De psychologische aspecten van overtraining Inleiding De dagelijkse sessie -soms van vijf uur en langer achter de brommer van echtgenoot Michael- vraten ongemerkt een flink gat in Van Moorsels reserves. Maar ja, ze moest tussendoor ook nog even de WK-achtervolging doen, een hoogtestage in Sierra Nevada volgen en opdraven in de Holland Ladies Tour. 'Op karakter zou het wel zijn gelukt,' beweert ze nu. 'Alleen fysiek zat ik er volledig doorheen. In normale doen heb ik 's morgens bij het opstaan een hartslag van 37,38. Sinds mijn terugkeer uit Sierra Nevada kwam die niet meer onder de 50. Ik legde onmiddellijk de link met de hartproblemen in mijn familie. Toen ik vervolgens ook last kreeg van hartkloppingen, had ik het niet meer. Dat was op de dag dat de Ladies Tour zou starten.' Een bliksembezoek aan bondsarts Tjeerd de Vries wees uit dat Van Moorsels hartklachten nergens op gebaseerd waren. 'Tjeerd en Mike adviseerden me daarom toch mee te doen aan de ronde. Ik zelf hield mijn bedenkingen, omdat ik voelde dat ik aan rust toe was. We reden naar Kampen, waar de Ladies Tour zou vertrekken. Nee Mike, ik kan het niet, heb ik op 20 kilometer van Kampen in de auto gezegd. En janken joh, ik zat in één keer compleet aan de grond.' (Algemeen Dagblad, woensdag 1 oktober 2003). Lichaam en geest zijn één geheel, zo blijkt ook uit bovenstaand stukje over Leontien van Moorsel, die onlangs het werelduurrecord aan flarden reed. Ze zegt dat ze er alleen fysiek helemaal doorheen zat, maar uit haar angsten over haar hartkloppingen en het 'janken' in de auto op weg naar Kampen zou je kunnen constateren dat ook op mentaal/ emotioneel vlak één en ander gaande was. Dat is ook heel logisch, omdat lichaam en geest geen gescheiden systemen zijn: Je kunt niet fysiek 'er helemaal doorheen zitten' en mentaal op een topniveau functioneren. Daarom spelen bij overtraining ook mentale aspecten een rol. Daar gaat dit artikel over. Wat is overtraining? Weinberg & Gould (1995) maken onderscheid tussen 'overtraining', 'staleness' en 'burn-out'. Ze zien overtraining als een vorm van training die te zwaar is en te lang aanhoudt voor een sporter om zich daaraan aan te passen met 'overtraind zijn' als gevolg (staleness). Dus overtraining is de stimuli en overtraind zijn (staleness) is de respons. In de Europese literatuur wordt meestal de term 'overtraining' gebruikt in de Amerikaanse literatuur meestal de term 'staleness'. Burn-out beschrijven Weinberg & Gould (1995) als een fysieke en emotionele totale uitputting met een gebrek aan energie, interesse en vertrouwen. Tevens is er sprake van depressie, faalangst, weinig zelfvertrouwen, gevoel van niets kunnen, moeilijk in omgang met anderen en prestatievermindering. Vaak heeft burn-out drop-out tot gevolg, oftewel de sporter stopt met zijn sport. Andere onderzoekers (Rietjens, 2002) zijn van mening dat 'overreaching' de eerste fase is op weg naar overtraining, als er geen rust volgt op de 'overreaching'. Dit is een glijdende schaal. 'Overreaching' kenmerkt zich doortoenemende vermoeidheid en een vertraagd herstel. Fry, Morton & Keast hebben een overzicht gemaakt van overtrainingssymptomen aan de hand van de literatuur. Ze maken daarin onderscheid in fysiologische/ prestatie symptomen, immunologische
symptomen, biochemische en psychologische/ informatieverwerkende symptomen. In het kader van dit artikel zullen alleen de symptomen van de laatste categorie worden genoemd, te weten: -
depressieve gevoelens
-
algehele apathie
-
geen goed gevoel over zichzelf
-
emotioneel instabiel
-
gevoelig voor stress
-
angstig voor competitie
-
niet goed eten
-
persoonlijkheidsveranderingen
-
moeite met concentreren
-
snel afgeleid
-
moeite met grote hoeveelheden informatie opnemen
-
opgeven als het even tegen zit
Hackney, Perlman en Nowacki (1990) maken onderscheid in symptomen van overtraining en symptomen van burn-out zijn (voor een duidelijk onderscheid tussen overtraining en burnout, zijn hier ook de fysieke aspecten opgenomen). Volgens hen is er bij overtraining sprake van : -
apathie
-
loomheid
-
slaap stoornissen
-
gewichtsverlies
-
verhoogde rustpols
-
verzuurde en pijnlijke spieren
-
stemmingsveranderingen
-
bloedruk verhoging
-
spijsverteringsstoornissen
-
langere hersteltijd
-
verminderde eetlust
Bij burn-out is er volgens hen sprake van : -
geen zin om te sporten
-
minder om anderen geven
-
slaap stoornissen
-
fysieke en emotionele uitputting
-
verlaagd zelfvertrouwen
-
hoofdpijn
-
stemmingsveranderingen
-
verandering in waarden en overtuigingen
-
emotionele isolatie
-
toegenomen spanning
'Ik sliep van elf uur 's avonds tot één uur 's middags en als ik opstond was ik nog steeds moe. Ik kon bijna niets eten. Overdag zat ik een beetje in bad, dat kost me geen energie. Autorijden, televisie kijken en mensen opzoeken, dat was te vermoeiend. Het is een hel om zo te moeten leven, in die periode ben ik ook behoorlijk vereenzaamd' Niels Steenis (Sport International, januari 2000, blz. 19)
Model voor burn-out Smith (1986) ontwikkelde een model om het ontstaan burnout te verduidelijken (figuur 1). Dit model gaat allereerst uit van een situatie die eisen stelt aan de sporter en de eigen mogelijkheden van de sporter om aan die eisen te voldoen. Indien de sporter een verschil ervaart tussen de (waargenomen) eisen vanuit de omgeving en de (waargenomen) eigen mogelijkheden om aan deze eisen te voldoen, kan er een subjectief gevoel van spanning ontstaan. Dit subjectief gevoel van spanning wordt ook wel stress genoemd en lang aanhoudende stress kan leiden tot burnout.
Het tweede component van dit model is de beoordeling van de situatie door een sporter. Want stress wordt namelijk niet veroorzaakt door de situatie zélf, maar door de manier waarop de sporter deze situatie beoordeelt. De beoordeling van de situatie wordt beïnvloedt door persoonlijke variabelen. Te denken valt daarbij aan overtuigingen over zichzelf en de wereld, verwachtingen omtrent komende uitdagingen, doelen, zelfbeeld, introversie en extroversie en niveau van angst. Deze variabelen kleuren als het ware de interpretatie van situatie en leiden tot een beoordeling van belangrijkheid van de situatie. Beoordeeld een sporter een situatie als belangrijk en wordt die situatie bedreigd dan onstaat er een stressreactie. Deze stressreactie veroorzaakt fysiologische en cognitieve veranderingen, zoals een verhoogde spiertonus, verhoogde hartslag, afname van de coördinatie en de flexibiliteit, versmallen van de aandacht, concentratiestoornissen, prikkelbaarheid en vermoeidheid.
Ter verduidelijking zullen we het stukje inleiding over Leontien van Moorsel als voorbeeld nemen. De situatie is de constatering van haar hoge hartfrequentie bij het opstaan. Voor haar is het erg belangrijk dat ze fit blijft voor alle wedstrijden en het destijds opkomende werelduurrecord. Ze merkt aan de hoge hartslag dat deze fitheid wordt bedreigd en daardoor ontstaat er een stressreactie. Een willekeurige amateur, die ook zijn hartslag meet bij het opstaan en ziet dat deze verhoogd is, doet het alleen 'effe wat rustiger aan'. Hij beoordeelt die hoge hartslag niet als bedreigend, want voor hem is de situatie minder belangrijk en daardoor zal hij minder stress vertonen.
Als laatste component in het schema wordt copinggedrag genoemd: hoe gaat de sporter ermee om, wat voor gedrag laat de sporter zien. Dus de gedragsmatige consequenties van de burnout. Dat kunnen bijvoorbeeld slechte prestaties zijn, rigide gedrag en wellicht uiteindelijk stoppen met sporten. Met betrekking tot een 'kritieke' situatie zei Jimmy Connors: 'Kritiek maakt onderdeel uit van succes. Wat telt is de manier hoe je ermee omgaat' (Sport International, oktober 2003, blz. 29).
Stress Persoonlijke- en motivatie factoren
Situatie eisen en mogelijkheden
Beoordeling van eisen van mogelijkheden van consequenties van betekenis vd consequenties
Fysiologische respons
Coping gedrag
Burnout Hoge of conflicterende eisen: overload Weinig sociale steun Weinig autonomie Weinig beloningen Weinig uitdagingen (verveling)
Gevoel van overload Gevoel van hulpeloosheid Gevoel weinig te hebben bereikt Eigen activiteiten als zinloos/ nutteloos beschouwen
Spanning, boosheid, depressie Slapeloosheid, vermoeidheid Ziekte ontvankelijkheid
Rigide, onbehoorlijk gedrag Afnemende Prestaties Interpersoonlijke Moeilijkheden Stoppen met activiteiten
Persoonlijke- en motivatie factoren
Figuur1: Model van Smith voor burn-out in de sport (1986)
Natuurlijk heeft een burnout tijd nodig om zich te ontwikkelen. Het gebeurt niet van de één op andere dag. Geleidelijk aan is de sporter steeds meer en steeds vaker zijn eigen grenzen aan het verleggen en overschrijden al dan niet onder druk van anderen. Het overschrijden van eigen grenzen wordt door het lichaam aangegeven (zie lijstje met symptomen), echter deze signalen worden niet altijd gehoord (of willen niet gehoord worden). Dit wordt vaak gesymboliseerd door het verhaal van het kikkertje: Als je een kikkertje in een pan met water stopt en geleidelijk aan de kook brengt, doet het kikkertje niets en kookt hij langzaam dood. Stop je een kikkertje direct in een pan met kokend heet water, dan zal hij spartelen voor zijn leven om er toch nog uit te komen. Belasting/ Belastbaarheid Model Een ander model (die het model van Smith overigens niet uitsluit) is het belasting/ belastbaarheid model. Dit model gaat ervan uit dat het lichaam uit balans is bij overtraining. Er is dan sprake van een
disbalans tussen belasting en belastbaarheid. Als er lang mee doorgelopen wordt, herstelt het evenwicht niet, maar wordt het verder verstoord en duurt het evenredig langer om te herstellen. In de sport bestaat de belasting uiteraard uit trainingen en wedstrijden. Indien de trainingsbelasting langdurig toeneemt zonder voldoende rust voor de sporter om te herstellen, is de kans op overtraining aanwezig. Echter ook bij een gelijkblijvende trainings- en wedstrijdbelasting is overtraining mogelijk. Dit vaak tot ongeloof van trainers: 'We trainen net zo veel als vorig seizoen rond deze tijd en toch krijgt hij nu verschijnselen van overtraining. Hoe kan dat?' Een reden zou kunnen zijn dat belasting niet alleen bestaat uit fysieke- maar ook uit mentale componenten. Zoals wedstrijddruk, de druk van de selectie procedure, de media, de sponsor, nieuwe club, van het goed willen en moeten presteren, enz. Maar ook grote niet-sportspecifieke veranderingen in het dagelijks leven kunnen belastend zijn, bijvoorbeeld trouwen, scheiden, verhuizen, ontslag, overlijden of ziekte van een dierbare, enz. Deze grote veranderingen worden ook wel 'life stress' genoemd. Onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat sporters, die veel 'life stress' ervaren, vaker last hebben van blessures (Weinberg & Gould, 1995). Maar ook dagelijkse beslommeringen kunnen gezien worden als een vorm van belasting, zoals ruzie met partner, zaken die niet goed geregeld zijn, files, financiële tegenvallers. Tot slot zijn ook werk of studie naast de sport, het sociale leven en het reizen vormen van belasting. Belastbaarheid heeft te maken met zaken als leeftijd, geslacht, lichaamsbouw, gezondheid, conditie, privé-omstandigheden en werkomstandigheden. Belastbaarheid staat voor hoeveel mensen aan kunnen. Nu is training eigenlijk het continue verstoren van de balans tussen de belasting en de belastbaarheid. Training is de belasting steeds weer een beetje verhogen waardoor de belastbaarheid toeneemt, indien voldoende tijd voor herstel wordt genomen. Alleen dan is er bijvoorbeeld sprake van supercompensatie. Indien de hersteltijd onvoldoende is, zal de disbalans te lang aanhouden en raakt het lichaam uitgeput en kunnen er klachten ontstaan. Duidelijk mag zijn dat hierbij niet alleen de fysieke trainings- en wedstrijdbelasting in acht dient te worden genomen, maar ook de mentale belasting.
Psychologische signalen van overtraining Gerard Rietjens (2002) heeft onderzocht of het mogelijk is om symptomen van overtraining in een vroeg stadium te herkennen. Hij heeft daarvoor verschillende parameters gebruikt, waaronder psychologische tests. Zeven goedgetrainde mannelijke fietsers verdubbelde hun trainingsinhoud voor twee weken. Voor en na deze periode werden een serie tests afgenomen waaronder de verkorte versie van de profile of mood state (POMS). Met deze verkorte POMS werd bekeken of de toegenomen trainingsintensiteit van invloed is op het humeur. De verkorte POMS stelt het humeur vast aan de hand van vijf dimensies: spanning, depressie, boosheid, vitaliteit en vermoeidheid. De totale 'humeur-score' werd verkregen door de uitslagen van de vier negatieve dimensies bij elkaar op te tellen (spanning,
depressie, boosheid, vermoeidheid) en de score op vitaliteit daarvan af te trekken. Dus hoe hoger de 'humeur-score' hoe slechter het humeur. Uit de resultaten kon opgemaakt worden dat er sprake was van een trend richting een toegenomen gemiddelde 'humeur-score'. Hoewel er geen sprake was van een significant verschil, kon er voorzichtig geconcludeerd worden dat de toegenomen trainingsintensiteit een negatief effect had op het humeur. Dit bleek ook uit onderzoek van Morgan, Brown, Raglin, O'Connor & Ellickson ((1987). Zij concludeerden dat er een relatie bestaat tussen de trainingsintensiteit en het humeur: hoe zwaarder de training, hoe groter de humeurverandering. Onder deze humeurverandering wordt verstaan een toename in depressie, boosheid en vermoeidheid en een afgenomen vitaliteit. Dit werd zichtbaar in het omgekeerde 'iceberg profile' hetgeen geassocieerd wordt met overtraining. Het blijkt namelijk dat er bij de gemiddelde succesvolle sporter sprake is van een 'iceberg-profile' (zie figuur 2): een succesvolle sporter scoort in vergelijking met een minder succesvolle sporter hoger op vitaliteit en lager op spanning, depressie, boosheid en vermoeidheid, waardoor en een ijsberg ontstaat. Echter in het geval van overtraining neemt de vitaliteit juist af en de overige dimensies zoals vermoeidheid toe waardoor de ijsberg verandert in een dal. Dit dal zou je als symbool kunnen zien voor het dal waar de overtrainde sporter uit moet komen. 60
Gemiddelde score succesvolle sporter
50
40 Spanning
Depressie
Boosheid
Vitaliteit
Vermoeidheid
Figuur2: 'iceberg-profile' van de Profile of Mood States (POMS)
Voorkomen en Genezen Hoe kan er worden voorkomen dat overtraining ontstaat? In het voorgaande stuk worden een aantal signalen beschreven waardoor overtraining herkent zou kunnen worden, maar wat als die signalen zich aandienen? Wat te doen als er sprake is van overtraining? In het volgende stukje worden een aantal suggesties gegeven vanuit sportpsychologisch opzicht. Rust en rustig wederopbouwen De belasting dient eerst afgebouwd te worden om vervolgens heel rustig de belasting weer op te bouwen, zodat de belastbaarheid weer kan toenemen. Dit proces kan ondersteund worden door mentale training. Bijvoorbeeld door het stellen van doelen. Voor overtrainde sporters zijn vooral korte termijn doelen van belang. Deze doelen kunnen structuur aanbrengen. Ze creëren een stappenplan
met hele kleine stapjes. Door het behalen van die kleine stapjes en het belonen daarvan kan de sporter een voldaan gevoel krijgen. En dat is juist het gevoel dat sporters nodig hebben, die zichzelf waardeloos en nutteloos vinden en een gebrek aan zelfvertrouwen hebben. Ook ontspanningsoefeningen kunnen een positieve bijdrage leveren. Ontspanningsoefeningen kunnen de spierspanning verminderen en de hartfrequentie verlagen (die vaak verhoogd is bij overtrainde sporters). Het is een techniek die lichaam en geest tot rust kan brengen en kan zorgdragen voor het herstel van het lichaam. Tevens verbetert de belastbaarheid doordat de herstelprocessen na inspanning bevorderd worden en het onnodig ingespannen uitvoeren van bewegingen kan afnemen. Door ontspanningstechnieken ontstaat een spanningsbewustwording en een toename van lichaamsgevoel, die het leren kennen van de eigen grenzen bevorderen. En juist die grenzen zijn bij veel overtrainde sporters vervaagd, omdat ze daar al zo vaak overheen zijn gegaan. Tot slot kunnen ontspanningoefeningen gebruikt worden voor het slapen: het kan helpen bij het inslapen en zorgen voor een rustige slaap. Inzicht geven Inzicht geven in het feit dat meer trainen niet altijd beter is, dus niet 'hoe meer hoe beter'. Dit blijkt ook uit het interview met Triatleet Frank Heldoorn in Sport International (oktober 2003). Twee jaar geleden zette Frank (34) een punt achter zijn topsportloopbaan. Als hobbyist veroverde hij dit jaar met een zevende plaats op het WK bij totale verrassing de A-status. Sport International (blz. 30): Heldoorn durft zijn huidige sportleven geen topsport meer te noemen. Gek genoeg presteert hij hoegenaamd net zo goed als een paar jaar terug. 'Als ik naar mijn eindtijden kijk ben ik vroeger niet veel sneller geweest. Toen deed ik waarschijnlijk te veel, omdat ik de hele dag de tijd had'. Maak dus duidelijk dat het lichaam tijd nodig heeft om te herstellen en stel als trainer niet een overladen trainingsprogramma samen: af en toe een time-out waar mogelijk is waardevol voor het herstel. Er moet sprake zijn van een goede periodisering. Inzicht geven in het proces van stress. Duidelijk maken dat niet de situatie zélf zorgt voor stress, maar de beoordeling van die situatie door de sporter. Dit betekent ook dat de sporter zelf die beoordeling kan beïnvloeden door de situatie op een ander manier te gaan bekijken, vanuit een ander kader. 'Elk nadeel heeft een voordeel' zoals Cruijff zegt. Zoek dat voordeel in elke situatie. Tevens kan de sporter tools aangereikt worden om in het vervolg beter met druk om te gaan. Inzicht geven in het belasting/ belastbaarheid model. Maak de sporter duidelijk dat niet alleen trainingen en de wedstrijden belastend zijn, maar ook bijvoorbeeld de spanning van de wedstrijd, de selectie procedure, de druk om goed te presteren, het werk, de studie, grote veranderingen in het dagelijks leven, enz. Luisteren naar het lichaam Het is een open deur, maar erg belangrijk en door druk van buitenaf kunnen dovemansoren ontstaan. Zoals blijkt uit een interview met Niels Steenis. Hij won in '96 goud tijdens de Spelen met de Holland Acht en is gestopt met roeien wegens overtraining. 'Ik had rust moeten nemen, tijdelijk moeten stoppen met mijn studie. Ik voelde me zo ellendig dat ik niet op bed wilde liggen, omdat je dan wordt
geconfronteerd met jezelf. Bovendien voelde ik me verplicht om mijn studie af te ronden tegenover de mensen van de universiteit die zoveel begrip en behulpzaamheid in mij staken. In maart '98 was ik zo uitgeput dat ik ook te weinig energie had om te studeren. Ik kon helemaal niks meer. … Wat ik me wel afvraag is waarom nooit iemand tegen mij heeft gezegd dat ik roofbouw op mijn lichaam aan het plegen was.' (Sport International, januari 2000, blz.19). Dat het ook anders kan blijkt uit een interview over Pieter van den Hoogenband met de sportarts Hans van Kuijk, die sinds twee jaar de begeleidend arts van de Philips Zwemploeg is: 'Medisch-inhoudelijk is mijn rol zeer beperkt. Pieter is van nature fit, niet of nauwelijks blessuregevoelig en raakt niet snel overtraind of overbelast. Hij voelt zijn lichaam zelf heel goed aan. Hij is zeer nuchter en kan goed zelf bepalen wat goed voor hem is en wat hij wil.' (Sport International, juli 2003, blz. 22).
Imagery Imagery wordt in de volksmond ook wel visualisatie genoemd: het verbeelden met behulp van alle zintuigen. Door in gedachten te blijven trainen en dus de sportvaardigheden in het hoofd door te nemen, gaat de sporter minder achteruit, zo blijkt uit onderzoek. Imagery wordt vaak in combinatie met ontspanningoefeningen gedaan: eerst ontspannen en dan vanuit die ontspanning verbeelden. Bij sommige sporters kan imagery negatieve- en zorgelijke gedachten, twijfels over zichzelf en angst verdrijven. Communiceren Zoals uit bovenstaande blijkt, gaat de overtrainde sporter zich afzonderen van de rest. Communicatie wordt dan bemoeilijkt. Toch is het zaak als coach om regelmatig goed contact te hebben met zijn sporters, zodat de signalen in een vroeg stadium herkend kunnen worden. In sommige gevallen is het te bedreigend voor een sporter om hierover met zijn coach te gaan praten, omdat hij hiermee wellicht zijn positie (bijv. zijn basisplaats, plek in de boot, onderdeel van de selectie, enz) kan kwijtraken. Om die reden zouden ook andere leden van het begeleidingsteam de sporter de mogelijkheid moeten geven om zijn teleurstellingen, gevoelens en frustraties te kunnen uiten. Ter afsluiting een stukje uit het boek over Marcel Wouda (De macht van het water, 2001): Rust is een heilig, maar spaarzaam goed, zeker in zwemkringen, maar Wouda gunt zichzelf niet of nauwelijks de vereiste rust die artsen hem voor schrijven. … ' Ik doe het me vaak zelf aan, maar ik heb geen moment rust in mijn donder. Ik hol van afspraak naar afspraak en tussen de bedrijven door moet ik nog trainen.' Geen wonder dat hij 's avonds dodelijk vermoeid in zijn bed ploft. … Uit onderzoek komt naar voren dat Wouda een verhoogde leverfunctie heeft: een bewijs dat hij te hard heeft getraind en niet goed hersteld is van de inspanningen. … Tijdens de trainingen in Espoo ligt hij achteraan in het veld, tot verbazing van zijn ploeggenoten. Het herstel verloopt moeizamer dan ooit, constateert hij. 'Ik voel me een wrak als ik 's ochtends opsta. Zwemmen is een sleur. Het watergevoel is weg. Ik ben constant in gevecht met het water. Bovendien reageer ik niet op trainingen. Of ik nu 1.08 of 1.25 zwem, ik ben naderhand even moe. Op deze manier heeft het geen zin.' … 'Onbewust heb ik mezelf over de kop gejaagd en laten opjutten door de rest van de ploeg. Zo van: zij ook, dan ik
ook. Ik weet dondersgoed dat ik naar mijn lichaam moet luisteren, maar ik doe het te weinig. Ik blijf maar gaan, gaan, gaan. (blz. 246 t/m 256).
Over Afke van de Wouw… Afke van de Wouw is fysiotherapeut, bewegingswetenschapper en sportpsycholoog. Ze werkt in deze vakgebieden als zelfstandig ondernemer. Als fysiotherapeut heeft Afke ongeveer 10 jaar ervaring in begeleiden van voetbal-, softbal- en hockeyteams. Als bewegingswetenschapper heeft ze onderzoek verricht naar het gebruik van mentale training en begeleiding in de voorbereiding van de Olympische Spelen van Atlanta en Nagano, zowel in Nederland als in Noorwegen. Tevens heeft ze onderzocht of mentale training voor langdurig geblesseerde topsporters een positieve bijdrage kan leveren aan het herstel. Op sportorganisatorisch gebied verricht Afke werkzaamheden voor NOC*NSF en de NFWS (organisatie voor sportkader in Nederland). Als sportpsycholoog geeft Afke mentale training en begeleiding aan (top)sporters. Tevens geeft ze onderwijs/ cursussen/ lezingen aan coaches en sportfysiotherapeuten op gebied van sportpsychologie. Bij vragen kunt u contact met haar opnemen:
[email protected]
Literatuurlijst Fry, R.W., Morton, A.R., Keast, D. (1991). Overtraining in athletes. An update. Sport Med, 12, 32-65.
Hackney, A.C., Perlman, S.N., & Nowacki, J.M. (1990). Psychological profiles of overtrained and stale athletes: A review. Journal of Applied Sport Psychology, 2, 21-33.
Hoogstad, M. (2001). De macht van water. Prometheus, Utrecht.
Meyers, A.W., Whelan, J.P. (1998). A systematic model for understanding psychological influences in overtraining. Overtraining in sport, Human Kinetics, Champaign, Illinois 335-373.
Morgan, W.P., Brown, D.R., Raglin, J.S., O'Connor, P.J., Ellickson, K.A. (1987). Psychological monitoring of overtraininig and staleness. Br J Sports Med, 21, 107-114. Rietjens, G. (2002). Preparing for the Olympic Games, training adaptation in endurance sports. Datawyse/ Universitaire pers Maastricht, Maastricht. Weinberg, R.S. & Gould, D. (1995). Foundations of sport and exercise psychology. Human Kinetics, Champaign, Illinois.