Scheutnieuws
PB- PP B-00012 B- 00000 BELGIE(N) - BELGIQUE
Missiehuis van Scheut
Ninoofsesteenweg 548 • 1070 Brussel • tel. 02 526 14 00 • fax 02 521 21 63 Administratie en Redactie :
[email protected] • www.scheut.be Tweemaandelijks – 45ste jaargang Nr. 3 – MEI - JUNI 2015 – Afgiftekantoor Brussel X - P006670
Paus Franciscus op bezoek in de Filippijnen Guido Everaert (°Oostende 1949), tot voor kort lid van onze redactieraad, is sinds januari terug op de Filippijnen. Hij was er juist op tijd om het bezoek van Paus Franciscus mee te maken.
Ik weet niet in hoeverre jullie er veel van gezien hebben op televisie. Ik kan alleen maar zeggen dat het een bijna onbeschrijfelijke belevenis is geworden. Zelf ben ik er niet dichtbij geraakt. Ofwel moest je weken op voorhand speciale tickets hebben voor voorbehouden plaatsen (maar dat kon voor priesters alleen maar op twee momenten - de andere waren voor gezinnen, armen of jongeren), ofwel moest je halve dagen en meer kunnen wachten om de paus enkele seconden te zien voorbijtrekken, ofwel moest je, voor de slotviering in het Luneta park, al van de vooravond plaatsnemen in de gestadige regen veroorzaakt door een zeldzame januari-tyfoon in Manila. Ik heb geen van deze dingen gedaan en een plaats gezocht op de eerste rij voor de televisie waar alles van begin tot einde live werd uitgezonden.
Eerste observatie: onze paus is een warme, diepmenselijke, hartelijke man, bij wie de glimlach of de lach nooit van zijn gezicht verdwijnt. 78 jaar, slechts één long ... en toch was hij onvermoeibaar (hij zei dat hij er zelf verbaasd over was en dat hij zijn energie haalde bij de massa). Naast zijn officiële agenda heeft hij nog verschillende verrassings-activiteiten ingelast: bezoek aan een centrum voor meer dan 200 straatkinderen; ontmoeting met alle mensen die instonden voor zijn veiligheid, om hen speciaal te bedanken; ontmoeting met een groep van 40 Jezuïeten (hijzelf is ook Jezuïet). Een speciale vermelding verdient dit wel: na zijn eucharistie in Tacloban bij de slachtoffers van de tyfoon is, bij het opruimen, een 27-jarige vrouw bedolven onder een ingestort geluidssysteem en gestorven. Ze was al maanden vrijwilligster bij de voorbereidingen van het pausbezoek en een vol jaar hulpverlener na de supertyfoon Haynan. Ze was de enige dochter van ouders waarvan de moeder in Hongkong werkt. De volgende dag, de laatste van het bezoek, toen de paus hoorde over het ongeluk en vernam dat de vader in Manila
Scheutnieuws mei - juni 2015
1
was om de moeder aan de luchthaven te gaan ophalen, heeft hij regelingen laten treffen zodat hij, tussen twee massa-activiteiten in, een private ontmoeting kon hebben met de vader, een ontmoeting die een volle twintig minuten duurde. Misschien een achtergrond detail, maar wel eentje dat de grootsheid van de mens Franciscus aantoont. Het zijn die details die de mensen hier zo aanspreken. Tweede observatie: zijn sterke wil om niet te buigen voor het protocol. Zijn bezoek aan Tacloban (en meteen de eerste reden voor zijn komst) werd in gevaar gebracht door de nieuwe tyfoon. Iedereen raadde hem af om ermee door te gaan. Maar hij wilde van geen wijken weten. Men heeft zijn heenvlucht dan een uur vervroegd, en zijn terugvlucht vier uur vervroegd, om zijn veiligheid te garanderen (het vliegtuig na het zijne, met regeringsleden, gleed van de startbaan ...). In stormregen en wind (tot 100 km per uur) heeft hij in Tacloban de mensen begroet in een OPEN pausmobiel, met een doorschijnende regenmantel, en daarna eucharistie gevierd in diezelfde regenmantel. Nadien drong hij aan om het voorziene middagmaal met 30 representatieve slachtoffers te laten doorgaan en heeft hij nog vliegensvlug een bezoek gebracht aan enkele gezinnen bij hen thuis.
Derde observatie: de rijke, diepe inhoud van zijn toespraken. Meestal heeft hij zijn voorbereide teksten, in het Engels geschreven, aan de kant gelegd en is hij spontaan in het Spaans begonnen, met een vertaler aan zijn zijde. Hij reageerde direct op de getuigenissen van de jongeren en van de gezinnen die over hun situatie vertelden en met hun vragen naar hem toekwamen. Onvoorbereid. Hij aarzelde niet te zeggen dat hij geen antwoorden had (bv. waarom kinderen zoveel kunnen lijden? - waarom zoveel ellende en dood na de tyfoon?), maar dat hij gekomen was om bij de lijdende te zijn, met een zwijgend, vragend hart; dat hij alleen wist dat Jezus ook geleden had, en dat ze samen bij die Jezus terecht konden, en op hem konden rekenen. Ik kan zo nog lang doorgaan, maar ik wil jullie niet vervelen. Laat me besluiten met te zeggen dat ik (en blijkbaar niet alleen ik) een echte fan van de Paus geworden ben ... en dat was lang geleden !!!
Dit als samenvatting Franciscus straalt uit wat de titel van zijn encycliek zegt: de vreugde van het evangelie!! Hij brengt opnieuw vreugde in het geloven, hij geeft hoop aan de mensen, kijkt naar het positieve, probeert het negatieve te begrijpen en te plaatsen. Hij geeft geen pasklare antwoorden maar durft samen met mensen zoeken, vragen, twijfelen ook misschien. Maar alles wat hij zegt komt recht uit het hart, en uit zijn diep geloof in een God die ons nooit laat vallen. Hij daagt ons uit om die vreugde van het evangelie zelf ook te belichamen.
Guido Everaert, cicm
Scheut en W.O. I (3e deel) “Vroeger kenden wij onze missionarissen enkel van horen zeggen, hun arbeidsveld was ver van hier. De oorlog echter bracht ze in ons midden, wij zagen ze in onze rangen en op eigen bodem arbeiden op een missieveld – een slagveld.” Zo schreef “De Standaard” op 18 maart 1919. Het einde van de oorlog
Toen het eindoffensief tegen de centrale troepen op gang kwam in de zomer van 1918, waren al vier Scheutisten gestorven. Over de eerste twee – Karel Decroo (°Michelbeke 1890) en Maurice Sérulier (°Luik 1891) – beiden gestorven in Yvré-l’Evêque in 1915, werd al gesproken in een vroeger artikel. Twee anderen sneuvelden enkele maanden na hun inlijving in het leger: Kamiel Trap (°Grimbergen 1890 † De Panne 1916) en Hector Vandeputte (°Kortrijk 1895 - † Reninge 1916). Eugeen Raquette (°St. Joostten-Noode 1894) overleed in 1919 in een ziekenhuis van Rouen ten gevolge van opgelopen verwondingen. Tijdens het eindoffensief zelf sneuvelden nog eens zeven brancardiers: Leonard Dirckx (°Turnhout 1894 † Bikschote), Herman Ghielens (°Brugge 1893 † Vinkem), Karel Rathé (°Koksijde 1896 - † Moorslede); Gaston Devel (°Merksplas 1892) en Paul Impe (°Tielt 1890) stierven beiden te Houthulst op 28 september;
en tenslotte sneuvelden nog drie man in november, tijdens de allerlaatste dagen van de oorlog: Jan Cops (°Zutendaal 1896 - † Ertvelde), Jozef Tirez (°Lebbeke 1894 - † Zomergem) en Frans Maes (°Muizen 1894 † Semmerzake), deze laatste zelfs op 10 november, één dag vóór de wapenstilstand. Ook ongeveer 30 brancardiers geraakten zwaar of licht gewond. Dat was de droevige balans van de deelname van ongeveer 130 Scheutisten aan de oorlog als brancardier of aalmoezenier. Mgr. Jan Marinis, sinds september 1915 hoofdverantwoordelijke voor heel die sector van het leger, sprak zich achteraf lovend uit over de Scheutisten die aan de oorlog hadden deelgenomen. En ook de legeroverheid zelf scheen tevreden, gezien de vele militaire onderscheidingen die onze confraters te beurt vielen.
De demobilisatie
Het is niet zo dat alle confraters na 11 november 1918 zomaar onmiddellijk naar hun studiehuizen konden terugkeren. Eerst werden alle brancardiers verzameld in de C.I.B.I. van Veurne en van daaruit ingezet in verschillende militaire hospitalen in de vroegere frontstreek om de oorlogsgewonden te verzorgen. In mei 1919 kwam daar een verandering in. Een deel van de confraters-brancardiers werd tijdelijk gestationeerd in een “centrum voor militaire studenten” in Brussel, een ander deel in Leuven. De eerste groep kon dan in Scheut de opleiding van noviciaat of filosofie volgen, de anderen konden hun theologie verderzetten in ons huis van Leuven. Wel bleven ze allemaal militairen en moesten dus telkens in uniform verschijnen. Eindelijk, in augustus 1919, volgde de algemene demobilisatie.
Nieuwe aanpassing aan het kloosterleven
Pentekening van Hector Vandeputte
Pentekening van Karel Rathé
Eerst even terug in de tijd. In september 1915 was de congregatie opnieuw begonnen met het aanvaarden van novicen, onder de leiding van novicemeester P. Arthur Surmont (°Zwevegem 1877 - † Peking 1937). Ieder jaar schoven die nieuwelingen uiteraard een jaartje op: eerst naar filosofie, daarna naar theologie. Dit bracht mee dat tegen het schooljaar 1918-1919 onze Scheutnieuws mei - juni 2015
3
beide studiehuizen van Scheut (noviciaat en filosofie) en Leuven (theologie) opnieuw bezet waren. Nu kwam daar plots een hele groep ex-brancardiers bij op alle niveaus waar zij in 1915 hun studies hadden moeten onderbreken. Het was te voorzien dat er problemen zouden komen! Het moet voor de ex-brancardiers geweldig moeilijk geweest zijn om zich, na jarenlange confrontatie met oorlogsgeweld en diepe fysische en morele ellende aan het front, in te leven in een kloosterdiscipline die ze absoluut niet meer gewoon waren. Ze moesten zich plooien naar de wensen van gezagsdragers die meestal weinig of geen ervaring van oorlogstoestanden hadden. Ze moesten zich voegen in het ritme van een kloosterleven dat hen totaal vreemd geworden was. Een regelmatig en intens gebedsleven stond op het programma, het studieleven was tot in de puntjes geregeld, de stilte moest onderhouden worden en op gebied van beleefdheid moest ook wel een en ander bijgeschaafd worden. En dan was, zoals zopas vermeld, het feit dat ze voortaan het leven moesten delen met andere jongeren die de oorlog maar van op een afstand gekend hadden en zich soms wat ‘overdonderd’ voelden door die vaak ruwe nieuwkomers. Een grote positieve factor in dit alles, althans wat het huis van Leuven betrof, was dat de oversten van de congregatie P. Albert Van Zuyt (°Staden 1882 † Londen 1955) er tot rector benoemd hadden. Door de bezoeken van de frontsoldaten aan Le Tréport en door hun regelmatige brieven kende P. Van Zuyt hen door en door. Hij was dus de ideale man om bemoedigend en verzoenend op te treden in een vaak gespannen toestand in Leuven.
De strenge stroming
Er is binnen de congregatie wel altijd een zekere spanning geweest tussen het religieuze en het missionaire aspect van de Scheutistenroeping: is een Scheutist op de eerste plaats kloosterling ofwel missionaris? Vooral in de jaren na W.O. I kende die spanning een hoogtepunt. Er werd al heel wat gepubliceerd rond dit onderwerp en daarom beperken we ons hier tot een paar losse bemerkingen.
Zij die vooral het religieuze benadrukten – de aanhangers van de ‘strenge stroming’ – verwezen graag naar P. Arthur Surmont als hun voortrekker. Deze laatste was gedurende 19 jaar novicemeester geweest, van 1911 tot 1930, en had duidelijk zijn stempel gedrukt op de jongeren van die tijd, dus ook op vele Grafzerk van Gaston Devel op het jongeren die de militair kerkhof van Houthulst ex-frontsoldaten ontmoetten in Scheut en Leuven. Dit vormde voor deze laatsten dan ook een extra probleem, naast al wat we hoger al vermeld hebben. Ook hier echter konden P. Van Zuyt en een paar professoren, o.a. Jozef Calbrecht (°Sinaai 1886 – † Korbeek-Lo 1977), een verzoenende rol spelen. En toch nam dit niet weg dat ongeveer 20 ex-frontsoldaten kort na de oorlog de congregatie verlieten. Anderen groeiden echter uit tot energieke en moedige missionarissen. “Was de taak onzer medebroeders veelzijdig en lastig, des te grooter is hun vreugde en hun innig geluk nu dat zij allen in ons midden zijn teruggekeerd, tevreden over ’t gedane werk. Gestaald in hun werkkracht bereiden zij zich nu in onze huizen van Scheut en Leuven met nieuwen ijver om eensdaags ’t heidendom te gaan bekampen op vreemden bodem.” P. Jaak Leyssen in “Missiën van Scheut”, 1919, p. 139
Romain Clement, cicm
Paul Splingaerd Paul werd in Brussel geboren en als vondeling door een gezin in Ottenburg grootgebracht. Hij leerde Theophiel Verbist kennen toen deze aalmoezenier was aan de militaire school. Hij voegde zich bij de eerste groep Scheutisten die in 1865 naar het binnenland van Mongolië vertrokken. Alhoewel hij maar de lagere school gevolgd had, bleek hij uitzonderlijk begaafd en handig. Aangekomen in Siwantze, is hij de man die alles kon geregeld krijgen. Hij paste zich zeer goed aan. Hij reisde meerdere keren naar T’ientsin op zoek naar subsidies voor de missie alhoewel het gevaar bestond aangevallen te worden door bandietenbenden. Hij bezat de gave van de taal, leerde in korte tijd het Chinees, alleen door te luisteren naar de mensen. Na enkele maanden was hij de man op wie de missionarissen een beroep deden voor het vertalen van hun preken. Met de dood van Theophiel Verbist in 1868 verloor hij zijn beste kameraad en zocht werk in Peking. Hij kwam in contact met ambassadeurs die sterk onder de indruk kwamen van zijn kennis van de taal en zijn handigheid. Men deed op hem een beroep om hoge gasten en ontdekkingsreizigers naar het binnenland te begeleiden waar hij als tolk en lijfwacht optrad. Hij sprak vlot Chinees, Duits, Engels, Frans en Nederlands. Hij kon ook zijn plan trekken in het Mongools, Russisch en Turks. Op 30-jarige leeftijd huwt hij met Marie, een jonge Chinese van het internaat. Ze kregen 12 kinderen. Vier van de negen dochters werden religieuzen. Hun drie zonen huwden een Chinese en de vijf dochters trouwden met een Belg. Zo vindt men de nazaten van Paul Splingaerd zowel in het Westen als in het Oosten. Van 1872 tot 1881 leidde hij een pelzen- en wolhandel in Mongolië. Hij reisde veel in het binnenland van Mongolië, de streek waar ook Pater Remi Verlinden verbleef die hem koos als vertrouwens-
persoon. Later kreeg hij een aanbod van de onderkoning Li Hongzhang om te werken als douaneinspecteur in de westelijke post Jiuquan. Daar werd hij in 1882 “mandarijn” benoemd. Nooit gaf men zo’n onderscheiding aan een vreemdeling. Hij leidde er ook de Suzhou Small Pox Clinic en bevorderde het begrip en de waardering van de Chinese bevolking en autoriteiten voor de westerse cultuur en technologie. Hij controleerde ook de handel met Rusland. Mgr. Hubert Otto zei over hem: “Nooit zag ik een Europeaan die zo het eigene van bij ons met dat van China kon verbinden… Het is een echt natuurgenie, een Marco Polo!”. Na zijn periode als mandarijn werd hij gecontacteerd door vertegenwoordigers van de toenmalige koning van België, Leopold II. Ze wensten gebruik te maken van zijn kennis van de taal en de gewoonten om over een contract te onderhandelen voor de bouw van een spoorweg tussen Peking en Hankou. Als beloning kreeg hij in 1897 de eervolle onderscheiding “Ridder in de Kroonorde”. In 1890, als leider van een Belgische Commerciële Missie en onder de dreiging van de Boksersopstand, bezat hij de moed en de durf om bezoeken af te leggen bij de gouverneur van Kansou en plaatselijke mandarijnen. Dankzij hem beleefden de missies van Kansou een periode van rust. Drie jaar lang stelde hij alles in het werk om klaarheid te brengen en te zoeken naar herstel van de opgelopen schade in de missieposten. Hij sloofde zich uit om de zaak om de Chinese christenen te regelen die werden meegenomen om verkocht te worden aan de moslims. In 1904 werd hij hoofdmandarijn. Zijn hoed kreeg een rode knoop en de staart van een vos, eretekens die enkel hoge militaire autoriteiten mochten dragen. Hij werd bevorderd tot Generaal van de Brigade van Kansou. Op het einde van 1905 komt hij voor zaken terug naar België. Hij blijft nauw contact houden met Scheut. Scheutnieuws mei - juni 2015
5
de missionarissen Franciskanen. Het graf van Mr en Mvr. Splingaerd ligt op het kerkhof van Chala in Peking.
Pas aangekomen in Antwerpen komen de journalisten als aasgieren op hem af. Terug in China sterft hij op weg naar Singanfou op 26 september 1905, omringd door enkele leden van zijn familie. Hij kreeg er de spirituele zorgen van
Naar aanleiding van de honderdjarige herdenking van zijn overlijden kwamen in 2006 bijna alle nazaten samen in Ottenburg, het dorp waar hij 21 jaar van zijn leven doorbracht. Er werd een standbeeld voor hem opgericht. In 2008 werd in Jiuquan, waar Paul 14 jaar werkte als douane-inspecteur een tweede standbeeld voor hem opgericht.
Uit het “ Profils CICM” van P. Albert Raskin en andere bronnen
SOS Scheut – kennismaking met een aanvaard project P. André Decock, Scheutist, is werkzaam in de arme wijken tussen Nova Iguaçu en Rio de Janeiro. In een van die wijken heeft hij een ontmoetingscentrum. In dat centrum hebben er niet alleen vergaderingen plaats, maar vooral worden er kinderen tussen 2 en 6 jaar opgevangen. Gewoonlijk verblijven er 60 kinderen. Ze blijven er vanaf 7 u. tot 17 u. Het zijn allemaal kinderen uit arme families, vooral kinderen van ongehuwde moeders. Deze opvang wil een hulp zijn voor deze moeders, want terwijl ze werken, wordt er gezorgd voor hun kinderen. De kosten van het personeel (7 personen), dat zorg draagt voor deze kinderen, alsook van het voedsel voor de
kinderen, worden gedragen door de parochie van Mesquita. De mensen van de parochie, alsook de gemeente Mesquita, werken goed mee met dit project. Toch zijn de kosten hoger dan de hulp die wij krijgen. Daarom is uw steun van harte welkom. Wie dit project wil steunen, kan storten op SOS Scheut – Ontwikkelings – Samenwerking – Brussel: IBAN: BE82 0000 9019 7468, BIC BPOTBEB1. Bij iedere storting het projectnummer vermelden 02 055 004 en de naam van het project: ‘MESQUIT0 A. Decock’. Er kan een attest verkregen worden.
Chinees bezoek in Scheut Dit jaar vieren we de 150ste verjaardag van de aankomst, op 6 december 1865, in Xiwanzi (toen Binnen-Mongolië) van onze stichter Theophiel Verbist, samen met 3 confraters en 1 lekenhelper. 679 Scheutisten zijn hen daarna nog gevolgd; daarvan liggen er 250 in China begraven.
Provinciaal Overste en een deel van de gemeenschap, vierden we de aankomst van de stichter in Xiwanzi 150 jaar geleden. E.H. Joseph Li Soushan uit Chengde (Tijger Vallei, waar onze stichter overleed) ging voor in de Eucharistie. Op het einde van de viering overhandigden Tim Atkin en Jef Matton aan ieder priester een kelk van een overleden Scheutist. Een symbool dat zij het werk van de Scheutisten verder zetten. Sommige priesters namen zo de kelk mee van een voorganger naar de parochie waar ze nu werken. Zoals de kelk van Gilbert Jaspers (Geldrop NL) die op 19 augustus 1900 door de Boksers werd vermoord. Daarna gingen ze samen bidden bij het graf van de Stichter, bezochten het Chinees museum en de fotogalerij waar 3750 foto’s van Scheutisten hangen, waaronder voor hen bekende namen uit de geschiedenis van hun bisdom in China.
Naar ‘Verbiest Update’ nr. 27
Bij die gelegenheid kwamen via de ‘Verbiest Stichting Leuven’ 30 Chinese priesters en zusters naar Leuven, waaronder 15 die momenteel werken in de vroegere Missies van Scheut in Noord-China. Ze betaalden zelf hun reis om een maand lang in het ‘Chinees College’ in Leuven een programma van Voortgezette Vorming over ‘Pastoraal en Sociale Leer van de Kerk’ te kunnen volgen. Op zondag 19 april bezochten ze Scheut. Sfeervol en emotioneel was de eucharistieviering in de kapel boven de crypte van onze stichter Theophiel Verbist. Samen met Tim Atkin, Algemeen Overste, Jef Matton, Scheutnieuws maart - april 2015
7
Onze overledenen Onze overledenen Marcel Henrix Geboren in Zolder op 29 mei 1928. Eerste geloften op 9 september 1948. Priester gewijd op 2 augustus 1953. Missionaris in Kongo van 1954 tot 2005 en daarna in België. Overleden in Leuven op 13 maart 2015. Robert Heylen Geboren in Rumst op 1 september 1935. Eerste geloften op 8 september 1958. Priester gewijd op 4 augustus 1963. Missionaris in Kongo van 1965 tot 1999 en daarna in België. Overleden in Leuven op 11 april 2015.
Overleden familieleden van confraters Wervik, 16.02.15: Mvr. Simonne Vandeputte, moeder van Guido Vandecandelaere (Haïti). Poperinge, 21.02.15: Mvr. Maria Depoorter, zus van Marcel (†1988) en Joris (†2007). Heverlee, 24.02.15: Zuster Simonne Heyde icm, zus van Julien (†2005). Brasschaat, 26.02.15: Dhr Robert De Rycke, schoonbroer van Peter Baekelmans (Kessel-Lo). Oostende, 05.03.15: Mvr. Irène Van Kerckhove, moeder van Frank Depoorter (†2004). Roeselare, 07.03.15: Mvr. Louisa Debrauwer, schoonzus van Frans Van Oudenhove (Scheut). Nieuwkapelle, 13.03.15: Mvr. Celina Delputte, schoonzus van Michiel Bulcke (†1991). Brecht, 16.03.15: Mvr. Maria Van Dongen, zus van Frans (†2013). Brussel, 23.03.15: Mvr. Denise Millair, zus van Henri (Schilde). Sint-Michiels-Brugge, 26.03.15: Dhr Fernand Craeye, schoonbroer van Hubert De Clerck (Rumbeke). Steenhuffel, 31.03.15: Dhr Gustaaf Vertonghen, broer van Marcel (Kessel-Lo). Heverlee, 03.04.15: Zr Marie-Jeanne Pardou icm, zus van Jan (†2007). Ardooie, 15.04.15: Mvr. Godelieve Derluyn, zus van Gerard (Torhout). Deerlijk, 18.04.15: Mvr. Maria Devos, zus van Jozef (†1992). Grune, 25.04.15: Mvr. Bernardine Spitz, zus van Jos (Torhout).
Komen en gaan
(lijst afgesloten op 30 april 2015)
Kwamen op verlof : Daems Jozef (Kongo) - De Bauw Jozef (Haïti) - Feys Daniël (Kongo) - Jansen Frans (Mexico) - Lesage Mark (Filippijnen) - Wostyn Lode (Filippijnen).
Redactie : Romain Clement, Werner Lesage, Erik Maes, Marcel Peeters, Julien Vandevoorde, Frans Van Oudenhove, Nand Verhoeven Verantwoordelijke uitgever : Erik Maes, Missiehuis van Scheut, Ninoofsesteenweg 548, 1070 Brussel Bankrekening : Missiehuis van Scheut - Brussel, IBAN-code : BE34 4392 1002 4190, BIC-code : KREDBEBB, met de vermelding : “voor Scheutnieuws” Drukkerij-Uitgeverij Jan Verhoeven nv - Sint-Pieters-Leeuw