SAMENVATTING PSYCHOLOGISCHE BEGELEIDING COLLEGE 1: INLEIDING
SLIDES Psychologische begeleiding psychotherapie, want: Flexibiliteit om op veelheid van noden in te spelen Sluit aan bij onmiddellijke nood Minder afhankelijk van de motivatie van de cliënt Kan “ongevraagd” aangeboden worden, minder duidelijk kader (afspraken enzo) Gaat niet zo “diep” als psychotherapie, hierdoor ook vluchtroutes voor cliënt Psychologische begeleiding vriendschap, want: Geen wederkerigheid Counselor heeft grotere afstand, geen betrokken partij Werkcontract met regels en afspraken Beroepsgeheim Gespreksvaardigheden in verschillende dimensies: Bij start, ondersteunende dimensie: affectieve band opbouwen door aandacht geven, luisteren, begrip uitdrukken door parafraseren, reflecteren,… Vervolgens, leerdimensie: overeenkomst doelen door het probleem te exploreren adhv vragen, concretiseren, verdiepen, nuanceren, confronteren,… Tenslotte, actiedimensie: overeenkomst taken door samenvatten, hardop denken, informeren, adviseren, oplossingsgerichte interventies,… 4 belangrijkste therapeutische stromingen (waaruit de psychologische begeleiding ‘wijsheid’ en technieken heeft gehaald): Psychodynamische Gedragstherapeutische Humanistische Systeemgerichte In slides allemaal uitgewerkt. (vragen ze normaal niet op het examen) NOTA’S Geen nota’s genomen deze les
1
TEKSTEN Psychologische begeleiding en psychotherapie, verwant maar toch onderscheiden Begeleiders, counselors, coaches Ruim inzetbaar, flexibel t.o.v. de noden van de cliënt Beroep met bijkomende scholing in psychologische begeleiding Eigenaardigheden van de cliënt hoeven niet aan bod te komen Kan op elk moment en in elke context Werkcontract Minder afhankelijk van de motivatie van de cliënt Begeleiding van symptomen (klopt niet helemaal)
Psychotherapeuten Werkt volgens 1 model Gespecialiseerd in 1 theoretische oriëntatie Problematiek grondig uitspitten Specifiek kader, bv.: afspraak van 1 uur Werkcontract Cliënt moet zelf naar therapeut toe gaan Persoonlijkheidsverandering (niet altijd zo)
Bronnen en therapiestromingen Moet niet gekend zijn + samenvatting in slides
COLLEGE 2: NOODZAKELIJK BAGAGE COUNSELING + BASISVAARDIGHEID LUISTEREN
SLIDES Om goed te kunnen luisteren is het belangrijk je hoofd leeg te maken en even alleen bezig te zijn met het verhaal van de cliënt. Dit gebeurt in een rustige omgeving op een vertrouwelijke manier. Non-verbale elementen van aandacht: oogcontact, gelaatsexpressie, manier van spreken, lichaamsbewegingen en gebruik van de ruimte Bij het communiceren worden vaak metaforen of andere vormen van beeldspraak gebruikt. Deze geven weer hoe iets ervaren wordt, leert je iets over het affect. Als begeleider kan je deze ook terug spelen, maar je moet altijd binnen de metafoor verkennen. Bijvoorbeeld: “Heb je misschien het gevoel dat je hoofd te vol zit?” Je mag metaforen niet te concreet opvatten: “Je hoofd zal heus niet ontploffen”. Blokkades bij het luisteren: Inadequaat luisteren (teveel met jezelf bezig zijn) (be-)oordelend luisteren Selectief of gefilterd luisteren (gefilterd door eigen vooroordelen) Op feiten gericht luisteren (je hoort de affectieve kleur niet) Je antwoord bedenken bij het luisteren (te veel bezig met wat jij gaat zeggen) Te dichtbij luisteren (niet meer objectief)
2
NOTA’S Film: Kinderen vertellen over de kanker van hun ouders. Dit doen ze a.d.h.v. verschillende kanalen: tekeningen, naspelen, lichaamshouding en vragen stellen. Vaak al goed voor deze kinderen dat iemand met aandacht kijkt/luistert naar hun verhaal. Film: Counselinggesprek van vrouw die vreest geen goede moeder te zullen zijn. TEKSTEN Noodzakelijke bagage voor hedendaagse counseling Beschrijving dat het belangrijk is om een integratieve visie te gebruiken bij counseling. Erna verschillende steungevende vaardigheden, waaronder aandachtig luisteren. Het richten van zorgvuldige aandacht is de eerste act waarmee je belang stelt in iemand of iets. Bij veel cliënten treedt hier het eerste curatief proces in werking: het waard zijn dat iemand aandacht schenkt. Basishoudingen in tijden van evidence-based behandelingen Existentieel welzijn = evenwichtige ontwikkeling van volgende dimensies: De fysieke dimensie: Er is in de loop van een mensenleven vooreerst aandacht voor een gezonde fysieke ontwikkeling. Daarbij worden basisbehoeften zoals voeding, kleding, onderdak, materiële veiligheid en comfort voldoende tegemoet gekomen. De sociale dimensie: Vervolgens is het noodzakelijk voor overleving van mensen dat ze omringd zijn met soortgenoten die een zorgdragende sociale omgeving vormen. De psychische dimensie: Verder kunnen mensen ontdekken dat ze een eigenheid hebben, dat ze een individu zijn met specifieke karakteristieken, waardoor iemand zich kan onderscheiden van andere mensen. De spirituele dimensie: En tenslotte kunnen mensen ervaren dat ze deel zijn van een groter geheel waaraan ze constructief willen bijdragen. Daaraan ontlenen ze vaak zingeving en waarden die hun eigenbelangen overstijgen. Collegetekst luisteren Voorwaarden tot luisteren die aan het eigenlijke gesprek vooraf gaan: Ruime gespreksruimte die beschikbaar is en waar het rustig is Hoofd leeg maken, zodat er aandacht is voor het verhaal van de cliënt Luisteren met aandacht. Aandacht zorgt er voor dat de cliënt stil kan staan bij zichzelf Non-verbale uitingen aandacht: Oogcontact Gelaatsexpressie Manier van spreken (inclusief stiltes laten) Lichaamshouding en bewegingen Gebruik van de ruimte Elementen van een goede luisterhouding tijdens het gesprek Richt je op het ritme van de cliënt Laat de cliënt uitspreken 3
Specifieke vaardigheden bij het luisteren Je aandacht richten op de cliënt en op je eigen reacties ten aanzien van de cilënt Het verwerken van manifeste en latente communicatie tegelijkertijd (Dus hetgene wat er verteld wordt en de non-verbale uitingen tegelijk. Bv. Over een pijnlijke scheiding met de glimlach vertellen.) Een verhaal omvat een gebeuren en een affectieve kleur (Niet enkel naar de inhoud luisteren, maar ook naar het gevoel dat hier bij hoort.) Sensitiviteit voor metaforen en symbolen Luisteren binnen een werkrelatie Een neutrale of sobere relatie (je bent eigenlijk op de achtergrond aanwezig) Warme ontvankelijkheid (ondanks neutrale relatie zit je in een aanvaardende sfeer) Gedoseerde relatie (afstand-nabijheid, leiding geven-volgen, negativiteit toelatenrelatie goed houden) Valkuilen bij luisteren: dezelfde als in de slides HANDBOEK PRACTICUM Goed luisteren zal de cliënt aanmoedigen meer van zijn beleving te onthullen en om naar het essentiële te gaan. Bij een zuivere luisterhouding zetten we onze eigen behoeften even opzij. Typerend voor deze luisterhouding is: Rustig worden vanbinnen en de aandacht op de cliënt richten Gedachten en gevoelens van de cliënt verwelkomen Elke beleving van de cliënt respecteren Acties en beleving van de cliënt vanuit diens wereld proberen te begrijpen Invoelen, empathisch zijn Cliënt laten zijn wie hij is, hem/haar niet willen veranderen De autonomie van de cliënt erkennen Een juiste relationele afstand (evenwichtige positie) De counselor bewaakt dat de eigen noden niet in de weg komen. Soms kan de luisterhouding toch verstoord worden, door bv.: Behoefte om stiltes te vermijden Te snel verbanden leggen, hypotheses voorleggen,… om professioneel over te komen De beleving van de cliënt veroordelen Bagatelliseren: het probleem minimaliseren of toedekken Te lange interventies of veel vragen stellen waardoor de cliënt niet gaat “werken” (aan zelf exploratie doen) Uiterlijke aspecten van aandachtig luisteren: Lichaamstaal: knikken, vlakke en levendige mimiek Oogcontact Stem Minimale aanmoedigers: Mmm, oh, ja, vertel maar,… 4
Stilte: je moet leren deze toe te laten
COLLEGE 3: OBSERVEREN
SLIDES Observaties vooral bij kinderen, maar soms ook bij volwassenen. In slides wordt het observatiekader voldoende uitgelegd + onder ‘teksten’ gelijkaardig NOTA’S Observaties in filmpjes. Niet belangrijk. TEKSTEN Participerend observeren: communicatie ruimer dan taal Bij kinderen is dit de aangewezen methode, aangezien kinderen zich beter kunnen uitdrukken door gebruik te maken van verschillende kanalen. Participerend = je bent als persoon geëngageerd in het spel. Het kind kan je aanspreken, je een rol geven,… De manier waarop het kind contact maakt met de hulpverlener wordt ook onderzocht. Het is wel belangrijk het kind een grote mate van vrijheid te geven, zodat de eigen nuances van het kind goed waarneembaar zijn. 2 pijlers van participerend observeren: Het relatieaanbod van de hulpverlener: het installeren van zo een groot mogelijke ruimte waarin het kind in zoveel mogelijk vrijheid vorm geeft aan het spel. Het observatiekader: biedt aanknopingspunten voor het observeren van gedrag. Het observatiekader (volgens Greenspan): 1. Lichamelijke verschijning, m.i.v. fysisch, neurologisch, motorische standpunt Zit dit kind ‘goed in zijn/haar vel’? Beweging en mimiek Grove/fijne motorische vaardigheden Zintuigelijke kwaliteiten Activiteitsniveau en concentratie 2. Intellectueel functioneren en denkprocessen Hoe denkt de persoon? Hoe worden problemen aangepakt/opgelost? Situering in ruimte en tijd? Realiteitsbesef? 3. Spraak en taal Verbale mogelijkheden en taal als medium tot expressie Spraak- en taalmoeilijkheden Anderstaligen 4. De algemene stemming Observaties mbt stemming en affect geven iets weer van de onder-liggende emotionele toestand Kinderen brengen een ervaren stemming tot uiting via gedrag 5
Is er een evolutie in stemming en affect tijdens de observatie? Eigen stemming kan aanwijzing geven over stemming van het kind 5. De relatie in relatie tot de hulpverlener Aangaan van het contact Verloop van de relatie Relatiepatronen Afscheid nemen Indrukken en affecten bij de observator Over belangrijke relaties Welke relaties komen aan bod? Hoe worden deze ervaren? 6. Specifieke angsten en affecten Welke affecten komen aan bod? (angst, woede,…) Op welke wijze komen ze aan bod? Zijn er veranderingen in affectieve uitingen? Zijn ze verbonden met bepaalde thema’s? 7. Het gebruik dat het kind maakt van de ruimte Expansief versus ingeperkt, plaats observator, veilige ruimte,… Grenzen testend? 8. Ontwikkeling van spel en gesprek Ontwikkeling van spel (normale spelontwikkeling o.b.v. leeftijd) Formele aspecten van het gesprek Thematische inhoud 9. De thematische ontwikkeling in spel en gesprek Universeel menselijke thema’s Zelfbeeld/zelfgevoel Wie ben ik? Wat kan ik? Wat boeit me? Relaties en verhouding tot omgeving Belangrijke ervaringen Cruciale emoties Ontwikkelingsgebonden thema’s Unieke individuele thema’s Het verloop van een observatie: Beginfase Stel jezelf expliciet voor. Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten als het kind. Kijk naar het kind terwijl je spreekt. Alterneer het wel en niet maken van oogcontact geen goede/foute antwoorden, maar meningen zijn belangrijk. Wees respectvol, warm en oprecht geïnteresseerd. Metacommunicatie kan de angst voor het gesprek weg nemen. Luister naar wat een kind zegt. Laat een kind weten dat het vragen mag stellen, mag zwijgen, … 6
Probeer spelen en praten te combineren. Middenfase klemtoon op exploreren, faciliterende interventies die het kind helpen zijn/haar verhaal te ontvouwen aandacht voor het onderhouden van de relatie Eindfase vijf minuten vooraf het einde aankondigen, om meerdere redenen: Zo wordt het kind niet verrast door het einde Het kind krijgt de gelegenheid zijn spel af te maken Als observator kan je mogelijke veranderingen observeren Een goede afronding laat de minder spanning achter Soms heeft het kind hulp nodig om het contact te beëindigen: Terugblikken en samenvatten Op kordate manier het einde vasthouden COLLEGE 4:EMPATHIE
SLIDES Empathie = mentale activiteiten bij de counselor: wat denk ik, wat wil ik, wat voel ik als ik mij verbeeld deze persoon te zijn. Empathie passief luisteren selectief luisteren volgzaamheid, sympathie, medelijden Hoe toon je empathie in diverse interventies: Expliciet: accuraat reflecteren, parafraseren Reflecties: laten merken dat je het echt begrepen hebt, steunend luisteren Pure teruggave van wat cliënt wil dat andere hoort en ziet, met dezelfde lading en zonder oordelen Parafraseren: de relatie tot een gebeuren reflecteren Impliciet: expliciteren van onderliggende cognities, motivaties en gevoelens Onderliggende ideeën die een cliënt niet uitspreekt proberen onderzoeken door nonverbale elementen op te merken, zoals: “ik merk dat je zucht”, “als ik je zo hoor, begrijp ik dat je ontzettend kwaad bent”,… De counselor kan zich verplaatsen in de leefwereld van de cliënt en benoemt de gevoelsmatige impact, bv. “Ik kan mij voorstellen dat je in zo’n situatie moet achterblijven met een grote eenzaamheid” De counselor geeft eigen reactie bij dergelijke situatie, bv. “ik zou mij in zo’n situatie gekwetst voelen” De cliënt gaat zich begrepen voelen en geholpen om zich beter bewust te worden van hun gevoelens.
7
Gevorderde empathie: intuïtief begrijpen dat voortvloeit uit informatie die cliënt verbaal en non-verbaal geeft Bestaansrecht geven aan wat cliënt niet durft/mag/kan zeggen. Dit ‘onverwoorde’ haal je uit wat de cliënt maar half of verward zegt, uit zijn lichaamshouding, uit eigen gevoelens in zo’n situatie,… Ook risico’s aan! Kan overkomen als het opdringen van gevoelens die niet helemaal overeenstemmen met die van de cliënt. Hierdoor is er misschien overmacht van de counselor. Het is belangrijk dat je deze respons aanreikt als een hypothese en dat je een goede zelfkennis hebt. NOTA’S Empathie = de bereidheid om je eigen leefwereld wat achteruit te zetten. Te vertrekken van een open ruimte en je eigen oordelen op te schorten. Een bodem waarop je dingen een plek kan geven. In sommige gevallen kan je afkeer voelen t.o.v. een patiënt, bijvoorbeeld een pedofiel. Je moet je kunnen openstellen voor de gevoelswereld van deze persoon. In filmpje over slachtofferhulp zie je dat gewoon de ruimte geven waarin de kinderen gehoord worden al veel helpt. De hulpverlener moet erkennen wat de persoon meegemaakt heeft. TEKSTEN Empathie gesprekstherapie Binnenkant van empathie = dat wat zich in de therapeut afspeelt, de interne stappen die hij overloopt vooraleer een antwoord te geven Therapeut moet zich leegmaken zodat hij het verhaal en de gevoelens van de cliënt kan ontvangen Buitenkant van empathie = de communicatie van de empathische aanwezigheid, de wijze waarop het exploratieproces in de cliënt geactiveerd wordt. De therapeut communiceert zijn meebeleven door middel van reflectie De inhoud van reflecties: tracht de cliënt in contact te brengen met zijn beleving en zo het reflectieproces op gang te brengen; benoemt de gevoelens bij een bepaalde situatie, haalt dat wat nog onduidelijk is voor de cliënt naar boven, respecteert de intensiteit van hetgene wat de cliënt vertelt (niet minimaliseren). De vorm van reflecties: worden bij voorkeur tentatief geformuleerd (alsof, misschien,…) of in open- of vraagvorm, de spreekstijl van de cliënt wordt zo goed mogelijk behouden De helende kracht van empathie De empathische basishouding is de voedingsbodem voor uiteenlopende interventies. In medische context 4 niveaus van empathie: Aandacht voor wat de patiënt expliciet uitdrukt: kernwoorden herhalen en informatie parafraseren
8
Expliciteren van onderliggende cognities, motivaties en gevoelens: je verwoord iets wat niet letterlijk gezegd wordt, maar wel impliciet aanwezig is. Dieper gravende meer confronterende empathie: de belevingsconstructies en het wereldbeeld van de patiënt uitdagen en vervolledigen. Nieuwe betekenissen reveleren: nieuwe verbanden ontdekken waarmee de gebeurtenissen in een andere context geplaatst kunnen worden.
HANDBOEK PRACTICUM Binnenkant van empathie Bij het reflecteren van de onderliggende beleving reflecteert de counselor de onderliggende gevoelens, betekenissen en gedachten die de cliënt zelf niet uitspreekt. (Bij het parafraseren reflecteert de counselor enkel wat de cliënt zelf uitspreekt, zie verder) De hulpverlener voegt duidelijk iets toe. Hij verwoordt innerlijke processen of reactiewijzen die impliciet aanwezig zijn in de boodschap van de cliënt, maar door hem nog niet benoemd werden. Houding: Zet innerlijke beslommeringen opzij en maak ruimte voor het verhaal van de cliënt. Valkuil: Meen niet te snel iets te begrijpen. Buitenkant van empathie Wat is het doel van reflecteren? Relatieopbouw: de cliënt voelt zich begrepen, aanvaard. Intrapsychisch: helpt de cliënt om zijn aandacht te richten op zijn binnenkant, zijn gevoelens. Het is belangrijk om reflecties toetsend aan te bieden, tentatief. Dit kan door gebruik van bepaalde woorden (alsof, precies, misschien,…) of door een toetsingszinnetje aan je interventie toe te voegen (klopt dat?; Ik ben maar aan het gissen. Kijk eens of dat klopt!, Als ik je goed begrijp dan zeg je…, ...). Nadeel: cliënten reageren vaak sociaal wenselijk. Ze zijn dan volgzaam, terwijl je reflectie misschien niet helemaal klopt. Parafraseren Parafraseren is herhalen of bondig samenvatten van wat de cliënt gezegd heeft. Het is een toetssteen om te checken of je de cliënt goed begrijpt. Wat is het doel van parafraseren? Geeft blijk van erkenning Zorgt voor de opbouw van een veilige werkrelatie Verfrissend en stimulerend voor de cliënt om zijn eigen verhaal in andere bewoordingen terug te horen en de mogelijkheid te krijgen bij te sturen. Stimuleert zelfexploratie Hoe parafraseren? De essentie van wat de cliënt zegt kort, krachtig en bondig in je eigen woorden herhalen. (NIET het woord ‘dus’ gebruiken en zeker niet afzwakken)
9
COLLEGE 5:VRAGEN STELLEN EN CONCRETISEREN
SLIDES Soorten vragen: Gesloten vragen: ja/neevragen, kunnen het gesprek sluiten. De hulpverlener doet het werk. Wel goed om cliënt te laten aangeven of je hebt verstaan wat hij bedoelt. . Vragen naar feiten: niet doen ui nieuwsgierigheid. Wel goed om het probleem beter te kunnen definiëren en te kijken wat er precies aan de hand is. Open vragen: Vaak erg zinvol, want ze zetten de cliënt aan tot exploratie. Wanneer deze te vroeg komen kunnen ze echter te abstract voor de cliënt zijn. Waaromvragen: Kunnen helpen stilstaan bij wat er zich afspeelt in het zelf of de ander. Dit kan wel bedreigend overkomen naar de cliënt toe omdat deze zich ter verantwoording geroepen voelt. Ook weet de cliënt dit zelf soms niet. Andere gespreksvaardigheden: Concretiseren Doel: contact maken met wat er leeft bij de cliënt Je vraagt de cliënt om duidelijker te zijn, te preciseren Samenvatten: Zet kernachtig op een rij wat belangrijk is. Dit helpt om de focus vast te houden en tot een overeenstemming te komen voor de verder gang van zaken. Hardop denken: Je deelt als counselor je gedachten/redeneringen mee die je leiden bij het nemen van beslissingen. Dit bevordert openheid en duidelijkheid, wat voor een goede samenwerking zorgt. Reflecteren: spiegelen wat je begrepen hebt. Informeren: uitleggen wat de bedoeling is, wat er wel en niet verwacht wordt, wat de cliënt kan verwachten,… Meta-communiceren: een gesprek over het gesprek/de communicatie. Je kan situaties verduidelijken, angst reduceren en het gesprek evalueren. Uitklaren van een hulpvraag a.d.h.v. het dialoogmodel We kijken naar 6 velden: Gedrag Omgeving Relationele ontwikkeling (R) Emotionele ontwikkeling (E) Cognitieve ontwikkeling (C) Lichamelijke ontwikkeling (L) Centraal in het model: Regelen. Wat krijgen de hulpvragers wel en niet meer geregeld? Regelen = reguleren, samenwerken, overeenkomen, organiseren, voor elkaar krijgen, oplossen,…
10
NOTA’S
Basis gespreksvaardigheden
Gespreksaanbod Oplossingsgericht werken
Luisteren
Non-verbale aspecten
Dialoogmodel / CAPA: focus op hulpvraag
In specifieke contexten Pretherapie
Vragen stellen / interventies formuleren
Empathie
Persoon hulpverlener / reflectiecapaciteiten
11
TEKSTEN Vragen stellen en concretiseren Concretiseren = de cliënt zo nauwkeurig en precies mogelijk over de problemen laten vertellen. De rest staat samengevat in de slides. Het dialoogmodel
12
Casus: drukke Hans (dialoogmodel kunnen opstellen voor examen!)
13
14
HANDBOEK PRACTICUM Wat is het doel van vragen stellen? Vragen helpen de cliënt zijn gedachten onder woorden te brengen en het probleem te verhelderen Geven ruimte voor de cliënt om te exploreren wat hij belangrijk vindt Informatie vragen wanneer de counselor iets specifiek wil weten Soorten vragen: Vragen naar informatie: inhoudelijk sturend. Stel enkel gesloten vragen wanneer centrale informatie ontbreekt. Exploratorische vragen: open vragen helpen de cliënt meer differentiatie te brengen in zijn gevoelens en gedachten. Waaromvragen: kan een open, verdiepende vraag zijn, maar deze is nadelig als je wilt dat de cliënt zijn beleving exploreert. Ook kunnen deze soort vragen beschuldigend overkomen. Beter: Hoe- en wat- vragen. Verdiepende vragen: stimuleren de cliënt om zijn belevingswereld te exploreren. Concretiseren = een hulpmiddel om zaken duidelijker of scherper te stellen. Als de cliënt ondanks concretiserende vragen vaag blijft kan dit een teken van weerstand zijn.
15
Wanneer je wil inzoomen of doorgaan op één bepaald iets of om een probleem / situatie uit te splitsen kan je een concretiserende vraag stellen. Deze keuze impliceert dat andere zaken (tijdelijk) worden afgerond of naar de achtergrond verschuiven. COLLEGE 6: INTEGRATIE EN MOTIVATIONELE GESPREKSVOERING
In de beginfase van een psychologische begeleiding is het cruciaal of de cliënt gemotiveerd is om iets aan het probleem te doen. Vaak is dat niet zo en moet je als hulpverlener vooral de vaardigheden in huis hebben om de cliënt te motiveren. SLIDES Motiverende gespreksvoering wordt gebruikt wanneer de cliënt moet veranderen. Verandering is nodig bij: conflicterende doelen, ambivalentie en cognitieve dissonantie. Toegepast: Schadelijk gedrag: verslavingen, gebrekkige therapietrouw, onveilig seksueel gedrag,… Keuzeproblemen: partner, existentieel, professioneel,… Onvrede met bestaande situatie en een wens om een nieuwe weg in te slaan 3 theorieën: Theorie van het veranderingsproces Verandering is een dynamisch proces dat in fasen verloopt en tijd vraagt. Begeleiding = procesbegeleiding. De stap naar de volgende fase wordt makkelijker gemaakt. Interventies moeten worden afgestemd op de fase waarin de cliënt zit.
16
Voorbeschouwing: bewustmaking Overweging: helpen kiezen voor positieve verandering Voorbereiding: doel en strategie bepalen Actie: ondersteuning van de uitvoering Onderhoud: anticiperen op moeilijkheden Herval: herkaderen Reactantietheorie Bij druk tot verandering kan er weerstand (=reactantie) optreden. Wanneer mensen het gevoel hebben beperkt te worden in hun keuzevrijheid, gaan ze net hun vrijheid benadrukken. Dus vasthouden aan hun gewoonte. Zelfperceptietheorie Waarnemen dat je zelf iets zegt/doet vergroot de kans dat je dit in de toekomst meer gaat doen. Dus jezelf horen uitspreken van een wens tot verandering maakt de verandering al waarschijnlijker. Als therapeut dus uitspreken van verandering uitlokken a.d.h.v. fase waarin cliënt zit. Basisprincipes motivationeel gesprek: Empathie uitdrukken Ontwikkel ambivalentie en discrepantie: hoe groter het gevoel van conflict, hoe meer kans op motivatie tot verandering. Dit doe je door reflectief te luisteren en te bevestigen. Hanteer weerstand: door benadrukken van keuzemogelijkheden en het uitbreiden van alternatieve mogelijkheden. Hoe herken je weerstand? Cliënt gaat in discussie, onderbreekt, ontkent of werkt niet mee Gespreksvalkuilen: pleiten voor verandering, de rol van deskundige aannemen, bekritiseren, etiketten plakken, haast hebben,… Benadruk persoonlijke effectiviteit Verandertaal uitlokken: evocatieve vragen stellen. Dit zijn vragen die zelfmotiverende uitspraken uitlokken. Over de nadelen van de huidige situatie, de voordelen van verandering en factoren die de verandering waarschijnlijker maken. Ook terugkijken en vooruitkijken zijn goede strategieën. NOTA’S Geen nota’s TEKSTEN Geen te kennen teksten HANDBOEK PRACTICUM Weerstand van een cliënt kunnen we best verwelkomen als een coping mechanisme, overlevingsstrategie of een wijze gids. Een valkuil is om in gevecht te gaan met je cliënt.
17
COLLEGE 7: BASISVAARDIGHEDEN GELINKT AAN ECHTHEID
SLIDES Echtheid = basishouding, naast empathie en onvoorwaardelijk respect. (Dit zijn zijnswijzen, geen technieken). Het tonen van zichzelf langs verbale en non-verbale weg, ‘doorzichtig’ zijn voor de cliënt. Binnenzijde echtheid: de mate waarin de counselor openstaat voor alle facetten van zijn eigen ervaringsstroom. (gevoelens enz. die opduiken bij het verhaal van de cliënt) Buitenzijde echtheid: de expliciete communicatie door de counselor van zijn bewuste percepties, attitudes, gevoelens. Dit moeten duidelijke ondubbelzinnige boodschappen zijn. Algemene vuistregel: de aandacht mag niet op de hulpverlener gevestigd worden. Er mag geen omkering van de rollen plaatsvinden. Echtheid als context: de bereidheid van de hulpverlener aanwezig te zijn als persoon met een eigen stijl, persoonlijke kleur,… De hulpverlener houdt geen façade voor. Echtheid impliceert een onvoorwaardelijke zelfaanvaarding. Een zelfkennis van de eigen kwetsbaarheden en tekorten. Echtheid als interventie: Hardop denken: de hulpverlener deelt op neutrale toon mee wat hem bezighoudt en wat hij zich afvraagt. Dit bevordert openheid en duidelijkheid. Deze interventie werkt angstreducerend bij de cliënt en kan de hulpverlener helpen wanneer hij even vast zit. De cliënt leert van de hulpverlener hoe hij hardop kan denken en er treedt een verbeterde samenwerking op. Er moet wel op gelet worden dat enkel de relevante gedachten gedeeld worden. Meta-gesprek of situatie verduidelijken: een gesprek over het gesprek bij onduidelijkheden of misverstanden in de relatie (wanneer wederzijdse verwachtingen niet meer op elkaar afgestemd zijn). Informeren en adviseren: Informeren – praktisch: bijvoorbeeld over de werkwijze en het doel. Belangrijk om relevante informatie vooraf mee te delen, zodat de cliënt mee kan beslissen over het hulpverleningsproces. Informeren- ethisch: in duidelijke en gewone mensentaal Informeren- inhoudelijk: informeren over risico’s enz. Contactreflecties (Prouty) Communiceren op het primitief niveau van functioneren van de cliënt. Het contact vestigen of herstellen. Toepasbaar bij: onvoldoende realiteitscontact, jonge kinderen, ontwikkelingsstoornissen, cognitief weinig ontwikkeld, hersenbeschadiging, mentale handicap, zware pathologie,… Door ‘pre-verbale’ counseling (situationele, gelaats-, woord-voor-woord reflecties) verbetert de communicatie. 18
NOTA’S Gespreksvaardigheden: Je moet een soort discipline ontwikkelen als hulpverlener. Je mag niet alles zeggen wat je denkt. Je moet een selectie maken van wat er belangrijk is voor de cliënt en ‘wat raakt er mij’. Hardop denken: verduidelijkt je gedachtegang ten opzichte van de cliënt, dus waarom je bijvoorbeeld bepaalde vragen stelt. Situatie verduidelijken: in het begin van een gesprek samenvatten wat de cliënt in een hulpverleningsgesprek kan verwachten. Hoe omgaan met ongewone situaties? Bijvoorbeeld iemand die niet in contact staat met de realiteit (psychoses) en geen contact heeft met het eigen zelf (denken dat ze iemand anders zijn, vreemde beeldspraak) contactreflectie van Prounty: Situationele contactreflectie: reageren op wat de persoon zegt. “Kijk is naar het standbeeld”, “Wat is dit?”. Faciale reflectie: “Ze kijkt naar het standbeeld”, “Jill kijkt naar de grond”. Vertellen wat ze doet met gezicht. Woord reflectie: Nazeggen. Belangrijk om in contact te komen met waarom deze persoon bijvoorbeeld wijst. “Wat is dat?” -> “Wat is dat?” Body reflectie: zeggen wat ze lichamelijk doet. “Jill beweegt heen en weer”, “Jill legt gezicht in haar handen” Essentie: communiceren op het niveau van de patiënt TEKSTEN Echtheid als basishouding Echtheid = Uitstraling Levendige aanwezigheid Gelaagdheid (onderliggende ervaringsstroom bij de therapeut) Congruentie, transparantie Vormen van onechtheid: Gedrag van de therapeut komt niet overeen met wat hij echt denkt Oppervlakkigheid Wijsmaken Niet kijken naar de eigen incongruentie Verbergen van hier-en-nu gevoelens Onechtheid zorgt voor gemiste kansen Vormen van echtheid: Echte belangstelling Geen façade Dieper niveau van congruentie Transparantie Confronteren (als het gevoel van de therapeut niet overeenkomt met dat van de cliënt) 19
Situatie verduidelijken en hardop denken
Hardop denken: de hulpverlener spreekt zijn gedachten luidop uit zodat de cliënt weet wat er in de hulpverlener omgaat en de hulpverlener zelf niet geblokkeerd geraakt. Afsluiten van het gesprek:
20
Opening van het gesprek en begincontract
21
22
23
Egan: Informeren
Gesprek leiden Gereedschappen om een gesprek te leiden: Het sluiten van een begincontract: tijdsduur, onderwerp, doel en werkwijze Directheid: iets wat de hulpverlener opvalt op neutrale wijze benoemen Hardop denken Samenvatten Terugkoppelen naar het begincontract Contractvragen: afspraken tijdens het gesprek Verwoorden van het probleem van de cliënt: waar wil de cliënt nu eigenlijk aan werken? Herstel van contactfuncties bij zwaar gestoorde patiënten In het verlengde van Rogers basisideeën gaf Prouty vorm aan de grondhoudingen waarmee de therapeut ook met zwaar gestoorde mensen contact kan leggen. Met Gendlin en Rogers deelt hij het besef dat er binnenin de cliënt iets moet veranderen en dat de therapeut dat interne proces kan faciliteren. Bij de zwaar gestoorde cliënt is er echter 24
geen coherent invoelbaar ervaringsproces aanwezig zodat Prouty zich genoodzaakt zag om methoden te zoeken om dat ervaringsproces of funderingen ervan op te bouwen of te herstellen. Vervolgens stelt Prouty dat, bij gebrek aan een coherente ervaringsstroom de therapeut aansluiting dient te zoeken bij een meer fundamentele leidraad. Daarbij gaat Prouty dan uit van een meer primaire component van het ervaren, met name: het “eenvoudige feit” van “bewustzijn van.. .“. Prouty onderscheidt drie belang rijke dimensies waarop dat bewustzijn zich richt: 1) de concrete wereld rondom zoals die empirisch—naturalistisch kan beschreven worden. Bv.: Ik ben mij bewust dat hier een stoel staat, dat het buiten regent, dat de klok tikt.. enz. 2) mijzelf. Bv.: Ik ben mij bewust dat ik schrijf, dat ik lach... enz. 3) andere mensen. Bv.: Ik zeg iets tegen jou en jij hoort iets. Ik ben mij bewust van de communicatie tussen ons. De behandeling van de zwaar gestoorde mens dient dus aan te vangen met de opbouw of het herstel van die natuurlijke contactfuncties. Vandaar dat Prouty de term “pre—therapie” gebruikt, als uitdrukking van de noodzakelijke voorwaarden waaraan men eerst moet voldoen vooraleer men kan werken met de meer klassieke psychotherapie—methodes. de essentie van de methode: het geloof en de wil van de therapeut om de cliënt echt te bereiken. Vooreerst moet de therapeut in staat zijn om het lijden en het tragische lot van de cliënt aan te voelen. Een scherp besef van dat enorme lijden behoedt de therapeut voor “technische afstandelijkheid”. De techniek zal vervolgens maar correct toegepast worden als de therapeut zichzelf de vrijheid gunt (en het niet beneden zijn waardigheid acht) om zich op hetzelfde “primitieve” niveau als de patiënt uit te drukken. Het is dus belangrijk dat de therapeut het contact met zijn eigen “primitieve” niveaus van beleven en uitdrukken niet schuwt en dat hij de eigen gekke en achterlijke aspecten kan aanvaarden. Prouty beschrijft twee mogelijke wegen; de rechtstreekse af stemming op het niveau van de patiënt of de verbale verwijzing naar diens niveau. Prouty onderscheidt vier soorten van contact—reflecties: 1) Situationele reflecties: de therapeut reflecteert de dingen in de omgeving van de cliënt. Niet gelijk wat wordt gereflecteerd, maar de therapeut observeert hoe de cliënt zijn omgeving gadeslaat en op welke aspecten de cliënt enige reactie ver toont. De therapeut volgt het spontaan gedrag van de cliënt en zegt daar iets over in een eenvoudige reflectie. Bv.; “Er ligt hier een bruin tapijt” als de therapeut merkt dat de blik van de cliënt daarop gericht is, of “Er stapt iemand door de gang” als de cliënt op dat geluid reageert. De therapeut sluit dus aan bij de realiteit rondom de cliënt, om alzo het realiteitscontact in de cliënt te herstellen of te bevorderen en het gezamenlijke hier—en—nu aanwezig te stellen. 2) Reflectie van gelaatsuitdrukkingen: de therapeut reflecteert wat hij ziet op het gelaat van de cliënt, de mimiek wordt gebruikt als aanknopingspunt om gevoelens en stemmingen te bereiken en om in de patiënt het contact met de affectieve componenten te herstellen. Bv.: “Er rolt een traan over je wang”, “Je nijpt je lippen samen”, “Je kijkt plots met grote ogen”.
25
3) Reflectie van lichamelijk gedrag: de therapeut beschrijft of spiegelt wat het lichaam van de cliënt aan het doen is. Dat kan gebeuren in de vorm van beschrijving in woorden, bv.: “Jan bonkt tegen de deur”, of in de vorm van een met het eigen lichaam inlevend nadoen van de bewegingen, bv. de therapeut bonkt op dezelfde wijze tegen de deur. 4) Woord—voor—woord—reflecties: de therapeut pikt zinvolle woorden of zinsdelen of affectief geladen klanken op en herhaalt ze. Bv.: “Vader is weg”, “Vader is weg”, of “Aah”, “Aah”. Lichaamsgerichte interventies: waardevol en ethisch verantwoord? …
26
COLLEGE 8: LEERDIMENSIE, INTERPERSOONLIJKE VAARDIGHEDEN EN EXISTENTIELE …
SLIDES Basisvaardigheid echtheid (deel 2): confronteren en persoonlijk reageren. De eigen waarnemingen, gevoelens, inzichten en persoonlijke ervaringen worden gebruikt als hefboom. Deze interventie pas je toe wanneer de cliënt geen oog heeft voor bepaalde problemen of er niet over durft praten. Soorten confrontaties en persoonlijk reageren: Confrontatie: cognitief, als probleem van cliënt gevolg is van kijken of denken. Kerngedachte: negatieve opvattingen over zichzelf Oplossing: cognitief herstructureren, relabelling, didactische confrontatie + de nieuwe kerngedachte versterken. Vb. Oud: “Ik ben een zwak mens”. Nieuw: “Ik ben een normaal mens met sterke en zwakke kanten.” Het accent dus verleggen naar positieve kanten van de cliënt Confrontatie: interpreterend Er is een discrepantie tussen wat cliënt zich bewust van is en wat de hulpverlener aan inzicht heeft. Zorgen dat cliënt zelf de ‘waarheid’ vindt, niet opleggen Feedback: gedragsmatig Wanneer de cliënt discrepanties in gedrag vertoont confronteert de hulpverlener hem hiermee Kunnen tegenstrijdigheden in wat cliënt zegt zijn, maar ook in wat hij over zichzelf vertelt en hoe hij zich gedraagt. Ook in inhoud en toon is mogelijk. Feedback: emotioneel Spontane emotionele reacties van de hulpverlener op wat de cliënt zegt/doet. De hulpverlener verwoordt welk effect het gedrag van de cliënt op hem heeft. Wat zich hier en nu afspeelt, weerspiegelt het probleem dat de cliënt ook in interactie met andere mensen heeft. Opgepast voor tegenoverdracht gevoelens’. Hulpverlener kan bijvoorbeeld irritatie voelen, maar het kan zijn dat hij vaak irritatie voelt zodra hij in contact komt met oudere vrouwen. Zelfonthulling = ‘self-disclosure’ Transparantie van de hulpverlener van de eigen levenservaringen Herkenning bij de cliënt verkleint de afstand Impact disclosure/asociaal reageren Complementair reageren als het gedrag positief is voor de situatie Niet complementair reageren bij gedrag met negatieve impact op de situatie. Vb: Cliënt: “Vandaag wil ik een geheim met je delen dat ik nooit eerder aan iemand verteld heb.” Hulpverlener: “het voelt alsof je mij nieuwsgierig wil maken en het gevoel geven dat ik uitverkoren word.” Meta-communicatie. Vermijd bekrachtiging van de gebruikelijke stijl van de cliënt
27
NOTA’S LEERFASE: specifieke problemen, vaardigheden van de cliënt aanpakken. De cliënt gaat iets nieuws leren dus je werkt niet meer vanuit het referentiekader van de cliënt. Je gaat vanuit je eigen referentiekader dingen toevoegen waar de cliënt iets mee is. Vb. video: Vrouw helpen inzien waarom haar man en zoon haar moeite niet lijken te appreciëren. De vrouw legt haar verhaal op een vrij hevige, boze manier uit. Niet hulpeloos. Therapeut zegt: “Op mij komt u niet over als een zwakke vrouw.” Dit komt dus vanuit het referentiekader van de therapeut. Er is een discrepantie tussen de vrouw haar toon en wat ze zegt (“ik ben zwak”) Leerfase: inzicht bij de vrouw -> cognitief herprogrammeren Je mag nooit een confrontatie doen waarbij je de cliënt onderuit haalt of beledigt. Specifieke interventies: oefening rond existentieel bewustzijn Existentieel bewustzijn = voeling met hier ben ik nu aanwezig. Je toe-eigenen dat jij je eigen keuzes maakt voor wat je hier-en-nu doet. Oefening adhv verschillende vragen: Wie ben ik? Waaraan besteed je vooral jouw tijd, energie, geld? Waarover maak jij je vooral zorgen? Wat doe jij wanneer je troost nodig hebt/ontspanning zoekt? Waaraan ontleen jij je geluk/vreugde/plezier? Wat motiveert jou ten diepste? 4 dimensies: fysiek, sociaal, psychisch en spiritueel. Bij een optimaal leven is er coping in de verschillende dimensies.
TEKSTEN Persoonlijk reageren Door persoonlijk te reageren stellen we ons kwetsbaar op, laten we zien wie wij zijn en wat er in ons omgaat. De therapeut laat hiermee aan de cliënt weten wat de effecten van zijn gedrag op hem zijn. 2 vormen van persoonlijk reageren: Zelfonthulling: uitspraken van de therapeut over feiten uit zijn persoonlijke levensgeschiedenis Persoonlijke feedback: het uiten van directe persoonlijke ervaringen van de therapeut (gevoelens, gedragsimpulsen) die hij beleeft als een reactie opde woorden of het gedrag van de cliënt. Zorgvuldig confronteren Confrontatie vindt plaats wanneer iemand iets doet of zegt, waardoor een ander uitgenodigd of gestuurd wordt om aandacht te schenken aan een bepaald aspect van zijn 28
gedrag, er over na te denken, het te onderzoeken. Het is een uitnodiging aan de ander om stil te staat bij een gedragspatroon. Confrontatie houdt in de ander te vertellen wat men hoort, ziet en denkt, wanneer men naar hem kijkt en luistert. Kan gedragsmatige feedback zijn = hoe de een het gedrag van de ander waarneemt) Emotionele feedback = de een vertelt welke gevoelsmatige effecten het gedrag van de ander op hem heeft. Doel: cliënt aan het denken zetten, goede werkrelatie en de therapeut krijgt een beter beeld van de cliënt. Vormen van confrontaties: Perceptuele confrontaties Discrepanties in het gedrag van de cliënt Discrepanties tussen therapeut en cliënt Cognitieve confrontaties: discrepanties van de ziens- en denkwijzen tussen de therapeut en de cliënt Interpreterende confrontaties: uitspraken die betrekking hebben op wat de cliënt volgens de therapeut aan het doen is, wat hem preoccupeert, waar hij mee bezig is,… Hoe? Niet hard, uitnodigend, met bruikbare concrete informatie, sta open voor reactie
COLLEGE 9: FOCUSING EN MINDFULNESS. TALENTGECENTREERDE COUNSELING
SLIDES Focusing: interventies met focus op het lichaam Verbale interventies die de focus richten op ervaring in verschillende delen van het lichaam, aandacht op ademhaling en oefeningen zoals relaxatie, mindfulness,… Gevolgen: fysiologische veranderingen, zoals: afname stress, en beter psychisch functioneren. Helpt ook angst te controleren en zorgt voor een afgrenzing van het eigen lichaam. Focusing: Ruimte maken adhv bodyscan, contact voelen Gevoelde betekenis: lichamelijk aanvoelen Betekenis ontvangen: verwelkomen wat is Fysiek contact mijden bij: vijandige of paranoïde cliënten of wanneer de counselor niet goed in z’n vel zit, zit aangetrokken voelt,… Bij aanraking altijd duidelijk aankondigen en toestemming vragen NOTA’S Mindfulness: opmerken bij jezelf “is de les mij duidelijk?”. Onderscheid tussen oordelen en erkennen. Mindfulness is erkennen wat er is bij jezelf zonder oordeel. Focusing is nog een stapje verder. Komt uit de therapiewereld. Je gaat zoeken “wat betekent dit?” “Wat heeft dit als boodschap voor mij?”. Hoe kun je de groeitendens openen? Groeitendens = hoe het organisme opgebouwd is dat het ondanks problemen toch blijft groeien. 29
TEKSTEN Focusing Focusing in verschillende stappen: Ruimte maken: de aandacht niet naar buiten, maar naar binnen richten Een onderwerp, probleem of situatie kiezen om dieper op in te gaan Woorden of andere uitdrukkingen zoeken om de complexiteit van de innerlijk gevoelde betekenis naar buiten te brengen Het diepere weten wordt verder geëxploreerd. Men voelt weerstand, een soort innerlijke criticus. Deze moet men proberen opzij te zetten. Strenght-centered … COLLEGE 10: VEERKRACHT BIJ KINDEREN EN GEZINNEN
SLIDES EN NOTA’S Deel 1: veerkracht bij kinderen en gezinnen Veerkracht = een antwoord op kwetsbaarheid Studie 1: Kinderen onderzocht in verschillende lagen van de bevolking. Ze vertrekken van hetzelfde niveau van cognitie. De goed gestimuleerde kinderen hun intelligentie is gestegen.
Studie 2: 305 adolescente moeders (<21j) onderzocht die in een programma terecht zijn gekomen. Men onderzoekt empathie, ouderlijke emotionele beschikbaarheid, belasting in geschiedenis en milieu en de emotionele beschikbaarheid van het kind. 3 groepen van moeders: Veerkrachtige moeders (positief functioneren bij hoog risico) Kwetsbare moeders (problematisch functioneren bij hoog risico) Typisch functionerende moeders (positief functioneren bij lager risico)
30
Veerkrachtige moeders zijn even emotioneel beschikbaar als typische moeders. Ze doen het goed. Kwetsbare moeders hebben een slechte outcome.
Veerkracht = een normale ontwikkeling ondanks moeilijke omstandigheden. Volgehouden competentie in chronisch bedreigende situatie Herstel van traume Veerkracht staat niet voor ‘afwezigheid van het lijden’, maar eerder voor het kunnen dragen van deze pijn. Factoren die een rol spelen Kind: makkelijk temperament, goede zelfregulatie, in staat zichzelf te sturen, positief beeld van zichzelf, aantrekkelijk,…
31
Gezin: autoritatief ouderschap, betrokkenheid ouders, positief gezinsklimaat, socioeconomisch goede omstandigheden,… Ruimere omgeving: goede scholen, prosociale organisaties (jeugdbewegingen), veiligheid, goede gezondheidszorg,…
In de les vb. van moeder met een lage SES die gezinsbegeleiding krijgt. De begeleider geeft de moeder af en toe iets mee over haar competentie als moeder. Dit vermelden van positieve dingen zijn kleine groeimomentjes voor de moeder. Ook relatie-ondersteunende opmerkingen worden gemaakt, zoals: “Kijk eens wat mama voor je maakt”. De begeleider dient ook als rolmodel. dit voorbeeld speelt zich af op microniveau: het niveau van het kind. In het algemeen geeft deze begeleiding ook ruimte op gezinsniveau om aandacht te kunnen geven aan het oudste kind. Deel 2: het ondersteunen van veerkracht in gezinnen ( gezinsbegeleiding) Ondersteunen van het positieve: belang van het bevestigen van wat echt positief is Belang van concrete bevestiging: voor een goede werkrelatie uit te bouwen en ehlpt ouders aan sterkte te winnen Verslagen en rapporten gebruiken: werkinstrument voor de ouders Erkennen van ouder en kind Vragen over ontwikkeling en opvoeding detecteren en bespreken Beginnen bij de zwangerschap Ruimte voor fouten en mislukken Hulpvragen ondersteunen Vaders betrekken Ouders mee verantwoordelijkheid laten nemen TEKSTEN Veerkracht concept Wat maakt dat sommigen meer succesvol kunnen omgaan met tegenslag, risico, bedreiging, terwijl anderen psychische problemen ontwikkelen? 32
Veerkracht wordt gezien als een continuüm: personen reageren niet in alle domeinen van hun leven veerkrachtig. Eerder soms wel en soms niet. Factoren die veerkracht bij jongeren en kinderen bevorderen: Het kind zelf: makkelijk, actief en sociaal temperament. Goede communicatievaardigheden. Het gezin: warme liefhebbende relaties die aanzetten tot vertrouwen, autonomie en initiatief nemen. De ruimere omgeving: rolmodellen zoals: leerkrachten, vrienden,… Sleutelprocessen: Het ontstaan van gehechtheid, self-efficacy en competentiegerichte motivationele processen, gedragsmatige en affectieve zelfregulering, cognitieve ontwikkeling. Even belangrijk zijn de sociale organisatievormen die de voorwaarden scheppen voor de positieve ontplooiing van deze processen. Een aantal basismechanismen om veerkracht te ondersteunen: Vermindering van het algemene risiconiveau De mate waarin individuen gevoelig zijn voor risico: hangt samen met het hebben van veilige gehechtheidsrelaties Het reduceren van de impact van stress Het stoppen van schadelijke ervaringen en het creëren van nieuwe opportuniteiten Veerkracht ondersteunen Gezinsbegeleiding Geloven in het positieve Begeleiders geloven in de ouders Bevestiging wordt door anderen gegeven: positieve feedback door anderen Werkzame en efficiënte werkrelatie Het positieve zeggen is een alternatief voor de vaak negatieve kijk (van de omgeving) Groei als ouder De macht van het geschreven woord: het positieve wordt opgeschreven Steeds refereren naar de ouder Leuke ondersteunende dingen zeggen over het kind in relatie tot de ouder Vragen over (psychologische) ontwikkeling detecteren Discussiëren en ideeën uitwisselen over opvoeding Ouders moeten altijd geconsulteerd worden Ruimte laten voor mislukken zonder daar gevolgen aan te koppelen Hulp vragen is een manier om de ouderrol te vervullen De vaders erbij betrekken Steun bij zwangerschap en rond geboorte Ouders verantwoordelijkheid laten opnemen in de werking
33
COLLEGE 11: OPLOSSINGSGERICHTE COUSELING + ACTIEDIMENSIE EN EINDFASE
SLIDES Oplossingsgerichte counseling Het accent wordt meer gelegd op mogelijkheden van de cliënt dan op de problemen en de gebreken. De bedoeling is om de cliënt zo snel mogelijk iets van beterschap te laten voelen, demoralisatie te doorbreken en een positieve stemming induceren. Probleemgericht Wat is het probleem? Kan je mij meer vertellen over dat probleem? Hoe is het probleem te verstaan vanuit het verleden?
Oplossingsgericht Wat wil de cliënt veranderd zien? Wat zijn uitzonderingen op de problemen? Hoe ziet de toekomst eruit zonder het probleem?
Gespreksprotocol: 1. Starten met korte bespreking van het probleem. Basisvaardigheden: aandacht, luisteren, parafraseren, open vragen, samenvatten,… 2. Productdoelen vaststellen: wat wil de cliënt bereiken? 3. Overgang van probleem bespreken naar zoeken van oplossingen. Wat zal er anders zijn wanneer het probleem opgelost is? Zet doel om in positieve termen. 4. Concretiseren van toekomstbeeld met behulp van de wondervraag “Als er deze nacht een wonder zou gebeuren waardoor het probleem opgelost is, wat zal er dan morgen anders zijn waaraan jij kunt zien dat het wonder gebeurd is?” Varianten: “Waaraan zal jij of anderen merken dat het probleem opgelost is?”, “Wat zal je doen besluiten dat deze gesprekken je geholpen hebben?”, “Op welke wijze ga jij merken dat het beter met je gaat?” Richt de focus op een oplossing en faciliteert goed geformuleerde doelen. 5. “Hoe zullen anderen reageren wanneer het wonder gebeurd is?” Benutten van omgeving om doelen te bekrachtigen 6. Exploratie van uitzonderingen: legt accent op successen 7. Inschaling: a.d.h.v. likert-schaal “waar sta je nu” en “waar zou je willen geraken?” 8. Vorderingen faciliteren: bv. 1 stap vooruit zetten 9. Complimenteren 10. Wanneer stoppen met gesprekken? Wanneer cliënt strategie geleerd heeft om oplossingen te zoeken. De competentiebeleving is toegenomen en er is motivatie gewekt om verder te experimenteren. Actiedimensie en eindfase Moelijkheden in actiefase: Te vlug tot actie willen overgaan: probleem is onvoldoende duidelijk; motivatie tot veranderen is onvoldoende aanwezig Counselor neemt te veel verantwoordelijkheid: maakt cliënt afhankelijk Waarden van counselor overheersen 34
Niet voldoende uitdaging en stimulans Niet voldoende aanmoediging en bekrachtiging Onvoldoende flexibiliteit Huiswerkopdrachten: Voldoende tijd reserveren om uit te leggen en te motiveren Vraag wat cliënt ervan vindt, onderhandel voor beter aangepaste vorm of laat cliënt zelf iets bedenken Voldoende aansluiten bij probleem Rekening houden met mogelijkheden van cliënt Nagaan of cliënt het goed begrijpt; eventueel uiteenzetting op papier meegeven Voldoende concreet: wat, wanneer, waar Proberen - doen Bij een volgende zitting overlopen wat de cliënt er uit geleerd heeft, of er hindernissen waren, ook nagaan wanneer de cliënt er zelfs niet aan begonnen is. Strategieën om tot actie te komen: Levensvatbare doeleinden opstellen Formuleren als resultaten en successen, niet als activiteiten Helder en specifiek Realistisch, ook qua tijd In overeenstemming met waarden van de cliënt, cliënt neemt verantwoordelijkheid Motiverende kracht Opstellen van planning: strategieën voor het bereiken van de doeleinden Wat moet er concreet gedaan worden om het doel te bereiken? In welke volgorde? Binnen welke tijd? Tactiek = plan aanpassen aan werkelijke situatie; ter plaatse inspelen op onvoorziene complicaties Logistiek=leveren van de hulpmiddelen die nodig zijn voor de uitvoering van het plan Aspecten van strategie: Reserveplan: als dat niet gaat, wat doe je dan? Belemmerende krachten: welke hindernissen kan je verwachten? Bevorderende krachten: welke hulpbronnen kan je aanwenden? Prikkels die nodig zijn voor ondersteuning en volharding Beëindigen: Niet onverwacht, goed op voorhand aankondigen Wanneer doel is bereikt, contact afsluiten. Valkuil: counseling is vervanging geworden voor sociaal contact, remedie voor eenzaamheid 35
Doel is niet bereikt, maar cliënt wil stoppen: bespreken maar vrij laten Doel is niet bereikt, maar counselor kan de problematiek niet: eerlijk over zijn NOTA’S Niveaus behandeling: Benoeming van het probleem: voor veel mensen is dit de essentie van de hulpverlening. Dikwijls is hiermee de behandeling al gedaan. Je valt hierbij terug op de basisvaardigheden: luisteren, observeren, empathische uitdrukkingen, werkalliantie opbouwen,… Je helpt de persoon bij de manier waarop je benoemt op een verdiepende, confronterende manier. Aanvaarding = vormen van beheersing/coping. Cliënt beschikt niet over de juiste coping/beheerst probleem niet op de goeie manier. Je moet in deze probleemdimensie patiënt leren omgaan met problemen. Je leert beheersen wat beheersbaar is. Intrapsychische vormen van coping: mindfulness, coping, existentieel welzijn Actie: anders handelen. Actief ingrijpen, oplossingsgericht Oefening met wondervraag in de les gedaan. TEKSTEN Niveaus van behandeling 1. Benoeming: de angst die bij de cliënt leeft, omdat hij zijn problemen niet kan plaatsen, wordt weggenomen. 2. Aanvaarding: accepteren van de problemen. Niet strijden tegen gedragingen, situaties waar niets aan te veranderen is. 3. Actie: het actief ingrijpen van de cliënt in de probleemsituatie.de cliënt ziet wat hij zou moeten of kunnen doen en begint met zelfvertrouwen en kennis van zaken er iets aan te doen. Deze 3 niveaus kunnen alle drie van betekenis zijn voor het oplossen van eenzelfde probleem.
COLLEGE 12: DE PERSOON EN DE REFLECTIEVE CAPACITEITEN VAN DE HULPVERLENER
Deel 1: de persoon van de hulpverlener De hulpverlener krijgt specifieke voldoening, bevredigend wanneer hij iemand kan helpen, maar zorgt ook voor specifieke kwetsbaarheid: vergt veel van je, je ziet schaduwkant van het leven. Wie wordt er hulpverlener? Keuzedomeinen: levensfasen, thema’s, problematieken, werkwijzen of therapeutische stromingen Factoren die een rol spelen in het maken van keuzes: Persoonlijke interesses Persoonlijke kwetsbaarheden 36
De eigen voorkeurs leerdimensie en het daarmee verbonden impliciete mensbeeld Aspecten van hulpverlening die voldoening geven Intrinsieke bevrediging: ervaring van competentie, zinvol werk doen,… Extrinsieke bevrediging: maatschappelijke waardering, verloning,… Negatieve bevrediging: bescherming tegen eigen kwetsbaarheid Kwaliteiten van de hulpverlener: Objectieve kenmerken Leeftijd: soms problemen wanneer cliënt u te oud of te jong vindt Geslacht: geen evidentie of het ene beter zou zijn als het andere. Buiten bij homoseksuelen, deze hebben liefst homoseksuele hulpverlener. Etniciteit: gelijkenis geeft geen betere hulpverlening Professionele bagage: vaak een voordeel Subjectieve kenmerken Persoonlijk functioneren: stevig gevoel van zelfwaarde en competentie samen met zelfrespect Draagkracht voor spanning en emotie: aanvaardende houding, tolerantie voor ambiguïteit, flexibiliteit Relationele kwaliteiten: respect voor de ander, capaciteit tot creëren van veilige relatie en empathie Inzicht en reflectie: bereid zijn tot introspectie, culturele sensitiviteit,… Professionele identiteit Deel 2: reflectie Hulp verlenen: werken met mensen wiens denken, handelen gelaagd is Reflectie: nadenken over je eigen handelen en functioneren. Helpt om gedachten en gevoelens te plaatsen Maakt je bewust van je eigen handelen Dwingt je goed na te denken alvorens te handelen Leren uit je fouten en bijsturen Reflectie op: jezelf en de methode Reflectie als basis van je professionele identiteit
Bereid zijn van naar je eigen gedrag te kijken Verdragen dat fouten inherent zijn aan hulpverlenend werk 37
Bewustwording van het eigen handelen leidt tot beter hulpverlenend handelen Spiraalmodel van reflectie:
Hulpverlener worden: leerproces van 4 fasen doorlopen onbewust onbekwaam
onbewust bekwaam
Leren
bewust onbekwaam
bewust bekwaam
Supervisie als manier van leren = Het onder begeleiding leren door reflectie op eigen werkervaringen. Degene die supervisie krijgt, leert het eigen handelen tegen het licht houden. Hij of zij verwerft daardoor inzicht in het eigen handelen en kan dit duurzaam verbeteren Definitie reflecteren: 1. Een cyclische manier van leren waarin je vaardig moet worden. Daarmee is het tegelijkertijd een vaardigheid. Reflecteren is altijd gericht op het eigen handelen. 2. Het leidt via bewustwording tot inzicht in de beweegredenen voor en de uitvoering van het eigen handelen in professionele situaties. 3. Met dit inzicht bepaal je of, en zo ja, hoe je jouw handelen wil veranderen. 4. Je formuleert handelingsalternatieven. 5. Het doel ervan is je professioneel handelen te verbeteren in toekomstige situaties NOTA’S Geen nota’s 38
TEKSTEN De persoon en de basishouding van de hulpverlener Staat volledig in de slides samengevat Reflectie Reflecteren is leren. Je bent bereid vanuit een andere invalshoek naar je gedrag te kijken. Je bent in staat je handelen, denken en voelen op een andere manier te interpreteren. Confronteren is verbonden met reflecteren. Je houdt jezelf voortdurend een spiegel voor, je confronteert jezelf met je eigen gedrag (voelen, denken, handelen). Die confrontatie moet je durven aangaan. Dit is niet altijd gemakkelijk en soms zelfs pijnlijk.
Met dank aan Cato Nys (2012-2013)
39