Op basis van haar onderzoek ‘Probleemdruk en zorgstructuur in het middelbaar beroepsonderwijs’ pleit het Nederlands Jeugdinstituut in september 2008 voor het introduceren van het schoolmaatschappelijk werk als basisvoorziening op elk mbo inmiddels is duidelijk dat het mbo met ingang van 2009 gezamenlijk structureel jaarlijks 15 miljoen euro rijkssubsidie aan schoolmaatschappelijk werk kan besteden. Hiermee wordt het een basisvoorziening op alle mbo-scholen. Schoolmaatschappelijk werk is echter op veel scholen in het mbo nog een onbekende vorm van hulpverlening. In dit document geeft het NJi antwoord op een aantal van de meest gestelde vragen die bij implementatie van schoolmaatschappelijk werk in het mbo aan de orde zijn. Het wordt besproken in alle NJi-kenniskringen ‘zorg in en om het mbo’. Deze besprekingen worden benut om de informatie actueel te houden en nieuwe vraagstukken te inventariseren. Om deze reden is de intentie van het NJi om deze uitgave het begin te laten zijn van een reeks. Voor deze werkwijze is gekozen omdat de behoefte aan informatie over schoolmaatschappelijk werk in het mbo it moment groot is. Een publicatie waarin alle voor het schoolmaatschappelijk werk relevante onderwerpen aan de orde komen is op korte termijn niet realiseerbaar. Daar komt bij dat het NJi met ingang van het volgende infodocument haar informatie over dit onderwerp af wil stemmen met de brancheorganisaties. Het gaat hierbij om de MO-groep Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening en de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW), functiegroep SMW. Door tijdsdruk zijn we daar bij het verschijnen van het huidige infodocument nog niet in geslaagd. In dit infodocument komen de volgende onderwerpen aan de orde: de inhoud van het schoolmaatschappelijk werk, de vraag wie schoolmaatschappelijk werk uitvoert en tenslotte de organisatie en financiering van schoolmaatschappelijk werk.
De inhoud van het schoolmaatschappelijk werk Wat is schoolmaatschappelijk werk? Schoolmaatschappelijk werk is een laagdrempelige voorziening, die er op gericht is om problemen van deelnemers vroegtijdig aan te pakken. Evenals in het primair en voortgezet onderwijs maakt het onderdeel uit van de interne zorgstructuur van de school en draagt zo bij aan de versteviging en verbreding van deze structuur. Het levert tevens een bijdrage aan het voorkomen van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten van deelnemers. Met de inzet van de schoolmaatschappelijk werker wordt de deelnemer en zijn leefsituatie onderwerp van begeleiding. Deze verbreding richt zich op alle elementen die buiten de school een rol kunnen spelen in het functioneren op school. Inzet blijft echter primair het verbeteren van het functioneren op school. De schoolmaatschappelijk werker vervult een brugfunctie tussen deelnemer, ouders, school en soms ook naar externe voorzieningen, indien van verwijzing sprake is. Het is een belangrijke schakel tussen het onderwijs en de lokale en regionale zorgstructuren. De werkzaamheden van de schoolmaatschappelijk werker zijn globaal onder te verdelen in: - het bieden van (kortdurende) hulp aan leerling (en ouders) - ondersteuning van de school - het toeleiden naar andere vormen van (geïndiceerde) hulp Over welke competenties moet een schoolmaatschappelijk werker beschikken? De NVMW heeft in juli 2008 een brochure uitgegeven over het competentieprofiel van de schoolmaatschappelijk werker. Hierin worden ook de taken van de schoolmaatschappelijk werker in de drie hierboven onderscheiden gebieden nader uitgewerkt. De brochure is te bestellen via www.nvmw.nl. De NVMW stelt in haar notitie dat schoolmaatschappelijk werk een gespecialiseerde vorm van maatschappelijk werk is. Om deze reden zal de schoolmaatschappelijk werker daarom in ieder geval moeten beschikken over de competenties die een maatschappelijk werker nodig heeft. Een HBO-diploma Maatschappelijk Werk & Dienstverlening (HBO-MWD) biedt hiervoor de basis. In het ‘Referentiemodel kwaliteit van het Zorg- en adviesteam in het middelbaar beroepsonderwijs’ (zie www.zat.nl) uit 2008 geeft het NJi een algemene typering en een omschrijving van de specifieke expertise van
Nederlands Jeugdinstituut: Schoolmaatschappelijk werk in het MBO
de schoolmaatschappelijk werker. Het NJi stelt in dit model dat de activiteiten van de schoolmaatschappelijk werker zich vooral concentreren op situaties waarin sprake is van psychosociale problematiek bij deelnemer of het gezin. Hij beschikt hierbij over inzicht in de factoren die bepalend zijn voor het ontstaan van psychosociale problemen, zoals die met betrekking tot opvoeden en opgroeien. Daarnaast heeft hij vaardigheden in het (tijdig) signaleren en analyseren van die problemen, kennis van hulpverleningsmethoden en –technieken, en van hulpverleningsmogelijkheden. Hij beschikt over methodische vaardigheden in het werken met risicodeelnemers en (multi)probleemgezinnen. En hij heeft inzicht in taakstelling, organisatie en werkwijze van de onderwijsinstelling, de zorgstructuur en de sociale kaart in de regio. Tenslotte kent hij het voorbereidingstraject voor een verwijzing naar bureau jeugdzorg.
Wie voert het schoolmaatschappelijk werk uit? Maatschappelijk werkers inkopen of in dienst nemen? Een onderwijsinstelling kan schoolmaatschappelijk werk inkopen bij externe aanbieders of zelf medewerkers in dienst nemen. In de visie van het NJi verdient inkoop de voorkeur. Het is namelijk de vraag of de schoolmaatschappelijk werker, die bij de school is aangesteld, zich als professional voldoende kan blijven ontwikkelen. Dit vereist dat de school in staat is een aantal voorwaarden bijvoorbeeld op het gebied van scholing en kwaliteitsontwikkeling te vervullen. Dat lijkt een lastige opgave. Ook voor de invulling van de brugfunctie in de communicatie met en verwijzing naar andere instellingen in het lokale veld verdient het inkopen van maatschappelijk werk veelal de voorkeur. De contacten die de bij de school in dienst getreden schoolmaatschappelijk werker heeft in het lokale veld zijn vaak sterk persoonsafhankelijk. Voorop staat dat de maatschappelijk werker op een professionele wijze zijn werk als schakel in een groter netwerk in de zorgstructuur van het mbo uitvoert. Vooral de brugfunctie naar andere partners in het lokale veld is hierbij essentieel. Hierbij valt o.a. te denken aan algemeen maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, jeugdzorg, verslavingszorg en de geestelijke gezondheidszorg. Een schoolmaatschappelijk werker van een externe aanbieder beschikt veelal over een relevant netwerk, dat in een behoefte aan ´korte en snelle lijnen´ voorziet. Bovendien biedt een externe partij begeleiding, deskundigheidsbevordering, werkontwikkeling en kwaliteitszorg. Deze aspecten zijn voor de (continuering van) professionaliteit van het schoolmaatschappelijk werk belangrijk. Veel mbo-deelnemers krijgen tijdens hun schoolloopbaan te maken één of meerdere dienstverleners die lokaal actief zijn. Om vanuit de school korte lijnen met deze lokale vormen van dienstverlening te borgen, ziet het NJi voordelen in het betrekken van de schoolmaatschappelijk werker uit de organisatie die verantwoordelijk is voor de lokale maatschappelijke dienstverlening. De schoolmaatschappelijk werker van de lokale aanbieder kan, indien functioneel, bij uitstek ook de verbinding zijn met het centrum voor jeugd en gezin. Vanzelfsprekend dienen afspraken tussen mbo en aanbieder in een leveringsovereenkomst te worden vastgelegd. Het gaat hierbij zowel over de aard van de te leveren diensten als de voorwaarden waaronder zij worden uitgevoerd. Hierbij valt o.a. te denken aan afspraken over prijs, directe/indirecte tijd, vakantie, ziektevervanging, evaluatie, registratie en rapportage. Wie zijn de belangrijkste aanbieders van schoolmaatschappelijk werk in het mbo? 1) Het algemeen maatschappelijk werk/instelling voor maatschappelijke dienstverlening Vaak maakt een instelling voor algemeen maatschappelijk werk (AMW) onderdeel uit van een grotere organisatie voor maatschappelijke dienstverlening. Schoolmaatschappelijk werk dat vanuit een van deze organisaties wordt aangeboden, kenmerkt zich in het algemeen door korte lijnen met andere maatschappelijke dienstverlening als AMW en schuldhulpverlening.
2) Jeugdzorg Bureau jeugdzorg heeft onlangs landelijk afgesproken dat het schoolmaatschappelijk werk niet behoort tot de kerntaken van het bureau en als activiteit wordt afgestoten. In veel plaatsen is of wordt op dit moment het schoolmaatschappelijk werk vanuit bureau jeugdzorg beëindigd. Toch kan het lokaal voorkomen dat bureau, via een aparte rechtspersoon, schoolmaatschappelijk werk aanbiedt. Voordeel van bureau jeugdzorg als aanbieder is de korte lijn naar een geïndiceerd zorgaanbod voor jeugdzorg of jeugd-ggz. Dit geldt echter alleen voor 16 en 17 jarigen. Soms biedt een jeugdzorgaanbieder, dit is een instelling die jeugdzorg biedt dat geïndiceerd is door bureau jeugdzorg, schoolmaatschappelijk werk. Afhankelijk van de grootte van de organisatie en de aard van haar activiteiten heeft deze aanbieder vaak een groot netwerk, veelal (ook) op een bovenlokaal niveau. 3) MEE MEE biedt informatie, advies en ondersteuning aan mensen die met een beperking te maken hebben. Het kan hierbij gaan om een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking, maar ook bijvoorbeeld om een stoornis in het autismespectrum. MEE biedt haar diensten op het gebied van schoolmaatschappelijk werk niet alleen in het speciaal onderwijs, maar ook in het regulier onderwijs aan. MEE heeft korte lijnen met instellingen op het gebied van licht verstandelijk gehandicapten. Welke criteria kun je hanteren bij het maken van een keuze voor een aanbieder? Aangezien meerdere instellingen schoolmaatschappelijk werk aanbieden, is het niet altijd eenvoudig om bij inkoop een besluit te nemen wie het moet gaan uitvoeren. Het aantal aanbieders verschilt lokaal. De volgende criteria zijn onder andere te hanteren bij het maken van een keuze: - Heeft de aanbieder reeds ervaring met schoolmaatschappelijk werk? Dit geeft inzicht in de mate waarin men over inhoudelijke en organisatorische kennis beschikt. - Heeft de aanbieder ervaring en expertise met jong volwassenen en/of met het mbo Dit geeft inzicht in de mate waarin de aanbieder bekend is met de cultuur en de doelgroep van het mbo. - Wat is de schaalgrootte van de aanbieder? Over het algemeen zegt de schaalgrootte iets over de professionaliteit van het management. Dit kan een relatie hebben met de kwaliteit die wordt geboden en de continuïteit die men, bijvoorbeeld bij afwezigheid of ziekte, kan bieden. - Is de aanbieder in staat de brugfunctie tussen in- en externe activiteiten van de schoolmaatschappelijk werker vorm te geven? Hierbij is met name de inbedding van de aanbieder in voor de functie relevante lokale netwerken van belang.
De organisatie van het schoolmaatschappelijk werk Hoeveel schoolmaatschappelijk werk is er nodig? Deze vraag is moeilijk eenduidig te beantwoorden. Met de toename van de aandacht voor de persoon achter de deelnemer, zal waarschijnlijk ook de vraag naar schoolmaatschappelijk werk stijgen. Toch zijn er een aantal richtlijnen t.a.v. normering geformuleerd. In haar publicatie “Schoolmaatschappelijk werk: informatie over inhoud, kwaliteit, positionering en besluitvorming” (sept. 2006) geeft de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW) een normering voor de ROC’s, namelijk 1 fte bij een leerlingaantal van 600. In haar notitie “Probleemdruk en zorgstructuur in het middelbaar beroepsonderwijs” pleit het NJi bij niveau 3-4 voor 1 fte schoolmaatschappelijk werk per 3000 deelnemers. Voor deelnemers op niveau 1-2 wordt echter een norm van 1 fte op 300 voorgesteld. In genoemde notitie wordt ook verwezen naar de situatie in Rotterdam waar een algehele norm van 1 fte op 800 deelnemers uitgangspunt is. Hoe is de verhouding tussen directe en indirecte uren? Als een schoolmaatschappelijk werker afkomstig is van een externe organisatie, is het belangrijk vooraf af te
Nederlands Jeugdinstituut: Schoolmaatschappelijk werk in het MBO
spreken welke activiteiten van de schoolmaatschappelijk werker voor rekening van de school c.q. de aanbieder komen. Het gaat hierbij met name om zaken als: reistijd, registratie, deskundigheidsbevordering en overleg tussen de schoolmaatschappelijk werker en de aanbieder. Het is moeilijk om hierbij vast te stellen hoe deze uren zich tot elkaar verhouden. Het is belangrijker om bij inkoop vast te stellen wat er onder directe en indirecte uren wordt verstaan en of indirecte uren wel/niet in de prijs terug te vinden zijn. Een deel van de directe inzet zal opgaan aan overleg binnen de zorgstructuur van de school maar ook aan de taken die de schoolmaatschappelijk werker ten behoeve van zijn brugfunctie uitoefent. Een adequate communicatie van de schoolmaatschappelijk werker met de school is essentieel aangezien de school ook “klant” is. Aan wie legt een schoolmaatschappelijk werker verantwoording af? De schoolmaatschappelijk werker is een onderdeel van de interne zorgstructuur. Hij legt t.a.v. aard en omvang van de activiteiten verantwoording af aan de zorgcoördinator van de school. De schoolmaatschappelijk werker werkt planmatig en methodisch. We pleiten voor een periodiek overleg tussen de zorgcoördinator en de schoolmaatschappelijk werker waarin o.a. de caseload en de samen- werking met andere, interne en externe, actoren aan de orde komt. Als een schoolmaatschappelijk werker van een externe instantie wordt ingehuurd, is kwaliteitsontwikkeling primair een verantwoordelijkheid van de aanbieder. Deze is verantwoordelijk voor scholing en deskundigheids- bevordering op dit gebied. Tegelijkertijd is de schoolmaatschappelijk werker een professional, die met een grote mate van zelfstandigheid besluiten neemt ten aanzien van het hulpverleningsproces. Wat registreert een schoolmaatschappelijk werker? Bij deze vraag moet een onderscheid gemaakt worden tussen registratie ten behoeve van het (zorg) dossier van de school en registratiewensen van de aanbieder. Het is van belang dat de schoolmaatschappelijk werker zijn registratieactiviteiten uitvoert in het deelnemervolgsysteem van de school. Dit zorgt ervoor dat daartoe geautoriseerde begeleiders binnen de school toegang hebben tot relevante begeleidingsinformatie en draagt bovendien bij aan continuïteit in zorg en begeleiding. Belangrijke begeleidingsinformatie blijft beschikbaat ter ondersteuning van de onderwijsloopbaan. Belangrijk voordeel is ook, dat bijvoorbeeld bij afwezigheid, informatie nog altijd beschikbaar is. Als het gaat om registratie in het zorgdossier heeft het NJi een format gemaakt. Dit is te downloaden via www.nji.nl of www.zat.nl. In de registratievoorstellen van het NJi zijn ook onderdelen opgenomen ten behoeve van de landelijke monitor. De uitkomsten hiervan moeten nader inzicht geven in de cliëntenstroom van het SMW. Indien de aanbieder daarnaast ook eigen registratiewensen heeft is het van belang hierover heldere afspraken te maken. Duidelijk moet zijn wat het doel hiervan is en hoe de verhouding is ten opzicht van de gegevens in het zorgdossier. Hoe groot kan de caseload van een schoolmaatschappelijk werker zijn? Het is moeilijk om in algemene termen te bepalen hoe groot de caseload van een schoolmaatschappelijk werker in het mbo kan zijn. Dit is namelijk niet alleen afhankelijk van de aard van de activiteiten, maar ook van de kwaliteit van de samenwerking in de interne zorgstructuur van de school. Bij de aard van zijn inzet is het evident dat ‘outreachend werken’ meer tijd kost dan alleen het voeren van gesprekken in de school. Ook de intensiteit van de werkzaamheden en complexiteit van de problematiek hebben invloed op de caseload. Om werkbare richtlijnen te geven moet meer informatie beschikbaar komen. Het registreren van activiteiten en tijdsinzet kan op den duur ook handvatten bieden bij het vaststellen van de case-load. In overleg met de brancheorganisaties wordt momenteel gewerkt aan nadere richtlijnen op dit vlak. Naar verwachting zal in een volgende infobrochure hier nader op ingegaan worden.
De deelnemerspopulatie in niveau 1-2 kent een hoger uitvalrisico en de zorgdruk, dat is het percentage deelnemers dat psychosociale begeleiding behoeft of heeft, is hoger dan bij de deelnemers in niveau 3-4. ROC’s hebben daarom een afgestemd zorgaanbod gemaakt voor deelnemers in niveau 1-2. Meer dan de helft van de ROC’s (61%) geeft aan dat er specifieke (voorbereidende) programma’s zijn voor deelnemers die niet zonder meer kunnen instromen in een opleiding op niveau 1-2. In 2007 rapporteerde 50% dat er voor deze specifieke doelgroep instroom-programma’s bestaan. Een vijfde van de ROC’s (20%) heeft een aanbod van aanvullende of specifieke programma’s voor deel-nemers op niveau 1-2 waarin ook de (jeugd)zorg participeert. De doelgroepen van deze programma’s bestaan voornamelijk uit deelnemers die dreigen uit te vallen vanwege leerproblemen, psychosociale problemen, motivatieproblemen of een combinatie van voor-noemde problemen. Daarnaast worden groepen begeleid die juist naar het onderwijs terugkeren, bijvoorbeeld uit een justitiële inrichting of via een speciaal traject voor thuiszitters. Ook bevinden zich onder deze groepen jongeren met (meervoudige) psychosociale problematiek.
Financiering Kan de gemeente ook bijdragen aan financiering van het schoolmaatschappelijk werk? De financiering vanuit het ministerie van OCW betreft een structurele subsidie die moet bijdragen aan de ontwikkeling van het SMW als basisvoorziening. Hierbij is gekozen voor verstrekking aan het onderwijs omdat voorkomen moet worden dat verschillen ontstaan in het begeleidingsaanbod aan deelnemers uit verschillende woongemeenten. Dat neemt niet weg dat het kabinet onderkent dat SMW binnen de werkingssfeer van de WMO valt. Daarom dient de aansturing en verantwoording van SMW opgevat te worden als een gezamenlijke activiteit van onderwijs en gemeente(n). Het voorzien in een voldoende aanbod van schoolmaatschappelijk werk moet opgevat te worden als een opdracht voor de gemeente. In het kader van de WMO (Wet op de maatschappelijke ondersteuning) is het immers aan de gemeente om een goed aanbod te bieden aan licht pedagogische hulp. Schoolmaatschappelijk werk maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. Een beperkt deel van de gemeenten is als (co)financier bij het schoolmaatschappelijk werk betrokken. Nu er een nieuwe financieringsbron bijgekomen is, betekent dit niet dat de gemeente zich als subsidiënt terug kan trekken. Het is in dit geval aan het mbo op basis van een adequate registratie de gemeente inzicht te verschaffen in de benodigde omvang schoolmaatschappelijk werk. Daar waar de financiering vanuit het ministerie niet volstaat voor een voldoende dekkend aanbod aan schoolmaatschappelijk werk is de gemeente aan te spreken. Welke websites zijn relevant? www.nvmw.nl www.servicepuntsmw.nl www.nji.nl www.zat.nl
Nederlands Jeugdinstituut: Schoolmaatschappelijk werk in het MBO
Colofon Ben Brinkman Trudy Boonman Hans Kruijssen Lies Talsma Nederlands Jeugdinstituut, Onderwijs & Jeugdzorg Catharijnesingel 47 3511 GC Utrecht Postbus 19221 3501 DE Utrecht T: 030 230 6693 F: 030 230 6312 E:
[email protected] W: www.zat.nl Overname van gegevens met bronvermelding is toegestaan.