Schoolplan Theresialyceum 2012-2016
Theresialyceum School van havo, atheneum en gymnasium Cobbenhagenlaan 5 5037DA Tilburg
INHOUD I. Inleiding ................................................................................................................................. 2 II. Algemene informatie............................................................................................................. 2 III. Waar staan wij voor .............................................................................................................. 3 IV. Profilering en ambities .......................................................................................................... 4 V. Onderwijskundig beleid......................................................................................................... 5 a) Algemeen........................................................................................................................... 5 b) Onderbouw........................................................................................................................ 7 c) Rendementen en ontwikkelingen ..................................................................................... 8 d) Bovenbouw havo ............................................................................................................... 9 e) Bovenbouw vwo ................................................................................................................ 9 f) Toetsbeleid ...................................................................................................................... 10 g) Zorg en begeleiding ......................................................................................................... 10 a. Vorming en culturele diversiteit .................................................................................. 10 b. Zorgstructuur............................................................................................................... 11 c. Zorgprofiel ................................................................................................................... 11 h) Keuzeproces .................................................................................................................... 12 VI. Personeel en Organisatie .................................................................................................... 13 i) Algemeen......................................................................................................................... 13 j) Organisatie ...................................................................................................................... 13 k) De docent als rolmodel ................................................................................................... 13 l) Integraal Personeelsbeleid (IPb) ..................................................................................... 13 m) Aandachtspunten Personeelsbeleid 2012-2016............................................................. 14 VII. Kwaliteitszorg ...................................................................................................................... 15 VIII. Actiepunten 2012-2016....................................................................................................... 16 i. Opbrengst en resultaatgericht werken ............................................................................ 16 ii. Overige schoolaspecten ................................................................................................... 17 iii. Uitwerking per facet VO-convenant ................................................................................ 18 A. Goede prestaties kernvakken, breed gevormd .......................................................... 18 B. Systematisch en opbrengstgericht werken ................................................................ 19 C. Verschillen constateren en differentiëren ................................................................. 20 D. Ambitieuze leercultuur en hoogbegaafdheidprogramma ......................................... 21 E. Lerende cultuur personeel en HRM-beleid ................................................................ 22 iv. Uitwerking overige schoolaspecten ................................................................................ 23 Bijlagen ........................................................................................................................................ 24 a) TOM-plan......................................................................................................................... 24 b) Zorgplan........................................................................................................................... 24 c) Diversiteitsbeleid ............................................................................................................. 24 d) Organigram ...................................................................................................................... 26 e) Beleid voor de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen ................ 27 f) Addendum schoolplan Theresialyceum .......................................................................... 28
I.
INLEIDING
Plan van aanpak In begin van schooljaar 2011-2012 is gestart met een hernieuwd onderzoek naar onze gedeelde waarden en normen. Op een studiedag is aan de hand van de methodiek van de Waardendiamant onze missie opnieuw tegen het licht gehouden. Tijdens de eerste fase van het denk- en schrijfproces werd het VO-convenant “Opbrengst en Resultaatgericht werken” gepubliceerd. Onze plannen bleken wonderwel als puzzelstukjes in het convenant te passen. Dit schoolplan bestaat daarom uit twee verschillende maar wel samenhangende delen: hoofdstuk 1 t/m 7 zijn beschrijvend van aard, in hoofdstuk 8 staat de vertaling naar het VO-convenant met de actiepunten en is ook aangegeven hoe dit in overeenstemming is met de OMO-strategie "Koers 2016". Het Schoolplan is op 26-9-2012 goedgekeurd door de Medezeggenschapsraad, er zal jaarlijks een prioriteitenplan met smart-geformuleerde doelen opgesteld worden.
II.
ALGEMENE INFORMATIE
De huisvesting van de school is één van de grootste zorgpunten. Qua capaciteit zit het gebouw aan zijn grenzen en de algemene staat van het gebouw voldoet niet meer aan hedendaagse eisen; zo is er geen enkele vorm van isolatie en klimaatbeheersing en is de toegankelijkheid door de vele niveauverschillen problematisch. Misschien nog belangrijker dan deze praktische bezwaren is dat het gebouw ons beperkt in de ontwikkeling van het onderwijs. We kennen alleen een serie vierkante, klein bemeten lokalen en er zijn geen mogelijkheden om verschillende werkvormen te ondersteunen. Dit is op zich geen nieuws onder de zon maar het wordt wel steeds nijpender en heeft een nadelig effect op onze concurrentiepositie. Inmiddels is de problematiek bekend bij de gemeente maar dit heeft nog niet tot concrete plannen geleid. De afgelopen schoolplanperiode is er behoorlijk geïnvesteerd om het gebouw met beperkte middelen aan te passen aan vooral de capaciteitsbehoefte: er is een technieklokaal en een Wintertuin gerealiseerd en de bestaande bovenfoyer en mediatheek zijn succesvol samengevoegd tot een open leercentrum. Met subsidie van de gemeente is langs de school een fraaie biodiversiteitstuin aangelegd met een hoog educatief karakter.
Onze school is 85 jaar geleden opgericht door de Zusters van Liefde en heeft dus een katholieke identiteit. Het traditionele katholicisme wordt door de school niet meer beleefd en bij de recente
Hoofdstuk: Inleiding
Het Theresialyceum is een school voor havo, atheneum, gymnasium met een stabiele populatie van ongeveer 1350 leerlingen. Het Theresialyceum maakt deel uit van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs(OMO). De strategie van OMO is vastgelegd in "Koers 2016". Onderwijskundig kenmerkt de school zich door een breed onderwijsaanbod dat leerlingen optimaal kansen biedt om hun talenten te exploreren. De driejarige brugperiode kent een uitgebalanceerd systeem van begeleiding en extra uitdagingen in de vorm van keuzevakken. In de bovenbouw worden naast het verplichte curriculum modules aangeboden. De school kent bovengemiddelde slaagpercentages met een zeer klein verschil tussen de SE- en CE-cijfers. Het bovenbouw rendement is goed in orde, het rendement van de onderbouw is vanwege de driejarige brugperiode door de inspectie minder goed in beeld te brengen maar door nieuwe afspraken met de onderwijsinspectie verwachten we dat dat probleem binnen enkele jaren is opgelost. De school staat bekend om het studiegerichte karakter, dit imago blijkt bij de aanmelding voor ouders een belangrijke drijfveer om voor de school te kiezen. De school is hoogbegaafdheidsprofielschool en cultuurprofielschool.
2
aanmeldingen was er geen enkele ouder die aangaf de school om het geloof gekozen te hebben. Er heeft in de loop der jaren een vertaling naar hedendaagse waarden en normen plaatsgevonden, het is niet voor niets dat respectvol met elkaar omgaan hoog in ons vaandel staat en we ruim in leerlingenzorg investeren. Goed leven fundeert immers goed onderwijs en maakt het mogelijk een goed mens te zijn1. Respectvol met elkaar om gaan is meer dan mensen in hun waarde laten, het is ook positieve aandacht voor verschillen. Zo willen we met ons diversiteitsbeleid juist stimuleren dat de samenstelling van de ouderraad, leerlingenraad en ander commissies ook qua culturele achtergronden een afspiegeling vormt van de samenstelling van de school.
III.
WAAR STAAN WIJ VOOR
Wel bleken er nuanceringen en accentverschuivingen. Studiegericht moet breed uitgelegd worden: het is niet alleen zo dat wij als school bovengemiddelde examenresultaten willen behalen maar ook dat er onder de leerlingen de attitude is dat het normaal is om boven het maaiveld uit te steken. Dat kan zijn door de zesjescultuur van je af te schudden, door extra vakken of niet verplichte modules te volgen of door een grote inzet in buitenschoolse activiteiten zoals voor het orkest of voor de leerlingenraad. Kortom: Meer mag! Het begrip respect kent naast de houding ten opzichte van elkaar en van medewerkers (en vice versa) een toenemende maatschappelijke lading. De verruwing van de maatschappij en de wijze 1
Zie Identiteitsnotitie OMO “Zingeving en goed onderwijs” (april 2012) waarin de identiteit van drie basisbegrippen wordt voorzien: goed onderwijs, een goed mens en goed leven. Op die wijze wordt een verbinding gemaakt met levensbeschouwelijke waarden.
Hoofdstuk: Waar staan wij voor
Meer mag In begin van schooljaar 2011-2012 is gestart met een hernieuwd onderzoek naar onze gedeelde waarden en normen. Op een studiedag is aan de hand van de methodiek van de Waardendiamant onze missie opnieuw tegen het licht gehouden. De opbrengst leert dat de 3 pijlers van onze school staan als een huis: Studiegericht, Respectvol en Evenwichtig.
3
waarop bepaalde bevolkingsgroepen in het publieke debat neergezet worden, vraagt om een reactie van de school. Als mini-maatschappij is het in toenemende mate onze taak om te laten zien hoe een gemeenschap van verschillende mensen waardig met elkaar om kan gaan. Respect betekent ook aandacht voor eenieders capaciteiten en competenties; zonder die grondhouding kan leerling- en ouderparticipatie nooit op een volwassen manier geschieden. Evenwicht geeft aan dat er een balans moet zijn tussen de schoolse aspecten van het leren en het vormen tot een jonge en zelfstandige volwassene. De term vormend lijkt daarmee de lading beter te dekken. Voor de komende periode zal de missie zijn: Studiegericht Respectvol Vormend Na het vaststellen van deze gezamenlijke waarden en normen is door veel groepen gewerkt aan sterkte- en zwakteanalyses. In het onderbouwteam en in de twee bovenbouwteams, met de geleding onderwijs ondersteunend personeel, met de leerlingen en met een grote groep ouders. Verdere input voor dit schoolplan wordt geleverd door het VO-convenant Beter Presteren, de OMO Koers 2016, gesprekken met alle secties, de resultaten van ouder- en leerling enquêtes die de afgelopen jaren zijn afgenomen en het werkplezieronderzoek onder het personeel.
IV.
PROFILERING EN AMBITIES
De overheid wil excellente scholen gaan erkennen en waarderen. Om het predicaat Excellent te behalen moet voldaan worden aan 2 criteria: excellente onderwijsopbrengsten en presteren in excellentiegebieden. Verder geldt dat er geen misstanden mogen voorkomen, zoals financiële problemen of afwijkingen van regelgeving. Onze schoolplan was en is ambitieus en de beschrijving van de excellente school past ons wel. De voorbeelden van de excellentiegebieden die de overheid noemt, zijn zelfs op ons lijf geschreven: aandacht voor hoogbegaafden of aandacht voor de vormende taak zoals cultuuroverdracht. Een hoog ambitieniveau, en dat ook uitstralen naar buiten, kan vreemd genoeg als neveneffect hebben dat de instroom beperkt wordt. Ook nu al worden we geconfronteerd met ouders en leerlingen die zich niet bij ons aanmelden omdat "de lat zo hoog ligt." Toch kiezen we bewust voor dit hoge ambitieniveau. De slogan "Meer mag" wordt daarmee uitgebreid tot: "Meer mag en meer
Hoofdstuk: Profilering en ambities
Meer mag en meer moet Een belangrijke vraag voor een hedendaagse school is de profilering. Allereerst staat de school voor een studieus klimaat hetgeen zich onder andere uit in uitstekende examenresultaten. In de vorige schoolplanperiode is er hard gewerkt om daarnaast drie duidelijke profielen waar te maken: Begaafdheidsprofielschool, Cultuurprofielschool en het versterkte talenonderwijs. Het Theresialyceum is een sterk merk met een duidelijk onderscheidend vermogen. De vraag rijst of de focus breder gelegd moet worden of gekozen moet worden voor verdieping binnen die profielen. Voor het schoolplan 2012-2016 worden de ambities bewust geformuleerd binnen de opgebouwde profielen. Het stimuleren van excellentie is onvoorwaardelijk verbonden met een begaafdheidsprofielschool en een school die traditioneel streeft naar bovengemiddelde resultaten. Dat betekent doorgaan op de ingeslagen weg met de scholing van de medewerkers, met name op het gebied van differentiëren in de klas.
4
moet". Dat we aan de voorwaarden van het predicaat Excellent willen voldoen komt voort uit de traditie van de school en een intrinsieke motivatie. De school zal in schooljaar 2012-13 1355 leerlingen tellen. Dit aantal zal de komende jaren nagenoeg stabiel blijven. We rekenen er op dat er een stabiele populatie in Tilburg en omstreken is die bereid is om ook al in het voortgezet onderwijs boven het maaiveld uit te steken. Het imago van de school, degelijk onderwijs op een goed niveau, zorgt ervoor dat het wervingsgebied de hele Tilburgse regio omvat. Wel moet worden opgemerkt dat circa 60% van de leerlingen uit het westelijk deel van de regio komt, waarvan een groot deel uit de wijk Reeshof. Mede gelet op de accommodatie heeft de school niet de ambitie om te groeien. Het stabiele aantal leerlingen maakt het mogelijk om het rijke aanbod dat de school de leerlingen wil doen, in de toekomst waar te blijven maken.
V.
ONDERWIJSKUNDIG BELEID
a) ALGEMEEN Het onderwijskundig beleid is een voortzetting van hetgeen in de vorige periode in gang is gezet met nieuwe elementen die logischerwijze passen in dat beleid. Gezien de grote hoeveelheid ballen die we in de lucht houden en de beperkingen die de middelen ons opleggen, beseffen we dat we sterk moeten focussen. Een initiatief dat goed past bij onze ambities is de aansluiting bij WON (Wetenschaps Orientatie Nederland). Met onderdelen als wetenschapsfilosofie en onderzoeksvaardigheden werkt WON aan de academische houding van de leerlingen en dat moet uiteindelijk leiden tot een hogere kwaliteit van de profielwerkstukken en een betere aansluiting met het hoger onderwijs. We zien het als een kans om WON eerst te introduceren voor de TOM-leerlingen2, dit versterkt het hoogbegaafdenprogramma en kan uiteindelijk een uitstraling naar het gehele vwo geven. Door de driejarige brugperiode zullen ook havoleerlingen een deel van deze discipline mee krijgen en dat geeft mogelijkheden voor het versterkte havo- imago.
Het versterkte talen onderwijs uit zich in programma’s voor Europese certificaten voor Engels, Duits en Frans en examenvakken als Latijn, Grieks en Chinees. Onderzocht zal worden of het vak Spaans, dat nu in module vorm wordt aangeboden, ook tot een Europees certificaat kan leiden. Bij Latijn, Grieks en Chinees zijn de kleine leerlingenaantallen een punt van aandacht. De meeste secties hebben aangegeven het ict-gebruik in de lessen te gaan intensiveren. De afgelopen periode is geïnvesteerd in de infrastructuur: iedere lokaal heeft een pc op het netwerk en in ongeveer 2/3 van de lokalen hangt een digitaal bord en de elektronische leeromgeving van
2
TOM: hoogbegaafdenprogramma Traject Op Maat
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
Vanuit onze visie op de cultuurprofielschool wordt het vakoverstijgende van een aantal disciplines uitgebouwd en de link met de bèta-vakken verstevigd. Onderzocht zal worden of een Fablab, waarbij techniek en design elkaar ontmoeten, opgezet kan worden. Externe partners als Avans en de Fontys academie voor de kunsten zullen hierbij betrokken worden. Tevens zal onderzocht worden of het kiezen van de culturele vakken als beeldend en muziek mogelijk kan worden gemaakt binnen de bèta-profielen.
5
Magister biedt goede mogelijkheden om materiaal aan te bieden. Vanuit ons basisdenken3 willen we na het investeren in de infra-structuur de ict-vaardigheid van de docenten, met name op de edidactiek, verhogen. De meeste secties hebben ook aangegeven ict in hun onderwijs te willen inzetten. Het is anno 2012 moeilijk om te voorspellen hoe de ict-mogelijkheden zich gaan ontwikkelen: de uitgevers zijn nog aan het worstelen met verdienmodellen met het klassieke handen werkboek én ict-pakketten, het is onduidelijk welke apparaten (laptop, tablets, smartphones) het meest geschikt zijn voor het onderwijs en voor welk device de meeste software beschikbaar komt, de financiering van de apparaten is een grote uitdaging en het “bring-your-own-device”beleid kan en mag alleen op vrijwillige basis. Verder speelt mee dat waarschijnlijk een investering in een volledig dekkend wifi-netwerk noodzakelijk wordt, waarbij de vraag is of dat gezien de huidige gebouwelijke situatie een verantwoorde uitgave is. Concreet betekent dit dat we wel inzetten op de professionalisering van de medewerkers en met een kleine ict-commissie de vinger aan de pols zullen houden. Ongeacht deze ontwikkeling is het streven om in de loop van 2013 in de cloud te gaan zodat learning anywhere , anytime, anyplace gerealiseerd kan worden. Hand in hand met de toegenomen ict-mogelijkheden gaat de toename aan informatie, er wordt zelfs al gesproken over info-besitas. Kinderen mediawijs maken is daarom een wezenlijk onderdeel van de opleiding geworden. Mediawijsheid wordt in eerste instantie aan alle eerstejaarsleerlingen aangeboden maar zal bij ieder vak een rol gaan spelen. Het gaat daarbij om informatie verwerven, valideren en verwerken maar ook de rol van de social media zal onderwerp van gesprek zijn. Modules Mediawijsheid kunnen door docenten aangevraagd worden, bijvoorbeeld als voorbereiding op een werkstuk met bronnengebruik. Ook mentoren kunnen mediawijsheid inzetten, denk aan thema’s als cyberpesten en virtuele identiteiten.
De school kent een aantal vaste internationaliseringsactiviteiten: de buitenlandse reizen voor havo4 en vwo5, deelname aan de Euroweek en een serie eendaagse reizen voor verschillende vakken en jaarlagen (Parijs, Lille, London en Dusseldorf). Een paar jaar geleden is met subsidie van het OMO-Kenniscentrum het project de Jonge Onderzoeker opgezet waarbij leerlingen voor onderzoek in het kader van hun profielwerkstuk naar het buitenland gaan. Het project is succesvol afgerond en de formule van de Jonge Onderzoeker wordt nog volop gebruikt en zal ook in de komende schoolplanperiode gestimuleerd worden. Voor de bovenbouw leerlingen die Chinees als examenvak hebben gekozen wordt onderzocht of een studie reis naar China mogelijk is, mede om de aantrekkingskracht van het vak te vergroten. We menen hiermee een volwaardig internationaliseringsaanbod te hebben. Regelmatig zijn er nog andere initiatieven: een uitwisseling met Polen en Turkije, een studiereis naar Geneve etc. Dit soort extra internationaliseringsactiviteiten zullen kritisch bekeken worden op haalbaarheid en vooral op de impact voor de organisatie. 3
Basisdenken betekent dat als belangrijke voorwaarde voor kansrijke innovaties de basis op orde moet zijn (rooster, procedures, facilitairbeheer, financieel- en personeelsbeleid, ict-infrastructuur etc)
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
In 2011 zijn de studieruimte en de mediatheek verbouwd tot een Open LeerCentrum (OLC) en zijn er nieuwe medewerkers aangetrokken die als leerling-assistent voor een goed studieklimaat zorgen. Het resultaat is een goed lopend en goed geoutilleerd OLC dat na 15.00 uur nog maar beperkt gebruikt wordt. Uit gesprekken met klankbordouders en de ouderraad blijkt een grote behoefte aan een gecontroleerde huiswerkruimte. Onderzocht moet worden hoe wij ons OLC in de markt kunnen zetten als naschoolse huiswerklocatie voor onze leerlingen: "Onder begeleiding rustig en geconcentreerd werken in een studieus klimaat.” Uit de gesprekken bleek dat er vooral behoefte is aan een goedkope variant waar in een rustige omgeving gewerkt kan worden, een kleinere groep gaf aan het ook interessant te vinden als bovenbouw leerlingen als lentor (leerlingmentor) tegen betaling huiswerkbegeleiding kunnen geven. Beide varianten zullen onderzocht worden.
6
Met het motto “Meer mag en meer moet” geven we aan hoge verwachtingen van onze leerlingen te hebben. Die verwachtingen komen niet uit de lucht vallen, leerlingen zijn nu al actief in de leerlingenraad, de Medezeggenschapsraad, Siam (voor feesten en partijen), de redactie van de schoolkrant, als (reken)lentor etc. Verder is er een toenemende groep leerlingen die extra vakken of modules volgt. Leerlingen doen dat vrijwillig en enthousiast en krijgen daar natuurlijk grote waardering voor terug. Toch willen we serieus onderzoeken of er behoefte is aan een Theresia-cv waar alle bijzondere inspanningen op vermeld staan en of dat met een lage administratieve last gerealiseerd kan worden. Leerlingen krijgen dan een certificaat met vermelding van extra inspanningen zoals: extra vakken en modules, cum laude resultaat, bestuursfuncties in leerlingenraad en Siam, functioneren als lentor (leerlingmentor) etc. De modules onderscheiden zich van de extra vakken door een geringere omvang van de leerstof maar vooral door het verbredende karakter. Omdat een enthousiaste docent en een gemotiveerde leerling samen een krachtige leeromgeving maken, zijn modules door docenten zelf vervaardigd op basis van hun interesse voor specifieke onderdelen van het vakgebied en kunnen leerlingen ze op dezelfde basis van belangstelling kiezen. Vanaf 2012-13 zullen de modules gegeven worden aan gemengde havo-vwo groepen. Dit versterkt de status van de havo-opleiding. Voorbeelden van modules zijn: Bewegen en gezondheid, Debat, Direct Prototyping, Genealogie en Juridische dillema’s. Met name voor de moderne vreemde talen zijn er verdiepende modules die succesvol voorbereiden op de Europese referentiekaders Cambridge English, Delf Scolaire en Goethe Duits. Naast verbredende en verdiepende modules worden ook in de bovenbouw nog modules aangeboden in de vakbegeleidende sfeer. Omdat in de onderbouw een verdere determinatie van de leerlingen heeft plaats gevonden, is het niet meer noodzakelijk om de vakbegeleiding in dezelfde omvang en breedte te blijven aanbieden. In de bovenbouw beperken we ons tot begeleiding van instromers uit het vmbo op de kernvakken en tot het aanbieden van ondersteuning bij wiskunde en bij de grammatica Engels.
Rechtdoen aan verschillen De school ontvangt uit het basisonderwijs een redelijk homogene groep leerlingen4: kinderen met allerlei talenten, cognitief op hoog niveau, gericht op doorstuderen op hbo of wo. Het systeem van een verlengde, driejarige brugperiode maakt het mogelijk om zolang mogelijk te exploreren wat het kind kan en wil om pas op vijftienjarige leeftijd de keuze te maken voor vwo of havo en voor welk profiel met het oog op verdere studie en loopbaan. Deze exploratie veronderstelt dat een divers aanbod gedaan wordt van cognitieve en creatieve activiteiten en dat gedifferentieerd wordt. Dit laatste gebeurt in lessen maar ook door een breed keuzepakket van vakken en activiteiten bovenop de reguliere vakken. Gedurende de brugperiode wordt de groep heterogener qua samenstelling, maar ze blijft sociaal intact. De verlengde brugperiode moet leerlingen met goede leercapaciteiten voldoende extra uitdaging bieden. Voor de hoogbegaafden gelden extra aandachtspunten, ook op het sociaal-emotionele vlak. Hiervoor is een Traject op Maat (TOM) ontwikkeld (zie verder). In het algemeen echter komen al snel leerlingen in het vizier die extra's aankunnen, veelal de toekomstige vwo-ers. Aan hen bieden we in de onderbouw extra vakken cq. modules aan: Latijn en Grieks waarmee we de optie bieden van een gymnasium-opleiding; Spaans; informatie/computerkunde en natuurwetenschappen; 4
De groep is homogeen als havo-vwo-selectie met een cito-score tussen de 540 en 550. We zien wel steeds grotere schommelingen in de onderliggende percentielen voor taal en rekenen.
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
b) ONDERBOUW
7
hedendaagse muziekstromingen; mode; Chinees; filosofie. Daarnaast hebben leerlingen soms structureel, soms wisselend tijdens de onderbouwloopbaan vakinhoudelijke begeleiding nodig. Dit wordt geboden in de vakken Nederlands, Frans, Duits, Engels, wiskunde, natuurkunde, scheikunde. Het systeem van de verlengde brugperiode functioneert naar tevredenheid als het gaat om de sociale ontwikkeling van de leerlingen. Leerlingen ervaren een tweedeling naar afdelingen in de school minder doordat ze drie jaar lang in heterogene samenstelling met elkaar hebben opgetrokken. Dit wordt bevestigd door het aanbieden van buitenlandse reizen aan havo- en vwoleerlingen samen en vanaf 2012-13 door het gezamenlijk kunnen volgen van leerstofmodules in de vierde klas. De school kent ook minder het in het onderwijs bekende fenomeen van de 3-havo-klas die leerlingen een negatief of minderwaardig zelfbeeld geeft. Voor veel toekomstige havo-leerlingen heeft de heterogene groep een stimulerend effect. Met name de leerlingen met wisselende capaciteiten per vak worden meer en langer uitgedaagd door het relatief hoge niveau van de havo-vwo-groep. De toekomstige vwo-er wordt uitgedaagd door het eerder genoemde extra aanbod. Differentiatie in de klas voor wat betreft aanbod van leerstof is in de reguliere vakken waardevol.
De uitstroom naar de bovenbouw havo en vwo vanuit klas 3 situeert zich rond resp. 45 en 55%. De bevorderingspercentages in klas 1 zijn door de jaren heen constant (circa 95%), evenals de toelatingsvoorwaarden. In klas 2 en 3 doet zich evenwel sinds 2007 een lichte neerwaartse tendens voor: in klas 2 is het bevorderingspercentage sinds 2008 gedaald tot onder de 90% (85-88%). Dit achten we niet acceptabel. Daarnaast zien we dat, ondanks een goed doorstroomrendement in de bovenbouw, een aantal leerlingen een havo-diploma haalt met een doublure in de derde klas. Bij een aantal leerlingen zijn factoren in de sociaal-emotionele sfeer hier verantwoordelijk voor. Daarnaast echter lijkt het verzwarende effect van de gemengde havo/vwo groepering in klas 3 een rol te spelen. Dit roept een aantal vragen op. Is het begeleidingssysteem nog adequaat? Kan er meer gedifferentieerd worden binnen het klasverband in klas 3? Is de overgang voor de leerling van klas 1 naar 2 op het gebied van de eisen die gesteld worden te groot? Moet er ingegrepen worden in de structuur van de verlengde brugperiode? Dit zou kunnen inhouden dat er toch een 3 havo-klas wordt afgezonderd of dat vakken in klas 3 geclusterd worden aangeboden of dat er vanaf de overgang van klas 2 al gedifferentieerd wordt in de overgangsnormen. In het huidige systeem kunnen toekomstige havo-leerlingen vanaf het begin van het tweede semester in klas 3 hun definitieve havo-keuze doorgeven en krijgen dan cijfergeving naar havo-normering. Wellicht kan dit moment vervroegd worden naar de start van het derde leerjaar of zelfs naar het begin van het tweede semester in klas 2. Leerlingen verblijven dan wel in een heterogene samenstelling gedurende de eerste drie jaren maar kunnen de normering aan laten passen aan hun capaciteiten. Differentiatie binnen klasverband is dan ook inhoudelijk wenselijk. Het rendement van de onderbouw kan wellicht ook nog verbeterd worden door een doorlopende leerlijn te ontwikkelen op het gebied van studievaardigheden. Het huidige aanbod kan, in combinatie met een verder te ontwikkelen huiswerkbeleid wellicht beter gestructureerd worden. Om vroegtijdig schoolverlaten te reduceren is er een speciaal programma voor vmbo-t instroom in de havo. In een vroeg stadium wordt extra ondersteuning geboden voor met name Nederlands en wiskunde. Wij participeren hierbij actief in het havistenproject van het samenwerkingsverband. Ook het extra aanbod aan de excellerende leerling verdient weer eens heroverweging. Naast de hierboven genoemde extra vakken en modules zijn er interessante nieuwe mogelijkheden. De school kent al een aanbod van versterkt mvt-onderwijs in de bovenbouw. Onderzocht moet worden
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
c) RENDEMENTEN EN ONTWIKKELINGEN
8
of dit aanbod al aan de onderbouwleerlingen gedaan kan worden. De sectie Engels is al doende met experimenten met betrekking tot het zgn. Cambridge-Engels. De toekomstige vwo-er kan ook al in de onderbouw verkennen of een wetenschappelijke vervolgopleiding interessant is door al vroeg de leerling in contact te brengen met wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden. Het door Wetenschapsoriëntatie Nederland ontwikkelde concept zal worden bestudeerd. In klas 1 zal het Leren leren een belangrijk thema worden, in klas 2 en 3 zal dit vervolgd worden in een programma studievaardigheden. In de periode van het schoolplan zal onderzocht worden welke aanpassingen in de onderbouw gewenst zijn, dit zal leiden tot een nieuw masterplan Onderbouw.
d) BOVENBOUW HAVO Havo uniek De havo-afdeling heeft een impuls nodig om deze voor leerlingen aantrekkelijker te maken. Op onze havo-afdeling zitten leerlingen die bewust gekozen hebben voor havo en daar ook hard voor moeten werken. Deze groep leerlingen kiest in klas 3 vaak in januari al voor havo. Er is ook een relatief groot aantal leerlingen dat tot het laatste moment geopteerd heeft voor vwo en dit uiteindelijk niet gehaald heeft. Deze leerlingen maken vaak een slechte start in havo 4 omdat ze deze teleurstelling nog niet verwerkt hebben. Er is nog een derde categorie namelijk de instroom vanuit 4vmbo-t/4mavo. Deze laatste groep moet zich heel erg aanpassen aan het hogere niveau en de daarbij behorende studievaardigheden. Het is belangrijk dat de havo gepositioneerd wordt als een eigen opleiding en niet als een flauw aftreksel van het vwo. Een afdeling met een eigen gezicht, eigen doelstellingen en manier van werken en waar de leerlingen trots zijn om deel van uit te maken; met eigen projecten en mogelijk ook examenvakken die op vwo niet worden aangeboden. Ook zal de samenwerking met bedrijfsleven en het hoger beroepsonderwijs een grotere rol gaan spelen. In het project “havo uniek” komen zaken aan de orde als studiehouding, oriëntatie op studie en beroep, didactiek, andere werkvormen en leerlingbegeleiding. In het kader van de oriëntatie op studie en beroep zal de aansluiting met het HBO nader onderzocht worden (zie onder Kwaliteitszorg).
In de bovenbouw vwo zal de lijn met de onderbouw vwo-specifiek doorgezet worden: de leerlingen vullen hun gereedschapskist met vaardigheden die nodig zijn om een studie op het vwo goed te kunnen afronden. Dit zal aansluiten op het Leren leren in de onderbouw waarbij wel goed gekeken wordt welke vaardigheden opnieuw geactiveerd moeten worden en welke vaardigheden toegevoegd moeten worden. De ontwikkeling in het mentoraat betekent dat de mentor nog meer de spil wordt in de begeleiding van de leerlingen. Van belang is dat de mentor voldoende basis gesprekstechnieken beheerst om met verschillende soorten leerlingen in gesprek te gaan en voldoende basiskennis heeft om verschillende problematieken bij leerlingen te herkennen. De mentor wordt ondersteund door, en kan een beroep doen op, een team van specialisten in de school zoals de hoogbegaafdenbegeleiders, de rugzakbegeleiders, de leden uit het zorgteam , de dekanen etc. Het totale systeem van oriëntatie op studie en beroep krijgt een prominentere plaats in het (mentoren)programma van de bovenbouw vwo. De doelstelling is om de keuze van de vervolgstudie beter en verantwoorder tot stand te laten komen en dat moet uiteindelijk leiden tot
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
e) BOVENBOUW VWO
9
minder uitval in het hoger onderwijs. Dit is alleen meetbaar als de resultaten van onze leerlingen in vervolgonderwijs goed in kaart worden gebracht, dit wordt uitgewerkt in het hoofdstuk Kwaliteitszorg. Het team is na de vormende fase toe aan een volgend stadium, naast de organisatorische aspecten is het van belang dat met name het gesprek over het onderwijs (en daarmee het eigenaarschap) op een bredere manier besproken wordt. Onderwijsbesprekingen van leerlingen vinden nu vaak plaats op basis van resultaten en sociaal-emotionele aspecten. Een verdiepingsslag kan gemaakt worden door ook de verschillende leerstijlen in beeld te brengen; dit is een logische stap in dit proces. Het eigenaarschap zal in toenemende mate betekenen dat het team de verantwoordelijkheid voor de jaarlaag zal dragen, op de hoogte is van de eisen en aansluitingsproblematiek naar het hoger onderwijs, de ontwikkeling van de exameneisen voor de verschillende vakken en de uitdagingen op het terrein van opbrengst gericht werken zoals extra aandacht voor de 20% best presterende vwoleerlingen. Uiteraard kan dit alleen succesvol zijn als de besprekingen in goede wisselwerking met de secties plaatsvinden.
f) TOETSBELEID Het havo- of vwo-diploma is een bewijs van het beschikken over kennis en vaardigheden met een grote maatschappelijke waarde. Dit bewijs wordt uiteindelijk geleverd door te voldoen aan landelijk opgestelde eisen die getoetst worden d.m.v. een school- en een landelijk examen. Alle toetsen die een leerling aangeboden krijgt tijdens de schoolloopbaan geven aanwijzingen aan de leerling over de vraag of en in hoeverre deze reeds voldoet aan de gestelde eisen in de aanloop naar het diploma. Daarenboven is het In het kader van excelleren en exploreren van talenten van belang dat een leerling leert ontdekken waar deze goed in is. Toetsen vormen een waardevol instrument daarbij. De professionalisering van de docent is dan ook naast op het aanbieden van kennis en aanleren van vaardigheden gericht op het benutten van de recentste inzichten en middelen op het gebied van toetsing. Hierbij moet ook gekeken worden naar de ervaringen die zijn opgedaan in het hoger onderwijs. Toetsing zal in de komende beleidsperiode een speerpunt zijn in professionalisering en scholing van docenten. In samenwerking met het hoger onderwijs zal de huidige toetspraktijk worden onderzocht en doorontwikkeld.
g) ZORG EN BEGELEIDING
Iedereen doet mee De sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling is al genoemd als factor die het studierendement beïnvloedt. Opleiden voor vervolgstudie op hbo en wo veronderstelt een kritische en open denkhouding. Daarenboven acht de school zich, aanvullend aan de primaire taak van de ouders, mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het kind tot jongvolwassene met een kritisch, open en gewetensvolle houding ten opzichte van de samenleving. De school gaat hier uit van een inclusieve participatie van alle leerlingen. Rekening houdend met verschillen van culturele, sociale, religieuze aard en/of seksuele geaardheid, worden alle leerlingen gestimuleerd om zich respectvol open op te stellen naar elkaar en constructief deel te nemen aan de samenleving. Sinds enkele jaren is de school verrijkt met een groter wordende culturele diversiteit. Overigens kent nog steeds slechts 10% van de leerlingenpopulatie een allochtone achtergrond. Uitgangspunt ten aanzien van deze leerlingen is "iedereen doet mee", zonder
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
a. Vorming en culturele diversiteit
10
volledige assimilatie op te leggen. Dit wil zeggen dat participatie voorop staat maar dat rekening wordt gehouden met een eigen culturele en religieuze aard. Het ontmoeten van verschillende culturen en levenshoudingen wordt als verrijkend gezien. Wel zijn er grenzen aan het "rekening houden met". Er wordt in een pragmatische aanpak voortdurend gecheckt of het rekening houden met eigenheden zich verstaat met de bovenstaande visie van de school op haar taak. Subculturen, van allochtone of autochtone origine, die respectloosheid en beperking van de vrijheid en democratie uitdragen, worden niet getolereerd. “Iedereen doet mee” laat zich maatschappelijk vertalen tot “Iedereen telt mee”. Wij geven dat uitgangspunt o.a. vorm in onze bijzondere invulling van de maatschappelijke stage waarbij expliciet gekozen is voor dienstverlening in zorg-instellingen. Voor veel leerlingen een eerste kennismaking met die kant van de maatschappij: vaak confronterend maar achteraf ook als zinnig ervaren.
c. Zorgprofiel Het specifieke zorgprofiel van de school richt zich op het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen en op leerlingen met een lichte storing in het autisme-spectrum (ASS). Met betrekking tot deze laatste groepering werkt de school samen met de Frater van Gemertschool. Leerlingen uit het ASS met een leerlinggebonden financiering worden grotendeels door eigen specialisten begeleid. Deze leerlingen kunnen het aan om binnen de schaal en maat van het Theresialyceum een regulier onderwijsaanbod te volgen. Leerlingen die dit niet aankunnen maar met intensievere begeleiding en in een aangepaste omgeving wel een havo-opleiding kunnen volgen, volgen het onderwijs op de Frater van Gemertschool. Zij ontvangen wel een diploma van het Theresialyceum. Het begeleiden van hoogbegaafde leerlingen is het doel van het zgn. TOM-programma. Hierbij wordt aan deze leerlingen een traject op maat (TOM) aangeboden dat erop is gericht om een extra, stimulerend aanbod te doen buiten de reguliere vakken om, zónder deze leerlingen in een exclusieve groep te plaatsen. Er wordt ook veel aandacht besteed aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van deze doelgroep. In de komende beleidsperiode zal aanvullend onderzoek worden gedaan naar de rendementen van deze aanpak. Het begeleiden van onderpresterende hoogbegaafden zal extra aandacht krijgen. In het kader van professionalisering zal een deel van de scholing gericht worden op het onderwijs aan hoogbegaafden.
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
b. Zorgstructuur Duidelijk is dat de sociaal-emotionele ontwikkeling niet voor ieder kind zonder problemen of zonder behoefte aan begeleiding verloopt. Een eerste taak is weggelegd voor de mentor. Deze begeleidt een groep leerlingen bij het doorlopen van de schoolloopbaan en het deel uitmaken van de schoolgemeenschap. De mentor signaleert een zorg- of begeleidingsbehoefte, bespreekt deze met de ouders/verzorgers en zoekt naar de adequate ondersteuning. De mentor kan in het geval een probleem de eigen reikwijdte te boven gaat, dit melden bij de interne coordinator leerlingzorg. Deze bespreekt de leerling in het zorgteam en zorgt ervoor dat de leerling bij de adequate zorgverlener terecht komt. Binnen de school zijn drie leerlingcounselors werkzaam. Op intitatief van de interne coördinator leerlingzorg en het zorgadviesteam kan, in het geval dat onze expertise niet toereikend is, de leerling doorgeleid worden naar externe hulpverleners (derde lijn). De structuur van onze zorg en begeleiding en procedures en protocollen daar rond, worden beschreven in het Zorgplan. De school is bezig met het inzetten van een nieuwe actor in de zorgstructuur: de leerling. Er zijn reeds positieve ervaringen opgedaan met buddy- en lentorenprojecten (lentor = leerling mentor). Hieruit blijkt dat leerlingen graag een coachende rol opnemen en jongerejaars nemen graag begeleiding aan van ouderejaars. Voorwaarde is wel dat buddy's en lentoren resp. geschoold en geïnstrueerd worden.
11
Circa 10-15% van de schoolpopulatie neemt deel aan het TOM-programma. Drempel is een score van 130 op de NIO-test. In 2012 bestaat het aanbod onder andere uit deelname aan zgn. denklessen, dramalessen, aan projecten zoals de First Lego League, "artcadia" (kunst en techniek), PUC (TuE), Socrates Fellowship, Olympiades, de Jonge Jury, het volgen van colleges aan de Universiteit, het bijwonen van lezingen. Voor dit laatste worden ook ouders uitgenodigd als toehoorder én als uitvoerder. Veel leerlingen "sprokkelen" een extra vak, d.w.z. zij krijgen vrijstelling van reguliere lessen om in die tijd een ander vak te volgen. Voor hoogbegaafde leerlingen van basisscholen worden zgn. verrijkingsklassen georganiseerd. Mede vanwege de opgedane expertise is het Theresialyceum Begaafdheidsprofielschool5. In het verlengde van het extra aanbod aan hoogbegaafde leerlingen wil de school leerlingen vertrouwd maken met wetenschappelijk onderzoek, een wetenschappelijke houding en de wetenschappelijke cultuur op universiteiten (cf. het WON-concept). Dit sluit naadloos aan bij het TOM-programma maar kent een bredere doelgroep, de (potentiële) vwo-leerling. De wijze waarop dit aanbod aangevuld kan worden en organisatorisch en inhoudelijk gestalte kan krijgen, zal in 2012-13 worden uitgewerkt.
h) KEUZEPROCES
5
De school is geaccrediteerd door de BPS: de verenging van BegaafdheidsProfielScholen
Hoofdstuk: Onderwijskundig beleid
Bij het voorbereiden op vervolgstudie en de loopbaan in het volwassen leven hebben leerling, school en ouders aanvullende rollen. Het door de school begeleide keuzeproces begint in de verlengde brugperiode die, zoals gezegd, extra mogelijkheden biedt aan de leerling om de talenten en interesses te exploreren. Met name in klas 3 vindt een intensief traject plaats van begeleiding van de keuze voor havo of vwo en het profiel. De decaan en de mentor spelen hierin een leidende rol. Alle vakdocenten hebben een adviserende rol. Leerlingen en ouders ontvangen twee keer een advies over de te volgen opleiding in de bovenbouw. In de bovenbouw begeleiden mentoren en decanen leerlingen in het keuzeproces van de vervolgopleiding. De mentor geeft de eerstelijns ondersteuning en speelt hierin een stimulerende rol, de decanen hebben een overkoepelende functie. Door middel van ouderavonden informeren de dekanen ouders over de mogelijkheden en procedures. Van ouders wordt verwacht dat zij een stimulerende rol spelen. Vanzelfsprekend neemt de zelfstandigheid die van de leerling verwacht wordt in de bovenbouw toe. Om leerlingen te informeren biedt de school een online tool aan: "DeDecaan.net".
12
VI.
PERSONEEL EN ORGANISATIE
i) ALGEMEEN Het personeelsbeleid stelt zich ten doel door middel van een effectieve inzet van het personeel een bijdrage te leveren aan de realisatie van kwalitatief goed onderwijs. We verwachten van de medewerkers dat zij hun vakmanschap bijhouden en zich willen blijven ontwikkelen en verbeteren om zo de kwaliteit van het onderwijs te borgen. Daarnaast wil het personeelsbeleid een goede werksfeer en een goed werkklimaat bevorderen en een inspirerende omgeving creëren waarin alle collega’s met plezier werken, zich geaccepteerd, gewaardeerd en veilig voelen.
j) ORGANISATIE De directie van de school bestaat uit de rector en een conrector. Vier afdelingsleiders zijn onder de verantwoordelijkheid van de conrector belast met de dagelijkse leiding van een afdeling (brugklas 1, brugklas 2 en 3, havo 4 en 5 en vwo 4,5 en 6). De schoolleiding wordt gevormd door de rector, de conrector, de vier afdelingsleiders en de stafmedewerker P&O. De docenten werken in jaarlaagteams, die aangestuurd worden door een afdelingsleider. Zo kunnen we erg leerling gericht werken. Het team bespreekt en organiseert jaarlaagbrede activiteiten en is verantwoordelijk voor de leerlingen uit een bepaalde jaarlaag. Daarnaast is elke docent lid van een sectie. Hoofddoel van een sectie is de doorgaande leerlijn te bewaken en zorg te dragen voor vakinhoudelijke afstemming. Voor sectieoverleg is ruimte gemaakt in het lesrooster. Dit maakt regelmatig overleg praktisch ook mogelijk. Ook het Onderwijsondersteunend personeel werkt in teams onder leiding van een leidinggevende uit de schoolleiding. Al het personeel heeft zo een ‘thuisbasis’ in de school.
Op onze school streven we er naar onderwijsprestaties van leerlingen te verbeteren. Dit doen we door opbrengstgericht te werken, maatwerk te leveren, te differentiëren en door ambitie te bevorderen. De docent speelt in dit leerproces een cruciale rol. Hij leeft de waarden en normen voor die hij graag bij leerlingen wil aanleren en fungeert zo als pedagogisch cq vakmatig rolmodel voor de leerlingen. "Practice what you teach" is hierbij leidraad. Leerlingen leren immers via het observeren en navolgen van hun "leermeester". Het voorbeeldgedrag van de docent spitst zich vooral toe op stimulering van persoonlijke (gedrag) en vakmatige identiteitsontwikkeling van de leerling. Daarnaast verwachten we van een docent dat hij door voorbeeldgedrag ten aanzien van wereldbeschouwing en maatschappelijk handelen een belangrijke bijdrage levert aan de vorming van de leerling.
l) INTEGRAAL PERSONEELSBELEID (IPB) Ons integraal personeelsbeleidsplan is basis en leidraad voor ons personeelsbeleid. Het beleid richt zich op de ontwikkeling van Talenten, Wensen, Ambities en Omstandigheden voor medewerkers binnen de school en is afgestemd op de doelen van de schoolorganisatie. Kernbegrippen in deze ontwikkelingsgerichte benadering van personeelsbeleid zijn competenties, vertrouwen en autonomie. Deze ontwikkeling is een dynamisch proces waarbij van alle medewerkers eigen verantwoordelijkheid wordt gevraagd om bovenop de werkdruk, tijd en inzet te investeren in de eigen professionele ontwikkeling. Uiteraard wordt dit door het management op allerhande wijze
Hoofdstuk: Personeel en Organisatie
k) DE DOCENT ALS ROLMODEL
13
(facilitering, collegiale steun, coaching, gesprekscyclus) gestimuleerd. Daarnaast stimuleren we het behalen van academische kwalificaties (door masteropleidingen en promotieonderzoek), deelname aan onderzoek, netwerken en samenwerking met externe partners (UvT e.d.). De school participeert in de Academische Opleidings school (AOS), organiseert “masterclasses” en collega’s van de school nemen deel aan Palladio, een programma waarin docenten met collega's van andere scholen in een inspirerende omgeving werken aan verdieping en verbreding van hun kennis.
Bij de uitvoering van het integraal personeelsbeleid worden verschillende “instrumenten” ingezet, die op elkaar zijn afgestemd zoals: de gesprekscyclus, een cyclus van functionerings- beoordelings-, en (taak)gesprekken, gebaseerd op de kaders uit het OMO-functieboek. De focus is hierbij zowel gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de competenties (input) als op de beoogde resultaten in het werk (output). Het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) van de medewerker vormt hierbij onderdeel van het functioneringsgesprek. Deze cyclus wordt digitaal ondersteund door de BIO-monitor, waardoor alle medewerkers in het bezit zijn van een digitaal bekwaamheidsdossier; werkplezieronderzoek (het laatst in 2010); beleid functiemix; bewust belonen; regeling werving en selectie6; teamontwikkeling; regeling begeleiding en beoordeling nieuwe collega’s en stagiairs; scholingsplan; autonomie secties; werkverdelingsbeleid. De uitvoering van het beleid vindt plaats binnen de kaders van de CAO OMO.
In de periode van het schoolplan zal er naast bovengenoemde zaken in het personeelsbeleid speciaal aandacht zijn voor: scholing o.a. ontwikkeling van meer ICT kennis bij het personeel (e-learning en social media) en kennis van differentiëren en toetsing; meerjaren personeelsplanning mede in relatie tot een mogelijk krimpend leerlingaantal, financiën, verhoging van de AOW leeftijd en de vergrijzing van het personeel en de situatie op de toekomstige (onderwijs)arbeidsmarkt; het leren op de werkplek (deuren open; critical friends, feed back); het in contact gaan met elkaar via en in (collegiale) netwerken (kennis delen); kennisoverdracht borgen van de seniordocent; intensivering deelname AOST (Academische Opleidingsschool Tilburg) met als doel versterking van een lerende en onderzoekende houding van docenten; de dialoog over de zeggenschap van leraren over onderwijsinhoud en onderwijspraktijk binnen de school (professioneel statuut); het Beroepenregister.
6
In de regeling werving en selectie vindt selectie plaats op basis van kwaliteit / geschiktheid voor de functie. Bij gelijke geschiktheid streven we er naar een vrouw te benoemen om op deze manier een evenredige vertegenwoordiging te krijgen.
Hoofdstuk: Personeel en Organisatie
m) AANDACHTSPUNTEN PERSONEELSBELEID 2012-2016
14
VII.
KWALITEITSZORG
Hoofdstuk: Kwaliteitszorg
Creëren verbetercultuur Kwaliteitszorg is het geheel van activiteiten dat ondernomen wordt om de kwaliteit van het onderwijs (c.q. de school) te onderzoeken, te borgen of te verbeteren, en openbaar te maken. Kwaliteitszorg is dus geen managementkunstje maar moet breed gedragen en continu uitgedragen worden. Zoals Henri Ford het zei: “Quality means doing it right when no one is looking.” Onderzoek in de school is de afgelopen periode sterk toegenomen. Vanuit de directie proberen we steeds meer op basis van cijfermatige ondersteuning tot besluitrichtingen te komen. Niet vanuit de gedachte Meten=Weten maar omdat Meten aanleiding geeft tot doorvragen en door denken. De mogelijkheden tot cijfermatig onderzoek zijn toegenomen door bijvoorbeeld het management venster in Vensters voor Verantwoording en de verwachting is dat we door onderwijsinformatiesystemen als Cum Laude of QlicView ook de schat aan data uit het schooladministratiesysteem Magister beter kunnen benutten. Leerlingen, ouders en andere stakeholders zijn uiteraard belangrijke informatiebronnen die frequent bevraagd worden. We streven naar maximale transparantie en zullen actueel en volledig informeren via de eigen site en via kanalen als Schoolvo.nl en Schoolkompas.nl Met een paar docenten werken we als kleine kwaliteitsgroep waarin ten eerste gekeken wordt wat er opvalt aan de gegevens en vervolgens besproken wordt hoe cijfermatige analyses het beste vertaald kunnen worden naar de werkvloer. Het uiteindelijke streven is dat de informatie zoveel mogelijk rechtstreeks toegankelijk wordt voor docenten, vakgroepen, teams etc. zodat het eigenaarschap van de kwaliteitszorg zo decentraal mogelijk gelegd wordt. Dit is een behoorlijke overgang voor het onderwijs en kan bij sommigen in eerste instantie bedreigend overkomen. Deze implementatie van onderwijsmanagementsystemen zal daarom via de weg der geleidelijkheid uitgerold worden. Daarnaast is er een toename in het aantal docenten dat onderzoek in de school verricht. Dit heeft met name door Krachtig Meesterschap en de deelname aan de AOST een impuls gekregen. Ook is er een docente die de NiMe-opleiding succesvol heeft afgerond en dat voortzet in een onderwijskundig promotietraject. We moeten in de komende periode nog wel een goede modus vinden om de opbrengsten van al deze onderzoeken te delen en te borgen. De kwaliteitszorg eindigt niet met het uitreiken van een diploma, we zijn immers een schakel in de onderwijsketen. We beschikken helaas nog niet over gedegen informatie over de resultaten van onze leerlingen in het vervolgonderwijs, dat wordt een aandachtspunt voor de komende periode. Concreet zullen we beginnen met diepgaande onderzoeken bij Avans en de TU/e. Kwaliteitszorg is een cyclisch proces en we werken daarom met een kwaliteitsagenda met een overzicht van alle vaste meet- en evaluatiemomenten. Onderdeel wordt ook om met 3 andere OMO-scholen uit de regio, onder de naam Triax, op basis van collegiale visitatie ervaringen uit te wisselen en elkaars kwaliteitszorg te bevragen.
15
ACTIEPUNTEN 2012-2016 I.
OPBRENGST EN RESULTAATGERICHT WERKEN
A. Goede prestaties kernvakken Breed gevormd 1. Beta-modules (NLT, direct prototyping) 2. Rekenen en Taalbeleid 3. Fablab
B. Systematisch Opbrengstgericht 1. Onderwijsinformatie (Cum Laude) 2. Kwaliteitsgroep 3. Kwaliteitsagenda
C. Verschillen constateren Differentiëren 1. Begeleidingssysteem 2. Uitdagingen 3. TOM
D. Ambitieuze leercultuur Begaafdheidprogramma 1. Versterkte talen (onderzoek Spaans) 2. Talentkaart 3. Examenresultaten
4. PGO 5. OSB-plannen 6. Culturele samenwerkingspartners 7. Internationalisering 8. Muziek en Beeldend in bètaprofielen
4. Trias (collegiale visitatie) 5. Gesprekscyclus secties 6. Verantwoording naar ouders 7. Toetsbeleid 8. Eigenaarschap
4. Differentiëren in de klas 5. Diversiteitsbeleid 6. ICT-inzet
4. WON (academisering) 5. Havo-uniek 6. Theresia-CV
7. Zorgplan en -profiel 8. Masterplan Onderbouw
7. Hoogbegaafdheid
9. Onderbouw rendement
9. Studiehouding en motivatie
10. Volgen resultaten hoger onderwijs
Samenhang met Koers 2016 1. 2. 3. 4.
Decentraal tenzij Kennisdelen Onderzoekende docent Professionalisering
B1, B8, E10 A6, E3, E5 B1, E2, E4 B1, B8, C4, D4, E1, E7, E8, E10
E. Lerende cultuur personeel HRM-beleid 1. Rolmodel 2. ICT-kennis (incl. e-didactiek) 3. Onderzoek in de school (kennisdelen onderzoeken) 4. Aost 5. Palladio 6. Mentordocent 7. Deuren open 8. Lerarenregister 9. Gesprekscyclus 10.Professioneel statuut
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
VIII.
16
II.
OVERIGE SCHOOLASPECTEN
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
F. Facilitair 1. Huiswerkbeleid /OLC 2. ICT-infrastructuur (cloud) 3. ICT-infrastructuur (intern) 4. Huisvesting 5. Onderhoud en aanpassing gebouw 6. Organisatie van processen
17
III.
UITWERKING PER FACET VO-CONVENANT
A. GOEDE PRESTATIES KERNVAKKEN, BREED GEVORMD
A3. Fablab
Synergie techniek en design.
A4. PGO
Leerlingen voorbereiden op de studiecultuur van het hoger onderwijs
A5. OSB-plannen
Betere oriëntatie op studie en beroep Minder uitval hoger onderwijs
A6. Culturele samenwerkingspartners A7. Internationalisering A8. Muziek en Beeldend in beta-profielen
Aanvullen van het binnenschoolse aanbod Bevorderen van Europees en mondiaal burgerschap Voor een cultuurprofielschool is het aantal leerlingen in de creatieve vakken aan de magere kant. Door het mogelijk te maken culturele vakken ook in de béta-profielen te kiezen, wordt dat aantal mogelijk verhoogd én kan het de NT- en NGprofielen versterken.
Middel Pilots met modules ontwikkelen. Ontwikkelen cq. aanbieden van zelfsturend diagnosticerend materiaal Samen met andere instellingen zoals Avans en de Fontys een professioneel fablab creëren. Een eenvoudig prefablab kan op school gemaakt worden voor experimenten met bijvoorbeeld een 3D-printer. i.s.m. hbo opzet van een structuur waarin leerlingen projectmatig leren werken (m.n. op havo als aanvulling op WON voor vwo) OSB prominentere plaats in het programma, m.n. in bovenbouw havo en vwo. Samenwerking met hoger onderwijs over aansluitproblematiek. Samenwerkingsverbanden met instellingen als Fontys, Fundament, De Pont, Textielmuseum Deelname aan Europese programma's Allereerst moeten de roostertechnische en andere organisatorische consequenties in kaart worden gebracht.
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
A1. Beta-modules (NLT, direct prototyping) A2. Rekenen en Taalbeleid
Doel Meer vakoverstijgende modules op het snijvlak van techniek, samenleving en cultuur. Voldoen aan de landelijke referentiekaders
18
B. SYSTEMATISCH EN OPBRENGSTGERICHT WERKEN
B2. Kwaliteitsgroep B3. Kwaliteitsagenda B4. Trias (collegiale visitatie) B5. Gesprekscyclus secties B6. Verantwoording naar ouders B7. Toetsbeleid B8. Eigenaarschap
B9. Verbetering onderbouwrendementen B10. Volgen resultaten hoger onderwijs
Onderwijsontwikkelingen bespreken. In lijn brengen speerpunten uit secties en schoolbeleid. Horizontale verantwoording met als doel kwaliteitsverbetering Regelmatig evalueren en bijstellen toetsbeleid Taken en verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie leggen. Dat kan zijn in de teams en secties maar ook bij de individuele medewerker die zelf onderzoek doet naar zijn eigen handelen en daarop reflecteert. Besluitvormingsprocessen helder vastleggen zodat er geen misverstanden zijn over draagvlak en communicatie. Onderbouwrendementen in opbrengstenkaart Onderwijsinspectie op groen Rendement van de bovenbouw bepalen m.b.v. meting in vervolgonderwijs
Middel Managementvenster Venster voor verantwoording Pilot Cum Laude van MagnaView Tweewekelijkse bijeenkomst met groepje docenten en rector. Excelsheet met compleet overzicht Algemene bijeenkomst schoolleiding en themabijeenkomsten waarin de ontmoeting centraal staat. Jaarlijkse gesprekken met secties en meermalen per jaar met sectiehoofden Communicatie via verschillende kanalen: MR, OR, klankbordavonden, panelgesprekken, website en mail. Plan van aanpak en onderzoek samen met de Ruud de Moorstichting Regelmatig overleg met secties, teams, sectiehoofden en besluitsvormingsideeën in een vroeg stadium communiceren.
Volgen en analyseren onderbouwcohorten met onderwijsinformatiesystemen als bijv Cum Laude (B1) Aansluiten bij kwaliteitszorgsystemen in het hbo en wo
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
B1. Onderwijsinformatie
Doel Cijfermatige analyse en signalering van onderwijskundige processen Analyse en kwaliteitsrapportages en vervolgtrajecten (communicatie) bespreken. Overzicht van alle kwaliteitsacties. Uitwisselen ervaringen en elkaar bevragen
19
C. VERSCHILLEN CONSTATEREN EN DIFFERENTIËREN
C2. Uitdagingen C3. TOM C4. Differentiëren in de klas C5. Diversiteitsbeleid C6. ICT-inzet C7. Zorgplan en profiel C8. Masterplan Onderbouw
C9. Studiehouding en motivatie
Zie D7 Bedienen van leerlingen met diverse talenten en niveaus in een ongedeelde driejarige brugperiode Stimuleren en in standhouden van een inclusief en participerend schoolklimaat Ict als krachtig leerinstrument inzetten en thuis leren bevorderen Begeleiding van sociaal-emotionele ontwikkeling en de leerling toeleiden naar adequate zorg en hulp Verbetering onderbouw rendementen (B9), hoger niveau in klas 3 zodat de aansluiting naar 4 vwo beter verloopt,
Bevorderen van een optimale benutting van talenten; tegengaan van een zesjescultuur
Middel Vorming van een groep docenten met extra begeleidingsexpertise. Basismentoraatprogramma met gereedschapskist voor leerlingen én mentoren. Ontwikkelen en voortdurend updaten van een extracurriculair aanbod Ontwikkelen van een hierop aangepast toetsbeleid In een lerende organisatie met elkaar in dialoog gaan over kansen en grenzen Infrastructuur in de school creëren die individueel ict gebruik mogelijk maakt Opbouw eigen expertise en structuur met adequate verwijzingsstrategieën in een eerder stadium havo-leerlingen determineren en een aangepast programma aanbieden. Uitgebalanceerd programma van begeleiding (C1) en extra uitdagingen zoals de verstrekte talenprogramma's (D1) Ontwikkelen van een Theresia-certificaat
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
C1. Begeleidingssysteem
Doel Duidelijkere afspraken mb.t toegang en invulling begeleidingslessen onderbouw. Begeleidingspakket voor instroom vmbo naar 4 havo, met name voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. Bevorderen van excelleren onder leerlingen (en docenten)
20
D. AMBITIEUZE LEERCULTUUR EN HOOGBEGAAFDHEIDPROGRAMMA
D3. Examenresultaten
Landelijk bovengemiddelde examenresultaten
D4. WON (academisering)
Voorbereiding op wetenschappelijk onderwijs en onderzoek (WON: WetenschapsOriëntatie Nederland) Eigen positionering havo-afdeling
D5. Havo-uniek D6. Theresia-CV
Bevorderen van leerlingparticipatie en een ambitieuze leercultuur.
D7. Hoogbegaafdheid
Bevorderen van excelleren bij leerlingen met hoogbegaafdheid
Middel Deelname van leerlingen aan e.r.k. certificeringen stimuleren en begeleiden Systematische structuur van vrijstellingen die het mogelijk maken om buiten de school programma's te volgen Monitoring door vaksecties van leerresultaten van leerlingen in het vakgebied In het onderwijsaanbod leerlingen expliciet de diverse wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden aanleren Project met aandacht voor specifieke havo-didactiek, intensivering samenwerking met hbo en bedrijfsleven Leerlingen krijgen een certificaat met vermelding van extra inspanningen zoals: extra vakken en modules, cum laude, bestuursfuncties in leerlingenraad en Siam, functioneren als lentor (leerlingmentor). Programma-aanbod gericht op extra uitdagingen én de specifieke sociaal-emotionele ontwikkeling van een hoogbegaafde leerling (TOM-programma) Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
D1. Versterkte talen (onderzoek Spaans) D2. Talentkaart
Doel Verdiepingsprogramma's aanbieden met buitenschoolse validering en maatschappelijke relevantie Excelleren ook extracurriculair stimuleren
21
E. LERENDE CULTUUR PERSONEEL EN HRM-BELEID
E2. ICT-kennis (incl. edidactiek) E3. Onderzoek in de school (delen onderzoeken) E4. Aost E5. Palladio E6. Mentordocent E7. Deuren open
E8. Lerarenregister E9. Gesprekscyclus
E10. Professioneel statuut
Het Theresia kent een grote saamhorigheid, vanuit dit positieve Theresiagevoel moet het mogelijk zijn om meer structureel collegiale feedback en een critical friend –houding te stimuleren. In kaart brengen bevoegdheden en mate waarop vak is bijgehouden Inc. functiemix, pop
Onderwijsprofessional wordt medeverantwoordelijk voor de resultaten van de school.
Middel Uniforme afspraken via casusposities creëren met schoolen leerlingenreglement als uitgangspunt. Scholing en facilitering, aandacht in leermiddelenbeleid Intensivering deelname AOST, organiseren kennisdeling door presentaties. Actieve deelname aan AOST (zie ook E3) Actieve deelname aan Palladio en overdracht borgen. Duo’s vormen en taakuren vrijmaken voor coaching en begeleiding Investeren in de professionele cultuur, het onderzoeken en in het kennisdelen. Eigenaarschap en verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie leggen, met name in teams en secties. Stimuleren participatie, jaarlijks meten, onderdeel gesprekscyclus Cyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken, ondersteund door de Bio-monitor (incl leerling- en collega-evaluaties) In een code wordt de professionele ruimte en de "balans" tussen management en docenten beschreven
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
E1. Docent als Rolmodel
Doel Voorleven van gewenst gedrag op leergebied en op (maatschappelijke) attitudes Efficiëntieverbetering en aansluiten bij ontwikkeling van ELearning Vergroten onderzoekvaardigheden en een onderzoekende houding Wetenschap meer de school in halen, meewerken aan het opleiden van stagiaires tot onderzoekende leraren. Stimuleren creativiteit, bevlogenheid en werkplezier. Kennisoverdracht van seniordocenten naar young talent
22
iv. UITWERKING OVERIGE SCHOOLASPECTEN
1. Huiswerkbeleid /OLC
Stimuleren van een positieve studiehouding buiten de les en het aanbieden van informatie en bronnen Verruimen van mogelijkheden van toegang tot en opslag van on line databestanden in een gestructureerde omgeving
Onderzoek naar de mogelijkheid van uitbreiding van begeleid studeren na de les Toegankelijk maken van op het middelbaar onderwijs gerichte faciliteiten zoals Sharepoint voor leerlingen en werknemers
3. ICT-infrastructuur (intern)
Bieden van snelle en ruime verbindingen op elke werkplek
4 Huisvesting
Duurzaam schoolgebouw dat voldoet aan moderne eisen op functioneel gebied
5. Onderhoud en aanpassing gebouw 6. Organisatie van processen
Gelet op beperkte levensduur van het gebouw fysieke instandhouding Organiseren van optimale roosters en planningen voor leerlingen en personeel ter beperking van de werkdruk
Ontwikkelen van wifi-infrastructuur en onderzoek naar gebruik van devices als tablets . Volhoudend zoeken i.s.m. bestuur naar financieringsbronnen i.c. plaatsing op het huisvestingsprogramma van de gemeente Opstellen van een meerjarenonderhoudsplan en uitvoeren van klein onderhoud/klussendienst Balans tussen een organisatie- en individu-gerichte aanpak houden dmv systeem van partipatie en consultatie van betrokkenen
2. ICT-infrastructuur (cloud)
Hoofdstuk: Actiepunten 2012-2016
F. Facilitair
23
BIJLAGEN a) TOM-PLAN In ontwikkeling, wordt in najaar 2012 gepubliceerd op de site b) ZORGPLAN zie : http://www.theresialyceum.nl => “Downloads”
c) DIVERSITEITSBELEID Eigentijdse visie op diversiteit: een noodzaak? Denktank “Diversiteit en Dilemma’s” in nauwe samenwerking met G. van Roekel van Buro Balans Juli 2012 Inleiding De Nederlandse samenleving is in de afgelopen jaren steeds diverser geworden. Deze toenemende multiculturaliteit in de samenleving heeft ook gevolgen voor het voortgezet onderwijs. Scholen krijgen te maken met ouders, leerlingen en leraren met verschillende culturele achtergronden. Dat geldt voor alle scholen in heel Nederland en in het bijzonder voor scholen in de Randstad en in de grote steden in de rest van Nederland.
Het belang van het formuleren van een visie over het omgaan met diversiteit en culturele dilemma’s op school. Veel scholen en schoolbesturen hebben geen duidelijke richtlijnen voor het omgaan met cultuur gerelateerde dilemma's, bijvoorbeeld ten aanzien van kleding, het vieren van feestdagen, homoseksualiteit, etc. Scholen en medewerkers maken hierin zelf keuzes. Dit kan leiden tot grote verschillen in het omgaan met genoemde dilemma's tussen medewerkers, scholen en zelfs schoolbesturen. De ene leerkracht verbiedt bijvoorbeeld het dragen van hoofddoekjes in de klas, terwijl de andere leerkracht het toestaat. De ene leerkracht komt uit voor zijn of haar homoseksualiteit, terwijl de ander het liever verzwijgt. Als niet duidelijk is of beslissingen van medewerkers worden gesteund door het bestuur, respectievelijk de schoolleiding, kan dat er bovendien toe leiden dat scholen en medewerkers kiezen voor de weg van de minste weerstand. Dit zijn niet altijd de keuzes die medewerkers willen maken. De keuzes kunnen bijvoorbeeld interfereren met de werkzaamheden of ingaan tegen de eigen
Hoofdstuk: Bijlagen
Deze toenemende diversiteit stelt medewerkers in het onderwijs voor cultuur gerelateerde dilemma's. Wat doe je bijvoorbeeld als school of als leerkracht wanneer leerlingen vanwege geloofsof levensbeschouwelijke overtuiging niet mee mogen op studieweek of een meerdaagse excursie? En wat doe je als ouders niet willen dat hun kind seksuele voorlichting krijgt op school? Hoe ga je als school of als leerkracht om met het dragen van keppeltjes, tulbanden en hoofddoekjes in en voor de klas? En wat doe je als ouders en/ of kinderen op school een andere taal spreken dan de Nederlandse taal? Scholen en leerkrachten die zich geconfronteerd zien met dergelijke dilemma's zullen hiervoor een oplossing moeten vinden. Dat is een lastige taak. Bij culturele dilemma's is niet altijd duidelijk wat goed en wat fout is. Dit wordt mede bepaald door de waarden van waaruit naar dergelijke situaties wordt gekeken. Deze waarden kunnen verschillen tussen mensen met verschillende culturele achtergronden. Vanuit welke basisgedachte neem je in een soortgelijke situatie stelling en waar richt je je dan op?
24
normen en waarden. Het gaat hier vaak om gevoelige zaken. Een beslissing kan verkeerd uitpakken en bijvoorbeeld een negatief effect hebben op het vertrouwen van ouders in de school of leiden tot negatieve aandacht in de media. Dat maakt dat er op scholen veel wordt gedoogd. Dan schiet tolerantie door naar 'tolerantie voor intolerantie'. Het moet duidelijk zijn wat precies getolereerd wordt, waar grenzen liggen en wie die bepaalt. Dan is het essentieel, zo niet noodzakelijk, te focussen op een gezamenlijk referentiekader ('daar staan en gaan we voor'). Antwoorden en oplossingen op belangrijke vragen kunnen dan binnen zo een kader worden gezocht. Geen concrete handvatten, maar wel een richting waarin gedacht en gehandeld kan worden. Het pluralisme biedt ons inziens een uitgangspunt voor een helder en duidelijk referentiekader voor het denken en handelen van de moderne, eigentijdse professional. Dit pluralisme kenmerkt zich door de mens centraal te stellen. Hoewel het zeker verschillende levensbeschouwingen en culturen erkent, is volgens het pluralisme wel de mens de gesprekspartner. Het biedt ruimte om alle mensen zo neutraal en onbevooroordeeld mogelijk tegemoet te treden, erbij te laten horen, te zoeken naar wat mensen verbindt om vandaar uit te werken aan pragmatische oplossingen voor de dilemma’s waar men in de dagelijkse praktijk tegenaan loopt. Tot slot Voor schoolbesturen en scholen die met culturele dilemma’s aan de slag willen gaan, is het belangrijk om eerst helder te hebben wat de identiteit is van de eigen instelling. Waar sta je als onderwijsinstelling in deze samenleving voor? Vervolgens kun je als bestuur of school een visie rond diversiteit en een kader voor het omgaan met dilemma’s formuleren. Een duidelijke identiteit en visie geven houvast en steun aan medewerkers bij het nemen van beslissingen bij de dilemma's waar zij in de dagelijkse, weerbarstige praktijk mee te maken krijgen. Ook voor ouders en leerlingen is het wenselijk dat hierover duidelijkheid bestaat.
Concrete werkafspraken Schooljaar 2012-2013 zal in het teken staan van het opstarten van deze denktank. Er zijn hierbij drie doelen te onderscheiden. De doelen zijn niet opeenvolgend, maar er zal gelijktijdig door verschillende leden van deze denktank aan verschillende zaken gewerkt worden. Hierdoor zal de denktank direct zichtbaar zijn binnen de organisatie. Belangrijk is het om een algemeen beleidsstuk te herschrijven, zodat het stuk toegespitst zal worden op het Theresialyceum. Hierbij hoort het meenemen van visies uit andere bronnen zoals het Schoolplan en beleidsstukken van OMO. Daarnaast zal communicatie een punt van aandacht zijn. Zowel naar het personeel als ook naar de leerlingen zal de visie uitgedragen moeten worden. De boodschap “iedereen doet mee” en de consequenties van dit mee doen moeten expliciet gemaakt worden. Voor de toekomstige leerlingen is het noodzakelijk dit ook in de verschillende voorlichtingen mee te nemen, zodat er bewust voor onze school (en visie) gekozen kan worden. Het bespreken van concrete casuïstiek vanuit de werkvloer van het Theresialyceum zal niet worden vergeten. Door deze langs de pluralistische lat te leggen kan de denktank komen tot een advies. Dit advies zal steeds getoetst worden aan de visie van de school, zodat er schoolbreed eenduidig gehandeld zal worden.
Hoofdstuk: Bijlagen
Om medewerkers te helpen bij het nemen van een juiste beslissing bij concrete culturele dilemma's, is het van belang dat de schoolleiding zich duidelijk positioneert en medewerkers een denkkader meegeeft dat hen hierbij kan helpen. De denktank “Diversiteit en Dilemma's” heeft nu de eerste stappen gezet om diverse dilemma’s die spelen op het Theresialyceum in te brengen en te bespreken door deze langs de pluralistische lat te leggen. De noodzaak om als schoolleiding of schoolbestuur een vervolg te geven aan deze processen en een werkbaar fundament te (gaan) leggen, lijkt ons evident.
25
d) ORGANIGRAM
Hoofdstuk: Bijlagen
Als gevolg van een vacature conrector die in september 2011 is ontstaan in de directie is de taakverdeling binnen de schoolleiding bijgesteld. Tijdens schooljaar 2011-12 is gewerkt met een tijdelijke invulling van de vacature. In november 2011 is in de meerjarenbegroting echter om budgettaire redenen een bezuiniging ingeschreven die leidt tot vermindering van de omvang van de directie. Dit leidt ertoe dat de directie m.i.v. 1 augustus 2012 zal bestaan uit de rector en één conrector. De schoolleiding zal bestaan uit de twee directieleden, 4 afdelingsleiders en de beleidsmedewerker p&o. Eén afdelingsleider zal de aansturing van een afdeling combineren met de aansturing van onderwijsondersteunende medewerkers en bedrijfsvoering. Er wordt naar gestreefd om de facilitaire dienst en bedrijfsvoering zoveel mogelijk in aansturing onder één persoon te plaatsen. Schooljaar 2012-13 zal ten aanzien van dit streven een overgangsjaar zijn (zie organigram). Taakverdeling binnen de schoolleiding In de MR-vergadering van 29 mei jl. is in het kader van de werkverdeling gesproken over een aanpassing in de structuur en werking van de leerlingenzorg. Hierdoor zullen de afdelingsleiders worden ontlast. Tegelijk is erop gewezen dat het onderdeel personeel in het takenpakket van de afdelingsleiders omvangrijker wordt. Daarom is ook gekeken naar de andere onderdelen in de individuele takenpakketten van de afdelingsleiders. Vanzelfsprekend moeten door het niet invullen van een vacature in de directie beleidsterreinen aan anderen worden toebedeeld. In de portefeuilleverdeling binnen de schoolleiding komen derhalve enkele wijzigingen. In grote lijnen zal de verdeling van taken binnen de directie verlopen volgens de lijnen "intern/extern" en "innovatie/going concern". Zo zal de rector belast zijn met externe vertegenwoordiging en externe contacten, communicatie en strategisch beleid en innovatie. Hiertoe moet ook gerekend worden de antennefunctie naar de omgeving, zowel maatschappelijk als onderwijskundig (innovatie) en het klachtenmanagement. Daarnaast heeft de rector een belangrijke rol in de kwaliteitszorg. De conrector onderhoudt de contacten met de secties en is verantwoordelijk voor het "going concern" (planning en control, rooster, financiën, processen). De huidige structuur van de afdelingen en teams blijft ongewijzigd. De afdelingsleider klas 1 heeft naast de zorg voor de afdeling internationalisering, het beleid in zake leerlingenzorg en de contacten met het primair onderwijs in de portefeuille. De afdelingsleider klas 2 en 3 is verantwoordelijk voor de onderwijskundige implicaties van het Magister-pakket en ict-toepassingen m.b.t. onderwijs in het algemeen. Daarnaast zit in diens portefeuille het decanaat en de vakinhoudelijke leerlingbegeleiding. Het onderdeel cultuurprofielschool zal direct in de portefeuille van de conrector terecht komen. De afdelingsleider vwo is belast met de zorg voor de goede gang van zaken m.b. t. het examen en met het TOM-programma (en WON). De afdelingsleider havo zal naast de eigen afdeling vrijwel de gehele bedrijfsvoering en het facility management onder de hoede krijgen. Ten aanzien van deze afdeling is de specifieke plaats en aandacht voor het havo-onderwijs een belangrijk aandachtspunt. Hiervoor komt er ondersteuning in de vorm van een projectleider "havo-uniek". De beleidsmedewerker personeel en organisatie behoudt een belangrijke rol in het personeelsbeleid (w.o. scholing en opleiding) en de personeelszorg en als zodanig lid zijn van de schoolleiding. Vooralsnog zal ook de aansturing van de administratie tot het takenpakket van de beleidsmedewerker behoren. Op termijn komt deze in handen van de manager bedrijfsvoering.
26
Afbeelding Organigram rector algehele leiding innovatie beleidsmedew.PZ
conrector going concern
Onderwijsmanager br1
Onderwijsmanager br2/3
Onderwijsmananeger . 4/5/6v
man.bedrijfsvoering onderwijsmanager .4/5h
olc/ond.ass
ict
Team + coördinator
Team + coördinator
roostermakers
fin.beleidsmedew gebouw/facilitair
administratie
Team + coördinator
fin. beleidsmedew.
Team + coördinator
Het Theresialyceum aanvaardt geen geldelijke bijdragen die op enigerlei wijze leiden tot het stellen van voorwaarden. Het convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’, dat gedragsregels bevat die scholen als richtlijn kunnen gebruiken bij hun sponsorbeleid, dient hierbij als leidraad.
Hoofdstuk: Bijlagen
e) BELEID VOOR DE AANVAARDING VAN MATERIËLE BIJDRAGEN OF GELDELIJKE BIJDRAGEN
27
f) ADDENDUM SCHOOLPLAN THERESIALYCEUM Per 01-08-2012 heeft het Theresialyceum een nevenvestiging op de Frater van Gemertschool voor de havo leerlingen. Het betreft hier de leerjaren 2 t/m 5 havo. De Frater van Gemertschool is een regio zorgschool voor havo en vmbo-lwoo en vmbo-tl, voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ass-vo). Zowel het Theresialyceum als de Frater van Gemertschool delen het standpunt dat in verband met de toekomstige positie van leerlingen met een Autisme Spectrum stoornis op de arbeidsmarkt en/of in verband met doorstroming naar vervolgonderwijs, het verwerven van een zo hoog mogelijke kwalificatie van belang is. Om dit mogelijk te maken is de nevenvestiging voor havo op de Frater van Gemertschool gerealiseerd, om voor betreffende leerlingen de gelegenheid te bieden om een havo diploma te behalen. Het betreft leerlingen die een cluster 4 indicatiestelling hebben, gediagnosticeerd zijn met een hulpvraag in het autistisch spectrum en minimaal een advies hebben voor havo of vwo.
Hoofdstuk: Bijlagen
Het onderwijs blijft verzorgd worden door gespecialiseerde en gekwalificeerde medewerkers van de Frater van Gemertschool (onder het Bestuur van de Onderwijsgroep Tilburg), op de locatie Frater van Gemertschool, Schout Backstraat 37, Tilburg, alwaar ook de examinering en diplomering plaatsvindt.
28