Psychologische aspecten Inleiding Het hebben van een dwarslaesie vraagt aanpassing op velerlei gebied. Reeds eerder is uitvoerig ingegaan op de (toekomstige) mogelijkheden en de beperkingen van het lichamelijk functioneren. Daar waar in de tekst wordt gesproken over een dwarslaesie dient gelezen te worden: een dwarslaesie of een andere ziekte/aandoening van het bewegingssysteem. Voor de leesbaarheid is ervoor gekozen om in de tekst enkel dwarslaesie te gebruiken. Om tot zingevend leven met een dwarslaesie te komen is méér nodig dan zo goed mogelijk lichamelijk revalideren. Het is noodzakelijk om voldoende aandacht te hebben voor dat ‘méér’, dit om te voorkomen dat de verwerkingen stagneert waardoor de persoon met een dwarslaesie (soms pas jaren later) een terugslag kan krijgen. Het is niet voor niets dat reeds in het revalidatiecentrum aandacht wordt gevraagd voor de psychische gevolgen die het hebben van een dwarslaesie met zich meebrengt. In feite gebeurt dit tussen de bedrijven door elke dag opnieuw in tal van situaties door de revalidant zelf, zijn familie, de verpleging en andere behandelaars. Soms is dit niet voldoende om het revalidatieproces voorspoedig te laten verlopen; bij hen wordt dan de psycholoog intensief bij de behandeling betrokken. In het navolgende stuk zal allereerst worden ingegaan op het werk van de psycholoog. Vervolgens komt het thema ‘verwerking’ aan de orde. Wanneer krijgt u te maken met de psycholoog? Het antwoord op deze vraag hangt vooral af van de situatie waarin iemand terecht is gekomen tengevolge van de aandoening. In de volksmond heet het wel eens dat je ‘goed gek’ bent als je naar de psycholoog gaat. Mensen die dit zeggen of denken weten over het algemeen niet wat een psycholoog doet. Wanneer mensen met een dwarslaesie worden verwezen naar een psycholoog heeft dit bijna altijd te maken met de gevolgen van de aandoening voor het dagelijks leven van de persoon en zijn familie (en dus niets met gek zijn). Voor mensen met een dwarslaesie kan de psycholoog een bijdrage leveren aan de behandeling van problemen rondom bijvoorbeeld beroepshervatting, seksualiteit, verwerking, relaties en het leren van sociale vaardigheden. Hierbij kan gedacht worden aan leren goed op te komen voor jezelf of het op een sympathieke manier vragen of afwijzen van hulp van anderen. De werkzaamheden van de psycholoog zou je kunnen onderverdelen in: (1) diagnostiek, (2) voorlichting en advisering en (3) behandeling. 1. Diagnostiek Diagnostiek is een ander woord voor onderzoeken, uitzoeken. Dit doen eigenlijk alle behandelaars, zo ook de psycholoog. Hij kan daarbij onder meer gebruik maken van gesprekken, vragenlijsten en een psychologisch onderzoek. Dit zijn hulpmiddelen (net zoals bijvoorbeeld een bloeddrukmeter) om gegevens te verkrijgen over de capaciteiten of het gedrag van iemand. Die informatie kan een bijdrage leveren aan de totale behandeling. Meestal duurt een psychologisch onderzoek bij elkaar een paar uur. Het onderzoek is daarom verdeeld over verschillende dagen. Bij de diagnostiek wordt de psycholoog terzijde gestaan door de psychologisch assistente. Zij neemt tests af en legt vragenlijsten voor. Soms wordt gedacht dat van een ‘psychologische test’ alles afhangt. Dat is dus niet waar: testresultaten zijn hulpmiddelen bij het nemen van beslissingen en de beantwoording van belangrijke vragen. Om welke vragen gaat het dan? Bij mensen met een dwarslaesie zijn dikwijls de volgende drie vragen van belang:
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD
Wat zijn iemands opleiding- en beroepsmogelijkheden? Als mensen door een ziekte of aandoening ernstige beperkingen hebben in hun lichamelijke mogelijkheden zien velen zich genoodzaakt om van beroep of opleiding te wisselen om in hun bestaan te kunnen voorzien. In het begin van de revalidatie is voor velen deze vraag nog niet zo belangrijk. In de loop van het (revalidatie)proces komen de meeste mensen met een dwarslaesie tot de ontdekking dat het dagelijkse bestaan meer vraagt dan de zorg voor het lichaam. Getracht wordt om zo vroeg mogelijk in het revalidatieproces een heroriëntatie op gang te brengen. Heroriënteren kost tijd, inspanning en dikwijls ook pijn en verdriet: afscheid nemen van wat was. Als onderdeel van het zoeken naar nieuwe mogelijkheden kan een onderzoek naar iemands beroepsinteresse, capaciteiten, vaardigheden, wensen en bereidheid reeds in de revalidatiefase een belangrijke stimulans en een zinvolle eerste stap zijn. Dit soort onderzoek wordt wel beroepsinteresseonderzoek genoemd. De conclusies daarvan kunnen een rol spelen bij het uiteindelijk bepalen van de beroepsmogelijkheden. Is er naast de dwarslaesie mogelijk ook sprake van hersenletsel? Het is bekend dat minstens één van de tien mensen die een dwarslaesie oplopen door het ongeval tevens een hersenbeschadiging heeft. Hierdoor kan het vermogen om nieuwe informatie op te nemen, vast te leggen en te gebruiken gestoord zijn. Kennis hierover is van groot belang omdat tijdens de revalidatie juist enorm veel nieuwe dingen moeten worden geleerd. Bovendien kan iemand die ook een hersenbeschadiging heeft soms hierdoor niet meer zijn vroegere beroep uitoefenen. Tenslotte kan een hersenbeschadiging tot gevolg hebben dat iemand zich anders gaat gedragen, een ander karakter krijgt. Hij wordt bijvoorbeeld trager, raakt eerder geïrriteerd, toont minder interesse, kan zich minder goed concentreren en kan minder goed onthouden. Zeker wanneer de revalidant overweegt zich te laten om- of bijscholen of na de revalidatie weer terug te keren naar zijn werk is het belangrijk te weten of er geen obstakels zijn zoals stoornissen veroorzaakt door een hersenbeschadiging. Dergelijke stoornissen kunnen onderzocht worden door middel van een neuropsychologisch onderzoek. Is er sprake van revalidatiebelemmerend gedrag? Revalidatiebelemmerend gedrag. Het woord zegt het al: gedrag dat de revalidatie belemmert. Dit komt bij iedereen wel eens voor. Bijvoorbeeld geen zin hebben om mee te werken, of een handeling zo onbelangrijk vinden dat je vergeet het zo zorgvuldig mogelijk te doen. Als dit incidenteel plaatsvindt is er geen reden om de psycholoog in te schakelen. Bij sommige revalidanten is er echter sprake van dusdanig revalidatiebelemmerend gedrag dat verder revalideren weinig zin heeft. Het is dan belangrijk na te gaan wat de oorzaken van dat gedrag zijn en of er iets aan gedaan kan worden. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat iemand erg veel moeite heeft met afhankelijk zijn en zijn verzet hiertegen juist botviert op de mensen waar hij op dat moment het meest mee te maken heeft (vaak de verpleging en of therapeuten). Een ander kan echter vanwege hele andere redenen dergelijk agressief gedrag vertonen, bijvoorbeeld omdat hij nu eenmaal ‘zo in elkaar zit’ en altijd zo is geweest. Voor de behandelaars en de omgeving (en dikwijls ook de revalidant zelf) is het van belang om te weten wat er aan de hand is en waarom hij doet zoals hij doet. Pas dan kan de beste behandeling worden gegeven. Bij onderzoek naar revalidatiebelemmerend gedrag gaat het om zogenaamd persoonlijkheidsonderzoek. 2. Voorlichting en advisering Op basis van de diagnostiek wordt de revalidant voorgelicht over de bevindingen. De resultaten worden gezamenlijk met de revalidant en zijn familie (indien gewenst) besproken. Soms gebeurt dit in meerdere gesprekken; er is tijd nodig om de gegeven informatie te overwegen en er verstandige conclusies uit te trekken. Ook hier geldt: revalideren is leren, in dit geval leren over jezelf en over je toekomst mogelijkheden.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD
Dikwijls zetten de onderzoeksresultaten een heel proces in gang. Zo kwam bijvoorbeeld uit een beroepeninteressetest dat meneer x niet zo geïnteresseerd was in administratief werk (in zijn oude werk had hij dat nooit gedaan er heeft er derhalve ook nooit over na hoeven denken hoe hij dat vond). Later bleek echter dat hij door het onderzoek (hij had voldoende capaciteiten voor administratief werk) en de bespreking van de resultaten pas echt was gaan nadenken en praten over zijn toekomst. Drie maanden daarna meldde hij zich aan voor een administratieve opleiding. 3. Behandeling De betrokkenheid van de psycholoog bij de behandeling kan rechtstreeks, via of in samenwerking met andere leden van het behandelteam, plaatsvinden. Naast advisering en begeleiding bestaat de mogelijkheid van psychologische behandeling. Het betreft meestal behandeling van:
Onvoldoende sociale vaardigheden; iemand kan bijvoorbeeld veel moeite hebben met anderen laten weten waaraan hij behoefte heeft. Of contacten met anderen gaan vermijden uit angst dat gevraagd wordt wat er gebeurd is of uit angst om afgewezen te worden. Maar ook omdat iemand bijvoorbeeld niet weet waarover iets te zeggen, hoe een gesprek te beginnen etc. Problemen met veranderingen in de seksualiteit; de behandeling bij seksuele problematiek begint meestal met het geven van informatie. Dit is echter vaak niet voldoende om de problemen te verminderen. Met de revalidant en diens partner moet begonnen worden met leren praten over seksualiteit. Daarna kan een behandelprogramma worden opgesteld waarin verschillende vormen van seksuele stimulatie worden geoefend Relatieproblemen; de gevolgen van een dwarslaesie zijn dikwijls zo ingrijpend dat van beide partners een hele nieuwe invulling van de relatie wordt gevraagd. De vroegere taakverdeling zal dikwijls enorm veranderen, waardoor beide partners dingen en activiteiten belangrijk ‘moeten’ gaan vinden waarover de partner zich vroeger nooit zorgen maakte. Als partners elkaar hierin onvoldoende kunnen ondersteunen kan relatietherapie soms een uitweg bieden Te veel gespannenheid; overmatige gespannenheid kan meerdere oorzaken hebben en niet alleen een geestelijke maar ook een lichamelijke belasting vormen. Relaxatietraining is bedoeld om te leren actief te ontspannen, hetgeen kan bijdragen aan het gevoel de controle over zichzelf en het eigen lichaam te herwinnen Zingeving- en verwerkingsproblemen. Omdat ‘verwerking’ een belangrijke voorwaarde is voor een goed herstel wordt hieraan apart aandacht besteed
Uit het voorgaande blijkt dat de behandeling soms eveneens de partner of andere familieleden betreft. Ook zij moeten zich aan de nieuwe situatie aanpassen en ook voor hen geldt dat dit niet altijd vanzelf gaat. Verwerking Het verwerkingsproces, wat is dat? Je moet het ‘verwerken’. Wat wordt daar eigenlijk onder verstaan? Verwerking is een proces. Het gaat daarbij om het geheel van ‘normaal’ te verwachten reacties bij mensen die een ernstig verlies ervaren. Een ernstig verlies is bijvoorbeeld de dood van een dierbaar persoon, een scheiding of als je huis afbrandt. Er wordt ook van een ernstig verlies gesproken als iemand iets van zichzelf verliest. Bijvoorbeeld een lichaamsdeel, een gave huid of bepaalde vermogens of eigenschappen. Daarbij kan je denken aan het vermogen om te schrijven en het vermogen om te lopen of een eigenschap als vrolijkheid of bereidheid om anderen te belpen. Bij een dwarslaesie is er dus altijd sprake van een ernstig verlies. Een eerste reactie op een ernstig verlies is vaak het ontkennen ervan (‘hij komt wel weer terug’, ‘ik kom toch wel aan het open’, ‘straks kan ik alles weer’), waardoor geen emotionele reacties optreden. Dit kan gezien worden als een beschermingsmechanisme waarbij de persoon zichzelf onbewust beschermt tegen te intense emoties. Er is bij ontkenning meestal sprake van een tijdelijke situatie, waarbij de dwarslaesie wordt gezien als een ziekte die kan genezen. In de revalidatie komen vaak ook subtieler vormen van ontkenning voor: Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD
het niet opnemen of vertekenen van informatie die gegeven wordt Instructies en uitleg moeten vaak verschillende malen worden herhaald. Pas heel geleidelijk komen ze over het overschatten van de eigen mogelijkheden en de huidige situatie Men sluit de ogen voor (een deel van) de consequenties van de door de dwarslaesie veroorzaakte beperkingen. Bijvoorbeeld dat mogelijk niet alle vroegere vrienden de nieuwe situatie zullen accepteren, waardoor vriendschappen kunnen verwateren het zich terugtrekken uit een actieve medewerking oppervlakkig past iemand zich goed aan, ondergaat de behandeling braaf en opgewekt maar leert weinig of niets of past het niet toe buiten de therapiesessies
Gaandeweg dringt tot het bewustzijn door wat er is gebeurd en wat de gevolgen voor de toekomst zijn. Dit besef kan allerlei emoties oproepen: wanhoop en verdriet, angst, opstandigheid en boosheid, moedeloosheid, schuldgevoelens of jaloezie. In de loop van de tijd kunnen verschillende reacties elkaar afwisselen. Op den duur worden de reacties minder heftig en komen ze minder vaak voor. Langzaamaan wordt een nieuw emotioneel evenwicht bereikt en komt er ruimte om te zoeken naar een bevredigende aanpassing aan de nieuwe situatie. Verwerking: waarom? Men spreekt van een verwerkingsproces omdat het verschillende reacties zijn en omdat deze zich over een langere periode voordoen. Het verwerkingsproces kan daarom worden beschouwd als een reeks pogingen om controle te krijgen over het verlies en om weer greep te krijgen op de nieuwe situatie. Verwerking is een belangrijk onderwerp. Het bepaalt in grote mate of revalidatie slaagt of niet. Immers, hoe iemand met zijn beperkingen (zijn verlies) omgaat heeft veel invloed op het verloop van het revalidatieproces. Het blijkt telkens weer dat mensen die min of meer dezelfde aandoening hebben en op dezelfde manier worden behandeld toch een heel verschillend eindresultaat behalen en bovendien het behaalde resultaat op een heel verschillende manier ervaren. Daarom staan twee vragen centraal: 1. 2.
Wat betekent het voor iemand om een lichamelijke handicap te krijgen? Hoe reageren mensen op een lichamelijke handicap; hoe verwerkt iemand dit?
Het welzijn van iemand, de mate waarin iemand zich gelukkig voelt, hangt af van de vraag of de twee volgende zaken in overeenstemming zijn en elkaar overlappen:
de doelen die mensen nastreven; dat wat ze wensen voor zichzelf de mogelijkheden die men heeft; de feitelijke capaciteiten.
Meestal is het zo, dat mensen regelmatig die dingen bereiken die ze ook willen bereiken. Ze zullen zich dan redelijk gelukkig voelen. De doelen, die mensen nastreven, verschillen van persoon tot persoon, maar er zijn ook overeenkomsten aan te geven. Zo streven veel mensen in onze maatschappij naar bijvoorbeeld:
arbeid; een baan hebben; de kost verdienen goed uiterlijk; er aantrekkelijk uitzien normaal zijn; zijn zoals de anderen, niet écht opvallen onafhankelijk zijn; op eigen benen staan
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD
Lichamelijke beperkingen vormen vaak een belemmering voor het bereiken van een aantal van die doelen. Door de aandoening ontstaat er een kloof tussen wat je wilt, je doelen, en wat je kunt, je mogelijkheden. De meeste mensen zullen wanneer ze gehandicapt raken een kloof tussen doelen en mogelijkheden, tussen willen en kunnen gaan ervaren. Er ontstaat dan een gevoel van ontevredenheid, een gevoel van minder waard te zijn; je voldoet niet meer aan het beeld dat je van zichzelf had en waaraan je graag zou willen voldoen. Hierdoor daalt de zelfwaardering, immers er zijn een aantal mogelijkheden weggevallen. Er treedt als het ware een ontwaarding van zichzelf op. Dat is een pijnlijke toestand, waarop mensen op verschillende manieren kunnen reageren. zoals:
Alle nadruk leggen op oefenen Alles op alles zetten, keihard werken om de lichamelijke beperkingen weg te werken, zodat de mogelijkheden weer op het oude peil komen te liggen Als dat lukt is het probleem opgelost. Wat natuurlijk veel vaker voorkomt is, dat het onmogelijk blijkt om de vroegere situatie helemaal te herstellen. Het verschil tussen mogelijkheden en doelen blijft tot op zekere hoogte bestaan en daarmee ook de toestand van ‘jezelf minder waard’ voelen. Dit harde werken heeft inmiddels toch veel nut gehad, want hierdoor worden de grenzen van het haalbare duidelijk; het heeft ertoe aangezet er uit te halen wat er in zit. Meestal ontstaat er tijdens de revalidatie na enige tijd een beeld van hoe de mogelijkheden er in de toekomst ongeveer blijvend uit zullen gaan zien. Ik geef het op Men geeft het op, trekt zich terug uit de strijd en gaat moeilijke situaties waarin een confrontatie met zijn lichamelijke beperkingen plaats zou kunnen vinden uit de weg. Het gevolg is dat iemand dan passief en gelaten wordt. Sommige mensen voelen zich dan echt depressief, anderen krijgen een wat sombere stemming: ‘Als ik zó weinig overhoud, dan hoeft het niet meer.’ Ik lichamelijk gehandicapt? Nooit! Weer anderen proberen die beperkingen te ontkennen of ze doen alsof het ‘niets voorstelt’. Ze geven niet op en blijven ondanks herhaalde tegenvallers doorgaan met pogen bij te blijven of juist beter te zijn dan de mensen zonder dwarslaesie. Vaak is er sprake van té optimistische ideeën over de toekomst. Iemand doet dan alsof alles normaal is: er is niks aan de hand. Ingedeeld worden bij de ‘groep’ lichamelijk gehandicapten is iets wat juist vermeden wordt; sommige mensen met een dwarslaesie zetten zich zelfs sterk tegen af door duidelijk aan te geven dat ze zelf niet zo zijn Alles en iedereen is tegen mij; ik pik het niet Als mensen geblokkeerd worden in het nastreven van hun wensen levert dat dikwijls frustratie en agressie op. Als iemand in iets gehinderd wordt kan dat boosheid geven en leiden tot agressief gedrag Mensen met een verworven beperking of handicap worden nogal eens boos op het eigen lichaam. Het wordt met wantrouwen in de gaten gehouden en beschouwd als een vijand. Soms wordt dit geuit door het eigen lichaam te slaan of door erop te schelden of cynische grappen te maken. Terwijl iemand bij wijze van spreken vroeger zijn lichaam was is het nu zo dat die persoon ervaart een lichaam te hebben dat je vaak dwarsboomt en tot last is. Er ontstaat als het ware een afstand ten opzichte van het lichaam. De boosheid kan ook gericht zijn op de omgeving om iemand heen. Door het idee niet begrepen en veroordeeld te worden kunnen gevoelens als boos en frustratie optreden. En wie toevallig in de buurt is krijgt om het minste of geringste de volle laag. Al dan niet terecht en al dan niet met opzet. Want vaak krijgen juist de mensen die het meest betrokken zijn en die voor de persoon met een dwarslaesie het meest betekenen deze kwaadheid over zich heen. Het lijkt er bovendien ook op dat de persoon met een dwarslaesie ervan uitgaat, dat anderen net zo over hen denken als ze over zichzelf denken. Vervolgens worden ze boos omdat ‘men’ zo negatief over hen denkt
Deze reacties kunnen afwisselend bij één persoon voorkomen afhankelijk van de omstandigheden, de manier waarop hij in elkaar steekt en de wijze waarop de omgeving reageert. Het zijn begrijpelijke en normale reacties die zich bij veel revalidanten voordoen. Het zijn pogingen om met het verlies om te gaan.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD
Wat zijn oplossingen? Op een bepaald moment is het duidelijk dat bepaalde mogelijkheden en capaciteiten niet meer terugkomen. Hoe kan dan het verschil tussen wensen en doelen worden verminderd? Op deze vraag die elke persoon met een dwarslaesie zich vroeg of laat moet stellen is maar één antwoord: Dat kan alleen door wat te veranderen aan de doelen en wensen, die ik nastreeft. Het betekent dat iedere persoon met een dwarslaesie zich de vraag moet stellen waar het in het leven écht om gaat. Dit blijkt een van de moeilijkste vragen die we onszelf kunnen stellen. Om deze vraag te beantwoorden zal kritisch gekeken moeten worden naar de eigen wensen en doelen en zich daarbij afvragen ‘Is dat allemaal nou echt zo belangrijk? Kan ik ook anders leven?’ Het gevolg kan dan zijn dat doelen en wensen veranderen:
De doelen en wensen, die vroeger nauwelijks van belang waren (voor sommigen bijvoorbeeld genieten van de natuur) en die dus niet werden nagestreefd, kunnen veel belangrijker worden. Er komen nieuwe doelen bij. De aandacht wordt gericht op andere, nieuwe activiteiten en ervaringen Bepaalde doelen en wensen (zoals bijvoorbeeld ‘er uit zien als iedereen’) kunnen minder belangrijk worden. Het komt er dan op neer dat aan sommige zaken minder waarde wordt gehecht, zodat het verlies minder sterk wordt beleefd Een omschakeling van ‘jezelf vergelijken met anderen en daarvan je zelfwaardering laten afhangen’, naar opvattingen als ‘ik weet zelf wat ik waard ben; ik ga van mezelf uit en vergelijk me niet met anderen maar met mezelf’, ‘ik doe wat ik kan, ik zet me zo goed mogelijk in en daarom waardeer ik mezelf positief. Ook al is het uiteindelijke resultaat of product veel minder dan vroeger, daarom ben ik nog niet minder waard.’
Als dergelijke veranderingen zijn opgetreden gaat dit meestal samen met een verandering in de wijze waarop mensen over zichzelf denken Er vindt een overgang plaats van: ‘ik ben onvolledig’ naar ‘ik ben zoals ik ben; ook al beschik ik niet over alle vroegere mogelijkheden, mijn leven is volledig.’ Mooie woorden, maar in de praktijk blijkt zo’n verandering enorm moeilijk; immers je doelen en wensen, dat wat je belangrijk vindt in het leven, zijn dingen die je niet gemakkelijk loslaat of verandert. Ze vormen een deel van jezelf; het zijn zaken die je in de loop van je leven hebt ontwikkeld en meegekregen en die je niet voor niets steeds met je meegenomen hebt. Veranderingen daarin aanbrengen kost veel tijd, moeite en ‘vallen en opstaan’. Een lichamelijke beperking heeft niet alleen gevolgen voor de betrokkene zelf maar tevens voor zijn directe omgeving, zoals ouders, partner en kinderen. Ook voor hen betekent de lichamelijke beperking dat er een aantal mogelijkheden die er vroeger waren wegvallen. Ook zij worden immers beperkt in het nastreven van wensen die zij hadden. Taken moeten opnieuw worden verdeeld, gezamenlijke mogelijkheden worden verminderd en er komen andere activiteiten bij. Daarom is er ook sprake van een verwerkingsproces in de omgeving van de betrokkene, waarbij zich hetzelfde soort reacties kan voordoen als bij de persoon met een dwarslaesie zelf met gevoelens van ongeloof, teleurstelling, somberheid en boosheid. Het doormaken van zo’n proces is voor de directe omgeving net zo noodzakelijk en onvermijdelijk als voor de betrokkene zelf. Extra moeilijk kan het worden als de persoon met een dwarslaesie en zijn omgeving niet of weinig met elkaar bezig zijn over wat de beperking voor hen betekent. Zo kan het voorkomen dat partners zich onvoldoende ten opzichte van elkaar uiten, vaak omdat ze elkaar wil sparen ervan uitgaande dat erover praten voor de ander te pijnlijk en confronterend is. Het gevolg kan zijn dat juist in een periode waarin men elkaar hard nodig heeft (óók in het zoeken naar nieuwe doelen en mogelijkheden) er een afstand tussen de beide partners gaat ontstaan. Mensen kunnen zich dan allerlei weinig stimulerende gedachten in hun hoofd halen als: ‘Nu kunnen we nooit meer ergens gezellig samen naartoe,’ ‘een gehandicapte vent is maar een halve vent,’ ‘nu zal zij me zeker niet meer aantrekkelijk vinden,’ ‘nu komt de hele opvoeding van de kinderen op mijn schouders terecht,’ of ‘ik moet er niet aan denken dat ik hem straks de hele dag thuis heb.’
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD
Revalideren doe je samen. De toekomst hoeft niet zo somber te zijn als uit bovenstaande opmerkingen naar voren komt. Maar het gaat meestal niet vanzelf de ‘goede’ kant op. Daarom tot slot enkele opmerkingen over hoe je met iemand, die het moeilijk heeft met zichzelf, zou kunnen omgaan: (1) laat merken en voelen, dat je de ander de moeite waard vindt, of zoek (ook samen) bewust naar nieuwe elementen waardoor dit weer mogelijk wordt; (2) probeer te begrijpen wat er in de ander omgaat en laat dat ook merken aan die ander; (3) probeer open en eerlijk zijn. Laat de ander niet alleen met zijn twijfels, gedachten en gevoelens maar laat merken wat er in je omgaat en bespreek dat. Die ander kan daardoor erop vertrouwen dat je hem/haar serieus neemt. Maak bijvoorbeeld toekomstideeën bespreekbaar. Laat de ander niet alleen in zijn vermoeden dat je hem misschien wilt verlaten omdat je het wellicht zelf niet meer aan kan. Besef en bepraat dat lichamelijke afhankelijkheid slechts één vorm van afhankelijkheid is.
Voorlichtingsklapper revalidanten F2B februari 2004 Artikelcode: 1038642
Inhoudsverantwoordelijke: TvD