Schetsversie Deel 17
Freelance Visualizer 'Freelance visualizer', wat houdt dat eigenlijk in? Elke keer als ik mijn beroep moest noemen of invullen, was er die vragende blik en het eigenlijk niet toe willen geven wat het is, tenzij men het echt moest weten, zoals bij de Kamer van Koophandel of de Belastingdienst. Bij de Kamer van Koophandel konden ze er in ieder geval niets mee. Een visualizer is iemand die men tegenwoordig waarschijnlijk eerder 'concept artist' zou noemen, iemand die een idee of plan of ontwerp zichtbaar maakt voor het publiek. Een architect ontwerpt een winkelcentrum en de visualizer maakt er een mooi plaatje van. Hij laat dingen zien die er nog niet zijn en die in zijn plaatje vaak mooier uitzien dan de toekomstige werkelijkheid. En 'freelance' houdt in dat de persoon in kwestie voor zichzelf werkt. Dat noemen ze tegenwoordig een zzp'er, een zelfstandige zonder personeel. Deze status heeft zo zijn voor- en nadelen. Het meest in het oog springende voordeel lijkt het feit dat men 'vrij' is. In het meest extreme geval houdt dat in dat men zijn eigen werktijden kan bepalen. Maar die vrijheid heeft in de regel een prijs. En zoals bijna alles in het leven is de prijs altijd hoger dan het privilege dat men ervoor terug krijgt. Het nadeel van die status is dat men absoluut niet beschermd wordt tegen welke machten dan ook. Men moet in zijn eigen pensioen voorzien waar vaak niet het geld voor is. En men moet zijn eigen prijs bepalen en daarvoor zeer goed op de hoogte zijn van de eigen marktwaarde. In mijn geval werkte dat niet echt want ik ben absoluut niet zakelijk ingesteld. Ik zou nog voor niets hebben gewerkt, als ik van woning en voortbestaan werd voorzien. Als visualizer werkt men in de regel commercieel en veel visualizers sluiten zich aan bij een agentschap. Dat heeft tot voordeel dat het agentschap voor het werk zorgt en daarmee ook de financiële basis maar het heeft als logisch nadeel dat men aanzienlijk duurder is voor de klant want het agentschap haalt zijn inkomen bij jou en jouw collega's vandaan. Ik ben nooit aangesloten geweest bij een agentschap want in eerste instantie waren mijn vaardigheden te beperkt, vond ik en in tweede instantie had ik altijd wel klanten die nooit naar een agentschap waren gestapt. Na mijn avontuur bij CMS ging ik dus thuis werken. De eerste grote klus kwam van Wim Overmars die zich voorlopig weer in zijn souterrain had terug getrokken. De klant was Holland Sweetener Corporation HSC. En het was gelijk een spannende klus, bijna crimineel. Wat was er aan de hand?
De Amerikaanse pharma-gigant Searle liet, naast alle mogelijke andere chemische rommel ook zoetstoffen fabriceren. De naam NutraSweet zal bekend klinken. NutraSweet was een aspartaam-product dat door Searle & Company was ontwikkeld en in bijna alles te vinden was wat maar enigszins met zoetstoffen te maken had, zoals vrisdranken, alle mogelijke soorten gebak, eigenlijk alles wat maar enigszins zoet smaakt en voor de persoonlijke energievoorziening liever geen suiker moest bevatten. Om te zorgen dat Searle een monopoliepositie kon houden, werden wereldwijd bedrijven omgekocht met grote sommen geld en goederen. Die smeergelden liepen in de miljoenen. Toen hebben Europese bedrijven van frisdranken en andere zoetstof houdende artikelen de koppen bij elkaar gestoken en de smeergelden in een pot gedaan en opgespaard. Een en ander gebeurde onder toezichthouding van het in Nederland opgezette bedrijf HSC. Toen genoeg geld bijeen was gezameld, heeft men in Japan een aspartaam-fabriek opgezet om daarmee het monopolie van Searle & Company te doorbreken en aspartaam voor eigen gebruik te produceren. Om zoveel mogelijk bedrijven in de nieuwe corporatie te verenigen, werd in Nederland een reclamecampagne gestart waarmee de komst van het Europese aspartaam uit Japan werd aangekondigd. De opdracht voor de campagne kwam terecht bij Wim Overmars en de bijbehorende illustraties werden mijn verantwoordelijkheid. Wims eerste idee was dat het eruit moest zien als een Walt Disney cartoon. Dat was een prima idee en iedereen was daar ook blij mee... totdat de vrouw van de directeur van HSC zich ermee ging bemoeien. Dat wijf had ooit een schilderscursus gevolgd en had haar eigen idee over de uitvoering. De aanwijzingen van Wim Overmars volgend, was ik elfjes gaan schetsen die met een toverstaf tussen drank en taart door zouden gaan fladderen en sterretjes van zoetstof moest sprenkelen. Prima beeld, niets mee aan de hand. De bemoeizuchtige zoetstoftaart van de directeur vond het maar niks. Nee, er moest een model aan te pas komen. Ik kende toevallig een bekende fotograaf, zoon van mijn kamerverhuurders. Hij zorgde voor een model en maakte een aantal foto's. Aan de hand van die foto's maakte ik een tekening. Wim Overmars vond haar prachtig. Maar de zuurstoktrut van de directeur vond haar te sexy. Intussen had ik de achtergrond en de omgeving van diverse situaties waarin het elfje haar ding moest doen, al geschilderd. Daar waren geen correcties op.
Schetsen van elfjes : Er moest dus eerst een elfje worden ontworpen dat op alle komende campagnes weer terug moest komen en dat je overal kon gebruiken, op verpakkingen, of folders, op stickers, op T-shirts... zolang het maar niet leek op het elfje van Peter Pan.
Schilderij van ons model-elfje. De met smaak behepte vrouw van de directeur vond haar te sexy - een elje heeft, volgens haar, geen borsten. Het mocht wel zoet maar niet lekker zijn.
Schilderij van acrylverf van het zoete spul, nog steeds in de sfeer van Walt Disney. Japanners airbrushden dit soort taferelen alsof het een foto was. Ik had er boeken van in huis. Maar ik deed het met acrylverf, zoals ik ook andere schilderijen met acrylverf had gemaakt.
Uiteindelijk kwam het kunstmens van de schilderscursus met een eigen model aan slepen. Het meisje was wel mooi, daar niet van, maar ze had niets van een elfje, meer iets uit een Amerikaanse studentenfilm in de geest van «American Pie». Dit moest ze dan worden, het suiker strooiend elfje. Het is een leuke meid, daar niet van, maar ze is ook de doodsteek voor het concept. Volgens mij gebeurt het vaak in de reclame: mensen die zonder verstand de gang van zaken bepalen.
Oké, zij dan maar. Maar van het oorspronkelijke idee van Wim Overmars, dat best passend was, bleef niets over en de campagne sloeg nergens meer op. Dat wijf had haar zin gekregen en de hele zoetstof-actie bloedde uiteindelijk dood. De fabriek is er wel gekomen. Op de dag dat ze werd geopend, waren alle betrokken directeurs feestelijk aanwezig. Met theatraal gedoe werd er op een symbolische glimmende rode knop gedrukt, waarmee de machine in gang werd gezet. Daar waar in het productieproces het aspartaam moest worden opgevangen om verder verwerkt te worden, had men demonstratief een doorzichtige plastic zak opgehangen. De machine maakte geluid, hij werkte maar verder gebeurde er NIETS. De plastic zak bleef leeg. Er steeg teleur gesteld gemompel op, protest werd luid, tot dat er iemand opgewonden met zijn tong over zijn lippen streek. Shit! Zoet, vreselijk zoet! Alles en iedereen zat besneeuwd met een nauwelijks zichtbare laag zoetstof. Het spul was dermate fijn dat geen enkele koppeling en afdichting het tegen kon houden. De machine moest weer helemaal worden gesloopt en van hele speciale afdichtingen worden voorzien. Ik heb ooit van de directeur van het reclamebureau waar Wims opdracht vandaan kwam, een wit korreltje gehad ter grootte van een speldenknop. Ik proefde en heb nog nooit iets geproefd dat zoeter was dan dit speldenknopje. "Ja," legde de man mij uit, "en van dat speldenknopje is 90% vulmiddel, want de zoetstof zelf zie je niet met het blote oog." Het bureau was blij met mijn werk en ze vonden het jammer dat het zo raar gelopen was. Het feit dat de directeursvrouw de boel zo had verpest, had ik trouwens niet van hem, dat was in vertrouwen aan Wim verteld om uit te leggen waarom zijn idee naar de knoppen was geholpen. Het definitieve schilderij van de teenager met vleugels, zoals de echtgenote van de directeur van HSC het wenste. Het sloeg allemaal nergens meer op. Ik heb mijn geld wel gehad en kon alle veranderingen in rekening brengen maar Wim was niet blij.
Dit was een schilderij van het oorspronkelijke concept, voordat de suikerspin zich ermee ging bemoeien. Dit is nog een elfje
Het uiteindelijke 'elfje', een studente met vleugels. Goed onderwijs kan dat doen voor een jong mens. Maar waar vindt je nog goed onderwijs?
Ons eigen elfje, hoofd wat groot gehouden om een klein persoon aan te geven. Maar nee, zij was dus te sexy volgens de eerder genoemde suikerspin en dus...
... werd het dit, een advertentie voor badmode met een jonge, mooie leerlinge toverkol. Het reclamevak is een vreselijk vak; je moet er niets mee te doen willen hebben.
Na de klus voor Wim Overmars en HSC werkte ik voor 'iedereen'. Wie toevallig iets wilde, kon het krijgen want een mens moet leven en grote projecten lagen er niet, althans niet op dit moment. Mijn eerste echte computer-klus kwam van een klein en jong reclamebureau in een steegje in Alkmaar. Ze hadden een klant weten binnen te halen die afzuigapparatuur voor werk-plaatsen importeerde. Het was niet zomaar afzuiging, maar het waren behoorlijke machines met lange zuigarmen die niet alleen maar schadelijke stoffen weg zogen maar tegelijkertijd als lichtbron functioneerden. De illustraties moesten in drie kleuren worden uitgevoerd met handmatige kleurscheiding. Het moest in CorelDraw gebeuren en ik had nog maar een zwart-wit-scherm. De kleurwaarde van rood en blauw was gegeven. Toch was het niet makkelijk op een zwart-wit-scherm want je weet eigenlijk niet wat je doet. Ik loste het probleem op door te werken alsof ik in een oude versie van Adobe Illustrator zat te zwoegen. Omdat ik ook de kleurscheidingen handmatig moest doen, werkte ik gewoon in zwart en transparanten en maakte zo een zwart-tekening, een rood-tekening en een blauw-tekening, alles in zwart maar met de kleurwaarde als tekst aangegeven. Het werkte uiteindelijk prima; ik heb slechts een kleurfoutje gemaakt dat niemand zag, behalve ik. Maar ondanks CorelDraw kreeg ik onmiddellijk de smaak te pakken; digitaal tekenen, dat ging het voor me worden, hier zag ik mijn toekomst.
Illustraties voor Kemppi, mijn eerste echte 'full colour' digitale 'illustraties', hoewel... niet helemaal full colour, maar toch...
Naarmate je meer om je heen zit te klussen, leer je ook steeds meer mensen kennen. Frank Groot, de fietsenbouwer in Alkmaar vroeg of ik een folder voor hem kon maken, goedkoop, zwart-wit lijn. Zijn merk: Vittorio. Het moest naar de victorie van Alkmaar wijzen maar tegelijkertijd Italiaans klinken. Ik ontwierp
zijn logo, tekende fietsen en zette zijn folder in elkaar. Ik kreeg er een sportfiets voor. Op een goede dag belde er iemand op die net was afgestudeerd bij de VU in Amsterdam en hij wilde zijn meester-geneesheren bedanken voor hun lessen en hun wijze raad met een plaatje. Maar het moest wel cartoonachtig zijn. Geen probleem; ik kende mijn Rembrandt van Rijn.
De anatomische les van de VU.
Naast de fietsenmaker in Alkmaar was een winkeltje verschenen waar men ruiten en spiegels kon laten zandstralen. Je ziet zoiets, je kijkt even en je slaat het op. Op een goede dag belde Cor Visser, mijn leraar en vriend uit de boogschutters-vereniging 'De Waerd'. Hij had jaren daarvoor een stolpboerderij gekocht en opgeknapt en wilde nu alle glazen deuren gezandstraald hebben. En dan
is de vraag: "Kan je dat voor me regelen?" Nu kwam dat winkeltje weer in beeld. Ik had Cor beloofd dat het allemaal wel goed zou komen. Ik maakte thuis schetsen zoals ik die ramen voor me zag. Met het resultaat van die bezigheid zocht ik Cor weer op. Die vond het prachtig. Nu kon ik met de schetsen naar de winkel. Achter een lage balie aan het einde van het winkeltje zat een jongeman in grijs pak vertrouwenwekkend te zijn. Nee, hij was niet zelf de kunstenaar, dat was zijn vriend in de werkplaats. Daar ben ik nooit geweest want de vertrouwenwekkende jongeman ging het allemaal regelen. Maar eerst moest hij zijn vriend de schetsen voorleggen want hij wilde zeker zijn dat het ook kon worden uitgevoerd zoals ik het in gedachten had. Het antwoord kwam de volgende dag al. Het was allemaal geen enkel probleem. Cor had het glas geleverd en de jongelui gingen er iets moois van maken. Het duurde veertien dagen. Nee, er was geen haast bij, als het maar mooi werd. De veertien dagen werden drie weken en toen was het allemaal klaar. Toen ik het werkstuk uiteindelijk zaag, kreeg ik het heel benauwd. Ze hadden iets te hoog gegrepen. Ik liet het allemaal aan Cor zien en hij mocht het voor mij afkeuren. Maar Cor was het type man die niet gauw afkeurde wat hij zelf niet kon. Hij accepteerde de hele boel en het werd in zijn boerderij geïnstalleerd en jaren later hingen al die ramen er nog en als je niet te nauwkeurig keek, viel het wel mee, zeker als je niet wist wat de bedoeling was geweest. Voor mij was daarmee de kous af, maar niet voor de jongeman in dat grijze pak. Een week later stond hij voor de deur van de pastorie. Hij kwam zijn excuses aanbieden voor de matige afwerking en verzekerde mij dat hij het werkstuk in die vorm zelf niet had geaccepteerd. Skip, zo heette die jongeman, Ja, inderdaad, zoals die kangoeroe, werd een vriend. Hij was een vreemd figuur die vanaf het begin een gevoel van onweer met zich mee bracht. Er zijn van die mensen die nergens moeite voor doen en alles wordt goud in hun handen. Skip was precies het tegendeel. Hij had ooit als klein kind een intelligentietest ondergaan en volgens de testers vloog zijn IQ het dak uit. Dat hij erg intelligent was, kon je ook aflezen aan de snelheid waarmee hij op zijn omgeving reageerde. Hij was getest omdat zijn moeder geen raad met hem wist. Als hij tegenwoordig zou zijn onderzocht, had men vermoedelijk een persoonlijkheidsstoornis geconcludeerd. Hij is na die test bij pleeggezinnen ondergebracht, waar hij telkens weer de benen nam. Nog voordat de pubertijd volledig greep op hem kreeg, vluchtte hij het land uit en ging in België en Frankrijk zwerven. Toen hij weer naar Nederland kwam, was hij min of
meer volwassen maar had nauwelijks enige schoolopleiding genoten. Omdat hij in Frankrijk Frans had leren koken, wilde hij kok worden. Het idee was niet helemaal verkeerd, want koken kon hij wel. Maar door zijn gedragsstoornis kon hij zich niet alleen niet aanpassen, hij wist alles ook beter. En misschien was dat ook wel zo, maar dat is niet wat een meesterkok van zijn leerling wil horen. Op een gegeven dag kwam Skip weer langs. Het Kurhaus in Scheveningen werd verbouwd. Hij was daar naar op uitvoerder afgestapt en had de man gevraagd wat ze met de glazen trapleuningen bij het entree wilden gaan doen. De man wist het nog niet maar stond open voor suggesties. Skip zei dat hij een zandstralerij had en dat hij afbeeldingen op de glazen panelen kon zandstralen. Dat vond de goede man wel een aardig idee en zei tegen Skip: "Maak eens wat schetsen en laat die zien en dan kunnen we verder praten." "Hoi, klus!" dacht Skip en kwam met het plan naar mij toe. "Voor het Kurhaus in Scheveningen moet je wel met professioneel straalwerk komen," zei ik gelijk. Dat had Skip ook al bedacht. Hij kende een aantal bedrijven waar hij wel met een dergelijke klus naartoe kon. Ik maakte een aantal schetsen voor de twaalf panelen die in aanmerking kwamen. Het werden natuurlijk afbeeldingen die de maanden van het jaar weergaven en ik had ook een serie gemaakt van het panorama van Mesdag en ook een serie van de sterrentekens. Met een pak papier kwamen we naar het Kurhaus waar de werkzaamheden nog in volle gang waren. De uitvoerder was er niet en het gebouw was inmiddels in andere handen over gegaan en niemand was geïnteresseerd in zandstraalwerk. Story of Skips life. Waar hij ook aan begon, elke keer ging het mis. Met al zijn eventuele mogelijkheden kwam hij niet verder dan de bijstand. "Ik heb mijn beste tijd in de zandbak gehad," zei hij weleens en dat wilde ik best geloven. Soms zagen we elkaar wekelijks en soms maanden of zelfs een jaar niet. En dan dook hij ineens weer op. Hij wilde in Alkmaar een kanoverhuur beginnen en kreeg van de Gemeente zelfs een plek toegewezen. Hij kon zelfs kanolessen geven want Skip kon in principe alles. In dit geval was de zaak niet goed door gesproken met de havenmeester en die begon hem het leven zuur te maken. Op een gegeven moment mochten hij en zijn klanten niet langer gebruik maken van de openbare toiletruimte naast zijn aanlegplaats. Tenslotte ging de havenmeester zijn beklag bij de ambtenaar van openbare werken doen omdat hij vond dat de aangewezen plek niet geschikt was voor een kanoschool. Er werden ook gelijk wat beschuldigingen bij elkaar verzonnen om het bezwaar extra gewicht te verlenen en Skip kon zijn kano's zien te verkopen.
Daarna begon Skip een zaak in meubelen. Hij importeerde goedkope boerenmeubels uit ZuidFrankrijk en Spanje. Bij een boer huurde hij een voormalige kippenschuur en stalde daar zijn meubels uit. Wat de boer hem was vergeten te vertellen, was dat die kippenschuur zodanig was gelegen dat hij bij hevige regen onder water liep. Daarom hadden ze de kippen verplaatst. Natuurlijk kwamen er hevige regenbuien en stonden Skips meubels onder water en konden alleen nog als brandhout dienen. Ik had de folder gemaakt voor de kanohandel en natuurreizen en ook voor de meubelhandel. Aan Skip viel dus niet te verdienen, hoe je ook je best deed. Ik heb nauwelijks medewerking verleend toen Skip in Amsterdam een eigen restaurant wilde beginnen, behalve dat ik toch nog een menukaart en een 'flyer' heb zitten tekenen. Hij had een 'vriend' met een vergunning maar hij had zelf voor de plek gezorgd. Een oude Spanjaard had op die plek een restaurant gehad maar was failliet gegaan. Toen Skip de ruimte had ingericht en kon beginnen met de werving, kwam uit het niets de zoon van de oude Spanjaard met een stel vrienden opduiken en gooide Skip de zaak uit met de bewering dat de oude man helemaal geen eigenaar van de ruimte was maar zijn zoon en die wilde de tent ineens voor zichzelf opeisen.
Iets deed Skip verkeerd, al kon ik er niet mijn vinger op leggen. Vermoedelijk deed hij niet grondig genoeg onderzoek vooraf en stapte te enthousiast op elke geboden gelegenheid af die later geen gelegenheid bleek te zijn. Met andere woorden: Hij wilde te graag. Ik heb ooit een website gemaakt voor Skip want hij ging in de champagne-handel. Een handelaar in Den Haag had door laten schemeren dat hij een jonge opvolger zocht. Skip dacht slim te zijn en liet zich aan het lijntje houden totdat na maanden bleek dat de champagnehandel allang verdeeld was en er absoluut geen ruimte was voor een onervaren mededinger, ook al was die in Frankrijk de champagneboeren afgetippeld en had zelfs een drietal merken ontdekt die in Nederland nog niet te koop waren. Iedereen kreeg een fles champagne en hij organiseerde ook kleine feestjes om champagne te laten proeven. Maar verder ging het dus niet. Toch ben ik altijd in Skip tot op zekere hoogte blijven geloven.
De champagne-website werd een van de grootste projecten die ik ooit heb gemaakt. Het moet in totaal meer dan honderd pagina's zijn geweest. Het begon allemaal met een geanimeerde intropagina waarin luchtbellen omhoog borrelden totdat de hele pagina was gevuld. De animatie heb ik in Serif DrawPlus gemaakt dat de stappen nauwelijks kon hanteren en vaak gewoon vast sloeg vanwege geheugengebrek. Op elke inleidende pagina borrelden luchtbellen, zoals bij de home-pagina waar de knoppen ook uit luchtbellen bestonden. De assortimentspagina heeft 36 knoppen die naar 36 pagina's leiden. Onder elke knop zat een script die rechts het merklogo ophaalde. Maar de pagina's waren niet alleen via de merknamen bereikbaar maar ook via een soort-verdeling, waar de merken door de kurk werden weer gegeven. Op de pagina van de gezochte merk en soort waren niet alleen de soortgegevens maar ook de prijzen en vergelijken afgebeeld. Om de zoveel tijd moest de 'Nieuws'-pagina worden aangepast. Hier is de kerst- en nieuwjaarspagina afgebeeld. Daarnaast waren er natuurlijk nog de zakelijke pagina's voor de verkooptransacties. De technische zaken zoals verkoop e. d. deed ik niet; daar was een programmeur voor ingehuurd die gek werd van mijn aanpak. Een professionele website-programmeur werkt met database-gegevens en bouwt de verloop in code op. Dat kan ik niet en dus werkte ik met een WYSIWYG-website-programma (Dynamic HTML Web Editor van Lorenzi Davide uit Verona, Italië).
Na de champagne kwamen de hangmatten. Het begin was wederom veelbelovend. Het begon met het feit dat Skip op zijn balkon een hangmat wilde installeren, iets waar de Braziliaanse indianen hun hele leven in sleten. Dan moest het wel gezond zijn. Alsof de Cro-Magnon zo vreselijk gezond leefden. En toen ging Skip winkels en websites af en kwam tot de conclusie dat ze in Nederland geen behoorlijke hangmatten hadden, het was, volgens hem, allemaal inferieure rotzooi. Er was dus een gat in de markt. Wat is het land van de hangmatten? Brazilië natuurlijk, want daar leven nog steeds de drie over gebleven indianen die door een wonder aan de rubbertappers en plantageboeren zijn ontsnapt, in hangmatten. Daar was de handel in Brazilië ook achter en ze maakten die hangmatten na en vlochten er wat aardige kleurtjes doorheen. Het beste merk was, weer volgens Skip, Hamaca in Brazilië. Dus hij maakte contact met het handelsadres van Hamaca in Brazilië en een juffrouw vertelde hem in net zo slecht Engels als dat van hem, dat ze niet aan particuliere verkochten, zeker niet in het buitenland, want ze hadden een contract met de corporatie volgens welk zij alleen aan de corporatie mochten leveren. Dat zijn heldere regels. Maar het was Brazilië en mogelijk dat Skip sexy klonk in de mooie oren van de vermoedelijke niet meer zo onschuldige juffrouw in São Paulo. Het is ook altijd handig om wat illegaal te verkopen als even niemand kijkt. Want wie wil er niet achter de rug van iedereen om een centje bij verdienen. Hij mocht niet alleen de merknaam noemen op zijn nog te maken website, maar zelfs het logo voeren. Daarover ontstond op den duur wel weer onenigheid maar voorlopig kon Skip aan de gang. Hij had van
ieder soort tien van die dingen in huis gehaald en ik maakte voor hem een constructie om ze op elke plek op te kunnen hangen, ook stond er geen enkele boom. Er waren wel skeletten waar men die dingen tussen kon hangen maar die bestonden uit twee delen en waren nauwelijks te vervoeren. Nee, wij moesten iets hebben dat je uit elkaar kon halen en dat in de kofferbak van een auto paste. Ach, en ik was niet voor niets ooit technisch tekenaar geweest. Er kwam inderdaad een website en Skip heeft inderdaad een paar hangmatten verkocht aan vrienden en kennissen maar hij kreeg onmiddellijk ruzie met de importeur die deze concurrentie niet wilde en hem verdere import uit Brazilië onmogelijk wilde maken. Op een gegeven moment waren er inderdaad voor Skip geen Hamaca hangmatten meer in Brazilië te koop.
Links de schets van een assortimentspagina van de website. Naast hangmatten verkocht Skip ook hangmatstoelen die aan het plafond of aan een soort galg met voet konden worden opgehangen. Rechts het affiche dat hij bij bekenden achter liet en hier en daar ophing.
Toen Skip die klap weer enigszins te boven was, nam hij een jonge programmeur in dienst en ging in de porno op Internet, nadat een gokwebsite teveel gedoe werd. Ook hier heb ik mij nog even mee bemoeid. Ik en porno, een grotere mislukking kan men zich nauwelijks voorstellen. Ook hierbij werd de programmeur helemaal gek van mij en mijn websiteprogramma want zijn stijl van programmeren strookte niet met de code die mijn programma uitbraakte. Uiteindelijk leverde ik alleen nog plaatjes als opmaakschetsen. Skip droomde van een toekomst als pornobeheerder op Internet. Hij liet zelfs petjes en T-shirts maken, natuurlijk weer met een plaatje van mij erop.
Web-reclame voor Skips Internet-gokpagina 'Rad van fortuin'. Het probleem met dit soort activiteiten is in de regel dat anderen je al voor zijn gegaan en de deur dicht houden. Dit soort werk hoort thuis in het criminele circuit en daar moet je voor geschapen zijn.
Het was wel leuk om te maken, al leverde het uiteindelijk geen cent op. Ook dit pakte Skip groot aan. Het HotOnes-logo kwam op T-shirts en petten te staan maar het ging allemaal teveel geld kosten, wilde het ook iets opleveren. In principe liet hij alleen maar 'doorklik-sites' maken. Je hoefde dan alleen maar toestemming te hebben van beheerders om hun site aan te laten klikken. Elke klik leverde dan een paar centen op en inderdaad kwamen per maand een paar Euro's binnen maar daar kon je geen websites van onderhouden. Na ruzies met de programmeur stortte het hele systeem in. Ik had nog een home-page gemaakt voor een website met ouderwetse seksfilms en -plaatjes maar die site kwam al niet meer van de grond. Voor deze titelplaat heb ik nogal wat trucjes uit de doos gehaald.
De pornosites werden het ook niet en uiteindelijk werd hij gepakt met een zolder vol wietplanten. Hij werd veroordeeld tot zes weken hechtenis en € 175.000,- boete omdat men ervan uitging dat hij al jaren van de wiet leefde, terwijl hij net zijn eerste oogst wilde binnen halen. En natuurlijk kon hij geen behoorlijke advocaat betalen en kreeg iemand toegewezen die een baby nog schuldig had kunnen doen uitzien. Als ik in reïncarnatie zou geloven, dan was Skip in een vorig leven op z'n minst officier van een concentratiekamp-bewakingseenheid geweest. Maar ik geloof niet in reïncarnatie, al vertellen goeroes nog zo geloofwaardig van hun vorige levens.
Skip is een ideaal voorbeeld hoe potentieel verloren gaat in een wereld waar alles om de handel draait. Ik had Skip af kunnen remmen door geld voor mijn diensten te vragen. Op een gegeven moment ben ik gewoon met de diensten gestopt omdat ik wist dat er geen geld was en vermoedelijk ook nooit zou zijn. Als dat wel zo was geweest, was ik nu tienduizenden euro's rijker geweest. Maar was ik ook gelukkiger? In de ogen van Gourdjieff was ik in ieder geval niets waard want volgens hem was een van de ergste zonden: beschikbaarheid. Maar er kwamen ook klanten naar me toe waar ik wel iets aan had. Een zeer gewaardeerde klant, een man waarvoor ik wel enig respect had, was de Alkmaarse juwelier en goudsmid Jos Peperkamp. Jos Peperkamp was beroemd om zijn excentrieke vormgeving. Hij had van een kennis gehoord dat ik tekende. Hij belde me op en vroeg of ik bij hem in de zaak wilde komen praten. Ik kende de zaak aan de Mint in Alkmaar, een smal, oud pand tussen oude panden in het centrum van de stad, vlak bij de Stenen Brug. Daar legde hij me het volgende uit. De Beers, de grootste diamantenproducent ter wereld, schreef elke twee jaar vanuit Luxemburg een wedstrijd voor goudsmeden uit. Ieder erkende ontwerper mocht inschrijven en het thema was natuurlijk het artistiek gebruik van diamanten. Jos Peperkamp ging ook mee doen en was bezig aan een ontwerp van een armband van gekleurde titanium buizen van verschillende lengte, gestoken door gouden kogels, bezet met diamanten. Beide uiteinden van de buizen waren afgewerkt met diamanten. Hij vroeg mij of ik daar een 3Dschets van kon maken. Ik maakte die schets en omdat hij mijn werk niet verder kende, heeft hij de schets aan een leerling van een technische hogeschool gegeven om hem over te tekenen en in te kleuren. Het aparte van het ontwerp was ook de kleuring van de titanium buizen. Hij had ergens gelezen of zelf uitgevonden dat titanium verkleurt als het in een zuurbad wordt verhit. De gradatie van de hitte bepaalt de kleur. Naast naturelle buizen gebruikte hij ook gele, rode en blauwe. Met dit ontwerp won hij de eerste prijs. Alle verdere ontwerpen tekende ik voor hem op de computer. Daarvan zei hij later: "Als ik had geweten dat je dit kan maken, had ik jou het eerste ontwerp ook laten tekenen." Van Jos Peperkamp was dat een compliment want hij eiste veel van iedereen en voornamelijk van zichzelf. Alle volgende inzendingen van Jos Peperkamp werden door mij getekend. De prijs werd niet beoordeeld of gewonnen aan de hand van het werkstuk zelf maar op de tekening, want sommige inzendingen waren zo duur dat de
gok niet kon worden genomen. De ring met dwars geplaatste diamant waarmee Jos een latere De-Beers-wedstrijd won, bleek alleen aan materiaal al 35.000 dollar te kosten. Men stuurde dus een tekening in, liefst zo nauwkeurig mogelijk en als de inzending dan een prijs won, moest het stuk wel worden gemaakt en werd dan in De-Beers-tentoonstelling opgenomen en reisde vervolgens de hele wereld rond. In 2000 stopte De Beers met de prijsvraag want het werd allemaal te duur, vond men. Jos Peperkamp heeft de prijs drie keer gewonnen en kreeg ook een aantal eervolle vermeldingen. Hij moest met zijn inzending opboksen tegen grote bedrijven uit Amerika en Japan. Dat hij desondanks wist te winnen, spreekt voor zijn enorme talent. Hij was en is misschien nog steeds een topontwerper van wereldformaat.
Links het prijswinnende sieraad dat Jos mij later nog eens liet tekenen, terwijl ik nooit heb geweten dat het al een inzending was geweest.
Rechts het winnende ontwerp van 1990 dat ik niet echt heb getekend omdat ik Jos toen net kende.
De ring met dwars geplaatste diamant won ook de eerste prijs, nu in 1994. Ik heb dat ding nog in CorelDraw getekend. Het was een vreselijk karwij en ik vind het perspectief ook niet helemaal gelukt.
De ring met de dwars geplaatste diamant was aan de zijkanten beplakt met roggehuid. Roggehuid is zwart, hard en heeft iets weg van het oppervlak van een ballenbak. Jos vond het spul zo leuk dat hij het nog een keer gebruikte, nu voor de bekleding van een armband. Het beeld van het armband had te maken met een plat gedrukte tennisbal waar de helft is weg Dit ontwerp won geen prijs. De armband bestond uit scharnierende driehoekspiramides gehaald. Om mij houvast te geven, had Jos het waarvan drie vlakken van gekleurd en gepolijst ding eerst uit hout gemaakt. Ik weet niet of dit apparaat een prijswinner is geweest. titanium en een vlak bezet met diamanten.
De ontwerpen van Jos Peperkamp werden steeds bewerkelijker voor de laatste prijsvraag van 2000. Hij eindigde met twee inzendingen. Het ene was een van platte gouddraad (soort bami van goud) 'geweven' halsdoek bezet met diamanten in diverse kleuren als contrast tegenover de gouden massa van de halsdoek. Het sieraad kon echt worden gedragen doordat het via een verdekt scharniersysteem kon worden open geklapt. Het andere ontwerp was een feestnummer in de vorm van een ring die de eeuwwisseling moest onderstrepen in de vorm van vuurwerk bestaande uit diverse diamanten, gezet op dun massief staaldraad (men denke aan gitaarsnaren) dat bij elke beweging mee bewoog. Ik weet niet of een van de ontwerpen ook de laatste uitgeschreven prijs heeft binnen gelokt.
Jos Peperkamp heeft later in Bergen een oude dancing gekocht en omgebouwd tot werkplaats, annex woning en opleidingscentrum. De verbouwing ging ook weer op z'n Jos Peperkamps. Hij vroeg me, of ik een bouwschets voor hem kon maken. Natuurlijk kon ik dat. In zijn winkeltje in Alkmaar tekende hij met een dik potlood een grove schets op een kreukelig papiertje. Ik toog vervolgens naar de vervallen en uitgewoonde dancing, nam de maten op en fotografeerde de ligging. Met een printje op A4 ging ik daarna weer naar zijn winkel. Het was precies wat hij in gedachten had. "Niets meer aan doen. Wat kost het?" Geld speelde voor Jos geen rol maar ik hield mijn prijzen altijd bescheiden; ik weigerde om van goede klanten te profiteren en ik zag Jos ook een beetje als een soort vriend. Die tekening diende hij in bij de schoonheidscommissie in Bergen.
De wethoudster was wanhopig: "Jos, Jos, we willen bouwtekeningen zien!" "Die zitten in mijn hoofd. Kan je die niet uitprinten?" - "Jos, ik kan het niet goedkeuren als ik geen bouwtekeningen heb." - "Rita, je weet toch hoe dat ging met de mosterd, die kwam ook NA de maaltijd..." Jos Peperkamp was natuurlijk een beroemdheid en inmiddels miljonair; hij kon een beetje doen en laten wat hij wilde. Voorlopig moest de Gemeente het doen met een printje van mijn tekening. "Wat doe je me een verdriet, Jos," jammerde de wethoudster van bouw- en woningtoezicht nog wel. Ze kreeg uiteindelijk de bouwtekening... toen de verbouwing klaar was.
Jos Peperkamps kasteel of tempel bij Bergen, Noord-Holland. Die auto staat er niet zomaar, die had hij toen.
Jos Peperkamp had de verbouwing van dat gigantische pand zelf gedaan, zo nu en dan met hulp van vrienden. Als je sieraden kan ontwerpen, kan je ook een huis bouwen, vond hij. In een nieuwbouwwijk had hij gebouwen in aanbouw opgezocht die ongeveer het formaat van zijn kasteel hadden en daar mat hij de metaalconstructie op. Aan de hand van die opmetingen bestelde hij het materiaal. Toen het gebouw bijna klaar was, heeft hij een architect een tekening laten maken van wat daar stond. De Gemeente Bergen heeft nog wel de moeite genomen, het bouwwerk goed te keuren, maar het was een formaliteit. Vervolgens heeft Jos Peperkamp een ontwerp gemaakt voor de ambtsketting van de nieuwe burgemeester van Bergen en ik mocht weer de tekening maken. Zo wisselden betalende en niet betalende klanten elkaar af.
Margreet en ik gingen op zaterdagen vaak uit eten in Alkmaar. Naast de plek waar nu het nieuwe gerechtsgebouw staat, staat een theehuis uit de achttiende eeuw. Het is eigendom van de familie van Latum. De oorspronkelijke eigenaar van die plek was de architect van Latum, een goede vriend van meubelmaker en bouwkundige Gerrit Rietveld. Samen ontwierpen ze vóór de oorlog gebouwen van glas en beton die in die tijd nog niet konden worden gebouwd omdat er nog geen aluminium raamkozijnen bestonden. Metalen kozijnen werden nog van gietijzer vervaardigd en waren daardoor voor dragende constructies niet te gebruiken. Gerrit Rietveld liet zich tijdens de Duitse bezetting in de oorlog niet inschrijven bij de Kulturkammer van die bezetter en mocht daarom zijn vak niet meer uitoefenen, van Latum deed dat wèl en dat heeft na de oorlog zwaar op de familie gelegen. Zijn zoon Evert heeft daar ook zijn leven lang last van gehad. De lading "Van Latum was fout in de oorlog" bemoeilijkte zijn functioneren enorm. Hij werd daardoor een soort verschoppeling in zijn tak van sport want hij was ook architect geworden en kon maar moeilijk aan overheidsopdrachten komen.
Cantina Architecture, gevestigd in het antieke theehuisje aan de Geestersingel in Alkmaar, is het bedrijfje van Maria van Latum die in dat kleine etablissement vegetarische maaltijden serveert.
Zijn vrouw kookte voor een klein en zelfselect groepje liefhebbers van vegetarisch voedsel. Haar kookkunst was op redelijk niveau als het allemaal goed ging en de wijn het niet van haar vaardigheden won. Haar man, Evert, werd onze speciale vriend. Ik heb zelfs een foto van hem bewaard want hij was een aardige man en overleed veel te vroeg aan een beroerte. Evert was het soort man waar je lange gesprekken mee voerde over van alles. Hij organiseerde ook filosofische lezingen. Een ervan werd opgeluisterd door een discipel van Samael Aun Weor. Zo kwam ik in contact met de geschriften van de Gnosis van nu en de duizenden 'Ikken'. Margreet zag helemaal niets in die verhalen maar ik kende soortgelijke verhalen uit de esoterie maar had wel mijn twijfels bij deze versie. Maar er gebeurde meer in de Cantina Architectura, zoals Maria haar eethuisje voor alternatievelingen had genoemd. Er werden ook diapresentaties over architectuur gegeven, er werden schilderijtentoonstellingen gehouden en er werden dichtkunstavonden of -middagen georganiseerd. Maria reed rond in oude 2CV'tjes, soms met de onderdelen van de één in de ander. En ze verhuurden kamers aan seizoenwerkers of tijdelijke bewoners van Alkmaar. En omdat Evert geen echte klussen kreeg, moesten ze op die manier hun levensonderhoud bijeen scharrelen. Toch heerste er altijd, in ieder geval naar buiten toe, een opgewekte sfeer. We verkeerden graag bij de van Latums. Op een goede dag belde Evert, of ik zin had in de Cantina langs te komen want hij had een groots plan. Daar was het weer: een vriend met een groots plan. Er waren gemeenteplannen naar hem toe gelekt. Het postkantoor aan het kerkplein in Alkmaar zou verhuizen, er werd voor het gebouw een andere bestemming gezocht. Maar er was meer aan de hand. Firma Heimans die later hoofdaangeklaagde werd in de grote nationale bouwfraude, had via de burgemeester opdracht gekregen om te laten nadenken over een hotel boven het theater 'De Vest'. Evert zag een kans. De kerk moest worden gerenoveerd maar had niet genoeg geld, het gebouw aan de overkant van de straat kreeg een nieuwe bestemming wat op dat moment nog geen beslissingen voor waren genomen en er waren plannen voor De Vest. Er stond een redelijk nieuw gebouw tussen waarin een verzekeringsmaatschappij was gevestigd. De beide, naast elkaar liggende pleinen, het Kerkplein en het Canadaplein verbonden het hele traject. Het probleem met die pleinen was dat er niets mee werd gedaan. Er waaide altijd een vervelende koude wind en iedereen liep er zo snel mogelijk overheen om naar het station te komen of naar de binnenstad. Het hele gebied hing er een beetje bij.
Evert kwam met het plan om het hele gebied nieuw te ontwikkelen. Hij wist dat het gemeentehuis te klein was geworden en dat de Gemeente naar een nieuwe locatie zocht. Stel nou, dacht Evert. als we het nieuwe gemeentehuis op de plaats van het postkantoor bouwen, dan kunnen we de hele omgeving een nieuw gezicht geven. Tot aan het theater maken we een promenade met winkels, een overdekte winkelpassage naar de Geestersingel toe met daar een theehuis en kanoverhuur. Op de Vest zou dan een tweede etage komen met bioscopen, vergelijkbaar wat nu in Amsterdam rond de Arena is gedaan. En tot op de hoek van het Canadaplein zouden dan kroegen en eetcafés komen met een ruim terras voor de deur. Achter de Vest zou dan een binnenstadshotel verrijzen. Maar eerst moesten de plannen van de burgemeester met het hotel boven de vest worden getorpedeerd. Evert ging met de fractieleden van de gemeenteraad praten. Die wisten nog van niets. Ze hoorden ook voor het eerst dat de burgemeester van plan was, firma Heimans carte blanche te geven en er was al een opdracht voor een bouwschets gegeven waarvoor Heimans 175.000 gulden bij de Gemeente in rekening bracht. De gemeenteraad van Alkmaar schrok zich wild. Wat gebeurde hier allemaal? Evert deed er nog een schepje bovenop. Hij refereerde fijntjes aan de carte blanche en legde uit: "Als je een firma als Heimans carte blanche geeft, beginnen ze in het Noorden te graven en houden pas in het Zuiden weer op. Om het vuur nog een beetje op te stoken, maakte ik een schets van de situatie zoals die zou worden als Heimans inderdaad een Hotel van vier verdiepingen op de Vest bouwde. We hadden de schetstekeningen van Heimans in handen gekregen en ik kon dus precies tekenen zoals het eruit zou komen te zien. Toen iedereen wakker was geschud, kwamen wij, Evert van Latum, een Italiaanse architecte, een Amsterdams beeldend kunstenaar die door beeldhouwwerken naam had gemaakt, een Alkmaars landschapsarchitect die voor de Gemeente had gewerkt en ik met 'ons' plan. De krant had het verhaal onmiddellijk opgepikt. Mijn tekeningen stonden weer eens in een krant. Ik bemoeide me niet met het ontwerpen als zodanig, behalve het hotel omdat Evert daar geen tijd meer voor had. Spannende tijden, ook voor de gemeenteraad. En wat moest dat allemaal gaan kosten? Dat wist Evert ook wel: 150 miljoen! Er werd een onafhankelijk bureau in de arm genomen die het allemaal door moest gaan rekenen. Ze kwamen met dezelfde berekening, 150 miljoen gulden. Maar Evert en de aardige landschapsarchitect gingen verder. Als het Kerken Canadaplein worden ontwikkeld moet de toestroom ook worden geregeld en zo kwamen er ook plannen voor een verkeersregeling langs het kanaal, want
daar stond altijd het verkeer vast, zeker op marktdagen. Het waren gedurfde plannen. Op een gegeven moment stopte er een zwarte Porsche voor de Cantina Architectura en er stapte een man op Evert af en zei: "Hei man, mooi plan dat jullie daar hebben. Ik wil wel mee met die trip. Als ik morgen 150 miljoen bij je op tafel leg, gaan we dan overmorgen beginnen met bouwen?" Later zei Evert, toen we weer bij elkaar zaten te eten in het theehuis: "Als je daar aan begint, kom je er nooit meer van af." "Niemand komt zomaar 150 miljoen brengen," zei Margreet lichtjes naïef. "Oh, jawel, ik kende die man. Dat soort heeft dat soort bedragen en meer dan dat op een buitenlandse bank staan en zo'n project is de mooiste witwasmachine die je je maar voor kunt stellen. De helft van de gebouwen was gelijk van hem geweest en voordat je het weet is Alkmaar van de penoze." Na een spannende maand, was de kogel door de Grote Kerk. Het project kwam er niet natuurlijk. Stel je voor! Maar het hotel op de Vest kwam er ook niet. Het postkantoor werd het hoofdkantoor van de ABN-AmRo in Alkmaar, het verzekeringsgebouw werd inderdaad gesloopt en is nu de bibliotheek van Alkmaar. Verder gebeurde er weinig aan de pleinen. Maar de verkeersstroom langs het kanaal is ietsje veranderd doordat een moedige architect, nee, niet Evert, want die was inmiddels overleden, het nieuwe gemeentekantoor in de vorm van een schip boven het Noord-Hollands kanaal heeft gebouwd. Daardoor moest de hele verkeerssituatie op dat punt worden aangepast. Toch vindt men in de gekozen oplossingen nog wel iets terug van Everts ideeën van toen. Na ons avontuur, gingen de overige leden van de actiegroep hun weg, alleen ik bleef trouw wekelijks contact houden met Evert en vrouw Maria. Ik zal nog een zakelijk avontuurtje met hen hebben waar ik wel iets aan over hield. Later kwam Evert van Latum met een nieuw klusje, nu wat eenvoudiger dan de verbouwing van Alkmaar. Een familielid van hem was pastoor en die vond dat zijn kerk aan vervanging toe was en kwam dus met de vraag of Evert een kerk voor hem kon ontwerpen. Evert dacht aan de wortels van de kerk, de stam waaraan de mens zich kan optrekken, die staat als een huis, en hij dacht aan het bladerdag, waaronder de mens schuilt als het plotseling slecht weer wordt. Volgens dit idee schetste hij een nogal massief gebouw met een dak van glas dat eigenlijk net zo nutteloos was als een toren. Allemaal symbool, net als de kerk van nu, alleen maar symbool maar zonder eigenlijke functie. Dat laatste dacht Evert er niet bij, want hij was katholiek opgevoed en in zijn ouderlijk huis werd nog
gebeden voor het eten. Natuurlijk maakte ik de visual van die kerk, die kerk, die er ook niet kwam. Hotel
Z ev
e nh
ui z
Paviljoen Geestersingel
en
Nieuwe stadhuis Vest met eetcafé Winkelpassage
windbrekers
grondvlak Grote Kerk
Plannen voor Kerk- en Canadaplein in Alkmaar, waarbij gemotoriseerd verkeer van het Zevenhuizen ondergronds naar de binnenstad werd geleid om het tochtgat naar de pleinen af te kunnen sluiten.
Het Canadaplein, gezien vanuit het terras vóór het eetcafé van de Vest, het theater van Alkmaar. In de verte links een stukje gemeentekantoor, daarnaast de afsluitingspassage van het Zevenhuizen. Er was rekening gehouden met een ondergrondse doorvoer voor het gemotoriseerde verkeer naar de binnenstad en diverse ondergrondse parkeergarages, die er gedeeltelijk al waren en gedeeltelijk
later werden toegevoegd. Naast de passage was een kantoorgebouw gepland. Daarnaast moesten een grand café en kroegen komen om de boel gezellig te maken. Op de achtergrond het door mij bedachte hotel. Rechts een blik in de overdekte winkelpassage met ingang naar het hotel. Velen waren niet blij met dit plan omdat het de aandacht af zou leiden van de plannen die diverse ondernemers hadden met de 'overstad', het deel van het Alkmaarse ondernemerscentrum en industriegebied aan de andere kant van het Noord-Hollands kanaal.
De kerk van Evert van Latum, hij paste wel bij een liedje van Ennia.
Het echtpaar van Latum had drie kinderen, twee meisjes en een jongen. Ondanks het feit dat ze het financieel niet breed hadden, hebben ze alle kinderen laten studeren. De jongen en de jongere dochter studeerden architectuur bij de technische hogeschool in Delft. Het oudste meisje studeerde niet architectuur. Ik weet niet meer wat ze wèl studeerde maar ze kreeg op een gegeven moment een hele goede positie bij de KLM. Het jongere zusje, Jacqueline, was in haar laatste jaar in Delft en was driftig bezig in de studentenraad. Tot dan toe was een architect nog een kunstenaar. Bekende architecten waren vroeger ook begaafde tekenaars. Mensen als Berlage, trokken de wereld rond en maakten stemmige tekeningen van landschappen en gebouwen. Som-
mige ervan werden zelfs tentoon gesteld en achteraf als boekwerk uitgegeven. Tot dan toe was het ook zaak dat een architect zijn werk kon presenteren aan een klant die geen bouwtekeningen kon lezen. Maar de overheid begon zich weer eens met de opleidingen te bemoeien en vervolgens werd er bezuinigd en werd het onderwijs slechter en minder van niveau. Dat komt, omdat een overheid, welke dan ook, met andere zaken bezig is, meestal met geld. De laatste overheid met visie was nationaal-socialistisch. Maar dat is het gevaar van een overheid met visie, namelijk dat ze een volkomen verkeerde visie heeft. Bij een visie moet je altijd letten op het uiteindelijke doel. "Juden raus!" is geen doel, dat is een vorm van krankzinnigheid, net als de stichting van een kalifaat in het midden van Afrika. Maar het onderwijs heeft ten allen tijde een visie nodig. Maar het zwak begaafde zootje dat in de regel over het onderwijs gaat, weet normaal gesproken alleen te bedenken dat elk kind een zinvolle functie in een kapitalistische maatschappijvorm moet kunnen vervullen. Waardevolle kennis wordt weg gestreept tegen cijfers. Geschiedenis werd weg gestreept tegen maatschappijkunde. Voordat de kinderen überhaupt een idee hebben waar we vandaan komen, krijgen ze de industriële revolutie naar hun hoofd geslingerd. Zelfs bij een kunstopleiding leunt communicatie altijd tegen reclame aan. En zo werd bij de technische hogeschool het vak presentatie weg bezuinigd. De invoering van computers bracht uiteindelijk de 3D-projectie met zich mee maar dat is toch niet helemaal hetzelfde. Toen bij de technische hogeschool in Delft het nieuwe leerplan, werd ingevoerd, verenigden de studenten zich in protest en eisten een laatste workshop Presentatie. De studieleiding zwichtte en stemde toe. Toen kreeg ik een brief van de technische hogeschool te Delft, afdeling architectuur, een uitnodiging als docent presentatie voor een week. Daar had Jacqueline van Latum voor gezorgd want ze had gezien wat ik voor het project rond de Grote Kerk in Alkmaar had gedaan. Op de aangewezen maandag ochtend stapte ik op mijn BMW R80 die zijn beste tijd alweer had gehad, en reed van Koedijk naar Delft. Het was mooi weer en dus een lekker ritje. Bij de universiteit aangekomen, zette ik de motor op een makkelijke plek op het parkeerterrein en liep naar de hoofdingang. In de lange hal van het hoofdgebouw bleef ik even onzeker staan en snoof de sfeer op. Hier hoorde ik thuis, dit was mijn plek, docent op een universiteit! Waarom niet? Omdat ik alleen maar lagere school had gehad? Niemand had naar mijn basisopleiding gevraagd en ten slotte ben ik ook technisch tekenaar geweest, al is dat in
Nederland enkele niveaus hoger dan in Duitsland. Who gives a shit? Ik vroeg iemand die er uit zag alsof hij het kon weten, waar ik moest zijn en ik werd naar de grote gehoorzaal gewezen. Ik kwam de zaal in waarvan de meeste zitplaatsen bezet leken. Waar ben ik aan begonnen?! Beneden in de zaal, in de ruimte voor docenten, stonden al een aantal mededingers. De meesten bleken architecten uit Nederland en België te zijn. Er waren ook een aantal beeldende kunstenaars uit die twee landen die iets van presentatie meenden te weten en in ieder geval enige bekendheid genoten. Ik bleek de enige visualizer te zijn en genoot geen enkele bekendheid behalve bij de 'klasgenoten' van Jacqueline. We moesten ons een voor een voorstellen en ik heb, zoals altijd, geen enkele naam onthouden. Toen ik als laatste aan de beurt was, wist ik zelfs nog een krampachtig grapje te maken in mijn korte uitleg wat mijn vaardigheid was. Er werd gelachen. Ze waren gelukkig niet veel gewend. En voor de studenten was dit avontuur mogelijk net zo eng als voor mij. Er vormden zich groepen om de docenten en vreemd genoeg hield ik de grootste groep over. "Ik ben dus visualizer," legde ik onnodig uit, "dat betekent dat ik dingen zichtbaar maak die er niet zijn. We gaan dus plaatjes maken van dingen die er niet zijn. En we doen het volgende: Ik heb een fototoestel bij me en misschien zijn er nog meer mensen die een fototoestel hebben..." Positieve reacties. We hadden uiteindelijk vier toestellen. "... Met die toestellen gaan we de binnenstad van Delft in en ieder mag daar zijn eigen project bedenken." "Oké. dan hebben we foto's en wat dan?" was een vraag die je kon verwachten. "Dan laten we afdrukken van de foto's maken en van die afdrukken maken we fotokopieën op A3. En die fotokopieën gaan jullie verbouwen." En toen trokken we met z'n allen voor de rest van de dag de stad in. Ik had een groep van 22 jongelui, meisjes en jongens, sommige aan het begin van hun studie maar ook enkele die het bijna achter de rug hadden, zoals Jacqueline, die trouwens niet mee deed. Toen we weer terug waren bij de universiteit, brachten twee leden van de groep de films weg, want de instelling had zijn eigen fotolaboratorium. Er werd nog wat na gepraat en iedereen vond het een leuk project. Dat soort dingen werden normaal nooit gedaan. We hadden een hele week. En toen stapte ik weer op mijn motor en reed trots naar huis. Zomaar, uit het niets, was ik ineens docent op een universiteit en ik vond het geweldig. Die sfeer, al die jongelui met hun toekomst in hun hoofd, doelgericht aan het werk en nu mocht ik er even bij helpen. Wat een prachtig beroep is dat toch! vond ik. Nu heb je als gastdocent met de verdere sores in en om zo'n universiteit niets te
Technische Universiteit Delft.
maken. Je komt alleen maar een week even kijken en dan verdwijn je weer. Maar ik had wel het gevoel dat ik dit kon, jonge mensen iets leren waar ze iets aan hadden in hun onzekere toekomst. Toen ik de volgende dag weer verscheen, had men 'mijn' groep een werkplek toegewezen. Lange tafels waren tegen elkaar geschoven en ik had een plekje aan het hoofd van een. Gedurende die week bleek dat ik ze van alles moest leren. De meeste studenten wisten nog niet eens hoe je een schetsprojectie moet maken. Gelukkig had ik op dat gebied de nodige ervaring. Ik herinner me een meisje die in haar project een deel van de markt onder water had gezet. "Hoe maak ik eigenlijk water?" vroeg ze op een gegeven moment. "Wat is water in een tekening?" vroeg ik en gaf gelijk het antwoord toen ik zag dat ze geen idee had. "Water is transpa-
rantie en spiegeling. Jij hebt in jouw project met laag water te maken, dan heeft jouw water geen kleur. Je neemt dus transparantpapier. Dat plak je op en je snijd het uit waar het moet zijn, zoals rond die bomen. Die gaan natuurlijk dood, maar daar gaat het nu niet om." Ik hielp haar met het uitsnijden en opplakken. En de volgende dag was de verdere afwerking aan de orde. Tegelijk met ons, waren er natuurlijk ook de andere groepen bezig. Er was een Belgische architect die een project had bedacht dat met veel zand en water gepaard ging. Zijn groep maakte er een vreselijke bende van waarvan ik de achterliggende gedachte niet wist te vatten. Anderen waren aan de gang gegaan met bergen hout. Maar er was ook een groep in een lager gelegen ruimte bezig die een video-presentatie in elkaar schroefde. Hier bespeurde ik ook vakkennis. Maar ik had ook het idee dat enkele docenten van het geboden geld, ja, het was niet voor niets, ik kreeg voor die week achthonderd gulden en dat verdiende ik niet elke week, een weekje vakantie aan het houden waren. Het viel me op dat niemand uit mijn groep liever iets anders had gedaan, ze vonden allemaal dat hetgeen ze hier leerden, nuttig kon zijn in de toekomst. In ieder geval leerden ze nieuwe materialen kennen, zoals oliekrijt en kleurpotloden die normaal niet tot hun werkmateriaal hoorden. Voor het meisje dat de markt onder water had gezet, tekende ik het water want dat was iets te hoog gegrepen. Maar ze zag wel een hele wereld voor haar open gaan. De grap met het transparantpapier was een goed idee geweest. En ze leerde gelijk de wetmatigheden van het weergeven van water, wat spiegelt en wat niet en hoe. Er was ook een wat oudere student die een brug over een gracht legde. Dat ding had zo gebouwd kunnen worden. De brug bestond uit metaal en een opstaand deel ervan was van gaatjes-aluminium waarbij je niet alleen een spiegeling hebt maar tegelijkertijd vaag door het materiaal heen kijkt. Het zag er achteraf schitterend uit. Tegen het einde van de voorlaatste dag, liet ik van alle projecttekeningen weer A3 kleurkopieën maken waardoor je niet meer kon zien wat tekening was en wat kopie. De volgende dag werd alles tentoon gesteld. Iedereen leek te komen kijken en de meesten vroegen zich af hoe het gedaan was, men kon het niet zien. Dat maakte de studenten ontzettend trots, ze hadden het gevoel dat ze een toverstukje hadden gedaan. Aan het einde van de middag vertrok ik voorgoed uit Delft. Ik had mijn ding gedaan en vond jammer dat het afgelopen was. Van Jacqueline hoorde ik
later dat ik niet de enig was geweest. De dagen na dit experiment, werd de materiaalhandel van de universiteit overvallen door aanvragen van kleurpotloden en oliekrijt. De studentenraad heeft er bij de leiding nog op aangedrongen om een faculteit voor presentatie in te richten met mij als vaste docent, vanwege het succes van de tentoonstelling maar het mocht niet van de minister. Een goede vriend van mij heeft ooit eens gezegd dat het Nederlandse onderwijs naar de kloten is gegaan toen men managers in het schoolbestuur heeft opgenomen. Er zijn beroepen die lijken in eerste instantie onmisbaar in een maatschappij maar als men precies kijkt dan blijkt vaak dat die onmisbaarheid door henzelf wordt gecreëerd. Jaren later, toen de computer bijna mijn enige werkgereedschap was geworden en ik als visualizer werkte voor een ontwerper in Alkmaar - daar kom ik in een volgend hoofdstuk op terug - verscheen er een jongeman die zijn werkdagen sleet als stratenmaker. Ook hier weer de eigenaardige combinatie van boven gemiddelde intelligentie waar niet echt iets baanbrekends uit kwam. Mijn klant stuurde hem door naar mij - hij had er blijkbaar geen zin in om zich daarmee bezig te houden en dat had hij goed gezien. Ik had nog iets van een sociaal werker die vond dat iedereen zijn kansen moest krijgen. De jongeman heette ... nee, niet Skip deze keer, hij heette Oscar. Oscar was niet alleen boven gemiddeld intelligent, maar hij had ook last van ADHD en rookte zich kalm met marihuana dat hij via zijn huisarts als medicijn kreeg voorgeschreven. Het lijkt een aardig concept maar op de lange duur vindt er toch een mentaliteitsverandering plaats die misschien niet is wat men in eerste instantie beoogt. Het begon met een flessenopener die het kroonkurkje weg schoot, iets dat het in kroegen en op terrassen aardig kon doen, al waren de eigenaren van de gelegenheid misschien minder enthousiast. Of ik er een visual van kon maken. Ach, dat kon ik wel. En natuurlijk vond mijn jonge klant het resultaat geweldig en precies wat hij bedoelde. Heel even waren diverse biermerken geïnteresseerd, heel even maar. Maar uiteindelijk werd het project te kostbaar en bleef het bij een aardig idee. Maar Oscar was niet zo makkelijk de stuiten. Hij had een filosofie en die had hij de zwakke naam 'OmAlphalet' gegeven, wat een samenvoeging was van Omega, Alpha en Amulet. Juist! En dat amulet had hij al min of meer in verguld messing uit laten voeren en was een wat krampachtige samensmelting van de omega-letter en een alfa-achtig ding. Dat hele ontwerp, dat gelukkig van hemzelf
was, combineerde de kapitale omega met de 'onderkast' (kleine) alpha die nauwelijks als zodanig te herkennen was. Alpha en Omega symboliseerden niet alleen begin en einde maar waren ook bedoeld als een soort Yin en Yang, vrouwelijk en mannelijk, zon en maan. eigenlijk maan en zon, hoewel ik niet meer precies weet wat het één en wat het ander symboliseerde. Vermoedelijk wist hij het wel. Om dit teken heen had hij een filosofie ontwikkeld die hij dan weer wel uit wilde leggen aan iedereen en dan weer niet. Rond de filosofie en het amulet bedacht hij een heel psychologisch vragenspel dat erbij moest opdat mensen elkaar beter leerden kennen. De vragen waren dus bedoeld om de diepere zielenroerselen van vrienden en partners uit te diepen maar volgens mijn toenmalige echtgenote die psychologie had gestudeerd, waren de vragen nogal sturend. Ikzelf probeerde neutraal te blijven. En zo heb ik niet alleen drie qua bedoeling overeenkomende spellen helpen te realiseren maar ook diverse websites over het thema gemaakt. Rechts: Het spel in de startpositie. Men dobbelt voor de serie kaarten. De spelleider trekt de kaart en leest de vraag voor. Er is altijd een alfa- of omega-vraag mogelijk. De antwoordende speler kan daarvoor kiezen met de twee symboolsteentjes die voor hem staan. Als hij de vraag heeft beantwoord, zet hij zijn 'scarabee' een plaatsje verder op het grote levensteken. De
twee grote alpha- en omega-stukken doen, zover ik me kan herinneren, eigenlijk niets, net als de piramiden. Het materiaal is groen-wit gekleurd kunsthars. Onder: OmAlphalet-spel 1, doos, onder- en bovenkant. De hele zaak stond bol van de symboliek.
Vorige pagina: Uitleg over het gebruik van de grote plastic amuletten en hun betekenis plus het vergulde amulet dat met een ketting of leren veter om de nek hoort te worden gedragen als teken van gelovige in een 'eerlijke en oprechte levensstijl'. Je kon hem ook in de plaats van een trouwring dragen, al hoefde je niet getrouwd te zijn. Je kocht een vergulde en zilveren amulet. Dan schroefde je de delen uit elkaar en verwisselde je de onderdelen. De man droeg dan de gouden Omega met de zilveren Alpha en de partner de omgekeerde versie.
Aankondiging van de laatste versie van het spel, ontdaan van alle tierlantijntjes dat ineens 'Bl ck B x' is gaan heten.
Het laatste spel in spelpositie. Alles is vereenvoudigd en meer of minder gemoderniseerd. De basis van de spelregels zijn nog steeds actief, de vragen dezelfde. Alpha en Omega worden nu bepaald door het opgooien van een munt.
Het probleem met Oscar was dat hij geen duidelijk beeld van zichzelf had. Hij kende geen grenzen en bleef door draven over dat vage idee. Hij wilde er ook geld mee verdienen. Zijn eerste versie van het spel was ook de duurste. Daarvoor bepaalde hij voor een groot deel de vormgeving. Op een kartonnen of gewoon gladde ondergrond werden stukken van massief kunsthars opgesteld die eigenlijk alleen maar een decoratieve functie hadden. Je deed er verder niets mee, want het spel werd voornamelijk met die kaarten gespeeld, in zover men het een spel kon noemen. Aan deze vorm hing een stevig prijskaartje en een simpele rekensom wees uit dat dit geen haalbare kaart was. Een goede vriend en zakenpartner had dit alras in de gaten en ontwierp achter Oscars rug om een goedkopere versie. Dat zorgde voor een tijdelijke breuk in de relatie. Maar toen de ex-partner door kreeg dat er absoluut geen handel zat in dit idee, kreeg Oscar de hele partij ter beschikking. Hij maakte iets meer kans op succes omdat hij zijn klantenkring had gevonden, de new-agezwevers die men op dienovereenkomstige conventies en beurzen tegen kwam. Maar Oscar stond niet helemaal achter de 'illegale' versie van het OmAlphaletSpel en bedacht een nieuwe vormgeving. Veel van de oorspronkelijke symboliek van piramiden en Egyptische levenstekens werd los gelaten. Ook dit spel heeft
hij, net als alle anderen, in China laten maken. Als ondersteuning van het geheel werd er ook nog een soort kunstleren map ontwikkeld, waarin het amulet verguld in paste en het geheel ging van de hand met daarin ook nog een set kaarten. Of daaruit enig commercieel succes groeide, weet ik niet. Ik was inmiddels bezig met de derde website. Of was het de vierde? Alsof ik niets anders te doen had. Op een gegeven moment was ik het zat. Nu al? Ja, want het was ook nooit helemaal goed. Elk ontwerp werd honderd keer gewijzigd of geheel vervangen. Oscar was (en is vermoedelijk nog steeds) het soort mens bij wie een idee een eeuwigdurend groeiproces is. In hem werkt moeder natuur in optima forma; het gaat maar door, het ene concept na het andere en volgens mijn slordige perceptie ook van het ene zinloze ontwerp naar het volgende, weer een virus, nog een bacterie, weer een nieuwe ziekte erbij, allemaal leidend nergens heen. Hier komt dus een vraag aan: Hoeveel kansen moet iemand krijgen? Wanneer weet je zeker dat een ingeslagen weg nergens heen voert als er aan het begin geen bord staat dat die weg als doodlopend kenmerkt? Tot op zekere hoogte vond ik het nog leuk ook, want mijn creativiteit kon zich volop ontwikkelen en spartelen in het sop dat Oscars brein uit braakte. Maar er komt een moment dat er vermoeidheid optreedt in de volharding waarmee iemand voor goedzak zit te spelen. In die sfeer paste ook de heer Klaas Pranger. Klaas is getrouwd met Judith en Judith was kleindochter van mijn verhuurders in Koedijk. Haar vader was een christelijk fundamentalist die in zijn tuin een bord had staan waarop de komst van Jezus Christus werd aangekondigd. Dat soort, inderdaad. Klaas en Judith waren lid van de EO. What else? Maar verder schenen ze redelijk te functioneren. Op een dag kwam Klaas zich bij me thuis voorstellen. Hij had een bedrijfje waarin hij landbouwvoertuigen repareerde en zelfs uitvond. Praktisch spul dus, geen vage, christelijke spelletjes, nee, degelijk spul. Hij las ook de krant en legde zijn oor bij gemeenten te luister en op die manier kwam hij er achter dat de overheid en projectontwikkelaars in zijn omgeving een nieuw terrein wilden ontwikkelen dat onderdak en werkruimte zou creëren voor aanplant van tomaten en dergelijke. De achterliggende gedachte was namelijk dat het Westland te duur werd door de ontwikkeling en groei van de Randstad. En dus had men een stuk grond gevonden dat nog niet helemaal was uitgemolken maar dat aanzienlijk goedkoper was. En toen had onze Klaas het volgende bedacht: Als hier dus een soort landbouwindustrie kwam, dan was er ook een organisatiecentrum nodig,
een reparatiewerkplaats voor landbouwvoertuigen en ook een plek waar men even kon rusten, een kop koffie kon pakken of een eenvoudige edoch voedzame maaltijd nuttigen. Hij kwam bij mij dus met de vraag of ik voor hem een gebouw in de vorm van een Westfriese boerderij kon tekenen, maar dan ongeveer 45 meter hoog en zestig meter lang. Dat was nogal wat! Ik ben geen architect maar ik kan wel doen alsof. Het ging er alleen maar om dat hij geldschieters voor het project kreeg; hij had al een optie voor het stuk land waar het gebouw zou moeten komen te staan. Het idee was niet echt gek. Dat vond zijn Gemeente ook. Intussen fantaseerde ik architectonische hoogstandjes bij elkaar. De reuzentent van zes verdiepingen was qua ruimte niet ideaal maar daarvoor deed ik alle mogelijke aanpassingen. Diverse lichtkokers zorgden voor verlichting tot op de beganegrond en om niet teveel ruimte af te staan aan gangen, creëerde ik loopruimte onder het schuine dak. Het geheel was een soort open staalconstructie. Het enorme dak bestond voor de helft uit glas. Voor de rest heb ik in eerste instantie zonnepanelen geadviseerd maar daar wilde Klaas niet van weten omdat de fabricage van die dingen nogal milieubelastend is. Klaas heeft een soort hoorzitting georganiseerd waarbij hij zijn plan aan eventuele financiers presenteerde. Uiteindelijk haakte iedereen af omdat men het project te riskant vond. Ook voor dit project had ik natuurlijk weer een website gemaakt. Iedereen vond het natuurlijk prachtig, maar daar heeft niemand iets aan. Als het inderdaad was geluk, hadden we beiden voor de rest van ons bestaan kunnen doen en laten wat we wilden.
De projectie van het gigantische gebouw dat in die omgeving van het Noord-Hollandse polderlandschap en de windmolens wel was opgevallen al had het mogelijk niet misstaan.
De voorkant van ons bouwwerk. De enorme stalen bogen moesten doen denken aan de staldeur van een Westfriese boerderij. Links: De gaanderij onder het schuine dak.
En zo ging weer een droom onder in de harde realiteit van alledag. Had ik het niet moeten doen? Nee, ik heb er niets verkeerd aan gedaan. Ik heb ook geen idee waar de Here zijn Klaas voor heeft behoed, want als je als eenvoudige boerenknuppel miljoenen-projecten ter hand neemt, komen er vroeg of laat de gieren op je af. En ben je dan slim en sterk genoeg om onchristelijk terug te vechten? Toch heb ik later eenvoudige lieden leren kennen die het van turfsteker tot multi-multimiljonair hebben gebracht. Ze zijn er wel, maar je komt ze niet elke dag tegen, zeker niet als dat het soort is dat ondanks alle weelde eenvoudig is gebleven en meer aan anderen uitgeeft dan aan zichzelf. Knielstoel, het idee kwam uit Scandinavië. De dingen waren hier niet te betalen. Maar ik had nog een oude bureaustoel uit Bussum mee genomen die ooit van dikke Willie was geweest. Het idee leek me prima voor de bloedsomloop naar de benen en dus heb ik de onderdelen van de oorspronkelijke stoel nieuw gerangschikt.
Dramatische ogenblikken Ik blader door mijn fotoboeken en kom een reeks foto's tegen van een mooie BMW maar ook foto's van het moment dat hij niet meer zo mooi was. Ten tijde van dit drama werkte ik soms nog voor Paul Schindeler, de vader van mijn stiefkinderen, bij Virgo Design. De Amerikaanse BMW R80 was aan z'n eind en reviseren kostte meer dan naar iets nieuws omkijken. Op een gegeven dag belde Joop; hij had een mooie motor voor me. Hij was van een klant die iets nieuws wilde en die de motor altijd goed had verzorgd. Ik kwam kijken in Amsterdam en wist niet goed wat ik zag, een originele R 80 RT, iets waar de politie in betere tijden op had gereden, met een volle tourkuip en grote voorruit. De vorige eigenaar had de motor ook in zijn favoriete kleuren laten spuiten, blauw met een horizontale witte baan met een rode streep erin. Er was mij een proefritje gegund. Wat een heerlijk gevoel. Het apparaat klonk ook goed, alsof hij net uit de winkel kwam. En ik kon hem nog makkelijk betalen ook want Joop ruilde mijn eigen motor in. Ik hoefde er niet verder over na te denken. Ik was toch een BMW-man als het erop aan kwam. Thuis maakte ik gelijk foto's voor het eventuele nageslacht.
Het ziet er uit als een R 100 RT maar deze BMW is slechts 800 cc dik en hij was hemel-metallicblauw met een brede witte baan met een rode lijn in het midden.
Op dit moment dat ik dit schrijf, heb ik een Honda uit die tijd, ook met volle kuip, maar dat is geen goed vergelijk met die BMW-kuip. Later, een heel stuk later, bleek de kuip toch niet zo praktisch als hij in eerste instantie leek. Dat kwam voornamelijk door de ophanging. Voor de schoonheid,
had men speciale koperen moeren in het fiberglas van de kuip ingegoten. Je zag er dus niets van. Maar elke trilling, elk gaatje in de weg, elke stoep eiste zijn tol op die kuip en zijn ophanging. Na maanden begon de kuip te rammelen en kwamen de ingegoten moeren los te zitten. Het was er eerst een, dan twee, dan vier... Die losgeraakte moeren rammelden het eromheen zittende materiaal kapot, waardoor men op die plek de kuip niet meer kon bevestigen. Om te voorkomen dat de hele kuip er op een gegeven moment af waaide, moest hij (of zij) eerst worden gesloopt en moesten er nieuwe steunpunten worden gemaakt. Vaak zaten de bevestigingen ook op plaatsen waar men nauwelijks bij kon. Een adequate reparatie kostte dus weer geld en toen besloot ik de kuip er helemaal af te halen, een standaard BMW-scherm op het stuur te bevestigen en liet ik beenschilden die ik al op eerdere BMW's had gemonteerd, in een passende kleur spuiten en monteren. Nu ving de motor ook iets minder wind, stuurde soepeler zonder dat loodzware gevaarte voorop, alleen was ik de bescherming van mijn handen kwijt in de winter. Daarvoor monteerde ik van die motormoffen op het stuur. Alleen de schoonheid was er nu een beetje af.
Links: Een ritje naar Hoorn, vermoedelijk met Margreet al kon die vanwege haar operaties nauwelijks op een motor zitten. Rechts: De Virgo-motorrijders samen op stap. Degene die zijn helm nog aan het stuur moet ophangen, is Ad, het jeugdvriendje van Paul en nu boekhouder en secretaris bij Virgo Design. Omdat Paul en ik niet alleen een motor hadden maar een BMW, kocht Ad er ook een, 'n rookzilveren R 80. Natuurlijk gingen wij even kijken wat er op de motor-RAI aan nieuw spul tentoon werd gesteld. Nee, niet om iets uit te zoeken, ik was in ieder geval blij genoeg met mijn BMW R80 RT.
In de late herfst ging het uiteindelijk mis. Mijn oude vriend Kurt-Gerhard Klietmann uit Berlijn betreurde het dat we na onze samenwerking bij het maken van de uniformboeken, elkaar nooit meer zagen. Ik maakte een afspraak voor een gesprek en een etentje in Berlijn voor twee dagen. Ik nam de Als je een vervoersmiddel hebt en niet langs de motor en reed mijn zoveelste rit naar weg wil blijven steken met een lek achterband, Berlijn. Een heerlijk ritje. 's Avonds laat dan ben je lid van de ANWB. Zij nemen de band kwam ik in Berlijn aan en nam een (of het wiel in dit geval) mee, laten er een kamer in het motel aan de Avus, naast nieuwe om zetten en sturen later de rekening. de plek waar vroeger het circuit was. De prijzen in 'Motel Avus Berlin' waren redelijk, zeker voor een plek zo dicht bij het centrum. Je reed het oude rechte stuk van het circuit af en kwam vlak bij de Kurfürstendamm uit. Daar in de buurt woonde en werkte ook historicus Dr. Kurt-Gerhard Klietmann. Na een wat onrustige nacht vanwege het kabaal van aankomende en vertrekkende vrachtwagens, reed ik de volgende morgen bij stralend novemberweer naar het hofje in een zijstraat van de eerder genoemde hoofdstraat voor mijn weerzien met de oude man. Klietmann had zin in een wandelingetje en tijdens die wandeling kwam de aap uit de mouw. Hij had liefdesverdriet. Een vriendin van in de veertig had het uitgemaakt omdat hij te oud was, vond zij. Hij begreep dat want hij was al in de zestig en niet echt gezond meer. Een wonde uit de eerste Motel Avus Berlin, het is er niet duur, maar er wereldoorlog bezorgde hem nog steeds heerst de hele nacht kabaal. en zelfs in toenemende mate last. Daarnaast begonnen ook andere lichaamsdelen de dienst te weigeren en daar kwam nu ook de pijn in zijn gevoelsleven bij. Hij liet me zelfs de woning zien waar de geliefde hem nu versmaadde. Het was allemaal te triest en te gek voor woorden. Op die leeftijd mag je blij zijn dat je überhaupt nog enigszins functioneert. Maar
de oude historicus zag dat blijkbaar anders en ik kon hem weinig troost bieden want in zaken liefde kon ik alleen maar op slechte ervaringen terug grijpen. 's Avonds aten we Chinees in een duur restaurant waar ik bestelde wat ik in Holland ook zou hebben besteld. Een ding weet ik sindsdien: Chinezen zijn of smaken niet overal hetzelfde. Normaal vind ik Tjap Choi lekker, maar misschien is Tjap Choi bij ons wel niet Chinees maar Chinees/Indisch. Ze hadden wel iets dergelijks maar dat was absoluut niet eetbaar. Vermoedelijk vonden de Chinezen zelf het lekker en daarvan weten we dat ze niet altijd hun smaak aan de omgeving aanpassen. Ik leerde van de heer Klietmann wèl dat men in China de soep als toetje eet om het voedsel makkelijker te laten verteren. Wat wij hier doen is absoluut belachelijk. Toch aardig om te weten. Van mijn goede vriend Thomas weet ik inmiddels dat de Chinees in Volendam wel zijn smaak aan de omgeving heeft aangepast en dat Chinees in Volendam daarom niet te vreten is. Volendammers zijn een volkje zonder smaakontwikkeling. Zij kennen alleen maar zoet, zuur en zout. En dus is het voedsel bij hun Chinees dermate zout, dat het voor een gewoon mens absoluut oneetbaar is. De volgende ochtend had ik nog een korte audiëntie bij mijn oude vriend. Omdat hij vanwege zijn lichamelijke conditie slechts twee uur achter elkaar kon werken, sliep hij als een soldaat in oorlogstijd aan het front tijdens de wacht: twee uur op en twee uur af. Hij moest dus na mijn vertrek weer twee uur slapen. Hij overleed een jaar nadien. Volgens mijn simpele zienswijze was hij een van die weinige Duitsers die een eeuwig leven hadden mogen hebben. Na ons korte gesprek zocht ik het Motel weer op, pakte mijn spullen bijeen en klom weer op de motor. Het weer was verslechterd en er dreigde regen. Het was ook een stuk kouder geworden, ineens meende november toe te moeten slaan. De rit van Berlijn naar Nederland was eentonig en slaapverwekkend. Ik was redelijk vlak bij de Nederlandse grens toen ik wakker werd en met slaperige blik opmerkte dat voor mij de autobaan ineens ophield. Blijkbaar was het geld op. Ik reed nog steeds ergens in de buurt van de honderd kilometer per uur, dus niet waanzinnig hard, maar toch hard genoeg om niet meer te kunnen remmen. Men had de weg afgesloten door palen met schuin rood-wit gestreepte borden en lampen erop. Maar die lampen deden het niet. Later werd mij verteld dat er elke week wel een paar auto's die afslag misten en de lampen en de bedrading kapot reden. Nu was ook daarvoor het geld op. Ik weet niet eens
meer of ik nog moeite heb gedaan om het voertuig tot staan te brengen. Het was gaan motregenen en dus zag ik die afslag pas toen het daarvoor in principe te laat was. Ik had de motor nog een stuk uit kunnen laten rijden en dan stoppen, maar er stond zo'n vervloekte paal in de weg. Mijn voorwiel reed over de voet van dat ding en de motor slingerde de rest van het obstakel door de lucht. Daardoor was ik mijn baan en richting een beetje kwijt. Ik probeerde de motor nog op het betonnen wegdek te houden maar door de klap met de paal was ik de regie van het stuk ontglipt. Mijn voorwiel werd ineens door iets geblokkeerd en ik sloeg een paar maal over de kop. Dat is een eigenaardige ervaring; nu ben ik nog boven en ineens is de motor daar, op z'n kop, en dan ben ik weer in volle vlucht, boven op weg naar de grond om weer door de motor te worden gevolgd op dezelfde weg. Het was voor ons beiden geen aangename oefening. Uiteindelijk lagen we beiden in de drek wat nog vluchtstrook en wegrand had moeten worden. Wat was er precies gebeurd?: Die confrontatie met de betonnen voet van de paal die de lamp en het lange verticale rood-wit gestreepte bord droeg, had mijn voorwiel opgetild en precies op een plek neer laten komen die de afscheiding tussen betonstraat en onbewerkte ondergrond vormde, De plek des onheils, een week later gefotogra- een ondergrond die tien centimeter lafeerd. Je kan nog precies zien waar de motor ger lag dan het wegdek. Neer gekomen zichzelf en mij lanceerde. op precies die scherpe rand, scheurde de aluminium velg en haakte zich in de linker voorpoot van de motor vast, waardoor het voorwiel ogenblikkelijk stil kwam te staan en wij, de motor en ik, aan onze vlucht en buitelingen begonnen. Daar zat ik dan, in the middle of the absolute nowhere, in de motregen met een vernielde motor onder een nacht wordende hemel. Die motor moest ik laten liggen waar hij lag, want het ding was onbeweeglijk geworden. Ik liep enkele kilometers naar het volgende dorp. Iedereen was aan zijn avond begonnen. Er was geen mens op straat. Er was wel een armoedig uitziend tankstation waar de eigenaar bezig was, de tent te sluiten. Hij keek even van zijn werkzaamheden op
en vroeg (uiteraard in het Duits) wat er met mij was gebeurd. Nee, hij kon mij ook niet helpen. Maar er was in het dorp een garagehouder die naast zijn werkzaamheden ook taxidiensten vervulde. Misschien dat hij mij verder kon helpen. Hij noemde het adres en beschreef de weg erheen. Inmiddels was het donker geworden, toen ik bij een eenvoudige deur aanbelde. Het duurde even voordat er werd open gedaan. Ik vertelde nog eens mijn verhaal. Tja, een hotel of pension was het gehucht niet rijk. Na lang nadenken, kwam de man met een voorstel. "Ik ben taxichauffeur; ik kan u naar Holland brengen." - "En wat gaat me dat kosten?" Hij wilde natuurlijk weten waar ik woonde en dat was niet vlak bij de grens. Dat was helemaal aan de andere kant. Er viel weer een stilte waarin het denkproces van de man de ruimte kreeg. "Voor 200 gulden rijd ik u tot uw voordeur." - "Maar u moet dan ook nog de hele weg weer terug," maakte ik me druk om de ander. Maar hij vond dat geen probleem; hij vond rijden leuk en dit was een leuk ritje en hij kon daar iemand mee helpen ook. En zo zat ik enkele minuten later in de warme auto en reden we naar Nederland, dat nog geen tien kilometer verderop begon. Het was opgehouden met regenen. Had dat iets te betekenen? Ik dacht het niet. Midden in de nacht kwamen we in Koedijk aan, waar ik naar binnen ging en de man een kop koffie aanreikte, samen met twee honderdjes. Na de koffie genuttigd te hebben, ging hij gelijk weer op stap omdat het anders zo laat werd. De volgende dag belde ik Joop. Kees, een goede vriend van Paul, was in de zaak en had even niets te doen. Hij had wel zin in een ritje naar Duitsland. Nu de naam Kees is gevallen, moet ik het toch even hebben over Kees. Kees was een eigenaardig persoon. Hij omgaf zich met artistiekelingen en protoartistiekelingen. Veel van zijn vrienden waren homo en dat bepaalde een beetje de sfeer rond Kees, een vriendelijke, maar vooral wat zweverige sfeer waar de neiging heerste, het Ik te verheerlijken. Het meest gênante moment dat ik ooit in zijn omgeving heb beleefd, was op zijn verjaardag. De combinatie van hasj en drank had voor een melancholieke sfeer gezorgd waarin Kees ineens uit zijn dagboek begon te declameren. Het was net niet meer het soort dagboek waar elke nieuwe notitie begon met "Lief Dagboek". Maar het was ook geen heldere analyse van de gebeurtenissen. Nee, dit dagboek moest filosofisch zijn maar de overpeinzingen waren vaag of onduidelijk emotioneel. In Nederland heeft men daarvoor het woord 'gezwam' bedacht. Kees was dus een dromer en soms droomde hij zelfs voor Paul teveel. Maar er was ook een heel andere kant aan
Kees. Hij kreeg ineens leukemie en stond op de wachtlijst voor een kist. Zijn clubje was in rep en roer. Ik hoorde niet tot zijn clubje maar vond toch een reactie op z'n plaats en schreef een brief in de geest van dat het iedereen kon gebeuren om met een gebroken been of iets dergelijks te worden opgenomen in een ziekenhuis maar dat hij het toch wel erg bont maakte om gelijk met een dodelijke ziekte aan te komen zetten. De dramatiek vond ik dan wel bij hem passen maar ik vond tegelijkertijd dat het nu tijd werd om zijn spieren te laten zien. Hij liet de brief aan elke bezoeker zien en iedereen was gechoqueerd. Zoiets doe je niet tegenover een ten dode opgeschreven patiënt! Is die man helemaal gek geworden?! Toch had die brief het effect dat ik ervan had verwacht of gehoopt. Kees verkeerde tot op dat moment in een diepe depressie. Hij was nog zo jong, had nog zo weinig mee gemaakt en moest nu al sterven. Wie verdient een dergelijk lot, toch zeker Kees niet? Toen vroeg hij uit de bibliotheek van het universitair ziekenhuis waarin hij het geluk had terecht te zijn gekomen alle boeken op die zich met zijn ziekte bezig hielden of er informatie over hadden. Hij studeerde gewoon medicijnen, geconcentreerd rond zijn ziekte. En toen hij eenmaal op de hoogte was van alle belangrijke aspecten van zijn kwaal en haar genezingsmogelijkheden, besprak hij met de doktoren het behandelplan. Hij gaf zelfs adviezen die werden opgevolgd, want doctoren weten in de regel van alles wat maar ze weten niet alles over alles en onze Kees had zich gespecialiseerd. Hij was niet meer alleen patiënt, hij werd onderdeel van de staf in zover het zijn behandeling betrof. En nu het aardige van het geval: Hij genas! Jaren later hield hij nog een toespraak op de begrafenis van Paul, terwijl hij al jaren dood had moeten zijn. Die toespraak was trouwens een absolute giller maar daarover later meer. Dit alles gebeurde jaren na mijn motorongeval in Duitsland. Nu was Kees even zelfverkozen chauffeur in de auto van Joop met daarachter een motortrailer.
Het motorwrak op de trailer. Duidelijk zijn nog de beenschilden herkenbaar. Die hadden ook nog een technisch voordeel: zij leidden de rijwind naar de achterkant van de cylinders.
Dorpelingen hadden, onder aanvoering van de garagehouder annex taxichauffeur het wrak van de autobaan gehaald en in de tuin van de garagehouder neer gezet. Het zag er vreselijk uit en ik had even het idee dat er niets meer aan te doen was. Datzelfde gevoel had Kees ook, toen we het gevaarte op de trailer hesen. Met dankwoorden en beste wensen verlieten we het gehucht in Duitsland weer en reden terug naar Amsterdam, waar we in de avond aan kwamen. We zetten het voertuig bij Joops werkplaats neer en namen afscheid van elkaar. Ik dankte Kees hartelijk en hij vond het gezellig en wenste mij het beste. De volgende dag belde Joop en vertelde dat het allemaal nogal meeviel. Het zag er wel vreselijk uit door al het zand en aarde dat de motor door de herhaalde koprollen had vergaard maar het frame was niet verbogen en alle beschadigde onderdelen waren makkelijk te vervangen. Een week later kon ik de motor weer ophalen en was drieduizend gulden kwijt. Maar de motor zag er weer als nieuw uit. Blij reed ik van het terrein van Joop af. Ik reed door naar Paul, voor die ik al een tijd niet meer werkte. Hij was benieuwd wat er nog van die motor over was gebleven en was ook heugelijk verrast toen hij zag wat Joop er weer van heeft kunnen maken. In deze stemming gingen we uit eten bij de Chinees. Na een gezellig etentje dat Paul altijd betaalde, gingen we terug naar de zaak in de Vondelstraat. Paul ging nog aan het werk en ik ging hem daar niet lastig bij vallen. We namen hartelijk afscheid van elkaar en hij zei nog vermanend: "Je mag wel oppassen, het kan best glad worden vannacht." Het was niet koud op dat moment en de straten waren nat want het had eerder op de avond even geregend. Maar toch nam ik me voor, het rustig aan te gaan doen. Ik reed naar huis via het westelijk havengebied van Amsterdam. De straten waren uitgestorven op een enkele nachtelijke autobestuurder en zijn vervoersmiddel na. De weg was nat maar niet glad, toch reed ik heel rustig voor mijn doen want ook natte wegen kunnen gevaarlijk zijn. Ik haalde een auto in met een snelheid die net iets hoger lag dan die van hem. Bij de olieopslag van het havengebied moest ik via een klein betonnen bruggetje over een sloot. En ineens schoot mijn voorwiel weg. Omdat ik niet hard reed, was het een valpartij van niets. Ik stond weer op en wilde de motor oppakken om verder te rijden...
Wat was hier gebeurd? De motor zag eruit alsof hij uit een helikopter was gesmeten. De autobestuurder die ik net had ingehaald, stopte en vroeg of hij kon helpen. Hij gaf mij een lift naar Alkmaar, nadat we de motor aan de kant van de weg tegen een meterkast hadden gezet.
Zo zag de motor de volgende avond uit toen we hem op kwamen halen. Het schorem dat in die buurt sloperijen beheerde, had er gelijk alle bruikbare onderdelen van waarde afgesloopt en mee genomen. Wij zijn niet gewelddadig genoeg. In Amerika was men gelijk op die gasten afgestapt en had de spullen terug gehaald en de lijken voor de gieren laten liggen.
Wat was er nou gebeurd?: Door de slip was de rechter koffer los en open geschoten. In die koffer lag mijn Kryptonite motorslot. Dat slot was in het draaiende achterwiel terecht gekomen en had daar alles vernield wat maar te vernielen was. Zelf de cardanas was beschadigd. Hier was dus niets meer aan te doen. Joop vond het net zo vreselijk als ikzelf. Hij deed me zelf nog het voorstel om de motor te laten verdwijnen en voor gestolen aan te geven. Hij had nog nooit zoiets voorgesteld, maar hij vond dit zo vreselijk... Ik deed het niet. Wèl vroeg ik me af waarom. Wat is dat met die eerlijkheid? Er zijn heel wat argumenten te bedenken, verzekeringsmaatschappijen die miljoenen verdienen aan premies en speculaties... Maar daar gaat het niet om. Je gaat je eigen pech niet uitsmeren over een ander. Je neemt het leven op dat soort momenten gewoon zoals het komt. Ik heb na die BMW nog vele motorfietsen gehad en soms ook met pijn in het hart afscheid moeten nemen. Het is een degelijke oefening in los laten en leven op het moment met alle bijkomstigheden van dien. Het leven is loslaten, over je eigen gehechtheid heen stappen, omschakelen en van het moment maken wat ervan te maken is. Daar gaat het allemaal om. Daarom hebben Boeddhisten iets tegen bezit want bezit werkt gehechtheid in de hand en gehechtheid zorgt voor conflict en conflict zorgt voor
onrust. Ikzelf vind dat allemaal iets teveel van het goede. Je kan ook even stilstaan bij de betrekkelijkheid van bezit en er dan weer van genieten. Er zijn verschillende vormen van bezit. Men bezit iets om ervan te genieten of men bezit iets om het te hebben. In Volendam bezit men iets omdat de buurman het ook heeft en men wil daar altijd net iets meer bezitten dan de buurman, een grotere tv (die vanaf het raam te zien is) of een grotere auto voor de deur. Dat is geen bezit, dat is dwang en conflict. Bezit kan ook liefde zijn. Een Friese vriend van mij bezit een grote zeilboot, een zeewaardige schouw. Die boot heeft hijzelf gebouwd op een werf, alles, tot in de kleinste details. Zelfs de kachel heeft hijzelf gebouwd want er waren geen kachels in dat formaat te koop. En van elk detail straalt er de liefde af waarmee hij het ding heeft gebouwd, alles precies zoals het hoort bij een schouw van dat type. Op dat moment is bezit niet alleen maar bezit, het is een stuk van jezelf. Daar is geen conflict.