch Beleidsplan 2013-2017 van Stichting De Kleine Prins
60
Voor de afdeling VSO-PRO/ZML 1. De afdeling voert een plancyclus in ten behoeve van het opbrengstgericht werken bestaande uit: Gestandaardiseerde arrangementen voor elke leerroute Een toetskalender voor alle algemeen vormende vakken Groepsplan- en leerlingenbesprekingen 2. Realiseren van een kerndoelendekkend aanbod: Er wordt een beredeneerd methodisch lesaanbod gekozen voor het vak rekenen/wiskunde idem voor Taal – lezen (technisch- en begrijpend lezen) en mondeling taalgebruik idem voor schriftelijk taalgebruik en spellen 3.
De afdeling VSO-ZML/PRO beschrijft haar werkwijzen in een afdelingsplan en relateert dit aan de leerlingenkenmerken, de randvoorwaarden voor het onderwijs en de groepsverdeling alsook aan haar visie op onderwijzen en opvoeden volgens een tevoren vastgesteld format.
4.
Met betrekking tot arbeidstoeleiding bereidt de afdeling de leerlingen zo optimaal mogelijk voor op een goede plek op de arbeidsmarkt, de sociale werkvoorziening of naar de dagactiviteitencentra, passend bij de mogelijkheden die het nieuwe wettelijk (zorg)kader na 1 januari 2015 mogelijk maakt.
Voor de afdeling VSO-DGO 1. De afdeling VSO-DGO herijkt haar leerroutes VMBO en HAVO/VWO, bepaalt welke profielen en vakken daarbinnen worden aangeboden. De uitwerking vindt plaats in een strategisch plan DGO. 2.
De afdeling VSO-DGO heroverweegt de werkwijze en zoekt daarbij naar een nieuwe balans tussen leren in een elektronische leeromgeving en coöperatieve traditionele vormen van lesgeven.
3.
De afdeling VSO-DGO heeft de toetskalender volledig geïmplementeerd en kan de leerresultaten planmatig analyseren en bespreken en dit leidt tot efficiënte bijstelling van het OPP.
4.
Binnen de afdeling DGO is het levensloopprogramma (LOB) uitgewerkt in databases en lessenseries. Deze zijn gekoppeld aan concrete leerlijnen en zijn gekoppeld aan de OPP.
5.
Binnen de afdeling DGO is het vak rekenen (expliciet gericht op de rekenvaardigheden) minimaal op het niveau wat bij de OPP van de leerlingen verwacht mag worden.
Voor de afdeling EMB (SO en VSO) 1. De afdeling EMB herijkt haar leerroutes en beschrijft arrangementen volgens de Plancius leerlijnen. 2.
De afdeling EMB werkt haar LVS om door daar gerichte vragenlijsten voor ouders en therapeuten aan toe te voegen om zo goed als mogelijk is aan te sluiten bij de ontwikkelingsmogelijkheden van de leerlingen
3.
De afdeling EMB onderzoekt of er lesmethoden voorhanden zijn om ook de cognitieve ontwikkeling zo maximaal mogelijk te stimuleren, b.v. voor technisch lezen: Fototaal.
61
Overige onderwijskundige veranderingsthema's op schoolniveau: 1. Werken aan orthodidactische leerkrachtvaardigheden, waarbij het kunnen hanteren van het effectieve directe instructiemodel (IGDI) als eerste gekozen wordt. 2. Omgaan met (lichte) cluster 4 problematiek. 3. Actualiseren van het zorgbeleid en kwaliteitsbeleid (Hoofdstuk 4.2.1.). 4. ICT, uitwerking van de strategische ICT opbrengsten, diverse projecten. 5. Uitwerken van een beredeneerd aanbod voor de sociaal emotionele ontwikkeling. 6. Uitwerking van het vak burgerschap. 7. De school maximaliseert de mogelijkheden van de leerlingen om zelf invloed uit te oefenen op hun leerproces, waarbij hun eigen leerwensen meegenomen worden. 8. Keuze en implementatie van een nieuw leerlingvolgsysteem (in afstemming met de andere scholen binnen De Kleine Prins). In hoofdstuk 9 van dit schoolplan is een meerjarenplanning van de thema's opgenomen.
62
4. Organisatie: Sterke positie in 2017 4.1. Organisatie 4.1.1. Stichtingsniveau Mytylschool De Trappenberg ressorteert onder het bevoegd gezag van De Kleine Prins. Behalve Mytylschool De Trappenberg ressorteren daaronder eveneens Mytylschool Ariane de Ranitz SO, Mytylschool Ariane de Ranitz VSO, Utrechtse buitenschool De Schans (allen in Utrecht) en een dienst Ambulante Dienstverlening. De scholen en de Ambulante Dienstverlening worden aangestuurd door directeuren. Alle scholen en diensten worden ondersteund door een bestuursbureau, dat in Baarn gevestigd is. Binnen het bestuursbureau ressorteren drie diensten te weten financiële zaken, personeelszaken en ICT. Alle diensten worden geleid door een hoofd van dienst. De directeuren en de hoofden van dienst vormen samen met de voorzitter college van bestuur het managementteam van de stichting, ookwel het MT DKP genoemd. De gekozen directiestructuur zal de aankomende jaren gaan veranderen. De belangrijkste reden hiervoor is dat SO en VSO, die beiden nu nog vallen onder de wet op de Expertisecentra (WEC) en de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) ontvlochten zullen worden, waarbij het SO blijft vallen onder de WPO, maar het VSO komt te vallen onder de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Het college van bestuur zal daarom op termijn kiezen om met sectordirecteuren SO en VSO te gaan werken. Niet duidelijk is het moment waarop deze nieuwe structuur wordt ingevoerd.
4.1.2. Schoolniveau Sinds maart 2014 wordt Mytylschool De Trappenberg aangestuurd door een interim directeur. Het bestuur heeft in de afgelopen tijd eerst onderzoek uitgevoerd naar de meest wenselijke directiestructuur (zie hoofdstuk 4.1.1.) en in afwachting daarvan gewacht met een definitieve invulling. Nu duidelijk is geworden dat een nieuwe structuur pas op termijn wordt ingevoerd, zal medio zomer 2015 een nieuwe directeur geworven worden. Mytylschool De Trappenberg heeft gekozen om de leerlingen te verdelen in twee afdelingen, namelijk SO en VSO. De onderwijsinspectie onderscheidt deze beide afdelingen ook op dezelfde wijze. Organisatorisch echter is de afdeling VSO verdeeld in twee afdelingen: de afdeling VSO ZML/PRO en de afdeling VSO DGO. Ten aanzien van de ernstig meervoudige beperkte leerlingen (EMB) is ervoor gekozen om de SO- en de VSO groepen binnen een afdeling onder te brengen. Dit laatste aspect is ingegaan op 1 augustus 2014. Dit is experimenteel ingevoerd en zal per 1 augustus 2015 definitief worden. Elke afdeling heeft een teamleider. Op dit moment heeft de afdeling EMB SO en VSO nog een LC leerkracht als coördinator. Bij het definitief worden van de structuur zal ook voor deze afdeling een teamleider benoemd worden. De directeur vormt samen met de teamleiders en de LC leerkracht van de EMB groepen het managementteam van de school. De teamleiders zijn integraal verantwoordelijk (onderwijs, zorg en personeelsbeleid) voor de eigen afdeling en het team waar ze leiding aan geven. Een team bestaat uit alle medewerkers die werken op een afdeling. Uitzondering hierop zijn de vakleerkrachten. Zij zijn organisatorisch ondergebracht bij de teamleider van het VSO DGO team. Dit is gedaan om de span of control zo eerlijk mogelijk te verdelen over alle teamleiders.
63
De directeur geeft operationeel leiding aan de secretariaatsmedewerkers, de conciërges en de schoolverpleegkundigen. Voor het organogram verwijzen we naar bijlage 1. Ten behoeve van de schoolontwikkeling in het algemeen zijn er momenteel in alle afdelingen LC leerkrachten benoemd. Zij houden zich respectievelijk bezig met: Kwaliteitsontwikkeling Opbrengstgericht werken Beleidsondersteuning.
4.1.3. Samenwerkingspartners 4.1.3.1. Revalidatiecentrum Merem De Trappenberg Een zeer belangrijke samenwerkingspartner van de mytylschool is het revalidatiecentrum. Dit is op dezelfde locatie gevestigd en er wordt intensief aan de revalidatie van veel leerlingen gewerkt. Het werk van de revalidatieartsen alsook van andere paramedische diensten, waaronder fysiotherapie, ergotherapie en logopedie is onderdeel van de "Een kind, een plan" gedachte, EKEP. Centraal samenwerkingsdocument is het onderwijs revalidatie plan (ORP). Binnenkort zal het electronisch patiëntendossier (EPD) zijn intrede doen. De samenwerking vraagt om afstemming op basis van onderling vertrouwen, respect voor de verschillen tussen elkaars wereld en de intrinsieke wil om de samenwerking zo optimaal mogelijk te realiseren in het gezamenlijke belang van onze leerlingen. In het verleden waren school en revalidatiecentrum één wereld. Verschillen in wettelijk kader, cultuur, financiële mogelijkheden en werkwijzen hebben zichtbaar gemaakt dat beide organisaties losser van elkaar moesten opereren. Inhoudelijk was dat wenselijk. Uit de gesprekken die met het management en directie van het revalidatiecentrum gevoerd zijn bleek, dat de volgende inhoudelijke thema's in goede samenwerking moeten worden uitgewerkt: 1. Door de veranderingen in de (onderwijs) wetgeving is zichtbaar dat er een nieuwe populatie binnen de mytyslschool voorkomt. Dit is een populatie leerlingen met met name psychosociale problematiek die (vaak na langdurig thuiszitten) met in de meeste gevallen een LZ indicatie (categorie 1) onderwijs ontvangt zonder dat het revalidatiecentrum hier werkzaam voor is en dus ook geen vergoedingen ontvangt. Het revalidatiecentrum wil enerzijds afstemmen in hoeverre deze populatie nog binnen de EKEP visie begeleid moet worden en als afgeleide daarvan ook hoe de (met name paramedische) begeleiding van deze populatie vormgegeven moet worden; 2. Op dit moment vinden vele overlegvormen plaats tussen school en centrum. Tijdens een studiedag die in februari 2015 is gehouden waaraan zowel school als revalidatiecentrum deelnamen, is gebleken dat er vele wensen zijn om het contact maar ook de kwaliteit van samenwerken verder te verbeteren. Dit wordt aankomende tijd verder uitgewerkt en er zal een plan van aanpak ontwikkeld worden. 3. Het revalidatiecentrum heeft kenbaar gemaakt dat zij ten aanzien van de medische hulpmiddelen over wil stappen tot een nieuwe structuur, waarbij de bewuste hulpmiddelen meer ingehuurd dan gekocht worden. Hier spelen financiële argumenten enerzijds een rol alsook dat straks na nieuwbouw geen ruimte meer aanwezig is om alles zelf op te slaan en/of te onderhouden. 4. School en centrum ontwikkelen samen het nieuw te vormen kinderexpertisecentrum (KEC). Hierover vindt nu al veel overleg plaats. De directie is daarbij vanuit De Trappenberg betrokken. Enerzijds kent dit een bouwkundige component (Waar moet het nieuwe gebouw bouwtechnisch aan voldoen om een KEC te zijn?) maar ook een
64
visionaire component (vanuit welke visie werken wij samen, op welke terreinen wordt dit zichtbaar en hoe richten we dit centrum op basis van die visie in?) 5. In het revalidatiecentrum wordt gewerkt met behandelteams. In deze behandelteams zijn ook orthopedagogen en psychologen vanuit school werkzaam. Ten behoeve van het behandelteam Neuro Musculaire Afwijkingen (NMA) werkt de orthopedagoog van het centrum in de school. Dit gebeurt op deze manier om te bereiken dat het team rondom een kind niet te groot wordt. Dat vraagt onnodig overleg en afstemming. De uren die de gedragsdeskundigen vanuit de school werkzaam zijn, worden in mindering gebracht via het OOS contract. Deze vorm van detacheren is op dit moment niet formeel geregeld. Het is nodig om de samenwerking tussen school en revalidatiecentrum in een goede samenwerkingsovereenkomst onder te brengen en voor de detacheringen duidelijk geformuleerde detacheringsovereenkomsten af te spreken.
4.1.3.2. Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs Overgang naar nieuw wettelijk kader passend onderwijs per 1 augustus 2014 De overgang naar het nieuwe wettelijk kader heeft er voor gezorgd dat de administratieve procedures en de werkzaamheid van de Commissie van Begeleiding zijn aangepast. Daar wordt hieronder nader op in gegaan.
4.1.3.2.1.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs en de toelaatbaarheidscommissie
Binnen alle samenwerkingsverbanden passend onderwijs zijn toelaatbaarheidscommissies ingesteld. Deze commissies beslissen uiteindelijk welke leerlingen in aanmerking komen voor een plekje in een voorziening voor (voortgezet) speciaal onderwijs alsook in welke zorgcategorie de leerlingen worden ingedeeld. Er zijn drie zorgcategorieën, te weten zorgcategorie 1 voor de lichtere zorg, zorgcategorie 2 voor de zwaardere zorg en tenslotte zorgcategorie 3 voor de zeer zware zorg en ondersteuningsbehoefte. Kijkend naar de huidige populatie van de school en vergeleken met de oude indicaties uit de tijd van de REC's vallen de verschillende indicatiesoorten in de volgende categorieën: - LZ: categorie 1 (ook wel bekostigingsniveau laag genoemd) - LG: categorie 2 (ook wel bekostigingsniveau midden genoemd) - LG/MG: categorie 3 (ook wel bekostigingsniveau hoog genoemd) Elk samenwerkingsverband passend onderwijs heeft haar eigen vormgeving van de toelaatbaarheidscommissie. Overal is zij anders samengesteld en overal verschillen de vormgevingen van formats, formulieren en procedures. Er zullen zelfs samenwerkingsverbanden zijn die zullen verzoeken of specialisten uit de CvB in hun toelaatbaarheidscommissie zitting kunnen nemen. De leerlingen van onze school zijn afkomstig uit 22 samenwerkingsverbanden. Het is onmogelijk om in alle toelaatbaarheidscommissies zitting te nemen. Het streven is om als dat nodig is een vertegenwoordiger in de CvB van de school uit te nodigen en daar waar het niet anders kan zullen we deskundigen afvaardigen, al zal dit niet kosteloos kunnen plaatsvinden. De tijd moet leren hoe dit zal lopen.
4.1.3.2.2. Het toelaatbaarheidsadvies In de meeste gevallen zullen de toelaatbaarheidscommissies aan de CvB om een toelaatbaarheidsadvies verzoeken alvorens te beslissen. De CvB zal dan een advies uitbrengen t.a.v. de toelaatbaarheid alsook over de gewenste zorgcategorie. Daarna neemt de toelaatbaarheidscommissie een toelaatbaarheidsbeslissing en bepaalt ook de duur die opname in de voorziening voor (V)SO in beslag mag nemen. Daarna kan de CvB van onze school een toelatingsbeslissing nemen. Binnen de school wordt het toelaatbaarheidsadvies opgesteld door de gedragsdeskundigen. Dat gebeurt nadat er een oriëntatiegesprek heeft
65
plaatsgevonden. In dit gesprek wordt aan de ouder gevraagd ondersteunende onderzoeksverslagen en/of diagnoses mee te nemen. Na opstelling van het toelaatbaarheidsadvies wordt dit ingebracht in de CvB samen met een verslag van het oriëntatiegesprek. De CvB neemt een principebeslissing of een leerling toelaatbaar is en bepaalt ook de zorgzwaarte-indicatie die naar het samenwerkingsverband wordt aangevraagd. Daar waar de toelaatbaarheidscommissie een categorie kiest die afwijkend is van het toelaatbaarheidsadvies kan de CvB beslissen om de leerling niet toe te laten op basis van het gegeven dat de zorgzwaarte niet aansluit bij de zwaarte van de noodzakelijke zorgondersteuning van de leerling of omdat een zorgprofiel wordt aangegeven van een leerroute die niet in het schoolondersteuningsprofiel van de school is opgenomen. De CvB zal de aangemelde leerlingen voor een toelaatbaarheidsadvies per samenwerkingsverband bespreken zodat het nog mogelijk is om een vertegenwoordiger van de toelaatbaarheidscommissie uit te nodigen voor toelichting indien nodig.
4.1.3.2.3. De toelatingsprocedure Op het moment dat een ouder of school een leerling voor een toelaatbaarheidsadvies wil aanmelden wordt een voorbereidingsprotocol gevolgd. Omdat de CvB een breed beeld wil krijgen over de aangemelde leerling zal aan de aanmeldende ouder of instelling een set aan documenten opgevraagd worden. Deze zijn: 1. Intelligentieonderzoek (meest recent) 2. Revalidatierapportage (mits beschikbaar) 3. OPP van de instelling die aanmeldt 4. Groeidocument inclusief de onderwijsbehoefte 5. Overige relevante rapportages (waaronder rapportages ambulante begeleiding, 6. Onderwijskundige rapportage (OKR), didactische informatie: CITO gegevens). Daarna verloopt de procedure als volgt: 1. Ouders dan wel de instelling melden telefonisch bij de secretarieel medewerker van de CvB aan. Deze verwijst door naar de teamleider van de betreffende afdeling. 2. De teamleider vraagt bovenstaande documenten direct op en er wordt een afspraak gemaakt voor een oriëntatiegesprek. Afhankelijk van de leeftijd en de voorinformatie wordt een afspraak gemaakt met de teamleider en de gedragsdeskundige van de afdeling waarvan we inschatten dat de leerling plaatsbaar zou kunnen zijn. Bij de inventarisatie wordt navraag gedaan of er ambulante begeleiding is geweest. Zo ja, dan worden ook daar relevante gegevens opgevraagd. 3. Het oriëntatiegesprek vindt plaats aan de hand van een gestandaardiseerd format. Hierin wordt de visie van de ouders opgenomen en ook de visie van de leerling als deze ouder dan 12 jaar oud is en/of in staat is om een visie te verwoorden. Afhankelijk van de leeftijd van de leerling komt de leerling mee tijdens het gesprek. Vanuit de school wordt het gesprek gevoerd door de teamleider samen met de gedragsdeskundige. 4. Indien nodig wordt een kijkmoment in een groep georganiseerd. 5. In de CvB wordt het gehele dossier besproken en er wordt een toelaatbaarheidsadvies geformuleerd. Dit advies wordt samen met het ingevulde oriëntatieformat in de CvB besproken en aldaar wordt een besluit genomen over de noodzakelijke zorgzwaarte. Als de CvB voor de betreffende afdeling al snel plaats vindt, 6.
kan dat daar. Mocht dit langer duren moet er even in overleg bij de eerstvolgende CvB een moment gepland worden om deze leerling toch te bespreken. Het besluit wordt schriftelijk gecommuniceerd door de gedragsdeskundige met de toelaatbaarheidscommissie van het samenwerkingsverband en met de ouder(s)/verzorger(s). Dit gebeurt door de secretarieel medewerker van de CvB.
66
7. Het samenwerkingsverband besluit over de toelaatbaarheid en geeft wel of geen toelaatbaarheidsverklaring (TLV) af. 8. Bij een positieve beslissing wordt door het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven en daarmee kan de leerling worden aangemeld. Ouders krijgen de set met aanmeldingsformulieren van het secretariaat. Dit krijgen ze alleen indien er een TLV is afgegeven! Na inschrijving start het onderwijs en de noodzakelijke begeleiding. De secretarieel medewerker van de CvB maakt in het leerling archief een map aan voor de leerling in aanmelding met alle tot dan toe beschikbare documenten zoals het aanmeldingsformulier, het TLA, een OPP van de huidige school en eventuele medische en/of psychologische verslagen. 9. Binnen zes weken wordt door de gedragsdeskundige van de CvB een start OPP geschreven in samenwerking met de leerkracht. Deze wordt daarna voorlopig vastgesteld door de CvB. Na ondertekening van het OPP door de voorzitter van de CvB wordt het OPP aan de ouder(s)/verzorger(s) aangeboden en hen wordt gevraagd dit voor gezien te tekenen. Het OPP wordt ook besproken met de ouder(s)/verzorger(s). 10. Met de ouders wordt op overeenstemming gericht overleg (OOGO) gevoerd met het doel instemming van ouders op de voorgestelde koers te krijgen en eventuele opmerkingen en aanvullingen van ouders mee te nemen. Bij leerlingen vanaf groep 8 basisschoolniveau wordt het OPP ook met de leerling zelf besproken. Ook de visie van de leerling wordt meegenomen. In sommige gevallen vindt het OOGO van al toegelate leerlingen eerder in de procedure plaats, namelijk na de voorbereiding van het OPP in de afdeling. 11. De CvB bespreekt het definitieve OPP en stelt dit vast. Daarna wordt het OPP ondertekend door de voorzitter van de CvB om vervolgens aan de ouders aangeboden te worden. Hen wordt gevraagd dit voor gezien te tekenen. 12. Daarna begint de normale cyclus. Toelating/afwijzing Toelating en afwijzing van leerlingen is geen zaak van de school voor (V)SO alleen. Alle besturen binnen een samenwerkingsverband hebben te maken met de binnen het wettelijk kader Passend Onderwijs geregelde zorgplicht. De bandbreedte die wij als school voor (V)SO wel of niet kunnen opvangen is vastgelegd in het schoolondersteuningsprofiel (SOP). (zie ook hoofdstuk 3.3.7.) In het SOP van de school staat beschreven voor welke leerlingen wij toegerust zijn. Daar waar de CvB van mening is dat de onderwijs(zorg)behoefte van een leerling buiten het SOP valt, zal de CvB afwijzend adviseren in het toelaatbaarheidsadvies. Daarmee zeggen we niet dat we niet samen met de ouders willen zoeken naar een andere onderwijsvoorziening die beter kan inspelen op dat wat een betreffende leerling nodig heeft. In de praktijk zullen daar ook de verwijzende school en waar nodig andere partijen medewerking in verlenen.
4.1.3.2.4.
Communicatie met de samenwerkingsverbanden van herkomst van de leerlingen
Na plaatsing van de leerling zal op grond van de behoefte van het samenwerkingsverband en alleen met toestemming van de ouders een telefonische terugrapportage plaatsvinden over de ontwikkeling van de leerling.
67
4.1.3.2.5. Relatiebeheer De gedragsdeskundige uit de CvB is ook de relatiebeheerder naar de samenwerkingsverbanden toe. Inhoudelijke informatie wordt altijd door de gedragsdeskundige opgevraagd en verwerkt.
4.1.3.3. Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs PO (Unita) en VO (Qinas) Aangezien mytylschool De Trappenberg in Huizen staat valt de afdeling SO van de school rechtstreeks binnen het werkgebied van samenwerkingsverband PO in Het Gooi. Dit verband werkt met de naam Unita. Ingelijks kan dit worden opgemerkt voor de VSO afdelingen van De Trappenberg. Zij vallen onder het werkgebied van het samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO, Quinas. De bestuurlijke contacten voor beide verbanden worden verzorgd door de voorzitter college van bestuur van De Kleine Prins. De directie van de school en in voorkomende gevallen de teamleiders onderhouden contacten met directieplatforms en werkgroepen uit voornoemde verbanden. Overige samenwerkingsverbanden Mytylschool De Trappenberg ontvangt veel leerlingen uit andere samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Omdat de school zowel een SO- als VSO- afdeling heeft, betreft dit nog ongeveer 22 verbanden. In enkele verbanden neemt het college van bestuur deel door middel van opting in. Passend Onderwijs Almere heeft kenbaar gemaakt op directieniveau overleg te wensen over diverse aspecten; immers nog 37 leerlingen uit Almere bezoeken op dit moment nog de Trappenberg in Huizen. Dit betreft zowel LG als LZ geïndiceerde leerlingen. Op de Aventurijn (VSO cluster 3) worden voor beide indicaties nog onvoldoende leerlijnen aangeboden. De gemeente Almere (verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer) prefereert dat alle Almeerse leerlingen in Almere naar school gaan. Daartoe is noodzakelijk dat het aanbod in Almere wordt verbreed. Mocht dit zijn beslag krijgen dan zal hierdoor het leerlingenaantal van Mytylschool De Trappenberg dalen. ook in Amersfoort (Passend onderwijs Eemland) zijn voor het SO ontwikkelingen gericht op het opvangen van Amersfoortse leerling in de eigen regio. Deze zijn nu nog niet concreet.
4.2. Verzameling gegevens en analyse 4.2.1. Gestructureerd werken aan kwaliteitszorg Binnen de kwaliteitszorg wordt uitgewerkt hoe op de verschillende domeinen planmatig activiteiten gepland, uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld worden. In dit verband is in de hoofdstukken 3.3.2 en 3.3.6. al een en ander opgemerkt met betrekking tot het realiseren van onderwijskundige opbrengsten en de cycli die in dit verband in mytylschool De Trappenberg een rol spelen. De kwaliteitszorg zoals die binnen de school vormgegeven wordt is op dit moment beschreven in de notitie "Zorgplan". Hierin wordt alles beschreven rondom leerlingenzorg, kwaliteitsturing en alle in- en externe contacten en overlegstructuren. Dit beleid bevat zowel de leerlingenzorg in de brede zin van het woord in relatie tot de andere kwaliteitsinstrumenten die de school tot haar beschikking heeft om opbrengsten en/of tevredenheid te meten. In het schooljaar 2014-2015 heeft de school sterk geïnvesteerd in het planmatig en cyclisch werken op alle niveaus. De leerrendementen zijn daarbij het krachtigste sturingsmiddel. De Commissie van Begeleding bewaakt alle processen die daaraan gerelateerd zijn. Dat heeft tot veranderingen geleid op alle niveaus binnen de school. Op grond hiervan moet de notitie "zorgstructuur" aangepast worden.
68
Het kwaliteitsbeleid is gebaseerd op de Plan-Do-Check-Act cyclus. Afgeleid van het strategisch beleid ontstaat een schoolplan met concrete uitwerkingen op alle hoofddomeinen van beleid. Daarvan worden jaarlijks jaarplannen geformuleerd met daarvan afgeleide (sub)doelen. Op deze manier ontstaat een jaarlijkse beleidscyclus die gericht is op voortdurende verbetering in alle lagen van de school. De centrale doelstellingen uit dit strategisch beleidsplan vormen de basis voor de specifieke opbrengsten die Mytylschool De Trappenberg in enig jaar wil realiseren. Deze worden in een jaarplan/jaarcontract vastgelegd en met de directeur periodiek geëvalueerd aan de hand van managementrapportages. Schematisch ziet de kwaliteitszorgcyclus er als volgt uit
Beleidscyclus Mytylschool De Trappenberg Centrale doelstellingen en opbrengsten
Managementrapportage
Strategisch beleidsplan 2012-2016
Schoolspecifieke doelstellingen en opbrengsten
Evaluatie
Jaarcontract per school
Uitvoering
De kwaliteitszorgcyclus25 en de planning- en control cyclus26 voor het opstellen van de begroting lopen hier parallel aan. In het schooljaar 2010-2011 is de implementatie van de kwaliteitsinstrumenten van ZEK (Zelfevaluatie Kader) voorbereid In de schooljaren 2011-2012 en 2012-2013 is de cyclische kwaliteitszorg van De Kleine Prins mede concreet vorm gegeven door de kwaliteitsinstrumenten van het Zelfevaluatie Kader (ZEK). In het schooljaar 2014-2015 is deze systematiek losgelaten. Momenteel gebeurt hetzelfde aan de hand van het kwaliteitsinstrumentarium van van Beekveld & Terpstra (B&T). Het voordeel van deze systematiek is dat de resultaten vergeleken kunnen worden met een landelijke benchmark. Kwaliteitszorg en zelfevaluatie dienen altijd en zichtbaar verbonden te zijn met de planningscyclus van de school: het schoolplan, de schoolgids, het zorgplan en andere beleidsplannen en -documenten. De Kleine Prins is zich er tevens van bewust dat de instrumenten van B&T een middel zijn, geen doel. Vanuit die optiek worden de instrumenten van B&T de komende periode verder geïmplementeerd als onderdeel van de integrale kwaliteitszorg. Periodiek wordt vanuit het domein ‘Opbrengsten’ het Oudertevredenheidsonderzoek en het Personeelstevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Uitkomsten van zelfevaluaties leiden tot verbetertrajecten. Deze worden door middel van smart geformuleerde ontwikkelagenda’s geïmplementeerd. Om te onderzoeken of verbetertrajecten de beoogde opbrengst geboekt 25 26
De beleidscyclus is vastgesteld en opgenomen in de notitie Zelfevaluatiekader (2011). De planning- en control cyclus is vastgesteld en opgenomen in de notitie Administratieve Organisatie (2011).
69
hebben worden dezelfde onderzoeken na een bepaalde periode - afhankelijk van de aard van het domein en de standaard - herhaald. De kwaliteitszorgcyclus ziet er als volgt schematisch uit:
Kwaliteitszorgcyclus
Wat doen we met die kennis?
Wat vinden anderen daarvan?
Doen we de goede dingen?
Doen we de dingen goed, hoe weten we dat?
4.2.2. Invoering van tevredenheidonderzoeken onder ouders en medewerkers In het kader van de cyclische kwaliteitszorg is in het schooljaar 2011-2012 op de scholen van De Kleine Prins middels het instrument ZEK (Zelfevaluatie kader) onderzoek uitgevoerd naar de ouder- en personeelstevredenheid. Deze onderzoeken hebben plaatsgevonden in respectievelijk 2011 voor ouders en in 2012 voor de medewerkers. Naar aanleiding van de uitslag van deze tevredenheidsonderzoeken zijn ontwikkelagenda's opgesteld. Inmiddels zijn alle punten die op deze agenda's zijn opgenomen naar tevredenheid opgelost. In het voorjaar van 2014 is het tevredenheidsonderzoek voor ouders herhaald. Dit onderzoek leverde een verbeterpunt op ten aanzien van de sociaal emotionele ontwikkeling. Het plan van aanpak wat hierop ontwikkeld is is opgenomen als bijlage 2 bij dit schoolplan. In 2015 wordt het onderzoek van van Beekveld en Terpstra ten aanzien van de onderwijskwaliteit voor de medewerkers uitgevoerd in drie doelgroepen.
70
4.2.3. Audit n.a.v. kwaliteitsnorm (V)SO In het voorjaar van 2013 is een interne audit uitgevoerd. In de rapportage van dit onderzoek stonden de volgende algemene conclusies geformuleerd samen met 24 aanbevelingen: " De interne audit is grotendeels volgens planning uitgevoerd. De volgorde van de gesprekken is op verzoek van de betrokkenen op het laatste moment nog aangepast. (….) Graag spreken wij vooraf onze waardering uit voor de openheid en transparantie waarmee de auditees zich tijdens de auditgesprekken hebben gemanifesteerd. Wij hebben vastgesteld dat er de afgelopen jaren zichtbare stappen zijn gezet in het professionaliseren van het systeem van leerlingenzorg en het versterken van de samenhang tussen groepsplanning, handelingsplanning, zorg en onderwijs en toetsing en rapportage. Aan de hand van verschillende voorbeelden hebben wij geconstateerd dat er gewerkt wordt aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de interne bedrijfsvoering. Van een planmatige en doelgerichte sturing op de aanpak hierbij is in mindere mate sprake. Het management zet een breed spectrum van meer en minder concrete meetinstrumenten in. Het analyseren en verbeteren van deze meetinstrumenten is echter nog geen integraal onderdeel van de plan en controlcyclus. Wat opvalt is dat de planvorming en kwaliteitszorg sterk activiteitengericht wordt ingevuld. Organisatieontwikkeling vanuit procesmanagementprincipes en organisatieperspectief is minder waargenomen. Uit diverse voorbeelden kan worden opgemaakt dat de Plan-Do-Check-Act-systematiek verder versterkt kan worden. Periodieke evaluatie van kwaliteitsinstrumenten, registraties en plannen, alsmede een meer systematische beoordeling of genomen maatregelen hebben geleid tot het beoogde effect, zullen de school helpen om meer resultaatgericht te werken aan kwaliteitszorg." Vanaf maart 2014 wordt gewerkt aan de aanbevelingen. Dit heeft geresulteerd in het feit dat de PDCA werkwijze alsook het gehele planmatige en cylisch handelen verbeterd is in de school. In bijlage 3 van dit schoolplan is het overzicht aan verbeterpunten opgenomen en in kleur de stand van zaken medio voorjaar 2015. In het voorjaar van 2-015 staat een nieuwe interne audit gepland. Naar aanleiding hiervan zal (indien nodig) een verbeterplan opgesteld worden.
4.2.4. Onderwijsinspectie De onderwijsinspectie heeft Mytylschool De Trappenberg in 2014 tweemaal bezocht. In februari betrof het een kwaliteitsonderzoek in de afdeling SO en in april 2014 een periodiek kwaliteitsonderzoek van het VSO. Medio 2013 is het toezichtkader van de inspectie voor het VSO veranderd. Het SO heeft een basisarrangement gekregen van de inspectie. Het VSO heeft een zwak arrangement gekregen. De belangrijkste oorzaak van de onvoldoende beoordeling voor het VSO is gelegen in het onvoldoende planmatig en cyclisch werken alsook het beredeneerde onderwijsaanbod wat op onvoldoende niveau is. Daarnaast constateerde de inspectie dat de Commissie van Begeleiding onvoldoende sturend was op de onderwijskwaliteit en de leeropbrengsten. Vanaf het inspectiebezoek in 2014 is op de genoemde aspecten veel in gang gezet. De Commissie van Begeleiding is geheel herzien. Dit is niet alleen op papier gebeurd, maar een ook de onderwijspraktijk is erop aangepast. Daarnaast is in het VSO ZML/PRO een planmatige en
71
cyclische manier van werken geïmplementeerd. Om het methodisch beredeneerd lesaanbod te verbeteren zijn werkgroepen geinstalleerd die er voor zorg moeten dragen dat ook het aanbod zo spoedig als mogelijk aansluit bij de leerroutes in de school. Dit is echter een traject van langere adem, omdat zowel selecteren van methodes alsook implementeren en borgen hiervan niet in een jaar tijd kan. Dit vereist ook nieuwe vaardigheden bij de medewerkers en die moeten via scholing aangeboden worden. In mei 2015 zal de onderwijsinspectie het VSO opnieuw onderwerpen aan een periodiek kwaliteitsonderzoek. Mochten uit dit onderzoek aspecten naar voren komen, die aanscherping van de themakeuze noodzakelijk maken, dan zal dit schoolplan op die punten alsnog worden aangepast.
4.2.5. Ouder- en leerling-participatie Betrokkenheid van ouders bij de school en actieve deelname aan schoolactiviteiten zijn een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van leerlingen. Mytylschool De Trappenberg streeft ernaar om die betrokkenheid en participatie te verhogen. Binnen het voortgezet speciaal onderwijs staan ouders iets verder van de school dan gedurende de basisschoolleeftijd van de leerlingen. Dat is in een mytylschool niet anders dan in een reguliere school voor voortgezet onderwijs. Toch probeert de school de ouders en de leerlingen zo actief mogelijk te informeren en/of hen te betrekken bij de besluitvorming. De school onderhoudt op diverse manieren contacten met de ouders. De manier waarop de contacten met de leerkracht en de klassenassistent vormgegeven zijn, de vormgeving van de ouderavonden, de informatievoorziening via de mail en de wijze van informatievoorziening via de nieuwsbrief (Vogelvlucht) wordt uitgebreid uitgewerkt in de schoolgids van de school. Ouderraad (OR) Binnen de school functioneert een ouderraad. De ouderraad organiseert een maal per twee jaar een grote activiteitendag. Hierbij worden ook externe organisaties uitgenodigd. Daarnaast wordt er tweemaal per jaar een koffieochtend georganiseerd met het doel om ouders in gesprek met elkaar te brengen over thema's die rondom de handicaps van de leerlingen spelen dan wel thema's die binnen de school aan de orde zijn. Verder ondersteunt zij de school bij ouderavonden en zij is actief bij alle feestdagen in de school. Om haar activiteiten te bekostigen int de ouderraad een vrijwillige ouderbijdrage. In formele besluitvormingstrajecten heeft de ouderraad geen bevoegdheden. Daarnaast zijn er in de afdeling SO contactouders. Zij assisteren bij activiteiten in de groep waar hun eigen kind ook zit. Medezeggenschapsraad (MR) De MR wordt gevormd door een afvaardiging van vijf ouders en vijf personeelsleden. Samen behartigen zij de belangen van ouders, leerlingen en personeel. De MR heeft in veel zaken advies- of instemmingsrecht en overlegt regelmatig met de directie. De MR vergadert in principe één keer per 6 weken. De MR verdeelt haar vergaderingen in een gedeelte waarin zij met de schooldirectie over beleidsonderwerpen discussieert en in een deel waarin zij haar eigen onderwerpen behandelt. In het schooljaar 2014-2015 heeft de MR een eigen website ontwikkeld alwaar informatie over de vergaderingen wordt gegeven en deze site kent ook een besloten deel waar b.v. de notulen van de vergaderingen te vinden zijn.
72
Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) De GMR bestaat uit een gelijk verdeelde delegatie van personeelsleden en ouders van de Medezeggenschapsraden (MR) van de scholen die onder de verantwoordelijkheid vallen van De Kleine Prins. De GMR is de gesprekspartner voor het college van bestuur voor zaken die betrekking hebben op schooloverstijgend- en bestuursbeleid. In het kader van informatierecht ontvangt de GMR van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. In de reglementen voor de MR en de GMR van De Kleine Prins is geregeld hoe de bevoegdheden zijn verdeeld tussen de MR en de GMR en waar de genoemde rechten op van toepassing zijn. De GMR vergadert ongeveer acht keer per jaar. Leerlingparticipatie De leerlingen worden gestimuleerd om invloed te hebben op de dagelijkse gang van zaken in de klas en op school. Ze worden actief betrokken bij allerlei schoolactiviteiten, bijvoorbeeld op de Open Dag en hen wordt gevraagd om mee te denken bij verbeteringen op klas-, afdelingsen schoolniveau. De afdelingen VSO ZML/PRO en VSO DGO hebben beiden een leerlingenraad, bestaande uit leerlingen van deze verschillende afdelingen en zijn middels een verkiezing gekozen.
4.2.6. Kwaliteitszorg op basis van kengetallen Op dit moment heeft De Kleine Prins nog geen vaste kengetallen vastgesteld waarop Mytylschool De Trappenberg kan sturen. Dit punt is op dit moment op centraal niveau nog in ontwikkeling.
4.2.7. Administratie en verslaglegging Door de veranderde wet- en regelgeving op het terrein van de vormgeving van het (voortgezet) speciaal onderwijs, i.c. de invoering van de ontwikkelingsperspectieven alsook de gewenste sturing op opbrengsten zijn binnen de school nieuwe instrumenten ingevoerd die hier sturend en helpend in moeten zijn. denk hierbij aan de groepsplannen, rapportages en evaluaties.
4.2.8. Jaarcontract en managementrapportage Nadat in het voorjaar van 2015 het herziene schoolplan zal worden vastgesteld, zal als afgeleide daarvan een jaarplan/jaarcontract 2015-2016 worden geformuleerd in de vorm van cycli met een plan-do-act-check structuur. de opbrengsten worden zo smart mogelijk geformuleerd. Het realiseren van dit jaarplan is op te vatten als een committment van de directeur van de school met het college van bestuur van De Kleine Prins. Het is op te vatten als een opbrengstgericht jaarcontract. Over de ontwikkelingen op school- en op afdelingsniveau zal periodiek worden gerapporteerd aan het college van bestuur via managementrapportages. Hiertoe is een format ontwikkeld waarmee in het schooljaar 2014-2015 driemaal ervaring zal worden opgedaan aan de hand van de thema's die dit schooljaar spelen. Nu is de rapportage nog afgeleid van het strategisch beleidsplan, maar vanaf het schooljaar 2015-2016 zal gerapporteerd worden aan de hand van de thema's die afgeleid zijn van dit schoolplan. Jaarlijks zullen de veranderingsthema's gericht geëvalueerd en bijgesteld worden. Dat leidt automatisch ook tot het jaarlijks bijstellen van schoolplan en nieuw jaarcontract. Deze activiteiten moeten in de jaarplanner worden ingepland.
73
4.3. Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2015-2019 Samengevat uit het voorgaande leiden we voor de aankomende jaren de hierna beschreven keuze van veranderingsthema's af: 1. Actualiseren van de notitie inzake kwaliteitsbeleid. 2. Uitvoeren van de kwaliteitsonderzoeken B&T, audit en inspectie volgens rooster, inclusief de ervan afgeleide ontwikkelagenda's. 3. Uitvoeren jaarcontract en managementrapportages. 4. Jaarlijks bijstellen schoolplan en jaarcontract. 5. Voldoen aan de wettelijke eisen met betrekking tot nazorg en bestendiging. 6. Anticiperen op besluiten inzake de inrichting van de directie- en managementstructuur en het invullen van vacatures die daarvan afgeleid zijn. 7. Bepalen in welke afdeling de afdeling praktijkonderwijs (Pro) het best georganiseerd kan worden; gekoppeld aan de afdeling ZML/PRO of aan de afdeling DGO. Mocht dit gebeuren in de afdeling DGO dan moet het afdelingsplan DGO hierop worden aangepast. 8. De communicatie met het revalidatiecentrum wordt op een hoog niveau gehouden en aan de gezamenlijke inhoudelijke ontwikkelagenda is zodanig vormgegeven dat school en revalidatiecentrum elkaars kracht versterken. 9. De afspraken met het revalidatiecentrum worden vastgelegd in een samenwerkingsconvenant en de detacherinmgen worden formeel vastgelegd in detacheringsovereenkomsten. In hoofdstuk 9 van dit schoolplan is een meerjarenplanning van de thema's opgenomen.
74
5. Profiel en Imago: De prestatie gepresenteerd 5.1. Verzameling gegevens en analyse 5.1.1. Profilering van Mytylschool De Trappenberg Kijkend naar het Strategisch Beleidsplan 2013-2017 van De Kleine Prins worden twee soorten profilering onderscheiden. Mytylschool De Trappenberg heeft allereerst een onderwijskundig basisprofiel. Daaronder wordt de primaire opdracht van de school bedoeld; het verzorgen van kwalitatief sterk onderwijs waardoor de leerlingen met zo optimaal mogelijk (leer)opbrengsten toegeleid worden naar een bij hun ontwikkelingsperspectief passende bestemming. De vormgeving van dit basisprofiel is feitelijk de beschrijving van hoofdstuk 3 uit dit schoolplan. In dit hoofdstuk kan men ook terugvinden op welke onderdelen de school ontwikkelingen in gang zal zetten in de periode 2015-2019 om een goede aansluiting te realiseren ten aanzien van het thans geldende toezichtkader van de onderwijsinspectie. Los van het onderwijskundig basisprofiel streeft De Kleine Prins er ook naar dat elke school een zogenaamd plusprofiel ontwikkelt; een profiel waaraan men de school naast de onderwijskundige vormgeving ook kan herkennen. Op dit moment leeft de discussie nog nauwelijks om dit plusprofiel te ontwikkelen. Mytylschool De Trappenberg erkent wel dat er vanuit strategisch belang een wens bestaat dit te ontwikkelen maar maakt in eerste instantie de keuze om het onderwijskundig basisprofiel goed neer te zetten. Het gegeven dat de VSO afdelingen op dit moment nog een zwak arrangement van de onderwijsinspectie hebben ontvangen onderstreept dat eerst gewerkt moet worden aan de basis.
5.1.2. PR en Imagobeleid Veel onderwerpen op het terrein van PR en Imago worden binnen De Kleine Prins centraal ontwikkeld. Er is een stichtingsbrede werkgroep die jaarlijks thema's op het terrein van PR en Imago op de agenda plaatst. Zo werd in het schooljaar 2013-2014 een film ontwikkeld waarmee alle organisatieonderdelen (scholen, ambulante begeleiding) zichtbaar gemaakt worden. In het schooljaar 2013-2015 staat het onderwerp "huisstijl" centraal. Mytylschool De Trappenberg sluit aan bij de centrale beleidsontwikkelingen. Op termijn zal een imago-onderzoek worden gehouden om te onderzoeken wat de naamsbekendheid van de school is ten aanzien van zowel het onderwijskundig basisprofiel als ook van het plusprofiel. Wellicht zal op termijn op de school een eigen imagocommissie worden ingesteld die beleid voorbereid met betrekking tot PR en externe communicatie. Hierover worden op dit moment geen stappen voorbereid om de eerder geformuleerde reden dat verdere ontwikkeling van de onderwijskundige kwaliteit prevaleert. Door de ontwikkelingen rondom passend onderwijs is het geen automatisme meer voor scholen om leerlingen te verwijzen naar de mytylschool. Dat roept binnen de school de vraag op of we geen activiteiten moeten ontwikkelen waarbij we binnen de samenwerkingsverbanden gaan vertellen wat we binnen de mytylschool aan mogelijkheden hebben om leerlingen met ernstige handicaps onderwijs te geven in samenhang met adequate revalidatiezorg. Aan de volgende activiteiten wordt gedacht: Modernisering van onze website; Verzorgen van lezingen en presentaties voor de intern begeleiders van de scholen in de sasmenwerkingsverbanden of voor de toelaatbaarheidscommissies van dezse verbanden; Organiseren van open dagen voor de verschillende afdelingen van de school.
75
5.2. Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2015-2019 In de tweede helft van de beleidsperiode zal de ontwikkeling van het plusprofiel in de agenda worden opgenomen. In schooljaar 2015-2016 werken we profileringsactiviteiten uit. In hoofdstuk 9 van dit schoolplan is een meerjarenplanning van dit thema opgenomen.
76
6. Personeel: Van kapitaal belang 6.1. Verzameling gegevens en analyse 6.1.1. Ontwikkeling van Integraal Personeelsbeleid Binnen het strategisch beleid van De Kleine Prins staat aangegeven dat er de komende jaren een plan gemaakt wordt ten aanzien van enkele onderwerpen. Dat zijn onder anderen: functiedifferentiatie competentiemanagement leeftijdsbewust personeelsbeleid Opleiden op de werkplek Deze thema's worden ingezet via het bestuursbureau. Uiteindelijk gaat het wel betekenen dat per school, dus ook voor Mytylschool De Trappenberg, moet worden aangegeven via b.v. het schoolformatieplan hoe omgegaan wordt met bepaalde doelgroepen. Ook zal mytylschool De Trappenberg te zijner tijd pilots en experimenten ten aanzien van opleiden op de werkplek mede gaan vormgegeven. De centrale aansturing op de genoemde thema's is thans nog niet van start gegaan. Verder worden in het kader van de gesprekscyclus jaarlijks met alle medewerkers POP gesprekken gevoerd. Voorheen was dit gekoppeld aan het instrument "Tool for Talent". Dat instrument is in het voorjaar van 2014 losgelaten en vervangen door de gesprekkencyclus van RAET Performance Management. Dit instrumentarium wordt in het najaar van 2015 binnen Mytylschool De Trappenberg geïmplementeerd.
6.1.2. Taakbeleid binnen de school De veranderde wet- en regelgeving heeft ertoe geleid dat medewerkers in de afgelopen jaren taken erbij gekregen hebben of dat taken die al bestonden een andere inhoud hebben gekregen. Binnen De Kleine Prins is een taakbeleid vastgesteld. Dit wordt binnen Mytylschool De Trappenberg gevolgd. Binnen de grenzen van het taakbeleid moeten de taken eerlijk en in balans verdeeld worden onder de medewerkers. Verder is in het najaar van 2014 een nieuwe CAO tot stand gekomen. Het gevolg hiervan is dat medewerkers per jaar minder vakantieverlof genieten en dat het aantal uren wat maximaal per week gewerkt mag worden is verminderd van 42,5 uur naar 40 uur per week. Hierdoor moet het ervaren gevoel van een (te) hoge werkdruk verminderd worden. De veranderingen in de CAO leiden nog in 2015 tot een aanpassing van het taakbeleid van De Kleine Prins. De gevolgen worden allemaal per 1 augustus 2015 ingevoerd. De richtlijnen voor de normjaartaak (NJT) zullen steeds voor de grote vakantie worden gecommuniceerd en dat alle NJT gesprekken zullen jaarlijks tussen 1 april en 1 juli zijn gevoerd en afgerond.
6.1.3. Organisatiecultuur binnen Mytylschool De Trappenberg Kijkend naar de terminologie die Alex van Emst beschrijft in zijn boek "Professionele cultuur in onderwijsorganisaties"27(Utrecht, 1999) vertoonde mytylschool De Trappenberg tot voor een jaar terug zowel kenmerken van een ambtelijke/politieke cultuur alsook van een familiecultuur. Vanuit haar idealen bekeken en mede ingegeven tot de strategische vastgestelde cultuur, is een omslag op gang gebracht naar een professionele organisatiecultuur. Dit thema speelt niet alleen op schoolniveau maar ook op stichtingsniveau.
27
Utrecht, 1999
77
Het werken als leiderschaps- c.q. managementteam was de eerste opdracht28. Vanuit onze leiderschapsrollen werken wij samen aan dezelfde gewenste opbrengsten en vanuit een vastgestelde set aan gedragingen hebben wij allen een voorbeeldrol in de eigen organisatie. Tijdens de werkbijeenkomsten zijn de diverse onderdelen van het basismodel onderzocht en dit heeft geleid tot het volgende: Het mission statement en de kernwaarden van De Kleine Prins zijn gerevitaliseerd waardoor opnieuw prioritering kon plaatsvinden van activiteiten. We weten weer waarom we de dingen doen die we doen. Teamsamenhang en helderheid creëren zijn belangrijke disciplines volgens het MT.
Tevens zijn afspraken met elkaar gemaakt hoe we professioneel met elkaar omgaan. Allereerst als MT DKP , maar ook met de teamleiders en de overige medewerkers binnen De Kleine Prins. Dit wil het MT verder uitrollen in de organisatie. Dit is opgestart op de bijeenkomst van teamleiders en directeuren in het najaar van 2014 en krijgt een vervolg in maart 2015.
De volgende gedragingen hebben we verkend en overgenomen als MT DKP.
Het MT van De Kleine Prins heeft hieraan gewerkt op een tweedaagse conferentie in september 2014. Daarna is de verkenning via twee studiedagen verder gegaan. Daar is gewerkt met het boek “De beslissende voorsprong”, van Partick Lencioni/Amsterdam-Antwerpen, 2012 28
78
Bovenstaande hebben we concreet gemaakt in de volgende afspraken en algemene gedragingen: 1. We spreken elkaar aan over gemaakte afspraken en kwesties en doen dit in een persoonlijk gesprek en niet per email. 2. Wederzijdse afspraken leggen we schriftelijk vast omdat ‘afspraak is afspraak’ ons veel waard is. 3. We spreken niet over elkaar maar met elkaar.
T.a.v. constructief conflicten aangaan 1. Conflicten bevatten soms weerstandspunten die niet altijd bekend zijn. Luisteren, Samenvatten, Doorvragen (LSD) kan helpen. 2. Het proces van meningsvorming vraagt voldoende aandacht in de besluitvorming in de vergaderingen. T.a.v. het bereiken van commitment (op stichtingsniveau). (Op het niveau van Mytylschool De Trappenberg moet dit vertaald worden naar het managementteam van de school.) 1. 2. 3. 4.
Professioneel vertrouwen is belegd bij de projectgroepen. Zij bereiden het beleid voor in de vorm van een advies . Het MT besluit tot vaststelling van het advies. Het college van bestuur (op stichtingsniveau) en de directeur (op schoolniveau) besluit na kennisname van het advies van het MT tot definitieve vaststelling (en zorgt zo nodig voor raadpleging GMR en Raad van Toezicht (op stichtingsniveau) of met de MR (op schoolniveau). 5. Het MT stimuleert (elkaar) in het aanvaarden van aansprakelijkheid voor vastgestelde beleidsuitspraken. 6. Het MT geeft professionele feedback op elkaar en stimuleert elkaar hierin. Vrijheid in denken Binnen een professionele cultuur bestaat vrijheid in gebondenheid.
79
Wij zijn van mening dat we meer resulaten beter bereiken als we werken in een professionele cultuur. Wij kenmerken een professionele cultuur als volgt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Gericht op draagvlak bij 80 % van terzake deskundigen Gericht op beslissers op basis van ervaringen Veranderingsprocessen starten met een ontwerp Bereidheid tot het nemen van risico’s Elkaar aanspreken op gedrag/niet terugkomen maar ervoor gaan Gericht op ontwikkeling Leiding gericht op het ontwikkelen van respect Leren (van fouten) door reflectie Resultaat/opbrengstgericht.
Binnen het MT DKP maar ook binnen het MT van Mytylschool De Trappenberg zal aan deze gekozen manier van werken veel expliciete aandacht besteed worden. De medewerkers zullen door ander gedrag van de leidinggevenden deze professionele cultuur gaan ervaren en uiteindelijk zullen zij ook naar deze nieuwe gedragingen gaan handelen. Binnen het onderwijskundig leiderschap zal zichtbaar moeten zijn dat de de leden van het MT van Mytylschool De Trappenberg: een "leren aan elkaar gevoel" faciliteert, waarbij medewerkers met specifieke deskundigheden gedelegeerde taken toebedeeld zullen krijgen en waarbij vanuit de praktijkervaringen het nieuwe beleid georganiseerd, gevoed en vormgegeven wordt, zonder dat daarbij eindeloos vergaderd wordt doordat de directie tijdig besluiten neemt ten aanzien van de nieuwe inrichting van de organisatie en die daarover effectief communiceert zowel naar ouders als naar MR en bestuur en indien aan de orde ook aan de onderwijsinspectie. Naar de medewerkers toe zullen een aantal vaardigheden nadrukkelijk aangebracht moeten worden. Daarmee wordt bijvoorbeeld het geven van professionele feedback bedoeld. In het schooljaar 2014-2015 heeft dit onderwerp veel op de agenda’s van de studiedagen gestaan. Ook in het schooljaar 2015-2016 zal dit (ook op instrumenteel niveau) nog het geval zijn. Een andere werkvorm die zeer dienstbaar is aan de uitgangspunten van een professionele organisatiecultuur is intervisie. Dit zal in de aankomende beleidsperiode ook verder ontwikkeld worden. Intervisie is tevens een onderwerp wat aan de orde komt in de nieuwe cao onder de noemer “professionalisering” en “duurzame inzetbaarheid”.
6.1.4. Sturen op personele kengetallen Het enige al vastgestelde kengetal is dat rondom het ziekteverzuim. Hiervan is de indicator en het criterium gesteld op maximaal 6 %. Mytylschool De Trappenberg realiseerde de afgelopen jaren de volgende verzuimpercentages:
2012 2013 2014
Verzuimpercentage 7,01 5,77 5,17
SO Meldingsfrequentie 7,32 1,09 1,26
VSO VerzuimMeldingspercentage frequentie 7,28 7,16 3,83 1,41 7,71 1,31
gemiddeld % 7,15 4,70 6,61
MF 7,24 1,30 1,30
In zowel 2012 als 2014 waren zowel het ziekteverzuimpercentage als de meldingsfrequentie hoger dan de strategisch beoogde waarde.
80
In het voorjaar van 2015 is met alle medewerkers die zich drie keer of vaker hebben ziekgemeld in de laatste 12 maanden een frequentverzuimgesprek gevoerd. De school heeft in 2012 en 2014 veel te maken gehad met medewerkers die een ernstige levensbedreigende aandoening hadden. In februari 215 is één medewerker (teamleider) daaraan overleden. Dit zijn echter wel uitzonderingen. Het frequent ziekmeldingsgedrag moet zo actief mogelijk worden teruggedrongen. Verder zijn de afspraken rondom ziek- en hersteldmeldingen strakker aangetrokken. Via regelmatige vergaderingen met de Arbo-arts in een sociaal medisch team (SMT) en het regelmatig kenbaar maken van de ziekteverzuimpercentages in werkoverleggen proberen we de medewerkers meer inzicht te geven in de cijfers en over de inhoud van het ziekteverzuimbeleid. Voor de leidinggevenden zal in 2015 een training plaatsvuinden op het bgebied van verzuimbegeleiding. Voor de leidinggevenden van de overige instellingen van De Kleine Prins betekent dit een herhaling van de verzuimtraining
6.1.5. Formatiebeleid Alle middelen die voor Mytylschool De Trappenberg ten behoeve van personeel binnenkomen, worden ook voor dit doel aangewend. Vanuit het bestuursbureau zal de komende jaren een prognose gemaakt worden van de hoeveelheid medewerkers die De Kleine Prins de aankomende jaren nodig heeft. De directeur van Mytylschool De Trappenberg leidt van de beschikbare formatie medio april van elk schooljaar af, hoeveel medewerkers zij ten opzichte van het aantal leerlingen kan inzetten bij de start van het nieuwe schooljaar. De medewerkers weten tijdig wat hun werkplek in het nieuwe schooljaar zal zijn. Wanneer er minder formatie noodzakelijk is zullen medewerkers in het risicodragend deel van de formatie (RDDF) geplaatst moeten worden. 6.1.6. Afvloeiing Alle medewerkers binnen De Kleine Prins hebben een bestuursaanstelling. Bij daling van het leerlingenaantal zakt ook de beschikbare formatie. Afvloeiing van personeel wordt echter zo veel mogelijk voorkomen. Mocht dit in de toekomst, bijvoorbeeld door de effecten van passend onderwijs, toch voorkomen dan worden medewerkers in het RDDF geplaatst.
6.1.7. ARBO beleid ARBO commissie Ten behoeve van de behartiging van de ARBO zaken die binnen de school spelen is een ARBO commissie actief. Deze commissie signaleert en adviseert de directie m.b.t. ARBO zaken. De veiligheid voor leerlingen, medewerkers, ouders en bezoekers wordt op deze manier zo optimaal mogelijk gewaarborgd. De commissie komt periodiek bijeen volgens een tevoren vastgesteld rooster. De commissie ziet ook toe op de naleving van vastgestelde protocollen en regelingen. protocollen en regelingen De thans vastgestelde protocollen en regelingen op (de)centraal niveau zijn: Document functionarissen veiligheid en functiebeschrijving Gedragscode voor de medewerkers Gedragscode voor ouders/verzorgers Leerlingenreglement Internetprotocol Document Veiligheid op de elektronische snelweg (m.b.t. meldingen en klachten rondom computer en gsm misbruik) Klachtenregeling
81
Meldcode huiselijk geweld Vastgesteld ongevallen meldingsformulier Pestprotocol Protocol bloedoverdraagbare aandoeningen Protocol fysiek ingrijpen bij crisis Protocol omgaan met leerlingendossiers Protocol opvang en melding Veiligheidsthermometer groep 2-4 Veiligheidsthermometer groep 5-8 Protocol rouwverwerking Suïciderichtlijn (moet nog worden vastgesteld in voorjaar 2015) OOS beleidsprotocollen voor “OOS-FT-Fietsen”, “OOS-ET-meubilair” en “OOS-ICT” Protocol medisch handelen Protocol kindermishandeling Hygiënerichtlijn Protocol tillen en wegen.
Alle protocollen (en beleidsnotities) zijn voor alle medewerkers in te zien op de Y schijf en zij zijn ook terug te vinden op DKP web, waardoor ook de andere organisatieonderdelen van De Kleine Prins hier kennis van kunnen nemen. Binnen de school is een veiligheidscoördinator aangesteld. Deze zorgt er samen met de directie voor dat de protocollen niet alleen stille regelingen op papier zijn, maar dat deze ook gaan leven “tussen de oren” van de medewerkers. Verder ondersteunt de veiligheidscoördinator de directie bij het periodiek actualiseren van alle protocollen en richtlijnen. Een van de protocollen, te weten het Protocol medisch handelen regelt ook het beleid met betrekking tot het autoriseren inzake risicovolle- en voorbehouden handelingen. Dit protocol gekoppeld aan een te ontwikkelen systematiek om medewerkers jaarlijks te autoriseren wordt tussen maart 2015 en december 2015 geactualiseerd en verder ontwikkeld.
6.2. Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2014-2018 Mytylschool De Trappenberg kiest er voor de volgende thema's uit te werken in de aankomende jaren: 1. Invoeren van en nieuwe systematiek van de gesprekkencyclus aan de hand van RAET Performance Management 2. Het omlaag brengen en monitoren van het ziekteverzuim (maximaal 6 %) 3. Het realiseren van een professionele organisatiecultuur met daarin expliciet aandacht voor: a) het geven en ontvangen van proferssionele feedback b) het volgen van een intervisietraject 4. Het realiseren van een goed ARBO beleid en een veilig schoolgebouw. 5. Actualiseren van protocollen en richtlijnen In hoofdstuk 9 van dit schoolplan is een meerjarenplanning van de thema's opgenomen.
82
7. Huisvesting: schoolgebouwen met uitstraling 7.1. Verzameling gegevens en analyse 7.1.1. Op weg naar nieuwbouw in Hilversum Al geruime tijd loopt een proces waarbij Mytylschool De Trappenberg naar nieuwbouw zal verhuizen op de Monnikenberg in Hilversum. Deze situatie is ontstaan omdat het Revalidatiecentrum De Trappenberg Merem (RC) in Huizen nieuwbouw op de Monikenberg zal betrekken. Omdat de school voor de therapeutische ondersteuning afhankelijk is van het RC, verhuist de school mee van Huizen naar Hilversum. De realisatie wordt voorzien medio zomer 2017. Ter voorbereiding op de nieuwbouw is in de afgelopen periode op een aantal aspecten veel overleg geweest. De onderwerpen die centraal hebben gestaan zijn: 1. De vormgeving van het bouw- en ontwikkelingsproces is/wordt afgestemd met het RC enerzijds en met de gemeente Hilversum anderzijds. Dit overleg is met name schoolbestuurlijk. De directie van de school wordt over het verloop en de resultaten van dit overleg door het college ven bestuur (cvb) geïnformeerd. In hoofdlijn komt het er op neer dat Merem vanaf het voorlopig ontwerp het realisatietraject van zowel hun eigen nieuwbouw als dat van de school trekt. Als gevolg hiervan loopt Merem ook de hier aan gekoppelde risico’s. De rol van de school resp. het schoolbestuur is dan om met Merem een huurovereenkomst aan te gaan welke ingaat op het moment dat de school door Merem is gerealiseerd en voor ons beschikbaar komt. Met deze aanpak ligt het bouwen ontwikkelingsproces in één hand (namelijk bij Merem), waardoor ook de inhoudelijke samenwerking die wij met Merem hebben ook concreet ingevuld kan worden. Het uiteindelijke doel is dat wij tegelijk de nieuwe huisvesting kunnen betrekken en samen voorzieningen kunnen delen vanaf het moment waarop de gebouwen worden opgeleverd. Eén van de hoofdpunten hierin is dat de behandeling van onze leerlingen “in de school ” kan plaatsvinden (in een gebouwdeel dat overigens door Merem wordt betaald) . Ook zullen wij nader in te vullen overeenkomsten met Merem aangaan om het zwembad, buitenruimten en andere voorzieningen met elkaar te delen. Hieronder is een afbeelding opgenomen van de voorgenomen vormgeving van het nieuwe schoolgebouw.
83
2. De vormgeving van het Voorlopig Ontwerp is door een extern bouwadviseur voorbereid in zorgvuldige afstemming met diverse gebruikersgroepen binnen de school. Deze fase is vrijwel afgerond. In november 2014 is een laatste ronde geweest met alle gebruikersgroepen. In januari 2015 is het voorlopig ontwerp aan de medewerkers van de school gepresenteerd. Momenteel zijn de voorbereidingen van het definitief ontwerp (DO) in volle gang. Doordat het bouwheerschap geheel bij Merem komt te liggen zal dit niet direct tot nieuwe activiteiten in de school leiden. 29Het
nieuwbouwbudget voorziet vooral in de bouw zelf. Daarnaast zal er budget gereserveerd worden voor “aard en nagelvaste” zaken zoals de basis van de gymzaal, rekken en ophangconstructies. Ook de balies van de receptie en het kooklokaal zitten in het bouwbudget. Met de bouwkundige aspecten, ook wel het vastgoedproces genoemd, zijn niet alle aspecten voorbereid die bij de verhuizing straks een rol spelen. Deze zijn medio juni 2014 in een document samengebracht door een extern bouwadviseur onder de titel “inventarisaties t.b.v. begrotingen, verhuisplanning en programma van eisen”. Inmiddels is t.a.v. de punten uit de inventarisatie een plan van aanpak uitgewerkt. Voorbereidingsactiviteiten die niet-bouwgerelateerd zijn Stuurgroep Er is voor gekozen om een stuurgroep in te stellen. In deze stuurgroep zitten de voorzitter college van bestuur en de directeur bvan de school. Input geven op het bouwproces wordt verzorgd door de mdirectie. De schoolbestuurlijke aspecten worden behartigd door de voorzitter cvb. Een extern aangetrokken bouwadviseur en het hoofd bedrijfsvoering van De Kleine Prins maken adviserend deel uit van de stuurgroep De stuurgroep komt in principe twee maal per maand bijeen om de voortgang van de verschillende onderdelen te bewaken of zo veel vaker als daar noodzaak toe bestaat. Projectgroep(en) Om de verschillende onderdelen goed in kaart te brengen is het nodig om in de school groepen samen te stellen die onderdelen uit dit plan van aanpak uitwerken. Dit zijn groepen van verschillende samenstelling. De projectgroepen rapporteren schriftelijk aan de stuurgroep, i.c. de directeur van de school. De directie overlegt maandelijks met de bouwadviseur over deelaspecten uit het plan van aanpak. Financiële aspecten Omdat er uit alle onderstaande activiteiten en werkgroepen begrotingen voortkomen van zaken die niet uit standaardvergoedingen kunnen worden gedekt en er dus ook afgewogen keuzes gemaakt moeten kunnen worden wat wel en niet zal worden gerealiseerd, wordt met het hoofd bedrijfsvoering overlegd. Hij kan dan de financiële gevolgen van noodzakelijke investeringen in een totaalbegroting uitwerken alsook kan de stuurgroep op deze manier makkelijk afstemming vinden met betrekking tot andere financiële zaken die uitgezocht of voorbereid moeten worden. Bij dit laatste wordt gedacht aan: - De instandhoudingsbijdrage (wat kan wel/niet naar huur verschoven worden) - Vormgeving materiële instandhouding en groot onderhoud - Evt. additionele financiering door de gemeente. De financiële uitwerking kan in de praktijk worden uitgevoerd oor de directeur samen met het hoofd bedrijfsvoering, waarbij alleen de afstemming en besluitvorming plenair in de stuurgroepvergaderingen dan wel door het college van bestuur plaatsvindt.
29
Uit: inventarisaties t.b.v. begrotingen, verhuisplanning en programma van eisen, Anton Tierie, 16 juni 2014
84
Ontwikkeling van de T-berg in Hilversum De T-Berg is een Hoceca-leerwerkbedrijf. In dit leerwerkbedrijf worden leerlingen opgeleid voor het Horecavak van de afdeling VSO- ZML/PRO van De Trappenberg. Daarnaast worden er plekken aangeboden aan leerlingen die afkomstig zijn van andere onderwijsinstellingen. De bestaande voorziening naast het RC is door Stichting T- Berg via giften en acties ongeveer 4 jaar geleden gerealiseerd. Men heeft toen in de wetenschap dat er een verhuizing aan zat te komen gekozen voor een demonteerbare voorziening die verhuisd zou kunnen worden. Het is inmiddels duidelijk dat dit voor een groot gedeelte ook kan. Op het nieuwbouwterrein bevindt zich ook een poortwachtershuisje, wat als uitgangspunt van de nieuwe T-berg voorziening zal dienen. Dit huisje is echter te klein om alle functies die de Tberg vervult in te kunnen vullen. Bij de uitwerking wordt meegenomen dat een kas opgenomen is in het bouwbudget. Hieronder is een impressie opgenomen van de beoogde nieuwe T berg in Hilversum.
85
Overige voorbereidingsaspecten Overige aspecten waarvoor projectgroepen in het leven zijn geroepen zijn: 1. Bergingen (inclusief buitenbergingen, kas en fietsenstallingen 2. Speeltoestellen, inrichting speelpleinen en inrichting buitenruimte 3. Inrichting gymzaal en speellokaal 4. Bepalen gebruiksintensiteit zwembad van yet ERC en maken van een plan van aanpak om strraks meer dan nu toe te komen aan zwemonderwijs van een grotere doelgroep dan nu het geval is. 5. Inrichtingselementen t.b.v. lokalen en niet-doel georiënteerde ruimten (b.v. vaklokalen) 6. Inrichting van de ICT- en communicatievoorzieningen 7. Organisatie van de verhuizing zelf. Van Voorbereiding naar Uitvoering Zoals eerder vermeld wordt oplevering van de nieuwbouw voorzien medio 2017. Nadat in de voorbereiding eerst gewerkt is aan een voorlopig ontwerp en het definitief ontwerp zal de bestekfase ingaan. Daarna start de realisatie van de nieuwbouw. Om de realisatie goed te begeleiden zal uiteindelijk een bouwteam geformeerd worden om alle uitvoeringsaspecten goed te monitoren. Op dit moment is nog niet precies bekend, wie in een dergelijk bouwteam zitting zullen nemen. Wel is duidelijk dat dit een intensieve fase in het gehele proces is. Het zal een extra wissel trekken op de leidinggevenden cq de directie van de school. Hiermee zal in de activiteitenplanning rekeneing gehouden worden.
7.1.2.Stand van zaken onderhoud Rol van de gemeente Voor het groot onderhoud aan het schoolgebouw is de school afhankelijk van de vergoedingen van de gemeente Huizen. Tot 1 augustus 2015 kon de school daarvoor aanvragen indienen. Omdat per voornoemde datum het groot onderhoud doorgedecentraliseerd is naar de schoolbesturen, ontvangt Stichting De Kleine Prins jaarlijks een bijdrage om daaruit het groot onderhoud te kunnen financieren. Omdat Mytylschool De Trappenberg in een pand gehuisvest
86
is wat eigendom is van Revalidatiecentrum Trappenberg-Merem worden uitvoeringsaspecten rondom groot onderhoud altijd ook in samenspraak met het revalidatiecentrtum beoordeeld. Aanvragen naar de gemeente Huizen zijn derhalve vaak ook aanvragen die in gezamenlijkheid gedaan worden. Dit wodt aangestuurd door een extern adviseur die het gebouwbeheer van alle schoolgebouwen van De Kleine Prins uitvoert. Met betrekking tot beleidsaspecten die te maken hebben met gemeentelijk huisvestingsbeleid en met overige gemeentelijke beleidstaken maakt Mytylschool De Trappenberg deel uit van het zogenaamde schoolbestuurlijk overleg. In dit overleg voert de de gemeente Huizen op overeenstemming gericht overleg met de schoolbesturen. De voorzitter van het college van bestuur van De Kleine Prins woont dit overleg bij. In de praktijk betekent dit echter dat de directeur van de school er namens het bevoegd gezag naartoe gaat en de belangen van de mytyslschool behartigt. Mytylschool De Trappenberg is op dit moment gehuisvest in een permanent schoolgebouw in Huizen. Het onderhoud van het schoolgebouw wordt via een meerjarenonderhoudsplanning (MOP) uitgevoerd. Deze wordt tweejaarlijks geactualiseerd. De aansturing hiervan gebeurt via het bestuursbureau. Het bestuursbureau heeft dit uitbesteed aan een extern adviseur. Doel van een goede onderhoudsplanning en uitvoering is dat het schoolgebouw veilig moet zijn voor leerlingen, medewerkers, ouders en bezoekers. Daarnaast is een aantrekkelijke uitstraling een van de doelen. Doordat Mytylschool De Trappenberg zeer binnenkort gaat verhuizen naar nieuwbouw in Hilversum wordt groot onderhoud zeer mondjesmaat uitgevoerd. Wat echt noodzakelijk is wordt uiteraard uitgevoerd. In de toekomst zal wellicht via een imagorapportage onderzocht worden hoe de stakeholders denken over zowel veiligheid als aantrekkelijkheid van het schoolgebouw.
7.1.3. Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI & E) Wettelijk verplicht wordt vierjaarlijks een RI&E afgenomen. De laatste keer is dit gebeurd in 2011. De aansturing hiervan gebeurt door het bestuursbureau (medewerker kwaliteitszorg). Naar aanleiding van de afgenomen RI&E wordt een ontwikkelagenda opgesteld. Het eerstvolgende RI&E is ingepland voor het najaar van 2015.
7.2. Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2015-2019 Mytylschool De Trappenberg kiest er voor de volgende thema's uit te werken in de aankomende jaren: 1. Het realiseren van nieuwbouw. 2. Het realiseren van een veilig en aantrekkelijk schoolgebouw door geactualiseerde meerjarenonderhoudsplanningen waar noodzakelijk. 3. Het uitvoeren van een periodieke RI & E In hoofdstuk 9 van dit schoolplan is een meerjarenplanning van de thema's opgenomen.
87
8. Financiën: Sturen met geld 8.1. Verzameling gegevens en analyse 8.1.1. Begroting, realisatie en verantwoording Jaarlijks wordt in het najaar de voorbereiding van de begroting opgepakt. Deze wordt vanuit het bestuursbureau vanuit een meerjarenperspectief vertaald naar het begrotingsjaar wat er aan komt. Uitgangspunten hierbij zijn dat de middelen optimaal worden ingezet voor het verhogen van de onderwijskwaliteit. De veranderingsagenda die in dit schoolplan wordt uitgewerkt zal ook voor de aankomende jaren vertaald moeten worden in een financiële paragraaf. Dit zal de aankomende tijd door de directie in afstemming met het bestuursbureau worden opgepakt. De realisatie wordt taakstellend uitgevoerd. Daar waar posten over- dan wel onderschreden worden zal via managementrapportages verantwoording worden afgelegd naar het college van bestuur. De directie ontvangt maandelijks een financiële rapportage die weergeeft hoe de realisatie in het betreffende tijdvak verloopt en wat dit voor de realisatie op jaarbasis van de gehele begroting betekent. De directie legt verantwoording af voor de realisatie via de managementrapportages aan het college van bestuur. Met het college van bestuur moeten afspraken gemaakt worden over de investeringen die aankomende jaren nodig zijn. Schets van actuele ontwikkelingen Relatie tussen Financiën en Personeel Het grootste deel van alle kosten binnen de school wordt bepaald door de uitaven voor personeel. De ontwikkeling van de leerlingenaantallen en de daaraan gekoppelde personeelsplanning vertonen daarmee een sterke verbinding met elkaar. In hoofdstuk 6 van dit schoolplan worden vele aspecten rondom personeel uitgewerkt. De gevolgen van keuzes op het terrein van personeel moeten altijd financieel getoetst worden. Deze twee hoofdomeinen van beleid vragen daarmee om voortdurende afstemming. Splitsing SO en VSO Vanaf 1 januari 2015 wordt de begroting van Mytylschool De Trappenberg gesplitst in twee delen, namelijk “SO” en “VSO”. Hierdoor wordt inzichtelijk hoe deze afdelingen zich financieel tot elkaar verhouden, zowel qua inkomsten als qua uitgaven. Bij Mytylschol Arinane de Ranitz was deze splitsing al eerder doorgevoerd. Door dit nu ook op Mytylschool De Trappenberg te doen worden deze twee scholen binnen hetzelfde bestuur ook beter te vergelijken. Kijkend naar de ontwikkelingen rondom passend onderwijs sluit het splitsen van SO en VSO ook beter aan. Er leven sterke plannen om SO en VSO te ontvlechten, of liever opnieuw in te vlechten. Hierbij is het bedoeling dat het SO ingevlochten wordt in de samenwerkingsverbanden passend onderwijs primair onderwijs (onder de wet op het primair onderwijs) en het VSO in de samenwerkingsverbanden passend onderwijs Voortgezet onderwijs (vallend onder de wet op het voortgezet onderwijs). Onduidelijk is nog wel of dit überhaupt doorgevoerd wordt en zo ja, wanneer en in welke vorm dit zxal gebeuren. De financiéle splitsing van beide afdelingen anticipeert wel op deze nieuwe ontwikkeling. Ontwikkeling financiële kengetallen Op dit moment zijn enkel kengetallen geformuleerd op stichtingsniveau. Binnen De Kleine Prins streven we er echter naar om ook kengetallen voor diverse organisatieondedelen te formuleren. Daarmee kunnen prestaties van de verschillende onderdelen ook beter vergeleken worden met
88
elkaar. Deze ontwikkeling staat nu nog in de kinderschoenen, maar krijgt in de toekomst zeker een vervolg. Centrale inkoop Binnen de Kleine Prins wordt gestreefd om kosten zo goed mogelijk te beheersen. Als door het voeren van een centraal inkoopbeleid grotere volumes bereikt kunnen worden, zal dat een positief effect hebben op de kostprijs van diverse produkten. Hierbij kan gedcht worden aan printpapier, toilet- en verzorgingsartikelen, maar ook aan gezamenlijk ingekochte professionaliseringsactiviteiten. Dit beleid zal in de toekomst verder uitgewerkt worden en wordt centraal aangestuurd vanuit afdeling financiële zaken in het bestuursbureau. Mytylschool De Trappenberg zal hierop aansluiten.
8.1.2. Scholing directie m.b.t. financiële deskundigheid Dit is een punt wat verwoord staat in het strategisch beleidsplan 2013-2017. Er is geen activiteit op dit gebied nodig.
8.2. Keuze van de veranderingsthema's voor de periode 2015-2019 Mytylschool De Trappenberg kiest er voor de volgende thema's uit te werken in de aankomende jaren: 1. Het realiseren van een op de actuele ontwikkelingen aansluitend meerjaren financieel beleid. 2. Jaarlijks uitvoeren van de fiannciële planning en controlcyclus ten aanzien van begroten, realiseren en verantwoorden. 3. Het jaarlijks realiseren van een taakstellende begroting In hoofdstuk 9 van dit schoolplan is een meerjarenplanning van de thema's opgenomen.
89
9. Meerjarenplanning 2015-2019 van alle strategische thema's Onderwijs: (afdelingspecifiek tenzij anders aangegeven) 2015-2016 Juli 2016: Alle afdelingen beschikken over vastgestelde afdelingsplannen (instemming van MR)
2016-2017 Juli 2017: afdelingsplannen zijn geactualiseerd (instemming van MR)
2017-2018 Juli 2018: Afdelingsplannen zijn geactualiseerd (instemming van MR)
2018-2019 Juli 2019: afdelingslannen zijn geactualiseerd (instemming van MR)
1.2.1. SO: realiseren van een kerndoelendekkend aanbod
Juli 2016: Schrijven en rekenen zijn geactualiseerd Bewegingsonderwijs: koppeling aan de leerlingen optimaal
Juli 2017: Technisch lezen is geactualiseerd
Juli 20128: Leergebiedoverstijgende vakken
juli 2019 Burgerschap uitgewerkt
1.2.2. VSO ZML/PRO
Juli 2015: Praktijkvakken sluiten volledig kerdoeldekkend aan op herziene CED leerlijnen VSO
Juli 2017: Methodes voor Nederlandse taal, Spelling, Lezen en Rekenen/Wisku nde zijn geimplemente erd
Juli 20128: Leergebiedoverstijgende vakken en leren leren zijn in het groepsplan geïntegreerd.
juli 2019 Oriëntatie op wonen, burgerschap, en vrije tijd zijn herzien en verder uitgewerkt
1,1. Uitwerken van afdelings/bouwplannen op basis van de arrangementskaarten (alle afdelingen)
September2015: Start pilot AVO Methoden ZML; start ontwikkeling portfolio Januari 2016: Start implementatie AVO Methoden ZML. Juli 2016: Ontwikkeling portfolio is afgesloten
90
2015-2016 Strategisch afdelingsplan gereed juli 2015 Balans uitgewerkt tussen ELO en instructielessen Rekenen/wiskuin de op orde in juli 2016
2016-2017 LOB is volledig uitgewerkt en opgenomen in bouwplan
2017-2018 Juli 2018 Burgerschap uitgewerkt
2018-2019
1.2.4. EMB SO en VSO
Arrangementen volledig uitgewerkt
Lezen: Fototaal geïmplementeerd (voor de leerlingen die dit aankunnen. LVS volledig op orde
Onderzoek afgerond naar taal; en rekenen inzake methodisch aanbod
Juli 2018 Burgerschap uitgewerkt
1.3. Model effectieve instructie (IGDI) is ingevoerd (alle afdelingen m.u.v. EMB)
Scholingstraject m.b.t. IGDI en audit per leerkracht op beheersing
Verdiepte audit en koppeling van beheersingsniveau aan POP
borgen
borgen
1.4. Omgaan met ASS en ckluster 4 problematiek (speciaal accent voor VSO- DGO)
Bepalen schoolbreed beleid inzake ASS problematiek en scholing waar nodig
Aanvullende scholing gekoppeld aan methodiek
borgen
borgen
1.5. ICT functioneert goed in de school (alle afdelingen)
Projectgroep ICT is goed in positie gebracht. Project Chromebooks is volledig ingevoerd
Smart- en Digiborden: scholing schoolbreed
Activiteiten volgens uit evaluaties
Activiteiten volgens uit evaluaties
1.6. Sociaal emotionele ontwikkeling is helemaal geborgd als onderdeel van een veelzijdige ontwikkeling voor alle leerlingen (overal)
Curriculum is uitgewerkt per afdeling en beschrijving t.b.v. schoolplan is gereed juli ‘16
Methoden worden breed geïmplementeerd.
Evaluatie en bijstelling
borging
1.2.3. VSO DGO
91
1.7. Borgen dat autonomie van de leerling doorklinkt in het aanbod voor elke specifieke leerling (alle afdelingen, onderzoeken in hoeverre dit voor EMB kan) 1.8. Selectie en implementatie van een nieuwe LVS (i.a.m. andere scholen DKP)
2015-2016 Bij vaststelling OPP van elke leerling: leerwensen inventariseren. Deze verwerken in OPP.
2016-2017 Leerplan uitgewerkt, m.b.t. meenemen van leerwensen van elke leerling
2017-2018 borgen
2018-2019 borgen
selecteren
implementeren
borgen
borgen
2016-2017 Gereed juli 2017 na instemming MR
2017-2018 Gereed juli 2018 na instemming MR
2018-2019 Gereed juli '18 na instemming MR
Overig (periodiek en cyclisch): 2015-2016 Aanpassen schoolgids Gereed juli 2016 na instemming MR Schrijven jaarplan/jaarcontract
Plan 2015-2016 Gereed juli 2015 na instemming MR
Plan 2016-2017, gereed in juni 2016 na instemming MR
Plan 2017-2018, gereed in juni 2017 na instemming MR
Plan 2018-2019, gereed in juni 2018 na instemming MR
Schoolplan actualiseren en afstemmen op herzieningen van strategisch beleidsplan
Jaarlijkse actualisatie op schoolontwikkeling. Gereed juni '15 na instemming MR
Jaarlijkse actualisatie op schoolontwikkeling. gereed juni '16 na instemming MR
Jaarlijkse actualisatie op schoolontwikkeling. gereed juni '17 na instemming MR
Jaarlijkse actualisatie op schoolontwikkeling. gereed juni '18 na instemming MR
ORGANISATIE 2.1, Actualiseren notitie kwaliteitszorgbeleid
2015-2016 Jaarlijks gereed op 1 juli (met instemming MR)
2016-2017 Jaarlijks gereed op 1 juli (met instemming MR)
2017-2018 Jaarlijks gereed op 1 juli (met instemming MR)
2018-2019 Jaarlijks gereed op 1 juli (met instemming MR)
2.2. Afname B&T en opstellen veranderagenda
voorjaar'15: B&T onderwijs kwaliteit
Voorjaar '16: B&T tevredenheid medewerkers
Voorjaar '17: B&T oudertevredenheid
Voorjaar '18: B&T onderwijskwaliteit
2.3. Interne Audit (en opstellen ontwikkelagenda)
Afname voorjaar 2015
Afname voorjaar 2017
2.4. Marap
nov. 15 maart 16 juni 16
nov. 16 maart 17 juni 17
nov. 17 maart 18 juni 18
nov. 18 maart 19 juni 19
2.5. Jaarlijkse evaluatie
mei 16
mei 17
mei 18
mei 19
Afname voorjaar 2019
92
2015-2016 Geen activiteitenplanning bekend/aansturing door bestuursbureau
2016-2017 Geen activiteitenplanning bekend/aansturing door bestuursbureau
2017-2018 Geen activiteitenplanning bekend/aansturing door bestuursbureau
2018-2019 Geen activiteitenplanning bekend/aansturing door bestuursbureau
2.7, Samenwerkingsovereenkomst met RC afgerond
December 15 overeenkomst afgerond
December 16 evaluatie gereed en overeenkomst bijgesteld waar nodig
Borgen en bijstellen
Borgen en bijstellen
2.8, Detacheringsovereenkomsten (gedragsdeskundigen rond
December 15: Overeenkomsten gesloten
Evaluatie en bijstelling
Borging
Borging
2.6, Doorvoeren nieuwe directiestructuur
PROFIEL EN IMAGO 3.1.Werkgroep PR en Imago
3.2. Ontwikkelen plusprofiel
2015-2016 Activiteiten zoals door werkgroep overlegd en gepland, waaronder: I writer, en aanpassen website
2016-2017 Activiteiten zoals door werkgroep overlegd en gepland
Uitwerken profileringsactiviteiten
2017-2018 Activiteiten zoals door werkgroep overlegd en gepland
2018-2019 Activiteiten zoals door werkgroep overlegd en gepland
Traject opstarten
Personeel 4.1, Invoeren jieuwe systematiek gesprekkencyclus RAET 4.2. realiseren van ziekteverzuim ≤ 6 %
2015-2016 Najaar 15: invoeren
2016-2017 Voorjaar 16 uitvoeren gesprekken
2017-2018 Voorjaar 17 uitvoeren gesprekken
2018-2019 Voorjaar 18 uitvoeren gesprekken
Periodiek agenderen in MT en team. Bij ziekteverzuim hoger dan streefwaarde activiteiten gaan opnemen
Periodiek agenderen in MT en team. Bij ziekteverzuim hoger dan streefwaarde activiteiten gaan opnemen
Periodiek agenderen in MT en team. Bij ziekteverzuim hoger dan streefwaarde activiteiten gaan opnemen
Periodiek agenderen in MT en team. Bij ziekteverzuim hoger dan streefwaarde activiteiten gaan opnemen
93
2015-2016 Vertonen van vorbeeldgedrag en Verder intrainen van het geven en ontvangen vanm professionele feedback
2016-2017 Vertonen van vorbeeldgedrag en Invoeren van intervisie als professionalisering stechniek
2017-2018 Vertonen van vorbeeldgedrag
2018-2019 Vertonen van vorbeeldgedrag
4.4. Realiseren goed ARBO beleid en een veilig schoolgebouw
Werkzaamheden ARBO commissie zijn cyclisch
Werkzaamheden ARBO commissie zijn cyclisch
Werkzaamheden ARBO commissie zijn cyclisch
Werkzaamheden ARBO commissie zijn cyclisch
4.5. Actualiseren van protocollen en richtlijnen
Verder in positie brengen van veiligheidscoördinator en interne vertrouwenspersoon. Actualiseren protocol medisch handelen
Verder in positie brengen van veiligheidscoördinator en interne vertrouwenspersoon. Actualiseren protocollen die daar aan toe zijn
Verder in positie brengen van veiligheidscoördinator en interne vertrouwenspersoon. Actualiseren protocollen die daar aan toe zijn
Verder in positie brengen van veiligheidscoördinator en interne vertrouwenspersoon. Actualiseren protocollen die daar aan toe zijn
2015-2016 Verder uitwerken plan van aanpak. Definitief ontwerp en besteksfase
2016-2017 Besteksfase afronden en realisatie
2017-2018 Oplevering en verhuizing
2018-2019 Laatste afrondingen
Uitvoeren ontwikkelagenda
Uitvoeren plan van aanpak. Monitoring via ARBO commissie Nieuwe RI&E najaar 2019
4.3. Realiseren van een professionele organisatiecultuur
HUISVESTING 5.1, Realiseren van nieuwbouw in Hilversum
5.2. realiseren schoolgebouw met aantrekkelijke uitstraling
5.3, Meerjarenhuisvestingsplan en meerjarenonderhoudsplan. Activiteiten plannen i.a.m. college van bestuur en bestuursbureau 5.4. RI & E organiseren
2015-2016 Activiteiten cyclisch en conform planning
2016-2017 Activiteiten cyclisch en conform planning
Opstellen en uitvoeren imagoonderzoek, evt. opstellen ontwikkelagen-d 2017-2018 Activiteiten cyclisch en conform planning
Najaar 2015: RI&E en plan van aanpak opstellen
Uitvoeren plan van aanpak. Monitoring via ARBO commissie
Uitvoeren plan van aanpak. Monitoring via ARBO commissie
2018-2019 Activiteiten cyclisch en conform planning
94
FINANCIËN 6.1. Vertaling schoolplan in financiële meerjarenplanning
2015-2016 Jaarlijkse actualisatie i.v.m. bijstellingen schoolplan en beleid
2016-2017 Jaarlijkse actualisatie i.v.m. bijstellingen schoolplan en beleid
2017-2018 Jaarlijkse actualisatie i.v.m. bijstellingen schoolplan en beleid
2018-2019 Jaarlijkse actualisatie i.v.m. bijstellingen schoolplan en beleid
6.2. Realiseren taakstellende begroting
Jaarlijks volgen via kwartaalrapportages
Jaarlijks volgen via kwartaalrapportages
Jaarlijks volgen via kwartaalrapportages
Jaarlijks volgen via kwartaalrapportages
95
BIJLAGE 1: ORGANOGRAM VAN MYTYLSCHOOL DE TRAPPENBERG
96
bijlage 2: SOCIAAL EMOTIONELE ONTWIKKELING BINNEN DE TRAPPENBERG: PLAN VAN AANPAK Fase 1. Visie en doelen
Inhoud 1a. Sturen met het einddoel voor ogen Visieontwikkeling: Passend praktisch en actief Luc Stevens: Autonomie, relatie en competentie Bepalen van gewenste resultaten Beschrijving van de doelen Beschrijven van de randvoorwaarden per afdeling 1b. Methodespecifiek of methodeoverstijgend => basiskeuze (denk aan vreedzame school)
Wanneer 1a. Oktober-december 2014
Door wie 1a. Gedragsdeskundigen, Janneke en TL (Linda stuurt aan) Start is afdelingsoverstijgend, daarna per afdeling specifiek maken.
1b. december 2014januari 2015
1b. LC en gedragsdeskundigen en Bob M.
2. Volgen
Volgen uitwerken SCOL/SEO/Leefstijl Doen we SEOL? Diagnostiek gedragsdeskundigen Rol CvB i.r.t. sociaal emotionele ontwikkeling Uitwerking in OPP bepalen Ontwikkelen arrangementen
Januari-maart 2015 Eerste afname SCOL tussen maart en juni 2015
LC leerkrachten
3. Aanbod
Curriculum- een aanbodkeuze: Afdelingsspecifiek uitwerken Inventarisatie bestaande leerlijnen per Doelgroep
maart – december 2015
Afdelingsspecifieke werkgroepen met daarin: LC en TL (voorzitter) & gedragsdeskundigen
97
Fase 4. Beschrijven
5. Implementeren
6. Borging
Inhoud Schoolplan: beschrijven soc. Em. Ontw. Vertaling in de afdelingsplannen Ontwikkelen implementatieplan Per afdeling wordt het implementatieplan uitgevoerd en daarmee het programma sociaal emotionele ontwikkeling ingevoerd.
Wanneer Januari-juni 2016
Door wie Schoolplan: door directeur Afdelingsplannen door TL Implementatieplan door TL en LC
Augustus 2016-juni 2017
Nader per afdeling te bepalen. Wordt vastgelegd in het implementatieplan
Tweede jaar uitvoering Evaluatie en bijstelling Borging
Augustus 2017-juni 2018
Afdelingsspecifiek evalueren en borgen. Resultaten delen en borgen op schoolniveau
Derde jaar uitvoering Borging
Augustus 2018-juni 2019
Idem 2017-2018, maar minder frequent
Het team is op 27 november 2014 tijdens een studiedag door de directie geïnformeerd over dit plan van aanpak
98
Bijlage 3: Bevindingen van de lead auditor van Audit 2013 Nr.
Omschrijving
1.
De plan & controlcyclus kan versterkt worden door het beschrijven en documenteren van een systematische werkwijze voor het sturen en bewaken (indicatoren) van onderwijs(zorg)processen. Is uitgevoerd. Beschrijvingen zijn opgenomen in een herzien schoolplan, de notitie herziening Commissie van Begeleiding. De beoogde werkwijze is in de organisatie geïmplementeerd. Auditees geven aan dat de systematiek van projectmatig creëren weliswaar veel structuur en overzicht oplevert maar dat de inspanningen voor deze systematiek niet altijd opwegen tegen het effect hiervan. Systematiek is losgelaten en is nu gekoppeld aan beoogde strategische opbrengsten en actuele ontwikkelingen) Auditees noemen verschillende percentages (85%, 90%, 95%) voor wat betreft de doelstelling met betrekking tot het realiseren van de beoogde uitstroom. Een uniforme doelstelling op schoolniveau ontbreekt. De strategische normeringen worden gehanteerd. (80% op doorstroomcijfers (methodeonafhankelijke toetsen afgezet naar de verwachtingen uit het OPP en 90 % ten aanzien van de juiste voorspelling van het OPP) De managementrapportage toont een percentage streefdoelen ‘gehaald’ en ‘ruim gehaald’. Een eenduidige definitie voor de classificatie ‘ruim gehaald’ is niet aangetroffen. De strategische streefdoeklen worden geformuleerd in "behaald", "gedeeltelijk behaald"en "niet behaald". De directie licht dit in de MARAP toe. Het samenwerkingsconvenant tussen het behandelcentrum Merem en de mytylschool De Trappenberg is tijdens de audit niet aangetroffen. Dat is ook niet beschikbaar. Er is enkel sprake van een OOS contract, waarin afspraken voor een jaar worden gemaakt. Dit moet geactualiseerd worden in een nieuw samenwerkingsconvenant. Er is geen volledige borging op het punt van het wederzijds informeren over incidenten met leerlingen tijdens therapie. Een afstemming tussen de incidentenprotocollen van de school en het behandelcentrum is niet aangetroffen. zie vorig punt. De sturing op afdelingsniveau kan versterkt worden door het vertalen van het schoolplan tot op cluster/ afdelings/ teamniveau. Voor de afdelingen SO, EMB SO en VSO zijn afdelingsplannen gemaakt. Voor de afdeling VSO DGO kis dit gemaakt maar het moet herzien worden. Dit wordt afgerond medio april 2015. In de afdeling VSO ZML/PRO moet nog een afdelingsplan geschreven worden.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Besluit MT: Maatregel nodig? Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
99
Nr.
Omschrijving
8.
De effectiviteit van werkgroepen en projectgroepen kan versterkt worden door vanuit het management via een uniforme wijze de taken, middelen en evaluatiemomenten te borgen. Er is een uniform projectformat geïmplementeerd. Directie beschikt niet over managementinformatie waaruit blijkt dat OPP’s daadwerkelijk binnen de gestelde termijn vastgesteld zijn. Er is een monitor ingesteld die ons in staat stelt dit goed te monitoren. Tijdens de audit is vastgesteld dat de effectiviteit van diverse overleggen kan verbeteren door planmatiger met actielijsten te ga werken. Zijn geïntroduceerd. Een gedocumenteerde systematische werkwijze voor het evalueren van bouwplannen is niet aangetroffen. Deze is nog niet geïmplementeerd. Het SO beschikt over een toetskalender en een toetsprotocol. De uitwerking van het toetsbeleid is niet aantoonbaar geëvalueerd door het management. ook voor het VSO is deze ontwikkeld. Evaluatie wordt uitgevoerd op de beleidsdagen in mei 2015 Auditee (SO) geeft aan dat een systematische inbedding van een motorische leerlijn in het onderwijsleerproces ontbreekt. Moet nog opgepakt worden. Tijdens de audit is geconstateerd dat er geen uniforme afspraken zijn voor het opstellen van een onderwijsrapport voor de leerlingen (SO). Is nog niet opgepakt. Resultaten van toetsen worden niet in het leerlingvolgsysteem geregistreerd (SO). Is geïmplementeerd. Klassenassistenten en leerkrachten die bevoegd zijn voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen hebben hun autorisatie niet op school aantoonbaar. De portfolio’s worden thuis bewaard. Nieuw beleid is voorbereid. Implementatie vanaf april 2015. Borging moet nog plaatsvinden via protocol medisch handelen. Dit gebeurt nog voor de zomer van 2015. Het autorisatieproces heeft een langere tijd nodig. Auditee (SO) geeft aan dat het verstrekken van medicijnen geen voorbehouden handeling is. Deze opmerking is strijdig met het medicatieprotocol van De Trappenberg. Wordt aangepast in het protocol medisch handelen. Voorjaar 2015. Op het document Medisch Handelen ontbreekt volledig versiebeheer (SO). Alle protocollen hadden dit niet. Bij alle protocollen wordt dit nu ingevoerd. Bij protocollen die vernieuwd zijn in 2014-2015 is dit allemaal aangepast. Tijdens de audit is geconstateerd dat er geen gedocumenteerd beleid is met betrekking tot vaccinatie op hepatitis B (SO). Hierop is geen beleid noodzakelijk. er rust geen verplichting op en derhaleve is besloten dat dit niet nodig is.
9.
10.
11. 12.
13. 14. 15. 16.
17.
18.
19.
Besluit MT: Maatregel nodig? Nee
Nee
Nee
Ja Ja
Ja Ja Nee Ja
Ja
Nee
Nee
100
Nr.
Omschrijving
20.
Een functie/taakomschrijving klassenassistent is aangetroffen, de beschrijving dateert echter van 1997. Of de beschrijving nog actueel is, is tijdens de audit niet beoordeeld (SO). Het gehele functieboek van DKP is herzien in het najaar van 2014. Er is geen registratie aantoonbaar van de mate waarin ouders de van de school ontvangen toestemmingsverklaringen ook daadwerkelijk ingevuld en ondertekend retourneren (SO). Alle ouders die toestemming onthouden vullen daartoe een geformaliseerd formulier in. Dat wordt toegevoegd aan het leerlingendossier. We houden lijsten bij van ouders die een toestemmingsonthouding hebben afgegeven. Tijdens de audit is vastgesteld dat schoonmaakmiddelen op diverse plaatsen onder handbereik van leerlingen worden bewaard (verzorgingsruimte, klaslokalen). Deze staan voortaan in afgesloten kasten. een controle door de arbeidsinspectie volksgezondheid in mei 2014 leverde hierop geen verbeteringspunten op. De orthopedagoog (SO) voert eens per jaar in iedere groep een groepsobservatie uit. De observatiemethode is niet gedocumenteerd (bijvoorbeeld via een kijkwijzer). Dat klopt. Het instrument is leerlingafhankelijk. Voor het didactisch handelen worden wel kijkwijzers gebruikt. Deze zijn thema afhankelijk. Een separaat pedagogisch beleidsplan is tijdens de audit niet aangetroffen (SO). Het pedagogisch handelen maakt onderdeel uit van de gehele werkwijze van de school. Dit wordt uitgewerkt in het schoolplan en niet in separate beleidsplannen. Auditee geeft aan dat de school geen specifieke (veiligheids)afspraken kent voor ouderbezoek thuis (SO). Deze zijn voor zover ik weet niet opgesteld. Het evalueren van pedagogische plannen voor individuele leerlingen is niet ingebed in een methodische cyclus (SO). Dat is aangepast. In het pedagogisch plan wordt voortaan de wijze van en frequentie van evalueren aangegeven. Een vastgelegde overlegstructuur met afspraken over frequentie en verslaglegging van de overleggen is niet aangetroffen. Dit is opgenomen in het beleid CvB en in het schoolplan van de school. Jaarlijks wordt er tijdens de beleidsdagen geëvalueerd. Een cyclus voor het beoordelen of lesroosters en groepsplannen volgens plan uitgevoerd worden en leiden tot het beoogde effect is, niet aangetroffen (VSO). Dit is geïmplementeerd in het schooljaar 2014-2015.
21.
22.
23.
24.
25. 26.
27.
28.
Besluit MT: Maatregel nodig? Nee
Nee
Nee
Ja
Nee
Ja Nee
Nee
Nee
101
Nr.
Omschrijving
29.
Tijdens de audit is niet duidelijk geworden langs welke systematiek de teamleiders de lesplannen van de leerkrachten beoordelen (VSO). Via groeps- en leerlingenbesprekingen wordt hier multidisciplinair naar gekeken. De effectiviteit wordt beoordeeld aan de hand van de leeropbrengsten. Een vaste systematyiuek is (nog) niet afgesproken. Het bewijs van de 100% opbrengstscore voor wat betreft DGO kon tijdens de audit niet worden aangeleverd. Dit komt tot uitdrukking in de uitstroombestemmingen van de geslaagde leerlingen. Echte uitstroom wordt pas veerwacht in juni 15 en in juni 16. De procedure voor het volgen van leerlingen tot twee jaar na uitstroom is nog niet volledig vastgesteld en geïmplementeerd. Is nu geheel geïmplementeerd. Dit is beschreven en geborgd in de notitie over het CvB beleid. Tijdens de audit is geïnformeerd naar de inwerkprocedure van De Trappenberg. Deze procedure is niet aangetroffen. Dit beleid is geïmplementeerd, vanuit stichtingsbeleid. Op grond van de auditgesprekken kan worden geconstateerd dat Tool for Talent niet op alle afdelingen op dezelfde wijze wordt toegepast en is ingevoerd. Dit instrument is losgelaten en vervangen door een nieuwe systematiek 9RAET performance management. In de Trappenberg wordt dit geïmplementeerd in het najaar van 2015. Auditees geven aan dat er jaarlijkse nieuwe wachtwoorden moeten worden aangemaakt. Een protocol wachtwoordenbeleid is niet aangetroffen. Deze vraag kan niet bij de school worden neergelegd maar hoort bij de afdeling ICT thuis. Het documentenbeheer en het dossierbeheer is binnen De Trappenberg niet procedureel geborgd. Dit punt moet nog worden opgepakt. Een systematische werkwijze voor het evalueren en bijsturen van normjaartaken is niet aangetroffen tijdens de audit. PZ is verantwoordelijk voor dit soort procedures. Onder de nieuwe CAO zal dit anders vormgegeven gaan worden. Vastgesteld is dat in lokaal VSO7 de leerlingdossiers bewaard worden in een kast die niet (meer) op slot kan. Dit is strijdig met de Wet op de Bescherming van Persoonsgegevens. Dossiervorming moet opgepakt worden. Schaduwdossier in kasten in klassen kan überhaupt helemaal niet.
30.
31.
32. 33.
34.
35. 36.
37.
38.
De effectiviteit van de overlegstructuur wordt niet periodiek door de leiding geëvalueerd (bron: zelfevaluatie). Gebeurt sinds 2014 tijdens de beleidsdagen van MT met gedragsdeskundigen. Planning evaluatie: 21 mei 2015
Besluit MT: Maatregel nodig? Ja
Ja
Nee
Nee n.v.t.
n.v.t.
Ja n.v.t.
Ja
Nee
102
Nr.
Omschrijving
39.
De effectiviteit van scholingsbeleid wordt niet systematisch geëvalueerd (bron: zelfevaluatie). Het scholingsbeleid is op dit moment niet systematisch. vanuit MT DKP komt er aandacht voor een professionaliseringsagenda. Bij medewerkers die uit dienst gaan worden geen exitinterviews afgenomen (bron: zelfevaluatie) Er is geen vastgedstdl Exit-gespreksbeleid. Uitkomsten van de beoordelingsgesprekken worden niet geaggregeerd op een hoger niveau (bron: zelfevaluatie) Beoordelingsgesprekken worden alleen bij het overgangsmoment van tijdelijk naar vast ingezet en/of bij disfunctionerende medewerkers. Evaluaties en reflecties leiden onvoldoende tot breed gedragen maatregelen en bijstellingen (bron: zelfevaluatie) Er zijn veel maatregelen genomen. Mij is niet gebleken dat hiervoor geen draagvlak bestond.
40. 41.
42.
Besluit MT: Maatregel nodig? Ja
Ja Ja
Aandacht geven
103
Bijlage 4: EMB- uitstroomgegevens van schoolverlaters Jaar
Hoeveel
2009
1
2011
2012
Mannelijk
Vrouwelijk
Leeftijd Bij uitstroom
Dagbesteding
1
20,7 jaar
1 1
Uitstroom profiel juist?
Opmerking
X
Ja
Overgang naar andere dagbesteding door sluiting binnen dezelfde stichting
19 jaar
X
Ja
Onveranderd
18 jaar
X
Ja
Overleden
1
20 jaar
X
Ja
Onveranderd
1
18,11 jaar
X
Ja
Onveranderd
1
18 jaar
X
Ja
Onveranderd
1
18,6 jaar
X
Ja
Onveranderd
19,7 jaar
X
Ja
19,2 jaar
X
Ja
Overgang naar andere dagbesteding i.v.m. te hoge vervoerskosten Onveranderd
3
5
1 1 2013
2014
Anders, nl.
1 1
19, 11 jaar
X, thuis
Onveranderd
1
18,9 jaar
X
Ja
Onveranderd
1
18 jaar
X
Ja
Onveranderd
1
19,8 jaar
X
Ja
Onveranderd
3
104
Bijlage 5: Lijst van afkortingen ARBO AVO CAO CE CED CITO CvB DGO DKP ECDL EMB Et Ft GMR HAVO HBO ICT IQ IRO IVIO KDC KEC LG Lo LOB LVS LZ MARAP MBO MF MG MR MT Mu Mw NJT NMA OGW OKR OOS OPP ORP PDCA PMD PO POP PR PRO Ra RC RDDF RI & E RTO SBO SCOL
Arbeidsomstandigheden Algemeen vormende (vakken) Centrale Arbeidsovereenkomst Centraal Examen Centrale Educatieve Dienst Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling Commissie van Begeleiding Diploma Gericht Onderwijs De Kleine Prins European Computer Drivers License (Europees Computer Rijbewijs) Ernstig Meervoudig Beperkt ergotherapie of ergotherapeut fysiotherapie of fysiotherapeut Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad Hoger Algemeen Vormend Onderwijs Hoger Beroepsonderwijs Informatie- en Communicatietechnologie Intelligentiequotiënt Individueel Revalidant Overleg Instituut voor Individuele Ontwikkeling Kinder Dagcentrum kinder Expertise Centrum Lichamelijk Gehandicapt logopedie of logopedist Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding Leerling Volg Systeem Langdurig Ziek Managementrapportage Middelbaar Beroepsonderwijs Meldingsfrequentie Meervoudig Gehandicapt Medezeggenschapsraad Managementteam muziektherapie of muziektherapeut maatschappelijk werk Normjaartaak Neuro Musculaire Afwijkingen Opbrengstgericht Werken Onderwijskundig Rapport Onderwijsondersteuning Ontwikkelingsperspectief of ontwikkelingsperspectiefplan Onderwijs Revalidatieplan Plan Do Check Act Paramedische Dienst Primair Onderwijs Persoonlijk Ontwikkelingsplan Public Relations Praktijkonderwijs revalidatiearts Revalidatiecentrum Risico Dragend Deel van de Formatie Risico-inventarisatie- en evaluatie Revalidatieteam Overleg Speciaal Basisonderwijs Sociale Competentie Observatielijst
105
SMT SO TLA TLV VMBO-B VMBO-K VMBO-T VMBO-GT VO VSO VWO WMS WO ZEK ZML
Sociaal Medisch Team Speciaal Onderwijs Toelaatbaarheidsadvies Toelaatbaarheidsverklaring Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs – Basisgerichte leerweg idem – Kadergerichte leerweg idem – Theoretische leerweg idem – Gemengd theoretische leerweg Voortgezet Onderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wet Medezeggenschap Scholen Wetenschappelijk Onderwijs Zelf Evaluatie Kader Zeer Moeilijk Lerend
106
107