Schetsversie Deel 18
De Deal Dat mijn woonsituatie niet helemaal perfect was, bleek onder andere uit een akkefietje dat ik had met de VPRO. Dat ik voor de VPRO geen totale onbekende was, mag zijn gebleken uit het feit dat het affiche, behorend bij de originele uitgave van de graphic novel, zoals het later zou worden omschreven, nu nog gewoon stripverhaal «Herinneringen» als wandversiering in een tv-programma verscheen. Toevallig was ik abonnee van de VPRO-gids. Op de achterkant van die gids, genoemd 'Achterwerk' mochten kinderen hun verhaal vertellen. Af en toe las ik de verhalen die de kinderen te vertellen hadden maar deed er verder niets mee. Het is zoiets dat je even doet en dan leg je de gids weer op tafel waar zijn plaats is. Die dag las ik een aangrijpend verhaal van een meisje van negen dat zich niet begrepen voelde door haar ouders. Ik had onmiddellijk met dat kind te doen. Projectie en identificatie, hier ben ik. Er zijn van die momenten dat je, om welke reden dan ook, uit je cocon stapt en iets onderneemt. Het hoeft niet altijd positief te zijn maar het is meestal een reactie op de eigen emoties. Om diezelfde redenen heb ik ooit na de dood van John F. Kennedy het condoleance-register in het Amerikaanse consulaat getekend. Nu wilde ik iets voor dat kindje doen en ik schreef toen een brief, iets in de geest van dat haar ouders het goed bedoelen maar dat dit niet altijd goed overkomt en om te laten zien dat het altijd nog erger kan, stuurde ik een exemplaar van «Herinneringen» mee, al was ik niet helemaal zeker of het wel geschikt was voor een negenjarige. Dagen later kreeg ik een brief van de VPRO waarin werd aangegeven dat ze mijn brief hadden geopend om zeker te gaan dat ik niet de een of andere viezerik was en ze hadden ook mijn album gezien en vroegen zich af of ik niet af en toe een tekening wilde maken voor hun serie 'Door de ogen van...' die altijd met een plaatje op de tweede pagina van de gids verscheen. Oh, dat wilde ik wel, al was ik niet zeker of ik daar wel de geschikte persoon voor was. Er werd gecommuniceerd per telefoon en een week later stuurde ik mijn eerste tekening op. Het thema was de Tour de France, waarop ik reageerde met een plaatje van wielrenners op tv en we zagen iemand in een luie stoel die net een pilsje pakte. Men vond het een geslaagd plaatje en zo kwam ik een korte tijd in de VPRO-gids terecht. Als ze weer een plaatje wilden hebben, belden ze altijd. Dat ging altijd goed en ik had volledige vrijheid en het leverde ook nog geld op ook, helemaal mooi dus. Dat ging zo tot op de dag dat ik niet thuis was toen de VPRO belde. De heer des huizes nam de telefoon aan, hoorde VPRO en raakte volledig in paniek.
Een paar dagen later herinnerde hij zich ineens dat er voor me was gebeld. "Oh, wie was het?" - "Dat weet ik niet zo goed meer..." - "Waar ging het dan over?" "Dat kon ik niet verstaan. Het enige dat ik verstond was iets van VPRO, maar dat zal het wel niet geweest zijn." Ik belde onmiddellijk de VPRO-gids. Men verontschuldigde zich dat de communicatie niet goed was gegaan. Ze hadden weer iemand a la minuut nodig voor een plaatje, maar ze konden de persoon die de telefoon had opgenomen, niets aan zijn verstand brengen. Het werd allemaal te ingewikkeld... Ik hoorde nooit meer iets van de VPRO. Op zich was dat geen ramp maar het gaf wel aan dat het langzaam tijd werd voor een andere woon-werksituatie. Toch nam ik het de oudjes niet kwalijk. Zij hadden geen idee waarmee ik bezig was of wie mijn klanten waren. Zijzelf belden slechts zelden en raakten in de regel in paniek als er gebeld werd en het waren niet de kinderen of kleinkinderen en andere contacten hadden ze eigenlijk nauwelijks. En zo kwam de dag van het grote drama. Af en toe, als ik ergens was geweest en weer thuis kwam op een 'christelijk' tijdstip en zag dat ze nog op waren, klopte ik weleens zachtjes aan hun kamerdeur om te melden dat ik er weer was. De oude man riep me even binnen en ik vertelde hem hoe de dag was gegaan. Zijn vrouw zat in de stoel aan 'mijn' kant van de kamer te slapen. Ik praatte dus zachtjes om haar niet wakker te maken. Op een gegeven moment hoorde ik een zachte zucht en keek naar haar, eigenlijk om zeker te zijn dat ik haar niet wakker had gemaakt. Toen zag ik dat haar gebit half uit haar mond hing en wist het gelijk, hersenbloeding. "Bel de dokter, dit gaat niet goed!" zei ik. Hij begreep het niet onmiddellijk maar belde toch de dokter. Omdat ik bang was dat ze uit de stoel zou vallen, hebben we haar voorzichtig op de vloer gelegd. Dat was nog een hele klus want ze was geen klein en mager vrouwtje. Nadat ze een kussen onder haar hoofd had, belde al de dokter aan de deur. Ik deed open en de dame die blijkbaar in de buurt woonde, zag het in één oogopslag. Hier kon ze niets meer doen. Het ziekenhuis werd gebeld en daarna de familie. Toen de ambulance weer vertrok, waren enkele familieleden gearriveerd. Ze namen de oude heer gelijk mee opdat hij niet alleen zat in dat huis. Ik ging naar mijn kamer om het gebeurde even te laten bezinken. Ineens was de heer de huizes dus alleen. Ik vroeg me af hoe dat verder zou gaan. Hij was niet het persoon om innig contact mee te onderhouden. Er zou dus een oplossing gevonden moeten worden. Na enkele dagen was de huisbaas er weer, want hij kon niet zonder zijn huis, dacht hij. Maar het was zijn huis niet meer want in zijn huis hoorde zijn
vrouw thuis, die het eten voor hem maakte, zijn kleren waste en alles wat een vrouw van die generatie zo doet. En ik was niet van plan die taak over te nemen. Hij heeft genoeg familie, bedacht ik, ze zoeken het maar uit met hem. Ik ging wel vragen hoe het ging, hoe hij zich in die situatie redde. Het ging wel, verzekerde hij me maar vermoedelijk was dat grootspraak want ineens was hij vertrokken. Hij was bij zijn dochter en schoonzoon ingetrokken, want die hadden van Jezus een groot huis gekregen en hielden van verzorgen, althans zo leek het in eerste instantie. Maar hij was totaal niet christelijk ingesteld en mocht zijn schoonzoon ook niet echt. Later hoorde ik dat hij zich in de buurt van de familie in een bejaardenhuis had in laten schrijven waar toevallig een plaatsje vrij was gekomen. Ineens was ik dus de enige bewoner van de pastorie. Bij Evert en Maria werd de situatie uitgebreid besproken. "Je moet zorgen dat je hoofdhuurder wordt," was het advies. Op de dag dat ik normaal de huur aan de huisbaas betaalde, maakte ik de totale huur aan de kerkvoogdij over. Natuurlijk wist ik dat hij van de kerk nooit mocht onderverhuren maar iedereen wist, ook de kerkvoogdij, dat hij dat wel deed. En omdat de kerk geen onderhoud aan de pastorie pleegde - hij was immers timmerman, al deed hij ook niets aan de onderhoud - was de huur laag. Maar nu weigerde de kerk de huur want ze wilden van de pastorie af. Elke maand maakte ik braaf de huur over en elke maand stortte de kerk de huur weer terug op mijn rekening. Maar omdat ik er al enkele jaren woonde en iedereen dat inmiddels wel wist, konden ze me er ook niet zomaar uit smijten, zeker niet als kerkvoogdij. Op een goede dag kreeg ik een brief van de kerkvoogdij waarin mij het huis en de grond werd aangeboden voor 175.000 gulden. Natuurlijk had ik geen 175.000 gulden en ik kon ook geen bank vinden die een hypotheek van een dergelijk volume aan mij wilde verlenen, zeker met mijn onzekere inkomsten. Met Evert gingen ik naar de grootste aannemer in Alkmaar om een berekening te laten maken wat de opwaardering van de grond zou kosten want het huis was een bouwval en er was geen riolering. Alle vloeibare afval verdween in een ondergrondse septic tank. Het bleek na berekening dat aansluiting op de riolering nog eens 175.000 gulden ging kosten. De grond van de pastorie lag namelijk lager dan de gemeentelijke riolering. Er moest dus een afwateringspomp aan te pas komen. Daarbij liepen de buizen van de gemeentelijke riolering niet naast het huis maar zo'n vijftig meter er vandaan. Ik was eigenlijk een beetje einde raad. Toen kwam Evert met een voorstel: "Als jij het niet koopt, mag ik het dan kopen?"
Dat heeft enige uitleg nodig. Ik kreeg het aangeboden voor 175.000 gulden, omdat ik er in zat. In principe was de grond alléén het al waard en kreeg ik het gebouw voor niets. Evert was al gaan informeren naar het bestemmingsplan en volgens de Gemeente was men van plan de buurt van kerk en pastorie tot beschermd dorpsgezicht te verklaren. Dat hield dus in dat er niets meer veranderd mocht worden. Dat hield dus tevens in dat er niet ineens allemaal woningen op die plek mochten worden neer gezet. Wie die grond dus kocht, kon er dus van op aan dat de omgeving bleef zoals die was. Dat haalde gelijk ook een streep door plannen van Evert om de tuin tot bungalowpark te maken. Ik moest dus even over Everts voorstel nadenken. Ik besprak de zaak met Margreet en die zei gelijk: "Dan moet er ook iets voor jou uitspringen want jij moet een nieuwe woning hebben en dat kost ook geld." De volgende dag ging ik weer naar de Cantina om met Evert te spreken. Ik kreeg gelijk een maaltijd aangeboden. "En?" vroeg Evert nieuwsgierig. "Zou je het ook nog doen als ik er met 10.000 gulden tussen zat?" vroeg ik voorzichtig. "Oh, natuurlijk," zei Evert, "Ik had het eigenlijk zelf voor moeten stellen, want jij krijgt natuurlijk ook kosten. Misschien kan je wel een huis in Alkmaar kopen." En zo is het gegaan. Op een zonnige ochtend liepen Evert en ik een notariskantoor in Alkmaar binnen. Evert had alles al geregeld. Ik hoefde alleen maar een handtekening te zetten en was eigenaar van de pastorie en de grond en een kwartier later had ik hetzelfde perceel voor 185.000 gulden verkocht aan Evert, die de overdrachtskosten betaalde. Ik was in een kwartier 10.000 gulden rijker. Voorlopig bleef ik gewoon zitten waar ik zat. Ik betaalde zelfs geen huur meer. Ik bleef aan het werk in mijn kamers terwijl Evert en zijn zoon begonnen met het opknappen van het huis. Alles was verwaarloost. De elektrische leidingen zaten nog in metalen buizen en waren geïsoleerd met stofisolatie en dreven in het water dat langs de binnenmuren naar beneden liep. De elektricien liet lachend zien dat zelfs de muren onder stroom stonden. Die man had zelden zulk plezier gehad. "Dat gaat weer flappen kosten!" riep hij steeds triomfantelijk. Op een goede dag kwam Evert met een mededeling: "Er staat in Alkmaar een huis te koop in de Snaarmanslaan, echt iets voor jou." We gingen samen kijken. Het was een klein, uitgewoond arbeiderskrot dat aan de buitenkant ook nog door een verkeerde verbouwing aan stijl was kwijt geraakt. Het had één voordeel: Het was goedkoop. Voor 59.000 gulden was het van mij.
En weer ging ik naar een bank voor een hypotheek. Nu kon ik 10.000 gulden aanbetalen, dat maakte alles goed. De bank schreef een hypotheek uit van 69.000 gulden, want dan kon ik 10.000 gulden aan het opknappen en inrichten besteden.
Het huis in de Snaarmanslaan. Jammer van het raam. Misschien dat ik er ooit weer twee ramen van kon laten maken want dit was geen gezicht.
De situatie was ideaal. Ik hoefde niet a la minuut te verhuizen maar kon eerst rustig het huis opknappen. Onder de vloer zat vocht. Toen alle wanden waren behangen, zag je het vocht tegen de muur op kruipen. Dat kwam, omdat het een tijd niet meer bewoond was geweest, legde Evert uit. "Als je eenmaal begint met stoken, heb je daar op een gegeven moment geen last meer van." De heer Coblens die nog wel eens contact had met Wim Overmars, hoorde van hem dat ik een huis had gekocht. Wim belde me op: "Joup Coblens, ken je die nog? Nou, die doet meubels uit zijn kantoor weg. Hij heeft nog een oude witte kast en vraagt mij of je die wil hebben voor je nieuwe huis." Natuurlijk wilde ik die hebben. Ik knapte de benedenverdieping op zodat er te wonen was. Skip kwam langs en bekeek mijn tuin. Ja, die was er ook. Het was geen tuin, het was een stuk grond vol kreupelhout. Er was al tientallen jaren niets aan gedaan. Skip ging de tuin voor me aanleggen. "Een tuin waar je niets aan hoeft te doen maar waar je wel in kan zitten als je daar tijd voor hebt."
Skip bezig in de tuin. Hij kon het wel, wist ook precies wat hij deed, welke planten aandacht nodig hadden en welke niet.
En toen kwam de dag van de verhuizing. Skip en achternicht Heidi hebben de spullen helpen verhuizen. Ik had alles keurig in dozen gepakt en na een dag slepen stond de hele woonkamer vol dozen. Alleen de kast van Joup Coblens stond op zijn plaats en verborg het optrekkend vocht. Van Ruud uit Zaandam had ik ooit in Koedijk een enorme notenhouten tafel uit de jaren dertig gekregen. Die was onder de kartonnen dozen gedeeltelijk begraven. Nadat iedereen was vertrokken, sleepte ik alle dozen naar de bovenverdieping en verdeelde ze zo goed
mogelijk over het vloeroppervlak om niet de hele lading op een goed moment naar beneden te zien komen. Toen kon ik zitten, had twee stoelen aan de tafel en een bed om in te slapen.
Hier moest ergens het bed komen want de kamer er naast moest de werkplaats voor het ´handwerk´ worden.
Uiteindelijk moesten alle dozen eerst op zolder worden gestapeld om beneden ruimte te maken. Sommige dozen zijn nooit meer uitgepakt.
Het duurde veertien dagen voordat ik weer normaal kon functioneren. Veel dozen heb ik nooit uitgepakt. Van nu af aan woonde ik dus in Alkmaar, een flinke steenworp verwijderd van de Cantina, een straat verwijderd van het station, een drukkerij op de hoek en vijf minuten fietsen van het centrum. Van nicht Heidi had ik haar transportfiets gekregen nadat zij er zodanig mee was gevallen dat ze al dacht er blijvend letsel aan over te hebben gehouden. Toen Skip klaar was me de tuin, had ik die ook en op den duur heb ik er zelfs gebruik van gemaakt. Op een goede dag belde Wim Overmars en vroeg of ik al een huisdier had, want bij een huis hoort in ieder geval een huisdier. Eigenlijk wilde ik geen huisdier want die dingen hebben in de regel verzorging nodig en aandacht. Maar in dit geval wilde ik wel mijn mening bijstellen. De kat kwam van Erik de Vries. Hij was opgenomen in de kliniek, zijn bezittingen waren grotendeels verkocht door de moeder van zijn ex-vriendin en nu bleven er twee katten Op de transportfiets. Hij is ooit naar mijn stiefzoon gegaan. Die heeft er nog jaren op gereden. De fiets verhuis- onverzorgd achter. De Perzische kat had gelijk een nieuw de ooit mee naar Zandvoort, waar hij werd gestolen. tehuis maar de toxedo (zwarte kat met wit kraagje en witte poten) met drie poten, nee, die wilde niemand hebben, die was niet compleet. En zo kwam Huppel in huis. Huppel was een absolute scheet. Ze was erg lief en een beetje gestoord. Er ging het verhaal dat ze vroeger met de Pers vissen uit de Zaan had gevangen. Huppel was razendsnel als zij liep. Die poot was ze al als jong katje kwijt geraakt en dacht nu vermoedelijk dat het zo hoorde. Voor Huppel maakte ik een soort kippentrap aan de voorgevel waarlangs zij via het raam dat altijd open stond, naar binnen kon. Dat raam stond 's zomers en 's winters op een kier, wijd genoeg voor Huppel. Een gespannen stroomdraad
wekte de suggestie dat de boel elektrisch beveiligd was. Het was een rustig straatje zonder gemotoriseerd verkeer. Ik wilde Huppel niet in huis gevangen houden.
Huppel zocht de meest vreemde plaatsen op, boven op een krat die als extra boekenkast dienst deed of in de aflegbak op de printer...
... en natuurlijk in de tuin en de tuinstoel, zoals het hoort...
... maar ook in haar buitenhuis, waterdicht gemaakt met grondzeil. Het was een vreemde vogel!
Ik was amper ingeburgerd, toen er werd gebeld. Ene Hans Schoonemeijer uit Alkmaar belde en vroeg of ik zin had in een gesprek. Een gesprek kan niet echt kwaad. Misschien viel er iets te verdienen en dat zou niet verkeerd zijn, want de inrichting van de woning had mijn reserves redelijk geplunderd. De Snaarmanslaan vanaf het Scharloo gezien.
De werkplek binnen en de werkplek buiten, in de tuin. Het werd een lange, hete zomer dat jaar.
Mijn vervoer vanuit de Snaarmanslaan was weer eens een Jawa. meer geld was er niet na de aankoop van een huis en de inrichting, een Jawa California 350 cc, een soort uit de krachten gegroeide brommer, maar nu met oliepomp en -tank, hoewel niet helemaal betrouwbaar. Dit concept wordt tegenwoordig als milieu-onvriendelijk gekenmerkt. En nog eens mijn werkplek in de tuin, met de Psion op de klaptafel en de stroomtoevoer via het bovenraampje. Op die Psion in de tuin van mijn huis in de Snaarmanslaan heb ik een boek geschreven in die tijd: «Een Kwestie van Jeuk»!
De PSION heeft toen 1000 gulden gekost en was een van de eerste palmtops ter wereld.
HP Design Op de afgesproken dag en tijd verscheen ik in het kantoor van Hans Schoonemeijer. Uiterlijk was Hans Schoonemeijer een soort dikke Willie of nog beter Göring, ook qua optreden. Hij was inderdaad ook Duitser, had in de Bundeswehr gediend als officier van de Panzerwaffe. Hij was zo'n figuur dat bij een tank uit het mangat kijkt en de touwtjes in handen houdt. Maar hij was absoluut geen nazi in spe zoals dikke Willie met zijn warme herinneringen aan de Hitlerjugend. Bovendien was Hans Schoonemeijer creatief en bovenmatig intelligent. Maar hij bleek ook iemand te zijn die absoluut geen kijk op zichzelf had. Hij was in een bijna bespottelijke manier en graad geëgocentreerd, om het netjes uit te drukken. Toch kon ik tot op zekere hoogte met hem samenwerken omdat ik mij concentreerde op zijn betere eigenschappen. En als creatieveling had hij een eigenaardige en wankele balans gevonden tussen droom en praktisch realiteitsgevoel. Naast Hans Schoonemeijer werkte op dat kantoor in eerste instantie zijn echtgenote die hij zijn broer afgepikt bleek te hebben waardoor hij bij zijn familie niet langer in goede aarde viel. Dan werkte er ook nog Axel die hij met stugge volharding Alex bleef noemen omdat Axel stripverhalen verzamelde. Voor degenen die nog nooit een stripverhaal hebben in gekeken: Alex is een stripfiguur van schrijver-tekenaar Jacques Martin in zijn verhalen over het Romeinse Rijk. Schoonemeijers Alex kon van alles wat, maar hij blonk alleen uit in geduld en een soort cynische trouw. Je herkende Axels onuitgesproken mening aan de manier waarop hij keek of dingen zei. Hij hoorde ook tot de vriendenkring van Hans Schoonemeijer wat absoluut niets betekende. Ik heb die positie steeds geweigerd in te nemen omdat ik Hans Schoonemeijer vanaf de puur menselijke kant niet mocht. Hij had misschien toch iets teveel van een Göring. Ter illustratie een verhaal van Axel.
Als het warm was in de zomer, wist Axel zich te herinneren, kwam er een extra koelkast voor frisdrank in de kantoorruimte. Op een goede dag was Hans Schoonemeijer blijkbaar bezorgd om de hoeveelheid aanwezige verfrissing. Geleund op de koelkast die het vocht koud moest houden, riep hij de zaak in: "Rita, is er nog voldoende frisdrank in huis?" Rita, zijn echtgenote, stond van haar plaats achter in het kantoor, op en liep door de zaak naar de koelkast die op dat moment aan dikke Hans steun verleende, schoof zijn arm die de deur gedeeltelijk blokkeerde, iets opzij, opende de koelkast, keek er even in en zei: "Volgens mij wel." Na deze inspectie deed ze de deur van de koelkast weer dicht en ging terug naar haar plaats achter in het kantoor. Ja, inderdaad, toch iets teveel Göring, hoewel Göring zoo erg misschien niet eens was.
Ter gelegenheid van een feestje, gegeven door de heer Schoonemeijer in de Lindeboom, zijn 'stamkroeg', moest een programma worden samengesteld en uitnodigingen verstuurd. De vraag aan mij was of ik een karikaturale tekening van de heer Schoonemeijer kon vervaardigen. Ik zelf had er geen probleem mee. Toen ik het resultaat ter beoordeling liet zien, was hij niet De verse Schoonemeijers op huwelijksreis, foto blij. Ik heb verdere bewerking gelijk geweigerd. opgediept ter gelegenheid van het 25-jarig jubi- Je kon in zijn opdracht geen karikatuur tekenen, leum. zijn ijdelheid liet het eigenlijk niet toe.
Hans Schoonemeijer, baas van HP Design, wat niets met het computermerk te maken had maar met de man waarmee hij ooit de zaak had opgezet, ene Paul, liet mij eerst enkele proeftekeningen maken om te zien hoe ik materiaal
De twee verblijfplaatsen van de Schoonemeijers, links hun woonhuis uit de 16de eeuw, gerestaureerd tot de eisen van deze tijd, rechts het kantoor en later ook woning, al dit op een uitnodigingskaart voor eventuele Duitse bezoekers en gasten. De plattegrond is deel van Alkmaars centrum, zo ongeveer het oudste deel van de stad. Bij restauratiewerkzaamheden kwam in het kantoor een muur uit de vijftiende eeuw te voorschijn die men later achter glas bewaarde.
weergaf. Daar bleek niets aan te mankeren. Nadat ik de werkstukken van niets had laten zien, kwam de aap uit de mouw. Hans Schoonemeijer wilde niet alleen met de tijd mee gaan, hij wilde voorop lopen. "Kan je op een computer tekenen?" was de brandende vraag van het moment. Dat kwam goed uit. Maar dat hield wel in dat ik niet langer thuis zat te werken maar daar op kantoor. Hij wilde controle uitoefenen, een niet zo aanlokkelijke gedachte. We spraken af dat hij een computer ter beschikking stelde en een werkplek waar ik halve dagen zou kunnen werken voor een voor mij redelijke vergoeding. Dat met controle houden over wat er gebeurt, heeft niet alleen maar met wantrouwen te maken. Vermoedelijk had Hans Schoonemeijer een diep geworteld minderwaardigheidsgevoel maar tegelijkertijd voelde hij zich beter dan wie dan ook, met die vergissing probeerde hij zich staande te houden en nam afstand van de noodzaak, zelf dingen te gaan doen. Hij liet dingen doen. Maar doordat hij de mogelijkheid had gecreëerd om elk moment in te kunnen grijpen, huldigde hij het idee dat hij het allemaal zelf deed. Hij was vaak zeer content met wat ik deed en had voor zichzelf het beeld geschapen dat ik één van de vakkundigste visualizers in Nederland, zo niet in Europa was. Maar omdat hij de voortdurende mogelijkheid had toezicht te houden en in te grijpen, was niet ik die tekenaar maar feitelijk hijzelf. Hij kon voor zichzelf zeggen: "Kijk, dit kan ik allemaal, want dit heb ik in huis en ik ben daar de baas." Voor hem was ik een soort werktuig dat hij bediende. Je kan dat erg vinden, maar je kan ook gewoon je werk doen en leren. Hans Schoonemeijer was op twee gebieden actief: hij ontwierp 'design' kantoorartikelen die in aluminium werden uitgevoerd in zijn eigen werkplaats en bedacht en ontwierp medische calculators, in eerste instantie voornamelijk voor farmaceut MSD. Wat de fabricage van luxe kantoorartikelen aanging, had hij alleen maar professionele en dure apparatuur waar menig metaalbewerker trots en blij mee zou zijn geweest. Alle onderdelen werden in huis gefabriceerd. Daarvoor had hij twee extra werknemers in dienst, een vakman, die met de apparatuur kon omgaan en een Manusje-van-alles die hand- en spandiensten verrichtte. Toen de zaken wat beter gingen, kwam er nog een Italiaanse architecte bij die geld wilde verdienen maar het aangeboden werk liever niet deed maar toch voor de noodzaak door de knieën ging.
Hans Schoonemeijer was met zijn zaak bijna failliet geweest als een bekende niet geld had geleend dat die inderdaad terug kreeg. Dus toen ik bij de heer Schoonemeijer een deel van mijn vrijheid in een uurloon omzette, was hij bijna weer schuldvrij. Hans Schoonemeijer was het soort man die zijn handen niet vuil maakte, hij werkte bijna uitsluitend met zijn hoofd. Hij kon met zijn handen ook niet eens zoveel, vermoed ik, want hoewel het kantoor vol stond met computers, kon hijzelf nog geen letter typen. Daarvoor had hij dus mensen in dienst. Ik ging slechts halve dagen voor hem werken; dat had tot voordeel dat ik uit kon slapen en tot nadeel dat ik thuis alleen maar in de avond kon werken als ik nog iets voor mezelf wilde doen. Omdat de heer Schoonemeijer niet kon wat ik kon, had ik redelijk vrij spel hoe ik de dingen tekende. En ik probeerde altijd het onderste uit de kan te halen. In zover was ik dan kunstenaar en mijn gereedschap was de PC. De achtergrond van Hans Schoonemeijer was een beetje vaag. Hijzelf was Duits en had ook in Duitsland de militaire dienst doorlopen en zelfs een officiersopleiding genoten maar zijn vader kwam uit Nederland. Die heeft in de oorlog een zeer dubieuze rol gespeeld, want hij was curator bij het Rijksmuseum in Amsterdam en heeft daar de bezetter geholpen de betere kunstwerken mee naar huis te nemen. Daarvoor is hij bij verstek veroordeeld toen de oorlog eenmaal was afgelopen en de bezetter weer naar huis was terug gekeerd. De familie was tegen het einde van de oorlog naar België gevlucht, in zover ik dat juist van Axel heb vernomen en onthouden. Daarna is men door gereisd naar Duitsland waar onze Hans de Duitse nationaliteit kreeg. Hij is echter niet door zijn ouders maar door een tante opgevoed, wat doet vermoeden dat het met de Schoonemeijers minder gunstig is afgelopen. Hijzelf sprak er nooit over en was in de Gemeente en kennissenkring algemeen gerespecteerd. Hij had zelfs vrienden, waarvan sommige gelukkig niet op hem leken. De aardigste die ik ooit heb mogen ontmoeten, was directeur bij MSD geweest en heeft onze Hans vermoedelijk ooit uit de problemen geholpen. Nu even het antwoord op de vraag hoe dat nu zat met de calculators voor MSD. Hier komen we weer een situatie tegen die erg lijkt op de eerder besproken zoetstof-affaire. De farmaceutische industrie is een slagveld apart. De concurrentie is moordend want het gaat om veel geld en dus is een grote klantenkring van het grootste belang. Wat deden de vertegenwoordigers van al die merken in het verleden dus? Ze kochten doktoren, specialisten en ziekenhuizen,
zowel als verzekeringsmaatschappijen om. Zo kon het gebeuren dat ook Nederlandse politici reclame maakten voor een zeker geneesmiddel om dat goedgekeurd te krijgen door de verzekeringsmaatschappijen. Daarmee is juist MSD op een gegeven moment tegen de lamp gelopen omdat een zekere VVD-politicus zich in had gezet voor een geneesmiddel dat niet zonder problemen was. En toen greep de regering in en kwam er een wet die het omkopen van medici en medische instanties niet langer toestond. Dat was vervelend en dus bedacht men iets anders: cadeautjes. Daar werd de wet op aangepast. Cadeautjes mochten wel als ze praktische hulpmiddelen bij de uitoefening van medische taken waren. Toen ik bij de heer Schoonemeijer en HP Design kwam werken, had men daar net de eerste medische calculator bedacht. Het idee kwam van MSD. Het probleem was als volgt. Als een patiënt met zware verwondingen, bij voorbeeld uit een verkeersongeluk, de intensive care werd binnen gebracht, moest er zo snel mogelijk een beslissing worden genomen over de vraag: Kan de patiënt in deze toestand worden geopereerd of is het risico van overlijden tijdens de operatie te groot? Daarvoor was een computerprogramma geschreven. Dat programma had een half uur nodig om met een conclusie te komen aan de hand van ingevoerde waarden. Dat programma kostte toen 30.000 dollar met het gevolg dat veel ziekenhuizen dat programma niet hadden. Dat programma heette 'Apache'. De vraag van MSD was nu: kan dat niet goedkoper en in een calculator die in elk ziekenhuis aanwezig kan zijn? Nu had Hans Schoonemeijer een neef en die neef was computer-programmeur. Deze neef kreeg van MSD de gegevens die de originele Apache berekende. In DOS schreef de jongeman een grafisch programma dat precies deed wat Apache I ook berekende, alleen je hoefde geen gegevens in te geven, want dit programma begon met de basis-gegevens van een gezond persoon en met twee knoppen hoefde je alleen maar hoger of lager te kiezen totdat je de gemeten gegevens had. En zo werkte men een tiental gegevens af en kwam met een eindcijfer en dat eindcijfer gaf aan of een patiënt in deze conditie geopereerd kon worden of niet. Hans Schoonemeijer heeft vervolgens een schermschema op laten maken waarin elke waarde was vertegenwoordigd. Hij bedacht dat de calculator maar vijf knoppen nodig had: Een aan- en uit-knop, een correctieknop, een 'hoger'-knop, een 'lager'-knop en een 'enter'-knop. Toen moest het DOS-programma worden vertaald voor de te gebruiken processor en klaar was 'Apache II'. De
calculator kostte 30 dollar en de berekeningen waren binnen enkele minuten te doen. Natuurlijk werd die calculator een wereldwijd succes en heeft in de loop der tijd vermoedelijk velen het leven gered. Dit werd dus de eerste calculator die ik heb getekend, nog in CorelDraw 9 dat ik van huis had mee genomen. Inmiddels zijn er velen van dat soort calculators in de wereld maar geen heeft de eenvoud van Hans Schoonemeijers ontwerp. Want hij ging ervan uit dat in een intensive care situatie snel fouten kunnen worden gemaakt als men met een toetsenbord van knoppen cijfers moest ingeven. Na MSD kwamen ook andere farmaceutische bedrijven die calculator's wilden hebben. De meeste berekenden aan de hand van ingevoerde gegevens de hoeveel medicijn die een patiënt bij een bepaalde ziekte moest nemen. Maar ik moest ook een soort tabel gaan maken die aangaf wat de kans op het oplopen van een bepaalde ziekte, gerelateerd aan leeftijd en roken of niet-roken, aangaf.
Boven links: 'Apache II', daarnaast creatinine-calculators, Body mass index (BMI) calculators, maar ook currency calculators en Euro-calculators. Die calculators met overeenkomend uiterlijk waren standaardmodellen van Tronica waar alleen een eigen ontwerp knoppen werden toegevoegd; dat scheelde enorm in de prijs. Dat hekje onderaan links is een hartritmemeter.
Als een bepaald product was ontworpen dan maakten de mannen in de werkplaats vaak eerst een grof model. Dat ging dan, samen met de tekening van mij en een drukbestand voor de zeefdrukker, naar China, waar vervolgens ook eerst een proefmodel werd gemaakt en dan moest ik aan de Chinezen in het Engels uitleggen wat er allemaal aan hun proefmodel mankeerde. Het werken met Chinezen vroeg vaak om een flinke portie geduld. Chinezen hebben andere tradities en regels als wij. Het begint al bij het feit dat ze op de vraag of ze iets kunnen maken, nooit 'nee' zullen zeggen, ook al weten ze zeker dat ze het niet kunnen. 'Nee' is onbeleefd. Je neemt de opdracht aan en probeert er het beste van te maken. En anders schuif je de opdracht door aan een ander bedrijf en lijdt desnoods verlies. Vormgeving begrepen de Chinezen ook niet. 'Design' was een begrip die aan hen niet was uit te leggen. Bij de kantoorartikelen hoorde een gewone calculator van gepolijst en geadoniseerd aluminium. Het moederbord en de knoppen, zeg maar de kale calculator, kostte 1 dollar. Zelfs de baas van dat grote Chinese elektronicabedrijf Tronica begreep niet dat mensen 40 dollar betaalden voor een calculator van 1 dollar in een aluminium omhulsel. Het gebruik van kleuren werkte bij hen ook anders als bij ons. Voor de Chinees heeft een bepaalde kleur een bepaalde betekenis. Ze gebruikten nooit wit omdat wit de kleur van de dood voor hen is. Zij gebruikten eigenlijk alleen maar rood, groen, goud en zwart. Toen ze van ons leerden dat men in de rest van de wereld kleuren niet op hun manier gebruikte, gingen zij op een gegeven moment ook met alle kleuren aan de gang, zolang het maar niet voor De kever is een print op een nieuwe generatie henzelf was. Maar het bleek toen dat ze DDC, Dikke Directeur Calculator. onze manier van kleurgebruik niet begrepen en kwamen met spullen die zo smerig van kleur waren dat je ze niet eens in je etalage zou willen hebben. Zij misten wat wij 'kleurgevoel' noemen totaal.
En dan is daar het verhaal van het pillendoosje. Hans Schoonemeijer had de opdracht gekregen om een pillen-dispenser te maken, een doosje met zeven vakken, voor elke dag een, waar men de dagelijkse pillen in kon bewaren. Daarvoor had hij een sluiting in de vorm van een plastic transportband bedacht. Weer de vraag aan de Chinees, of ze dat konden maken. Zij verwerkten ook plastic vormen voor hun calculators en dus konden ze de onderdelen wel gieten. Maar nu de montage nog. Na een week vroeg Schoonemeijer aan de Chinese baas van de fabriek hoe het ging. Het ging goed, ze waren ermee bezig. Nadat weer een week verstreken was, belde Hans Schoonemeijer weer op met dezelfde vraag. Het ging nog steeds goed. Toen drie weken verstreken waren en we nog steeds geen pillendozen hadden gezien, raakte Schoonemeijers geduld een beetje op. Na een maand kwam een pakje met pillendozen. Ze konden allemaal rechtstreeks de vuilnisbak in. Chinezen zijn in de regel harde werkers en doorzetters en ze doen wat hen gevraagd wordt. Maar, net als Japanners, teren de Chinezen op hun traditie. Dat betekent ook dat ze zich heel moeilijk aan nieuwe situaties kunnen aanpassen. Ze zijn niet individualistisch en gaan op eigen houtje nieuwe dingen uitproberen. Je moet een Chinees iets nieuws stukje bij beetje uitleggen en dan doet hij het wel. Japanners zijn naar Amerika en Europa gegaan om individualisme en persoonlijke creativiteit te ontdekken en zijn tot de conclusie gekomen dat zij op dat punt een achterstand van eeuwen hebben. Japanners hebben die achterstand echter razendsnel en vermoedelijk met een soort geweld ingelopen. Maar de Chinezen worden hierin al door hun politieke stelsel tegen gewerkt. Ik heb toen een soort stripverhaal voor onze Chinese vrienden getekend waarin ik niet alleen uitlegde hoe die doosjes gemonteerd moesten worden maar ik heb tegelijkertijd een machine voor hen ontworpen die de onderdelen voor hen los sneed van de gietmal en klaar legde om met tape beplakt te worden waarop dat mini-transportband in één keer gemonteerd kon worden. Het probleem was opgelost en een week later stroomden de pillendoosjes bij ons binnen. Toen de directeur van de Chinese fabriek die zo groot was als een dorp, bij ons op bezoek kwam, werd ik aan hem voorgesteld. "He makes the drawings," zei Schoonemeijer met een handgebaar naar mij. De miljonair maakt een kleine buiging en zei: "You do good work..." en nog iets dat ik niet verstond want zijn Engels was eigenlijk alleen door Hans Schoonemeijer te verstaan.
Hans Schoonemeijer was eigenlijk internationaal beroemd geworden, niet door zijn kantoorartikelen en niet door zijn calculators voor de farmaceutische industrie, nee niet daardoor... maar door lampen, door halogreenverlichting. Ik was er niet bij, Axel wel, want het was vóór mijn tijd. Hij had toen een kleine stand op een industriebeurs in Milaan. Ze kwamen aan in de enorme hal op het beursterrein en men had niet voor elektriciteit gezorgd. Dat wil zeggen, er waren centrale stopcontacten her en der in de hal maar niet bij de stands. Iedere standhouder moest voor zijn eigen stroomvoorziening zorgen. Hans Schoonemeijer had wat halogeen lampjes bij zich maar niet genoeg kabels om alle lampen van stroom te voorzien. Hij had wel ijzeren etalagerekken, rekken met ijzeren staanders met metalen steuntjes voor glazen platen die met staalkabels recht werden gehouden. En toen bedacht hij het volgende. De halogeenlampjes consumeerden zwakstroom, zes Volt, en weinig Watt. Wat hij nodig had, was een transformator en stroomdraad. Stroomdraad was op de beurs ruimschoots aanwezig en een transformator had hij bij zich. Hij trok een stroomkabel van de dichtstbijzijnde stopcontact naar de transformator die hij tussen dozen had weg gemoffeld. Vanaf de transformator trok hij een dunne draad naar de stellingen en zette daarmee alle 4 stellingen onder stroom. Het was maar zes Volt dus dat kon weinig kwaad. Een andere draad trok hij naar de metalen kabels die de glazen platen recht hielden, maar hij had ervoor gezorgd dat die kabels nergens direct contact met de staanders maakten, want de ophangingen waren van plastic. Hij bevestigde stevig koperdraad aan de polen van de halogeenlampjes, waarvoor hij de fittingen ooit zelf had ontworpen. Vervolgens klemde hij krokodillenbekjes aan de staanders en aan de draagkabels en legde de halogeenlampjes met de stukken koperdraad op de krokodillenbekjes. Aanvoerkabel en transformator waren niet zichtbaar. In de loop van de beurs ging meer aandacht van de bezoekers uit naar zijn verlichting dan naar zijn luxe kantoorartikelen. Aan de overkant was een grote stand van een Italiaans bedrijf dat designlampen produceerde en verkocht. Op een dag was de directeur en hoofdontwerper van dat bedrijf aanwezig. Ook hij kwam even kijken naar de kantoorartikelen en toen viel zijn oog op de verlichting. Tevergeefs zocht hij naar een stroomdraad. Toen hij een lampje optilde ging het uit en toen hij het weer op het krokodillenbekje liet zakken, ging het weer aan. Dit was geweldig! Verlichting zonder stroomdraad. Hij begreep wel dat de stellage de stroomleverancier was maar als je de stellage aanraakte, gebeurde er niets. Inmiddels had Hans Schoonemeijer verder zitten denken. Stel, je plaatst een trans-
formator in een gat in een muur en dekt dat gat af met een plaat. En stel vervolgens dat je vanaf die transformator, verborgen in de muur, twee draden door de kamer laat lopen naar de muur aan de andere kant van de kamer en bevestigt die draden daar naast elkaar maar onafhankelijk met kabelspanners aan de muur, dan kan je overal langs dat traject halogeenlampen tussen die twee draden ophangen. Hij had een baanbrekende uitvinding gedaan. De Italiaanse lampenontwerper ging met Hans Schoonemeijer rond de tafel zitten en er werd een contract gesteld. Hans Schoonemeijer behield de rechten van het idee en ging een aantal modellen ontwerpen waarvan sommigen tot in Amerika werden verkocht. Hijzelf kreeg vier jaar lang elk jaar 250.000 dollar aan rechten. HP Design kon voorlopig niet meer stuk. Uiteindelijk liep de zegetocht spaak op de brandweer. Iemand had bedacht dat het systeem brandgevaarlijk was als iemand een natte dweil over de twee draden gooide, dan kon er oververhitting van de transformator plaats vinden en uiteindelijk brand uitbreken. Het idee was natuurlijk absurd, maar zo werkt het in Amerika, in het land waar je bij de handleiding voor de magnetron moet vermelden dat je er geen levende wezens zoals huisdieren in mag drogen of waar je op een koffiebeker moet zetten dat de koffie mogelijk heet zou kunnen zijn. Toen Amerika afhaakte, hield ook Europa het voor gezien. Dat was het moment dat ik in beeld kwam. Ik heb nog tekeningen gemaakt van een nieuw ophangingssysteem met geanodiseerd koperdraad dat een isolatielaag heeft van 0,02mm en een isolatie-stripper voor de plekken waar de lamp moest komen. Daarnaast heb ik ook allemaal halogeenlampen mogen tekenen die de handel nieuw leven moesten inblazen. Maar de halogeenmode was over en hoewel er nog wel vragen kwamen uit Italië, stierf de handel in dit soort artikelen een natuurlijke dood. Hans Schoonemeijer kwam nog enige tijd met het ene idee na het andere en ik zat het allemaal te tekenen met CorelDraw dat dagelijks meerdere malen crashte en soms dermate tergend langzaam was dat het mij tot wanhoop dreef. Het toppunt beleefde ik toen de heer Schoonemeijer een lampje had bedacht dat uit twee scharnierende vierkante bakjes bestond die als een soort doosje open en dicht klapten. In elk deel van dat bakje zat een tiental gaatjes waardoor licht naar buiten kwam als het doosje dicht was. Maar als je direct licht wilde hebben, klapte je het doosje open. Ik had al die gaten met een soort transparante lichtkrans getekend en wilde nog even een printje maken voordat ik met
Margreet boodschappen ging doen. Toen er naar een half uur nog geen printje kwam, heb ik de computer verder laten rekenen en ben op de motor naar Margreet geracet. Die had geen zin meer om te wachten en is alleen boodschappen gaan doen. Toen ik na drie kwartier weer op de zaak kwam, was er nog steeds geen printje. Ik heb het programma toen afgesloten, weer opgestart, de tekening geladen, die omgezet naar een bitmap en de bitmap uitgedraaid, maar de lichtverlopen om de gaten waren vlakke vlekken geworden. Ik had de grens van CorelDraw bereikt. Vandaar dat ik blij was toen maanden later CorelXara op de markt kwam. Die had met een dergelijke tekening geen enkel probleem. Vanaf dat moment heb ik alleen nog maar met Xara, welke versie ook, gewerkt.
Links: Het nieuwere, geïsoleerde halogdeensysteem van HP Design. Rechts: Een hedendaagse kopie van het systeem, andere vormgeving.
Naast de gebruikelijke experimenten met halogeen-systemen, had heer Schoonemeijer voortdurend nieuwe ideeën, want met mij naast hem kon hij alles onmiddellijk in beeld omzetten. Zo bedacht hij een waterdichte halogeen-bol die op een accu functioneerde die hij van een speciale oplader voorzag. Wat hem intri-
geerde, was het optische effect. Het aan en uit schakelen van de lamp gebeurde radiografisch door een afstandsbediening. Het was de bedoeling dat de lamp ergens buiten in de tuin dienst deed maar tegelijkertijd mobiel was, hij kon mee naar binnen worden genomen, maar hij kon ook in het zwembad worden gelegd. Een lamp die op het water dreef, was er nog niet. Het product is nooit echt van de grond gekomen. Door welke problemen hij werd gehinderd, weet ik niet meer. Het idee was aardig en daar bleef het bij. Hoewel hij weer ging exposeren op de beurs, bleven de calculators voor de medische tak zijn grootste bron van inkomsten. Misschien was de wereld op dat moment niet rijp voor zijn ideeën of was de markt niet soepel genoeg.
Advertentie voor de beursaanwezigheid. Ter gelegenheid van dit evenement was er zelfs een De ballamp op de oplader met afstandsbedie- nieuwe bedrijfsnaam aan de bestaande toe gening. voegd.
Intussen ging de productie van medische reclame-artikelen gewoon door. Naast de productie in China die steeds iets geavanceerder werd, experimenteerde Hans Schoonemeijer ook met diverse materialen. Geanodiseerd aluminium was een van zijn eerste experimenten. Aluminium heeft de neiging om op den duur dof te worden en in gepolijste vorm is het gevoelig voor vingerafdrukken en andere invloeden wat het vlekkerig maakt. Met het proces van elektrisch opbrengen van een transparante beschermlaag, wordt het betrekkelijk ongevoelig voor diverse invloeden. Toen de computers het kantoor gingen beheersen, kwamen ook de muismatten in zwang. Om in stijl te blijven bedacht Hans Schoo-
nemeijer dunne stalen muismatten, meer of minder ontstaan uit stalen bureauleggers of -matten. Deze liet hij in eerste instantie bespuiten met zwart Nextel. Nextel is een verfachtig medium dat in de ruimtevaart wordt gebruikt omdat het ongevoelig is voor welke invloeden dan ook. Je kan het in de regen leggen en er met een vrachtwagen overheen rijden, het neemt geen vocht op maar ook geen vuil. Het is absoluut afstotend maar er hangt ook een prijskaartje aan. Één van zijn eigenschappen is dat het ook geen licht reflecteert. Van de zwarte bureauplaten werd alras afgezien en de kleur werd gemengd tot donker grijs, want mensen klaagden erover dat ze door de zwarte platen naar binnen werden gezogen. Het zwart was zo absoluut zwart dat mensen het gevoel kregen in een oneindig diep gat te kijken. Nextel had ook een bepaalde stroefheid waardoor niets wat erop lag, verschoof. Dat vond men een prettige eigenschap en ik heb zelf ook lang een dergelijke muismat gehad, ook toen ik met trackballs begon te werken. Een ander materiaal dat het bij HP Design goed deed, was Corian. Corian is een aluminium-afvalproduct, al zou je het absoluut niet zeggen want in al zijn vormen lijkt het op kunsthars. Het werd bij HP Design gebruikt voor ontwerpen die men anders in natuursteen zou verwachten. Corian was niet echt hard en ook niet onbreekbaar maar het was makkelijk te bewerken en zag er altijd goed uit. Oorspronkelijk had het een ivoorachtige kleur maar men was er inmiddels in geslaagd om het in alle mogelijke kleuren en structuren te fabriceren. In veel gevallen leek de kleurstelling op een heel fijn soort granito, het spul waar men vroeger keukenaanrechten van maakte.
Corian griffeldoos, een variatie van de antieke houten Duitse griffeldoos die kinderen mee naar school kregen toen er nog met griffels op leiplaat werd geschreven.
Een van de laatste materialen die ik Hans Schoonemeijer heb zien gebruiken, was 'Hylite' van Corus-Hoogovens. Het product bestond uit platen van twee lagen aluminium met daartussen een laagje taai, buigzaam plastic (polypropylene). Een plaat werd geleverd in dun, beschermend blauw plastic film. Als je een stuk had uitgesneden met een metaalschaar (snijmachine) en je freesde er heel voorzichtig een gleuf aan één kant van het stuk plaat in tot op de plastic kern zonder die te beschadigen, dan kon je het aluminium één kant op breken zonder dat het echt brak. Op die manier kon men dozen en van alles buigen en in elkaar zetten. Op een gegeven moment heeft Hans Schoonemeijer er zelfs calculatorbehuizingen van gemaakt. Je kon het spul ook aan twee kanten in frezen, dan had je iets dat, als een deur, twee kanten uit knikte. Het plastic laagje was praktisch onverwoestbaar, zolang je het bij het infrezen heel liet. We hebben er melkpak-containers van gemaakt, bloemvazen, urnen, afvalbakken, opbergdozen... Het was geweldig materiaal.
Hylite melkpak-containers, links; printpapier-dispenser, rechts.
Maar voordat er met de meer geavanceerde materialen werd geëxperimenteerd, had Hans Schoonemeijer zich in een heel ander soort avontuur begeven. Een goede vriend van hem, net zo wisselvallig als hijzelf, was steenhouwer. Hij had een bedrijf dat grafstenen importeerde maar ook zelf fabriceerde, als er genoeg geld tegenover stond, Steenhouwerij Mizée; de naam wees mogelijk naar Franse Hugenoten die in de zeventiende eeuw naar Nederland waren gevlucht. Voor steenhouwerij Mizée had Hans Schoonemeijer een indrukwekkend grafmonument gemaakt dat op het Alkmaarse kerkhof zowel de uitingsbehoefte als de financiële draagkracht van de nabestaanden weerspiegelt.
Dit project bracht de heren Mizée en Schoonemeijer op het idee om in bepaalde projecten samen te spannen. Grafmonumenten waren er al in formaten, prijsklassen en vormgeving; wat er nog niet was waren monumenten die een serie vertegenwoordigden en monumenten die op de begraafplaats urnen vertegenwoordigden. Voor de laatsten vond de heer Schoonemeijer de term 'Urnamenten' uit. Hij maakte een aantal schitterende ontwerpen, want dat kon hij wel, zoals ik al eerder had laten doorschemeren. De bedoeling was om een hele serie van die 'Urnamenten' te maken en die vervolgens bij diverse begrafenisondernemingen tentoon te gaan stellen. Er werd een tentoonstelling georganiseerd, er werd een beschrijvende folder gedrukt en ondernemers kwamen kijken om zich te laten informeren. En toen kwam men bijeen om te kijken, hoe de buit verdeeld kon worden. Er zat een kostprijs aan de
dingen zover het 't materiaal betrof en de werkzaamheden van de steenhouwerij. Dat was logisch, dat begrepen zelfs de grafdelvers. Hans Schoonemeijer wilde een bedrag voor het ontwerp en toen wilden de begrafenisondernemers ook nog een forse winstmarge uit het project. Alles bij elkaar opgeteld, werden de projecten te duur. Aan de schone kostprijs was niets af te dingen. Dingen kosten nu eenmaal wat ze kosten. Toen vonden de begrafenisondernemers dat de inbreng van Hans Schoonemeijer dan maar moest vervallen. Dat was alleen maar opdat de begrafenisondernemingen hun winstmarge konden handhaven. Nu weten we allemaal dat er geen grotere oplichters zijn dan begrafenisondernemers, mogelijk een enkele uitgezonderd. Maar zoals overal de uitzondering de regel bevestigt, zo geldt dat zeker in deze tak van sport. Omdat zowel de heer Mizée als de heer Schoonemeijer op het standpunt bleven staan dat de ontwerper er ook een aandeel aan de buit diende te verdienen, haakten de begrafenisondernemers af en ging het project weer de la in. Nu ik aan de computer zat en het ene ontwerp na het andere, in opdracht van Hans Schoonemeijer en op een vast uurloon, de wereld in hielp, werd het project weer interessant. Het bleef niet bij 'Urnamenten' maar na de introductie van Hylite kwamen ook de urnen zelf in zicht. We hadden een bedrijf in het zuiden des lands ontdekt dat kleurkopieën op metaal maakte. De uitvoerende persoon spoot het metaal eerst wit als drager en daar werd, in een bepaald proces, de afbeelding ingebrand. Maar die afbeelding had in feite op elke witte ondergrond kunnen staan zolang die niet hittegevoelig was. Hans en ik hadden het zoveelste informatieve gesprek en daar rolde uiteindelijk uit dat het misschien wel een idee was om die witte ondergrond weg te laten en direct op het aluminium de kopiëren. De drukker aarzelde maar deed toch een poging. Normaal scande hij eerst een afbeelding voordat hij ze kon afdrukken. Dat levert verlies aan scherpte en kleur op. Maar van ons kreeg hij een tekening. Het resultaat was prachtig. Hans Schoonemeijer was dermate enthousiast dat hij naar me toe kwam met de mededeling dat we ons proces geheim moesten houden want volgens hem was dit helemaal nieuw en kon nog wel heel succesvol worden. Ik zocht afbeeldingen bij elkaar die het goed zouden doen op een aluminium urn en schreef zelfs een aantal overlijdensgedichten. Ik hoefde me nooit te vervelen in die tent. Een voordeel bij mijn werk was dat tijd geen rol speelde; het resultaat moest alleen niveau hebben.
Naast mijn taak, begon de Italiaanse architecte Marisa David, die er op een gegeven moment bij gekomen was, ook urnen te ontwerpen die van corian konden worden gemaakt. Dat kon in de eigen werkplaats gebeuren. Hans Schoonemeijer had zich halverwege de rit gestort op het bedenken van grafstenen. Tot leedwezen van de steenhouwer, gebruikte hij veel glas. Daarvoor was ik met hem naar een glasblazerij geweest om te zien wat er allemaal mogelijk was.
Links: Diverse grafmonumenten, beperkt overzicht. Rechts: 'Urnamenten', beperkt overzicht. Met dit ontwerp was de steenhouwer niet blij omdat hij een hoop materiaal moest weg hakken. Daar houden steenhouwers niet van.
Schoonemeijer hield van grafische effecten. Links vormen ruimte tussen de opstaande stenen en de gouden tekst een kruis. De beer op de kindergrafsteen is van verschillend gekleurde schijven glas die op elkaar zijn gesmolten. Grondplaat en glas dienen voor het aanbrengen van tekst.
'Urnamenten', nog uit de tijd van Corelraw 9. Het werkje links is nog uit de eerste collectie van Hans Schoonemeijer, rechts is mijn bijdrage, al was het idee niet van mij. Ik zorgde alleen voor de digitale weergave.
Inmiddels was CorelXara op de markt verschenen en bleek er grafisch niets meer onmogelijk te zijn. Waarschijnlijk was ik de eerste in Nederland die professioneel met het programma werkte. Dat hield verschillende dingen in. In eerste instantie stuurde ik tekeningen op naar de makers van het programma, Xara Ltd. in Engeland. Daarop werd ik uitgenodigd om een website te maken waarin ik tien of twaalf tekeningen onderbracht die in Amerika in een maandelijkse voorbeeld-cd konden worden opgenomen. Zo werd ik tekenaar-van-demaand-November van het jaar 2000. Daarnaast kreeg ik in een Nederlands tijdschrift over digitaal tekenen dat eerst «Corel Graphics» en later «Color Graphics» heette, een vaste plek waarin ik beginnende en gevorderde tekenaars les gaf in hoe je op de computer met CorelDraw en CorelXara tekeningen kon maken. Daarin ging ik soms te ver. Ik had de lat iets te hoog gelegd. Toch behield ik de artikelserie tot het stopzetten van de productie.
Ik begon makkelijk, vond ik, met een alternatief bord voor het çolor graphics magazine, een groen marmeren plaat met de spiegeling van een Hollands landschap, met daarop de naam in chrome letters. De moeilijkste klus die ik als voorbeeld gaf, was de ruimtelijke projectie van een woonhuis in Schoorl dat door een architect van de organische stijlgroep was ontworpen. Ik had dat huis aan de hand van bouwtekeningen getekend voor de klant omdat het architectenbureau dat niet had gedaan. Ik vind dat een eerste vereiste van een architectenbureau om op voorhand te laten zien hoe het gebouw eruit kwam te zien. Maar ja, dat leerden ze niet meer in Delft, zoals we weten. Rechts: Bij de viering van nummer 50 van het maandblad maakte ik deze tekening.
Het was in die tijd dat ik mijn latere echtgenote ontmoette, mijn huis liet opknappen en verkocht en in Watergang, tussen Amsterdam-Noord en Purmerend, ging wonen. Ineens had ik een gezin te onderhouden. Hans Schoonemeijer vond dit een vervelende ontwikkeling. Hij had het gevoel dat hij mij met iemand moest delen die belangrijker voor me was dan hij. Om nu naar Alkmaar te komen, was ik een dik half uur met de motor onderweg. De Jawa had plaats gemaakt voor een BMW K100 die ik beter niet had kunnen kopen en die uiteindelijk plaats maakte voor een MotoGuzzi California Jackal met een 1200cc motor er in. Die motor heb ik 12 jaar gehad en er 175.000 kilometer mee gereden.
Als er voor mij één motor boven alle anderen uit moet steken, dan is het de MotoGuzzi California. De mooiste motor aller tijden kwam ook van dit merk, de MotoGuzzi V7 Special. Mijn eerste kennismaking met het merk was op een ruilmotor tijdens een reparatieweek van mijn eigen BMW. Het was een 850cc MotoGuzzi California T3. Het eerste wat opvalt bij een Guzzi is het geluid dat er uit de uitlaten komt, een diepe harde roffel, een geluid dat je van een Harley zou verwachten. De Guzzi California heeft trouwens veel weg van een Harley. De motor is ontwikkeld na een vraag van de leiding van de Californian Highway Patrol. Starsky & Hutch reden op zo'n ding. Het enige zwakke punt van deze prachtige motor was en is zijn lakwerk; Italianen roesten in de folder al.
Op een goede middag, of eigenlijk een niet zo goede middag, reed ik bij prachtig zomerweer langs het Noord-Hollands kanaal tussen Purmerend en West-Grafdijk, toen uit het hoge gras van de dijk vlak voor mij een zwart-witte kat de weg op sprong. Automatisch greep ik de rem, een reflex die iedereen wel kent maar wat in een dergelijke situatie niet slim is. Natuurlijk reed ik de kat dood, daar was niets aan te doen, ook al reed ik op die dijk nooit snel, juist vanwege overstekende beesten of spelende kinderen. Maar het domme beest sprong pardoes voor mijn wiel. Doordat ik remde, was de aanrijding zelfs heviger en schoot mijn voorwiel weg. Ik klapte op de grond en bleef gelijk liggen want ik voelde dat er iets vreselijk mis was. Ik was nog nooit blijven liggen, maar de pijn die ik nu voelde, maakte bewegen onmogelijk. De boerin en eigenaresse van de kat kwam vanuit de tuin de weg op gerend want ze herkende het geluid van een vallende motor. Haar broer waarmee ze samen woonde, reed ook op zo'n ding. Het was jammer van de kat, maar er waren in de loop der tijd al acht katten voor haar huis dood gereden. Dit was dus nummer negen. Met behulp van een aanwezige buurman draaiden ze me op de rug en ik kreunde het uit. Er was iets mis met mijn schouder. Ze sleepten me naar de dijk, waar ik kon zitten en belden de ambulance. Ik zal er een kwartier hebben gezeten, misschien twintig minuten, waarin de pijn te verdragen was. De ziekenbroeders kwamen en hun kennis van zaken bepaalde een gebroken schoudergewricht. Ik werd op een brancard gehesen, terwijl de boerin mij gerust stelde dat alles goed zou komen omdat zij voor dit soort schade was verzekerd. In het ziekenhuis wees de foto van mijn schouder uit dat deze gecompliceerd was gebroken maar de delen nog bij elkaar werden gehouden door weefsel. Ik kon een pikante zigzagvorm op de foto herkennen. Ik bleef een nacht en een dag ter observatie en kon daarna weer naar huis. Natuurlijk maakte mijn vrouw Marian de nodige grapjes. Dat was een van haar krachten. De schade aan de motor viel mee. Maar ik kon twee maanden, ondanks een verbazingwekkend snel genezingsproces, niet rijden en stelde aan Hans Schoonemeijer voor om gedurende de tijd dat ik aan huis was gekluisterd, het werk via Internet aan te leveren. In een normale werksituatie kan dat ook zeer goed maar niet bij de heer Schoonemeijer. Hij wilde zijn werknemers of medewerkers voor zichzelf, al zat hij steeds vaker achter zijn bureau te slapen en had hij geen idee meer wat er op die momenten om hem heen gebeurde. Nee, hij red-
de zich voortaan goed zonder mij, ik hoefde niet meer te komen. Gelukkig kreeg ik 4000 gulden van de verzekering uitgekeerd en was er voorlopig nog niets aan de hand. Marian had inmiddels psychologie gestudeerd en ging eerst werken bij scholen voor moeilijk hanteerbare kinderen en later als begeleidster in een instelling voor zwaar geestelijk gehandicapte 'cliënten' in Purmerend. Met Hans Schoonemeijer liep het echter minder gunstig af. Hij was in de tijd dat ik er nog werkte, zaken gaan doen met een Pakistaanse handelaar uit Amerika die iedereen daar wijs maakte dat hij uit India kwam omdat men ook daar niet graag zaken doet met Pakistani. Dat had de heer Schoonemeijer een waarschuwing moeten zijn. Maar de man bestelde bij hem medische calculators met duizenden tegelijk en heel even werd Hansje miljonair. Maar hij maakte dezelfde fout die veel mensen maken die ineens rijk worden, hij dacht dat het zo door zou gaan. En daarom kocht hij het kantoor en het huis aan de voorkant op en ging het hele perceel grondig verbouwen. Er kwam zelf een groot zwembad op de begane grond, want dan kon hij elke dag een rondje zwemmen. De arts had hem namelijk lichaamsbeweging aan geraden omdat hij veel te dik was om nog lang van het leven te kunnen genieten. De verbouwing die hij samen met de Italiaanse architecte en haar vriend had ontworpen en voortdurend heeft veranderd, werd even duur als gewaagd. Hij probeerde daarmee klassiek (het pand stamde oorspronkelijk uit de zestiende eeuw) en modern te combineren, een onderneming die uiteindelijk 8 miljoen gulden ging kosten.
Schetstekening van het eerste ontwerp voor de verbouwing van de panden op Grootnieuwland.
Dat vond de Pakistaanse handelaar een mooi moment om met de handel te stoppen en op een eilandje voor de kust van Zuid-Amerika van zijn miljoenen te genieten. Pats, geldkraan dicht! Het bedrijf sukkelde nog even door maar het was voorbij. Hans Schoonemeijer kreeg darmkanker en voordat iedereen goed in de gaten had wat er gaande was, overleed hij, feitelijk failliet, achtenveertig jaar oud. Voor zijn echtgenote had hij geen cent opzij geZoals het werd en er nu staat. legd want tja, het leven draaide immers uitsluitend om hemzelf. Zij kon nog even in het huis dat nooit helemaal af was, blijven wonen totdat de bank een koper vond en zij een huurwoning in een buitenwijkflat van Alkmaar betrok. Maar voordat het zover was en Hansje nog, zover dat vreselijke lichaam het toeliet, rond huppelde, in een tijd dus dat ik nog dagelijks deel uit maakte van de kleine club van medewerkers, had hij nog een laatste, gedurfd plan. Twee zaken liepen een beetje door elkaar heen. Toen H. S. nog dacht dat de geldstroom nooit op zou drogen, vatte hij een oud plan op volgens welk hij in het achterste gedeelte van zijn huis een besloten club wilde organiseren. Daar wilde hij mensen uit alle rangen van de bevolking, een of wat ambtenaren, wat ondernemers maar ook een timmerman en zo voor uitnodigen die allen een sleutel van het etablissement in de vorm van een chipkaart zouden krijgen. Eenmaal per jaar zou elk lid van deze club een ton storten in de verenigingskas en van die tonnen moest dan het een en ander gemeentelijk ondernemen worden gerealiseerd. Het geheel rook een beetje erg naar Loge met een Duits tintje en niemand leek zich af te vragen hoe een timmerman jaarlijks een ton in een clubkas kon storten. Maar dat was Hans Schoonemeijer ten voeten uit. Dat soort details interesseerden hem niet. Het was allemaal te doen om macht. Hij wilde de gilde opnieuw uitvinden. Natuurlijk zocht men naar voorbeelden. Wat zou zo'n clubje notabelen met een miljoen per jaar voor projecten willen realiseren? Er kwam een thema, erg herkenbaar ... plop ... in beeld springen: Alkmaar autovrij maken, want Alkmaar kende, net als elke stad, een parkeerprobleem. Natuurlijk moest er
aan kunnen worden verdiend. En dus werd er het volgende bedacht. Stel, de Gemeente koopt enkele duizenden Smarts en die stelt ze, tegen betaling natuurlijk, ter beschikking aan autobezitters. Daar staat dan tegenover dat niemand die geen eigen garage heeft, zijn auto in de stad mag parkeren. Alle garageloze auto's moesten naar een bewaakte parkeerplaats of garage buiten de stad. En daar kon men een Smart pakken om thuis te komen. Die Smart liet men in de straat staan. Iedereen die op dat moment of later vanuit dezelfde straat naar zijn eigen auto in de parkeergarage wilde, kon de Gemeente bellen en horen waar er een Smart in de straat stond. En ik zat al die onzin braaf uit te tekenen. De ex-hoofdambtenaar van de Gemeente en vriend van de heer S. vond het een prachtig plan. Hij zou de Gemeente wel overtuigen. Natuurlijk was er op veel technische vragen geen antwoord bedacht maar dat donderde niet want problemen zijn er om opgelost te worden. Bij elk van die projecten wierp H. S. zich natuurlijk op als leider van het project en zo hoopte hij wellicht om koning van Alkmaar te worden. Ik liet het al doorschemeren, in het Derde Rijk was hij niet meer te stuiten geweest. Dat geeft weer aan dat een ogenschijnlijk briljante man tegelijkertijd een soort gek kan zijn. Ik vergeleek hem al met Göring en inderdaad was Göring ook niet te stuiten. Hij was ooit vliegenier in de Eerste Wereldoorlog geweest en tussen de nazi's kon hij een soort koning van Pruisen worden. Geef ze de ruimte en ze hangen de Nachtwacht in hun kasteel. Het kan kort duren, het kan lang duren maar uiteindelijk haalt de realiteit hen in. Toch zag ik zelfs in 'mijn tijd' pregnante figuren revue passeren. Een jonge man kwam er een kleine werkplaats huren omdat hij thuis vanwege de komst van een kind geen ruimte had. Die man zat de hele dag vanaf zijn laptop met de hele wereld te bellen. Hij had ooit met een stel vrienden 'Skipe' uitgevonden en veel te goedkoop verkocht. Hij had multimiljonair moeten zijn maar in die tijd hadden ze er nog geen benul van wat een goed idee waard was. De programmeur die de codes voor de medische calculator om schreef naar de betreffende processor, heeft de 3D-printer uitgevonden. Hij begon met zijn experimenten met een bepaald type HP inkjetprinter. Uiteindelijk heeft hij zijn code aan een Duits bedrijf verkocht.
Dit soort mensen trok Hans Schoonemeijer ook aan. Het gebeurde allemaal om ons heen en we zaten erbij en keken er naar. Door Hans Schoonemeijer had ik Nico Mizée leren kennen. In het gezin Mizée was ook niet alles goed gegaan. Nico zelf was een aardige man. Maar natuurlijk had hij ook een tik. Aan de ene kant was hij zo krenterig en gierig als maar mogelijk was maar als hij het idee had dat hij iemand kon helpen, speelde geld ineens geen rol meer. Zijn echtgenote dirkte zich zo overdreven op als ze even de stad in ging alsof ze op de voorkant van een slecht modetijdschrift kwam te staan. De zoons van Nico Mizée spoorden geen van allen. Ze waren nergens voor te gebruiken en zaten gezamenlijk op de dood van de ouders te wachten om de erfenis te kunnen verdelen in de hoop, tot het einde van hun armzalige bestaan geen vin meer te hoeven verroeren. Voordat ik HP Design de rug toekeerde, had ik het bedrijfslogo van Steenhouwerij Mizée al veranderd. Daarna maakte ik een folder voor het bedrijf en uiteindelijk mijn eerste gigantische website. Op een gegeven moment ging Nico van zijn vrouw scheiden en verkocht de zaak aan zijn voorman. Maar op dat moment kwam de klad in de steenhouwerij. Grote opdrachten bleven uit. De firma strompelde nog een jaartje onder een nieuwe naam voort maar redde het niet meer. Ikzelf hield na al dat gedoe een enkele klant over, Wim Overmars, die in den Ilp een huis had laten bouwen en reclame maakte voor diverse scheepvaartmaatschappijen en havenbedrijven. Toen er nog regelmatig werd uitgebreid, heb ik tekeningen gemaakt voor het Waterland Terminal in Amsterdam, het grootste overdekte scheepsterminal in Europa. Ik leerde de eigenaar en oprichter van het bedrijf kennen, een van de weinige ondernemers waar ik niets tegen had. Zijn vader was ooit als turfsteker in Broek in Waterland begonnen. Die huurde op een gegeven moment een heftruck om zwaar materiaal te verplaatsen. En omdat mensen uit de omgeving zijn heftruck kwamen lenen, kocht hij er een en maakte van de heftruck-uitleen zijn bedrijf. Na de aanschaf van de zoveelste heftruck bood hij zijn diensten aan in de Amsterdamse haven. Er kwam een loods, de loods werd groter en op een gegeven moment had hij zijn eigen havenbedrijf op Jawa-eiland. Toen zijn bedrijf onder leiding van zijn zoon uit de voegen groeide, verhuisde men naar het Westelijk Havengebied in Amsterdam en begon met de aanleg van een overdekt terminal
Het Waterland Terminal in het westelijk havengebied in Amsterdam
VKC-Terminal, eveneens in het westelijk havengebied van Amsterdam, resultaat van een fusie.
waar vochtgevoelige lading kon worden gelost en geladen en op een gegeven moment was het een miljardenbedrijf geworden. Toen de inmiddels oude eigenaar (de zoon van de oorspronkelijke turfsteker) vond dat het genoeg was geweest, verkocht hij het bedrijf en gaf al zijn medewerkers een vette bonus. Deze man was een van de zeldzame figuren waar men wel eens in boeken over leest. Hij was ontzettend rijk maar woonde met zijn vrouw in een mooi en goed onderhouden maar oorspronkelijk houten huisje en reed in een oude goedkope auto rond. Hij is een keer bij ons in Watergang op bezoek geweest om een klus voor de kerk in Broek te bespreken. Hij had die middag in de tuin zitten wroeten en droeg een vies en bezweet T-shirt met een slordige korte broek en oude versleten sandalen. Hij deed niet aan sier. Een geweldige man. Wim Overmars heeft de opmaak van een boek over hem en zijn bedrijf gemaakt en ik verzorgde een deel van de illustraties.
Reconstructie en projectie voor het boek, gedaan aan de hand van enkele detailfoto's. De voertuigen kwamen uit mijn Winking-collectie en het schip heb ik in IJmuiden gefotografeerd, nadat ik mij bij de bemanning en de havenmeester had overtuigd dat het de juiste leeftijd had. Het Jawaeiland is tegenwoordig een moderne woonwijk.