Schetsversie Deel 06
Bussum We gaan weer een jaartje terug, voordat ik begon te melken over dat reclamebureau van Jasper Studio. Tijdens de eerste fase van die activiteit, woonde ik nog in Amsterdam, in de tweede fase woonde ik al in Bussum en reed ik op een gegeven moment rond op een Jawa motorfiets. Hoe dat zo kwam, daar gaat het volgende verhaal over. Nu was het zo dat de oudste dochter van mijn tante met Willie, een Duitser, was getrouwd die een redelijke functie bij een Duits reisbureau bekleedde. Mijn nicht stond op het punt te bevallen van haar tweede, toen ik kwam vragen of ze niet een zolderkamer voor me hadden. In eerste instantie was dat onmogelijk. Het kind, de man, de hond, de zolder. Maar wat precies de doorslag heeft gegeven, weet ik niet maar ik mocht uiteindelijk toch naar Bussum verhuizen. Het was een schitterend huis, iets in de stijl die ik in Hamburg gewend was maar deze keer niet neoklassiek maar eerder vergelijkbaar met huizen die men in Zuid-Duitsland zou kunnen vinden, iets wat tussen de bergen van het Zwarte Woud niet zou misstaan. Het bouwwerk telde 11 kamers, had een oprit met een open voortuin en een reusachtige achtertuin, omgeven van hoge bomen en struikgewas waar de natuur haar vrije loop had. Van binnen was het huis net zo fraai als van buiten, met zijn ruime houten trappenhuis met klassieke lambrisering, schilderijen en boekenkasten. De kamers beneden waren groot, de woonkamer zelfs gigantisch te noemen. Overal lag dik parket. Dat was ook wel nodig want de heer des huizes woog een ton. Maar in de winter stierf je van de kou, want door de grote, hoge kamers ging het beetje warme lucht aan het plafond verloren. In de huiskamer laaide dan ook een soort fabriekskachel en nog werd je niet echt warm. Beneden was dus de voorkamer en de woonkamer en voorbij het enorme trappenhuis was nog een ruime keuken en een bijgebouw voor het grove werk, daar was de plaats voor de wasmachine. Vreemd genoeg had het huis geen garage; de eveneens klassieke Mercedes stond altijd buiten, al is er later, met mijn hulp, een carport naast het huis ontstaan. Op de eerste verdieping waren drie grote kamers, waarvan er één was verhuurd aan een eigenaardig stel van middelbare leeftijd. Boven de keuken was de logeerkamer, boven de voorkamer de verhuurde ruimte en boven de woonkamer lag de slaapkamer van mijn nicht en haar man. Tussen die laatst
Links: De voorkant van het huis in Bussum. Rechts: De achterkant van het huis. Het gras maaien was een onzinnige taak want de tuin was 50 meter lang en de grond zat vol heuvels en dalen.
genoemde kamers was een houten trap naar de zolderverdieping. Daar waren twee kamers verhuurd aan een jonge leerling van de Kunstacademie in Amsterdam en zijn vrouw Juultje en dochter Ilse. En dan was er de zolder, een enorme ruimte onder het dak. Maar deze ruimte was tot borsthoogte gevuld met ... troep. Want de man des huizes bewaarde ALLES. En er mocht ook niets weg. Als ik het dus voor elkaar kreeg om hier een ruimte te creëren, mocht ik er komen wonen. De meeste zaken die ik op de zolder tegen kwam, waren reclame-artikelen van het reisbureau tot een elektrisch spoortreintje aan toe. Maar er zat vooral waardeloos spul bij, zoals reclameborden en displays. Maar er was ook veel huishoudelijk spul en een grote hoeveelheid dozen met onbekende inhoud. Ik werkte mij door de bende tot het uiterste deel van de zolderruimte en begon systematisch dingen waarvan ik aannam dat ze niet binnenkort werden gebruikt, op elkaar te stapelen tot ik er niet meer bij kon of dat de dakbetimmering werd geraakt. Op deze manier ontstond een steeds groter wordende ruimte om mij heen. Uiteindelijk wist ik op die manier de helft van de zolder vrij te maken en achter mij twee, door een gangpad gescheiden helften van een enorme stapel ondefi-
nieerbare troep achter te laten. Beide stapels waren maximaal 2 meter hoog. Wie dus in de nabije toekomst iets van onderen en achteren uit die bergen wilde hebben, had een probleem. Maar mijn nicht had me verzekerd dat dit nooit zou gebeuren. Ik kan me uit mijn tijd op die zolder maar één instantie herinneren waarbij er inderdaad iets van de zolder moest komen, een matras voor een extra logeerbed in het huis van zijn ouders. Mijn nicht en ik zijn toen in die berg geklommen en hebben samen het matras uit gegraven, elkaar dozen en spullen toe werpend en die elders weer op elkaar stapelend. Wij hebben er vreselijk om moeten lachen, vooral omdat wij niet wisten wat er in die dozen zat die door de lucht van de zolder vlogen. Hebben we iets stuk gesmeten? Ik zou het nog steeds niet weten. Van één artikel weet ik zeker dat ik het heb vernietigd, maar dat was veel later, toen de goede man was overleden en zijn ouders het servies van betovergrootmoeder opeisten. De situatie op dat moment was vreselijk want wij konden met z'n allen de huur van dat huis niet opbrengen en waren dus gedwongen, te verhuizen. Toen moest die zolder dus worden leeg gehaald. Dat was een ramp die ons al die tijd boven het hoofd heeft gehangen. Beneden stond inmiddels al de derde container. Ik kwam van een klant en zag met afgrijzen hoe al die spullen uit de zolder via mijn 'kamer' door 'mijn' erker en raam naar buiten werden gesmeten om beneden denderend op de al geloosde spullen neer te dalen. De Duitsers hebben voor dat geluid een aardig woord: krachen. Omdat ik, hoe dan ook, niet aan het werk kon, besloot ik dan maar mee te helpen want des te eerder was de rust weer gekeerd. Bij de deur die ik naar de zolder toe had getimmerd, stond een kartonnen doos. Ik vroeg aan iemand die op de zolder de spullen voor de container bijeen raapte: "Kan de doos bij de deur ook weg?" Ik hoorde een duidelijk "Ja, alles moet weg!" Behulpzaam pakte ik de niet lichte doos en wipte haar het raam uit. Mijn nicht vertelde later: "Ik stond op het balkon van de eerste verdieping te kijken naar wat er allemaal zo van die zolder kwam. Ze hadden net een nieuwe, lege container neer gezet, toen ik ineens de doos met het servies van betovergrootmoeder voorbij zag komen. 'Daar gaat betovergrootmoeders servies!' dacht ik nog en zag de doos in de container nog rinkelend stuiteren." Daarmee was de zaak alleen nog niet over want er was geëist dat de doos met het servies, zodra ze gevonden was, die avond nog naar het huis van de oudjes werd gebracht. Mijn nicht was even radeloos, maar een goede vriend die met de ruiming en latere verhuizing hielp, had de doos al uit de container
gehaald en in de auto gezet. In de vroege avond reden mijn nicht en de huisvriend met spullen uit het huis naar de Veluwe waar de oudjes woonden en leverden de lading af. De vriend zette de doos met scherven in een hoek en zei er verder niets over. Even later vertrokken de verhuizers weer om voor het eten weer thuis te zijn. Ze waren net weer binnen, toen de telefoon ging. De moeder van Willie was aan de lijn en klaagde (ze had altijd een klagende stem, maar nu zat er een brok woede en teleurstelling bij) dat ze de doos met het servies hadden geopend. Alles was stuk en de ravage leek erop alsof iemand met een kleine hamer elk onderdeel van het servies in kleine stukjes had gehakt. Wie de moeder van de overledene heeft gekend, zal een vleugje leedvermaak nauwelijks hebben kunnen onderdrukken, want dat mens was iets dat eigenlijk in een gesticht thuis had gehoord. Het enige dat vermoedelijk ooit een warm gevoel heeft doen ontstaan, was haar zoon. Haar man was een goedmoedige en aardige sukkel die haar om welke geestelijke ontsporing dan ook, ooit heeft getrouwd en zelfs bij haar nog een kind heeft verwekt... ik word al niet lekker bij de gedachte alleen.
Het huis van de ouders van Willie op de Veluwe. Het ding leek van karton gemaakt. Vermoedelijk bestonden de wanden uit Eterniet-platen, een kankerverwekkend spul dat tegenwoordig niet meer mag worden gebruikt. Maar de ligging van het huis was schitterend. Hun tuin grensde aan het koninklijk jachtterrein. Voorbij het hek zag je de wilde zwijnen in de grond wroeten. In de winter kwamen reeën en herten om eten vragen. 't Liefst waren ze bij de kachel in huis komen zitten.
Links boven: De Mercedes van Willie, hier in gebruik als vrachtwagen. Het was een prachtige wagen die niet alleen niet echt kapot te krijgen was maar die ook vreselijk hard kon rijden. Hij was nog net niet gepantserd. Binnen rook het heerlijk naar motor, leer en hout. Fanatici zouden zeggen: "Zo maken zij ze nu niet meer.", ook al kan dat van alles inhouden. Willie kon amper rijden. Hij was in de oorlog een oog kwijt geraakt, zoals men toen ledematen kwijt raakte als men geluk had; daardoor kon hij niet goed afstand inschatten. Hij reed dus absoluut lullig. Mijn nicht was in dat opzicht ook geen ster, zij was te klein voor die auto of de auto was te groot voor haar, ze kon amper over de gigantische motorkap heen kijken en dat heeft menige vuilnisbak geweten. Ze hadden niet alleen dat gigantische huis (te huur) en die waanzinnige auto, maar ze hielden ook een gigantische hond, een Duitse dog, volgens de Duitse heer de huizes, er op na. Tiras was best een lief beest, al maakte hij vaak wat veel lawaai en oogste daarmee veel kritiek van de buren. Ik liet hem regelmatig uit op de hei en dan leek de hei heel even te klein. In de tuin speelde ik soms stierenvechten met hem en een oude deurmat. Als hij liep of beter: galoppeerde, vlogen de kluiten tuin door de lucht. 's Avonds lag hij in de mand; het was geen echte schoothond, hoewel hij het ooit bij mijn broer heeft geprobeerd. Natuurlijk kwamen we niet meer bij, want je zag mijn broer niet meer achter de hond. ] Om een idee te geven van de afmetingen van Willie, is hij ooit gefotografeerd met zijn oom. Die oom was niet groot, dat moet worden gezegd. Daarom is die foto ook ooit genomen. In zijn beste tijd woog Willie 150 kilo. De bril droeg hij voor bescherming van zijn ene oog, want hij kon er geen meer missen of beschadigen.
De radiowagen, zoals Amerikanen het ding (vertaald) noemden was een vrachtwagen, vaak een Henschel, met zendapparatuur om gegevens van de verkenningseenheid door te geven aan de diverse legeronderdelen, het zij de luchtmacht voor precisiebombardementen ter ondersteuning van tanks en landmacht of direct aan het tank-commando of een infanterie-eenheid. Men had dus te zorgen dat de bevindingen van de verkenning terecht kwamen bij het juiste legeronderdeel. Als het al niet lukte, de verkenners uit te schakelen omdat ze, bij voorbeeld, op plekken zaten waar ze niet werden gezien, dan kon men die bevindingen in tweede instantie blokkeren door de verbindingseenheid uit te schakelen. Om die vrachtwagens enigszins te beschermen tegen aanvallen door, bij voorbeeld, verkenningsvliegtuigen, werden ze in de regel met takken en dergelijke gecamoufleerd. Soms lag er ook een flinke laag zand op het dak maar tegen een directe hit van een bom was weinig te doen.
Met deze verwonding werd hij in een veldhospitaal afgevoerd. Vandaar werd hij naar een degelijk ziekenhuis getransporteerd waar hem een glazen oog werd aangemeten. Daarmee had hij recht op een gewonden-onderscheiding 2de klas. Maar tot die uitreiking is het niet meer gekomen want de oorlog was zo goed als afgelopen toen hij het ziekenhuis verliet. Omdat de oorlog op dat moment nog niet officieel was afgelopen, werd hij ontslagen met zijn uniform en dienstwapen. De dienstdoende wachtpost bij de poort van het ziekenverblijf wees de ontslagen patiënt de weg: Linksaf naar de Russen en rechtsaf naar de Amerikanen. Wijselijk koos Willie voor de rechterkant van de weg. En toen gebeurde er iets ei-
genaardigs. De Amerikaanse soldaat die hem op pikte, vroeg hem om zijn dienstwapen, een grote 08 (Luger) in ruil voor een buit gemaakte maar voor de man niet zo interessante Walther PPK die hij een officier had afgepakt. En dus ging Willie gewapend in krijgsgevangenschap, waar hij enkele dagen later weer ontslagen werd omdat de oorlog was afgelopen. Die bewuste Walther is veel later op omwegen in mijn bezit gekomen en bij een schietvereniging ingeruild tegen een Luger die ik weer later heb verkocht aan een verzamelaar, toen ik niet langer een wapenvergunning had.
A
B
C
D De 08, ( A ) zoals de Duitsers hem noemden omdat hij in 1908 officieel werd gekozen tot het standaard dienstvuistwapen voor het leger of 'Luger', zoals de Amerikanen hem noemden omdat ene heer Luger het ontwerp van de heer Borchardt tot een handzaam wapen had verbouwd, het gebruikelijke Duitse dienstwapen van de Eerste Wereldoorlog en deel van de Tweede, later gedeeltelijk vervangen door de Walther P38 ( C ). Zowel de Borchardt ( D ) als de Luger waren zeer eigenwijze en unieke constructies en de tweede werd dan ook wereldberoemd en in diverse landen nagebouwd. De Luger verschoot een 9mm patroon (parabellum - voor oorlog). Als een wapen in een film een bepaald soort karakter uit moest stralen, was het altijd een Luger. De Borchardt C-93 ( D ) verschoot een kaliber 7,65mm patroon en werd daardoor ook gezien als niet geschikt voor oorlogshandelingen. Het mechanisme was ontleend aan het Maxim machinegeweer dat ook in 1908 aan het Duitse leger werd toegevoegd. De 'Luger' is een 'mooi' wapen voor wie van aparte wapens houdt, maar het ding was overgevoelig voor de munitie die werd gebruikt en het mechanisme was ingewikkeld en betrekkelijk kwetsbaar en zeer gevoelig voor vuil. De firma Walther had al in de dertiger jaren een zeer elegant 7,65 kaliber pistool geconstrueerd en in twee afmetingen werd geleverd, de langere versie als PP en de kortere en veruit populairdere als PPK ( B ). De legerleiding zocht echter voor vervanging van de Luger een wapen dat een 9mm kogel kon hanteren en toen kwam die firma met de P38 ( C ). Het mechanisme was, net als bij de PP/PPK betrekkelijk simpel en had het voordeel van een dubbele functie: het had een buiten liggende hamer, zoals het Amerkaanse Colt-pistool of de
Italiaanse Baretta; je kon echter, in tegenstelling tot die genoemde voorbeelden, ook schieten zonder eerst de hamer te spannen. Daarvoor was een speciaal soort beveiliging ingebouwd. De P38 was wel ongevoeliger dan de Luger, maar hij of zij was niet echt veel beter. In civiele omstandigheden, bij voorbeeld in een schietvereniging, beleefde je aan een Luger meer plezier dan aan een P38. Met de juiste munitie en conditie schoot zij of hij zuiverder en lag vele malen beter in de hand dan de Walther. En met een PPK heb ikzelf nooit iets kunnen raken, terwijl ik toch diverse wedstrijden heb gewonnen en in principe voor een van de beste schutters van de vereniging werd gezien. Even een politiek item dat vooral in Amerika de gevoelens scherp houdt, namelijk de vraag of het bezit van wapens algemeengoed zou moeten zijn, wat de voorstanders altijd beantwoorden met het gezegde dat het wapen als zodanig niet gevaarlijk is maar degene die het hanteert. Maar gezien het feit dat een groot gedeelte van de mensheid niet goed bij zijn hoofd is, lijkt het me het beste als er überhaupt geen wapens zouden bestaan want zelfs de autoriteiten doen gewapenderhand vaak dingen die niet goed gevonden kunnen worden, dus weg ermee.
Toen ik in Bussum ging wonen, was Willie onderdirecteur van het Duits reisinformatiebureau op het Spui in Amsterdam. Mijn nicht had de goede man leren kennen in een Duitstalige zangvereniging in Amsterdam. Hij maakte op haar indruk omdat hij van die mooie, egale tanden had. Voor sommige vrouwen zijn dat soort zaken van belang. Maar dat was niet het enige. Willie was het soort man dat zich zo ongeveer alles kon veroorloven zonder enige consequentie. Je hebt van die mensen met de soepelheid van een persoon van gewicht, in dit geval ook letterlijk, die een bepaald soort charme uitstralen die niet alleen op vrouwen maar op mensen in het algemeen een week makende invloed uitoefenen. Je moest al heel stevig in je schoenen staan om hem iets te weigeren. Ik heb maar één persoon leren kennen op wie die charme geen enkele invloed had en dat was de kunstschilder die een deel van de zolder bewoonde. De jongen had wat meer ruimte nodig en wilde de droogzolder erbij huren. Omdat altijd geld nodig was in dit huishouden, stemde Willie toe. Die zolder was praktisch leeg, maar er stond een grote boekenkist die verplaatst moest worden. Willie had de tactische fout gemaakt om voor te stellen dat ze die kist wel samen konden verslepen. De jonge kunstenaar greep een handvat en bleef toen wachten. Willie had verwacht dat de jongen het loodzware ding alleen zou verslepen en zich een hernia zou tillen. Maar de jongeman was slimmer. Hij bleef gewoon staan en wees met een vriendelijk glimlach op het andere handvat en versloeg daarmee Willie met zijn eigen wapens. Ik keek toe en realiseerde me op dat moment dat die kunstenaar iets had dat ik absoluut miste. Willie kon mij in de regel bespelen als een oude viool. Het enig excuus dat ik kon aanvoeren was, dat Willie daardoor voor een deel afhankelijk werd van mij en ik, op mijn beurt, dingen kon terug vragen. Op die
manier kreeg ik onbeperkt toegang en gebruik van de voor veel geld professioneel ingerichte donkere kamer. Een nadeel aan die afspraak was het feit dat ik ook Willies foto's mocht ontwikkelen en afdrukken. Daar stond weer tegenover dat ik enige handigheid in deze bezigheid verwierf. Hoewel Willie best als een versierder kon worden aangemerkt, ben ik nooit erotisch getinte foto's tegen gekomen. Het enige dat ik weleens na een zogenaamde studiereis, waren foto's van Willie in het bed van het een of ander duur hotel, omringd door dames van andere reisbureaus die met hem uitbundig feest zaten te vieren volgens het Duitse gezegde "Wein, Weib und Gesang".
Spui, Amsterdam. In één van deze panden was vroeger het Duits Reis-informatie-Bureau gevestigd, praktisch met een tramhalte voor de deur.
Willie die zijn best deed om van het leven te genieten binnen de gegeven mogelijkheden, had ook dromen die buiten zijn budget vielen. Zo zag hij zijn toekomst als reisfilmmaker en schafte zelfs professionele apparatuur aan. Hij had ook al een firmanaam bedacht, namelijk «Sint Hubertus». Waar hebben we die naam meer gehoord? Ik had van karton een bord gemaakt met de tekst "Sint Hubertus presenteert:" erop en een schilderij van een Alpenlandschap met in de voorgrond een 'Sint-Hubertus-hert' met een kruis op zijn hoofd dat ik had uitgesneden en waar een lamp van achteren een circulerende stralenbundel zou moeten produceren. Een en ander zou in Hilversum op film worden gerealiseerd. Ik begon me al psychisch op het voort zeulen van de camera voor te bereiden, toen de klus uiteindelijk toch niet doorging omdat de leiding van de Duitse reisbu-
reaus daar gespecialiseerde bedrijven voor inhuurden. Zo is mijn intrede in de filmindustrie kleurloos aan mij voorbij gegaan. Maar voordat ik de heer des huizes verlaat en mij omzie naar de overige bewoners van het volumineuze pand, wil ik even pauzeren bij Willies verleden. Want bij een 'rijksduitser' die nog net in de oorlog heeft mogen participeren, komt altijd de vraag op: "Was de man een nazi?" En dat kan ik tweeledig beantwoorden, samengevat in de vage tekst: Niet in die zin. Dat wil ik even illustreren met een anekdote. Op een zondag-namiddag zat ik beneden in die reusachtige woonkamer met het gotisch aandoend meubilair naar een muziekprogramma op de zwartwit-tv te kijken. Het moet iets in de geest van Top-Pop geweest zijn. Willie zat in de voorkamer achter of aan zijn gigantische bureau en rommelde wat in papieren. Mij overkwam ineens een soort enthousiasme, opgeroepen door wat ik daar in het scherm van die kast van de moderne media van die tijd zag. "Is het niet geweldig," riep ik plotseling bijna emotioneel door de kamers, "dat jonge mensen met wat talent op deze manier kleur aan hun bestaan kunnen geven!" Het volledig serieus gemeende antwoord uit de voorkamer vanachter dat enorme schrijfbureau was: "Ach, we hebben bij de Hitlerjugend ook een hele hoop lol gehad." Willie hield van marsmuziek. Je kon hem niet kwader krijgen dan tijdens het beluisteren van die narigheid het geluid van een machinegeweer te imiteren. Toen ik later in het kader van een boek over Nazi-Duitsland een stuk over Göring schreef, moest ik vaak aan Willie denken. Hij was eigenlijk een 'kleine' Göring want ook hij had de neiging tot uiterlijk grandeur. Er waren openingen tot vergelijk. Zo was Willie opgegroeid in de nabijheid van het jachtslot in Hoenderloo van de Kröller-Müllers waar zijn vader vaak werd gezien, terwijl Göring zijn kasteelbehoefte had over genomen van zijn peetvader die twee van die gebouwen bezat. Willie had in ieder geval het postuur van Göring. Net als Göring, was Willie een duidelijke Bourgondiër. Alleen waar Göring tijdelijk macht en aanzien had en zich financieel nergens op hoefde te beperken, hing Willie altijd financieel aan zijn vingernagels. Maar als hij de mogelijkheid had gehad tot een soort 'göringachtig' bestaan, had hij vermoedelijk geen seconde geaarzeld. Maar dat maakt hem nog niet tot een nazi. Maar hij heeft ook nooit duidelijk afstand genomen van de richtlijnen van dat regime. Desondanks kon hij zich in het Nederland van vlak na de oorlog prima handhaven, ook al was hij niet geheel onopvallend. Hij bemoeide zich niet met politiek en vond alleen maar stiekem dat Duitsland de oorlog had moeten
winnen. Als hij had mogen stemmen, had hij beslist niet op de Partij van de Arbeid gestemd, teveel Joden. Aan de andere kant gaf hij ook geen blijk van een duidelijk antisemitisme; zijn onderhuurder op de eerste verdieping was Joods. Zolang hijzelf maar de hoofdhuurder was, denk ik dan. Aan de andere kant was hij voor een 'echte' Duitser te eigenzinnig. Het feit dat hij onderdirecteur van het reisbureau was, weerhield hem er niet van om een weddenschap aan te gaan toen er als reclame-attribuut een levensgrote koebel uit Beieren arriveerde. De weddenschap hield in dat hij, om hem te winnen, met de bel van het Spui naar het Centraalstation van Amsterdam zou lopen. Die tocht was niet willekeurig. Omdat hij toch elke avond met de trein van Amsterdam naar Bussum moest, was het zijn taak geworden, de post naar het postkantoor naast het station te brengen. Maar Willie deed er nog een schepje bovenop. Voor die gelegenheid trok hij zijn jagerskostuum aan met bergschoenen, gebreide kousen, een groene halflange leren broek, een groen jagersvest met knopen van schijfjes hertengewei en een groene jagershoed met een kwast en veren. Met een rugzak met de brieven en kokers op zijn rug en de koebel ter grootte van een redelijke lampenkap liep hij door de Kalverstraat en over het Rokin naar het station, terwijl de bel hem galmend begeleide. Het waren dat soort zaken die echter ook voorkwamen dat hij ooit directeur zou worden. Maar dat was ook geen onderdeel van zijn ambitie. De functie die hij had, gaf hem de ruimte om voor een groot deel zichzelf te zijn en zijn geintjes uit te halen zoals op de dag dat een medewerkster van het bureau haar tas op de zaak was vergeten. Willie had het gezien en gauw zijn sleutel in het slot van de toegangsdeur gestoken en half omgedraaid. Wat hij niet wist was dat de medewerkster haar sleutels tot de zaak in haar tas bewaarde. Zij had de zaak, samen met de directeur, verlaten en hem aangeschoten of hij nog even met haar terug zou kunnen gaan om de deur open te doen. Willie hoorde iemand terug komen en zijn sleutel in het slot steken. Maar omdat Willies sleutel er nog in stak, kon die andere sleutel er niet in. Buiten stond de directeur en bukte zich om in het sleutelgat te kijken wat daar de toegang stoorde. Willie die in de veronderstelling verkeerde met de medewerkster te maken te hebben, had stilletjes zijn sleutel uit het slot getrokken, een diepe haal van zijn sigaar naar binnen gezogen en blies nu de inhoud van zijn behoorlijke long door het sleutelgat recht in het oog van de directeur. Er volgde een pijnlijk moment. Elk seizoen kwamen nieuwe folders en displays uit Duitsland. Dan werden de ongebruikte folders van het vorig seizoen bij elkaar geharkt en in hand-
zame pakketten samengebonden en naar de zolder gesleept. Eens in de zoveel tijd kwam de vuilnisdienst van de stadsreiniging en haalde het oude papier op. Het was een stille dag en iedereen zat zich een beetje te vervelen, toen de directeur de ophaaldienst voor het oude papier liet bellen en omdat Willie ook niet echt iets nuttigs te doen had op dat moment, stuurde de directeur zijn tweede man naar de zolder om de pakketten folders naar beneden te halen. Willie vertrok naar de zolder en op een gegeven moment werd het hele bureau opgeschrikt door een doffe dreun, alsof ergens in de buurt een gaskachel was ontploft. De vloer trilde ervan. Verschrikt liep een personeelslid de gang op om te kijken of er iets van een ramp te zien was en kon maar net een pakket papier van een tiental kilo's ontwijken dat de lange trap naar beneden kwam storten. Ook op deze actie volgde weer een pijnlijk moment. Men kan zich afvragen waarom een dergelijk figuur was gekozen tot onderdirecteur. Daarvoor waren twee redenen duidelijk: Door zijn imposante gestalte maakte Willie indruk op mensen. Tegen hem zeurde men niet. Hij heeft zelfs klanten de deur uit gezet die uit pure verveling de ene folder na de andere lieten aandragen. Aan de andere kant wist de directeur dat Willie nooit enige moeite zou doen om zijn functie over te nemen. Het was een hecht en veilig verbond zolang er genoeg geld was voor de salarissen en zolang er niets gebeurde dat het kantoor echte schade berokkende. En daarom werd royaal door de vingers gezien dat Willie meestal de verplichte baliedienst weigerde door net te doen alsof hij niet uit zijn stoel kon komen. Zoals reeds aangestipt, woonden er nog meer personen in dat volumineuze huis. Mijn buurman was de kunstschilder met gezin. Hij was toentertijd gespecialiseerd in portretten en won de ene kunstprijs na de andere. Dat betekende dus dat hij zeer getalenteerd was. Toen hij afstudeerde, zaten er nog slechts vier medestudenten in zijn klas. De rest had de studietijd niet overleefd. Elk semester zakte ongeveer de helft van de over gebleven lichting. Ik heb ooit schetsen van hem gefotografeerd, die foto's heb ik nog steeds.
laten en hem aangeschoten of hij nog even met haar terug zou kunnen gaan om de deur open te doen. Willie hoorde iemand terug komen en zijn sleutel in het slot steken. Maar omdat Willies sleutel er nog in stak, kon die andere sleutel er niet in. Buiten stond de directeur en bukte zich om in het sleutelgat te kijken wat daar de toegang stoorde. Willie die in de veronderstelling verkeerde met de medewerkster te maken te hebben, had stilletjes zijn sleutel uit het slot getrokken, een diepe haal van zijn sigaar naar binnen gezogen en blies nu de inhoud van zijn behoorlijke long door het sleutelgat recht in het oog van de directeur. Er volgde een pijnlijk moment. Elk seizoen kwamen nieuwe folders en displays uit Duitsland. Dan werden de ongebruikte folders van het vorig seizoen bij elkaar geharkt en in handzame pakketten samengebonden en naar de zolder gesleept. Eens in de zoveel tijd kwam de vuilnisdienst van de stadsreiniging en haalde het oude papier op. Het was een stille dag en iedereen zat zich een beetje te vervelen, toen de directeur de ophaaldienst voor het oude papier liet bellen en omdat Willie ook niet echt iets nuttigs te doen had op dat moment, stuurde de directeur zijn tweede man naar zolder om de pakketten folders naar beneden te halen. Willie vertrok naar zolder en op een gegeven moment werd het hele bureau opgeschrikt door een doffe dreun, alsof ergens in de buurt een gaskachel was ontploft. De vloer trilde ervan. Verschrikt liep een personeelslid de gang op om te kijken of er iets van een ramp te zien was en kon maar net een pakket papier van een tiental kilo's ontwijken dat de lange trap naar beneden kwam storten. Ook op deze actie volgde weer een pijnlijk moment. Men kan zich afvragen waarom een dergelijk figuur was gekozen tot onderdirecteur. Daarvoor waren twee redenen duidelijk. Door zijn imposante gestalte maakte Willie indruk op mensen. Tegen hem zeurde men niet. Hij heeft zelfs klanten de deur uit gezet die uit pure verveling de ene folder na de andere lieten aandragen. Aan de andere kant wist de directeur dat Willie nooit enige moeite zou doen om zijn functie over te nemen. Het was een hecht en veilig verbond zolang er genoeg geld was voor de salarissen en zolang er niets voor viel dat het kantoor echte schade berokkende. En daarom werd royaal door de vingers gezien dat Willie meestal de verplichte baliedienst weigerde door net te doen alsof hij niet uit zijn stoel kon komen. Zoals reeds aangestipt, woonden er nog meer personen in dat volumineuze huis. Mijn buurman was de kunstschilder met gezin. Hij was toentertijd gespecialiseerd in portretten en won de ene kunstprijs na de andere. Dat
betekende dus dat hij zeer getalenteerd was. Toen hij afstudeerde, zaten er nog slechts vier medestudenten in zijn klas. De rest had de studietijd niet overleefd. Elk semester zakte ongeveer de helft van de over gebleven lichting. Ik heb ooit schetsen van hem gefotografeerd, die foto's heb ik nog steeds.
Voorbeeld van Martin Postma's schetswerk
Bij dit gezin heb ik ooit het toneelstuk «Die Ermittlung», de Auschwitz-processen van Peter Weiß zitten kijken, want zij hadden tv en ik niet. Op dit stuk kom ik op een andere gelegenheid nog terug. Onder mijn zoldervertrek woonde of huisde een eigenaardig stel met een tragische basis. Die basis lag in het feit dat de man van deze gemeenschap niet alleen Joods was maar volgens de heersende begrippen ook fout in de oorlog was geweest. Dit doet me denken aan een foto die ik ergens in een boek over de bezetting heb zien staan. Een stel knapen lieten zich fotograferen met een meisje dat verliefd was geraakt op een bezetter
en daarvoor slordig was kaal geschoren toen de bescherming van die bezetter was weg gevallen. Ik werd getroffen door een gevoel van medelijden ten opzichte van de meisjes en walging ten opzichte van de knapen. Sommige Nederlanders hebben nogal de neiging om de wijzen, wijzen naar mensen die het, volgens hen, verkeerd doen, deden of fout waren geweest. Terwijl mij door een geschiedkundige ooit werd verteld dat Nederland het hoogste percentage verraders in Europa schijnt te hebben voort gebracht. Dat van het verraden heb ik nooit begrepen. Waarom zou je iemand van jou eigen volk aan de vijand verraden terwijl daar eigenlijk geen duidelijke waarde tegenover staat? Was dat omdat een groot deel van het Nederlandse volk gedurende de oorlog en daarvoor Nederlandse Joden niet als Nederlanders of behorend tot het eigen volk rekende? Persoonlijk zou ik elke onderdrukkende macht tot mijn persoonlijke vijand rekenen. En dan kan het altijd nog gebeuren dat niet elk deel van die macht even onderdrukkend is geweest. Terugkerend tot het stel onder mij, wil ik aangeven dat de man hoofdverkoper en vertegenwoordiger is geweest van de Nederlandsche Blikfabrieken. Hij heeft voor de oorlog Nederlandsche helmen aan Bulgarije verkocht, al ging dat niet helemaal fris, want Nederland moest voor de helmen de prijs van de duurdere Zwitserse helmen rekenen maar kreeg alleen de Nederlandsche prijs uitbetaald. De rest verdween in de ruime zakken van de Minister van Oorlog van Bulgarije. Zo werden vaak zaken gedaan met dat soort landen. Ik ben zijdelings ooit min of meer betrokken geweest bij een dergelijke transactie in Egypte. De Nederlandse helmen werden algemeen gezien als goede en degelijke helmen en daarom lieten de Duitsers in de oorlog de reserve voor hun eigen helmen ook bij de Nederlandsche Blikfabrieken maken. En dat betekende voor mijn Joodse benedenbuur dat hij niet onmiddellijk in een concentratiekamp verdween. En natuurlijk vond de Nederlandsche regering na de oorlog dat hij de vijand had geholpen om zijn misselijk huidje te redden en kwam de goede man op een zwarte lijst te staan. Dit had tot gevolg dat hij nergens meer een baan kon krijgen, al heeft hij uiteindelijk nog een beetje bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van de Armelite, de basis van de late3r zo beroemd geworden M16, het geweer dat met miljoenen tegelijk over de hele wereld werd verkocht en alleen nog voorbij werd gestreefd door de Russische (en Chinese) kalasjnikov. Ik heb
nog de bouwtekeningen mogen bewonderen. Het stel was dus arm terwijl hij vroeger, voor en in de oorlog gewend was in een villa te wonen. Ze konden zich ook geen vervoermiddel permitteren en huurden voor speciale gelegenheden een volkswagentje. De relatie binnen het stel leek uit nood geboren; daarvan zegt men in de regel dat ze niet met en niet zonder elkaar konden leven. Zij kwam weleens bij mij uithuilen als hij het, volgens haar, weer eens te bont had gemaakt. En hij was inderdaad een klier die zijn mislukking in dit leven zo nu en dan op haar afreageerde als er weer een te hoge rekening van het een of ander in de brievenbus was gevallen. Een van zijn spelletjes was bijvoorbeeld de borstel in bed. Ze hadden zo'n harde borstel voor het schrobben van een vloer of zo en deze legde hij dan graag ter hoogte van haar lichaamsmidden met de haren omhoog in haar kant van het gemeenschappelijke bed. Dat soort dingen zijn voor een keertje grappig, begreep ik. Maar er kwamen ook andere zaken voor en geweld scheen niet uitgesloten. Hoewel ik dus contact gehad had met haar, die we hoffelijk "Mevrouw Tietje" noemden terwijl ze niet met hem was getrouwd, had ze tevens nogal last van mij omdat mijn vloer bijna hun plafond was en op die vloer slechts goedkoop linoleum lag en ik de hele dag op een bureaustoel met wielen zat. Daarom heeft zij mij ooit aangegeven bij de Bussumse Politie met het verdacht dat ik een wapengevaarlijke gek was waar een normale burger bang voor diende te zijn en in bescherming genomen diende te worden. Op dat moment had ik nog geen wapenvergunning maar bezat wel een arsenaal van speelgoed- en bouwpakket-wapens die ik als voorbeeld wilde gebruiken op het moment dat ik een gevierd strip-tekenaar was geworden. De recherche is inderdaad geweest, op een herfstavond om een uur of elf. Nadat ik de heren naar mijn zolderkamer had geleid en de deur achter hen sloot, waren ze even blij verrast. Eindelijk een vangst! "Waar hebt u dat spul vandaan?" was de eerste vraag die aan mij werd gesteld. Ik verbaasde me dat ze niet eerst even goed keken en speelde het spel zoals dat op zulk moment gespeeld diende te worden. "Perry Sport in Amsterdam." Er kwam een notitieboekje uit een jas en er werd driftig genoteerd. "Kunt u misschien een bepaald persoon aanwijzen die uw contactpersoon is?" ging men onverdroten verder. "Gewoon een verkoper; ik ken geen namen." Weer een notitie. "Kunt u die man anders misschien aan ons beschrijven?" En toen had ik er genoeg van, het had lang genoeg geduurd.
"Heren, het is speelgoed!" En toen werd de situatie een beetje bizar want men wilde het niet geloven. Nu weet ik van de Nederlandse Politie dat men daar in die tijd, en we hebben het over het midden van de jaren zestig, absoluut geen verstand van welk wapen dan ook had. En schieten konden ze nog minder want toen ik jaren later als lid van een schietvereniging mijn wapenvergunning kwam ophalen, zag ik een schietschijf waar op geoefend werd. Dat ding was 1 meter in doorsnee en er was geen plek op die schijf dat niet was geraakt. Een van ambtenaren van mijn visite ging vervolgens met zijn vinger alle wapens afkloppen of er per ongeluk toch niet een echte tussen zat. En toen kwamen de verontschuldigingen en uitleg. Iemand, een dame, had aangifte gedaan en ja, ze vonden het al een raar verhaal en de dame had ook al een beetje eigenaardige indruk gemaakt maar ja, ik moest begrijpen, in een dergelijke zaak moest men toch eventjes kijken, blablabla... Inderdaad, ik gaf hen helemaal gelijk. Maar toen ze weg waren, vermoedelijk mijn benedenbuurvrouw vervloekend, ging ik terug naar beneden naar de woonkamer van de familie des huizes met een verfrissend verhaal. Om deze muur met wapens ging het. Van boven naar beneden en van links naar rechts: Vuursteen-donderbus uit de 17de eeuw, meestal geladen met loden brokken, spijkers of metaal-afval. Spaans vuursteenpistool, 16de eeuw. Franse dueleer-pistolen, vuursteensloten. Frans vuursteenpistool, 17de tot 18de eeuw. Derringer, percussie-pistool, 19de eeuw. Amerikaans vuursteengeweer, 18de eeuw. ‘Pepperbox’, zesloops percussie-pistool, gevaarlijker voor de schutter dan het doel. Colt ‘Peacemaker’, korte versie. Colt Navy .44, schoot nog met loden kogels in papieren hulzen of los zwart kruit. Colt Army 1860, net als de Navy maar jonger, later vaak omgebouwd voor gebruik van metalen patronen. Winchester. Tot hier is alles plastic. Daaronder diverse klappertjespistolen en twee luchtgeweren.
Op een goede dag gingen mijn benedenburen verhuizen en werden opgevolgd door een pas getrouwd stel dat op een huurhuis zat te wachten. Ze waren toen ongeveer van mijn leeftijd en ik herinner me van hen alleen een pikante situatie. Ik was verstrikt geraakt in een spelletje dat van de jonge dame was uitgegaan. Ze had iets van mij gepikt en was er mee weg gerend. Ik weet in mijn onschuld nog steeds niet of zij zich liet vangen of dat ik inderdaad sneller was dan zij. In ieder geval had ik haar ineens klem tegen de muur en had haar handen vast en boven haar tegen de muur gedrukt. En toen gaf ze de strijd verdacht op en een moment lang hijgden we tegen elkaar op. Dat was een situatie waar ik niets mee kon, al voelde ik dat er iets van mij werd verwacht. Ik had haar op dat moment ten dans kunnen vragen als ik had kunnen dansen. In plaats daarvan ruïneerde ik het moment van sensuele prikkel door haar gewoon te laten gaan, nadat ik mijn ding, wat het ook geweest mag zijn, terug had gepakt. Soms heerste er in dat huis in Bussum een broeierige sfeer. Er werden weleens van die feestjes gegeven waarvan ik niet goed wist hoe die in te schatten. Men verveelde zich en speelde spelletjes. Ikzelf had mijn omgang met mensen en vooral vrouwen veilig gesteld; ik deed er niets mee. Dus van de plaatselijke onschuldige vrijpartijen bleef ik verschoond. Toch ben ik er één keer bijna ingestonken. Mijn nicht had een vriendin, Helene en Helene was getrouwd met een zeeman, officier op een vrachtschip die vaak maanden aaneen van huis was. De dame in kwestie moet toen in de dertig zijn geweest, een, op zich, zeer verleidelijke leeftijd. Ze was ook niet lelijk maar had een lichamelijk mankement, ze had, wat men een kippenborst noemt, wat inhoudt dat haar borstbeen meer of minder voorbij haar borsten naar voren was gegroeid. Maar dat scheen Willie niet te hinderen om na elke visite bij ons, haar uitgebreid uit te zwaaien, terwijl mijn nicht binnen de glazen en restanten opruimde. Dan werd bij de voordeur uitgebreid gezoend en verdween een grijpgrage hand bijna onopvallend in een bloes op zoek naar die borst die daar hoorde te zitten en er ook zat, laat daar geen twijfel over bestaan. Ik vond dit soort taferelen altijd een beetje aan de gênante kant. Maar het vertier duurde nooit lang en was betrekkelijk onschuldig en geheel binnen de in dat deel van Bussum heersende norm. En toen kwam de avond dat ik de dame in kwestie naar buiten bracht. Willie had al verhit afscheid genomen en liet mij de kruimels van het diner. We waren niet helemaal alleen en er werden nog wat grapjes gemaakt, ook omdat mijn nicht er ook bij stond en in een onvoorzien moment nam Helene ineens mijn kin beet en zoende mij op een manier die ik nog
niet kende. Dit was nieuwe koek voor mij en ik trilde over mijn hele lichaam. Het was maar een moment en daarna ging ze naar huis, maar niet zonder de suggestieve vraag of ik nog zin had in een borreltje. Dat was allemaal in een grap en ik wist niet wat ik moest gaan doen. Ik was nog geen twintig en groener gras is er niet. In totale verwarring ging ik weer naar binnen. Weken later zat ik alleen in huis op mijn zolderkamer, toen mijn telefoon ging - als iedereen het huis uit was, ging de telefoon op mijn kamer. Het was Helene in nood; haar stroom was uitgevallen en haar wasmachine deed het niet meer. Of ik even wilde kijken. Dat was een stomme zet. Ik ging naar haar huis een paar straten verderop. De deur was open en toen ik riep, kwam het antwoord vanuit de slaapkamer op de eerste verdieping met de mededeling dat ze er zó aan kwam. Ik liep naar de meterkast en zag dat de hoofdschakelaar van de stroomvoorziening was uitgeschakeld. Sommige schakelaars schakelen zich zelf uit als er een kortsluiting is of de spanning te hoog oploopt. Dus probeerde ik de schakelaar even om te zien of de kortsluiting nog steeds actief was. Lichten gingen aan, muziek begon te spelen en een man had die uitnodiging begrepen maar ik was op dat punt nog lang geen man. "Het doet het weer!" riep ik braaf naar boven en ging weer naar huis. Ik bleef nog heel lang maagd, al vind ik dat een rare term, betreffende iemand van het mannelijk geslacht. Als we het over Willie hebben, moeten we het ook over zijn ouders hebben en met name zijn moeder. Ik heb haar onaantrekkelijk uiterlijk al aangestipt, samen met haar jankerige stem. Maar daarnaast durf ik te beweren dat zij een 'slecht' wijf was. Je hebt van die vrouwen die een gebrek aan aantrekkelijkheid proberen te compenseren door een absoluut onprettige inborst. En die inborst komt het sterkst naar voren als deze vrouwen een dagje ouder worden. Bij Walt Disney worden dat soort vrouwen in de regel tot stiefmoeders of kwaadaardige heksen of tovenaressen. Het geval waar we het hier over hebben, was geen stiefmoeder, integendeel, zij was verliefd op haar Willie, junior, wel te verstaan. Ze had drie momenten van groot verdriet: Toen haar Willie naar Duitsland en in de Hitlerjugend moest. Ze zijn vele kilometers met de fiets gereden om de trein met hun Willie voorbij te zien rijden op weg naar Naziland. Natuurlijk zag hij hen niet. Het tweede grote moment van verdriet voor haar was het moment dat Willie trouwde. Ze moest hem delen met een vreemd wijf. Haar laatste en grootste verdriet was toen Willie op zesenveertigjarige leeftijd stierf.
Nadat Willie met mijn nicht was getrouwd, gingen de oudjes mee op huwelijksreis. Het heeft niet veel gescheeld of ze hadden allen één hotelkamer gedeeld. Maar toen heeft mijn nicht er energiek een stokje voor gestoken. Tot Willies verdediging kan worden aangevoerd dat hij het zelf ook een beetje ver vond gaan. Al deze waanzin ging van de moeder uit. Zij vond twee kamers geldverspilling, had ze gezegd. Maar daar zat meer achter; ze was jaloers. ZIJ had daar met haar Willie in bed willen liggen! De manke punt in de situatie was dat Willie op iets te grote voet leefde en had geleefd en dat gedaan met de steun van zijn ouders. Zij hadden betrekkelijk veel geld en leefden zelf bijna op de armoedegrens. Toen Willie overleed, zat mijn nicht met een schuld van tientallen duizenden Guldens. Toen Willie begraven was, moest zelfs de gouden horloge die hij ooit van moeder mocht ontvangen weer terug worden gegeven. De kersttijd was zo ongeveer de ergste tijd voor mijn nicht en dat had niet alleen en ook niet voornamelijk te maken met die absurd grote kerstboom die elk jaar naar binnen werd gesleept. Nee, ver voor de kerst ging Willie zijn ouders ophalen en vanaf dat moment zwaaide moeders het scepter in het huis in Bussum.
Kerstviering bij Hilde en Willie in Bussum. De boom moest altijd gigantisch zijn; hij zou nooit in een ´normale´ huiskamer hebben gepast. En dan kwamen de cadeautjes voor de avond. Willie wilde, onder andere, graag een antiek ogende lamp boven de voordeur als hij zijn gasten uitliet of eens laat thuis kwam op een winterse avond. Bij de kerstviering waren zijn ouders altijd aanwezig; daar had voornamelijk mijn nicht nogal last van omdat zijn moeder zich altijd met van alles bemoeide.
Die ellende ging gelukkig grotendeels langs me heen, ook zag dat wijf niet het nut van mijn aanwezigheid in dat huis. Ik kreeg pas met haar te maken, toen Willie met darmkanker in het ziekenhuis in Hilversum werd opgenomen. Zijn moeder wilde het zo geregeld zien dat zij op elke ziekenhuisvisite mee ging. Willies vrouw kreeg geen minuut alleen met haar man. Uiteindelijk kreeg mijn nicht een zenuwinzinking en vertrok op aanraden van de huisarts naar haar ouders in Amsterdam. Vanaf dat moment gingen de oudjes elke dag met de trein naar Hilversum want ze wilden geen bezoekuur missen. Ik onderhield intussen contact met mijn nicht via mijn eigen telefoonlijn. Het probleem daarvan was echter dat de lijn via een schakeling verbonden was met de huislijn. Als ik dus naar buiten wilde bellen, moest ik in de voorkamer een schakelaar overhalen. Ik kon dus niet worden afgeluisterd maar ik kon wel worden onder- of afgebroken. Het duurde even voordat het oudje er achter kwam. En toen kwam de dag dat ik mijn nicht ging bellen, beneden de telefoon naar mij om schakelde en toen ik weer boven was, geen verbinding kon krijgen omdat de schakelaar weer om was gehaald. Dat kan een keertje gebeuren. Dus ging ik weer de trappen af naar beneden en zette de schakelaar weer terug naar mij. Toen ik de tweede keer boven kwam, was de schakelaar weer terug gezet. Dat kan je bij mij precies twee keer doen. Ik vloog de trap af en zag Willies moeder nog net uit de voorkamer komen waar de schakelaar zat. "Goor, smerig teringwijf, als je nog één keer met je heksentengels aan die schakelaar zit, hak ik ze tot aan je elleboog er af!" Als ze toen dood neer was gevallen, had het me niets kunnen schelen. Er zijn mensen die zijn zo walgelijk dat je ze met het grootste gemak en plezier in een kleipers ziet verdwijnen. Maar deze dame was er te taai voor, vermoedelijk had ze het overreden worden door een tank nog overleefd. Toch was ze even bang en riep haar man krijsend om hulp. Die kwam even kijken en zei alleen maar dat ze naar boven moest komen want alles was al erg genoeg. Mopperend en scheldend ging zij terug naar de logeerkamer. Een paar dagen later verlieten zij het huis en zochten een hotel in Hilversum op. Willie heeft het ziekenhuis pas na zijn overlijden weer verlaten. Toen mijn nicht de spullen uit zijn kast in het ziekenhuis ging ophalen, was daar ook een
grote tas waar hij weken daarvoor om had gevraagd. Toen mijn nicht die abnormaal zware tas nieuwsgierig opende, was hij vol geladen met ziekenhuisbestek. Willie had na elke maaltijd het bestek achterover gedrukt en daar was hij tot vlak voor zijn dood mee door gegaan.
Boekillustraties Toen ik de zolder dus op orde en achter een houten wand met deur had opgeborgen, heb ik 'mijn' kamer ingericht. En toen was het geld van de erfenis van mijn moeder ook op. Maar ik woonde in een heerlijk hok in het Spiegel, de kakkerswijk van Bussum. Omdat ik geld moest gaan verdienen, maakte ik een showmap met illustraties en zocht een uitgeverij. Die was er, aangrenzend aan 'onze' achtertuin, Van Dishoeck, later VanDishoeck, van Holkema & Warendorf en nog later Unieboek. Ik viel met mijn neus in de boter. In de map zaten ook twee A4tjes met wapens, eentje met meer of minder de geschiedenis van het moderne handvuurwapen en de ander met antieke vuurwapens. De toeval wilde dat men net een boek over moderne vuurwapens aan het voorbereiden was maar geen illustrator kon vinden met verstand van het onderwerp. En hier liep die gewoon en ongevraagd naar binnen. Jan Lenselink, een onderwijzer Nederlands was de schrijver. Hij was in het leger wapen- en munitietester geweest en officier, dus hij had nog steeds een munitievergunning en verzamelde patronen en lading tot kanonmunitie aan toe. Hij wist dus zo ongeveer alles wat er in het Nederlandse leger aan spul was verschoten van 1848 af en wist ook van ontwikkelingen die op dat moment nog aan de gang waren. In het tekenen van mensen en landschappen was ik nog steeds geen ster maar met spullen - en zeker wapens - had ik geen enkele moeite.
Het eerste boek dat ik voor uitgeverij van Dishoeck illustreerde, heette «Vuurwapens van 1840 tot heden» en was dus geschreven door voornoemde onderwijzer. Het hoorde thuis in de kleine Fibula-reeks. De Fibula-reeks hield zich uitsluitend bezig met geschiedenis, een vakgebied dat helemaal op mijn lijf was geschreven. Voor die reeks heb ik illustraties geleverd voor tien boekjes. Maar omdat het boekje over vuurwapens, tegen alle verwachtingen in, een bestseller was geworden, werden nog twee grote boeken over vuurwapens opgezet. Een dikke versie van «Vuurwapens van 1840 tot heden» werd ook door Jan Lenselink geschreven en een ander boek, «Antieke Vuurwapens» werd geschreven door Ir. R. Kempers en vormde voor mij een hoogtepunt in die carrière.
Amerikaans kanon ´Long Tom´, getekend na plastic bouwpakket want er was geen voorbeeld beschikbaar.
Het tweede boek ging terug tot in de Middeleeuwen en zoals bij alle boeken, die durvden af te dalen in dat tijdperk, kwam ook de Codex van keizer Maximiliaan van Oostenrijk voorbij. De ijdeltuit heeft een boek laten tekenen waarin zijn wapenarsenaal, waaronder diverse lontgeweren, waren afgebeeld.
Telkens kwam internationaal in boeken dat arsenaal ter sprake als voorbeeld voor laat middeleeuws wapentuig. Kempers was ook van plan om dat spul ongewijzigd in het boek op te nemen. Maar ik had inmiddels ruimschoots studiewerk verricht op dat gebied omdat ik het tuig van Maximiliaan niet helemaal vertrouwde. Aan het einde van de 15de en begin 16de eeuw waren er wel haakbussen gemaakt die een kogel af konden schieten. Deze dingen waren in de regel gesmeed van repen ijzer rond een ijzeren staf van de dikte van de te verschieten kogel. Dat geval werd van een zundgat voorzien en op een soort stok gebonden. Deze apparaten werden afgeschoten door een lont bij de zundgat te houden in de hoop dat de ontbranding van het kruit in het zundgat het kruit in de loop tot ontbranding ging brengen. Het schieten met deze apparaten was niet zonder gevaar voor de schutter zelf want had hij teveel kruit in de loop gegoten en de kogel te hard aan gestampt, was er een kans dat het schiettuig uit elkaar knalde, tot vreugde van de tegenstander. We hebben het hier immers over een gesmeed wapen uit repen ijzer. Dat betekende dat de boring in de loop geen boring was maar een gat waar de ijzeren staf had gezeten. Als dit gat al rond was, dan was het in ieder geval niet glad, dus een zuiver gericht en doel treffend schot was een absolute onmogelijkheid. Je schoot ermee op een aanstormende vijand en hoopte dat je tenminste iemand raakte. Herladen was in vele gevallen te omslachtig, maar men kon het wapen altijd nog als knots gebruiken, vandaar die stok. De wapens die de Codex van Maximiliaan, de opschepper, liet zien, waren niet gesmeed, want er zaten versieringen aan zoals men die vindt in latere kanonnen en die waren gegoten. Er bestonden gegoten bronzen haakbussen in die tijd. Maar een gegoten geweerloop was mogelijk maar om het ding hanteerbaar te houden, kon alleen een betrekkelijk kleine kogel worden verschoten. Maar versieringen zoals die waren verzonnen voor het arsenaal van Maximiliaan, zijn nooit gevonden en zouden alleen maar problemen veroorzaken. Onder die rare gegoten lopen zaten soort houten lades die netjes op de lopen aansloten. De lades zou men in die tijd nog wel hebben kunnen maken maar de vormgeving hield weinig rekening met een bevestigingsvorm van de lopen. Gelukkig was er rekening gehouden met de terugslag van het wapen, want die vreemde lopen werden wel netjes naar achteren opgevangen maar het wapen zelf niet. Die dingen heten 'haakbussen' omdat er meestal een haak onder zat die men over een muur of een houten vork kon haken. Het mooiste van die verzinsels is het geweer met lonthaan die de smeulende lont moest vast houden. Zoals hij hier is geplaatst, was het idee trouwens niet zo gek; het ding zou met de 'achterkant' het zundgat af
kunnen dekken als wel al geladen maar nog niet gevuurd werd. Maar die lonthaken werden pas honderd jaar later uitgevonden. Waarom staat die onzin dan in die codex? Zoals ik zei: Maximiliaan was een opschepper. Hij had zijn hoftekenaar iets laten verzinnen wat misschien ooit zou kunnen bestaan, zoals ze bij Startrek verzonnen hoe een intergalactisch ruimteschip eruit zou kunnen zien maar zijn wapentuig was net zo primitief als bij zijn middeleeuwse tegenstanders maar dat maakte niet uit want zij die de codex mochten zien, kregen de wapens in natura nooit voor ogen. We hebben de wapens dus wel geplaatst maar met de opmerking dat het hier om graag gekopieerde verzinsels gaat.
Tekeningen uit de codex van keizer Maximilian, die trouwens ook de heerser over de Nederlanden is geweest. Hij leefde van 1493 tot 1519. Hij was keizer van Oostenrijk maar door zijn huwelijk met Maria van Bourgondië, werd hij na haar dood automatisch heersend vorst over de Lage Landen. De Keizersgracht in Amsterdam is een soort eerbetoon aan de man. Hiernaast een schilderij van de man van Peter Paul Rubens uit 1519.
Vijftiende-eeuws lontwapen van bronzen loop. De houten lade werd aan de loop bevestigd met houten of ijzeren pennen die aan de voorkant door een gat in de haak waren geslagen en aan de achterkant door een gat in een aangegoten lip die in een sleuf in de lade kon worden gestoken. En dan maar hopen dat bij het zoveelste schot de haak niet afbreekt. Bij latere lontgeweren uit de zestiende en zeventiende eeuw was de haak ook vervangen door een langwerpige plaat die meer terugstoot kon verdragen.
Vroeg 17de eeuws lontslot met trekarm. Later kreeg de lonthouder een veer aan de binnenkant van de slotplaat die hem naar voren duurde als er een vuurknop werd ingeduwd.
In dat boek zat ook een 3D-reconstructie van een radslot van een radslotpistool waar ik veertien dagen over heb gedaan. Toen het boek af was, zei de schrijver: "Had het maar gezegd, ik heb zo'n ding compleet thuis liggen."
Exploded view van het radslot: Onderdelen van een radslot: 1 - slotplaat, 2 - rad, 3 - drijfveer, 4 - ketting, 5 - lichter, 6 - haan, 7 - bek, 8 - pyriet, 9 - haanveer, 10 - pan, 11 - pannendeksel, 12 - multifunctionele radslotsleutel, 13 - wielas, 14 - lichtersper.
Radslotwapens waren technische wonderen in de late Middeleeuwen. Ze verschenen na de lontwapens. Terwijl de simpele soldaten inderdaad nog steeds lontgeweren mee zeulden, lieten hele rijke lieden een wapen ontwerpen waar geen brandende lont voor nodig was maar dat zijn eigen vonk opwekte. "Vuursteen" zou men kunnen roepen. Maar er was nog geen techniek ontwikkeld die een vuursteen zo hard langs een metalen plaat liet slaan dat er een voldoende krachtige vonk in een kruitvaatje sloeg. In plaats daarvan had men een ijzeren slijpsteen bedacht die men een halve of driekwart slag op kon winden met een sleutel, waarbij een soort fietskettinkje van vier schakels een veer spande. Een slot (lichter - 5) vergrendelde het wiel. Als men wilde schieten, liet men de haan met een stukje pyriet op het slijpsteentje zakken, door die beweging werd tegelijkertijd het deksel boven het kruitvaatje geopend en als men dan de trekker overhaalde, ontspande de veer en veroorzaakte de draaiende slijpsteen onder het pyriet en sterke vonk. Het was een mechaniek van de kwaliteit van een uurwerk en dus praktisch onbetaalbaar. Een behoorlijk huis had de prijs van een dergelijk wapen. Tussen het eerste en het derde en laatste wapenboek dat ik voor Van Dishoeck heb geïllustreerd, lagen zeven jaren. In de tussenliggende jaren heb ik zo'n 20 boeken voor die uitgeverij geïllustreerd. Naast de kleine en grote Fibulareeks, werd ook de Junior-Fibula-reeks bedacht voor de schoolgaande jeugd. In die serie had ik bijna een vaste baan. De beroemde strip-tekenaar en -schrijver Hans G. Kresse schilderde de cover en ik verzorgde de illustraties aan de binnenkant. Ik ben de heer Kresse tijdens die activiteiten nooit zelf tegen gekomen. Hij heeft mij dus nooit gekend, terwijl hij een van mijn voorbeelden was, wat het striptekenen aanging. Ik heb als oefening, vaak werk van hem nagetekend.
Schetsblad a la Hans G. Kresse
Mijn grootste klus voor de junior-fibula-reeks bestond uit illustraties voor het boekje over de Eerste Wereldoorlog. Daar heb ik uiteindelijk drie maanden over gedaan, voor f 750,- met als afspraak dat ik het boekje over Korea gratis zou illustreren. Ik heb wel de f 750,- gepakt maar ben toen gestopt met illustreren voor van Dishoeck. Ik woonde toen in Friesland, waar ik even geen werk had maar later voor architectenbureaus ging werken, visuals maken voor nieuwe bouwprojecten. Daarmee verdiende ik met 1 tekening net zoveel als bij van Dishoeck met de illustraties voor een heel boek. Verschil moet er zijn...
Over de tekening uit de Eerste Wereldoorlog: Voor de illustraties van dat boek had ik stapels bladen en boeken uit die geweldige bibliotheek in Leeuwarden gehaald, met dozen tegelijk, op de treeplank van mijn Vespa scooter. Ze hadden een secretaresse bij van Dishoeck, Corrie. Corrie was een leuke meid, iets jonger dan ik maar getrouwd met een aardige jongen die alleen een gebrek had: hij werkte aan de andere kant van het land. Daar had hij blijkbaar een goede en belangrijke baan, tenminste voor hemzelf, en dat hield in dat hij daar woonde en een weekeind in de twee weken thuis kwam. Corrie, zo vertelde zij, was met hem getrouwd om onder de vleugels van haar grootmoeder vandaan te komen, want haar ouders waren vroeg overleden en grootmoeder had de taak van de opvoeding op zich genomen en deed dat met ouderwetse degelijkheid. Ook ik was opgevoed door goed bedoelende mensen die mijn grootouders hadden kunnen zijn maar zelfs dat betrekkelijke voordeel niet hadden. De situatie van Corrie had tot gevolg dat haar binding met de levenspartner de gewenste stabiliteit miste. Als Corrie in de huidige tijd jong was geweest, had men haar voor een moslima gehouden want ze droeg op straat altijd een hoofddoek, wat absoluut geen onderdeel van de toenmalige mode was. Waar dat hoofddoek vandaan kwam, weet ik niet en omdat ook mij het dragen van een eigenaardige hoofdbedekking niet vreemd was, heb ik er nooit een probleem van gemaakt. Eigenlijk waren Corrie en ik voor elkaar bestemd, want alles liep makkelijk en spontaan. Ik maakte grapjes en zei lachte uit volle borst. We hadden altijd dolle pret met elkaar. Ik vind het nog steeds belangrijk in een relatie dat men met elkaar vrolijk is. Alleen Corrie en ik hadden geen relatie want ze was getrouwd met Piet, of Kees of Klaas of hoe die persoon ook heeft mogen heten. We gingen wel met elkaar om, ik kwam Japans eten bij haar thuis en zij bleef een keer slapen bij mij op de zolderkamer. We gingen samen naar de verjaardag van vriend Thomas en namen na afloop de laatste trein naar Zandvoort - twee armoezaaiers op avon-
tuur. Ik was nog nooit eerder zo dicht bij een vrouw geweest. Zij was de eerste en zij was ook de eerste met een probleem. Ze was pas twee maanden getrouwd! En ik was nog op zoek naar de moraal. Wat hoort en wat hoort absoluut niet en hoe ga je ermee om? Het is hetzelfde conflict waar veel buitenlandse immigranten, vooral met een moslim-achtergrond en uit plattelandsstreken mee te kampen hebben, met dat verschil dat zij denken te weten wat hoort. Alleen was ik geen moslim, verre van en ik was tot op zekere hoogte ontworteld. ik was bezig, mijn eigen regels te maken en dit was een probleem dat ik nog niet eerder was tegen gekomen. Op dit moment had ik voor een deel het principe dat de Amerikanen "Go with the flow" noemen. Wat de besluitvorming enigszins bemoeilijkte, waren de reacties in huis. Mijn nicht vond dat dit soort zaken in de regel fout afliepen en dikke Willie was diep in zijn wezen op dit punt nog steeds een Nazi en vond dat men haar de benen moest breken, zoals na de oorlog meisjes kaal werden geschoren als ze het met een Duitser hadden gedaan. Hijzelf omgaf zich graag met vrouwelijke aanwezigheid als het zo uit kwam maar dat ging nooit verder dan allemaal wat lacherig op de foto bij hem in een hotelkamer op zijn bed, het soort pret dat in de regel wordt aangemoedigd door het gebruik van alcohol en niet verder gaat dan wat oppervlakkige handtastelijkheden. Hoe we ook met elkaar omgingen, het feit dat ze was getrouwd, bleef bij mij centraal staan, al had ik het idee dat je de waarde van een huwelijk moet gaan afmeten aan de waarde die beide partijen er aan hechten. Als één der partners om zich heen gaat kijken en andere relaties aangaat, dan is het wel een beetje gedaan met de relatie. Op een gegeven moment moest er dus iets gebeuren, maar voorlopig namen we het er nog even van. We gingen samen naar een beursdag van de uitgeverij en we gingen op dat armoedige avontuur in Zandvoort. We kwamen daar om twaalf uur 's nachts aan. Het was vroeg in het jaar, tegen einde van februari. We hadden een zachte winter gehad en op deze dag was het weer bijzonder vriendelijk geweest. Maar toen we in Zandvoort uit de trein stapten, waaide ons een kille wind tegemoet. We begonnen uiteraard met een stevige wandeling door het dorp naar het strandgebied. Er volgde een even stevige strandwandeling; er was geen mens meer buiten. De strandtenten lagen nog onaangeroerd in de opslag. Op den duur voelde het alsof de koude wind uit zee het van onze door emoties verhoogde lichaamstemperatuur ging winnen en we zochten de luwte op van een duinendal. Dat hielp maar heel even en dus zochten we voorzichtig de bewoonde wereld op. Maar wat doen? We konden niet
zomaar ergens inbreken. Zo avontuurlijk waren wij nu ook weer niet. We vonden wel een garagedeur die niet op slot was. Maar vandaar konden we ook niet verder. Een klein, armzalig vuurtje zorgde alleen maar voor een hoop rook. Dat was het dus ook weer niet. Ons romantisch avontuurtje kreeg iets van een overlevingstocht. We zochten het station van Zandvoort op in de hoop dat daar ergens een ruimte was die ons tegen die vreselijke wind beschermde. Ik vond een kille ruimte waar onderhoudsmonteuren en andere werklieden van het spoor hun werkjassen hadden hangen. Dat was nog niet veel maar het gaf hoop. Op het oude station van Zandvoort stond bij het perron een oud en als opslagruimte voor gereedschap gebruikt huisje dat ooit als hok voor de kaartcontrole dienst deed. Dit hok ruimden we uit. Van gevonden jassen, maakte ik iets dat als vloerbedekking kon dienen en daar vochten we op elkaar tegen de kou. Ach, we waren jong en konden tegen een stootje. De liefde leed er niet onder want we bleven zoenen met zoute, zanderige lippen. Als de liefde dat soort armoe overleeft, moet je er serieus werk van maken. Dat weet ik nu; toen wist ik nog helemaal niets. Voordat de eerste trein later die ochtend in Zandvoort binnen rolde, hadden we ons nest alweer verlaten en de ravage enigszins hersteld. Personeel zal mogelijk later die dag of dagen later hebben ontdekt dat hun hok die nacht voor andere doeleinden was gebruikt dan de bedoeling was. Toen ik jaren later weer in Zandvoort kwam en een kijkje nam op het station, stond het hok er niet meer. Wij waren blij de verwarmde trein in gestapt en weer naar Amsterdam gereden en van daar naar Bussum, waar onze wegen zich scheidden die dag. Dagen na dit voorval had ik een eigenaardige droom. Ik zat met een meisje op bed en kuste haar. Het was een eigenaardige droom die ik onmiddellijk op mijn vriendinnetje betrok al klopte het beeld niet helemaal. Dit gegeven is wetenschappelijk van belang. Ik kom er nog op terug. Zoals ik al aan stipte, bleef Corrie ook een nacht bij me slapen. Het was, geloof ik, niet eens gepland, maar we waren blijven praten tot het te laat was om haar nog naar huis te sturen. Ze woonde in Hilversum en dat was niet naast de deur. Tegen ieders beter weten in, gebeurde er niets. Ik had nog niet eerder met een vrouw gevreeën en wilde eigenlijk niet daarmee beginnen zolang zij nog getrouwd was. In de ochtend zag ik haar prachtige lichaam pas goed, ze was perfect, zoals men zich zijn meisje voorstelt. Ik gaf haar een zoen op haar nek en kocht onderbroeken voor haar in het centrum want ze had ook niet echt op de situatie gerekend en wilde met schoon ondergoed naar haar werk.
In totaal heeft deze relatie méér dan een maand geduurd. We gingen het aan haar echtgenoot uitleggen. Hij zei niet veel. En omdat ik vond dat ik geen enkel recht kon claimen, ging ik op een gegeven moment weg om hen de gelegenheid te geven, het met elkaar uit te werken. Volgens mij zijn er geen duidelijke regels voor dit soort situaties als men zich niet gebonden voelt aan het een of ander dom geloof. Ik sliep die nacht niet. De volgende dag vertelde zij mij dat ze bij hem bleef. Hij heeft haar de keuze gelaten, met de kruk van de kamerdeur in zijn hand. Zo van: "Zeg het maar, hij of ik." Ik weet niet of het letterlijk zo is gegaan. Ik hield me strak maar van binnen brak er van alles af en mijn brein maakte overuren. Ik vluchtte naar huis en gaf me gezellig over aan de volledige ineenstorting van mijn gevoel voor humor en goede smaak. Nooit meer Corrie, terwijl ik alles om mij heen tot Corrie had verbouwd. Nooit meer haar heldere lach, nooit meer... Ik heb het al eerder geciteerd: "Verliefdheid is een mindfuck." Ik kon nog niet genieten van mijn verdriet, noch mijzelf boven mij uit tillen. Nee, het ging niet om Corrie die volgens mij een zinloze, waardeloze keuze had gemaakt en daarmee moest zien te leven; het ging alleen maar om mij. Ik dacht er niet eens over na, wat ik nou eigenlijk zo vreselijk miste. Was het dit doel voor mijn gerichte emotionele energie of was het de aandacht, de intimiteit van samen die nu uit mijn bestaan was weg gerukt? Wat was het mooi geweest als het leven op dit punt ophield. Het hield niet op. Nee, het stond in brand, bluste zichzelf en begon opnieuw te branden. Ik liet mij dermate gaan in mijn omarmde wanhoop, dat ik te voet van Bussum naar Hilversum liep, helemaal naar haar huis. Ik weet niet wat ik ervan verwachtte en ik wist ook dat het stom was, zoals kinderen dingen noemen waar ze het nut niet van inzien. Brandend liep ik langs de provinciale weg, door de stad Hilversum tot aan die buitenwijk waar zij een huisje huurden. Zij liet me wel binnen en ik zei dat ik niet wist hoe ik met deze ellende om
moest gaan en vroeg de zinloze vraag of zij mij erbij kon helpen. Natuurlijk beloofde ze dat maar het sloeg nergens op en ik heb me er niet verder aan vergrepen. Na dit voorval hoorde de kwestie Corrie tot het verleden, een dramatische herinnering. Een verlangen was gewekt en bij de wortel afgezaagd. Daarmee had het moeten eindigen... maar dat deed het niet. Maanden later, toen ik niet meer in Bussum woonde, maar in een tuinhuisje in Muiderberg, kwam Corrie ineens een boek terug brengen dat ze van mij had geleend. Ik verstijfde, ook al omdat ik inmiddels een tweede, even pijnlijke, zo niet pijnlijker, affaire had overleefd. En daar was ze weer, hoofddoek en al. We gingen zitten nadat ik koffie had gezet en ingeschonken en ik vertelde haar over de omgeving. Toen ik het had over het kerkhof achter 'mijn' stukje tuin, stond ze op, ging schuin achter mij staan en boog zich voorover zodat haar wang bijna de mijne raakte, zogenaamd om te kijken of ze van het kerkhof kon zien wat ik zag. Half en half begreep ik de actie maar ik wist niet wat ik ermee aan moest en liet ook dit moment weer voorbij gaan. Soms is men zich bewust van momenten die tot herinnering worden waar men bij zit. Ik weet nog steeds niet wat ze precies kwam doen, wat haar uitgangspunt was geweest. Ik wist niet eens hoe ze mij had gevonden en hoe ze naar Muiderberg was gekomen. Ik heb haar ook niet echt uitgelaten. Na de mislukte actie bij mijn stoel stapte ze gewoon weer op. Ik heb haar nog een hand gegeven en bleef wat beduusd achter. Ik heb mezelf later vaak afgevraagd hoe zij dat moment heeft ervaren en wat haar tot die wanhopige actie had gedreven. Daarna heb ik in ieder geval nooit meer iets van Corrie gehoord of gezien. Ze ging met haar man naar Dordrecht verhuizen, had ze nog verteld.