Scheutnieuws
België-Belgique P.B. Brussel X 1/2619
Missiehuis van Scheut
Ninoofsesteenweg 548 • 1070 Brussel • tel. 02 526 14 00 • fax 02 521 21 63 Administratie en Redactie :
[email protected] • www.scheut.be Tweemaandelijks – 44ste jaargang Nr. 2 – MAART - APRIL 2014 - Afgiftekantoor Brussel X
In het voetspoor van Paulus Bisschop Jan Van Cauwelaert wordt honderd jaar Mgr. Jan Van Cauwelaert, Scheutist en oud-bisschop van Inongo - Kongo, viert op 12 april zijn honderdste verjaardag. Op 25 maart is hij 60 jaar bisschop en op 6 augustus 75 jaar priester. Het is weinigen gegeven; redenen genoeg om feest te vieren… en om even stil te staan bij een lang leven in dienst van Gods missie. Dit laatste ligt de honderdjarige beter dan het feestgedoe. Hij houdt ervan om samen met mensen na te denken en te bidden in dankbaarheid voor wat ze uit Gods hand mochten ontvangen, maar wil daarbij niet zelf op het voorplan treden. Ditmaal gaat het echter wel om hem, om het Gods-geschenk dat hij is voor ons, voor de kerk en de wereld. Scheut en Kongo
Na zijn humaniora, gaat Jan Van Cauwelaert in 1932 als seminarist van het aartsbisdom Mechelen filosofie studeren in Leuven. Drie jaar later treedt hij binnen in het noviciaat van Scheut en legt op 8 september 1936 zijn eerste geloften af als missionaris en religieus. Terug in Leuven, studeert hij er theologie in het studiehuis van Scheut en wordt op 6 augustus 1939 priester gewijd. Het vertrek voor de missie in Kongo is gepland voor september 1940, maar ondertussen bezet Duitsland België. Het lukt Jan om van
de toen heersende verwarring gebruik te maken om zijn familie in Zuid-Frankrijk te vervoegen; vandaar gaat het naar Portugal waar hij de boot neemt naar Leopoldstad. De jonge missionaris wordt naar de ‘Lac’ (het Leopold II-meer) gestuurd waar hij twee confraters ontmoet die bijzonder respectvol met de plaatselijke bevolking omgaan: Jules De Boeck en Nestor Van Everbroeck. Van hen leert hij hoe hij naar de mensen moet luisteren. Hij benut deze leerschool omdat hij ervan overtuigd is dat je pas ‘goed nieuws’ kan brengen wanneer je echt weet wat er in het hart van de mensen omgaat. Vanuit dezelfde overtuiging wijdt hij zich aan de vorming van seminaristen in Kabwe (1945-1951) en van zijn jonge confraters Scheutisten in Néchin (1951-1954).
Bisschop van Inongo
Ondertussen wordt het apostolisch vicariaat Leopoldstad opgesplitst en krijgt Inongo zijn eerste vicaris: Mgr. Jan Van Cauwelaert. Drie maand na zijn bisschopswijding in de St.-Laurentiuskerk te Antwerpen begint de nieuwe bisschop zijn dienstwerk in Inongo. Zijn aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de catechese en de liturgie die hij als de voornaamste voedingsbodem van het christelijk gemeenschapsleven aanziet. Het komt er voor hem op aan dat beide meer op het leven en minder op kennisoverdracht gericht zijn. Hij weet zeer goed dat een dergelijke vernieuwing niet gerealiseerd kan worden door het uitvaardigen van decreten en hij trekt van missiepost tot missiepost. Gedurende zijn reizen ontmoet hij de mensen waar ze wonen en leven om er samen met hen liturgie en leven te delen. Dit helpt Scheutnieuws maart - april 2014
1
hem om Christus beter te begrijpen en voedt ook zijn persoonlijk gebed. Vanuit deze ervaring neemt Jan Van Cauwelaert deel aan het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Hij probeert er tevergeefs beweging te krijgen in de commissie over de sacramenten waar hij vanaf het begin deel van uitmaakt en komt energiek tussen in de debatten over de Kerk, de oecumene, de Kerk in de wereld, de rol van de leken in de Kerk en de missieactiviteit. Hij licht zijn bisdom voortdurend in over de stand van zaken in Rome en geeft de geest van het concilie aan zijn priesters en gelovigen door. Het concilie was voor Bisschop Van Cauwelaert een intense spirituele ervaring. Doordrongen van de geest van het concilie, probeert hij ook anderen met hetzelfde vuur aan te steken. Hij lijkt hierin sterk op de apostel Paulus. Hij is geen groot redenaar, maar wel een begeesterd spreker die volkomen eerlijk overkomt. Hij staat vierkant achter wat hij zegt en knoopt als het ware vanzelfsprekend bij de noden en gevoelens van zijn toehoorders aan. Hij overtuigt zonder zichzelf op het voorplan te plaatsen. Deze stijl zal hem ook later als reizend bisschop kenmerken en geloofwaardig doen overkomen.
Reizend bisschop
Twee jaar na de laatste sessie van het concilie neemt Mgr. Jan Van Cauwelaert ontslag als bisschop van Inongo. Al van bij zijn aantreden was hij ervan overtuigd dat de gelovigen recht hebben op een bisschop die in de eigen gemeenschap geboren en opgegroeid is. In 1967 handelt hij consequent en dit maakt een grote indruk op de andere bisschoppen van Kongo en nog meer op de landeigen elite van kerk en natie. In zijn groet ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van Jan Van Cauwelaert schrijft Bisschop Nicolas Djomo, voorzitter van de nationale bisschoppenconferentie van Kongo, dat dit gebaar van de toen 53-jarige bisschop van Inongo als een schat gekoesterd wordt door de Kerk in Kongo.
Zoals Paulus verlaat hij de Kerk die hij gesticht heeft om anderen in het geloof te bevestigen. Als rector van de internationale vormingsgemeenschap van Scheutisten te Rome (1967-1972) slaagt hij er op zijn minzame manier in om de studenten ertoe te brengen elkaars culturele verschillen als een verrijking te ervaren. Hij levert nog een degelijk rapport over de catechisten af aan de Congregatie voor de Evangelisatie van de Volkeren vooraleer hij naar België komt om er voorzitter te worden van het Comité van Missionerende Instituten (1973-1983). Gedurende deze periode reist hij veel en blaast hij de missiologische dagen nieuw leven in. Daarna gaat hij verder de wereld rond als vicevoorzitter van Pax Christi Vlaanderen (19841993). Hij bevordert niet alleen de vrede maar ook de oecumene, de interreligieuze dialoog en het contemplatief gebed onder activisten. Hij respecteert daarbij de gevoeligheid en de eigenheid van elke groep, maar verliest nooit de eenheid van de Universele Kerk uit het oog. Hij doet wat van een bisschop mag verwacht worden: hij bemoedigt de mensen en houdt ze samen. De lezer kan meer vernemen over deze merkwaardige missionaris en zijn invloed op Kerk en wereld in het boek Missie vandaag. Opstellen voor de honderdste verjaardag van Mgr. Jan Van Cauwelaert, onder redactie van Henri Derroitte, Benoit Lannoo en Eric Manhaeghe, uitgegeven bij Halewijn en vanaf 15 april te verkrijgen op het secretariaat van Scheut voor de prijs van 24, 95 €.
Eric Manhaeghe, cicm
SOS Scheut SOS Scheut – kennismaking met een aanvaard project Twee jaar in een vormingshuis in Bangui
Edouard Tsimba (°1957 Boma, Kongo) was vanaf 1982 werkzaam in Haïti. Van 1999 tot 2011 maakte hij deel uit van het Algemeen Bestuur in Rome, waarvan de laatste zes jaar als Algemeen Overste. Op 26 september 2011 landde hij op de luchthaven van Bangui in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) voor een nieuwe uitdaging. Hij schreef dit artikel vóór de recente gebeurtenissen. Ik kwam in Bangui aan met de missie er rector te zijn van het Grootseminarie Saint Marc, waar de meeste priesters voor dit land opgeleid worden. Dit is het nationaal grootseminarie voor filosofie en theologie, dat een honderdtal seminaristen onderdak kan bieden. Omwille van verschillende redenen was dat seminarie enkele jaren gesloten. Het was nodig te herbeginnen, op een nieuwe basis te starten. De laatste maanden, na het schrijven van dit artikel, werd de bevolking van CAR zwaar beproefd. De interim-leider Michel Djotodia had, als hoofd van de in hoofdzaak islamitische rebellen in de Séléka-coalitie, in maart 2013 de macht in het land gegrepen. Die rebellen geraakten slaags met christelijke milities. Sinds de gevechten in december zijn losgebarsten is het geweld uitgegroeid tot een bloedige confrontatie. Begin januari trad, onder druk van de buurlanden, de president af. Eind januari werd er een nieuwe president aangesteld. Buitenlandse troepen en manschappen van de Afrikaanse Unie slaagden er tot nu toe niet in het geweld een halt toe te roepen. (nvdr)
Mijn nieuwe missie begon dus op dat ogenblik. Ik moest leren leven en werken met mensen die ik voor de eerste keer ontmoette. We vormden een begeleidersteam met 8 missionarissen, van 5 verschillende Instituten en 5 verschillende nationaliteiten (Democratische Republiek Kongo, Guinee-Conakry, Centraal Afrikaanse Republiek, Frankrijk et Tsjaad), met als missie jonge mannen te vormen en op te leiden om goede priesters te worden. We begonnen met 14 jongeren uit verschillende bisdommen van het land, en een tiental studenten van verschillende religieuze instituten. Dit jaar zijn er 21 seminaristen uit 7 bisdommen en 13 andere studenten. Het komt eropaan hen een menselijke, spirituele, intellectuele en pastorale vorming mee te geven die hen helpt te groeien in hun liefde en hun passie voor Christus en voor de mensen. Om hen te vormen, om hen te begeleiden, hebben we een minimum aan materiaal en aan middelen nodig: voedsel, boeken, behuizing, professoren... Onze gebouwen, al zijn die stevig en mooi, zijn een dertigtal jaren oud. Dat betekent dat er regelmatig herstellingen moeten gebeuren. We proberen de uitgaven zoveel mogelijk te beperken. Maar dat kun je niet overal doen. Je moet toch elke maand de professoren betalen voor de lessen die ze geven. Je moet toch ook eten en leven. Om nog meer te besparen, gebruiken we ‘s avonds olielampen of kaarsen. De generator wordt maar opgestart als het echt donker is, en nooit vóór 18 uur. En zelfs wanneer de generator draait, ontsteken we enkel de lampen die echt gebruikt moeten worden. Op die manier sparen we brandstof. Nu zouden we graag zonnepanelen installeren met enkele batterijen om ten minste 2 of 3 klas-
Scheutnieuws maart - april 2014
3
offers. We zouden dit jaar onze jonge mannen willen laten inenten tegen buiktyfus. Dat zijn wensen en we hopen dat het zal kunnen. Zoveel als we kunnen willen we ter plaatse doen: groenten kweken in onze tuin, wat dieren houden… en vorige zondag hebben we de eerste vruchten van onze kweek verorberd. Maar er zijn heel wat zaken die we alleen niet aankunnen, spijts onze goede wil en ondanks de offers die we reeds brengen.
lokalen van stroom te voorzien. Dat zou onze jonge mannen toelaten ‘s avonds te werken met een goede verlichting. We denken er ook ernstig over na het aantal computers waarover onze studenten beschikken te verhogen en hen een internetaansluiting aan te bieden. Het enige voertuig dat we hadden, een Toyota jeep, werd ons in maart 2013 met geweld afgenomen. Alles gebeurt nu per taxi: voorraden opdoen voor het huis, verplaatsingen naar de stad voor alles wat ons leven en werk betreft. We vragen de families van de jongeren die naar ons gestuurd worden een kleine bijdrage te geven. Voor de families is het niet gemakkelijk dat op te brengen. Het leven wordt steeds moeilijker. Men leeft van dag tot dag. In onze omgeving lijden de mensen honger. Velen kunnen niet naar school gaan. Je moet vooral niet ziek worden, want het is niet gemakkelijk om je te laten verzorgen. Malaria maakt veel slacht-
Zelfs met de bijdragen van de bisdommen die ons hun jonge mannen toevertrouwen zijn we er nooit zeker van het vormingsjaar te kunnen afwerken. We hebben het vorig academisch jaar op wonderbaarlijke wijze kunnen beëindigen, al stonden we op het punt onze jonge mannen naar hun familie terug te sturen bij gebrek aan middelen om de voornaamste behoeften te dekken. Gelukkig hebben enkele giften van elders hulp gebracht. Hoe zouden we dan geen dankzeggen aan al de mensen die ons helpen om verder te gaan? De moeilijkheden in het land, plunderingen en mishandelingen, spaarden ook ons seminarie niet. We voelden ons geroepen ons in te zetten voor hen die kwamen aankloppen en veiligheid zochten. Begin december gaven we onderdak aan 827 personen. Het vroeg van de verantwoordelijken en seminaristen veel vindingrijkheid om hen te herbergen en iets te eten te geven. Eenmaal per dag om 17 uur aten allen samen en de voorraad is niet zo groot. Bovendien komen er nog zo’n 8000 mensen schuilen voor de nacht. We krijgen wel de hulp van drie militairen uit Guinea die voor onze deur postvatten. (Uit een brief die we onlangs van hem ontvingen, nvdr)
P. Edouard Tsimba, cicm
Wie dit project wil steunen, kan storten op SOS Scheut – Ontwikkelings – Samenwerking – Brussel, IBAN: BE82 0000 9019 7468, BIC: BPOTBEB1. Bij iedere storting het projectnummer vermelden: 14.236.001 en de naam van het project ‘Ed Tsimba - Bangui’. Er kan een attest verkregen worden.
Droombestemming: Amazonië Noel Espina (°1976 Carmen, Filippijnen) vertrok in 2006 naar Brazilië.
in het district Morada Nova, aan de verre rand van de stad. Na mijn aankomst bezocht ik de twaalf basisgroepen van de parochie, en maakte ik kennis met zowel burgerlijke als kerkelijke leiders. Na verloop van tijd werd het me stilaan duidelijk dat deze streek ook zijn minder mooie kanten heeft. Er zijn problemen en de mensen hebben het niet gemakkelijk.
Terwijl ik dit artikel schrijf, ben ik ook aan het inpakken, want ik kreeg een nieuwe benoeming, buiten het Amazonegebied. Ik ben één van de vele missionarissen die ervan droomde in deze regio te mogen werken. Dit deel van de wereld spreekt immers tot de verbeelding, het wordt niet zonder reden “de long van onze planeet” genoemd. Ik werd hier benoemd als lid van een team van Scheutisten. In het begin was ik echt gefascineerd door de wilde schoonheid van dit gebied: het regenwoud met zijn vele vormen van leven in het water en op het land, de uitgestrekte jungle en de machtige rivieren met hun mijlenlange zandoevers… Maar er was ook werk te doen! Mijn ervaringen zijn beperkt tot de staat Pará, meer bepaald de stad Marabá, waar twee grote rivieren van het Amazonegebied samenvloeien, Itacaiunas en Tocantins. Marabá is een centrum van politieke, sociale en economische ontwikkeling. Er is een sterke groei waar te nemen op gebied van industrie, vooral staalproductie, en van landbouw. De parochie van de H. Anna, die door Scheut wordt bediend, is gelegen
Eén van de grootste problemen is de ontbossing. Grote stukken van het regenwoud worden vernield om plaats te maken voor wegen en vliegvelden, voor verkeerd opgezette landbouwprojecten, of voor pure exploitatie omwille van het profijt. Ontbossing tast niet alleen de “long” aan die het oerwoud is, maar ook duizenden soorten fauna en flora, waarvan vele specifiek zijn voor de streek. Het is duidelijk dat ontbossing verstrekkende gevolgen heeft op nationaal en globaal vlak, maar we moeten ons ook afvragen: wat betekent het concreet voor onze mensen ter plaatse? In Brazilië zijn ontginning en ontbossing, vooruitgang en vernieling, heel sterk met elkaar verstrengeld. Het verminderen of het volledig stopzetten van de ontbossing in de laatste tien jaren heeft natuurlijk een positieve invloed gehad op klimaat en milieu, maar terzelfdertijd ook een negatieve impact op de economie van de streek, op mensen en op organisaties. Overal zie je armoede, zeker in het binnenland. Ook in Marabá kan je niet naast de vicieuze cirkel van de armoede kijken: povere behuizing, te weinig gezond voedsel en water, gebrek aan gezondheidszorg, geen middelen voor opvoeding of opleiding, werkloosheid, criminaliteit, druggebruik. Toen ik hier aankwam vergezelde ik regelmatig de vrijwilligers die de gevangenis bezochten, en nam ik deel aan hun vergaderingen. In die tijd had Marabá een van de hoogste percentages voor doodslag in dit land. De daders, en ook hun slachtoffers, waren meestal jongeren. Om die reden ook heeft de onlangs benoemde bisschop een sterke oproep gericht tot alle Scheutnieuws maart - april 2014
5
Ons bezig zijn met de jongeren heeft mij ook een andere nood doen ontdekken. Er is niet alleen materiële armoede, maar ook spirituele. Veel basisgroepen lijden aan bloedarmoede. Het aantal katholieken over gans Brazilië loopt sterk achteruit. Er zijn er die alle religie overboord hebben gegooid, anderen keerden zich naar de vele protestants-evangelische sekten die zijn opgekomen. Dit moet ons, katholieken, de ogen openen. Wij moeten ervoor zorgen dat het katholieke geloof boeiend en bloeiend blijft in het leven van de Brazilianen. pastorale werkers, dat ze de jeugd en de christelijke vorming ervan als een prioriteit zouden beschouwen. Deze actie viel ook samen met de aanloop naar de Wereldjongerendagen die in Rio de Janeiro zouden plaatsvinden. Gedurende mijn verblijf in dit Amazonegebied ben ik vooral met jeugdpastoraal bezig geweest. Ik was lid van het team dat een aantal jonge mensen wilde voorbereiden op die Jongerendagen. Wij spraken hen aan in de verschillende basisgemeenschappen van de parochie. Wij maakten onszelf en hen op voor een lange periode van intense voorbereiding, zowel op het parochiale als op het diocesane vlak. Het was treffend en bemoedigend om te zien hoe zij elkaars mogelijkheden en talenten leerden waarderen, hoe zij gaandeweg omgingen met broederlijkheid, verantwoordelijkheid en christelijke gemeenschapsvorming. De vorming van jongeren is een zeer belangrijke opdracht voor de Kerk, en is een voortdurende uitdaging. Er is geduld en creativiteit nodig om in hun wereld binnen te treden, en om hun zienswijze en taal te leren verstaan. Wij hopen dat de banden die werden gesmeed hen zullen helpen wanneer zij geconfronteerd worden met sociaal onrecht en de gevolgen van een geweld- en drugcultuur.
Ik heb nog met een andere kant van het leven in het Amazonegebied kennisgemaakt. De vroegere inlandse bevolking, de etnische groepen die deze streek bewoonden nog vóór de Europeanen hier landden en het gebied voor de koning van Portugal inpalmden, zagen hun land, hun cultuur en tradities, en hele stammen verloren gaan onder deze bezetters en kolonisten. De Braziliaanse regering heeft officieel beslist hen hun voorvaderlijke grond terug te geven, maar de mensen voelen zich bedreigd door de voortschrijdende vernieling van hun habitat, in naam van de vooruitgang. Ik heb hen leren waarderen omwille van hun eenvoudige levenswijze, want zij zorgen nog écht voor natuur en milieu. De manier waarop ik verder missionaris wil zijn, is voor een groot deel geboetseerd door mijn eerste ervaringen in deze grenssituatie. Het was voor mij een hele klus om de taal te leren en inzicht te krijgen in de cultuur en de tradities. Er zijn zoveel terreinen die onze zorg vragen: de wankele economie, de “honger” van de jongeren, de achteruitgang in onze kerken en de levensgrote problemen in verband met de inheemse bevolking en het milieu. Ik kan alleen maar zeggen dat mijn werk hier in deze regio voor mij een zegen is geweest, en dat het mij meer mens heeft gemaakt.
Noel Espina, cicm
Bij ons in Mongolië Pierrot Kasemuana (°1965 Bukavu, Kongo) vertrok in 1995 naar Mongolië. “Als ik reis in de dorpen van de provincie, nodig ik me uit bij een inwoner zoals bij mij in Afrika. De Mongolen zijn zeer gastvrij, zij leven eenvoudig, zonder hun dagen in te delen in uren zoals bij de Europeanen”. Dat liet Pierrot, afkomstig uit Kongo, zich ontvallen in een interview met het dagblad La Croix van 18/10/13. In de loop der jaren heeft de hoofdstad Ulaanbaatar de vorm aangenomen van een grenzeloos kampeerterrein. De grote lanen en de gebouwen van de hoofdstad zijn omringd door een zee van ‘joerten’. Deze traditionele tenten komen als paddenstoelen uit de grond in open terreinen en op de heuvels. De boeren worden aangetrokken door de schone schijn van de stad met een economie in volle groei. Maar in de buitenwijken zonder water en verwarming is het leven hard en zijn de nachten onveilig. Het land telt ongeveer drie miljoen inwoners, waarvan meer dan één miljoen in en rond de hoofdstad. Enkel een twaalftal steden tellen meer dan 30.000 inwoners. Pierrot is één van de eerste Scheutisten in Mongolië, buiten China. Hij is vertegenwoordiger van Caritas in dit land en oefent er, in opdracht van het Vaticaan, een officieel mandaat uit dat niet meer
bestond sinds de bezetting van het land door Rusland in 1921. Als men hem de vraag stelt naar het leven in een vreemde omgeving antwoordt hij: “Ik kreeg een goede voorbereiding tijdens mijn jeugd. Mijn vader was een militair die overgeplaatst werd van de ene regio naar de andere in de uitgestrekte Democratische Republiek van Kongo. Als kind kwam ik in contact met verschillende culturen, talen, volksgroepen. Het was een school in het reizen en ontdekken van de andere”. Pierrot plooit zich gemakkelijk naar de realiteiten van zijn adoptievolk zonder zich te ergeren aan zijn gelovigen als zij discreet de traditionele sjamanen (priesters-genezers) bezoeken. Het land telt minder dan 1000 katholieken, en de eerste doopsels dateren van een twintig jaar geleden; het is een nieuwe gemeenschap die haar weg zoekt. Alhoewel er geen historische banden zijn, schijnen de Afrikanen dichter bij de Mongolen te staan dan de vroegere Franse en Belgische kolonialen. Pierrot vond er bij de afstammelingen van de ruiters van de steppe, de zin van familie, het respect voor de ouderen, de liefde voor improvisatie. Nochtans, sedert Mongolië deel uitmaakt van de Wereldhandelsorganisatie, staat het land open voor de honger van de geïndustrialiseerde landen, belust op de grote natuurlijke rijkdommen waarvan het land overvloeit: steenkool, koper, uranium, goud. De gevolgen zijn te voorzien: een kleine groep rijke inwijkelingen in de hoofdstad die niet weten wat doen met hun fortuin; de plotselinge stijging van de prijzen is zorgwekkend; en zo ook de verarming van een bevolking die samenhokt in tienduizenden ‘joerten’ rond de hoofdstad zonder infrastructuren: wegen, elektriciteit, sanitair, riolering enz…
Uit “Scheut en famille” Scheutnieuws maart - april 2014
7
Onze overledenen Onze overledenen Guido Goethals Geboren in Antwerpen op 17 januari 1934. Eerste geloften op 8 september 1955. Priester gewijd op 7 augustus 1960. Missionaris in Kongo van 1961 tot 2002 en daarna in België. Overleden in Malle op 4 januari 2014. Jozef Dierckx Geboren in Turnhout op 20 maart 1924. Eerste geloften op 8 september 1944. Priester gewijd op 31 juli 1949. Missionaris in Kongo van 1951 tot 1965 en daarna in België. Overleden in Zuun op 8 januari 2014. Emiel Huysmans Geboren in Malderen op 8 januari 1926. Eerste geloften op 8 september 1945. Priester gewijd op 6 augustus 1950. Missionaris in Kongo en U.S.A. van 1951 tot 1979 en daarna in België. Overleden in Jette op 19 februari 2014.
Overleden familieleden van confraters
Deerlijk, 22.12.13: Mvr. Ivonne Tjolle, zus van Roger (†2005). Moorslede, 02.01.14: Dhr André Soenen, broer van Jozef (Kongo). Eksel, 02.01.14: Mvr. Fien Haex, schoonzus van Tinus (Zuun) en André (Genk) Meus. Wilsele, 07.01.14: Dhr Frans Dehoperé, broer van Paul (Boechout). Turnhout, 15.01.14: E.H. Jan Van Dooren, broer van Jozef (Schilde). Bastogne, 05.02.14: Dhr Roland Gerard, schoonbroer van Jos Spitz (Torhout). Grembergen, 09.02.14: Dhr Marcel De Gendt, broer van Gerard (†2004). Merkem, 20.02.14: Zr Paula Derluyn, zus van Gerard (Torhout).
Komen en gaan
(lijst afgesloten op 28 februari 2014)
Kwamen op verlof :
Hostens Jean (Haïti) - Vermeersch Robert (Kongo).
Keerden terug naar hun missie : Degroote Fernand (Kongo) - Maes Antoon (Taiwan) - Martens Johan (Kongo) - Vandenabeele Fernand (Brazilië).
Redactie : Romain Clement, Guido Everaert, Werner Lesage, Erik Maes, Marcel Peeters, Julien Vandevoorde, Frans Van Oudenhove, Nand Verhoeven Verantwoordelijke uitgever : Erik Maes, Missiehuis van Scheut, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel Bankrekening : Missiehuis van Scheut - Brussel, IBAN-code : BE34 4392 1002 4190, BIC-code : KREDBEBB, met de vermelding : “voor Scheutnieuws” Drukkerij-Uitgeverij Jan Verhoeven nv - Sint-Pieters-Leeuw