Schoolmaatschappelijk Werk Online Verdieping en verbreding van online hulpverlening in de stadsregio Rotterdam Programmavoorstel in het kader van RAAK-Publiek 2008
Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk Rotterdam Jeugdplein Rotterdam Flexus; Divisie Lokale Zorg
Hogeschool INHOLLAND Lectoraat eLearning / Lectoraat Geïntegreerd Pedagogisch Handelen / MediaLab School of Education
Mei 2008 / Final
Inhoudsopgave
0.
Samenvatting ........................................................................................ 3
1.
Inleiding ................................................................................................. 4
2.
Ambities en doelstellingen ..................................................................... 7 Onderscheid met voorgaand programma
8
3.
Regionale inbedding ............................................................................ 10
4.
Kenniscirculatie ................................................................................... 11
5.
Uitvoering ............................................................................................ 13 Fase 1: doorontwikkeling
13
Fase 2: implementatie
13
Risicoanalyse van het programma
15
6.
Programmamanagement ..................................................................... 16
7.
Financiële onderbouwing ..................................................................... 18
8.
Disseminatie ........................................................................................ 19
2
0. Samenvatting Het schoolmaatschappelijk werk biedt hulp aan leerlingen en ondersteunt professionals in het onderwijs. Het neemt een belangrijke positie in binnen de zorgstructuur en draagt bij aan het voorkomen van zwaardere problematiek bij leerlingen en aan de bestrijding van voortijdig schoolverlaten. Schoolmaatschappelijk werkers beschikken echter over een beperkt aantal uren, op de dagen dat de school geopend is, om het contact met leerlingen te leggen en te onderhouden. Deze beperkte bereikbaarheid en het beperkte bereik worden gezien als belemmeringen om de bovengenoemde doelstellingen te realiseren. Tegelijk geldt dat deze werkwijze in het schoolmaatschappelijk werk onvoldoende aansluit bij de veranderende karakteristieken van de doelgroep. Jongeren geven hun leven mede vorm met behulp van de nieuwe media en internet en een groot deel van hun communicatie verloopt via deze nieuwe technologie. Deze technologie biedt een effectieve aanvullende ingang voor de leerlingen om contact te zoeken en te onderhouden met een schoolmaatschappelijk werker, wat vervolgens bijdraagt aan een groter bereik en betere bereikbaarheid. In een voorgaand programma [Bereik en bereikbaarheid van het schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs] is die veronderstelling succesvol getest. Op basis van onderzoek onder de doelgroepen is een interactieve webomgeving ontwikkeld [zie: www.helpff.nl], waarin naast informatie leerlingen de mogelijkheid wordt geboden [anoniem] contact te leggen met de schoolmaatschappelijk werker. Gedurende ruim zeven maanden is er in zeven scholen met de omgeving gewerkt en zowel de leerlingen als de schoolmaatschappelijk werkers zijn overtuigd van de waarde. Het biedt leerlingen een extra toegang tot de schoolmaatschappelijk werker en het biedt de schoolmaatschappelijk werker mogelijkheden voor experimenteren met andere vormen van begeleiding en nazorg. De keuzemogelijkheid om anoniem een eerste contact te leggen, verlaagt de drempel voor leerlingen om gevoelige onderwerpen bespreekbaar maken. Schoolmaatschappelijk werkers en hun organisaties zijn ervan overtuigd dat deze werkwijze in de toekomst onderdeel moet zijn van het handelingsrepertoire van alle professionals en dat de interactieve webomgeving de functie moet gaan vervullen van ‘portal’, waarin bereikbaarheid wordt gegarandeerd door een permanente bezetting van de ‘chatmogelijkheid’. Daarnaast kan de ‘portal’ dienen voor het beantwoorden van informatieve vragen die niet specifiek gericht zijn aan een schoolmaatschappelijk werker en voor het stroomlijnen van de werklast en verwijzing. Leerlingen moeten de ‘portal’ zowel rechtstreeks kunnen benaderen als via de website van de eigen school. Deze ambitie vereist dat het ‘proof of concept’ van deze webomgeving wordt doorontwikkeld naar een ‘portal’, zodat grotere aantallen gebruikers kunnen worden bediend. Tegelijkertijd moet de omvang en kwaliteit van de informatie toenemen en dient nieuwe informatie gericht op ouders en mentoren te worden ontwikkeld. Beheer en actualisering van de omgeving moet in handen komen van een daartoe op te richten nieuwe werkeenheid. De actieperiode in het voorgaande project was erg kort en daarmee blijft de behoefte onder professionals groot om ervaringskennis te genereren die bij kan dragen aan de methodiekontwikkeling. Daarnaast is er belangstelling vanuit regionale opleidingscentra voor deze werkwijze, maar ook dat vereist nader onderzoek. Een inbedding van deze werkwijze binnen de reguliere zorgstructuur vraagt tevens om een herziening van de registratieprocedures en instrumenten, met name vanwege het aspect ‘anonimiteit’, hetgeen ook nader onderzoek vereist. Het vervolgprogramma richt zich op de doorontwikkeling van deze werkwijze en methodiek en het scheppen van voorwaarden om brede uitrol over alle scholen van het voortgezet onderwijs en regionale onderwijscentra in de regio Rotterdam te realiseren. Er wordt samengewerkt met alle organisaties voor schoolmaatschappelijk werk en het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk. Hogeschool INHOLLAND treedt op als penvoerder en twee lectoraten en het MediaLab van de School of Education zijn verantwoordelijk voor respectievelijk aansturing, onderzoek en doorontwikkeling van de interactieve webomgeving en methodiek. De schoolmaatschappelijk werkers uit het voorgaande programma worden uiteraard betrokken bij dit vervolgprogramma en de uitrol van deze werkwijze over de hele stadsregio wordt positief ondersteund door vijf grote schoolbesturen uit deze stadsregio. Het vervolgprogramma heeft een looptijd van twee jaar en kent een fase van ‘doorontwikkeling’ en een fase van ‘implementatie’. Alle resultaten zullen breed worden verspreid in het veld van schoolmaatschappelijk werk en in het onderwijs.
3
1. Inleiding Schoolmaatschappelijk werkers in het voortgezet onderwijs richten zich op advisering en hulp aan leerlingen en op ondersteuning van professionals in het onderwijs. Doel is voorkomen van het ontstaan van zware problematiek bij leerlingen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten dat daarvan het gevolg kan zijn. Er wordt door beleidsmakers en professionals groot belang gehecht aan vroegtijdige signalering van risicoleerlingen, maar een belangrijke voorwaarde daarvoor is het vergroten van het bereik en de bereikbaarheid van het schoolmaatschappelijk werk. Schoolmaatschappelijk werkers zien het beperkte aantal uren dat ze onder schooltijd op een school aanwezig zijn, als een probleem om de genoemde doelstellingen te realiseren. Daarnaast geldt dat leerlingen de schoolmaatschappelijk werker alleen in de school kunnen benaderen, wat de toegankelijkheid niet groter maakt, zeker als sprake is van een complexe problematiek of als er andere redenen zijn waarom een leerling niet naar buiten komt met een hulpvraag. Een oplossing hiervoor is de inzet van informatie- en communicatietechnologie. Nieuwe media zijn nauw verbonden met het communicatiegedrag van jongeren en het gebruik van mobiele communicatietechnologie is explosief gegroeid in deze doelgroep. De inzet van deze media sluit aan bij hun leefwereld en maakt bereik en bereikbaarheid van het schoolmaatschappelijk werk aanzienlijk groter. Dit vereist echter ook een vernieuwing van het methodisch handelen van schoolmaatschappelijk werkers en een cultuurverandering in het schoolmaatschappelijk werk. De ontwikkeling van die methodiek en het realiseren van een interactieve webomgeving die deze nieuwe vormen van online hulp- en dienstverlening optimaal ondersteunt, zijn doelen geweest van een voorgaand RAAK-programma met de titel ‘Bereik en bereikbaarheid van het schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs’. Op beperkte schaal is onderzocht en aangetoond dat de werkwijze in een behoefte voorziet en aansluit op procedures die worden gehanteerd binnen de reguliere leerlingenzorg. Leerlingen zien deze mogelijkheid om contact te leggen als een waardevolle aanvulling op de bestaande mogelijkheden en een deel van de hulpvragen kan nu online worden afgehandeld. Daarnaast wordt de informatieve waarde van de interactieve webomgeving door hen gewaardeerd. De interactieve webomgeving biedt de mogelijkheid om anoniem een eerste contact te leggen met de schoolmaatschappelijk werker van de eigen school via een chatbox. Dat werkt drempelverlagend en maakt dat het leggen van contact gemakkelijker wordt, zeker als het gaat om gevoeliger onderwerpen. Daarnaast kan een leerling via de mail een vraag voorleggen aan de schoolmaatschappelijk werker. Afhankelijk van type hulpvraag en de inschatting door de schoolmaatschappelijk werker van de zwaarte van de achterliggende problematiek, wordt gewerkt aan het opheffen van de anonimiteit en het binnenleiden van de leerling in de reguliere zorgstructuur. In gevallen waarin dit niet lukt of niet mogelijk is, wordt een leerling verwezen naar de meest geschikte hulpverleningsinstantie. Het voorgaande programma heeft eerste ervaringen met online hulpverlening aan leerlingen in het voortgezet onderwijs opgeleverd en schoolmaatschappelijk werkers die participeerden, hebben daarmee actief bijgedragen aan een nieuwe stap in de ontwikkeling van het beroep. In het verlengde daarvan is de samenwerking tussen organisaties van schoolmaatschappelijk werk verder versterkt. Zowel alle professionals die betrokken waren bij dit programma als het management van de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk zijn doordrongen van de meerwaarde van deze werkwijze en wensen een uitrol over de gehele stadsregio Rotterdam. Tegelijkertijd zou een uitbreiding naar regionale opleidingscentra wenselijk zijn en er is sprake van een breed draagvlak voor deze opschaling en uitbreiding bij de besturen van voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra in de stadsregio Rotterdam. De volgende besturen in de stadsregio hebben aangegeven grote waarde te hechten aan deze ontwikkeling en hebben hun medewerking toegezegd: Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam, Christelijk Voortgezet Onderwijs, LMC, Albeda College en Zadkine. Het eerste programma heeft naast succeservaringen ook nieuwe vragen opgeroepen die om een antwoord vragen als deze werkwijze in de toekomst opgenomen deel dient uit te maken van de standaard procedures in het schoolmaatschappelijk werk. Zo is er het vraagstuk van schoolgebonden werken versus de grenzeloosheid van het medium internet, wat maakt dat er beleid moet worden ontwikkeld over het omgaan met vragen van leerlingen die niet afkomstig
4
zijn van de school waaraan een schoolmaatschappelijk werker verbonden is. Daarnaast geldt dat het bieden van anonimiteit weliswaar voordelen heeft voor leerlingen, maar ook problemen kan opleveren bij het ontwikkelen van een gezonde hulpverleningsrelatie. De periode voor het actieonderzoek was in het voorgaande programma te kort om daarmee voldoende ervaring op te doen. Het inbouwen van deze werkwijze binnen de reguliere zorgstructuur vraagt niet alleen bijstelling van procedures en protocollen, maar vereist ook draagvlak en kennis bij alle andere actoren die daarin werkzaam zijn. Het aanbieden van online hulp- en dienstverlening door het schoolmaatschappelijk werk binnen de hele stadsregio vraagt om een andere aansturing, met een juiste balans tussen afhandelen van vragen op centraal niveau in het kader van efficiency en direct contact met de schoolmaatschappelijk werker van de eigen school in het kader van effectieve hulpverlening. Er zal daarvoor een nieuwe werkeenheid moeten worden opgericht die in de eerste lijn opereert in het behandelen van vragen, waarna gerichte verwijzing plaats kan vinden. Ook zal deze werkeenheid verantwoordelijk zijn voor technische ondersteuning en voor de actualisering van de informatie in de interactieve webomgeving. De inbouw binnen de reguliere zorgstructuur vereist daarnaast dat huidige registratieprocedures worden herzien en vereenvoudigd, vooral omdat een leerling/deelnemer in de eerste fase anoniem kan blijven. De uitrol over de stadsregio Rotterdam is dus veel meer dan het vermenigvuldigen van een succesvol concept. Door de inzet van een interactieve omgeving komen bestaande grenzen en structuren binnen het schoolmaatschappelijk werk onder druk te staan en deze zullen opnieuw op hun waarde en functionaliteit bekeken moeten worden. Uitrol vraagt daarnaast om een doorontwikkeling van de interactieve webomgeving, zodat de hulp- en dienstverlening aan een groter aantal scholen en leerlingen optimaal georganiseerd en ondersteund kan worden. Er zal een nieuwe vorm van samenwerking moeten ontstaan tussen de organisaties, zodat de interactieve webomgeving als ‘portal’ kan functioneren voor het schoolmaatschappelijk werk in de stadsregio. Alle hulp die van daaruit wordt geboden, dient vanuit gezamenlijke middelen te worden bekostigd. Daarnaast vereist uitrol een mentaliteitsverandering in zowel het onderwijs als het schoolmaatschappelijk werk, en een gerichte scholing van alle schoolmaatschappelijk werkers in het op afstand bieden van hulp en advies via een interactieve webomgeving. Ook de verbreding naar de regionale opleidingscentra vraagt om nader onderzoek naar behoeftes en contextspecifieke condities die van invloed zijn op de methodiek en op de vorm en inhoud van de interactieve webomgeving. Vanwege de herkenbaarheid en laagdrempeligheid dient de interactieve webomgeving rechtstreeks benaderd te kunnen worden vanuit de website van de eigen school en dat vraagt om een vorm van afstemming tussen de beide omgevingen die goed doordacht moet worden. De komst van de interactieve webomgeving vormt niet alleen een verrijking van het repertoire van de schoolmaatschappelijk werker, maar genereert ook een nieuwe dynamiek in het veld van jeugdhulpverlening. Nieuwe manieren van persoonlijke begeleiding en nazorg, maar ook nieuwe vormen van ‘outreachend’ werken komen in beeld als waardevolle toevoeging op de reguliere procedures. De brede inzet van ICT in het schoolmaatschappelijk werk zal daarom leiden tot het opnieuw vormgeven van de positie van het schoolmaatschappelijk werk binnen de zorgstructuur van scholen en tot een verrijking van het aanbod aan mogelijkheden tot het bieden van hulp en ondersteuning van leerlingen/deelnemers in relatie tot soorten hulpvragen. Dat houdt in dat de interactieve webomgeving doorontwikkeld moet worden om het exploreren en uitbouwen van nieuwe toepassingen mogelijk te maken. Daarbij moet gedacht worden aan een verdieping en verrijking van de informatieve functie van de interactieve webomgeving en een verfijning van de communicatiemogelijkheden in relatie tot gewenste vormen van hulp en ondersteuning. Daarnaast zal gekeken moeten worden op welke wijze ouders en mentoren als doelgroepen bediend kunnen worden via deze webomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om de inrichting van de informatieve functie, maar ook om mogelijkheden om via deze omgeving contact te leggen met de schoolmaatschappelijk werker. De schoolmaatschappelijk werkers die participeerden in het eerste explorerende programma, zijn van mening dat deze manier van werken een toegevoegde waarde heeft in het vormgeven van hun rol als professional. Zij zijn ervan overtuigd dat de mogelijkheden die daarmee ter beschikking komen, nog verder moeten worden onderzocht, ontwikkeld en beschreven. Uit resultaten van het actieonderzoek blijkt dat de omgeving in deze eerste fase vooral is neergezet en gebruikt als een alternatieve toegang tot de schoolmaatschappelijk werker, terwijl in het gebruik duidelijk werd dat de toegevoegde waarde in de toekomst wellicht nog meer zal liggen in het bieden van
5
innovatieve vormen van hulp en nazorg voor specifieke groepen leerlingen/deelnemers met een bepaald type vragen en problemen. Ook hybride hulpverleningstrajecten zijn denkbaar, waarin een beperkt aantal face-to-face contactmomenten wordt ondersteund met online contacten via chat, SMS of mail. Ook biedt de interactieve omgeving mogelijkheden tot het bieden van hulp en ondersteuning in de vakantieperiodes, omdat juist in die periodes problemen kunnen ontstaan of verergeren. “Chatten met een leerling is echt anders dan een gesprekje voeren in de spreekkamer, maar ik vind het wel fascinerend om te zien dat leerlingen zo open durven te zijn terwijl ze je niet zien” "Ik heb elke week contact met een leerling die gewoon even wil kletsen omdat ze thuis met problemen zit en nog maar weinig vriendinnen heeft. Ik heb het gevoel dat het haar echt helpt, ook al omdat het praten ‘op afstand’ minder officieel voor haar voelt dan praten met mij op school” “Jammer dat het project niet langer duurt, want we staan nog maar aan het begin van het leren omgaan met online hulpverlening in het schoolmaatschappelijk werk en er is nog zoveel te leren” “Ik heb nu zelf kunnen ervaren dat ik een leerling heb kunnen helpen die waarschijnlijk niet zomaar de stap had gezet naar mijn spreekkamer en ik denk dat er meer van dat type leerlingen rondlopen bij mij op school die alleen online de eerste stap durven te zetten” “Als het aan mij ligt dan moet dit in 2010 op alle scholen in Rotterdam zijn ingevoerd, ook al omdat we dan 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar kunnen zijn via de chat” “Ik vermoed dat deze manier van werken beter aansluit bij leerlingen met internaliserende problematiek en mijn eerste ervaringen bevestigen dat vermoeden al enigszins” [Uitspraken van schoolmaatschappelijk werkers in het RAAK-programma ‘Bereik en bereikbaarheid van het schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs’]
Het schoolmaatschappelijk werk in Rotterdam neemt een enigszins unieke positie in, want in de regio wordt er gestreefd naar een volledige dekking van het schoolmaatschappelijk werk in zowel het primair en voortgezet onderwijs als in de regionale opleidingscentra. Deze volledige dekking is vrijwel gerealiseerd en dat houdt in dat elke schoollocatie de beschikking heeft over een minimum aantal uren schoolmaatschappelijk werk. Dat is een uitstekende startpositie voor een bredere inzet van een interactieve webomgeving, omdat alle leerlingen in principe via een algemene intake verwezen kunnen worden naar de schoolmaatschappelijk werker in de eigen school. In onderstaand schema worden de structuur en de financieringsrelaties geschetst ten aanzien van het schoolmaatschappelijk werk in de stadsregio Rotterdam.
JOS Rotterdam
Scholen [PO, VO, ROC]
Servicepunt SMW
Schoolmaatschappelijk werkers
SMW organisaties
= financieringsrelatie = werk- en/of ondersteuningsrelatie
Jeugd, Onderwijs & Samenleving [JOS] Rotterdam financiert de helft van de het totale aantal uren schoolmaatschappelijk werk in de scholen, de andere helft wordt door schoolbesturen zelf gefinancierd uit het zorgbudget. JOS financiert het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk en deze organisatie ondersteunt schoolmaatschappelijk werkers en hun organisaties bij de invoering en de kwaliteitszorg. Daarnaast verzorgt het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk deskundigheidsbevordering aan schoolmaatschappelijk werkers en draagt zij bij aan de werk- en methodiekontwikkeling.
6
2. Ambities en doelstellingen Het samenwerkingsverband streeft de volgende doelstellingen na met dit vervolgprogramma: • De innovatie van het schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra in de stadsregio Rotterdam, waarbij de mogelijkheden van de informatie en communicatietechnologie [ICT] optimaal worden benut om de bereikbaarheid voor alle doelgroep[en] en het bereik onder alle doelgroep[en] te vergroten; • De doorontwikkeling van de specifieke methodiek van online hulp- en dienstverlening door schoolmaatschappelijk werkers in het voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra in de stadsregio Rotterdam, toegesneden op de individuele behoeftes van de leerlingen en deelnemers en geïntegreerd binnen het handelen van de schoolmaatschappelijk werker in de zorgstructuur en aansluitend op bestaande procedures; • De doorontwikkeling van de interactieve webomgeving om ze geschikt te maken voor het bedienen van grote aantallen leerlingen en deelnemers, om de informatieve waarde van de omgeving uit te bouwen, om de omgeving te verrijken met multimediale componenten die een meer effectieve benadering van specifieke onderwerpen mogelijk maken, en om deze omgeving om te vormen tot een ‘portal’ voor het schoolmaatschappelijk werk; • Het uitbouwen van de infrastructuur die vormen van hulp- en dienstverlening aan ouders, zorgcoördinatoren, mentoren en docenten mogelijk maakt in het kader van ondersteuning, informatievoorziening, preventie en nazorgtrajecten, waarbij de aandacht specifiek gericht is op het vormgeven van rol en positie van de individuele schoolmaatschappelijk werker daarbinnen; • Onderzoek naar de verfijning van de huidige communicatiemogelijkheden in de interactieve webomgeving en naar aanvullende communicatiemogelijkheden, waaronder ‘beeldbellen’, ‘discussieforum’ en mogelijkheden voor ‘peer-coaching’ en ‘buddy-trajecten’, die bijdragen aan effectieve hulp- en dienstverlening aan leerlingen en deelnemers en die de interventies van de schoolmaatschappelijk werker ondersteunen; • Ontwikkelen van een trainingsaanbod op maat voor alle schoolmaatschappelijk werkers in de stadsregio op basis van het ‘Train-the-Trainer’ concept, waarin de competenties kunnen worden ontwikkeld in relatie tot online hulp en dienstverlening in het voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra met inzet van een rijke interactieve webomgeving; • Het ontwikkelen van een kleine slagvaardige werkeenheid, die als taak heeft om alle hulpen dienstverlening te stroomlijnen, technische ondersteuning te bieden aan scholen en aan schoolmaatschappelijk werkers, die zorg draagt voor de kwaliteit en actualisering van alle informatie in de webomgeving, en die een eerstelijnsfunctie vormgeeft met betrekking tot online hulp- en dienstverlening; • Bijdragen aan het onderzoek naar adequate en eenvoudige registratieprocedures met de bijbehorende instrumenten, die het naadloos verbinden van online activiteiten en reguliere activiteiten en de verantwoording van alle werkzaamheden mogelijk maken, waarbij tevens de veiligheid van persoonsgegevens gegarandeerd kan worden; • Het vastleggen van kennis, ervaringen en procedures, zodat ze niet alleen overdraagbaar en bruikbaar zijn binnen de stadsregio Rotterdam, maar ook als inspiratie kunnen dienen voor het schoolmaatschappelijk werk in bredere zin. Het programma richt zich allereerst op het onderzoek naar de vraagstukken inzake organisatie en beheer van online hulp- en dienstverlening in het schoolmaatschappelijk werk en inbedding van deze werkwijze in de zorgstructuur van scholen. Daarnaast zal er in nauwe samenwerking met schoolmaatschappelijk werkers een doorontwikkeling plaatsvinden van de webomgeving en van de methodiek van online hulp- en dienstverlening. Ook wordt een start gemaakt met de training van schoolmaatschappelijk werkers in het kader van de opschaling, waarbij het ‘Trainthe-Trainer’ concept wordt gehanteerd. Dat concept wordt op basis van de ervaringen van de professionals uit het voorgaande programma ontwikkeld. In tweede instantie wordt gewerkt aan de ontwikkeling van de nieuwe werkeenheid en aan de afstemming met de webomgevingen die door de scholen worden beheerd. Tegelijkertijd wordt onderzoek gedaan naar aanvullende communicatiemogelijkheden in de interactieve omgeving
7
en worden nieuwe mogelijkheden voor registratie en verantwoording onderzocht. Aan het eind van deze fase zal de brede uitrol ten dele zijn uitgevoerd en zijn alle condities gerealiseerd die volledige uitrol op de wat langere termijn moeten garanderen. Kennis en ervaringen zullen ook worden vastgelegd en verspreid in en buiten de stadsregio Rotterdam. Het programma bouwt voort op de ervaringen van het voorgaande programma, waarin binnen een beperkte ‘pilot’ gewerkt is met een interactieve webomgeving als nieuwe, laagdrempelige toegang tot het schoolmaatschappelijk werk. Het voorgaande programma is ingediend onder de beperkende voorwaarde dat het een jaar mocht duren. Halverwege dat programma is een verlenging van drie maanden bepleit en toegewezen, waarmee iets meer tijd voor onderzoek en testen beschikbaar kwam. De ervaringen hebben uitgewezen dat de online webomgeving meer kan zijn dan een laagdrempelige en innovatieve toegang tot het schoolmaatschappelijk werk, maar nieuwe vormen van hulp- en dienstverlening mogelijk maakt, zoals het combineren van reguliere hulpverlening met online ondersteuning. Het ontwikkelen van die vormen en de inbedding van online hulp- en dienstverlening in de reguliere zorgstructuur vereist dat er een aantal nieuwe vraagstukken wordt opgelost. Vraagstukken op het methodisch gebied, zoals het omgaan met anonimiteit en het verbinden van online en face-to-face bieden van hulp en ondersteuning, maar ook vraagstukken op organisatorisch gebied, waaronder het beheer van de online omgeving en de inrichting van een eerstelijns voorziening. De beperkte ‘pilot’ heeft ook uitgewezen dat het bieden van online toegang tot schoolmaatschappelijk werk een zekere schaalgrootte vereist om effectief te zijn, want alleen dan kan voldoende online bereikbaarheid worden geboden. Daarnaast vereist de invoering en inbedding van deze nieuwe werkwijze dat registratieprocedures worden aangepast en gestroomlijnd.
Onderscheid met voorgaand programma Het voorgaande programma heeft de volgende resultaten en inzichten opgeleverd, waarop in een vervolgprogramma wordt voortgebouwd: • Inzicht in wensen en behoeftes van de verschillende doelgroepen; • Inzicht in [succesvolle] vormen van online hulpverlening aan jongeren; • Een interactieve webomgeving met informatie- en chat-mogelijkheid; • Zes schoolmaatschappelijk werkers op basisniveau getraind in online hulpverlening; • Resultaten van actieonderzoek in zes scholen voor voortgezet onderwijs; • Nieuwe kennis over online hulpverlening in het schoolmaatschappelijk werk; • Visie op nog te exploreren mogelijkheden binnen online hulp- en dienstverlening; • Nieuwe en nog te beantwoorden vragen met betrekking tot online hulpverlening; • Belangstelling uit andere onderwijssectoren voor online schoolmaatschappelijk werk. Het voorgaande programma heeft de toegevoegde waarde van de nieuwe online toegang tot het schoolmaatschappelijk werk aangetoond en de bijdrage die het kan leveren aan bereik en bereikbaarheid van het schoolmaatschappelijk werk. Tegelijkertijd werd vastgesteld dat het gebruik van de online toegang nieuwe vragen oproept ten aanzien van de afbakening van de werkzaamheden van de schoolmaatschappelijk werker, de taakverdeling tussen organisaties voor schoolmaatschappelijk werk, en de registratie van de activiteiten die online uitgevoerd worden, zolang een hulpvrager anoniem is. Daarnaast bleek de periode van actieonderzoek te kort om alle facetten van de methodiek van online hulpverlening te exploreren en uit te diepen, zodat een daadwerkelijke methodiek kan worden beschreven. In het voorgaande programma werd vooral op de leerlingen als doelgroep ingegaan, maar de interactieve omgeving zou ook een rol kunnen spelen in de communicatie met mentoren en ouders. De omgeving voorziet nu in informatie over een aantal onderwerpen, maar er is behoefte aan uitbreiding en verrijking van deze informatieve functie, waarbij ook de inzet van multimediale technieken wenselijk is, zoals beeld en geluid, 2,5D technieken en simulatie. Leerlingen zouden daarnaast een actieve rol moeten kunnen spelen in de ontwikkeling van nieuwe informatie binnen deze interactieve webomgeving en dat vraagt onderzoek naar nieuwe communicatie-instrumenten binnen die omgeving. Het vervolgprogramma bouwt voort op de ontwikkelde expertise door:
8
• Uitbreiding van het netwerk door toevoeging van de regionale opleidingscentra; • Doorontwikkeling van informatieve en communicatieve aspecten van de webomgeving; • Ontwikkelen van een beheersstructuur binnen de omgeving in het kader van de uitrol; • Opzetten van een beheersorganisatie die de webomgeving gaat actualiseren en beheren; • Ontwerpen en testen van een ‘Train-the-Trainer’ trainingstraject in online hulpverlening; • Het trainen van tenminste 30 schoolmaatschappelijk werkers door ervaren collega’s; • Het uitrollen van deze werkwijze over tenminste 30 locaties in het VO en/of de ROC’s; • Doorontwikkeling van de methodiek online hulpverlening in schoolmaatschappelijk werk; • Het onderzoeken en testen van nieuwe vormen van registratie van de werkzaamheden; • Landelijke verspreiding en overdracht van kennis en expertise uit dit vervolgprogramma. Het vervolgprogramma beoogt niet alleen doorontwikkeling van methodiek en webomgeving, maar ook het zetten van een volgende stap die opschaling naar de hele stadsregio mogelijk moet maken. Dat vraagt om een passende beheerstructuur in de webomgeving, effectieve registratieprocedures en instrumenten, een beheersorganisatie die de online hulp reguleert en de omgeving beheert, en het scheppen van de voorwaarden die uitrol ondersteunen. Daarbij wordt een nieuwe sector toegevoegd, wat naast aanvullend onderzoek ook ontwikkelwerk zal vragen. De opschaling die in het vervolgprogramma wordt voorzien, omvat het vijfvoudige van het aantal scholen en schoolmaatschappelijk werkers dat al participeerde in het voorgaande programma. De schoolmaatschappelijk werkers uit het voorgaande programma zullen lid zijn van het programmateam van het vervolgprogramma en zo hun ervaring productief kunnen maken in de doorontwikkeling van de methodiek en het ontwerpen van het trainingstraject volgens het ‘Train-the-Trainer’ concept.
9
3. Regionale inbedding In het kader van dit programma werken professionals van Hogeschool INHOLLAND samen met professionals van het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk, met zorgcoördinatoren en schoolmaatschappelijk werkers in voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra en met teamcoördinatoren uit de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk. De professionals uit Hogeschool INHOLLAND leveren kennis en expertise op het gebied van ICT infrastructuur en organisatie, methodiekontwikkeling schoolmaatschappelijk werk, online dienstverlening en training en coaching. Het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk vervult een brugfunctie naar de participerende scholen en schoolmaatschappelijk werkers, en naar de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk. Ondersteund door de participerende schoolbesturen uit de stadsregio wordt een netwerk ontwikkeld, waarbij de zorgcoördinatoren in scholen nadrukkelijk worden ingeschakeld in het kader van inbedding van online hulp- en dienstverlening in de hele zorgstructuur. Daarnaast speelt het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk een rol in de doorontwikkeling van de methodiek in het kader van dit programma en de verspreiding van deze expertise binnen hun aanbod aan deskundigheidsbevordering. Binnen de hogeschool wordt een netwerk ontwikkeld waarmee de expertise op het gebied van e-learning wordt verbonden met expertise op het gebied van de innovatie van het methodisch handelen in het schoolmaatschappelijk werk. Daarnaast wordt gewerkt met ervaren coaches vanuit Hogeschool INHOLLAND en vanuit het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk om het veranderingsproces in de scholen en bij schoolmaatschappelijk werkers te ondersteunen. Hogeschool en Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk zijn samen verantwoordelijk voor het ontwerp en de uitvoering van de eerste fase trainingen voor schoolmaatschappelijk werkers in online hulp- en dienstverlening, conform het ‘Train-the-Trainer’ concept. In nauw overleg met de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk wordt een beheerorganisatie voorbereid en ontwikkeld en wordt onderzoek gedaan naar nieuwe en meer effectieve vormen van registratie in het kader van verantwoording en overdracht. Ook zal er naast actieonderzoek ten behoeve van de doorontwikkeling van de methodiek, onderzoek worden gedaan naar bruikbaarheid en wenselijkheid van nieuwe vormen van communicatie binnen de interactieve webomgeving. Bij alle vormen van onderzoek worden studenten betrokken in het kader van kennisontwikkeling en professionele ontwikkeling, en zij worden in dat traject begeleid vanuit de lectoraten. Het programma wordt positief ondersteund door de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk, de vijf grootste schoolbesturen in de stadsregio Rotterdam, en door Jeugd Onderwijs & Samenleving Rotterdam [JOS]. Hogeschool INHOLLAND is penvoerder van dit programma en de volgende lectoraten en diensten zijn erbij betrokken: • Lectoraat eLearning vanwege kennis en expertise ten aanzien van het toepassen van de informatie en communicatietechnologie binnen leerprocessen, ervaring in het trainen van professionals in het begeleiden op afstand via een elektronische omgeving, en kennis op het gebied van het ICT-gebruik door jongeren [lector Guus Wijngaards]; • Lectoraat Geïntegreerd Pedagogisch Handelen vanwege expertise op het terrein van het begeleiden van jongeren in processen van identiteitsontwikkeling en het opereren op het snijvlak van de drie pedagogische milieus [school-gezin-buurt], en vanwege expertise op het terrein van methodiekontwikkeling [lector Jeroen Onstenk]; • Het MediaLab van de School of Education Rotterdam vanwege expertise in het ontwerpen van elektronische omgevingen ten behoeve van communicatie, relatiebeheer en de opslag en distributie van informatie en leermaterialen. Het programma sluit naadloos aan op de ambities van de stad Rotterdam in het kader van het integrale jeugdbeleid ‘Opgroeien in Rotterdam’. De beleidsmissie verwoordt dat breed ingezet zal worden op bestrijding van schooluitval en verminderen van het aantal jongeren in de zorg. Het Actieprogramma ‘Ieder Kind Wint’ 2007-2010 gaat in op het belang van vroegsignalering en preventie, en effectiviteit in de keten. Online toegang tot de schoolmaatschappelijk werker kan een substantiële bijdrage leveren aan de realisering van deze beleidsdoelstellingen.
10
4. Kenniscirculatie Er worden verschillende soorten kennis gegenereerd in dit programma en die kennis circuleert ook tussen partners in het programma en het netwerk dat wordt opgebouwd. De verschillende soorten kennis en kennisstromen zijn: • Kennis over de innovatieve methodiek in het schoolmaatschappelijk werk met betrekking tot de inzet van ICT, meer specifiek gericht op het omgaan met afstand en anonimiteit in hulpverleningsrelaties, het bieden van vormen van online hulp en begeleiding bij specifieke problematiek en/of doelgroepen, en inbedding van online hulp en dienstverlening binnen de zorgstructuur van de school Deze kennis wordt ontwikkeld onder aansturing van het lectoraat Geïntegreerd Pedagogisch Handelen van Hogeschool INHOLLAND, waarbij nauw wordt samengewerkt met het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk en de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk. Onder leiding van onderzoekers uit het lectoraat wordt in samenwerking met de professionals handelingsgericht actieonderzoek uitgevoerd, gericht op de ontwikkeling van een vernieuwde methodiek voor het schoolmaatschappelijk werk en de bijbehorende methodiekbeschrijving; • Kennis over het vormgeven en stroomlijnen van effectieve informatiestromen en interactie binnen interactieve webomgeving ten behoeve van hulp- en dienstverlening met inzet van multimediale technieken en op doelgroepen afgestemde communicatiemiddelen Deze kennis wordt, mede op basis van doelgroepenonderzoek, gegenereerd door het lectoraat eLearning en door het MediaLab vertaald in ontwerp en vormgeving van functionaliteiten binnen de interactieve webomgeving; • Kennis over e-learning en e-coaching in relatie tot het op afstand informeren en begeleiden van doelgroepen via een elektronische omgeving in de context van schoolmaatschappelijk werk Die kennis wordt ontwikkeld door het lectoraat eLearning en productief gemaakt in het ontwerp van een Train-the-Trainer traject voor schoolmaatschappelijk werkers. Onder leiding van onderzoekers uit het lectoraat en een curriculumontwikkelaar wordt de nodige kennis doorontwikkeld en productief gemaakt binnen een ontwerp voor een trainingstraject, dat vervolgens samen met professionals in een design-based research benadering verder wordt doorontwikkeld en getest; • Kennis over karakteristieken en behoeftes van de nieuwe doelgroepen binnen de regionale opleidingscentra en de vertaling naar vorm en inhoud van de interactieve webomgeving ten behoeve van deze doelgroepen Deze kennis wordt gegenereerd in doelgroeponderzoek dat door de beide lectoraten van Hogeschool INHOLLAND wordt uitgevoerd. Onder leiding van onderzoekers uit de lectoraten wordt doelgroeponderzoek uitgevoerd onder de nieuwe doelgroepen voor online schoolmaatschappelijk werk en die kennis zal productief gemaakt worden bij de doorontwikkeling van de interactieve webomgeving; • Kennis over de consequenties van online hulp- en dienstverlening voor de organisatie van het schoolmaatschappelijk werk ten behoeve van een nog op te richten beheersorganisatie binnen de stadsregio Rotterdam, alsmede kennis over effectieve registratieprocedures en adequate instrumenten voor verantwoording van online hulp en dienstverlening en voor de overdracht Deze kennis wordt gegenereerd op basis van onderzoek onder leiding van de lectoraten, in samenwerking met de schoolmaatschappelijk werkers en de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk. Beide lectoren genereren de beschikbare kennis binnen Hogeschool INHOLLAND over organisatieontwikkeling en maken deze kennis productief in samenwerking met beide organisaties voor schoolmaatschappelijk werk in het traject om te komen tot een effectieve beheersorganisatie; • Ervaringskennis met betrekking tot online hulp en dienstverlening binnen een interactieve webomgeving van de schoolmaatschappelijk werkers die participeren in dit programma Deze ervaringskennis wordt gegenereerd door de schoolmaatschappelijk werkers en door het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk geoperationaliseerd in nieuwe trajecten voor deskundigheidsbevordering, en zal daarnaast op verschillende manieren beschikbaar zijn voor het beroepenveld. Deze ervaringskennis wordt expliciet gemaakt binnen de intervisiebijeenkomsten die onder leiding van het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk worden georganiseerd;
11
De subsidiemiddelen voor dit programma zijn noodzakelijk voor de doorontwikkeling van deze innovatieve methodiek en van de elektronische infrastructuur, waarvoor de eerste stappen zijn gezet in het voorgaande programma. Er ligt een goede basis voor zowel de methodiek als de infrastructuur, maar het actieonderzoek heeft nieuwe vragen opgeroepen die nog beantwoord moeten worden voordat een uitrol succesvol kan zijn. De complexiteit van deze vraagstukken vereist naast een bundeling van krachten de inzet van middelen die de betrokken organisaties zelfstandig niet kunnen opbrengen. Daarnaast zijn er middelen nodig voor alle activiteiten ten behoeve van de kenniscirculatie en voor het ontwikkelen van een Train-the-Trainer traject, dat de continuïteit in het trainen van schoolmaatschappelijk werkers in de innovatieve methodiek in de toekomst moet waarborgen. Ten slotte dient een beheersorganisatie te worden opgezet, zodat beheer en aansturing van online hulp en dienstverlening in het schoolmaatschappelijk werk kan worden overgedragen aan de schoolmaatschappelijk werk organisaties en een uitrol over de stadsregio op langere termijn kan worden gerealiseerd. Hogeschool en Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk investeren zelf in de expertiseontwikkeling door de professionals te leveren voor deelname aan dit programma. De organisaties voor schoolmaatschappelijk werk dragen bij door de schoolmaatschappelijk werkers die participeren in het programma, de tijd te bieden voor het volgen van trainingen in online hulp en dienstverlening en voor de overdracht van ervaringskennis. De organisaties voor schoolmaatschappelijk werk zijn zelfstandig niet in staat de nodige kennis te ontwikkelen die een brede uitrol van de werkwijze in de stadregio mogelijk maken. Ook beschikken ze niet over de nodige expertise voor het doorontwikkelen van de interactieve webomgeving. De kenniscomponent in dit programma omvat methodische kennis, organisatorische kennis en technische kennis. Het zwaartepunt ligt bij de methodische kennis over het online bieden van hulp en ondersteuning. De organisatorische kennis is belangrijk in het kader van het beheer en aansturing van online schoolmaatschappelijk werk in de hele stadsregio en zal met name in dit programma ontwikkeld worden. De technische kennis heeft betrekking op de verbetering van de huidige functies in de interactieve webomgeving en de nieuwe vormen van interactie en communicatie die kunnen worden toegevoegd. De verschillende kenniscomponenten zijn onderling gerelateerd en bouwen voort op de kennis die in het voorgaande programma werd gegenereerd. Die kennisontwikkeling wordt hieronder in schema gepresenteerd: Voorgaande programmma [01/02/07–30/04/08]
Vervolgprogrammma [2 jaar]
Resultaten actieonderzoek
Nieuwe vraagstukken
Methodische kennis → Eerste ervaringen
• Anonimiteit in relatie tot online contact/hulp • Verbindingen tussen online en ‘face-to-face’ • Online hulp versus de schoolgebonden hulp • Nieuwe vormen van online hulp/begeleiding
Methodische kennis → Doorontwikkeling op aspecten
Technische kennis → Prototype webomgeving
• Soorten informatie in relatie tot doelgroepen • Nieuwe vormen van interactie/communicatie • Omgaan met grotere aantallen gebruikers • Afstemming met de websites van scholen • Registratiefaciliteiten en beheersinstrumenten
Technische kennis → Doorontwikkeling webomgeving
Organisatorische kennis → Koppeling met scholen
• Inbedding binnen de zorgstructuur scholen • Actualisering en technische ondersteuning • Registratie van online hulpverlening • Bekostiging anoniem verleende hulp
Organisatorische kennis → Ontwikkeling beheersorganisatie
12
Vervolg kennisontwikkeling
5. Uitvoering Het programma kan worden gesplitst in twee fasen: de fase van 'doorontwikkeling' en de fase van 'implementatie'. Beide fasen zijn niet scherp te scheiden, want de start van de uitrol wordt al gemaakt in de fase van doorontwikkeling en de doorontwikkeling wordt met een iets andere doelstelling voortgezet in de fase van implementatie. Beide fasen worden hier toegelicht.
Fase 1: doorontwikkeling Het aanbieden van vormen van online hulp- en dienstverlening door de schoolmaatschappelijk werkers in het voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra in de stadsregio Rotterdam vraagt allereerst om het doorontwikkelen van de interactieve webomgeving en van de nieuwe methodiek, opdat brede inzet en inbedding ervan in het zorgaanbod in scholen gerealiseerd kan worden. Schoolmaatschappelijk werkers en zorgcoördinatoren van scholen zullen hierbij nadrukkelijk betrokken worden. Daarnaast geldt dat deelnemers in regionale opleidingscentra een nieuwe doelgroep vormen en dat vereist aanvullend doelgroeponderzoek om hun wensen en behoeften in kaart te brengen. In deze fase wordt ook geïnvesteerd in netwerkontwikkeling om de implementatie concreet voor te bereiden en tegelijkertijd worden de fundamenten voor een beheersorganisatie gelegd. Ten slotte zal in deze fase onderzoek worden gedaan naar de meest effectieve vorm van registratie en bijbehorend instrumentarium, waarbij intensief wordt samengewerkt met de schoolmaatschappelijk werkers en hun organisaties. De fase van doorontwikkeling moet opleveren dat de optimale voorwaarden worden gecreëerd voor een brede uitrol en inbedding van online hulp en dienstverlening binnen de zorgstructuur van scholen voor voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra in de regio Rotterdam. In die zin betekent het ook dat aan draagvlakontwikkeling wordt gewerkt binnen het onderwijs en dat er een Train-the-Trainer traject wordt ontwikkeld voor schoolmaatschappelijk werkers. Dat traject wordt in samenspraak met schoolmaatschappelijk werkers vormgegeven en deze training wordt vervolgens aan een eerste groep schoolmaatschappelijk werkers aangeboden en op basis van evaluaties bijgesteld. In die zin is er geen scherpe markering met de tweede fase, al zal de formele lancering van de doorontwikkelde interactieve webomgeving als een markering kunnen worden aangeduid. De fase van doorontwikkeling omvat één jaar [september 2008 tot september 2009] en wordt afgesloten met een rapportage over de behaalde resultaten. Op basis hiervan is een bijstelling van de risicoanalyse mogelijk en kunnen de voorwaarden en uitwerking van de volgende fase [implementatie] nog scherper worden omschreven.
Fase 2: implementatie Het netwerk dat in fase 1 is ontwikkeld, vormt de basis voor de brede uitrol van de werkwijze in de tweede fase. Het netwerk bestaat uit alle deelnemende scholen, schoolmaatschappelijk werkers en hun eigen organisaties, Hogeschool INHOLLAND met de twee lectoraten en het MediaLab, en het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk, die tevens de coördinatie van de implementatie voor haar rekening neemt. De implementatie omvat onder meer het trainen van de schoolmaatschappelijk werkers, het informeren en ondersteunen van zorgcoördinatoren en andere betrokkenen op de schoollocaties, het integreren van de interactieve webomgeving in webomgevingen van de scholen, het begeleiden van de inbedding in de zorgstructuur, en het op maat technisch en inhoudelijk ondersteunen van schoolmaatschappelijk werkers tijdens de fase van de invoering en inbedding. Bij de training wordt uitgegaan van het ‘Train-the-Trainer’ concept, wat inhoudt dat de eerste groep schoolmaatschappelijk werkers zelf wordt ingezet bij de training van collega’s. Daarnaast worden promotieactiviteiten ontplooid in alle scholen om leerlingen en mentoren/docenten te informeren over deze nieuwe mogelijkheden om met het schoolmaatschappelijk werk in contact te komen. De zorgcoördinatoren in de scholen zullen nauw worden betrokken bij de inbedding van deze werkwijze in de zorgstructuur en daartoe maken zij deel uit van het netwerk dat ten behoeve van de implementatie en uitrol ontwikkeld wordt. In deze fase wordt ook geëxperimenteerd met nieuwe procedures en instrumenten voor de registratie en verantwoording van werkzaamheden, zodat op basis van ervaringen het beleid voor de toekomst kan worden ontwikkeld. Ook wordt de beheerorganisatie operationeel, zodat
13
taken met betrekking tot het onderhoud en de actualisering van de interactieve webomgeving, technische ondersteuning van schoolmaatschappelijk werkers en scholen, en het vormgeven van de eerstelijn-functie in hulp en dienstverlening, geleidelijk kunnen worden overgedragen. Met de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk worden in deze fase concrete afspraken gemaakt over de aansturing en financiering en eerste ervaringen met deze organisatie zullen richtinggevend zijn voor het te ontwikkelen beleid. Ten slotte zal in deze fase ook onderzoek worden gedaan naar nieuwe communicatiemogelijkheden in de interactieve webomgeving, die aansluiten bij veranderende karakteristieken en wensen van de doelgroepen. Hiermee zal een eerste stap worden gezet richting voortdurende innovatie van het methodisch handelen in het schoolmaatschappelijk werk. Deze fase van implementatie omvat één jaar [september 2009 tot september 2010] en wordt afgesloten met oplevering van programmaresultaten, te weten de doorontwikkelde interactieve webomgeving en methodiek, de beheersorganisatie voor online hulp en dienstverlening in het schoolmaatschappelijk werk in de regio Rotterdam, het op basis van de evaluaties bijgestelde trainingstraject voor de schoolmaatschappelijk werkers, een voorstel voor herinrichting van de registratieprocedures, inclusief het geteste instrumentarium, en voorstellen voor toekomstige doorontwikkeling van zowel de interactieve omgeving als methodiek op basis van resultaten van onderzoek onder de doelgroepen. De programmaresultaten worden overgedragen aan het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk en aan de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk, zodat de brede uitrol en de doorontwikkeling van dit concept door hen kan worden voortgezet en begeleid. Relaties met Hogeschool INHOLLAND blijven daarbij belangrijk in het kader van de ontwikkeling van een specifieke minor over online hulp en dienstverlening in het schoolmaatschappelijk werk, voor de doorontwikkeling van de methodiek, en voor onderzoek naar de resultaten. De ervaringen en opgebouwde expertise zullen daarnaast vertaald worden naar het onderwijsaanbod binnen de initiële opleiding en in nascholingstrajecten, zodat de professionals worden opgeleid die in de toekomst kunnen werken met deze innovatieve methodiek. Het gegeven dat Hogeschool INHOLLAND op meer locaties onderwijs verzorgt, maakt dat de expertise ook buiten de regio Rotterdam kan worden verspreid. Het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk opereert in een landelijk netwerk en levert eveneens advies en trainingen aan schoolmaatschappelijk werkers uit heel Nederland, wat verspreiding via die weg vergemakkelijkt. Daarbij geldt dat het schoolmaatschappelijk werk in Rotterdam landelijk wordt erkend als 'benchmark', waardoor ontwikkelingen die in de regio Rotterdam worden geïnitieerd, altijd met grote belangstelling worden gevolgd. Het programma bouwt voort op het voorgaande programma en zal de hierna genoemde resultaten opleveren in de twee genoemde fasen:
Programmaresultaten fase 1 • • • • • • • •
Doorontwikkelde en verrijkte interactieve webomgeving, inclusief beheersomgeving; Doorontwikkelde en beschreven methodiek voor online hulp- en dienstverlening; Netwerk van de voorhoedescholen en geformaliseerde contacten met alle scholen; Een getest en uitontwikkeld trainingstraject voor de schoolmaatschappelijk werkers; Kwartiermakers en programma van eisen voor de op te richten beheersorganisatie; Strategie voor de promotie in alle scholen en contextspecifieke promotiematerialen; Rapportage over verkennend onderzoek naar registratiemethoden en instrumenten; Tussenrapportage over de opbrengsten van fase 1 en de consequenties voor fase 2.
Projectresultaten fase 2 • • • • • • • •
Tenminste 30 schoolmaatschappelijk werkers die de intensieve training hebben gevolgd; Tenminste 30 schoollocaties waar de nieuwe aanpak is ingebed binnen de zorgstructuur; Strategie voor uitrol in alle locaties van het voortgezet onderwijs en ROC’s in de regio; Operationele beheersorganisatie voor de schooloverstijgende hulp en ondersteuning; Rapportage over explorerend onderzoek naar doelgroepen en inzet van nieuwe media; Presentatie van de programmaresultaten op conferenties en publicaties in vaktijdschriften; Afsluitend minisymposium bij Hogeschool INHOLLAND bij de oplevering van de resultaten; De eindrapportage ter verantwoording van het hele programma, inclusief aanbevelingen.
14
Risicoanalyse van het programma Het programma kent risico's ten aanzien van draagvlak en betrokkenheid en ten aanzien van de techniek. Hierbij worden de belangrijkste risico's genoemd en beoordeeld:
Risico Draagvlak en betrokkenheid van de scholen [VO + ROC] Draagvlak/betrokkenheid schoolmaatschappelijk werkers
Weging
Kans
Gemiddeld
Gemiddeld
Zwaar
Klein
Draagvlak/betrokkenheid binnen de SMW-organisaties
Gemiddeld
Klein
Tijdige beschikbaarheid van de elektronische omgeving
Zwaar
Klein
Uitloop programma door uitloop fase ‘doorontwikkeling’
Licht
Klein
Eventuele opstartproblemen bij de nieuwe werkeenheid
Licht
Gemiddeld
Technische problemen in relatie tot de schaalvergroting
Gemiddeld
Klein
Problemen als gevolg van [nieuwe] registratieprocedures
Licht
Groot
Uitloop programma door uitloop fase ‘implementatie’
Licht
Klein
De risico's met betrekking tot het draagvlak bij scholen is aanwezig, maar wordt verkleind door de actieve betrokkenheid van grote schoolbesturen bij dit programma, waarmee het grootste deel van alle scholen is vertegenwoordigd op dat niveau. Daarnaast wordt specifiek gewerkt aan netwerkontwikkeling en draagvlakverbreding op basis van informatie, zowel rechtsreeks vanuit het programma als via de schoolmaatschappelijk werkers en de betrokken organisaties. Er zal met betrekking tot de uitrol worden uitgegaan van een gefaseerde aanpak, waarin eerst de als voorhoedescholen aangemerkte scholen worden bediend, zodat tegelijkertijd gewerkt wordt aan het ontwikkelen van inspirerende ‘good practices’. Draagvlak en betrokkenheid bij de organisaties is groot, mede vanwege het feit dat ze lid zijn van het consortium. Draagvlak en betrokkenheid onder schoolmaatschappelijk werkers die al kennis hebben gemaakt met de werkwijze, is groot en zij vervullen een ambassadeursfunctie binnen de eigen organisatie. Tijdige beschikbaarheid van de doorontwikkelde interactieve webomgeving is cruciaal, maar de kans dat dit niet zal gebeuren, is relatief klein. Daarbij wordt gekozen voor een modulaire ontwikkeling, waarmee een uitbreiding van functies en inhoud op elk gewenst moment kan plaatsvinden zonder dat primaire functies in de interactieve webomgeving worden verstoord. Kleine opstartproblemen zijn relatief voorspelbaar bij elke nieuwe organisatie, maar de impact daarvan wordt kleiner door de structuur en concretisering vooraf goed te doordenken en door kwartiermakers te zoeken die in staat zijn om adequaat te reageren op onverwachte situaties. Technische problemen bij uitrol zijn ook mogelijk, maar ze hebben geen effect op de hulp- en dienstverlening die via de scholen wordt geleverd. Hooguit betekent het dat er vertraging kan ontstaan in het toevoegen van nieuwe schoollocaties, hetgeen kan worden gecompenseerd door intensivering van de parallelle invoering op schoollocaties in de implementatiestrategie. Het risico van problemen ten aanzien van procedures en instrumenten voor de registratie en verantwoording van werkzaamheden is niet denkbeeldig gezien het feit dat er veel partijen betrokken zijn bij deze kwestie met ook weer eigen belangen en beweegredenen. Tijdig en intensief overleg zou problemen wellicht kunnen voorkomen en het onderzoek in fase 1 is bedoeld ter ondersteuning van de besluitvorming. De gevolgen van problemen op dat vlak voor de online hulp- en dienstverlening zijn beperkt, omdat dit in principe ook kan worden uitgevoerd onder de geldende registratieprocedures, zij het minder efficiënt. Uitloop van één van beide of beide fasen is niet waarschijnlijk en de kans daarop kan worden verkleind door fase 2 al parallel te starten met fase 1 zodra dat mogelijk is.
15
6. Programmamanagement Het programma wordt uitgevoerd in de periode van 1 september 2008 tot en met 1 september 2010, waarbij twee fasen worden onderscheiden. De planning, inclusief belangrijke mijlpalen, wordt hier weergegeven:
09/08
09/09
Project plan
Rapportage definitiefase
09/10
Rapportage fase doorontwikkeling
Ontwikkeling van een werkeenheid
Verkenning voor PVE interactieve webomgeving Doorontwikkelde interactieve webomgeving Actieonderzoek ‘doorontwikkeling van de methodiek’
Overdracht van de werkeenheid
Training van schoolmaatschappelijk werkers en uitrol over de scholen Beschrijving methodiek eSMW
Ontwikkeling trainingsprogramma [‘Train-the-Trainer concept] Onderzoek naar ontwikkelingen Ontwikkeling van netwerk en draagvlak
Eindrapportage over programma
Promotiestrategie en promotie op de schoollocaties
Disseminatie van alle resultaten Strategie voor de volledige uitrol
De looptijd en indeling van het programma sluiten goed aan op de fasering van activiteiten in de hogeschool en in scholen voor voortgezet onderwijs en regionale opleidingscentra. Ook de activiteiten van het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk en van schoolmaatschappelijk werkers volgen het ritme van het onderwijs, zodat een goede aansluiting op alle activiteiten van het programma ook hier is gegarandeerd. Hogeschool INHOLLAND is de penvoerder en de programmaleider wordt geleverd door het lectoraat eLearning. Het andere lectoraat, het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk en de schoolmaatschappelijk werkers die participeren in het programma, vervullen een belangrijke rol in de doorontwikkeling van de nieuwe methodiek. Het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk onderhoudt contacten met de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk en scholen, levert expertise op het gebied van methodiekontwikkeling, en draagt zorg voor de begeleiding van professionals in het veld. Het MediaLab van de School of Education Rotterdam houdt zich bezig met de doorontwikkeling van de interactieve webomgeving en met technische aspecten in relatie tot de uitrol. Alle partners zijn betrokken bij de ontwikkeling en formalisering van de nieuwe werkeenheid, al ligt de eindverantwoordelijkheid hiervoor bij de twee organisaties voor schoolmaatschappelijk werk. De doorontwikkeling van de methodiek wordt aangestuurd vanuit het lectoraat Geïntegreerd Pedagogisch Handelen, waarbij nauw wordt samengewerkt met het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk en met de schoolmaatschappelijk werkers uit het voorgaande programma.
16
Het programmateam omvat een programmaleider, afgevaardigden uit de twee lectoraten, het MediaLab van de School of Education, het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk, en uit beide schoolmaatschappelijk werk organisaties. Ook schoolmaatschappelijk werkers die in het voorgaande programma participeerden, maken daarvan deel uit. Het programmateam draagt zorg voor de inrichting van een klankbordgroep ten behoeve van het programma, waarvoor professionals uit het veld van schoolmaatschappelijk werk worden uitgenodigd. De programmaorganisatie ziet er als volgt uit:
Programmaleider
Programmalid
Programmalid
Programmalid
Programmalid
Lectoraat eLearning
MediaLab SoEd
SMW professional
Servicepunt SMW
Programmalid
Programmalid
Programmalid
Programmalid
Lectoraat GPH
SMW organisaties
SMW professional
Servicepunt SMW
Klankbordgroep
SMW organisaties
Schoollocaties
Het programmateam zal nauwe contacten onderhouden met de grote schoolbesturen die zich hebben verbonden aan de uitrol van deze methodiek op alle schoollocaties, zodat problemen die zich voordoen bij de implementatie op alle niveaus kunnen worden aangepakt.
17
7. Financiële onderbouwing De bijdrage van de verschillende deelnemers wordt voornamelijk ingebracht in de vorm van capaciteit voor onderzoek en ontwikkelwerk. Een begroting in het officiële 'format' is als bijlage aan deze aanvraag toegevoegd.
18
8. Disseminatie Het programma levert naast concrete producten in de vorm van een methodiekbeschrijving, een trainingsprogramma, een rijke interactieve webomgeving, een nieuwe werkeenheid, en de verschillende onderzoeksrapporten en programmarapportages, ook veel ervaringskennis op. Deze producten en kennis worden binnen de deelnemende organisaties verspreid en benut, maar zullen ook actief worden verspreid buiten de regio Rotterdam. Deze disseminatie wordt op een aantal manieren geconcretiseerd: • Presentatie van de programmaresultaten op een nader te bepalen relevante conferentie voor schoolmaatschappelijk werk en/of bijzondere leerlingenzorg in het onderwijs; • Publicaties over ervaringen in relevante vaktijdschriften, waaronder Maatwerk, Jeugd & Co, en/of Nederlands Tijdschrift voor Jeugdzorg; • Beschikbaar stellen van de kennisproducten via een daartoe in te richten website, die door Hogeschool INHOLLAND wordt ontwikkeld en onderhouden; • Een elektronische nieuwsbrief, waarin de ontwikkelingen in het programma gedocumenteerd en verspreid worden onder belangstellenden, waar bij de verspreiding actief wordt gestreefd naar een brede dekking binnen het schoolmaatschappelijk werk en onder betrokkenen bij zorg in en om de school; • Een afsluitende miniconferentie bij Hogeschool INHOLLAND, waarin de nieuwe kennis en expertise worden verspreid ten behoeve van de mogelijk landelijke uitrol van de werkwijze; • Gerichte advisering van organisaties voor schoolmaatschappelijk werk in andere stedelijke omgevingen in het kader van de invoering van online schoolmaatschappelijk werk; • Actieve verspreiding van de kennis binnen het netwerk van schoolmaatschappelijk werk in Nederland via de deelnemende organisaties voor schoolmaatschappelijk werk en via het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk; • Actieve ‘branding’ van helpff.nl door het realiseren van relevante verbindingen met andere webomgevingen, adequate verwijzingen via andere webomgevingen, en de zichtbaarheid van helpff.nl binnen zoekmachines. Naast de bovenstaande disseminatieactiviteiten die uitgevoerd worden door de lectoraten van Hogeschool INHOLLAND zal het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk bijdragen aan de disseminatie door een aanbod te ontwikkelen in het kader van deskundigheidsbevordering van schoolmaatschappelijk werkers na afloop van het programma. Tevens zal het Servicepunt Schoolmaatschappelijk Werk bijdragen aan de verdere implementatie en volledige uitrol van de nieuwe werkwijze in het schoolmaatschappelijk werk over de hele regio Rotterdam in het voortgezet onderwijs en in de regionale opleidingscentra. Daarbij zal uiteraard nauw worden samengewerkt met de organisaties voor schoolmaatschappelijk werk in Rotterdam. De ervaringskennis zal uiteraard worden benut binnen het onderwijs in de initiële opleiding en in het post-Hbo aanbod voor [school]maatschappelijk werkers, teneinde de instroom van goed gekwalificeerde en op de toekomst gerichte professionals te waarborgen.
19